(Goede Vrijdag) 29 maart 2013
• Afkondigingen
• Gezang 189: 1 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, hangt ten spot van snode smaders. Zoon des Vaders, waar is toch uw almacht thans, waar uw goddelijke glans? 2 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, en Hij hangt er mijnentwegen, mij ten zegen. Van de vloek maakt Hij mij vrij, en zijn sterven zaligt mij. • Votum en groet • Gezang 189: 3 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis. Zou ik dan in droeve dagen troostloos klagen? Als ik naar zijn kruis mij richt, valt mijn eigen last mij licht. 4 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis! 'k Heb mij, Heer, voor dood en leven U gegeven. Laat mij dan in vreugd en pijn met U in gemeenschap zijn.
1
• Gezongen geloofsbelijdenis
2
• Gebed • Exodus 12: 1 De HEER zei tegen Mozes en Aäron, nog in Egypte: 2 ‘Voortaan moet deze maand bij jullie de eerste maand van het jaar zijn. 3 Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël: “Op de tiende van deze maand moet elke familie een lam of een bokje uitkiezen, elk gezin één. 4 Gezinnen die te klein zijn om een heel dier te eten, nemen er samen met hun naaste buren een, rekening houdend met het aantal personen en met wat ieder nodig heeft. 5 Het mag het jong van een schaap zijn of het jong van een geit, als het maar een mannelijk dier van één jaar oud is zonder enig gebrek. 6 Houd dat apart tot de veertiende van deze maand; die dag moet de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer slachten. 7 Het bloed moeten jullie bij elk huis waarin een dier gegeten wordt, aan de beide deurposten en aan de bovendorpel strijken. 8 Rooster het vlees en eet het nog diezelfde nacht, met ongedesemd brood en bittere kruiden. 9 Het dier mag niet halfgaar of gekookt worden gegeten, maar uitsluitend geroosterd, en in zijn geheel: met kop, poten en ingewanden. 10 Zorg dat er de volgende morgen niets meer van over is. Mocht er toch iets overblijven, dan moet je dat verbranden. 11 Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en je staf in de hand, in grote haast. Dit is een maaltijd ter ere van de HEER, het pesachmaal. 12 Ik zal die nacht rondgaan door Egypte, en ik zal daar alle eerstgeborenen doden, zowel van de mensen als van het vee, en ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want ik ben de HEER. 13 Maar jullie zal ik voorbijgaan: aan het bloed zal ik jullie huizen herkennen, en door dat merkteken zal de dodelijke plaag waarmee ik Egypte straf, jullie niet treffen. 14 Die dag moet voortaan een gedenkdag zijn, die je moet vieren als een feest ter ere van de HEER. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, alle komende generaties moeten die dag vieren. 15 Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, en verwijder meteen op de eerste dag alle zuurdesem uit jullie huizen; wie op een van die zeven dagen iets eet dat zuurdesem bevat, moet uit de gemeenschap van Israël gestoten worden. 16 De eerste en zevende dag zijn heilige dagen die jullie samen moeten vieren. Die beide dagen mag er geen enkele bezigheid verricht worden, jullie mogen alleen het voedsel bereiden dat ieder nodig heeft. 17 Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht. Generatie na generatie moeten jullie het feest van het Ongedesemde brood vieren, omdat ik jullie die dag, in groepen geordend, uit Egypte heb geleid. 3
• Psalm 116: 7 Wat zal ik, met Gods gunsten overlaân, Dien trouwen HEER voor Zijn genâ vergelden? 'k Zal bij den kelk des heils Zijn naam vermelden, En roepen Hem met blijd' erkent'nis aan.
8 Nu zal ik voor de weldaân, die 'k genoot, Aan Hem, naar mijn geloften, eer bewijzen, Hem onder al Zijn gunstgenoten prijzen. Hoe kost'lijk is in 's HEEREN oog hun dood!
• Lucas 23: 26 Toen Jezus werd weggeleid, hielden de soldaten een zekere Simon van Cyrene aan, die net de stad binnenkwam. Ze legden het kruis op zijn rug en lieten het hem achter Jezus aan dragen. 27 Een grote volksmenigte volgde Jezus, evenals enkele vrouwen die zich op de borst sloegen en over hem weeklaagden. 28 Jezus keerde zich echter naar hen om en zei: ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, 29 want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: “Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd.” 30 Dan zullen de mensen tegen de bergen zeggen: “Val op ons neer!” en tegen de heuvels: “Bedek ons!” 31 Want als dit gebeurt met het jonge hout, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?’ 32 Samen met Jezus werden nog twee anderen, beiden misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden. 33 Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links. 34 Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen. 35 Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden hem en zeiden: ‘Anderen heeft hij gered; laat hij nu zichzelf redden als hij de messias van God is, zijn uitverkorene!’ 36 Ook de soldaten dreven de spot met hem, ze gingen voor hem staan en boden hem zure wijn aan, 37 terwijl ze zeiden: ‘Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!’ 38 Boven hem was een opschrift aangebracht: ‘Dit is de koning van de Joden’. 39 Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen hem: ‘Jij bent toch de messias? Red jezelf dan en ons erbij!’ 40 Maar de ander wees hem terecht met de woorden: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? 41 Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan.’ 42 En hij zei: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt.’ 43 Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: nog 4
vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’ 44-45 Rond het middaguur werd het donker in het hele land doordat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. 45 [44–45] 46 En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit. 47 De centurio zag wat er gebeurd was en loofde God met de woorden: ‘Werkelijk, deze mens was een rechtvaardige!’ 48 De mensen die voor het schouwspel samengekomen waren en de gebeurtenissen hadden gadegeslagen, keerden terug naar huis, terwijl ze zich op de borst sloegen. 49 Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren.
• Psalm 116: 9 Och HEER', ik ben, o ja, ik ben Uw knecht, Uw dienstmaagds zoon; Gij slaaktet mijne banden. Dies doe ik U gewillig offeranden Van lof en dank, U plechtig toegezegd. 10 Ik zal Uw Naam met dankerkentenis, Verheffen, U al mijn geloften brengen;
'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen, In 't heiligdom, waar 't volk vergaderd is. 11 Ik zal met vreugd in 't huis des HEEREN gaan, Om daar met lof Uw groten Naam te danken. Jeruzalem, gij hoort die blijde klanken. Elk heff' met mij den lof des HEEREN aan!
• Verkondiging • Collecte • Gezang 352: 1 U, verborgen Christus, bid 'k eerbiedig aan: doe ons in deez' teek'nen 't heilgeheim verstaan! U geeft zich mijn harte over gans en al, schoon het uwe grootheid nimmer vatten zal. 5
2 Ogen, mond en handen raken U niet aan, door 't gehoor slechts wordt Gij in 't geloof verstaan. Wat Gij, Heer, gezegd hebt, neem 'k als waarheid aan; nooit kan hoger waarheid naast dit woord bestaan.
• Lezen formulier • Dankgebed en voorbede • Gezang 352: 3 Aan het kruis verborg zich slechts uw god'lijkheid, hier verbergt zich tevens uwe mens'lijkheid.
Maar nochtans geloof ik en belijd het klaar: schenk mij dan genade als de moordenaar!
• Viering Heilig Avondmaal • Gezang 352: 4 Niet als Thomas zie ik op uw wonden neer, maar met hem belijd ik U als God en Heer. Maak, dat ik steeds vaster U geloven mag, immer op U hopen en U minnen mag. 5 Heilige gedacht'nis van des Heren dood! Leven schenkt Ge ons mensen, Heiland, levens Brood. • Slotlied Psalm 130: 2 Zoudt Gij indachtig wezen al wat een mens misdeed, wie zou nog kunnen leven in al zijn angst en leed? Maar Gij wilt ons vergeven, Gij scheldt de schulden kwijt, opdat wij zouden vrezen uw goedertierenheid. 3 Ik heb mijn hoop gevestigd op God de Heer die hoort. 6
Geef mijn geest te leven uit uw overvloed, schenk ons van uw rijkdom, kennis, klaar en zoet! 6 Jezus, wiens gedacht'nis ik nu vieren mag, voer mij door de scheem'ring naar die volle dag, dat mijn oog uw aanzicht zonder iets dat scheidt ongesluierd schouwe in Gods heerlijkheid!
Mijn hart, hoezeer onrustig wacht zijn verlossend woord. Nog meer dan in de nachten wachters het morgenlicht, blijf ik, o Heer, verwachten uw lichtend aangezicht.
Zegen
7
8