Goede dementiezorg per 2016 Amsterdam 2 december 2015
Stedelijk Platform Dementiezorg
Inhoud
Stedelijk Platform Dementiezorg Doel van dit document Ontwikkelingen Toekomstbestendige dementiezorg in Amsterdam Bouwstenen: 1. Informatie en advies 2. Casemanagement 3. Netwerk- en mantelzorgondersteuning 4. Toegang en toeleiding 5. Ketenzorg 6. Dagbesteding 7. Financiering 8. Domotica en eHealth 9. Mobiliteit en vervoer 10. Age Friendly City 11. Samenhang in Amsterdam Speerpunten Tot slot 2
Stedelijk Platform Dementiezorg De opdracht van het Stedelijk Platform Dementie (2014-2015) was: Als adres/aanspreekpunt te fungeren voor vragen van stakeholders. De verdere borging van de ketens te begeleiden/bewaken, mede gelet op de veranderingen in de bekostiging van het casemanagement. Verder te gaan met het advies over de dagbesteding. Mee te denken over de dataverzameling over dementie in de stad. Mee te denken over de verhouding tussen ketens, casemanagement, wijkzorg, huisartsen, welzijn en informele zorg. Samenstelling – op persoonlijke titel Huisartsen/eerste lijn: Andreas Keck, bestuurslid Huisartsenkring Amsterdam Welzijn: Jeroen Bos, directeur PuurZuid (Wijk)Zorg: Anja Hommel, programmamanager strategie, kwaliteit & innovatie Cordaan Dagbesteding: Margo Langedijk, programmamanager Odensehuis Casemanagement: Martien Briët, projectleider Nieuw West Casemanagement: Karin Roosemalen, casemanager ZGAO Alzheimer Nederland: Bert Holvast, bestuursvoorzitter afdeling Amsterdam Onafhankelijk voorzitter: Inge Borghuis, raad van bestuur Amstelring 3
Doel van dit document Het Stedelijk Platform Dementiezorg heeft twee jaar bestaan en levert ter afronding van zijn werkzaamheden een stedelijk advies op over de contouren van toekomstbestendige dementiezorg in de stad Amsterdam. Tevens wordt aangegeven wat daarvoor nodig is. Naast de Platformbijeenkomsten (4x per jaar) zijn in 2015 twee themabijeenkomsten rondom de belangrijkste speerpunten georganiseerd, waarvoor alle betrokkenen bij ketenzorg dementie welkom waren: 9 april 2015 7 oktober 2015 Doel van deze bijeenkomsten was het betrekken van de verschillende organisaties en professionals, verbonden aan dementiezorg in de stad, en het verzamelen van input rondom de belangrijkste onderwerpen. Hiermee is het veld gehoord. Het Platform heeft deze input bij het opstellen van haar adviezen meegenomen, maar tegelijkertijd eigen afwegingen gemaakt die aansluiten bij de verschillende beleidsontwikkelingen. Daarnaast onderschrijft het Platform de landelijke Zorgstandaard Dementie. 4
Ontwikkelingen Dementie in Amsterdam
5
Ontwikkelingen Amsterdam Ontwikkeling
Nu
Toekomst
Bron
Sterke toename aantal ouderen (leeftijd)
50.649 (65-74 jaar) in 2012 39.103 (75+ jaar) in 2012
78.000 (65-75 jaar) in 2030 (+ 54%) 61.000 (75+ jaar) in 2030 (+ 56%)
TNO1
Toename aantal personen met diagnose dementie , piek vanaf 2020
8.000 in 2012
12.000 in 2030 (+ 44%)
TNO1
Veel alleenstaanden
55% in 2014
Door extramuralisering verwachting sterke toename thuiswonenden met complexere problematiek
CBS2
Toename multimorbiditeit
195.000 in 2012
234.000 in 2030 (+ 20%)
TNO1
Toename aantal allochtonen, ook met dementie
50% autochtoon in 2014 16% westerse allochtoon in 2014 34% niet west. allochtoon in 2014 1 : 1 verhouding autochtoon/allochtoon in 2012
1 2
CBS2
1 : 1,3 verhouding autochtoon/allochtoon in 2030
TNO1
TNO (mei 2014): ‘Indicatie van de zorgvraag in 2030: prognoses van functioneren en chronische aandoeningen (Amsterdam)’ CBS, 2014 6
Landelijke beleidsveranderingen
Door extramuralisering en het verdwijnen van lage zzp’s komen alleen mensen met een zware ondersteuningsvraag nog in aanmerking voor zorg met verblijf. Daardoor zal in de wijk een doelgroep met steeds zwaardere problematiek zelfstandig blijven wonen en dat vraagt veel van mantelzorgers én professionals. Door de overgang van dagbesteding naar de Wmo, ligt de focus meer dan voorheen op de verbinding met welzijn, versterking van zelfredzaamheid en is er meer aandacht voor mantelzorg & informele zorg. Maar de overgang naar de Wmo leidde ook tot een forse korting op de budgetten. Wijkverpleging valt sinds 2015 onder de zorgverzekeringswet, daardoor meer wijkgerichte organisatie van zorg (‘zorg dichtbij’) en steeds meer samenhang met huisartsenzorg. Casemanagement dementie is tegelijkertijd onder de aanspraak wijkverpleging komen te vallen. Vanaf 2017 wordt in de wijkverpleging een nieuw bekostigingsmodel ingevoerd, waarbij cliëntprofielen en resultaatbeloning een grotere rol gaan spelen. Alle thuiszorgorganisaties zullen op dat moment een geautomatiseerd classificatiemodel (zoals Omaha) gebruiken.
7
Ontwikkelingen in de praktijk
Het aantal personen met dementie neemt toe en hun zorgvraag neemt toe in complexiteit. Niet alleen voor de persoon met dementie, maar ook voor het netwerk/naasten is dementie zeer ingrijpend. Cliënten en hun naasten hebben last van schotten tussen financieringsstromen (Wmo, Zvw, Wlz). Tussen deze stelsels bestaan verschillen in o.a. toegang en eigen bijdragen, wat niet alleen tot verwarring, maar ook tot verkeerde prikkels leidt. Professionele en informele zorg zijn vaak nog niet goed op elkaar afgestemd. Door de hervorming van de langdurige zorg blijven meer mensen met dementie thuis wonen, terwijl de woning en woonomgeving daar nog niet altijd goed op ingericht zijn. De groep allochtone mensen met dementie neemt in omvang toe; door taboes en taalproblemen is de problematiek vaak schrijnender. Het huidige beleid doet een toenemend beroep op zelfredzaamheid en zelfregie; juist bij personen met dementie kan je daar niet (altijd) van uit gaan. De budgetten voor zorg en ondersteuning aan mensen met dementie stijgen niet mee met de toename van de zorg- en ondersteuningsbehoefte.
De groeiende dementieproblematiek zal opgelost moeten worden met minder intramurale zorg en minder thuiszorg… Belangrijk om nu al te anticiperen op deze veranderingen! 8
Toekomstbestendige dementiezorg in Amsterdam Bouwstenen
9
Verschillende doelgroepen… … vragen andere arrangementen & differentiatie.
10
Ketenzorg dementie
11
1. Informatie & advies Constateringen Informatie en advies over zorg en ondersteuningsmogelijkheden bij dementie in Amsterdam is niet goed toegankelijk, erg versnipperd en verschilt tussen stadsdelen. Er is verschil tussen de behoefte aan informatie en advies: ‐ Vóór de diagnose; focus op (vroeg)signalering. ‐ Ná de diagnose; implicaties van dementie en hoe hiermee om te gaan. De zorgstandaard dementie focust sterk op medische aspecten (signalering, diagnostiek, behandeling), terwijl mensen ook met veel andere vragen zitten.
Advies Informatie over Amsterdamse dementiezorg moet actueel, eenduidig en gemakkelijk te vinden zijn en beschikbaar zijn in verschillende talen. Zorg voor herkenbare plekken in de stad waar informatie en advies beschikbaar zijn, aansluitend op plekken waar mensen al komen (bijv. dagbesteding). Versterk de mogelijkheden voor vroegsignalering, door informatie over hoe je dementie herkent meer onder de aandacht te brengen bij alle burgers van Amsterdam (informele netwerk van patiënten, maar ook personen die zelf nog nooit met dementie in aanraking zijn gekomen). Er is een accentverschuiving nodig van medische naar sociale benadering: wat voor leven wil iemand leiden? (dus ook informatie over activiteiten, contacten, prettige daginvulling, zingeving, ondersteuning van sociale rollen) 12
2. Casemanagement (1/2) Constateringen Casemanagers zijn experts op gebied van dementie en hebben goed zicht op context/systeem rondom cliënt: zorg, welzijn, informele zorg, sociale aspecten. Door toenemend aantal personen met dementie, is het belangrijk om expertise van casemanagers breder beschikbaar te stellen aan andere professionals in de wijk; belangrijk om daarbij ook thuiszorgorganisaties te betrekken die zich richten op specifieke allochtone doelgroepen. Casemanagement dementie is per 1-1-2015 onder de aanspraak wijkverpleging komen te vallen. Belangrijk om daarbij te bedenken dat: ‐ Een derde van de thuiswonende dementerende personen geen thuiszorg heeft, maar mogelijk wel behoefte aan casemanagement. ‐ Casemanagement niet iets is wat je ‘een beetje’ kan doen; ook bij onderbrengen van deze rol bij de wijkverpleegkundige is specialisatie nodig. ‐ De sociale en maatschappelijke kant van dementie wel voldoende aandacht moet krijgen. Daarnaast wordt begeleiding, ondersteuning, informatie en advies aan personen met dementie vanuit de Wmo gefinancierd. Tussen organisaties in de stad bestaan verschillen in visie op wat casemanagement is en hoe dat in de toekomst te organiseren: daardoor risico op versnippering. 13
2. Casemanagement (2/2) Advies Doel is het borgen van expertise casemanagement in de wijk(verpleegkundige)teams: ‐ Casemanagement ontwikkelt zich meer naar een rol (i.p.v. functie). Dan is het belangrijk dat over een aantal kwaliteitscriteria consensus bestaat. Benoem de kerncompetenties van casemanagement en maak daar heldere afspraken over. ‐ Huidige casemanagers (functie) kunnen vanuit hun expertrol aan de wijk(verpleegkundige)teams toegevoegd worden en er zo voor zorgen dat hun expertise m.b.t. dementie breder beschikbaar gesteld wordt aan andere professionals in de wijk. ‐ Uitgangspunt moet zijn het Stepped Care model, waarbij licht/generalistisch wordt ingezet waar mogelijk en zwaar/specialistisch waar nodig. ‐ Consultatie en advies op het gebied van dementie dient breed beschikbaar te zijn binnen wijkteams en -netwerken. ‐ Om goede ketenzorg te bewaken, is het wenselijk dat organisaties gezamenlijke uitgangspunten formuleren over de borging van dementie specifieke kennis is de keten. Ook voor mensen die geen thuiszorg hebben moet deskundige begeleiding en advies beschikbaar zijn: ‐ Regelarm kunnen inzetten van ambulante ondersteuning (Wmo) is belangrijk. ‐ Maatschappelijk werker beter aansluiten bij wijkteams; pas als zorg nodig is opschalen van individuele begeleiding (Wmo) naar wijkverpleegkundige (Zvw). 14
3. Netwerk- en mantelzorgondersteuning Constateringen Eén van de eerste dingen die verdwijnen met dementie is eigen regie en zelfmanagement, terwijl daar steeds meer van uit gegaan wordt. De mantelzorg en (informele) zorg voor mensen met dementie is soms diffuus en lastig in beeld te brengen en daardoor moeilijk te bereiken. Als dementie (te) laat gesignaleerd wordt kan het informele netwerk al behoorlijk overbelast en ontwricht geraakt zijn. Bij allochtone mantelzorgers en het netwerk rond alleenwonende mensen met dementie speelt dit extra sterk. Mantelzorgers van mensen met dementie hebben behoefte aan verschillende vormen van respijtzorg/zorgpauzes; op dit moment zijn nieuwe initiatieven vaak op pilotbasis en dus niet structureel van aard. Er ontbreekt een helder overzicht van de mogelijkheden die er zijn. Door de verschillende vormen van financiering voor bijvoorbeeld kortdurend verblijf worden de mogelijkheden onvoldoende benut. Advies Ook voor dementiezorg wordt meer gekeken naar de inzet van mantelzorg en vrijwillige inzet (de kanteling). Gezien de doelgroep, kan dit niet zonder professionals om vrijwilligers en mantelzorgers goed te ondersteunen en maatwerk te blijven leveren. Kijk in elke situatie goed naar de mogelijkheden en voorwaarden om thuis te kunnen blijven wonen: is er een netwerk (familie, vrienden, buren, winkels, buurtcentra rond de persoon) en zijn zij in staat en gemotiveerd om (meer) zorg te bieden? Wat is er nodig om het vol te houden? Ontwikkel (samen met mantelzorgers en mensen met dementie) nieuwe vormen van respijtzorg/zorgpauzes naast de reguliere dagbesteding en zorg voor continuïteit (niet alleen pilots en experimenten). Zorg bovendien voor duidelijkheid m.b.t. financiering, vindbaarheid en een betere matching van vraag en aanbod. Leidt meer mantelzorgambassadeurs op voor de ondersteuning van nieuwe groepen mantelzorgers van mensen met dementie. 15
4. Toegang en toeleiding Constateringen Op dit moment zijn drie meldpunten dementie in de stad; de financiering voor deze meldpunten komt te vervallen. Het toeleidings- en toegangsproces voor Wmo-ondersteuning is belegd bij de wijkzorgnetwerken, waarin zowel sociale als verpleegkundige professionals actief zijn. Toegang tot wijkverpleging is sterk vereenvoudigd, doordat wijkverpleegkundigen sinds 2015 zelf de indicatie stellen voor verpleging en verzorging thuis (Zvw). Advies De infrastructuur voor toegang en toeleiding naar zorg en ondersteuning op gebiedsniveau krijgt een integraler karakter. De taken die op dit moment bij de meldpunten zijn belegd (zoals consultatie en advies), kunnen het best geïntegreerd worden in de wijkteams. Zorg voor ‘meldpunten Wmo en zorg’ per wijk of stadsregio, waar Amsterdammers en zorgverleners voor informatie en een sociale kaart terecht kunnen. Organiseer diagnostiek zoveel mogelijk in de 1e lijn (huisartsenpraktijken) en geef huisartsen op wijkniveau inzicht in de organisaties die casemanagement bieden. Vereenvoudigen van aanvraag Wmo (RIS); uniformeren van werkprocessen binnen de Wmo en Zvw. Het is belangrijk om zicht te houden op nieuwe aanmeldingen. Een aparte registratie is niet nodig op het moment dat thuiszorgorganisaties een geautomatiseerd classificatiesysteem (zoals Omaha) gebruiken. Wachtlijsten kunnen worden voorkomen door binnen de wijkteams en -netwerken te waarborgen dat een intake binnen een week na aanmelding wordt gedaan (door casemanager, wijkverpleegkundige of maatschappelijk werker). Ook rondom de triage (afhankelijk van de complexiteit bepalen onder welke zorgverlener iemand valt) moeten heldere afspraken worden gemaakt. 16
5. Ketenzorg Constateringen Door de hervorming van de langdurige zorg blijven meer mensen met dementie thuis wonen, terwijl de woning en woonomgeving daar nog niet altijd goed op ingericht zijn. Dementie impliceert een domein overstijgende zorg- en ondersteuningsvraag, waarvoor samenwerking tussen zorg- en welzijnsprofessionals op gebiedsniveau essentieel is. De financiering van praktijkondersteuners ouderenzorg (POH) en ouderenadviseurs is onzeker. Terwijl zij nu een fors deel van de caseload dragen en hierdoor een onmisbare schakel zijn. Verschillende expertteams in de stad dreigen uiteen te vallen om financiële redenen. Advies Er komt een moment dat doorstromen naar intramurale zorg de beste oplossing is voor een persoon met dementie; maak dit niet ‘onmogelijk’. Breng de samenwerking tussen organisaties en professionals rond dementie per wijk in beeld, om uiteindelijk de dementieketens te integreren in de wijkteams (a.d.h.v. best practices van elkaar leren). Hierbij de GGZ nauwer betrekken als dat nodig/wenselijk is. Verbeter de samenwerking in wijken middels multidisciplinaire overleggen (MDO’s), waarin complexe situaties worden besproken in de hele keten. Eenheid van taal is nodig voor goede (veilige) communicatie en afstemming tussen huisarts, POH, wijkverpleegkundige, 1e en 2e lijn. Het gebruik van Omaha helpt daarbij. 17
6. Dagbesteding Constateringen We verwachten een toenemende vraag naar verschillende vormen van dagbesteding, omdat meer mensen met dementie langer thuis blijven wonen. Bij de Wmo-inkoop 2015 is gekozen voor continuering van bestaande aanbieders, met een lager budget dan in 2014. Gekozen is om (nog) niet te sturen op spreiding en specialisatie. Daardoor sluit het huidige aanbod niet optimaal aan op de (toekomstige) vraag en voorkeuren. Juist het krimpende budget maakt dat heldere keuzes moeten worden gemaakt. De overgang naar de Wmo kent implementatieperikelen (diffuus toeleidingsmodel, lastig onderscheid maatwerk/algemeen, verhoging eigen bijdragen, krappe budgetten voor vervoer). Advies Kies voor de herijking van het dagbestedingsaanbod met een gebiedsgerichte insteek. Organiseer op dat niveau een passend continuüm, waarbij betere verbindingen mogelijk zijn met welzijn en informele initiatieven, en creëer ruimte voor vernieuwing. Laat het aanbod beter aansluiten op de vraag in de verschillende gebieden, ga daardoor verstandiger/kostendekkend om met vervoer, én maak heldere keuzes ten aanzien van specialismen, die een meer stadsbrede functie vervullen. Het Kraaipanberaad (informeel initiatief van aanbieders gericht op uitwisseling van ervaringen) kan hiervoor voorstellen ontwikkelen. Het Kraaipanberaad kan tevens adviseren over hoe om te gaan met geconstateerde knelpunten in de implementatie (toeleiding, maatwerk/algemeen, eigen bijdragen, vervoer). 18
7. Financiering (1/2) Constateringen Er bestaan schotten in financiering (Wmo, Zvw, Wlz), waardoor onvoldoende ruimte is voor passende zorg, vernieuwing en innovatie. Het groeiende aantal dementerenden (en hun ondersteuners) strookt niet met de afname van budgetten Wmo, wijkverpleging en intramurale zorg. Belemmeringen voor goede zorg zijn: ‐ Complexiteit van indicatie-aanvragen; werkprocessen Wmo (RIS) en Zvw zijn verschillend, beide brengen forse administratieve lasten met zich mee. ‐ Eigen bijdragen vormen voor cliënten soms een barrière voor het aanvragen van zorg en ondersteuning en leiden soms tot verkeerde prikkels of afzien van passende zorg. Financiering casemanagement valt grotendeels onder de aanspraak Wijkverpleging (Zvw): ‐ T/m 2014 was lump sum financiering van casemanagement mogelijk; organisaties hadden onderling heldere afspraken over wie in welk gebied de kassiersfunctie vervulde. ‐ Zilveren Kruis vereist met terugwerkende kracht vanaf 2015 declaratie op cliëntniveau (i.p.v. lump sum), waardoor de huidige kassiersfunctie komt te vervallen.
19
7. Financiering (2/2) Advies Meerjarenafspraken zijn nodig voor continuïteit. Bij dementiezorg past trajectfinanciering met ruimte voor niet-cliëntgebonden zorg. Gebruik van profielen op basis van Omaha zal bijdragen aan effectmetingen van interventies bij verschillende doelgroepen. Bij de zorginkoop is meer specifieke aandacht voor dementiezorg gewenst (kwalitatieve randvoorwaarden voor rol casemanagement). Om oneigenlijk gebruik van zorg te minimaliseren, dient de drempel van een eigen bijdrage in de Wlz en Wmo verlaagd te worden. Organisaties met een contract voor wijkverpleging kunnen casemanagement middels onderaannemerschap of detachering beleggen bij aanbieders die al casemanagement bieden, maar niet gecontracteerd zijn voor wijkverpleging. Om te voorkomen dat dementieketens in de stad uiteen vallen, is het van belang dat er goede afspraken worden gemaakt over de inzet van casemanagement en evt. ontvlechting van budgetten.
20
8. Domotica en eHealth Constateringen Het juiste gebruik van eHealth en ICT kan o.a. de zelfredzaamheid van personen met dementie verhogen, mantelzorgers ontlasten, de dementiezorg efficiënter organiseren en de kosten verlagen. Op dit moment hebben zorgaanbieders door de veelheid en diversiteit in het aanbod geen overzicht van alle beschikbare producten en is niet duidelijk hoe en welke producten het beste ingezet kunnen worden. Veelal worden de gebruikte producten ingezet als aanvulling op de reguliere zorg, terwijl het primaire zorgproces zelf ook nog voor verbetering vatbaar is.
Advies Bekostiging moet het benutten van domotica en eHealth beter mogelijk maken. Bevorder uitwisseling en het opdoen van ervaring; maak een stedelijke ‘testbibliotheek’ van de verschillende producten. Zet eHealth en technologie zo in dat het aansluit op de bestaande of te verbeteren processen.
21
9. Mobiliteit en vervoer Constateringen Door oriëntatieproblemen, dwaalgedrag en een grotere kans op vallen, kan de mobiliteit van mensen met dementie behoorlijk beperkt zijn: ‐ Gebruik openbaar vervoer is ingewikkeld (denk aan OV chip), zeker in de grote stad. ‐ Gebruik hulpmiddelen (kruk, rollator, rolstoel, scootmobielen) kan bij voortschrijdende dementie lastiger worden. Mensen met dementie stoppen vaak met activiteiten, vanwege angst in de war te raken of te verdwalen en komen steeds minder buitenshuis, waardoor het sociale isolement toeneemt. Vervoer van en naar dagbesteding staat onder druk (tarieven zijn gekort) en aanbieders zoeken oplossingen die kwalitatief niet altijd optimaal zijn. Advies Zorg voor scholing van chauffeurs/conducteurs in het openbaar vervoer, zodat zij een persoon met dementie weten te herkennen en daarmee om kunnen gaan. Pas vervoershulpmiddelen waar mogelijk aan voor mensen met geheugen- en oriëntatieproblemen. Goede beschikbaarheid en informatie over handige hulpmiddelen tegen (ver)dwaalgedrag. Zet een solide, stedelijke organisatie op voor het vervoer van en naar dagbesteding (structuur ontbreekt nu), zo mogelijk als onderdeel van aanvullend openbaar vervoer (AOV). 22
10. Age Friendly City Constateringen Amsterdam wil een Age Friendly City worden/zijn. Eén van de drie focuspunten hierbij is dementie (naast eenzaamheid en wonen voor ouderen). In 2015-2016 brengt de GGD met ouderen in beeld hoe ze vinden dat de stad ervoor staat en welke verbeteringen mogelijk zijn op de volgende domeinen: ‐ Buitenruimte en bebouwing ‐ Vervoer ‐ Huisvesting ‐ Sociale participatie ‐ Respect en sociale inclusie ‐ Maatschappelijke participatie en werk ‐ Communicatie en informatie Mensen met dementie blijven langer in hun eigen omgeving wonen, terwijl de woning en woonomgeving daar lang niet altijd geschikt voor zijn. Advies Bevraag naast ouderen in het algemeen ook mensen met dementie en hun mantelzorgers over hoe zij de stad ervaren en wat hun prioriteiten zijn (zie ook de eerder besproken onderwerpen). Omgeving en voorzieningen moeten meer toegesneden zijn op het toenemend aantal thuiswonende mensen met dementie. Bekijk samen met mensen met dementie en mantelzorgers wat nodig is om de woonomgeving dementievriendelijker te maken. 23
11. Samenhang in Amsterdam Met het opleveren van dit stedelijke advies rondom toekomstbestendige dementiezorg in de stad Amsterdam, ziet het Stedelijk Platform Dementiezorg zijn opdracht als voldaan. Constatering Rondom dementiezorg in Amsterdam hebben we te maken met: Een integrale aanpak (stapeling van de verschillende benoemde bouwstenen) Diverse domeinen (zorg, welzijn, wonen, vervoer, etc.) Verschillende financiële regelingen m.b.t. zorg en ondersteuning Advies Om de samenhang rondom dementiezorg te bewaken, is enige stedelijke afstemming wenselijk. Het Platform adviseert daarom dat de Gemeente een coördinerende rol pakt rondom goede integrale voorzieningen voor personen met dementie en hun netwerk. Hierbij is het van belang dat de rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken organisaties/partijen worden gerespecteerd zoals zij zijn.
24
Speerpunten
25
Speerpunten van dit advies 1.
Geef aandacht aan vroegsignalering, door Amsterdamse burgers beter te informeren over het herkennen van dementie.
2.
Zet nog meer in op de zelfredzaamheid van een persoon met dementie en maak dit mogelijk door juiste ondersteuning van familie, mantelzorgers en vrijwilligers.
3.
Stel met elkaar een aantal kwaliteitscriteria op, waaraan casemanagement moet voldoen, zodat deze rol beter geïntegreerd kan worden in wijkteams en -netwerken.
4.
Stel uniforme afspraken op rondom de inzet van casemanagement en evt. ontvlechting van budgetten.
5.
Zorg voor uniforme werkprocessen rondom aanvraag van Wmo (RIS), Zvw en Wlz, zodat de administratieve lasten af nemen en barrières rondom toeleiding naar de juiste zorg geminimaliseerd worden.
6.
Kies voor de herijking en vernieuwing van het dagbestedingsaanbod met een gebiedsgerichte insteek en nauwe verbindingen met welzijn en informele initiatieven.
7.
Pak als Gemeente Amsterdam een coördinerende rol rondom goede voorzieningen voor personen met dementie en hun netwerk, met inachtneming van rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken organisaties/partijen.
26
Tot slot
Het Stedelijk Platform Dementiezorg wil met dit document input leveren voor samenwerking, beleidskeuzes en financiën rondom dementiezorg in Amsterdam.
N.a.v. dit document kan contact opgenomen worden met SIGRA: Lara Wouda Programmaleider Care
[email protected]
27