1981 - GOD’S OWN COUNTRY M’n eerste kennismaking met Amerika (de Verenigde Staten dus) vond plaats in 1981. Het was een hoogst onplezierige: op het vliegveld van Atlanta worstelden zich hordes bontgeklede oudere vrouwen (er gaan er 350 in zo'n grote Boeing) naar voren om hun bagage van de transportband af te halen. Ik kon met mijn 1 meter 67 niet over de menigte heen kijken en had als allerlaatste mijn koffer, die door de transportband naar ergens helemaal achteraan was afgevoerd. Later, op andere reizen, zou ik merken dat Amerikanen niet eens de kampioenen van het voordringen zijn (dat zijn de Chinezen op de voet gevolgd door de Russen). De douanier was een echte Redneck die alle West-Europeanen een soort uitvaagsel van het decadente Romeinse Rijk vond, die zich nog altijd overgaven aan orgiën van vrije sex (ook van enerlei kunne!) en hun drank gewoon in de supermarkt haalden. Drugs nog net niet, maar dat zou niet lang meer duren, las ik van zijn gezicht af. Streng vroeg hij mij wat ik (in zíjn onbezoedelde Zuiden) kwam doen. Een vriendin opzoeken, antwoordde ik, wat zenuwachtig over m'n aansluiting, het eventueel openmaken van m' n koffer en het barse onthaal. Een Nederlands paspoort is toch altijd een vrijbrief voor een soepele doorgang bij de douane? Of ik een brief had met de uitnodiging daarin. Nee, die had ik niet bij me, maar, antwoordde ik opeens onverwacht gevat, die had u toch niet kunnen lezen, want die is in het Nederlands geschreven. Dit hielp een beetje, en na nog wat geharrewar mocht ik voet zetten op de bodem van the United States of America. M’n aansluiting had ik dus gemist, maar in een land waar vliegtuigen net zo regelmatig gaan als bij ons de treinen in het spitsuur in de Randstad, is dat geen probleem. Ik kon gewoon de volgende nemen, en de ophalers in Nashville (jawel) zouden op de hoogte gesteld worden. Een grondstewardess die een man in vloeiend Spaans (wel met een dik accent) doorverwees, herinnerde me er nog even aan dat ik niet zover van Latijns-Amerika af zat. Een tweede klap vond plaats in Nashville (spr. Uit: Neeesj-vill), waar ik na het soepele afhandelen van uitchecken en bagage-ophalen voor het eerst kennismaakte met het klimaat, na een paar uur airconcitioned Amerika. De afhalers stiefelden snel door naar de airconditioned auto (slee), maar ik, wereldreiziger als ik was, gewend aan de droge hitte van de Provence en Griekenland, bleef verstikt staan. De vochtige hitte omwikkelde me als een warme, klamme deken. Het benam me de adem bijna! Gelukkig wen je ook daaraan, en na een goede nachtrust kon ik het terrein bekijken, waar m’n vriendin in haar (airconditioned) Mobil Home woonde. Dat deden veel jonge stellen, had ze me geschreven, in zo’n Mobil Home gaan wonen voor een poosje, voordat je je definitief ergens vestigde (settelde). Ik had me een soort Sporthuis Centrum Park voorgesteld, met de caravans idyllisch tussen de bomen van een boomgaard. Niets hiervan bleek waar: de compound was een dor stuk grasveld pal aan de autoweg, romantiek was ver te zoeken zo niet onvindbaar. Lekker buiten zitten was er ook niet bij: overdag verbrandde je levend en 's avonds werd je lek gestoken door de muskieten - zelfs ik, die nooit gestoken word en eigenwijs dus toch 's avonds een ommetje ging maken. Dus niet buiten maar binnen in de luxe caravan toeven. Mijn vriendin had een veeleisend babytje, dus die bracht haar dagen welbesteed door. Op televisie werd ik geconfronteerd met een noviteit: de directe actualiteit werd als ondertiteling vertoond tijdens de diverse series en soap-opera's gedurende de hele dag. Een in Nederland ook volslagen onbekend iets was het uitzenden van populaire kerkdiensten, de hele week door. Een cowboy in een net pak, met de weerbarstige haren gladgekamd, kwam dan, indringend in de camera starend, getuigen van de Heer. Hij had allerlei anekdotes from real life bij de hand, om de Hemelse Goedheid aan te kunnen tonen. Iedere keer, wanneer hij een zeer tot de verbeelding sprekende parabel aan de waarheid had getoetst en Goed had bevonden, barstten de aanwezige gelovigen massaal uit in een oorverdovend applaus, soms begeleid door een, toch wat gedurfd, op de vingers fluiten. Ik ken kerken hier in Nederland waar zulk onbeheerst gedrag als Heiligschennis wordt beschouwd. Ook tijdens de diverse uitstapjes naar de supermarkt viel me op, hoe in een dorp als Clarksville met 30.000 zielen, het wemelde van de verschillende kerken: 1st people of Jesus Church, Second
Baptist Church, New Methodist Church, enzovoorts. Ik heb er geloof ik wel 18 verschillende geteld tij- dens mijn korte verblijf in het stadje van de Last Train to (ofschoon die al 15 jaar niet meer reed). Heel lastig vond ik het aangeven van de temperatuur in Fahrenheit (80o??) en het verkopen van de melk in gallons (een halve gallon is iets meer dan een liter). Van eigenwijze Engelsen kun je dit soort afwijkend gedrag verwachten, maar toch niet van de omnipresente, alom aanwezige, Amerikanen? Hoeveel stenen weeg ik in godsnaam? Oja, ik ben vijf voeten en zeven duimen lang, maar dat wist ik al sinds m' n vakanties in Londen en Ierland. Gelukkig zijn de dure dollars verdeeld in 100 centen. De legerbasis, waar de man van m’n vriendin werkte, kende ik al van m'n visite tijdens hun verblijf in Duitsland en een bezoek aan een Amerikaanse legerbasis in Griekenland: een zelfstandig stukje Amerika neergepoot in den vreemde, met eigen winkels, bioscoop, bowlingbaan, skistation en baseballteam inclusief cheerleaders. Wat me nu opviel op "The Base" was de volledig geïncorporeerde emancipatoire opstelling tegenover vrouwen (en ook zwarten). Hoe het met andere minderheden binnen het leger is gesteld, wist ik niet, maar ik wist wel, dat het verder in de Amerikaanse samenleving aan emancipatie rammelt aan alle kanten. Juist vooral hier in het aartsconservatieve Zuiden, getuige de super-rolbevestigende Country & Western Songs, die hun summum beleven in Nahsville met zijn opnamestudio's voor C&W. Tijdens een tripje naar Nashville werd ik getroffen door de lelijkheid van zo'n stad: het hart bestaat uit kantoorgebouwen (geen winkels), met daaromheen de armenwijken. Hierna komen de winkels en dan pas de huizen van de beter gestelden. Een oude kern ontbreekt geheel, een ruimtelijke ordeningbeleid is er meestal niet en hooguit is wat sjeu te vinden in de oude smoezelige coffeeshops en hamburgerjoints rond de stadskern. Bars en cafés waar alcohol geschonken wordt zijn zeer taboe en alleen te vinden in de steegjes van de sloppenwijken. Puur iets voor uitschot en niet voor de nette, Amerikaanse burger. Ik heb me laten vertellen dat drankzaken, zo niet geheel verboden, toch zeer spaarzaam zijn in diverse steden in het Echte Zuiden. Ik verheugde me zeer op een uitstapje naar Memphis met een heuse Greyhound-bus. De eerste tegenvaller was de prijs: een retourtje voor de afstand Den Haag - Groningen kostte me zo'n 120 gulden. Het landschap onderweg was ook niet veel soeps, en de enige reisgenoot van mijn leeftijd (een student die van New York naar Los Angeles reisde), kwam niet veel verder dan een "Oh", "Yeah" en "Sure" op mijn pogingen tot conversatie. Een motelkamer kostte me voor twee nachten ook nog eens zo'n 150 gulden, heel eenvoudig, niks bijzonders. Natuurlijk wel met tv en airconditoning. Na een eerste verkenning van de stad wist ik eindelijk een flesje eenvoudige Californische wijn voor een afzetprijs te bemachtigen - na veel gezoek vond ik een drankzaak, waar je je in een soort bootleg van Al Capone waande. Na een maal met een hamburger dook ik met een breiwerk in bed om een avondje ongestoord televisie te kunnen kijken. Nou, Doris Day zou er nog misselijk van zijn geworden. De volgende ochtend, zaterdag, was ik vroeg op. In de stadskern vond ik een stel mooie wandschilderingen op de hoge gebouwen, een leuk parkje en zowaar wat gebouwen die nog een soort 19e eeuwse versieringen kenden. Er was op de winkelpromenade een soort muziekfestival begonnen, een mengsel van blues en vroege jazz en c&w. Aan de voet van Ol' Man River, de Missisippi bewonderde ik de gerestaureerde radarboten. Voor het eerst voelde ik wat van het oude Amerika. Je kon 's avonds een tripje met diner aan dek maken, maar dat was, gezien de dollarkoers, voor een arme Europeaan als ik, onbetaalbaar. 's Middags had ik me ingeschreven voor een City-Tour, waarbij je voor de deur van je motel afgehaald wordt met een busje. De afstanden zijn ook niet te belopen, en geen enkele blanke haalt het in zijn hoofd om met de bus te gaan (trouwens, die rijden ook zeer onregelmatig). Helaas bleek mijn trip, vanwege het geringe aanbod, zo laat in september, gecombineerd te zijn met de Elvistour, waardoor ik alles gezien heb in Memphis, wat er maar over de man te laten zien is (exclusief de plek misschien waar hij zijn eerste wind liet). Bij het graf van Elvis naast zijn luxueuze buiten stond nog menigeen een traantje weg te pinken en het wemelde er van de verse kransen (hij was toen al 3 jaar dood).
Het meest frappante vond ik het Lorraine Motel. De trip kwam er heel kort langs, en de reisleidster wees ons onver- wacht op balkon nummer zus-en-zo, vanwaar Martin Luther King was doodgeschoten. Ze noemde nog even het struikge- was, waarin de schutter had gezeten, en zoefff… de bus schoot verder, voordat iedereen de gelegenheid had gehad., dit feit in te laten zinken. Niemand had maar gelegenheid gehad een kik te geven, laat staan een foto te maken. Over het doodzwijgen van onaangename momenten uit de geschiedenis gesproken .... ‘s Avonds had ik ook weer een tripje geboekt, onder het motto "Unescorted ladies are welcome" en bovendien waren de prijzen niet al te hoog. Ik werd weer opgepikt bij het motel en afgezet in een soort omgebouwde katoenloods aan de kade, waar het "free spare ribs" eten was. Ter verhoging van de feestvreugde werd ik even in de schijnwerpers gezet, omdat ik uit zo’n ver land als Holland kwam. Er trad nog een bandje op, en toen ervoer ik voor de tweede keer iets van het echte oude Amerika. Een aantal negers bracht een blues-repertoire ten gehore, en in de rauwe stem van het tanige oude vrouwtje bespeurde ik nog het gevoel van de katoenslaven, die blij- ven hopen op een betere toekomst.
Ik verliet het Zuiden van de Verenigde Staten behoorlijk gefrustreerd. Een echte Southern Belle had ik niet ontmoet (misschien moet je daarvoor naar New Orleans); het oudste gebouw dat ze hadden was een mansion uit 1795, dat vol trots gepresenteerd werd. De mensen waren echt karikaturen van Archie Bunker - dat had ik daarvoor altijd als zwaar overdreven beschouwd - en zeer oppervlakkig. Ze vonden Hollanders in die tijd van de Hollanditis maar aanhangers van Rusland en het communisme, voor hen een ondeelbare twee-eenheid. Tegen de bewapeningsrace en voor gelijke rechten voor homosexuelen zijn, was voor hen inherent aan subversief marxisme-leninisme. Mijn geld was bijna op: tochtjes naar Chattanooga, de Smokey Mountains en een Indianenreservaat hadden niet door kunnen gaan. Op de stop-over tijdens mijn terugtocht via New York had ik nog net geld voor een metro-retourtje Manhattan en een lunch van de onvermijdelijke hamburger (....). Ik had niet veel fiducie in The Big Apple na mijn belevenissen in het Zuiden. Op het vliegveld van La Guardia was ik nog steeds verbaasd over het feit dat je op een binnenlandse vlucht 2 minuten voor tijd kunt inchecken en doorlopen. Ik nam de bus naar het John F. Kennedy vliegveld, waar ik m'n bagage alvast wilde inchecken voor de terugvlucht naar Holland. Op JFK aangekomen, was ik perplex. Wat een vliegveld! Atlanta was er niets bij! Er liep een ringweg van zo'n 3 kilometer langs de diverse incheck-gebouwen, en ik dreef de chauffeur tot wanhoop, door bij ieder gebouw, waar hij stopte en wat maar enigszins riekte naar Europese vluchten, zenuwachtig te vragen, of dit toch niet het KLM-gebouw was . De man werd steeds kribbiger, maar het KLM-gebouw was dan ook één van de laatste gebouwen op de route. Ik was blij dat ik niet in de schoenen stond van de man naast me, die met een of andere obscure Finse charter naar Europa terug moest. Ja, hij had vast wel 150 gulden uitgespaard, maar toch….. Ik slaakte een zucht van verlichting toen ik eindelijk het lichtblauw van de KLM ontwaarde en de buschauffeur waarschijnlijk ook. De bagage kon al vroeg ingecheckt worden, en na zowaar wat Nederlands geld gewisseld te kunnen hebben, toog ik de stad in. Gewaarschuwd als ik was, had ik het geld voor de retourticket in m'n nektasje gestopt, onder m'n kleren. Het andere geld (een tien dollar) had ik gewoon in de portemon- nee in m'n tas gestopt. Mocht ik overvallen worden, dan kon ik dat nog altijd afgeven; dan maar geen eten maar ik kon in elk geval de metro terug betalen. Ik werd de metro uitgespuwd midden in het hartje van Manhattan aan de voet van Central Park (niet ingaan! gevaarlijk!) en mijmerde daar even over het feit, dat Simon en Garfunkel daar over precies een week hun gratis herenigingsconcert zouden geven. Ik had mijn reisdata niet kunnen verzetten (alleen voor 175 dollar!!). Op mijn van te voren uitgestippelde wandeling raakte ik onder invloed van die lelijke, maar toch boeiende stad. Ondanks z'n lelijkheid heeft het toch karma: het straalt iets frivools uit (zeker na het Zuiden!!). Me belaagd heb ik me niet gevoeld: ik had m'n fototoestel in m'n schoudertas en maakte op hoeken zo nu en dan een foto. Op Times Square hingen wat rare figuren rond, maar daar was ik in steden als Den Haag, Rotjeknor en Amsterdam wel aan gewend. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg - dat is trouwens onvertaalbaar in ieder andere taal. Gewoon niet op reageren. Ik verbaasde me over het imiteren van mooie Europese bouwwerken: de Notre Dame (St. Patricks Cathedral) en de Arc de Triomphe (Washington Square). Na een lunch van alweer een hamburger (waarbij ik nog steeds niet gewend was aan de beleefde vraag: Are you alright? Hoezo? Zie ik er uit alsof ik ieder moment ga flauwvallen?) ben ik Greenwich Village ingetogen. En hier durfde ik voor het eerst weer voluit ademhalen. Op het Washington Square allerlei potsenmakers, acrobaten op rollerskates, jazz- en reggae-groepjes, en een vrouw die een onvervalst potje Jefferson Airplane weggaf. Pfffff…. de jaren zestig hebben dus in de States echt bestaan! In de Village was weinig hoogbouw behalve de hoge Twin Towers van het World Trade Centre in de verte aan de horizon. Overal knusse rommelmarkten, actiegroepjes met buttons voor gelijke behandeling van immigratie-homo's - Aids was toen nog onbekend - serieuze schaakcafés, noem maar op. Ik had het gevoel dat ik weer een beetje thuiskwam. In Bleeker Street was eindelijk een café met een terrasje en voor $1.95 (bijna zes gulden, zelfs op de Champs Elysées ben je goedkoper uit !) heb ik een lokaal biertje gedronken. Door het talmen in the Village was er geen tijd meer om Chinatown te bezoeken, maar Greenwich Village maakte een hele hoop goed………