Gods genade is (h)eerlijk! preek n.a.v. Matheus 20 : 1 - 16
Afgelopen week hebben de kinderen op mijn school hun rapport mee naar huis gekregen. Altijd spannend: welke cijfers heb je gekregen? Het is niet de bedoeling, maar al snel werden de rapporten naast elkaar gelegd en uitgebreid onderling vergeleken. Bij een groepje jongens ontstond wat consternatie. Eén jongen, Bart, had voor spelling een 6½ gekregen, terwijl zijn buurjongen en vriend Hans een 6 had voor dat vak. Maar Hans was niet gek: Bart had altijd veel meer fouten dan hij. Dat was dus niet eerlijk! Boos stapte hij naar de juf om uitleg te vragen. Hoe kan het dat hij een lager cijfer kreeg, terwijl Bart slechter was… Het kostte de juf heel wat moeite om uit te leggen, dat Bart toch een hoger cijfer had verdiend. Bart had namelijk dyslexie en werd dus op spellinggebied wat milder beoordeeld. Je zag aan de ogen van Hans, dat hij het maar een beetje kon begrijpen. Oké, Bart kan gewoon niet spellen, maar dan mag hij toch eigenlijk geen hoger cijfer krijgen? De juf legde nog eens uit, dat het net zoiets was als met Marcel. Marcel is licht autistisch en maakt vaak geluidjes onder de les. Daar krijgt hij nooit straf voor, terwijl andere kinderen dat wel zouden krijgen als ze de les verstoren. Matig tevreden liep Hans nog namokkend weg. Ja, eerlijkheid is niet altijd eenvoudig! Leg aan een kleuter maar eens uit waarom hij zijn bord moet leegeten, terwijl zijn jongere peuterzusje dat niet hoeft te doen! Het verhaal dat we nu gaan lezen is ook zo’n moeilijk geval. Is het wel eerlijk wat er gebeurt? Lezen: Matheus 20 : 1 – 16 Wie kan zich het gemor van de eerste arbeiders niet voorstellen? Nou ik wel! Het komt toch erg onrechtvaardig over, dat je evenveel krijgt als de arbeiders die maar een uurtje hebben gewerkt. Die zijn niet eens moe geworden, terwijl hun uurloon even hoog is als jouw dagloon! Het argument van de wijngaardenier dat het loon van tevoren bekend was, is toch op z’n minst erg flauw, vind je ook niet? Toch voel je misschien ook wel, dat je dit niet zo hardop mag zeggen. Het is tenslotte een gelijkenis, die ons iets wil leren over onze verhouding tot God. En God van onrechtvaardigheid beschuldigen? Dat doen we liever niet. Het is dus goed om te onderzoeken, wat de Here Jezus ons door dit verhaal te zeggen heeft.
1
Daarbij pretendeer ik niet om de gelijkenis op de enig juiste manier uit te leggen. Ik geloof dat er heel veel in verborgen zit. Er zijn alleen over deze gelijkenis al zoveel waardevolle commentaren geschreven, dat je met het lezen daarvan wel een paar dagen zoet bent. Vandaag kijken we vooral naar het punt van de eerlijkheid. Voordat we verder gaan, is het belangrijk om te zien, dat deze gelijkenis niet zomaar uit de lucht komt vallen. Je merkt dat al in het eerste woord: ‘want…’ Daaraan kun je zien, dat het aansluit op het voorgaande gedeelte, waar Petrus aan Jezus vraagt welk loon de discipelen krijgen voor het volgen van de Here. En dát is weer een vraag, die Petrus stelt naar aanleiding van de ontmoeting met de rijke jongeling. Deze kwam bij Jezus en vroeg: “Meester, wat voor goed moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?” Een typisch menselijke vraag! Hoe kan ik Gods koninkrijk verdienen? Het antwoord van Jezus laat heel scherp zien, dat je dan alles wat je bindt aan het aardse leven moet loslaten. Kun jij dat? Het is in ieder geval zo moeilijk voor ons, dat de discipelen heel verslagen waren en zeiden: ”Wie kan dan behouden worden?” Opnieuw maakt Jezus duidelijk, dat het behoud voor mensen eigenlijk onmogelijk is, maar gelukkig… “bij God zijn alle dingen mogelijk.” Met andere woorden: je kunt er zelf weinig aan doen als God niet ingrijpt. Ons behoud is afhankelijk van Gods handelen. Petrus begreep dat denk ik niet. Hij had gezien hoe de rijke jongeling er niet toe kon komen om al zijn bezit op te geven om Jezus te volgen. “Maar,” zo zegt Petrus, “wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd; wat zal dan ons deel zijn?” Eigenlijk is dit een zelfde soort vraag als de rijke jongeling stelde. Een vraag die voortkomt uit het idee van verdienen. Voor wat hoort wat: ik krijg een beloning voor wat ik heb gedaan. De één doet meer en verdient dus meer, dat is toch eerlijk! Deze manier van denken is ons ook niet vreemd. Ieder moet krijgen waar hij recht op heeft, niet minder en ook niet meer. Alles wordt daarom in contracten en CAO’s vastgelegd. Het valt me op, dat de Here Jezus niet boos of geïrriteerd wordt door de vraag van Petrus. Je zou verwachten, dat Hij zou uitleggen, dat er niets te verdienen is, omdat we slechte en verdorven mensen zijn. Integendeel, Hij geeft een duidelijk antwoord. Blijkbaar is er loon voor degenen die de Heer willen volgen. En dat is een geweldig mooi loon ook: koninklijke macht en eer, rijkdom en eeuwig leven. 2
Als je de bijbel wat verder doorzoekt op het woord ‘loon’, kom je tot de misschien verrassende ontdekking, dat God nooit geheimzinnig gedaan heeft over de beloning, die Hij in petto heeft voor wie Hem willen gehoorzamen. Een paar voorbeelden: • De eerste keer dat het woord ‘loon’ in de Bijbel voorkomt is in Genesis 15:1, waar de Here een verbond sluit met Abraham met de woorden: “Ik ben uw schild, uw loon zal zeer groot zijn.” Vervolgens krijgt Abraham de belofte van een ontelbaar nageslacht, dat zal wonen in het land Kanaän. Deze verbondsluiting wordt in Genesis 17 bekrachtigd met de woorden:
“Ik zal u uitermate vruchtbaar maken en u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen. En Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. Ik zal aan u en uw nageslacht het land, waarin gij als vreemdeling vertoeft, het ganse land Kanaän, tot een altoosdurende bezitting geven, en Ik zal hun tot een God zijn.” (Gen.17:6-8)
• Een prachtige belofte lezen we in Spreuken: “Het loon van
ootmoed (vreze des Heren) is rijkdom, eer en leven.” (Spr. 22:4)
• De profeet Jeremia mag de rechtvaardigen tijdens de ballingschap troosten met deze woorden: “Zo zegt de Here:
Weerhoud uw stem van wenen, uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, luidt het woord des Heren, zij zullen terugkeren uit het land van de vijand. Ja, er is hoop voor uw toekomst, luidt het woord des Heren, de kinderen zullen naar hun gebied terugkeren.” (Jer. 31: 16-17)
• De Here Jezus spreekt ook over loon voor degenen die ten koste van alles Hem blijven volgen: “Zalig zijt gij, wanneer men u
smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten voor u vervolgd.” (Math. 5:11-12)
Er is dus loon voor de rechtvaardige. Maar nog vaker komt ‘loon’ in de Bijbel voor in negatieve zin. Dan heeft het de betekenis van ‘krijgen wat je verdient’, namelijk straf! Bijvoorbeeld:“…dit is de tijd der
wrake voor de Here, het verdiende loon betaalt Hij hem.” (Jer.51:6)
3
En dan verdient iedereen toch eigenlijk hetzelfde: “… er is geen
onderscheid. Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.” (Rom.3:22b-23) Wat dat loon dan inhoudt, staat duidelijk in de Romeinenbrief: “… het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.” (Rom 6:23) Hier staan twee dingen lijnrecht tegenover elkaar: - de zonde geeft als loon de dood dat hebben we dus allemaal eerlijk verdiend! Maar… - God geeft als geschenk het eeuwige leven dat hebben we eigenlijk niet verdiend! Er is maar één weg om aan het verdiende loon van de zonde te ontsnappen en dat is Christus Jezus, onze Here. Alleen geloof in Hem geeft recht op het geschenk van het eeuwige leven. In de Romeinenbrief wordt dat heel duidelijk uitgelegd in hoofdstuk 4. Ik lees daar een aantal gedeeltes uit voor, uit de Groot Nieuwsvertaling:
“… Abraham geloofde God en God verklaarde hem daarom rechtvaardig. Iemand die iets presteert, krijgt zijn loon niet uitbetaald als een gunst maar als iets waarop hij recht heeft. Maar als iemand zonder iets te presteren gelooft in God, die de goddeloze rechtvaardigt, dan is het zijn geloof waarom hij rechtvaardig wordt verklaard. (…) Om zijn geloof werd Abraham door God rechtvaardig verklaard. Maar op welk moment deed God dat? Was het voor of na de besnijdenis van Abraham? Ervoor, en niet erna! Het teken van de besnijdenis ontving Abraham pas later, als bezegeling van het feit dat God hem gerechtvaardigd had om zijn geloof op een moment dat hij niet besneden was. Zo werd hij de vader van alle mensen die niet besneden zijn maar wel geloven, om daardoor rechtvaardig verklaard te worden. Tegelijk werd hij ook de vader van de mensen die besneden zijn, en wel van hen die niet alleen besneden zijn, maar ook gaan in het spoor van het geloof dat onze vader Abraham al had toen hij nog niet besneden was. God beloofde aan Abraham en zijn nakomelingen dat de wereld hun zou toebehoren. Maar deze belofte was niet gedaan omdat Abraham de wet onderhield, maar omdat hij om zijn geloof door God werd gerechtvaardigd. (…) 4
De belofte steunt dus op het geloof. Daaruit blijkt, dat de belofte een vrije gave van God is en door hem zeker gesteld is voor alle nakomelingen van Abraham. Dat zijn niet alleen zij die de wet hebben, maar ook zij die net als Abraham geloven. Abraham is de vader van ons allemaal. (…) Maar deze woorden zijn niet voor hem alleen neergeschreven, maar ook voor ons. Ook wij worden rechtvaardig verklaard, omdat we geloven in hem die onze Heer Jezus uit de dood heeft opgewekt, Jezus, die om onze zonden is uitgeleverd en is opgewekt om ons te rechtvaardigen.” Even samenvatten wat we nu allemaal geleerd hebben: Het loon dat God belooft, krijg je wanneer je gelooft in Hem. Geloof is – heb ik in een eerdere preek al eens uitgelegd – ‘amen zeggen’ tegen God, Hem vertrouwen en zeker van Hem zijn. Dat is het geloof van Abraham. Alleen op grond van zo’n geloof wil God je uit genade rechtvaardigen. Het is een geschénk, omdat God dat in principe niet hoeft te doen. Hij heeft het recht om ons het verdiende loon uit te betalen: op grond van onze werken verdienen we namelijk allemaal de dood. We gaan weer terug naar de gelijkenis. Als je beseft dat de heer van de wijngaard een beeld is van God, vind je Hem dan nog steeds oneerlijk? Ik krijg eigenlijk respect voor zo’n goede Heer: de éne arbeider krijgt veel, maar geen enkele arbeider krijgt te weinig! Waarom zou je dan mopperen! Terecht vraagt de heer verwijtend in vers 15: “Of is uw oog boos, omdat ik goed ben?” Een boos oog is in de bijbel altijd een uitdrukking die jaloezie aanduidt. Ons oog kijkt altijd scheef naar de ander, of die niet meer krijgt dan waar hij (volgens ons!) recht op heeft. Heel scherp wijst de Here Jezus ons zo terecht. Niet de Héér is oneerlijk, nee, wíj zijn jaloers en gunnen een ander het leven niet. Laten we nooit vergeten, dat we maar één recht hebben: het recht op straf, op de eeuwige dood. Dát is het verdiende loon voor onze zonde… Als de heer het fijn vindt om alle arbeiders hetzelfde loon te geven, dan is dat zijn goed recht. Elke arbeider in de wijngaard was tenslotte door de heer zelf van het marktplein gehaald. Ze hadden allemaal kunnen zeggen: “Nou nee, laat mij maar lekker hier op het plein staan.” Dan had hij geen schelling verdiend en was hij met lege handen thuis gekomen. Zijn gezin zou die avond niets te eten hebben gehad... 5
Een arbeider komt pas tot zijn recht, als hij arbeidt, als hij aan het werk gaat. De mannen die omstreeks het elfde uur aan de slag gingen, kwamen pas dat laatste uur van de dag tot hun recht. De hele dag hadden ze staan lanterfanten en luilakken. Dat kun je toch geen arbeider noemen! Nee, pas toen ze aan het werk gingen, deden ze hun beroep eer aan. Zo is het ook in het Koninkrijk der hemelen. De Heer heeft werk genoeg in het Koninkrijk. Hij nodigt arbeiders uit om voor Hem aan de slag te gaan. Wie zich aan deze Heer toevertrouwt, kan een geweldige beloning tegemoet zien: het eeuwige leven, niets meer en niets minder. Continu voegt de Heer arbeiders toe aan zijn werkers in het Koninkrijk. Allen wil Hij hetzelfde loon geven. Wees blij, dat al deze mensen zo tot hun recht komen. Want een mensenleven heeft pas zin, als hij in dienst van God gekomen is. Alleen dán kun je echt leven, dan heb je brood op de plank. Want wie in dienst van de Heer is gekomen, mag eten van het Brood des Levens! Blijf daarbij altijd gedenken (ook door het Avondmaal), dat het alles uit genade is. Enkel en alleen omdat je gelooft in de Here Jezus. Je verdient de dood, maar ontvangt het eeuwige leven. Degene die in Zichzelf het eeuwige leven heeft, stierf namelijk voor ons die dood waren. Bizar eigenlijk: de Eeuwige ging dood, om doden het eeuwige leven te kunnen geven! Wat een geschenk krijgen we toch door het geloof! Of je nu al je leven lang in Gods dienst leeft of er net bent bij gekomen: het cadeau is hetzelfde. Een schelling was het dagloon, waardoor je leven verzekerd bleef. Heerlijk eerlijk van de Heer, dat Hij het leven van élke arbeider wil verzekeren. Het gaat in Gods koninkrijk dus niet om wat je verdient, maar om wat je gegeven wordt. Ons verdiende loon is gelukkig omgezet in een geschonken beloning. Gods goedheid vraagt daarom niet om gemor, maar om verwondering, respect en dankbaarheid! Amen 6 april 2003 mogelijke liederen: 249 Heer, wat een voorrecht om in liefde te gaan, schouder aan schouder in uw wijngaard te staan… 284 Maak groot de Here onze God, de Rots God is goed en rechtvaardig en verdient onze lof.
6