aalput (n,de,aalputten) - fosse à purin (10) aan (prep) - à (lect. 02) aan de andere kant (adv,locut.) - d'autre part,de l'autre (03) aan de ene kant (adv,locut.) - d'une part,d'un côté (03) aan de kant zetten (v,locut.) - oublier (07) aan het hoofd van (prep,locut.) - à la tête de (05) aan het werk (n,locut.) - au travail,au boulot (07) aanbelangen (v,sép,belangde aan,aanbelangd) concerner (06) aanbeveling (n,de,aanbevelingen) - recommandation (lect. 01) aanbod (n,het,aanbiedingen) - offre (lect. 01) aandacht (n,de) - attention à (lect. 02) aandraven (v,sép,draafde aan,aangedraafd) - accourir (10) aanduiden (v,sép,duidde aan,aangeduid) montrer,indiquer,désigner (02) aanduiding (n,de,aanduidingen) - mention (lect. 01) aangaan (v,sép,ging aan,aangegaan) concerner,regarder,intéresser (01) aangelegenheid (n,de,aangelegenheden) matière,compétence (01) aangesteld (adj) - désigné,nommé,engagé (lect. 03) aangestelde (n,de,aangestelden) - préposé (lect. 02) aangeven (v,sép,gaf aan,aangegeven) indiquer,mentionner (08) aangewezen (adj) - qualifié (lect. 01) aangezien (conj) - comme,vu que,étant donné que (03) aanhoren (v,sép,hoorde aan,aangehoord) - écouter (07) aanknopen (v,sép,knoopte aan,aangeknoopt) nouer,établir,entamer (01) aankoop (n,de,aankopen) - achat (lect. 03) aankopen (v,sép,kocht aan,aangekocht) - acheter (lect. 03) aanleg (n,de) - instance (12) aanleggen (v,sép,legde aan,aangelegd) aménager,construire (05) aanlegger (n,de,aanleggers) - plaignant,plaignante (lect. 03) aanleiding (n,de,aanleidingen) - occasion,motif (lect. 01) aannemen (v,sép,nam aan,aangenomen) admettre,accepter (02) aanpakken (v,sép,pakte aan,aangepakt) aborder,attaquer (07) aanranding (n,de,aanrandingen) - agression (09) aanrichten (v,sép,richtte aan,aangericht) causer,occasionner (07) aansluiten (v,sép,sloot aan,aangesloten) adhérer,correspondre (09) aanspannen (v,sép,spande aan,aangespannen) engager,intenter (10) aansporing (n,de,aansporingen) incitation,encouragement (lect. 01) aanspraak (n,de,aanspraken) - droit,revendication (lect. 02) aansprakelijk (adj,aansprakelijker,aansprakelijkst) responsable (lect. 02) aansprakelijke (n,de,aansprakelijken) - responsable (lect. 02) aansprakelijkheid (n,de,aansprakelijkheden) responsabilité civile (lect. 02) aansprakelijkheidsvraag (n,de,aansprakelijkheidsvragen) question de la responsabilité (lect. 02) aanstellen (v,sép,stelde aan,aangesteld) désigner,nommer (07) aanstelling (n,de,aanstellingen) - désignation (08) aanstippen (v,sép,stipte aan,aangestipt) - citer,pointer (03) aanstootgevend (adj,aanstootgevender,aanstootgevendst) - choquant,indécent (lect. 01) aantal (n,het,aantallen) - nombre (02) aantasten (v,sép,tastte aan,aangetast) - nuire,porter atteinte à (lect. 01) aantekenen (v,sép,tekende aan,aangetekend) - interjeter (06) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
aanvaardbaar (adj,aanvaardbaarder,aanvaardbaarst) acceptable (10) aanvaarden (v,insép,aanvaardde,aanvaard) accepter,admettre (09) aanvaarding (n,de,aanvaardingen) - acceptation (09) aanvechten (v,sép,vocht aan,aangevochten) - contester (11) aanvoeren (v,sép,voerde aan,aangevoerd) avancer,alléguer,invoquer (10) aanvullen (v,sép,vulde aan,aangevuld) - compléter (lect. 01) aanvullend (adj,aanvullender,aanvullendst) complémentaire,supplémentaire,supplétif (lect. 02) aanvulling (n,de,aanvullingen) - complément,supplément (lect. 01) aanwenden (v,sép,wendde aan,aangewend) - utiliser,user de,se servir de (lect. 03) aanwezig (adj,aanweziger,aanwezigst) - présent (07) aanwezigheid (n,de) - présence (lect. 01) aanwijsbaar (adj,meer aanwijsbaar,meest aanwijsbaar) démontrable (lect. 03) aanwijzen (v,sép,wees aan,aangewezen) désigner,montrer,indiquer (09) aanwijzing (n,de,aanwijzingen) - indice,indication (lect. 03) aanzetten (v,sép,zette aan,aangezet) - inciter,exhorter (lect. 01) aanzienlijk (adj,aanzienlijker,aanzienlijkst) considérable,important,appréciable (02) aard (n,de) - nature (lect. 01) achten (v,achtte,geacht) - estimer,juger,croire (02) achter gesloten deuren (adv,locut.) - à huis clos (07) achterstand (n,de) - arriéré,retard (10) achttien (det) - dix- huit (08) actief (adj,actiever,actiefst) - actif (01) activistisch (adj,activistischer,meest activistisch) - activiste (lect. 02) activiteit (n,de,activiteiten) - activité (08) ad hoc (adv) - ad hoc,de façon ad hoc (12) adagium (n,het,adagia) - adage (lect. 02) administratie (n,de,administraties) - administration (11) administratief (adj,administratiever,administratiefst) administratif (05) adoptie (n,de,adopties) - adoption (08) advies (n,het,adviezen) - avis (05) advocaat (n,de,advocaten) - avocat (06) advocaat- generaal (n,de,advocaten- generaal) - avocat général (12) afbakening (n,de,afbakeningen) - délimitation,démarcation (09) afbeelding (n,de,afbeeldingen) - illustration,représentation (lect. 01) afdeling (n,de,afdelingen) - section (08) afgelijnd (adj) - délimité,balisé (01) afgelopen (adj) - passé,dernier,écoulé,révolu (01) afgesloten (adj) - formant un tout,rétrospectif (lect. 02) afgevaardigde (n,de,afgevaardigden) - délégué (05) afhankelijk (adj,afhankelijker,afhankelijkst) - selon,en fonction (05) afkeuren (v,sép,keurde af,afgekeurd) réprouver,condamner,blâmer (lect. 01) afkomstig (adj) - originaire (11) afleiden (v,sép,leidde af,afgeleid) - déduire,conclure (lect. 01) afleveren (v,sép,leverde af,afgeleverd) - délivrer (05) aflevering (n,de,afleveringen) - délivrance (02) aflopen (v,sép,liep af,afgelopen) - finir,se terminer (06) afschaffen (v,sép,schafte af,afgeschaft) - abolir,supprimer (05) afschaffing (n,de,afschaffingen) - abolition,suppression (09) afstaan (v,sép,stond af) - céder,laisser (04) afstamming (n,de,afstammingen) - filiation (08) afstand (n,de,afstanden) - distance,éloignement (lect. 02) afvaardigen (v,sép,vaardigde af,afgevaardigd) - déléguer (03) afwerken (v,sép,werkte af,afgewerkt) achever,terminer,finir,accomplir (01) afwezige (n,de,afwezigen) - absent (lect. 02) afwijken (v,sép,week af,afgeweken) - s'écarter,dévier (lect. 02) afzetten (v,sép,zette af,afgezet) démettre,destituer,révoquer (05)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
1
afzonderen (v,sép,zonderde af,afgezonderd) - s'isoler,se retirer (09) afzonderlijk (adj,afzonderlijker,afzonderlijkst) individuel,séparé (lect. 03) afzwakking (n,de,afzwakkingen) atténuation,affaiblissement (lect. 02) agglomeratie (n,de,agglomeraties) - agglomération (07) akkoord (n,het,akkoorden) - accord (07) akkoord gaan (v,locut.) - être d'accord (lect. 03) akte (n,de,aktes akten) - acte juridique (lect. 02) al (conj) - même si,quoique,bien que (lect. 03) al (det) - tout (02) alcohol (n,de,alcoholen) - alcool (07) alcohol(adj) - alcoolique (07) alcoholgebruik (n,het) - consommation de l'alcool (07) aldaar (adv) - là- bas,ibidem (lect. 02) algemeen (adj,algemener,algemeenst) - général (02) algemeen stemrecht (n,locut.) - suffrage universel (02) alhoewel (conj) - quoique,bien que (lect. 02) alimentatie (n,de) - pension alimentaire (08) alimentatievergoeding (n,de,alimentatievergoedingen) pension alimentaire (07) alleen (adv) - seulement,uniquement (01) alleenzetelende (adj) - qui siège seul (08) allemaal (pron) - tous (07) allen (pron) - tous,toutes (lect. 01) allerhande (det) - toutes sortes de (lect. 01) alles (pron) - tout (01) als (conj) - comme,que (lect. 01) als volgt (v,locut.) - comme suit (lect. 03) alsnog (adv) - encore (07) alsook (conj) - de même que (12) alternatief (adj,alternatiever,alternatiefst) - alternatif (02) althans (adv) - du moins,en tout cas (lect. 01) altijd (adv) - toujours,tout le temps (01) amateur (n,de,amateurs) - amateur (lect. 03) ambachtelijk (adj,ambachtelijker,ambachtelijkst) artisanal (05) ambtshalve (adv) - officiellement,d'office (lect. 03) amendement (n,het,amendementen) - amendement (02) amenderen (v,amendeerde,geamendeerd) - amender (02) Amerikaans (adj) - américain (01) analyse (n,de,analyses analysen) - analyse (lect. 01) ander (adj) - autre,différent (01) ander (pron) - tiers,autre personne,autre (09) andermans (pron) - autrui (07) anderzijds (adv) - par ailleurs,d'autre part (02) Antwerpen (n,het) - Anvers (07) Antwerps (adj) - anversois (lect. 01) antwoord (n,het,antwoorden) - réponse (01) apart (adj,aparter,apartst) - séparé,distinct (11) apparaat (n,het,apparaten) - appareil (02) appellant (n,de,appellanten) - appelant,demandeur en appel (10) april (n,de,aprils) - avril (lect. 01) Aquiliaans (adj) - Aquilien (lect. 02) arbeider (n,de,arbeiders) - ouvrier,travailleur (08) arbeidsgeschil (n,het,arbeidsgeschillen) - conflit professionnel (08) arbeidshof (n,het,arbeidshoven) - cour du travail (10) arbeidsongeval (n,het,arbeidsongevallen) - accident de travail (08) arbeidsrecht (n,het) - droit du travail (08) arbeidsrechtbank (n,de,arbeidsrechtbanken) - tribunal du travail (06) arbeidsrechter (n,de,arbeidsrechters) - juge du tribunal du travail (08) Arbitragehof (n,het) - Cour d'Arbitrage (02) argument (n,het,argumenten) - argument (09) argumentatie (n,de,argumentaties) - argumentation (lect. 01) argumenteren (v,argumenteerde,geargumenteerd) argumenter (lect. 01) arrest (n,het,arresten) - arrêt (10) arrondissement (n,het,arrondissementen) arrondissement (07) arsenaal (n,het,arsenalen) - arsenal (09) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
artikel (n,het,artikelen artikels) - article (01) artistiek (adj,artistieker,artistiekst) - artistique (lect. 01) arts (n,de,artsen) - médecin (07) asociaal (adj,asocialer,asociaalst) - asocial (10) aspect (n,het,aspecten) - aspect (lect. 01) Assisen (n,de) - Assises (09) assisenhof (n,het,assisenhoven) - cour d'assises (10) assisenproces (n,het,assisenprocessen) - procès d'assises (09) assisenzaak (n,de,assisenzaken) - procès d'assises (09) audiovisueel (adj) - audiovisuel (03) augustus (n,de,augustussen) - août (09) auteur (n,de,auteurs) - auteur (lect. 02) auteursrecht (n,het,auteursrechten) - droit d'auteur (08) authentiek (adj,authentieker,authentiekst) - authentique (lect. 02) auto (n,de,auto's) - auto,voiture (07) automatisch (adv) - automatiquement (04) autonomie (n,de) - autonomie (01) autonoom (adj,autonomer) - autonome (lect. 02) autonoom (adv) - de manière autonome (02) balie (n,de,balies) - barreau (11) banaal (adj,banaler,banaalst) - banal (10) band (n,de,banden) - lien,attache,liaison (01) bankpraktijk (n,de,bankpraktijken) - pratique bancaire (lect. 02) baseren (v,baseerde,gebaseerd) - fonder,s'appuyer (03) basis (n,de,basissen bases) - base,fondement,socle (01) beantwoorden (v,insép,beantwoordde,beantwoord) - répondre (lect. 01) beantwoording (n,de) - réponse (lect. 02) bediende (n,de,bedienden bediendes) - employé,domestique (08) beding (n,het,bedingen) - clause,condition (lect. 03) bedingen (v,insép,bedong,bedongen) - stipuler (lect. 02) bedoelen (v,insép,bedoelde,bedoeld) - signifier,vouloir dire (lect. 01) bedoeling (n,de,bedoelingen) - intention,but (lect. 02) bedrag (n,het,bedragen) - montant (06) bedrog (n,het) - dol,fraude,tromperie (lect. 02) bedrogpleger (n,de,bedrogplegers) - fraudeur (lect. 02) beeld (n,het,beelden) - image (lect. 01) begaan (v,insép,beging,begaan) - commettre (09) begeleiden (v,insép,begeleidde,begeleid) - accompagner (07) begeven (v,insép,begaf,begeven) - se diriger,se rendre,circuler (06) begin (n,het) - début,commencement (01) beginsel (n,het,beginselen beginsels) - principe (lect. 02) begrijpen (v,insép,begreep,begrepen) - comprendre (08) begrip (n,het,begrippen) - notion,concept (lect. 01) begripsbepaling (n,de,begripsbepalingen) - définition (lect. 01) begroting (n,de,begrotingen) - budget (02) behalve (prep) - excepté (08) behandelen (v,insép,behandelde,behandeld) - traiter,régler (06) behandeling (n,de,behandelingen) traitement,manipulation,règlement (12) behartigen (v,insép,behartigde,behartigd) défendre,servir,gérer,veiller à (02) beheer (n,het) - gestion,administration (05) beheersen (v,insép,beheerste,beheerst) - maîtriser,contrôler (10) beheren (v,insép,beheerde,beheerd) - gérer,administrer (02) behoefte (n,de,behoeften behoeftes) - besoin (06) behoren (v,insép,behoorde,behoord) - appartenir,faire partie de (01) behoud (n,het) - maintien,conservation,préservation (02) behouden (v,insép,behield,behouden) conserver,maintenir,préserver,garder (02) beide (det) - les deux (02) bejaarde (n,de,bejaarden) - personne âgée (07) bekend (adj,bekender,bekendst) - connu (12) bekendmaking (n,de,bekendmakingen) - publication,publicité (11) bekijken (v,insép,bekeek,bekeken) - examiner,regarder (06) beklaagde (n,de,beklaagden) - inculpé,accusé (lect. 01)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
2
bekomen (v,insép,bekwam,bekomen) - obtenir (10) bekosting (n,de,bekostingen) - financement,payement (lect. 01) belanden (v,insép,belandde,beland) - arriver,aboutir (10) belang (n,het,belangen) intérêt,utilité,importance,poids,portée,valeur (01) belangenconflict (n,het,belangenconflicten) - conflit d'intérêts (02) belangrijk (adj,belangrijker,belangrijkst) - important (01) belasten (v,insép,belastte,belast) - imposer,charger,taxer (05) belasting (n,de,belastingen) - taxe,impôt (lect. 01) beleid (n,het) - politique,stratégie (02) belemmeren (v,insép,belemmerde,belemmerd) obstruer,empêcher (07) beletsel (n,het,beletsels beletselen) - obstacle,gêne (lect. 02) Belg (n,de,Belgen) - Belge (02) België (n,het) - Belgique (01) Belgisch (adj,Belgischer,meest Belgisch) - belge (01) Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid (n,locut.) Institut belge de la Sécurité routière (07) Belgische Grondwet (n,locut.) - Constitution belge (01) beloven (v,insép,beloofde,beloofd) - promettre (07) bemerken (v,insép,bemerkte,bemerkt) - noter,remarquer (lect. 01) benadeling (n,de,benadelingen) - préjudice (lect. 02) benadering (n,benaderingen) - approche (lect. 01) benadrukken (v,insép,benadrukte,benadrukt) - insister sur (lect. 01) benaming (n,de,benamingen) - dénomination,appellation (03) beneden (prep) - sous,en dessous de (lect. 01) Benelux- gerechtshof (n,het) - Cour de Justice du Benelux (12) Benelux- hof (n,het) - Cour de Justice du Benelux (12) Benelux- land (n,het,Benelux- landen) - pays du Benelux (12) Benelux- wetgeving (n,de) - législation du Benelux (12) beneveld (adj) - enivré,saoul,éméché (07) benoemen (v,insép,benoemde,benoemd) nommer,citer,appeler,désigner (05) benoeming (n,de,benoemingen) - désignation,nomination (lect. 03) benoemingsbesluit (n,het,benoemingsbesluiten) - décision de nomination,arrêté de nomination (lect. 03) beogen (v,insép,beoogde,beoogd) viser,poursuivre,rechercher (lect. 01) beoordelen (v,insép,beoordeelde,beoordeeld) - juger (10) beoordeling (n,de,beoordelingen) - jugement (10) beoordelingscriterium (n,het,beoordelingscriteria beoordelingscriteriums) - critère d'appréciation (lect. 01) beoordelingsvrijheid (n,de) - liberté de jugement (lect. 02) bepaald (adj) - certain,déterminé (01) bepalen (v,insép,bepaalde,bepaald) déterminer,fixer,prévoir (05) bepaling (n,de,bepalingen) - disposition,spécification (12) beperken (v,insép,beperkte,beperkt) - limiter (01) beperkend (adj) - limitatif (lect. 01) beperkend (adv) - de manière restrictive (lect. 01) beperking (n,de,beperkingen) - limitation à (02) beperkt (adj,beperkter,meest beperkt) - limité (lect. 01) bepleiten (v,insép,bepleitte,bepleit) - plaider,défendre (lect. 01) berechten (v,insép,berechte,berecht) - décider,juger (11) bereid (adj,bereider,bereidst) - disposé,prêt (lect. 03) bereiken (v,insép,bereikte,bereikt) - arriver à,atteindre (lect. 01) Bergen (n,het) - Mons (07) berisping (n,de,berispingen) blâme,réprimande,avertissement (08) beroep (n,het,beroepen) - appel (06) beroepen (v,insép,beriep,beroepen) - s'adresser (12) beroepsinstantie (n,de,beroepsinstanties) - instance d'appel (08) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
beroepsmogelijkheid (n,de,beroepsmogelijkheden) possibilité d'appel (06) beroepsopleiding (n,de,beroepsopleidingen) - formation professionnelle (04) beroepsprocedure (n,de,beroepsprocedures) - procédure d'appel,procédure en appel (10) beroepsrechter (n,de,beroepsrechters) - juge professionnel (09) berokkenen (v,insép,berokkende,berokkend) occasionner,causer (lect. 01) berucht (adj,beruchter,beruchtst) - tristement célèbre (09) berusten (v,insép,berustte,berust) - incomber (03) beschermen (v,insép,beschermde,beschermd) - protéger (07) beschermend (adj,beschermender,meest beschermend) - de sauvegarde,de défense,protecteur (08) bescherming (n,de,beschermingen) - protection (02) beschikken (v,insép,beschikte,beschikt) - disposer de (03) beschouwen (v,insép,beschouwde,beschouwd) - considérer (lect. 01) beschouwing (n,de,beschouwingen) - considération (lect. 01) beschrijving (n,de,beschrijvingen) - description (lect. 01) beschuldigde (n,de,beschuldigden) - accusé (09) beslechten (v,insép,beslechtte,beslecht) régler,trancher,arbitrer (06) beslissen (v,insép,besliste,beslist) - décider,statuer (07) beslissing (n,de,beslissingen) - décision (01) beslotenheid (n,de) - intimité (07) besluit (n,het,besluiten) - arrêté (04) besluitvormingsproces (n,het,besluitvormingsprocessen) processus de prise de décision (01) bestaan (v,insép,bestond,bestaan) - exister (05) *bestaan (v,inséparable,bestond,bestaan) comprendre,comporter,consister en,se composer de (01) bestaansminimum (n,het,bestaansminima) - minimum vital (08) bestanddeel uitmaken (v,locut.) - faire partie de (lect. 03) bestempelen (v,insép,bestempelde,bestempeld) - qualifier (lect. 02) bestendig afgevaardigde (n,locut.) - député permanent (05) Bestendige Deputatie (n,locut.) - Députation permanente (05) bestraffen (v,insép,bestrafte,bestraft) - punir (07) bestraffing (n,de,bestraffingen) - sanction,punition (lect. 01) bestrijden (v,insép,bestreed,bestreden) - lutter,combattre (lect. 01) bestrijding (n,de,bestrijdingen) - lutte (lect. 01) besturen (v,insép,bestuurde,bestuurd) - conduire,piloter (05) bestuur (n,het) - gestion,direction,administration,régime (05) bestuursniveau (n,het,bestuursniveaus) - niveau de pouvoir (02) betalen (v,insép,betaalde,betaald) - payer (07) betaling (n,de,betalingen) - paiement,payement (12) betekenen (v,insép,betekende,betekend) - signifier (01) betekenis (n,de,betekenissen) - sens,signification (lect. 01) beteugelen (v,insép,beteugelde,beteugeld) réprimer,refréner,juguler (lect. 01) beteugeling (n,de,beteugelingen) - répression,contenance (lect. 01) betrappen (v,insép,betrapte,betrapt) - surprendre (07) betreden (v,insép,betrad,betreden) entrer,pénétrer,s'introduire (10) betreffen (v,insép,betrof,betroffen) - concerner (01) betreffende (prep) - concernant (02) betrekken (v,insép,betrok,betrokken) - impliquer,concerner (09) betrekking (n,de,betrekkingen) - emploi (lect. 01) betrekking (n,de,betrekkingen) - rapport,relation (01) betrekking hebben (v,locut.) - concerner (03) betrokkene (n,de,betrokkenen) - personne concernée,intéressé (07) betwisten (v,insép,betwistte,betwist) - contester (lect. 01) betwisting (n,de,betwistingen) - différend,conflit,litige (06) beurt (n,de,beurten) - tour (01) beurtelings (adv) - à tour de rôle (02) bevatten (v,insép,bevatte,bevat) - contenir,comporter (06) bevestigend (adj,bevestigender,bevestigendst) - affirmatif (lect. 02) bevestiging (n,de,bevestigingen) - confirmation (lect. 01)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
3
bevinden (v,insép,bevond,bevonden) - se trouver (12) bevinding (n,de,bevindingen) - résultat,constatation (lect. 01) bevoegd (adj,bevoegder,bevoegdst) - compétent (01) bevoegdheid (n,de,bevoegdheden) - compétence (01) bevoegdheidsconflict (n,het,bevoegdheidsconflicten) conflit de compétence (11) bevolking (n,de,bevolkingen) - population (01) bevolkingsgroep (n,de,bevolkingsgroepen) - groupe de population (01) bevolkingsregister (n,het,bevolkingsregisters) - registre de population (05) bewaring (n,de,bewaringen) - garde (lect. 01) beweegreden (n,de,beweegredenen) - motif (lect. 02) bewijs (n,het,bewijzen) - preuve (10) bewijslastregeling (n,het,bewijslastregelingen) attribution de la charge de la preuve (lect. 02) bewijzen (v,insép,bewees,bewezen) - prouver (09) bewust (adj,bewuster) - conscient (lect. 01) bewustzijn (n,het) - conscience (lect. 01) bezighouden (v,sép,hield bezig,beziggehouden) s'occuper de (05) bezinningskamer (n,de,bezinningskamers) - chambre de réflexion (02) bezorgdheid (n,de,bezorgdheden) - préoccupation,souci (lect. 01) bezorgen (v,insép,bezorgde,bezorgd) - procurer,fournir (lect. 02) bibliotheek (n,de,bibliotheken) - bibliothèque (03) bicommunautair (adj) - bicommunautaire (04) bieden (v,bood,geboden) - offrir,présenter,livrer (lect. 02) bij (prep) - lors de,en cas de (lect. 03) bij het begin (adv,locut.) - au début (01) bijbrengen (v,sép,bracht bij,bijgebracht) contribuer,apporter (09) bijdrage (n,de,bijdragen) - contribution (lect. 02) bijgevolg (adv) - par conséquent,en conséquence (01) bijhouden (n,het) - tenue,mise à jour (05) bijna (adv) - presque,pratiquement,quasiment (lect. 02) bijstaan (v,sép,stond bij,bijgestaan) - aider,assister (12) bijstand (n,de) - aide (04) bijvoorbeeld (adv) - par exemple (02) bijwonen (v,sép,woonde bij,bijgewoond) - assister à (10) bijzonder (adj,bijzonderder,bijzonderst) particulier,spécial (04) bijzonder (adv) - particulièrement,spécialement (12) billijkheid (n,de) - équité (lect. 02) binden (v,bond,gebonden) - lier,attacher (03) binnen (adv) - à l'intérieur,dedans (02) binnendringen (v,sép,drong binnen,binnengedrongen) pénétrer (lect. 02) binnenkomen (v,sép,kwam binnen,binnengekomen) entrer,rentrer (11) binnenlands (adj) - national (lect. 01) binnenlandse zaken (n,locut.) - affaires intérieures,intérieur (01) bioscoopfilm (n,de,bioscoopfilms) - film de cinéma (lect. 01) bioscoopzaal (n,de,bioscoopzalen) - salle de cinéma (lect. 01) bladzijde (n,de,bladzijden) - page (lect. 02) blanco (adj) - blanc,en blanc (lect. 02) blij (adj,blijer,blijst) - heureux,gai (07) blijkbaar (adv) - manifestement,clairement (lect. 01) blijken (v,bleek,gebleken) apparaître,ressortir,s'avérer,sembler (08) blijven (v,bleef,gebleven) - rester,continuer (01) blik (n,de,blikken) - coup d'oeil,regard (06) bloederig (adj,bloederiger,bloederigst) - sanglant (lect. 01) boete (n,de,boetes boeten) - amende (09) boetebeding (n,de,boetebedingen) - clause pénale (lect. 02) Bondsrepubliek (n,de) - République fédérale (lect. 01) bonus (n,de,bonussen) - bonus (lect. 02) bouwen (v,bouwde,gebouwd) - construire (05) bovenaan (adv) - au- dessus (06) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
bovendien (adv) - en outre (02) bovenstaand (adj) - ci- dessus (lect. 01) Brabant (n,het) - Brabant (05) brandstichting (n,de,brandstichtingen) - incendie (09) breed (adj,breder,breedst) - large (01) brengen (v,bracht,gebracht) - amener,apporter (01) breuklijn (n,de,breuklijnen) - ligne de fracture,ligne de faille (01) brief (n,de,brieven) - lettre (lect. 03) briefwisseling (n,de,briefwisselingen) - correspondance (lect. 02) brommer (n,de,brommers) - vélomoteur,mobylette (06) bron (n,de,bronnen) - source (lect. 02) Brussel (n) - Bruxelles (03) Brusselaar (n,de,Brusselaars) - Bruxellois (01) Brussels (adj) - bruxellois (03) Brussels gewest (n,locut.) - région bruxelloise (01) Brussels Hoofdstedelijk Gewest (n,locut.) - Région de Bruxelles- Capitale (01) Brussels Hoofdstedelijk Regering (n,locut.) - gouvernement de la Région de Bruxelles- Capitale (03) Brusselse Hoofdstedelijke Raad (n,locut.) - Conseil de la Région de Bruxelles- Capitale (03) bruut (adj,bruter,bruutst) - sauvage,brutal,cru (lect. 01) bruutheid (n,de) - brutalité (lect. 01) buigen (v,boog,gebogen) - se pencher,examiner (01) buiten (prep) - en dehors de,à l'exception de (05) buitencontractueel (adj) - extra- contractuel (lect. 02) buitenlands (adj) - étranger (01) buitenlandse handel (n,locut.) - commerce extérieur (03) buitenlandse zaken (n,locut.) - affaires étrangères (01) buitensporig (adv) - excessivement,exagérément (03) burenhinder (n,de) - trouble de voisinage (lect. 02) burenruzie (n,de,burenruzies) - dispute de voisinage (07) burgemeester (n,de,burgemeesters) - bourgmestre (05) burger (n,de,burgers) - citoyen (02) burgerlijk (adj,burgerlijker,burgerlijkst) - civil (06) burgerlijke stand (n,locut.) - état civil (05) buur (n,de,buren) - voisin (10) buurman (n,de,buurlieden buurlui) - voisin (07) bv (adv) - par exemple (lect. 01) cassatie (n,de,cassaties) - cassation (06) cassatiearrest (n,het,cassatiearresten) - arrêt de cassation (lect. 02) cassatieberoep (n,het,cassatieberoepen) - pourvoi en cassation (11) cassatiebeslissing (n,de,cassatiebeslissingen) - décision de cassation (lect. 02) cassatierechtspraak (n,de) - jurisprudence de cassation (lect. 02) categorie (n,de,categorieën) - catégorie (09) causaliteitsvereiste (n,het/de,causaliteitsvereisten) - exigence de causalité (lect. 02) celstraf (n,de,celstraffen) - peine de prison,peine d'emprisonnement (09) centraal (adj,centraler,centraalst) - central (02) chirurg (n,de,chirurgen) - chirurgien (lect. 03) cijfer (n,het,cijfers) - chiffre (07) cinema (n,de,cinema's) - cinéma (lect. 01) cinematografisch (adj) - cinématographique (lect. 01) civiel (adj,civieler,civielst) - civil (06) cliënt (n,de,cliënten) - client (lect. 03) cliënteel (n,de) - clientèle (lect. 03) code (n,de,codes) - code (lect. 02) coëxistentie (n,de) - coexistence (lect. 02) collectief (adj,collectiever,collectiefst) - collectif (05) *college (n,het,collegiën colleges) - collège (04) combinatie (n,de,combinaties) - combinaison (12) commentaar (n,de/het,commentaren) - commentaire (lect. 01) commercieel (adj,commerciëler,commercieelst) - commercial (05) commissie (n,de,commissies) - commission (04) Commissie voor Filmkeuring (n,locut.) - Commission de censure cinématographique (lect. 01) communautair (adj) - communautaire (12) complex (adj,complexer,complext) - complexe,compliqué (02)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
4
concept (n,het,concepten) - concept (01) conclusie (n,de,conclusies) - conclusion (lect. 01) concreet (adj,concreter,concreetst) - concret (lect. 01) concretiseren (v,geconcretiseerd,concretiseerde) concrétiser (lect. 02) concurrentie (n,de) - concurrence (lect. 03) conflict (n,het,conflicten) - conflit (06) confronteren (v,confronteerde,geconfronteerd) confronter (lect. 01) consensus (n,de) - consensus (lect. 01) consequent (adv) - de manière conséquente (lect. 02) consequentie (n,de,consequenties) - conséquence (11) constructief (adj,constructiever,constructiefst) constructif (02) consumentenkrediet (n,het,consumentenkredieten) crédit à la consommation (07) consumptie (n,de,consumpties) - consommation (lect. 01) context (n,de,contexten) - contexte (lect. 01) continent (n,het,continenten) - continent (lect. 02) contract (n,het,contracten) - contrat (lect. 02) contractbreuk (n,de,contractbreuken) - rupture de contrat (lect. 02) contracteren (v,contracteerde,gecontracteerd) - conclure un contrat,contracter (lect. 03) contractueel (adj) - contractuel (lect. 02) contradictoir (adv) - contradictoirement,de manière contradictoire (lect. 03) controle (n,de,controles) - contrôle (02) controleren (v,controleerde,gecontroleerd) - contrôler (02) coöpteren (v,coöpteerde,gecoöpteerd) - coopter (02) coördinatie (n,de,coördinaties) - coordination (lect. 01) correct (adj,correcter,correctst) - correct (12) correctionaliseren (v,correctionaliseerde,gecorrectionaliseerd) correctionnaliser (09) correctioneel (adj,correctioneler,correctioneelst) correctionnel (08) Correctionele Rechtbank (n,locut.) - Tribunal correctionnel (06) corrigerend (adj) - correctif (lect. 02) creatief (adv) - créatif (lect. 02) creëren (v,creëerde,gecreëerd) - créer (01) cruciaal (adj,crucialer,cruciaalst) - crucial (lect. 01) cultureel (adj,cultureler,cultureelst) - culturel (01) cultuur (n,de,culturen) - culture (01) cultuurgemeenschap (n,de,cultuurgemeenschappen) communauté culturelle,communauté de culture (01) curatief (adj,curatiever,curatiefst) - curatif (03) cursivering (n,de,cursiveringen) - mise en italique (lect. 01) cursus (n,de,cursussen) - cours,formation (07) daad (n,de,daden) - acte,geste (lect. 01) daadwerkelijk (adv) - réellement (lect. 02) daar (adv) - là (lect. 03) daar (conj) - vu que (lect. 03) daaraan (adv) - y,à cela (lect. 03) daarbij (adv) - à cela,en outre,de plus (03) daardoor (adv) - à cause de cela (01) daarenboven (adv) - en outre,de plus (lect. 02) daarentegen (adv) - par contre,en revanche (03) daarin (adv) - y,dedans (08) daarmee (adv) - à ce sujet,à cet égard,avec cela (12) daarnaast (adv) - en outre,à côté de cela (07) daarnet (adv) - justement,à l'instant (06) daarom (adv) - c'est pourquoi,c'est pour cela que (01) daaronder (adv) - là- dessous (02) daarover (adv) - à ce sujet,à cet égard (lect. 01) daartoe (adv) - à cet effet,pour cela (05) daarvoor (adv) - pour cela (08) dadelijk (adv) - immédiatement,tout de suite,aussitôt,surle- champ (lect. 03) dader (n,de,daders) - auteur (09) dag (n,de,dagen) - jour (06) dagcentrum (n,het,dagcentra dagcentrums) - centre de soins de jour (08) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
dagelijks (adj,dagelijkser,dagelijkst) - chaque jour,journalier,quotidien (05) dagelijks (adv) - quotidiennement (06) dagen (v,daagde,gedaagd) - assigner (06) dagvaarding (n,de,dagvaardingen) - citation,assignation (lect. 03) dan (adv) - alors,à ce moment- là (01) dan (conj) - que (lect. 02) dankzij (prep) - grâce à (lect. 02) dat (conj) - que (lect. 02) datum (n,de,data datums) - date (05) datzelfde (det) - ce même (11) de bal doorspelen (v,locut.) - renvoyer la balle (lect. 01) de bovenhand halen (v,locut.) - l'emporter (09) de kans lopen (v,locut.) - courir le risque,risquer (07) De Post (n,locut.) - La Poste (02) debiteur (n,de,debiteurs) - débiteur (lect. 02) december (n,de) - décembre (lect. 01) decennium (n,het,decennia) - décennie (11) decreet (n,het,decreten) - décret (03) deel (n,het,delen) - part,partie,portion (01) deel uitmaken (v,locut.) - faire partie (08) deelnemen (v,sép,nam deel,deelgenomen) participer,prendre part (02) deelstaat (n,de,deelstaten) - entité fédérée,région (11) definiëren (v,definieerde,gedefinieerd) - définir (lect. 01) degelijkheid (n,de,degelijkheden) - solidité,fiabilité (lect. 01) degene (pron) - celui,celle,ceux (10) dement (adj,dementer,dementst) - dément (07) democratisch (adj,democratischer,meest democratisch) démocratique (lect. 01) Den Haag (n,locut.) - La Haye (12) Dendermonde (n) - Dendermonde (07) denkbeeldig (adj,denkbeeldiger,denkbeeldigst) imaginaire,fictif (lect. 01) denken (v,dacht,gedacht) - penser,croire (06) derde (adj) - troisième (01) derde (n,de,derden) - tiers (lect. 03) derde (n,het,derden) - tiers (09) derde leeftijd (n,locut.) - troisième âge (04) dergelijk (det) - tel,pareil,semblable (10) derhalve (adv) - par conséquent (lect. 03) derogerend (adj) - dérogatoire (lect. 02) dertien (det) - treize (11) dertig (det) - trente (11) desbetreffend (adj) - relatif,afférent (lect. 01) deskundige (n,de,deskundigen) - expert (07) desnoods (adv) - au besoin (12) deze (det) - ce,cette,ces (lect. 01) dezelfde (det) - le même (03) dicht (adv) - proche,près (01) die (det) - ce (lect. 01) diefstal (n,het,diefstallen) - vol (09) dienen (v,diende,gediend) - devoir,servir (lect. 01) dienst (n,de,diensten) - service (07) diezelfde (det) - le même (lect. 01) dikwijls (adv) - souvent (09) dimensie (n,de,dimensies) - dimension (lect. 01) ding (n,het,dingen) - chose (09) diploma (n,het,diploma's) - diplôme (02) direct (adj,directer,directst) - direct (12) discriminatie (n,de,discriminaties) - discrimination (lect. 01) dit (det) - ce (lect. 01) divers (adj,diverser,diverst) - divers,différent (11) doch (adv) - mais (lect. 01) documentaire (n,de,documentaires) - documentaire (lect. 01) dode (n,de,doden) - mort (07) doel (n,het,doelen) - but,objectif (lect. 01) doelgroep (n,de,doelgroepen) - groupe cible,groupe visé (lect. 01) doen (v,deed,gedaan) - faire (01) dokter (n,de,dokters) - docteur,médecin (lect. 03) dom (adj,dommer,domst) - stupide,imbécile (lect. 01) domein (n,het,domeinen) - domaine (01) doodslag (n,de,doodslagen) - coup mortel (09) doodstraf (n,de,doodstraffen) - peine de mort (09) door (prep) - à travers (06)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
5
*door (prep) - à cause de (02) *door (prep) - par,au moyen de (02) door middel van (prep,locut.) - au moyen de,à l'aide de,par voie de (04) doorbladeren (v,sép,bladerde door,doorgebladerd) feuilleter (lect. 02) doorgaans (adv) - généralement,le plus souvent (11) doorgang (n,de,doorgangen) - passage (07) doorhakken (v,sép,hakte door,doorgehaakt) trancher,couper (11) doorsturen (v,sép,stuurde door,doorgestuurd) - renvoyer (lect. 03) doorverwijzen (v,sép,verwees door,doorverwezen) renvoyer (08) dorp (n,het,dorpen) - village (07) dossier (n,het,dossiers) - dossier (08) draagwijdte (n,de,draagwijdten) - portée (lect. 02) dragen (v,droeg,gedragen) - porter (02) drankprobleem (n,het,drankproblemen) - problème de boisson,problème d'alcoolisme,alcoolisme (07) dreigend (adj,dreigender,dreigendst) - menaçant (lect. 01) drempel (n,de,drempels) - seuil (10) drie (det) - trois (01) drievierde (adv) - trois quarts (06) dringend (adj,dringender,dringendst) - urgent (07) drinken (v,dronk,gedronken) - boire (07) drinker (n,de,drinkers) - buveur (07) dronkenschap (n,de) - ivresse,ébriété (07) drug (n,de,drugs) - drogue,stupéfiant (lect. 01) drugsverslaving (n,de) - toxico- dépendance (07) druppel (n,de,druppels) - goutte (07) duidelijk (adj,duidelijker,duidelijkst) - clair (lect. 01) duidelijkheid (n,de) - clarté (lect. 02) Duits (adj) - allemand (01) Duitse taalgebied (n,locut.) - Région de langue allemande (03) Duitstalig (adj) - germanophone (03) Duitstalige Gemeenschap (n,locut.) - Communauté germanophone (01) duren (v,duurde,geduurd) - durer (09) dus (conj) - donc (01) duur (n,de,duren) - durée (03) duurzaam (adj,duurzamer,duurzaamst) - durable (10) dwaling (n,de,dwalingen) - erreur (lect. 02) dwangarbeid (n,de) - travaux forcés (09) dwangsom (n,de,dwangsommen) - astreinte (12) dwanguitoefening (n) - exercice de la contrainte (lect. 02) dweilen (v,dweilde,gedweild) - passer la serpillière,écouvillonner (10) dwingen (v,dwong,gedwongen) - forcer,contraindre (02) echt (adv) - réellement,vraiment (01) echtelijk (adj) - conjugal (07) echter (adv) - cependant,toutefois (03) echtpaar (n,het,echtparen) - couple (07) echtscheiding (n,de,echtscheidingen) - divorce (08) echtscheidingsprocedure (n,de,echtscheidingsprocedures) - procédure de divorce (07) economie (n,de) - économie (03) economisch (adj,economischer,meest economisch) économique (01) één (det) - un (lect. 01) een beetje (adv,locut.) - un peu (06) een begin maken (v,locut.) - entamer,débuter,commencer (01) een of ander (det,locut.) - l'un ou l'autre (06) eenheid (n,de,eenheden) - unité (02) eenheidsstaat (n,de,eenheidsstaten) - état unitaire (02) eenmaking (n,de,eenmakingen) - unification (12) eensluidend (adj) - conforme,unanime (05) eenzelfde (det) - un seul,un même (lect. 01) éénzelfde (det) - un seul,un même (03) eenzijdig (adj,eenzijdiger,eenzijdigst) - unilatéral (lect. 02) eerbaarheid (n,de,eerbaarheden) - décence,pudeur (lect. 01) eerlijk (adj,eerlijker,eerlijkst) - honnête (12) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
eerst (adv) - d'abord,premièrement (01) eerste (adj) - premier (01) Eerste Aanleg (n,locut.) - Première Instance (08) Eerste Minister (n,locut.) - Premier Ministre (02) eerstverkozen (adj) - élu (03) effect (n,het,effecten) - effet (08) effectief (adv) - effectivement (lect. 01) efficiënt (adj,efficiënter,efficiëntst) - efficace (01) eigen (adj,,eigenst) - propre,particulier,personnel (01) eigenaardig (adj,eigenaardiger,eigenaardigst) caractéristique,particulier,curieux (08) eigenares (n,de,eigenaressen) - propriétaire (10) eigendom (n,het,eigendommen) - propriété,possession (07) eigenlijk (adv) - à vrai dire,en fait,vraiment,au fond (02) eigenrichting (n) - le fait de se faire justice,justice privée (lect. 02) eigenschap (n,de,eigenschappen) - caractéristique,propriété (lect. 01) einde (n,het,eindes einden) - bout,fin (09) eindstemming (n,de,eindstemmingen) - vote final (01) eindvonnis (n,het,eindvonnissen) - jugement final (07) eisen (v,eiste,geëist) - exiger (06) eiser (n,de,eisers) - demandeur,requérant,plaignant (10) elektriciteit (n,de) - électricité (02) elektronisch (adj,elektronischer,meest elektronisch) électronique (11) element (n,het,elementen) - élément (lect. 01) elk (det) - chaque,chacun (01) elkaar (pron) - réciproque (lect. 03) elkaars (pron) - de chacun (02) ellendig (adj,ellendiger,ellendigst) - misérable (08) emotie (n,de,emoties) - émotion (09) en (conj) - et (lect. 01) energie (n,de,energieën) - énergie (03) energiebeleid (n,het) - politique énergétique,politique de l'énergie (02) enerzijds (adv) - d'une part (02) enig (adj,eniger,enigst) - unique,seul,aucun,moindre (02) enkel (adv) - uniquement,seulement (02) enkel (det) - quelques (10) enkel (pron) - quelques (lect. 01) enscenering (n,de,ensceneringen) - mise en scène (lect. 01) enz. (adv) - etc. (lect. 02) er (adv) - y,là (lect. 01) erfdienstbaarheid (n,de,erfdienstbaarheden) - servitude (07) erfenisrechten (n,de) - droits de succession (08) erfgenaam (n) - héritier (lect. 02) erfgoed (n,het) - patrimoine,héritage (02) erflater (n) - testateur (lect. 02) erg (adv) - très (05) ergernis (n,de,ergernissen) irritation,agacement,exaspération (10) erin (adv) - dedans,y,là- dedans (lect. 01) erkennen (v,insép,erkende,erkend) - reconnaître (01) erkenning (n) - reconnaissance (lect. 02) ernst (n,de) - gravité,sérieux (06) ernstig (adj,ernstiger,ernstigst) - grave,sérieux,lourd (08) erop (adv) - dessus (06) erotisch (adj,erotischer,meest erotisch) - érotique (lect. 01) ertoe (adv) - y,en (lect. 01) eruit zien (v,locut.) - sembler,paraître,avoir l'air (06) ervaren (v,ervoer,ervaarde,ervaren) éprouver,expérimenter,faire l'expérience,ressentir (10) essentie (n,de,essenties) - essence (lect. 01) essentieel (adj,essentiëler,essentieelst) - essentiel (lect. 02) etc. (adv) - etc. (lect. 01) ethiek (n,de) - éthique (lect. 01) Europees (adj) - européen (12) Europees Hof (n,locut.) - Cour européenne (12) Europees Hof van Justitie (n,locut.) - Cour européenne de Justice (12) Europees Hof voor de Rechten van de Mens (n,locut.) - Cour européenne des Droits de l'Homme (12) Europese Unie (n,locut.) - Union Européenne (02) Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (n,locut.) Convention européenne des Droits de l'Homme (12) even (adv) - un peu,un moment,un instant (06)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
6
evenals (adv) - comme (02) eveneens (adv) - également (02) evenmin (adv) - tout aussi peu,non plus,pas davantage (lect. 01) evenredigheid (n,de,evenredigheden) - proportionnalité (lect. 01) eventueel (adj) - éventuel (lect. 01) eventueel (adv) - éventuellement (02) evenveel (det) - autant (02) evenwel (adv) - comme (02) evenwichtig (adj,evenwichtiger,evenwichtigst) équilibré,balancé (lect. 01) evenzo (adv) - de même,pareillement (lect. 02) evolueren (v,evolueerde,geëvolueerd) - évoluer (01) exclusief (adj,exclusiever,exclusiefst) - exclusif (lect. 03) exclusief (adv) - exclusivement (01) executie (n,de,executies) - exécution (lect. 01) ex- Joegoslavië (n,het) - ex- Yougoslavie (12) exoneratiebeding (n) - clause d'exonération (lect. 02) exploitatie (n,de,exploitaties) - exploitation (05) expressie (n,de,expressies) - expression (lect. 01) extreem (adj,extremer,extreemst) - extrême (lect. 01) factor (n,de,factoren factors) - facteur (lect. 01) factuur (n,de,facturen) - facture (07) facultatief (adj,facultatiever,meest facultatief) - facultatif (lect. 02) faillissement (n,het) - faillite (08) familie (n,de,families familiën) - famille (02) familiehulp (n,de,familiehulpen) - aide aux familles,aide à la famille (03) fase (n,de,fasen fases) - phase,étape (01) fax (n,de,faxen) - télécopie,fax (lect. 02) februari (n,de,februari's) - février (lect. 01) federaal (adj) - fédéral (01) federale politie (n,locut.) - police fédérale (02) federaliseren (v,federaliseerde,gefederaliseerd) fédéraliser (02) federalisering (n,federaliseringen) - fédéralisation (01) feit (n,het,feiten) - fait (01) feitelijk (adj,feitelijker,meest feitelijk) - factuelle,de fait (10) fenomeen (n,het,fenomenen) - phénomène (lect. 01) figuur (n,de,figuren) - figure,personnage,personnalité (lect. 01) figuurlijk (adv) - au sens figuré,au figuré (07) fiks (adj,fikser,fikst) - solide,salé (08) film (n,de,films) - film (lect. 01) filmkeuring (n,de,filmkeuringen) - censure cinématographique (lect. 01) financieel (adj,financiëler,financieelst) financier,pécuniaire (10) financiën (n,de) - finances (01) financieren (v,financierde,gefinancierd) - financer (02) fiscaal (adj) - fiscal (09) fonds (n,het,fondsen) - fonds (lect. 01) forfaitair (adj) - forfaitaire (12) formule (n,de,formules) - formule (lect. 01) formuleren (v,formuleerde,geformuleerd) - formuler (lect. 01) fout (n,de,fouten) - faute (lect. 02) foutaansprakelijkheid (n) - responsabilité pour faute (lect. 02) foutbegrip (n) - notion de faute (lect. 02) fragment (n,het,fragmenten) - fragment,partie (lect. 01) frank (n,de,franken) - franc (07) Frankrijk (n,het) - France (lect. 02) Frans (adj) - français (01) Franse Gemeenschap (n,locut.) - Communauté française (01) Franse Gemeenschapscommissie (n,locut.) - Commission communautaire française (04) Franse Gemeenschapsraad (n,locut.) - Conseil de la Communauté française (03) Franse Gemeenschapsregering (n,locut.) - Gouvernement de la Communauté française (03) Franstalig (adj) - francophone (01) Franstalige (n,Franstaligen) - francophone (01) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
fraude (n,de,fraudes) - fraude (09) functie (n,de,functies) - fonction (02) fundament (n,het,fundamenten) - fondement,base (01) fundamenteel (adj,fundamenteler,fundamenteelst) fondamental,essentiel,vital,crucial (12) fusie (n,de,fusies) - fusion (05) fysiek (adj,fysieker,fysiekst) - physique (lect. 01) gaan (v,ging,gegaan) - s'agir de (06) *gaan (v,ging,gegaan) - aller (01) gaan over (v,locut.) - s'agir,traiter de (04) gaande (adv) - depuis (05) gans (adj) - tout,en entier (lect. 02) garanderen (v,garandeerde,gegarandeerd) - garantir (07) garantie (n,de,garanties) - garantie (09) gas (n,het,gassen) - gaz (02) gebeuren (v,insép,gebeurde,gebeurd) - arriver,se produire,avoir lieu,se passer,intervenir,survenir,se faire,s'effectuer,se pratiquer,s'opérer (01) gebeurtenis (n,de,gebeurtenissen) - évènement (lect. 02) gebied (n,het,gebieden) - territoire,domaine,région (03) gebod (n) - ordre,commandement (lect. 02) geboorte (n,de,geboorten geboortes) - naissance,avènement (01) gebrek (n,het,gebreken) - défaut,manque,pénurie (lect. 03) gebrekkig (adj,gebrekkiger,gebrekkigst) - défectueux (lect. 02) gebruik (n,het,gebruiken) - usage,utilisation,emploi (01) gebruik maken (v,locut.) - utiliser,faire usage (lect. 02) gebruiken (v,insép,gebruikte,gebruikt) - utiliser,employer (lect. 01) gedachte (n,de,gedachten gedachtes) - idée,pensée,avis (12) gedeelte (n,het,gedeelten gedeeltes) - partie (lect. 02) geding (n,het,gedingen) - procès,cause,procédure (06) gedrag (n,het,gedragingen) - comportement (07) gedragen (v,insép,gedroeg,gedragen) - se comporter,se conduire (09) gedurende (conj) - pendant (09) geen (det) - pas de (lect. 01) geen enkel (pron,locut.) - aucun (04) geen oren naar hebben (v,locut.) - ne rien vouloir entendre (07) geenszins (adv) - aucunement,nullement (lect. 03) geestelijk (adj,geestelijker,geestelijkst) - mental (lect. 01) geestesgestoord (adj) - dérangé mentalement (09) geesteszieke (n,de,geesteszieken) - malade mental (07) gegeven (n,het,gegevens) - donnée (01) gehandicapt (adj,gehandicapter,gehandicaptst) - handicapé (07) gehandicapte (n,gehandicapten) - personne handicapée,handicapé (07) gehandicaptenzorg (n,de,gehandicaptenzorgen) - aide aux handicapés,assistance aux handicapés (04) geheel (adj) - entier (09) geïntimeerde (n,de,geïntimeerden) - intimé (10) gekwalificeerd (adj,gekwalificeerder,gekwalificeerdst) qualifié (lect. 02) gelaten (adv) - résigné,avec résignation (07) geldbetwisting (n,de,geldbetwistingen) - conflit d'argent,dispute d'argent (10) geldboete (n,de,geldboeten geldboetes) - amende (08) gelden (v,gold,gegolden) - valoir (02) geldig (adj,geldiger,geldigst) - valable,valide (lect. 02) geldigheid (n,de,geldigheden) - validité (12) geldzaak (n,de,geldzaken) - affaire d'argent (06) geleden (adj) - il y a,passé (01) gelijke (n,de,gelijken) - semblable (02) gelijkheid (n) - égalité (lect. 02) gelijkschakeling (n,de,gelijkschakelingen) - alignement,mise au pas (lect. 01) gelijkstellen (v,sép,stelde gelijk,gelijkgesteld) - assimiler à,identifier à (lect. 03) gelijkwaardigheid (n) - équivalence (lect. 02) gemakkelijk (adv,gemakkelijker,gemakkelijkst) facilement,simplement,aisément (01) gemeenschap (n,de,gemeenschappen) - communauté (01) gemeenschappelijk (adj) - communautaire,en commun (02)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
7
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie (n,locut.) commission communautaire commune (04) gemeenschaps(adj) - communautaire (02) gemeenschapsaangelegenheid (n,de,gemeenschapsaangelegenheden) - matière communautaire (05) gemeenschapsbevoegdheid (n,de,gemeenschapsbevoegdheden) - compétence communautaire (03) gemeenschapscommissie (n,de,gemeenschapscommissies) - commission communautaire (04) gemeenschapsopdracht (n,de,gemeenschapsopdrachten) mission communautaire (04) gemeenschapsrecht (n,het) - droit communautaire (12) Gemeenschapsregering (n,de) - Gouvernement de la Communauté (03) gemeente (n,de,gemeentes gemeenten) - commune (02) gemeentelijk (adj) - communal (04) gemeentepolitie (n,de,gemeentepolities) - police communale (05) Gemeenteraad (n,de,gemeenteraden) - conseil communal (05) gemeenteraadslid (n,het,gemeenteraadsleden) - conseiller communal,membre du Conseil communal (05) gemeentereglement (n,het,gemeentereglementen) règlement communal (05) gemeentewet (n,de,gemeentewetten) - loi communale (05) gemengd (adj,gemengder,gemengdst) mélangé,mêlé,mixte (11) gemiddeld (adv) - en moyenne (11) gemiddelde (n,het,gemiddelden) - moyenne (11) geneesheer (n,de,geneesheren) - médecin (lect. 03) geneeskunde (n,de) - médecine (03) geneeskundig (adj,geneeskundiger,geneeskundigst) médical (lect. 03) geneeskunst (n,de) - médecine (lect. 03) generatie (n,de,generaties) - génération (lect. 01) generator (n,de,generatoren generators) générateur,génératrice (lect. 03) genocide (n,de,genociden) - génocide (12) genoeg (adv) - assez (09) genot (n) - jouissance (lect. 02) Gent (n,het) - Gand (lect. 01) gepaard gaan (v,locut.) - s'accompagner,entraîner (lect. 01) gepast (adj,gepaster) - adéquat,approprié (09) gerecht (n,het,gerechten) - cour,tribunal,justice (06) Gerecht van eerste Aanleg (n,locut.) - Tribunal de Première Instance (12) gerechtelijk (adj,gerechtelijker,gerechtelijkst) - judiciaire (02) gerechtsdeurwaarder (n,de,gerechtsdeurwaarders) huissier de justice (lect. 03) Germaans (adj,Germaanser,Germaanst) - germanique (01) geruchtmakend (adj,geruchtmakender,geruchtmakendst) - retentissant,sensationnel (lect. 02) geschil (n,het,geschillen) - litige,différend,conflit (06) geslachtelijk (adj) - sexuel (lect. 01) gesloten (adj,geslotener,geslotenst) - fermé (08) gespecialiseerd (adj,gespecialiseerder,gespecialiseerdst) spécialisé (11) gesprekspartner (n,de,gesprekspartners) - interlocuteur (10) gesticht (n,het,gestichten) - établissement,institution (lect. 03) getuigen (v,getuigde,getuigd) - témoigner,faire preuve,dénoter (lect. 01) gevaar (n,het,gevaren) - danger (lect. 01) geval (n,het,gevallen) - cas (04) gevangenis (n,de,gevangenissen) - prison (08) gevangenisstraf (n,de,gevangenisstraf) - peine de prison,peine d'emprisonnement (08) geven (v,gaf,gegeven) - donner (08) gevolg (n,het,gevolgen) - conséquence,suite (01) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
gevorderd (adj,gevorderder,meest gevorderd) - avancé (lect. 03) gewaarwording (n,de,gewaarwordingen) sensation,impression (lect. 01) gewag maken (v,locut.) - faire mention (lect. 02) geweld (n,het,gewelden) - violence (09) gewelddaad (n,de,gewelddaden) - acte de violence,geste de violence (08) gewelddadig (adj,gewelddadiger,gewelddadigst) - violent (lect. 01) geweldfilm (n,de,geweldfilms) - film de violence (lect. 01) geweldpleging (n,de,geweldplegingen) - acte de violence (lect. 01) geweldscène (n,de,geweldscènes) - scène de violence (lect. 01) geweldsnorm (n,de,geweldsnormen) - norme de violence (lect. 01) gewest (n,het,gewesten) - région (01) gewestelijk (adj,gewestelijker,gewestelijkst) - régional (03) gewestminister (n,de,gewestministers) - ministre régional (03) gewestraad (n,de,gewestraden) - conseil régional (03) gewestregering (n,de,gewestregeringen) - gouvernement régional (03) gewonde (n,de,gewonden) - blessé (07) gewoonte (n,de,gewoonten gewoontes) - habitude (07) gezag (n,het,gezagen) - autorité (05) gezinsbegeleiding (n,de,gezinsbegeleidingen) accompagnement familial (08) gezinsbijstand (n,de) - assistance aux familles,aide aux familles (04) gezinslid (n,het,gezinsleden) - membre de la famille (06) gezinszorg (n,de) - aide aux familles (04) gezond (adj,gezonder,gezondst) - sain,en bonne santé (01) gezondheid (n,de) - santé (04) gezondheidsbeleid (n,het) - politique de santé (03) gidsen (v,gidste,gegidst) - guider (06) gift (n) - donation,don (lect. 02) glas (n,het,glazen) - verre (07) goed (adj,beter,best) - bon (lect. 02) goed (adv,beter,best) - bien,bon (09) goed (n,het,goederen) - marchandise,article (07) goede zeden (n,locut.) - bonnes moeurs (lect. 01) goedkeuren (v,sép,keurde goed,goedgekeurd) - approuver (02) Gouverneur (n,de,Gouverneurs) - Gouverneur (05) greep (n,de,grepen) - emprise (10) grenspathologisch (adj) - à la limite de la pathologie (lect. 01) groeien (v,groeide,gegroeid) croître,évoluer,grandir,augmenter,se développer (11) grof (adj,grover,grofst) - gros,rude,brut,grossier (02) grofheid (n,de,grofheden) - grossièreté,trivialité (lect. 01) grondgebied (n,het,grondgebieden) - territoire (01) grondslag (n) - base,fondement (lect. 02) grondwet (n,de,grondwetten) - constitution (01) grondwetsherziening (n,de,grondwetsherzieningen) - révision de la constitution (01) grondwettelijk (adj) - constitutionnel (11) groot (adj,groter,grootst) - grand,gros,important (01) Groot- Brittannië (n,het) - Grande- Bretagne (lect. 01) gruwel (n,de,gruwelen) - horreur (lect. 01) gruwelfilm (n,de,gruwelfilms) - film d'horreur (lect. 01) gruwelscène (n,de,gruwelscènes) - scène d'horreur (lect. 01) gruwelvideo- arrest (n,het,gruwelvideo- arresten) - arrêt de la vidéo de violence (lect. 01) haag (n,de,hagen) - haie (07) haar (pron) - elle (01) halen (v,haalde,gehaald) - aller chercher,tirer,retirer,attraper (lect. 03) halsstarrig (adv) - avec entêtement,avec obstination (10) hand (n,de,handen) - main (08) handboek (n,het,handboeken) - manuel (lect. 02) handel (n,de,handels) - commerce (08) handelaar (n,de,handelaars handelaren) commerçant,négociant (07) handelen (v,handelde,gehandeld) - agir (06) handeling (n,de,handelingen) - acte,action (12)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
8
handelshuur (n,de,handelshuren) - bail commercial (07) handelszaak (n,de,handelszaken) - affaire commerciale (08) hanteren (v,hanteerde,gehanteerd) - utiliser,manier (lect. 01) hardnekkig (adj,hardnekkiger,hardnekkigst) entêté,têtu,tenace (07) hardrijder (n,de,hardrijders) - coureur automobile (07) harmoniserend (adj) - harmonisé (lect. 01) hebben (v,had,gehad) - avoir (lect. 01) heel (adj) - tout,entier (10) heel (adv) - très,bien (07) heel wat (det,locut.) - bien du,pas mal de (09) heelkundig (adj,heelkundiger,heelkundigst) - chirugical (lect. 03) heer (n,de,heren) - messieurs (lect. 01) heilig (adj,heiliger,heiligst) - sacré (10) helft (n,de,helften) - moitié (11) hem (pron) - le,lui (lect. 02) hen (pron) - les,leur,eux (lect. 01) Henegouwen (n,het) - Hainaut (10) herhaaldelijk (adv) - à plusieurs reprises,fréquemment (lect. 02) herschikken (v,insép,herschikte,herschikt) - réaménager (04) herstellen (v,insép,herstelde,hersteld) - réparer,restaurer (09) herverdeling (n,de,herverdelingen) répartition,redistribution (01) hervormen (v,insép,hervormde,hervormd) - réformer (01) hervorming (n,de,hervormingen) - réforme (01) herziening (n,de,herzieningen) - révision (01) het eens zijn (v,locut.) - être d'accord (07) het laatste woord (n,locut.) - le dernier mot (02) het niet eens zijn (v,locut.) - ne pas être d'accord (08) het over hebben (v,locut.) - parler de (12) het volgende (pron,locut.) - ce qui suit,ceci (01) heten (v,heette,geheten) - s'appeler,se nommer (01) hetgeen (pron) - ce qui,ce que,ce dont,ce à quoi (lect. 01) hetzelfde (det) - le même (02) hetzij (adv) - soit (lect. 01) hier (adv) - ici (02) hieraan (adv) - à ceci (12) hiërarchie (n,de,hiërarchieën) - hiérarchie (11) hierbij (adv) - ainsi (04) hierboven (adv) - ci- dessus (lect. 01) hierdoor (adv) - ainsi (01) hierin (adv) - en ceci (lect. 03) hiermee (adv) - par ceci (lect. 01) hieromtrent (adv) - à cet égard,à ce sujet (12) hieronder (adv) - ci- dessous,en cela (lect. 01) hierover (adv) - à ce sujet (02) hiertoe (adv) - à cet effet (12) hieruit (adv) - de ceci,d'ici (lect. 01) hiervan (adv) - de ceci (01) hiervoor (adv) - à cet effet,à cet égard (lect. 01) hij (pron) - il (lect. 01) hinderlijk (adj,hinderlijker,hinderlijkst) - irritant,gênant (07) historisch (adj,historischer,meest historisch) - historique (01) historisch (adv) - historiquement (01) hoederecht (n,het,hoederechten) - droit de garde (08) hoekje (n,het,hoekjes) - petit coin (06) hoeven (v,hoefde,gehoefd) - ne pas avoir besoin,ne pas devoir (06) hoewel (conj) - bien que (lect. 01) hof (n,de,hoven) - cour (09) hof van assisen (n,locut.) - cour d'assises (06) Hof van Beroep (n,locut.) - Cour d'Appel (07) Hof van Cassatie (n,locut.) - Cour de Cassation (02) Hof van Justitie (n,locut.) - Cour de Justice (12) hoofdbedrog (n) - dol principal (lect. 02) hoofdelijk (adj) - solidaire (lect. 02) hoofdelijkheid (n) - solidarité (lect. 02) hoofdgeneesheerchirurg (n,de,hoofdgeneesheerchirurgen) - chirurgien en chef (lect. 03) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
hoofdstuk (n,het,hoofdstukken) - chapitre (06) hoofdzakelijk (adj,hoofdzakelijker,meest hoofdzakelijk) principal,essentiel (lect. 01) hoog (adj,hoger,hoogst) - haut,élevé (02) hoog (adv,hoger,hoogst) - hautement,haut (11) hoogstaand (adj,hoogstaander,meest hoogstaand) noble,élevé (lect. 01) hooligan (n,de,hooligans) - hooligan,vandale (09) horen (v,hoorde,gehoord) - entendre (07) *horen (v,hoorde,gehoord) - appartenir à,faire partie de (04) horrorvideofilm (n,de,horrorvideofilms) - film vidéo d'horreur (lect. 01) houden (v,hield,gehouden) - garder,conserver,maintenir (01) houden (v,hield,gehouden) - tenir (lect. 01) huidig (adj,huidiger,huidigst) - actuel (lect. 02) huis (n,het,huizen) - maison (08) huisbaas (n,de,huisbazen) - propriétaire (06) huishuur (n,de,huishuren) - loyer (07) huisvesting (n,de,huisvestingen) - logement,hébergement (03) hulp (n,de,hulpen) - aide,assistance (03) hun (det) - leur (01) hun (pron) - leur (lect. 03) huurder (n,de,huurders) - locataire (06) huurgeschil (n,het,huurgeschillen) - conflit de bail (07) identiek (adj) - identique,semblable (lect. 01) identiteit (n,de,identiteiten) - identité (01) ieder (det) - chaque (05) ieder (pron) - chacun (01) iemand (pron) - quelqu'un (06) iets (adv) - un peu (06) ik (pron) - je,moi (lect. 02) immers (adv) - en effet (01) immigrant (n,de,immigranten) - immigrant,immigré (03) immoreel (adj,immoreler,immoreelst) - immoral (lect. 01) impliciet (adv) - implicitement (lect. 02) in (prep) - dans,en (lect. 01) in aanmerking komen (v,locut.) - entrer en ligne de compte (lect. 02) in beroep (n,locut.) - en appel (06) in beslag nemen (v,locut.) - saisir,prendre (lect. 01) in casu (adv) - en l'occurrence,dans ce cas (01) in contact komen (v,locut.) - entrer en contact (06) in de loop van (prep,locut.) - au cours de,au fil de,dans le courant de (03) in de mate dat (conj,locut.) - dans la mesure où (lect. 01) in de praktijk (n,locut.) - en pratique (09) in de vorm van (n,locut.) - sous la forme (03) in gebreke (n,locut.) - en défaut (12) in geval van (prep,locut.) - en cas de (12) in gezamenlijk overleg (n,locut.) - de commun accord (04) in handen van (n,locut.) - aux mains de,entre les mains de,dans les mains de (01) in het belang van (prep,locut.) - dans l'intérêt de (05) in het bestek (n,locut.) - dans le cadre (lect. 02) in het bijzonder (adv,locut.) - en particulier,spécialement (04) in het concreto (adv,locut.) - concrètement (lect. 01) in het kort (adv,locut.) - en bref (07) in het leven roepen (v,locut.) - donner vie (lect. 02) in hoofdzaak (n,locut.) - essentiellement,principalement,sur l'essentiel (05) in onderlinge overeenstemming (n,locut.) - de commun accord (12) in plaats van (prep,locut.) - au lieu de (02) in principe (n,locut.) - en principe (06) in theorie (n,locut.) - en théorie,théoriquement (05) in werking treden (v,locut.) - entrer en vigueur (lect. 03) inbegrepen (adv) - compris (03) inbeslaggenomen (adj) - saisi (lect. 01) inbraak (n,de,inbraken) - effraction,cambriolage (09) inbreuk (n,de,inbreuken) - infraction,atteinte (06) incriminatiegrond (n,de,incriminatiegronden) - base d'incrimination (lect. 01) indelen (v,sép,deelde in,ingedeeld) classer,diviser,grouper,répartir (01) indeling (n,de,indelingen) - partage,répartition (05) inderdaad (adv) - en effet (05)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
9
indien (conj) - si (02) indienen (v,sép,diende in,ingediend) - introduire (02) indiener (n,de,indieners) - celui qui dépose la plainte (lect. 01) individu (n,het/de,individu's individuen) - individu (lect. 01) indruisen (v,sép,druisde in,ingedruisd) - aller à l'encontre de,être contraire à (lect. 03) industrieel (adj,industriëler,industrieelst) - industriel (05) informatisering (n,de) - informatisation (11) infrastructuur (n,de,infrastructuren) - infrastructure (05) ingebrekestelling (n) - mise en demeure (lect. 02) ingewikkeld (adj,ingewikkelder,ingewikkeldst) complexe,compliqué (06) inhoud (n,de,inhouden) - contenu (lect. 01) inhouden (v,sép,hield in,ingehouden) - impliquer (05) initiatief (n,het,initiatieven) - initiative (02) initiatiefrecht (n,het,initiatiefrechten) - droit d'initiative (02) inkomensbeleid (n,het) - politique des revenus (02) inleiding (n,de,inleidingen) - introduction,préliminaires (01) innemen (v,sép,nam in,ingenomen) - prendre (02) inrichting (n,de,inrichtingen) - dispositif (lect. 03) inroepen (v,riep in,ingeroepen) - invoquer (lect. 02) inspanningsverbintenis (n) - obligation de moyens (lect. 02) inspireren (v,inspireerde,geïnspireerd) - inspirer (01) instaan (v,sép,stond in,ingestaan) - être responsable de (lect. 02) installatie (n,de,installaties) - installation (lect. 03) instantie (n,de,instanties) - instance (05) instellen (v,sép,stelde in,ingesteld) - engager,intenter (10) instelling (n,de,instellingen) - institution (01) instemmen (v,sép,stemde in,ingestemd) - être d'accord,adhérer,souscrire,consentir (lect. 01) instemming (n,de,instemmingen) adhésion,consentement,acquiescement,approbation (02) instroom (n,de,instromen) - afflux (10) integendeel (adv) - au contraire,loin de là (lect. 03) integraal (adj,integraler,integraalst) - intégral (lect. 03) intercommunale (n,de,intercommunales) intercommunale (03) interesse (n,de,interessen interesses) - intérêt (lect. 01) interferentie (n,de,interferenties) - interférence,confusion (lect. 01) internationaal (adj,internationaler,meest internationaal) international (02) Internationale gerechtshof (n,locut.) - Cour Internationale (12) internering (n,de,interneringen) - internement (09) internet (n,het) - internet (11) interpretatief (adj) - interprétatif (lect. 02) interpreteren (v,interpreteerde,geinterpreteerd) interpréter (06) invaliditeitsverzekering (n,de) - assurance invalidité (02) invloed (n,de,invloeden) - influence (01) invoering (n,de) - introduction,adoption (lect. 01) inwoner (n,de,inwoners) - habitant (04) inzake (prep) - en ce qui concerne (01) inzet (n,de,inzetten) - enjeu (06) inzicht (n,het,inzichten) - intelligence,compréhension (06) inzonderheid (adv) - notamment,particulièrement (lect. 01) jaar (n,het,jaren) - année,an (01) jaarverslag (n,het,jaarverslagen) - rapport annuel (11) januari (n,de) - janvier (05) jeugd (n,de) - jeunesse,jeunes (lect. 01) jeugdbescherming (n,de) - protection de la jeunesse (03) jeugdkamer (n,de,jeugdkamers) - chambre de la jeunesse (08) jeugdrechtbank (n,de,jeugdrechtbanken) - tribunal de la jeunesse (08) jeugdrechter (n,de,jeugdrechters) - juge de la jeunesse (08) jong (adj,jonger,jongst) - jeune,dernier,récent (08) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
jongere (n,de,jongeren) - jeune (08) juist (adj,juister,meest juist) - exact,juste,convenable (lect. 02) juist (adv) - correctement,convenablement (06) juli (n,de) - juillet (01) juni (n,de) - juin (10) juridisch (adj) - juridique (01) juridisch (adv) - juridiquement (03) jurisprudentie (n) - jurisprudence de cassation (lect. 02) jurisprudentieel (adj) - jurisprudentiel (lect. 02) jurist (n,de,juristen) - juriste (09) jury (n,de,jury's) - jury (09) jurylid (n,het,juryleden) - membre du jury,juré (09) jurysysteem (n,het,jurysystemen) - système de jury (09) justitie (n,de) - justice (01) kader (n,het,kaders) - cadre (01) kamer (n,de,kamers) - chambre (02) Kamer van Volksvertegenwoordigers (n,locut.) - Chambre des Représentants (02) kandidaat (n,de,kandidaten) - candidat (02) kans (n,de,kansen) - chance,risque (06) kanton (n,het,kantons) - canton (07) kantoor (n,het,kantoren) - bureau (07) kapotmaken (v,sép,kapotmaakte,kapotgemaakt) détruire,abîmer,endommager,casser (09) keer (n,de/het,keren) - fois (07) kennen (v,kende,gekend) - connaître (09) kennis (n,de,kennissen) - connaissance,savoir (lect. 03) kennismaken (v,sép,maakte kennis,kennisgemaakt) - faire connaissance (08) kentering (n,de,kenteringen) renversement,revirement,changement (11) kernenergie (n,de) - énergie nucléaire (02) keuring (n,de,keuringen) - censure (lect. 01) kiezen (v,koos,gekozen) - choisir,élire (03) kijken (v,keek,gekeken) - regarder (06) kijker (n,de,kijkers) - spectateur (lect. 01) kind (n,het,kinderen) - enfant (07) kinderbijslag (n,de) - allocations familiales (02) kinderpornografie (n,de) - pornographie infantile (lect. 01) klaarblijkelijk (adv) - manifestement (lect. 02) klacht (n,de,klachten) - plainte (lect. 01) klassiek (adj,klassieker,klassiekst) - classique (09) klein (adj,kleiner,kleinst) - petit (06) klemtoon (n,de,klemtonen) - accent (01) kliniek (n,de,klinieken) - clinique (lect. 03) klinken (v,klonk,geklonken) - sonner,retentir (08) kluwen (n,het,kluwens) - écheveau (06) knoop (n,de,knopen) - noeud (11) koe (n,de,koeien) - vache (10) koelkast (n,de,koelkasten) - frigo,frigidaire (01) koest houden (v,locut.) - se tenir à carreau,se tenir coi,se tenir tranquille (09) komen (v,kwam,gekomen) - venir (01) Koning (n,de,Koningen) - Roi (02) koninklijk (adj,koninklijker,koninklijkst) - royal (02) Koninklijk Besluit (n,locut.) - Arrêté Royal (02) koop- verkoop (n,de) - vente- achat (lect. 03) kopen (v,kocht,gekocht) - acheter (lect. 03) koppelen (v,koppelde,gekoppeld) - coupler,associer (09) koppig (adj,koppiger,koppigst) - entêté,têtu (07) koren op de molen (n,locut.) - de l'eau au moulin,du grain à moudre (09) kort (adj,korter,kortst) - bref,court (lect. 02) kortom (adv) - en bref,bref,en un mot (05) kortweg (adv) - en un mot,sans détours (01) kost (n,de,kosten) - frais (lect. 03) kraan (n,de,kranen) - robinet (10) kracht (n,de,krachten) - puissance,force,pouvoir,capacité (03) kracht van wet (n,locut.) - force de loi,en vigueur (02) krachtens (prep) - en vertu de (12) krant (n,de,kranten) - journal (09) krantenartikel (n,het,krantenartikels) - article de presse,article de journal (06) krediet (n,het,kredieten) - crédit (03) krijgen (v,kreeg,gekregen) - obtenir,recevoir (01) kuisheid (n,de,kuisheden) - pudeur,décence (lect. 01)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
10
kunnen (v,kon,gekund) - pouvoir (02) kunst (n,de,kunsten) - art (lect. 01) kunstgreep (n,de,kunstgrepen) - manoeuvre,artifice (lect. 03) kwaliteit (n,de,kwaliteiten) - qualité (01) kwart (n,het,kwarten) - quart (06) kwestie (n,de,kwesties) - question (10) kwetsen (v,kwetste,gekwetst) - blesser,heurter,vexer (lect. 01) laag (adj,lager,laagst) - bas,modeste,modique (08) laag (adv,lager,laagst) - bas (11) laag (n,de,lagen) - couche (06) laakbaar (adj,laakbaarder,laakbaarst) critiquable,répréhensible,blâmable (lect. 01) laat (adj,later,laatst) - dernier (01) labyrint (n,het,labyrinten) - labyrinthe (06) land (n,het,landen) - pays,nation (01) landbouw (n,de) - agriculture (03) landbouwvestiging (n,de,landbouwvestigingen) établissement agricole (05) Länder (n,de) - Länder (01) landgenoot (n,de,landgenoten) - compatriote (11) landpacht (n,de,landpachten) - bail à ferme,fermage (07) landsdeel (n,het,landsdelen) - région (01) landsgedeelte (n,het,landsgedeeltes) - partie du pays,région (04) landsverdediging (n,de) - défense nationale (01) lang (adj,langer,langst) - long (07) lang (adv,langer,langst) - longtemps (09) langs (prep) - par,à travers,au travers,le long de,via (01) lasagne (n,de,lasagnes) - lasagne (06) last (n) - charge (lect. 02) laten (v,liet,gelaten) - faire (04) *laten (v,liet,gelaten) - laisser (01) Latijns (adj,Latijnser,Latijnst) - latin (01) lectuur (n,de) - lecture (lect. 01) leefmilieu (n,het,leefmilieus) - environnement (03) leefomstandigheden (n,de) - conditions de vie (08) leeftijd (n,de,leeftijden) - âge (lect. 03) leeftijdscategorie (n,de,leeftijdscategorieën) - classe d'âge (lect. 01) leeg (adj,leger,leegst) - vide (11) leerlingenvervoer (n,het) - transport scolaire (04) leerplicht (n,de) - obligation scolaire (02) leger (n,het,legers) - armée (02) leggen (v,legde,gelegd) - poser,déposer,mettre (01) legislatuur (n,de,legislaturen) - législature (lect. 01) legitiem (adj) - légitime (lect. 01) leiden (v,leidde,geleid) - conduire à,mener à (lect. 02) leiding (n,de,leidingen) - direction,gestion,administration (01) les (n,de,lessen) - leçon (lect. 03) letten (v,lette,gelet) - faire attention (01) letterlijk (adv) - littéralement (07) Leuven (n,het) - Louvain (lect. 01) leven (n,het,levens) - vie (01) leven (v,leefde,geleefd) - vivre (09) levende (n) - vif (lect. 02) levenslang (adj) - à perpétuité,à vie (09) leveren (v,leverde,geleverd) - fournir (lect. 03) lezen (v,las,gelezen) - lire (09) lezer (n,de,lezers) - lecteur (lect. 02) liberaal (adj,liberaler,liberaalst) - libéral (lect. 01) lichamelijk (adj) - physique,corporel (lect. 01) lichamelijk (adv) - physiquement (07) licht (adj,lichter,lichtst) - léger (09) lid (n,het,leden) - alinéa (05) *lid (n,het,leden) - membre (02) lidstaat (n,de,lidstaten) - état- membre (12) liggen (v,lag,gelegen) - être situé,se trouver,être (01) lijden (v,leed,geleden) - souffrir (09) lijken (v,leek,geleken) - sembler,paraître (lect. 01) lijn (n,de,lijnen) - ligne,axe (01) lijnrecht (adv) - radicalement,diamétralement (lect. 02) Limburg (n,het) - Limbourg (10) lock- out (n) - lock- out,refus de travailler (lect. 02) Londen (n,het) - Londres (lect. 01) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
loon (n,het,lonen) - salaire (lect. 02) lopen (v,liep,gelopen) - être en cours (07) los (adv) - séparé,détaché (lect. 01) loskoppelen (v,sép,koppelde los,losgekoppeld) - séparer (lect. 02) losstaan (v,sép,stond los,losgestaan) - être isolé,être séparé (lect. 03) lot (n,het,loten) - sort,hasard (09) Luchthaven van Brussel- Nationaal (n,locut.) - aéroport de Bruxelles- National (02) luiden (v,luidde,geluid) - s'énoncer,dire,être conçu (09) luidruchtig (adj,luidruchtiger,luidruchtigst) - bruyant (07) Luik (n) - Liège (03) lukken (v,lukte,gelukt) - réussir (07) Luxemburg (n) - Luxembourg (10) maal (n,het,malen) - fois (01) maand (n,de,maanden) - mois (07) maar (conj) - mais (01) maart (n,de) - mars (lect. 01) maatregel (n,de,maatregelen maatregels) - mesure (07) maatschappelijk (adj,maatschappelijker,maatschappelijkst) social (05) maatschappij (n,de,maatschappijen) - société,compagnie (lect. 02) macht (n,de,machten) - pouvoir (01) machtsmisbruik (n,het,machtsmisbruiken) - abus de pouvoir (08) magistraat (n,de,magistraten) - magistrat (07) magnetisch (adj,magnetischer,meest magnetisch) magnétique (lect. 01) maken (v,maakte,gemaakt) - faire,produire,élaborer,obtenir (04) mandataris (n) - mandataire (lect. 02) manier (n,de,manieren) - manière (11) marginaal (adj,marginaler,marginaalst) - marginal (lect. 01) markt (n,de,markten) - marché (lect. 01) massamedia (n,de) - mass media (lect. 01) materiaal (n,het,materialen) - matériel,matériau (lect. 03) materie (n,de,materies) - matière (01) maximaal (adj) - maximum,maximal (03) maximum (adv) - maximum (08) maximumstraf (n,de,maximumstraffen) - peine maximale (09) me (pron) - me,moi (lect. 02) mede (adv) - également,aussi (02) medeaansprakelijk (adj) - co- responsable (lect. 02) medeplichtigheid (n) - complicité (lect. 02) medeschuldenaar (n) - co- débiteur (lect. 02) medewerker (n,de,medewerkers) - collaborateur (11) mediabelangstelling (n,de) - intérêt des médias (09) medisch (adv) - médicalement (07) medium (n,het,media mediums) - moyen de communication,medium (03) meebrengen (v,sép,bracht mee,meegebracht) comporter,entraîner,occasionner (lect. 02) meer (adv) - plus (lect. 01) meer bepaald (adv,locut.) - plus précisément,en particulier (01) meerdere (det) - plusieurs (lect. 01) meerderheid (n,de,meerderheden) - majorité (02) meest (adv) - plus (lect. 01) meestal (adv) - généralement,en général,le plus souvent,la plupart du temps (09) meeste (adj) - la plupart,la majorité (09) meester (n,de) - maître (lect. 03) mei (n,de) - mai (lect. 01) men (pron) - on (01) mens (n,de,mensen) - gens (06) mens (n,de,mensen) - homme,personne (lect. 01) menselijk (adj,menselijker,menselijkst) - humain (lect. 01) mensenrechten (n,de) - droits de l'homme (12) mentaal (adj) - mental (07) merendeel (n,het) - la plupart,majorité (07) met (prep) - avec,à (01) met andere woorden (n,locut.) - en d'autres mots,en d'autres termes (05)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
11
met betrekking tot (prep,locut.) - en ce qui concerne,concernant (lect. 01) met het oog op (prep,locut.) - en vue de (02) met name (adv,locut.) - à savoir,c'est- àdire,notamment,spécialement (02) met te weinig (pron,locut.) - trop peu nombreux (10) met uitzondering van (prep,locut.) - excepté,à l'exception de (02) meteen (adv) - tout de suite,immédiatement (06) meter (n,de,meters) - mètre (lect. 01) midden (n,het,middens) - milieu (lect. 01) migrantenbeleid (n,het) - politique des immigrés (04) mild (adj,milder,mildst) - léger,doux (07) milieuschandaal (n,het,milieuschandalen) - scandale de l'environnement (09) miljoen (n,het,miljoenen) - million (11) minder (adv) - moins (lect. 02) mindergegoede (n,de,mindergegoeden) - moins nanti,pauvre (10) minderjarig (adj) - mineur (07) minderjarige (n,de,minderjarigen) - mineur (08) minimaal (adj,minimaler,minimaalst) - minime,minimal (02) minister (n,de,ministers) - ministre (02) ministerie (n,het,ministeries) - ministère (07) minister- voorzitter (n,de,ministers- presidenten) ministre- président (03) minstens (adv) - au moins (03) misbruik (n,het,misbruiken) - abus (10) misdaad (n,de,misdaden) - crime (09) misdrijf (n,het,misdrijven) - infraction,délit (08) mispeuteren (v,mispeuterde,mispeuterd) trafiquer,chipoter (08) misschien (adv) - peut- être (06) modaliteit (n,de,modaliteiten) - modalité (lect. 01) modern (adj,moderner,modernst) - moderne (09) modernisering (n,de,moderniseringen) modernisation,rénovation (03) moeder (n,de,moeders) - mère,maman (lect. 01) moeilijkheid (n,de,moeilijkheden) - difficulté (07) moeten (v,moest,gemoeten) - devoir (01) mogelijk (adj,mogelijker,mogelijkst) - possible (06) mogelijk (adv) - possible (lect. 02) mogelijkheid (n,de,mogelijkheden) - possibilité (10) mogen (v,mocht,gemogen) - pouvoir (02) monetair (adj) - monétaire (02) moord (n,de,moorden) - meurtre (06) moraal (n,de) - morale (lect. 01) moreel (adj,moreler,moreelst) - moral (lect. 01) motie van wantrouwen (n,locut.) - vote de méfiance (02) motiveren (v,motiveerde,gemotiveerd) - motiver (09) munteenheid (n,de,munteenheden) - unité monétaire (02) mutilatie (n,de,mutilaties) - mutilation (lect. 01) na (prep) - après (lect. 03) naakt (adj,naakter,naaktst) - nu,dénudé (lect. 01) naam (n,de,namen) - nom (01) naar (prep) - à,vers (lect. 03) naar aanleiding van (prep,locut.) - à propos de,à l'occasion de (12) naartoe (adv) - vers (08) naast (prep) - près de,outre,à côté de (01) nader (adj) - plus précis,plus détaillé (lect. 01) nadruk (n,de) - accent (lect. 01) nagaan (v,sép,ging na) - vérifier,examiner (07) nagenoeg (adv) - quasiment,presque,pratiquement (lect. 02) nakoming (n) - exécution (lect. 02) nalatigheid (n,de,nalatigheden) négligence,manquement,défaut,oubli (12) naleven (v,sép,leefde na,nageleefd) respecter,observer,appliquer,suivre (06) naleving (n,de) - observation,respect (12) namelijk (adv) - c'est- à- dire,à savoir,notamment,en effet (01) namens (prep) - au nom de (06) nastreven (v,sép,streefde na,nagestreefd) viser,poursuivre,tendre (lect. 01) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
nationaal (adj,nationaler,nationaalst) - national (12) Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (n,locut.) Société Nationale des Chemins de fer Belges (02) natuurbehoud (n,het) - préservation de la nature,conservation de la nature (03) natuurlijk (adj,natuurlijker,natuurlijkst) - naturel (lect. 02) natuurlijk (adv) - bien sûr,évidemment (05) nauwelijks (adv) - à peine (10) navolging (n,de,navolgingen) - imitation (lect. 01) Nederland (n,het) - Pays- Bas (07) Nederlands (adj,Nederlandser,Nederlandst) - néerlandais (01) Nederlands (n,het) - néerlandais (01) Nederlandstalig (adj) - néerlandophone (01) Nederlandstalige (n,Nederlandstaligen) - néerlandophone (02) neerkomen (v,sép,kwam neer,neergekomen) - revenir à (lect. 01) neerleggen (v,sép,legde neer,neergelegd) - déposer (lect. 02) nefast (adj,nefaster) - néfaste (10) negatief (adj,negatiever,negatiefst) - négatif (02) negen (det) - neuf (03) negentien (det) - dix- neuf (04) negeren (v,- ) - nier (06) neiging (n,de,neigingen) - tendance,penchant,disposition (10) nemen (v,nam,genomen) - prendre (01) net (adv) - justement,exactement,juste,tout juste (01) neutraal (adj,neutraler,neutraalst) - neutre (06) niemand (pron) - personne (lect. 01) niet (adv) - pas (lect. 01) niet alleen (adv,locut.) - non seulement (07) niet langer (adv,locut.) - plus (01) niet meer (adv,locut.) - plus (05) nietig (adj,nietiger,nietigst) - nul (lect. 03) nietigheid (n,de) - nullité (lect. 03) nietigheidsregeling (n) - régime de nullité (lect. 02) nietigverklaring (n,de,nietigverklaringen) annulation,invalidation (12) niet- nakoming (n,de) - non- exécution (12) niet- optreden (n,het) - non- comportement (12) niet- uitvoering (n,de) - non- exécution,non- application (12) nieuw (adj,nieuwer,nieuwst) - récent,nouveau,neuf (04) niveau (n,het,niveaus) - niveau (05) noch (conj) - ni (lect. 02) nodig (adj,nodiger,nodigst) - nécessaire (02) noemen (v,noemde,genoemd) - appeler (01) nog (adv) - encore (01) nog eens (adv,locut.) - encore,à nouveau,une fois de plus (07) non (n,de,nonnen) - nonne (lect. 02) nood (n,de,noden) - besoin,nécessité (05) noodzaak (n,de,noodzaken) - nécessité,besoin (lect. 01) nooit (adv) - jamais (10) noord (n,de) - nord (03) Noord- Atlantische Verdragsorganisatie (n,locut.) Organisation du Traité de l'Atlantique Nord (02) noot (n,de,noten) - noix (lect. 01) norm (n,de,normen) - norme (lect. 01) normaal (adj,normaler,normaalst) - normal (lect. 01) normaal (adv) - normalement (04) noteren (v,noteerde,genoteerd) - noter,remarquer (04) notie (n,de,noties) - notion (03) november (n,de) - novembre (lect. 02) nu (adv) - maintenant (01) nul (det) - zéro (10) nummer (n,het,nummers) - numéro (lect. 01) nuttig (adj,nuttiger,nuttigst) - utile (11) of (conj) - ou (lect. 02) officieel (adj,officiëler,officieelst) - officiel (01) officieel (adv) - officiellement (09) ofschoon (conj) - bien que,quoique,encore que (lect. 01) ofwel (conj) - soit (02) ogenblik (n,het,ogenblikken) - instant,moment (01) oktober (n,de) - octobre (11) om de hoek (n,locut.) - à deux pas (07) omdat (conj) - parce que,étant donné que (01) omgang (n,de) - rapport (lect. 01) omringend (adj) - environnant,d'alentour (lect. 01)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
12
omroepactiviteit (n,de,omroepactiviteiten) - activité de radio et télédiffusion (lect. 01) omroepuitzending (n,de,omroepuitzendingen) - émission de radio et télédiffusion (lect. 01) omschrijven (v,insép,omschreef,omschreven) - définir (08) omstandigheid (n,de,omstandigheden) circonstance,condition,situation (03) omtrent (prep) - au sujet de (lect. 01) omvang (n,de) - ampleur,portée,importance,dimension (lect. 01) omvatten (v,insép,omvatte,omvat) englober,comprendre,contenir,entourer (02) omvorming (n,de,omvormingen) transformation,mutation (11) omzeiling (n) - détournement (lect. 02) onafhankelijk (adj,onafhankelijker,onafhankelijkst) indépendant,autonome (01) onafhankelijk (adv) - indépendamment,de manière autonome (01) onafhankelijkheid (n,de,onafhankelijkheden) indépendance (12) onbekwame (n) - incapable (lect. 02) onbenullig (adj,onbenulliger,onbenulligst) nul,stupide,minable (10) onbepaald (adj,onbepaalder,onbepaaldst) - indéterminé (lect. 02) onbeperkt (adj,onbeperkter,onbeperktst) - illimité (10) onbeperkt (adv) - de manière illimitée,sans limites (07) onder (prep) - sous (lect. 01) onder andere (adv,locut.) - entre autres,notamment (02) onder invloed (n,locut.) - sous l'influence (07) onder meer (adv,locut.) - entre autres,notamment (01) onder toezicht (n,locut.) - sous tutelle (02) onder voogdij (n,locut.) - sous tutelle (04) onderaan (adv) - en dessous (02) ondergaan (v,insép,onderging,ondergaan) - subir (01) ondergeschikt (adj) - subordonné,subalterne (05) onderneming (n,de,ondernemingen) - entreprise,société (12) onderschatten (v,insép,onderschatte,onderschat) - sousestimer,minimiser (12) onderscheid (n,het,onderscheiden) - distinction (06) onderstrepen (v,insép,onderstreepte,onderstreept) souligner (lect. 02) ondertekenen (v,insép,ondertekende,ondertekenend) signer (02) ondertekening (n,de,ondertekeningen) - signature (02) onderverdelen (v,insép,onderverdeelde,onderverdeeld) subdiviser (08) onderverstaan (adj) - sous- entendu (lect. 01) onderwijs (n,het) - enseignement,instruction (01) onderzoek (n,het,onderzoeken onderzoekingen) examen,entretien,interview (08) onderzoeken (v,insép,onderzochte,onderzocht) - examiner (07) onderzoeker (n,de,onderzoekers) - enquêteur,chercheur (lect. 01) onderzoeksrechter (n,de,onderzoeksrechters) - juge d'instruction (06) oneerbiedig (adj,oneerbiediger,oneerbiedigst) irrespectueux (06) ongeoorloofd (adj) - interdit,illicite (lect. 02) ongeschikt (adj,ongeschikter,ongeschiktst) - inapte (07) ongestraft (adj) - impuni (09) ongetwijfeld (adv) - certainement,assurément,sans aucun doute (lect. 01) ongeval (n) - accident (lect. 03) ongewenst (adj,ongewenster) - indésirable (lect. 01) onhandig (adj,onhandiger,onhandigst) - maladroit,gauche (lect. 01) onjuist (adj,onjuister,meest onjuist) inexact,faux,incorrect,erroné,mauvais (lect. 03) onlosmakelijk (adv) - indissociablement,de façon indissociable (12) onmiddellijk (adv) - immédiatement (02) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
onoverkomelijk (adj,onoverkomelijker,onoverkomelijkst) insurmontable (lect. 02) onpartijdig (adj,onpartijdiger,onpartijdigst) - impartial (12) onrechtstreeks (adv,meer onrechtstreeks,meest onrechtstreeks) - de manière indirecte,indirectement (lect. 03) ons (det) - notre (lect. 02) onschuldig (adj,onschuldiger,onschuldigst) innocent,anodin,inoffensif (lect. 01) ontbindend (adj) - résolutoire (lect. 02) onteigening (n,de,onteigeningen) - expropriation (07) onterecht (adv) - de manière injustifiée,à tort (08) ontering (n,de,onteringen) - diffamation,outrage (lect. 01) onthouden (v,insép,onthield,onthouden) - retenir (01) ontlenen (v,insép,ontleende,ontleend) - emprunter (03) ontmoeten (v,insép,ontmoette,ontmoet) - rencontrer (12) ontslaan (v,insép,ontsloeg,ontslagen) congédier,remercier,renvoyer,licencier (08) ontslag (n,het,ontslagen) - démission,renvoi,congé (02) ontslagvergoeding (n,de,ontslagvergoedingen) - indemnité de renvoi,indemnité de licenciement (08) ontstaan (n,het) - naissance,apparition (01) ontstaan (v,insép,ontstond,ontstaan) naître,apparaître,surgir,se produire (01) ontvoering (n,de,ontvoeringen) - enlèvement (lect. 01) ontwenningskuur (n,de,ontwenningskuren) - cure de désintoxication (09) ontwerp (n,het,ontwerpen) - projet (02) ontwerp van wet (n,locut.) - projet de loi (lect. 01) ontwikkelen (v,insép,ontwikkelde,ontwikkeld) développer,élaborer (lect. 01) ontwikkeling (n,de,ontwikkelingen) - développement (lect. 01) ontwikkelingssamenwerking (n,de) - coopération au développement (02) ontzeggen (v,insép,ontzegde) - interdire,refuser (lect. 01) ontzetten (v,insép,ontzette,ontzet) - soustraire,ôter,retirer (08) onverschoonbaar (adj,onverschoonbaarder,onverschoonbaarst) inexcusable,impardonnable,irrémissible (lect. 02) onvoorzichtigheid (n) - imprudence (lect. 02) oogpunt (n,het,oogpunten) - point de vue (lect. 01) ook (adv) - aussi,également (01) ook niet (adv,locut.) - non plus (lect. 02) oordelen (v,oordeelde,geoordeeld) - juger (06) oorlog (n,de,oorlogen) - guerre (lect. 01) oorlogsmisdaad (n,de,oorlogsmisdaden) - crime de guerre (12) oorsprong (n,de,oorsprongen) - source,origine (01) oorzaak (n,de,oorzaken) - cause (lect. 02) oorzakelijk (adj) - causal (lect. 02) Oost(adj) - oriental,de l'est (10) op (prep) - sur (lect. 01) op grond van (prep,locut.) - sur la base de,sur base de,à partir de (lect. 02) op het eerste gezicht (adv,locut.) - à première vue (06) op het slechte pad raken (v,locut.) - être sur la mauvaise pente (07) op het spel staan (v,locut.) - être en jeu (06) op voet van gelijkheid (n,locut.) - sur un pied d'égalité (02) op voorwaarde dat (n,locut.) - à la condition,à condition (09) op zichzelf (pron,locut.) - en soi (lect. 01) opbrengst (n,de,opbrengsten) - revenu (lect. 01) opdracht (n,de,opdrachten) - mission,ordre,charge (05) opduiken (v,sép,dook op,opgedoken) surgir,émerger,apparaître (06) opeisen (v,sép,eiste op,opgeëist) exiger,requérir,revendiquer,réquisitionner (05) open (adj,meer open,meest open) - ouvert (08) openbaar (adj,openbaarder,openbaarst) - public (07) Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (n,locut.) Centre Public d'Aide Sociale (05) openbare aanklager (n,locut.) - ministère public (06) openbare ministerie (n,locut.) - ministère public (06) openbare orde (n,locut.) - ordre public (lect. 03) openbare werken (n,locut.) - travaux publics (01) opleggen (v,sép,legde op,opgelegd) - imposer (05)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
13
opleveren (v,sép,leverde op,opgeleverd) donner,entraîner,produire,rapporter (lect. 03) oplichting (n,de,oplichtingen) - escroquerie,arnaque (09) oplossing (n,de,oplossingen) - solution (10) opmerkelijk (adj,opmerkelijker,opmerkelijkst) remarquable (lect. 01) opname (n) - admission (07) opname (n) - prise de vues,enregistrement,tournage (lect. 01) opnieuw (adv) - de nouveau,à nouveau (06) oprichten (v,sép,richtte op,opgericht) créer,établir,constituer (01) oprichting (n,de,oprichtingen) création,établissement,constitution,fondation (01) oproepen (v,sép,riep op,opgeroepen) - appeler,convoquer (07) opschortend (adj) - suspensif (lect. 02) opschorting (n,de,opschortingen) ajournement,remise,suspension,sursis (09) opsluiten (v,sép,sloot op,opgesloten) - enfermer (08) opsluiting (n,de) enfermement,emprisonnement,incarcération,réclusion (09) opsommen (v,- ) - énumérer (lect. 02) opsomming (n) - énumération (lect. 02) opstellen (v,sép,stelde op,opgesteld) - se placer,adopter une attitude (lect. 02) opstelling (n,de,opstellingen) - attitude,position (lect. 01) opteren (v,insép,opteerde,geopteerd) - opter,choisir (lect. 01) optreden (v,sép,trad op,opgetreden) - intervenir,agir (02) optrekken (v,sép,trok ok,opgetrokken) monter,hisser,lever (07) opvang (n,de) - accueil (03) opvatting (n,de,opvattingen) - opinion,idée,point de vue,conception (lect. 01) opvoedende (adj) - éducatif (08) opvoedingsplicht (n,de,opvoedingsplichten) - devoir d'éducation (08) opvoedingssituatie (n,de,opvoedingssituaties) - situation d'éducation,contexte éducatif (08) opwerpen (v,sép,wierp op,opgeworpen) émettre,soulever,opposer,lancer (10) opzegging (n) - révocation,résiliation (lect. 02) opzegtermijn (n,de,opzegtermijnen) - délai de préavis (10) ordehandhaving (n,de) - maintien de l'ordre (05) ordonnantie (n,de,ordonnanties) - ordonnance (01) orgaan (n,het,organen) - organe (03) organisatie (n,de,organisaties) - organisation (05) oud (adj,ouder,oudst) - ancien,vieux (05) ouder (n,de,ouders) - parent (07) ouderlijk (adj) - parental (08) over (prep) - sur,dans,à travers (lect. 03) *over (prep) - sur,au sujet de,à propos de (lect. 03) over het algemeen (n,locut.) - en général,en règle générale (02) overbelast (adj) - surchargé (10) overblijven (v,sép,bleef over,overgebleven) subsister,rester (05) overdreven (adj,overdrevener,overdrevenst) exagéré,excessif,démesuré (lect. 02) overduidelijk (adv) - très clairement,de toute évidence (03) overeenkomst (n) - accord,convention (lect. 02) overeenkomstig (adv) - conformément (lect. 02) overeenstemmen (v,sép,stemde overeen,overeengestemd) correspondre,coïncider,cadrer,s'accorder,répondre (01) overeenstemming (n,de,overeenstemmingen) - accord (lect. 01) overheid (n,de) - autorité,pouvoir,administration (02) overheidsbedrijf (n,het,overheidsbedrijven) - entreprise publique (02) overheidsschuld (n,de,overheidsschulden) - dette publique (02) overlaten (v,sép,liet over,overgelaten) - laisser (lect. 02) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
overmacht (n,de) - force majeure (lect. 02) overname (n,de,overnames) - achat,reprise (lect. 03) overnemen (v,sép,nam over,overgenomen) emprunter,prendre,reprendre (lect. 03) overtreding (n,de,overtredingen) - contravention (07) overtuigen (v,insép,overtuigde,overtuigd) - convaincre (lect. 02) overwegen (v,insép,overwoog,overwogen) considérer,envisager,réfléchir (10) overwegende (adv) - attendu (lect. 01) overweging (n,de,overwegingen) - attendu,considération (lect. 01) overzicht (n,het,overzichten) - aperçu,vue d'ensemble,résumé (lect. 02) overzichtsstudie (n,de,overzichtsstudies) - étude d'ensemble (lect. 01) paar (n,het,paren) - couple (07) parket (n,het,parketten) - parquet (06) parlement (n,het,parlementen) - parlement (01) parlementslid (n,het,parlementsleden) - parlementaire (02) particulier (adj) - particulier (lect. 02) particulier (n,de,particulieren) - particulier (06) partij (n,de,partijen) - partie (06) partijbeslissing (n) - décision de partie (lect. 02) partijdigheid (n,de,partijdigheden) - partialité (11) partner (n,de,partners) - partenaire (01) pas (adv) - seulement,uniquement (03) passage (n,de,passages) - passage (lect. 01) passeren (v,passeerde,gepasseerd) - passer,franchir,traverser (lect. 03) passiviteit (n) - passivité (lect. 02) pathologisch (adj) - pathologique (lect. 01) patiënt (n) - patient (lect. 03) Pauliaans (adj) - Paulien (lect. 02) pensioen (n,het,pensioenen) - pension (02) per (prep) - par (10) periode (n,de,perioden periodes) - période (03) permanent (adj) - permanent (12) persoon (n,de,personen) - personne (01) persoonlijk (adj,persoonlijker,persoonlijkst) - personnel (02) persoonlijkheid (n,de,persoonlijkheden) - personnalité (lect. 02) persoonsgebonden (adj) - lié aux personnes,personnalisable (01) pijn (n,de,pijnen) - douleur,mal (lect. 01) pion (n,de,pionnen pions) - pion (06) piramide (n,de,piramides) - pyramide (02) plaats (n,de,plaatsen) - endroit,lieu,place (12) plaats maken (v,locut.) - faire place (02) plaatsing (n,de,plaatsingen) installation,placement,implantation (08) plaatsvinden (v,sép,vond plaats,plaatsgevonden) - avoir lieu (01) plechtig (adv) - solennellement (07) pleeggezin (n,het,pleeggezinnen) - famille adoptive (08) plegen (v,pleegde,gepleegd) - commettre (08) pleidooi (n,het,pleidooien) - plaidoyer,plaidoirie (09) pleiten (v,pleitte,gepleit) - plaider (09) pluralisme (n,het) - pluralisme (01) pluralistisch (adj,meest pluralistisch,pluralistischer) pluraliste (lect. 01) pluraliteit (n) - pluralité (lect. 02) plus (adv) - plus (08) politie (n,de,polities) - police (05) politieauto (n,de,politieauto's) - véhicule de police,voiture de police (09) politiedienst (n,de,politiediensten) - service de police (02) politiek (adj,politieker,politiekst) - politique (01) politiemacht (n,de,politiemachten) - forces de police (05) politierechtbank (n,de,politierechtbanken) - tribunal de police (06) politierechter (n,de,politierechters) - juge d'un tribunal de police (07) politiestraf (n,de,politiestraffen) - peine de police (09) porno (n,de) - porno (lect. 01) pornocultuur (n,de,pornoculturen) - culture pornographique (lect. 01)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
14
pornofilm (n,de,pornofilms) - film pornographique (lect. 01) pornografie (n,de) - pornographie (lect. 01) pornografiebepaling (n,de,pornografiebepalingen) disposition en matière de pornographie (lect. 01) pornografisch (adj,meest pornografisch,pornografischer) pornographique (lect. 01) positief (adj,positiever,positiefst) - positif (lect. 02) potentieel (adj) - potentiel (lect. 02) praktijk (n,de,praktijken) - pratique (12) precies (adv) - exactement,précisément (11) preciseren (v,preciseerde,gepreciseerd) - préciser (lect. 02) precisering (n) - précision (lect. 02) precontractueel (adj) - pré- contractuel (lect. 02) prejudicieel (adj) - préjudiciel (12) prent (n,de,prenten) - image,illustration (lect. 01) preventief (adj,preventiever,preventiefst) - préventif (03) prijs (n,de,prijzen) - prix (02) principe (n,het,principes) - principe (06) principieel (adj,principiëler,principieelst) - fondamental,de principe (11) privaat (adj) - privé (04) privaatrechtelijk (adj) - de droit privé (lect. 02) privacy (n,de) - vie privée (07) privacy- redenen (n,de) - raisons de vie privée (11) privé- belang (n,het,privé- belangen) - intérêt privé (06) privé- persoon (n,de,privé- personen) - personne privée (12) probatievoorwaarden (n,de) - conditions probatoires (09) proberen (v,probeerde,geprobeerd) - essayer (07) probleem (n,het,problemen) - problème (07) problematiek (n,de,problematieken) - problématique (lect. 01) problematisch (adj,meest problematisch,problematischer) - problématique (08) procedurefout (n,de,procedurefouten) - faute de procédure (11) procedureregel (n,de,procedureregels) - règle de procédure (06) procent (n,het,procenten) - pourcent (11) proces (n,het,processen) - procès (06) *proces (n,het,processen) - processus (01) proces- verbaal (n,het,proces- verbalen) - procès- verbal (07) procureur (n,de,procureurs) - procureur (06) procureur- generaal (n,de,procureurs- generaal) procureur général (06) produktie (n,de,produkties) - production (lect. 01) programma (n,het,programma's) - programme (lect. 01) project (n,het,projecten) - projet (05) propageren (v,propageerde,gepropageerd) propager,diffuser (lect. 01) provinciaal (adj) - provincial (05) provincie (n,de,provincies) - province (01) provinciegouverneur (n,de,provinciegouverneurs) gouverneur de province (05) Provincieraad (n,de,Provincieraden) - Conseil provincial (05) provinciereglement (n,het,provinciereglementen) règlement provincial (05) provincieschool (n,de,provinciescholen) - école provinciale (05) provinciezaken (n,de) - affaires provinciales (05) pseudo- wetenschappelijk (adj,pseudowetenschappelijker,pseudo- wetenschappelijkst) - pseudoscientifique (lect. 01) psychiatrisch (adj) - psychiatrique (07) publicatie (n,de,publicaties) - publication (lect. 02) publiek (adj,publieker,publiekst) - publique (07) punt (n,het,punten) - point (lect. 02) qua (prep) - quant à,en ce qui concerne (lect. 01) raad (n,de,raden raadgevingen) - assemblée,conseil (01) Raad van Europa (n,locut.) - Conseil de l'Europe (12) Raad van State (n,locut.) - Conseil d'Etat (02) raadgevend (adj) - consultatif (04) raadkamer (n,de,raadkamers) - chambre du conseil (07) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
raadplegen (v,insép,raadpleegde,geraadpleegd) - consulter (12) raadsheer (n,de,raadsheren) - conseiller (10) raadslid (n,het,raadsleden) - membre du conseil,conseiller (03) race (n,de,races) - course (lect. 01) radio (n,de,radio's) - radio (lect. 01) radiologie (n,de) - radiologie (lect. 03) radioloog (n,de,radiologen) - radiologue (lect. 03) raming (n) - évaluation (lect. 02) rapporteur (n,de,rapporteurs) - rapporteur (lect. 01) rassenhaat (n,de) - haine raciale (lect. 01) rauw (adj,rauwer,rauwst) - cru (lect. 01) reactie (n,de,reacties) - réaction (lect. 01) realistisch (adj,realistischer,meest realistisch) - réaliste (lect. 01) recent (adj,recenter,recentst) - récent (lect. 01) recht (adj,rechter,rechtst) - droit (lect. 02) recht (n,het,rechten) - droit (01) rechtbank (n,de,rechtbanken) - tribunal (06) Rechtbank van Eerste Aanleg (n,locut.) - Tribunal de Première Instance (06) Rechtbank van Koophandel (n,locut.) - tribunal de commerce (06) rechter (n,de,rechters) - juge (06) rechterlijk (adj) - judiciaire (06) rechtmatig (adj,rechtmatiger,rechtmatigst) - légitime (lect. 02) rechtsbeginsel (n) - principe de droit (lect. 02) rechtsbron (n) - source de droit (lect. 02) rechtscollege (n,het,rechtscolleges) - juridiction (06) rechtsfiguur (n) - figure juridique (lect. 02) rechtsgebied (n,het,rechtsgebieden) - juridiction (07) rechtsgeding (n,het,rechtsgedingen) - procès,procédure (12) rechtsgeschil (n,het,rechtsgeschillen) - litige,procès (10) rechtshandeling (n) - acte juridique (lect. 02) rechtsinstantie (n,de,rechtsinstanties) - instance juridique (06) rechtskracht (n,de) - force juridique,force de loi (03) rechtsleer (n,de) - doctrine (lect. 01) rechtsmisbruik (n) - abus de droit (lect. 02) rechtspraak (n,de) - jurisprudence (09) rechtspraakoverzicht (n) - résumé de la jurisprudence (lect. 02) rechtsregel (n,de,rechtsregels) - règle juridique,règle de droit (06) rechtsscheppend (adj) - créateur de droit (lect. 02) rechtsspreuk (n) - adage juridique (lect. 02) rechtssysteem (n,het,rechtssystemen) - système judiciaire (06) rechtstreeks (adj,meest rechtstreeks,rechtstreekser) - direct (12) rechtstreeks (adv) - directement (02) rechtsverhouding (n) - relation juridique (lect. 02) rechtsvordering (n,de,rechtsvorderingen) - action judiciaire,action en justice (lect. 03) rechtsvormingsproces (n) - processus de formation du droit (lect. 02) rechtsvraag (n,de,rechtsvragen) - question juridique (12) rechtswege (adv) - de droit,d'office (02) rechtswetenschap (n,de,rechtswetenschappen) - science juridique (lect. 01) rechtszaak (n,de,rechtszaken) - procès,affaire (06) rechtszitting (n,de,rechtszittingen) - audience (07) rechtvaardigen (v,rechtvaardigde,gerechtvaardigd) - justifier (lect. 02) reclame (n,de,reclames) - réclame,publicité (lect. 01) redden (v,redde,gered) - sauver (lect. 01) redelijk (adj,redelijker,redelijkst) - raisonnable (12) reden (n,de,redenen) - raison (lect. 03) redmiddel (n,het,redmiddelen) - recours,expédient (06) reduceren (v,reduceerde,gereduceerd) - réduire (lect. 02) reeds (adv) - déjà (01) reëel (adj,reëler,reëelst) - réel (lect. 01) reeks (n,de,reeksen) - série (04) referendaris (n,de,referendarissen) - référendaire (11) regel (n,de,regels regelen) - règle (10)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
15
regelen (v,regelde,geregeld) - régler (01) regeling (n,regelingen) - règlement (07) regelmatig (adv) - régulièrement (06) regering (n,de,regeringen) - gouvernement (01) regio (n,de,regio's) - région (03) regionaal (adj,regionaler,regionaalst) - régional (01) registreren (v,registreerde,geregistreerd) - enregistrer (lect. 01) reglement (n,het,reglementen) - règlement (11) reglementering (n,de,reglementeringen) - réglementation (07) rekenen (v,rekende,gerekend) - compter,calculer (06) rekening houden met (v,locut.) - tenir compte de (09) rekening- courant (n) - compte courant (lect. 02) rekest (n,het,rekesten) - requête (10) relatie (n,de,relaties) - relation (06) relatief (adj,relatiever,relatiefst) - relatif (lect. 02) relatief (adv) - relativement (11) rem (n,de,remmen) - frein (10) reserveren (v,reserveerde,gereserveerd) - réserver (10) resolutie (n,de,resoluties) - résolution (lect. 01) respect (n,het) - respect (lect. 01) respecteren (v,respecteerde,gerespecteerd) - respecter (04) respectievelijk (adv) - respectivement (04) resultaat (n,het,resultaten) - résultat (01) richtlijn (n,de,richtlijnen) - directive (lect. 01) rijden (v,reed,gereden) - rouler,conduire (07) rijverbod (n,het,rijverboden) - interdiction de conduire (07) risico (n,het,risico's) - risque (05) risicoleer (n) - théorie des risques (lect. 02) riskeren (v,riskeerde,geriskeerd) - risquer (06) roeien (v,roeide,geroeid) - cheminer (lect. 01) roepen (v,riep,geroepen) - appeler (10) rol (n,de,rollen) - rôle (02) Romeinsrechtelijk (adj) - du droit romain (lect. 02) rond (prep) - autour (09) rondleiding (n,de,rondleidingen) - visite guidée (06) rood (adj,roder,roodst) - rouge (06) ruchtbaarheid (n,de) - publicité (09) ruim (adj,ruimer,ruimst) vaste,large,étendu,grand,ample (01) ruimen (v,ruimde,geruimd) - vider,nettoyer (10) ruimte (n,de,ruimtes ruimten) - espace,lieu (lect. 01) ruimtelijke ordening (n,locut.) - aménagement du territoire (03) rusten (v,rustte,gerust) - incomber (12) rusthuis (n,het,rusthuizen) - maison de repos,maison de retraite (04) Rwanda- tribunaal (n,het) - Tribunal du Rwanda (12) sadisme (n,het) - sadisme (lect. 01) sadistisch (adj,meest sadistisch,sadistischer) - sadique (lect. 01) samen (adv) - ensemble (02) samengesteld (adj) - composé,constitué (01) samengevat (adj) - résumé,synthétisé (lect. 03) samenhang (n,de) - lien,liaison,rapport,relation (lect. 03) samenleving (n,de,samenlevingen) - société (06) samenloop (n) - concours (lect. 02) samensmelten (v,sép,smolt samen,samengesmolten) fusionner (01) samenstelling (n,de,samenstellingen) - composition (11) samenvatting (n,de,samenvattingen) - résumé (lect. 02) samenvoegen (v,sép,voegde samen,samengevoegd) fusionner,réunir,unir (01) samenwerken (v,sép,werkte samen,samengewerkt) collaborer,concourir (lect. 02) scene (n,de,scenes) - scène (lect. 01) schaamtegevoel (n,het,schaamtegevoelens) pudeur,sentiment de honte (lect. 01) schade (n,de,schades schaden) - dommage (07) schadelijk (adj,schadelijker,schadelijkst) nuisible,néfaste,nocif,dangereux,dommageable (05) schadevergoeding (n,de,schadevergoedingen) indemnisation,dédommagement,indemnité,dommagesintérêts (lect. 02) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
schaduw (n,de,schaduwen) - ombre (12) schandaal (n,het,schandalen) - scandale (lect. 01) schatting (n,de,schattingen) - estimation (lect. 03) scheidingsmuur (n,de,scheidingsmuren) - mur de séparation (07) scheidsrechter (n,de,scheidsrechters) - arbitre (06) schenden (v,schond,geschonden) - porter atteinte à (lect. 01) schending (n,de,schendingen) - atteinte,violation (lect. 01) schenker (n,de,schenkers) - donateur (lect. 02) schenking (n,de,schenkingen) - don (lect. 02) schennis (n,de,schennissen) - outrage,violation (lect. 01) schepen (n,de,schepenen) - échevin (05) scheppen (v,schiep,geschapen) - créer (lect. 02) scherp (adj,scherper,scherpst) - acéré,aigu (01) schets (n,de,schetsen) - aperçu,esquisse (01) schetsen (v,schetste,geschetst) - esquisser,ébaucher,tracer (02) schijnbaar (adj,schijnbaarder,schijnbaarst) - apparent (11) school (n,de,scholen) - école (08) schriftelijk (adv) - par écrit (10) schrootwaarde (n,de) - valeur marchande de la ferraille (lect. 03) schuld (n) - dette (07) schuldeiser (n) - créancier (lect. 02) schuldenaar (n) - débiteur (lect. 02) schuldig (adj,schuldiger,schuldigst) - coupable,fautif (lect. 01) schuldvraag (n,de) - culpabilité,question de la culpabilité (09) se (pron) - elkaar (lect. 03) sector (n,de,sectoren sectors) - secteur,domaine (lect. 02) seksualiteit (n,de,seksualiteiten) - sexualité (lect. 01) seksueel (adj,seksueler,seksueelst) - sexuel (lect. 01) semi- publiek (adj) - semi- publique (lect. 01) Senaat (n,de) - Sénat (01) senator (n,de,senatoren) - sénateur (02) september (n,de) - septembre (lect. 01) sfeer (n,de,sferen) - atmosphère (09) sinds (prep) - depuis (03) site (n,de,sites) - site (11) slaagkans (n,de,slaagkansen) - chance de succès,chance de réussite (11) slaan (v,sloeg,geslagen) - frapper,battre,cogner (lect. 01) slaan (v,sloeg,geslagen) - toucher,concerner (07) slachtoffer (n,het,slachtoffers) - victime (10) slachtofferbescherming (n) - protection des victimes (lect. 02) slecht (adj,slechter,slechtst) - mauvais (07) slechts (adv) - seulement,uniquement (02) sluiten (v,sloot,gesloten) - conclure (06) sluiten (v,sloot,gesloten) - fermer (lect. 03) sociaal (adj,socialer,sociaalst) - social (02) sociale bijstand (n,locut.) - assistance sociale,aide sociale (01) sociale zekerheid (n,locut.) - sécurité sociale (01) solidariteit (n,de) - solidarité (lect. 02) som (n,de,sommen) - somme,montant (12) sommige (det) - certains,quelques (02) soms (adv) - parfois (07) soort (n,de/het,soorten) - sorte,type (06) spaargeld (n,het) - épargne (02) spaghetti- arrest (n,het) - arrêt- spaghetti (11) specifiek (adj,specifieker,specifiekst) - spécifique (lect. 01) specifiek (adv) spécifiquement,typiquement,expressément,explicitement (lect. 01) spectrum (n,het,spectrums spectra) - spectre (lect. 01) speculeren (v,speculeerde,gespeculeerd) - spéculer (lect. 02) spel (n,het,spelen) - jeu (06) spelen (v,speelde,gespeeld) - jouer (06) splitsing (n,de,splitsingen) - séparation,scission (05) spoedig (adv) - bientôt (lect. 03) sporthal (n,de,sporthals) - hall de sport (05) sportinfrastructuur (n,de,sportinfrastructuren) - infrastructure sportive (04) sprake (n,de) - question (05) spreken (v,sprak,gesproken) - parler (03) staan (v,stond,gestaan) - être (02) *staan (v,stond,gestaan) - se trouver,y avoir (02) staande magistratuur (n,locut.) - magistrature debout (06)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
16
staat (n,de,staten) - état (01) staatsbestel (n,het) - régime (01) staatshervorming (n,de,staatshervormingen) - réforme de l'état (01) Staatsrekeningen (n,de) - comptes publics (02) staatssecretaris (n,de,staatssecretarissen) - secrétaire d'Etat (02) stad (n,de,steden) - ville (12) staking (n,de,stakingen) - parité,partage (09) standpunt (n,het,standpunten) - point de vue (lect. 01) stap (n,de,stappen) - pas (01) stappen (v,stapte,gestapt) - se rendre (08) starten (v,startte,gestart) - démarrer,débuter,commencer (01) statistiek (n,de,statistieken) - statistique (07) stedebouw (n,de) - urbanisme (03) steeds (adv) - toujours,tout le temps (02) stellen (v,stelde,gesteld) - poser (09) stelling (n,de,stellingen) - thèse,position (lect. 01) stem (n,de,stemmen) - voix (04) stemmen (v,stemde,gestemd) - voter (01) stemming (n,de,stemmingen) - voix,motion (02) sterk (adv,sterker,sterkst) - fortement,bien (09) sterven (v,stierf,gestorven) - mourir,décéder (07) steunen (v,steunde,gesteund) - soutenir,appuyer (lect. 02) *steunen (v,steunde,gesteund) - s'appuyer (lect. 02) stier (n,de,stieren) - taureau (lect. 03) stil (adj,stiller,stilst) - tranquille (06) stilzwijgend (adj) - tacite (lect. 02) stimuleren (v,stimuleerde,gestimuleerd) - stimuler (lect. 01) stoelen (v,stoelde,gestoeld) - reposer (lect. 02) stoplicht (n,het,stoplichten) - feu de signalisation (06) stoppen (v,stopte,gestopt) - s'arrêter,arrêter (07) Straatsburg (n) - Strasbourg (12) straf (n,de,straffen) - punition,peine (06) strafbaar (adj,strafbaarder,strafbaarst) punissable,délictueux (lect. 01) strafbaarstelling (n,de,strafbaarstellingen) - pénalisation (lect. 01) straffen (v,strafte,gestraft) - punir (08) strafmaat (n,de,strafmaten) - mesure de rétorsion (09) strafrecht (n,het) - droit pénal (09) strafrechtelijk (adj) - pénal (06) strafrechtelijk (adv) - pénalement (06) strafrechter (n,de,strafrechters) - juge pénal (lect. 01) strafvervolging (n,de,strafvervolgingen) - poursuite judiciaire,poursuite pénale (lect. 01) strafwet (n,de,strafwetten) - loi pénale (lect. 01) Strafwetboek (n,het,Strafwetboeken) - Code pénal (lect. 01) strafwetgeving (n,de) - législation pénale (06) strafzaak (n,de,strafzaken) - affaire pénale (06) strekken (v,strekte,gestrekt) - tendre,s'étendre (lect. 01) streng (adj,strenger,strengst) - rigoureux,sévère (lect. 01) streven (n,het) - aspiration,ambition,effort (01) streven (v,streefde,gestreefd) - aspirer,tendre,s'efforcer (01) strijdig (adj,strijdiger,strijdigst) - contraire,opposé (lect. 01) strikt (adv) - rigoureusement,strictement (03) structureel (adj) - structurel (07) structureel (adv) - structurellement (07) structuur (n,de,structuren) - structure (01) studie (n,de,studies studiën) - étude (lect. 01) stuk (n,het,stukken) - élément,morceau (lect. 02) sturen (v,sép,stuurde,gestuurd) - envoyer (lect. 03) subsidiëring (n,de,subsidiëringen) - subside,subvention (04) suggereren (v,suggereerde,gesuggereerd) suggérer,évoquer (lect. 01) systeem (n,het,systemen) - système (02) systematisch (adv,systematischer,meest systematisch) systématiquement (07) taak (n,de,taken) - rôle,tâche (05) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
taal (n,de,talen) - langue (01) taalpariteit (n,de) - parité linguistique (04) taalwet (n,de,taalwetten) - loi linguistique (01) talloos (adj) - innombrable,incalculable (lect. 02) talrijk (adj,talrijker,talrijkst) - nombreux,en grand nombre (lect. 02) tarief (n,het,tarieven) - tarif (02) tatoeage (n,de,tatoeages) - tatouage (lect. 01) te (prep) - à,de (lect. 01) te goeder trouw (n,locut.) - de bonne foi (lect. 02) te maken hebben (v,locut.) - concerner,avoir trait à,avoir à voir (01) te maken krijgen met (v,locut.) - avoir affaire à (06) tegelijk (adv) - en même temps (lect. 01) tegen (prep) - contre (06) tegenover (prep) - envers,par rapport à,vis- à- vis de,à l'égard de (08) tegenovergesteld (adj) - opposé,contraire (lect. 01) tegenpartij (n,de,tegenpartijen) - partie adverse (10) tegenstander (n,de,tegenstanders) - adversaire,opposant (09) tegenstemmen (v,sép,stemde tegen,tegengestemd) - voter contre (09) teken (n,het,tekens) - signe,signal (01) tekortschieten (v,sép,schoot tekor,tekortgeschoten) faillir,manquer (08) tekst (n,de,teksten) - texte (04) telefoon (n,de,telefonen telefoons) - téléphone (lect. 02) televisie (n,de,televisies) - télévision (lect. 01) telex (n) - telex (lect. 02) tellen (v,telde,geteld) - compter (01) tellend (adj) - comptant,qui compte (03) ten aanzien van (prep,locut.) - envers (12) ten behoeve van (prep,locut.) - au profit de,au bénéfice de,aux fins de,à l'intention de,à l'usage de (04) ten gunste van (prep,locut.) - au bénéfice de,en faveur de,à l'avantage de (09) ten hoogste (adv,locut.) - maximum,au plus (02) ten laste gelegde (n,locut.) - reproché,à charge (lect. 01) ten opzichte van (prep,locut.) - par rapport à,à l'égard de,en ce qui concerne (01) ten overstaan van (prep,locut.) - vis- à- vis de,à l'encontre de,à l'égard de (02) ten slotte (adv,locut.) - finalement,en somme,enfin (01) tendens (n,de,tendensen) - tendance (09) tenminste (adv) - au moins,minimum,du moins (03) tenslotte (adv) - en somme,enfin,finalement (lect. 02) ter bescherming van (prep,locut.) - par mesure de protection envers (08) ter discussie staan (v,locut.) - être en discussion (06) ter sprake (n,locut.) - en question (lect. 01) terechtkomen (v,sép,kwam terecht) - arriver,tomber,atterrir (08) term (n,de,termen) - terme (lect. 01) termijn (n,de,termijnen) - délai,terme,échéance (12) termijn van respijt (n,locut.) - sursis de payement,délai de payement (lect. 02) terminologie (n,de,terminologieën) - terminologie (lect. 01) terrein (n,het,terreinen) - terrain (05) territorium (n,het,territoria) - territoire (07) terugtrekken (v,sép,trok terug,teruggetrokken) - se retirer (09) terwijl (conj) - pendant que,alors que,tandis que (01) terzake (adv) - en question (lect. 02) testament (n) - testament (lect. 02) tevens (adv) - aussi,en même temps (02) tevreden (adj,tevredener,tevredenst) - satisfait,heureux (06) text (n,texten) - texte (lect. 01) thans (adv) - à présent,actuellement (lect. 01) theater (n,het,theaters) - théâtre (03) thema (n,het,themata thema's) - thème (lect. 01) theoretisch (adj,meest theoretisch,theoretischer) - théorique (09) theorie (n,de,theorieën) - théorie (lect. 02) thuishoren (v,sép,hoorde thuis,thuisgehoord) - avoir sa place (02) tien (det) - dix (03) tiental (n,het,tientallen) - dizaine (09)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
17
tijd (n,de,tijden) - temps (lect. 03) tijdens (conj) - durant,pendant (01) tijdlang (adv) - moment (09) tijdschrift (n,het,tijdschriften) magazine,revue,publication,journal,périodique (lect. 01) tijdstip (n) - moment,date (lect. 03) tirannie (n,de,tirannieën) - tyrannie (lect. 01) titel (n,de,titels) - titre (lect. 01) toch (adv) - cependant,pourtant,quand même (01) toe (adv) - vers (lect. 01) toebedelen (v,sép,bedeelde toe,toebedeeld) attribuer,conférer (02) toebehoren (v,sép,behoorde toe,toebehoord) - appartenir (05) toegang (n,de,toegangen) - accès (10) toegankelijk (adj,toegankelijker,toegankelijkst) accessible (lect. 01) toegeven (v,sép,gaf toe,toegegeven) admettre,avouer,confesser (07) toekijken (v,sép,keek toe,toegekeken) observer,regarder (12) toekomst (n,de) - avenir (lect. 01) toelaatbaar (adj,toelaatbaarder,toelaatbaarst) admissible,permis,tolérable (lect. 01) toelaatbaarheid (n,de) - admissibilité (lect. 01) toelaten (v,sép,liet toe,toegelaten) admettre,permettre,tolérer (lect. 01) toelichten (v,- ) - expliquer (lect. 02) toelichting (n,de,toelichtingen) - explication,commentaire (lect. 01) toenemen (v,sép,nam toe,toegenomen) - augmenter (03) toepassen (v,sép,paste toe,toegepast) - appliquer (06) toepassing (n,de,toepassingen) - application (09) toepassingsgebied (n,het,toepassingsgebieden) - domaine d'application (lect. 01) toepassingsvoorwaarde (n) - condition d'application (lect. 02) toerisme (n,het) - tourisme (04) toestaan (v,sép,stond toe,toegestaan) - autoriser,tolérer (lect. 01) toestel (n,het,toestellen) - appareil,engin (lect. 03) toestemming (n,de,toestemmingen) autorisation,permission (lect. 02) toetredingscontract (n) - contrat d'adhésion (lect. 02) toetsen (v,toetste,getoetst) - mettre à l'épreuve,confronter,examiner (lect. 01) toevertrouwen (v,sép,vertrouwde toe,toevertrouwd) confier (08) toevoegen (v,sép,voegde toe,toegevoegd) - ajouter (02) toewijzen (v,sép,wees toe,toegewezen) attribuer,accorder (01) toezeggen (v,sép,zegde toe,toegezegd) - promettre (10) toezicht (n,het) - tutelle,surveillance (02) toezichthoudend (adv) - de tutelle (05) toezien (v,sép,zag toe,toegezien) - veiller,surveiller (06) tot (prep) - jusque,jusqu'à,à (01) tot op zekere hoogte (adv,locut.) - jusqu'à un certain point,d'une certaine façon,d'une certaine mesure (01) traditie (n,de,tradities) - tradition (lect. 02) trancheren (v,trancheerde,getrancheerd) trancher,décider (10) transactie (n,de,transacties) - transaction (06) tribunaal (n,het,tribunalen) - tribunal (12) trouw (n,de) - loyauté (lect. 02) trouwens (adv) - d'ailleurs (lect. 02) tussen (prep) - entre (01) tussenbedrog (n) - dol incident (lect. 02) tussenbeidekomen (v,sép,kwam tussenbeide,tussenbeidegekomen) - intervenir (06) tussenkomen (v,sép,kwam tussen,tussengekomen) intervenir (lect. 02) tussenkomst (n,de,tussenkomsten) - intervention (lect. 02) twaalf (det) - douze (09) twee (det) - deux (01) tweede (adj) - deuxième,second (01) tweetalig (adj) - bilingue (04) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
twintig (det) - vingt (07) typisch (adj,meest typisch,typischer) - typique,caractéristique (06) uitbeelden (v,sép,beeldde uit,uitgebeeld) - représenter,figurer (lect. 01) uitbreiden (v,sép,breidde uit,uitgebreid) - élargir,étendre (03) uitbreiding (n,de,uitbreidingen) - extension (lect. 01) uitbrengen (v,sép,bracht uit,uitgebracht) - émettre,exprimer (11) uitdragen (v,sép,droeg uit,uitgedragen) répandre,transmettre,propager (lect. 01) uitdrukkelijk (adv) - expressément,explicitement (02) uitdrukken (v,sép,drukte uit,uitgedrukt) - exprimer (01) uitdrukking (n,de,uitdrukkingen) - expression (lect. 01) uiteenlopend (adj,meest uiteenlopend,uiteenlopender) varié,divers (05) uiten (v,uitte,geuit) - exprimer,prononcer (lect. 02) uiteraard (adv) - naturellement (lect. 01) uiterlijk (adj) - apparent,extérieur,visible (lect. 01) uiterst (adv) - extrêmement,absolument (01) uitgaan (v,sép,ging uit,uitgegaan) - partir (03) uitgave (n,de,uitgaven) - dépense (lect. 03) uitgebreid (adj,uitgebreider,uitgebreidst) étendu,détaillé,ample (lect. 01) uitgesproken (adj,uitgesprokener) - prononcé,net (11) uitgezonderd (prep) - excepté,à l'exception de (02) uitleg (n,de,uitleggen) - explication (07) uitleggen (v,sép,legde uit,uitgelegd) - expliquer,interpréter (lect. 02) uitlegging (n,de,uitleggingen) - interprétation,explication (12) uitmaken (v,sép,maakte uit,uitgemaakt) - constituer (lect. 02) uitmaken (v,sép,maakte uit,uitgemaakt) - déterminer (06) *uitmaken (v,séparable,maakte uit,uitgemaakt) - comprendre (06) uitoefenen (v,sép,oefende uit,uitgeoefend) - exercer (01) uitoefening (n,de) - exercice (05) uitroepen (v,sép,riep uit,uitgeroepen) - s'écrier (12) uitslagverbintenis (n) - obligation de résultat (lect. 02) uitsluiten (v,sép,sloot uit,uitgesloten) - exclure (lect. 03) uitsluitend (adv) - uniquement,seulement,exclusivement (03) uitsluiting (n) - exclusion,exception (lect. 03) uitspraak (n,de,uitspraken) - jugement (06) uitspreken (v,sép,sprak uit,uitgesproken) - juger,prononcer (07) *uitspreken (v,séparable,sprak uit,uitgesproken) - se prononcer (02) uitstallen (v,sép,stalde uit,uitgestald) - exposer,étaler (lect. 01) uitstel (n,het,uitstellen) - report,sursis (09) uitstrekken (v,sép,strekte uit,uitgestrekt) - couvrir,s'étendre (04) uitvaardigen (v,sép,vaardigde uit,uitgevaardigd) promulguer,décréter (11) uitvallen (v,sép,viel uit,uitgevallen) - tomber (09) uitvoeren (v,sép,voerde uit,uitgevoerd) - exporter (02) *uitvoeren (v,séparable,voerde uit,uitgevoerd) réaliser,exécuter,appliquer,conclure (01) uitvoering (n) - exécution,modèle (lect. 02) uitvoeringsagent (n) - agent d'exécution (lect. 02) uitwerken (v,sép,werkte uit,uitgewerkt) - développer,élaborer (05) uitzending (n,de,uitzendingen) - émission (lect. 01) uitzicht (n,het,uitzichten) - vue (07) uitzitten (v,sép,zat uit,uitgezeten) - purger,exécuter (09) uitzondering (n,de,uitzonderingen) - exception à (02) uitzonderlijk (adj,uitzonderlijker,uitzonderlijkst) - exceptionnel (05) uur (n,het,uren) - heure (01) vaag (adj,vager,vaagst) - vague (lect. 02) vaak (adv,vaker,vaakst) - souvent (06) vader (n,de,vaders) - père,papa (lect. 01) vallen (v,viel,gevallen) - falloir (10) *vallen (v,viel,gevallen) - tomber (02) *vallen (v,viel,gevallen) - incomber (09) van (prep) - de (lect. 01) van algemene aard (n,locut.) - d'ordre général (05)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
18
van zijn kant (n,locut.) - de son côté (05) vanaf (prep) - à partir de,dès (01) vandaag (adv) - aujourd'hui,à l'heure actuelle (01) vandaal (n,de,vandalen) - vandale (09) vandaar (adv) - d'où (03) vanuit (prep) - de,depuis,à partir de (lect. 01) variëren (v,varieerde,gevarieerd) - varier,changer (09) vastleggen (n) - détermination (02) vastleggen (v,sép,legde vast,vastgelegd) fixer,arrêter,déterminer (12) vaststellen (v,sép,stelde vast,vastgesteld) - constater (12) vatbaar (adj,vatbaarder,vatbaarst) - susceptible (lect. 02) veel (adv,meer,meest) - beaucoup (01) veel (det) - beaucoup,nombreux (01) veertien (det) - quatorze (08) veiligheid (n,de) - sécurité,sûreté (05) vellen (v,velde,geveld) - prononcer,énoncer (11) vennoot (n,de,vennoten) - associé (08) ver (adv) - loin (lect. 02) veranderen (v,insép,veranderde,veranderd) changer,modifier,transformer (01) verantwoordelijk (adj,verantwoordelijker,verantwoordelijkst) - responsable (02) verantwoordelijkheid (n,de,verantwoordelijkheden) responsabilité (02) verband (n,het) - rapport,lien (lect. 01) verband houden (v,locut.) - avoir un lien (02) verbannen (v,insép,verbande,verbant) - bannir (lect. 02) verbieden (v,insép,verbood,verboden) - interdire,prohiber (05) verbinden (v,insép,verbond,verbonden) - lier,relier (12) verbinden (v,insép,verbond,verbonden) - se lier (lect. 03) verbintenis (n,de,verbintenissen) - obligation (lect. 02) verbintenissenrecht (n) - droit des obligations (lect. 02) verblijf (n,het,verblijven) - séjour (07) verbod (n) - interdiction (lect. 02) verboden (adj) - interdit (lect. 03) verbreken (v,insép,verbrak,verbroken) - casser (11) verdachte (n,de,verdachten) - suspect (06) verdedigen (v,insép,verdedigde,verdedigd) - défendre (06) verder (adj) - prolongé (07) verder (adv) - encore,davantage,ensuite,de plus,du reste,en outre,d'ailleurs (01) verderzetten (v,sép,zette verder,verdergezet) poursuivre,prolonger,continuer (01) verdienen (v,insép,verdiende,verdiend) - gagner (lect. 02) verdienste (n,de,verdiensten) - mérite (09) verdiepen (v,insép,verdiepte,verdiept) - approfondir (01) verdieping (n,de,verdiepingen) - étage,niveau (02) verdovende middelen (n,locut.) - stupéfiants,drogues (07) verdrag (n,het,verdragen) - traité (02) vereisen (v,insép,vereiste,vereist) - exiger (02) verenigd (adj) - réuni (04) Verenigde Naties (n,locut.) - Nations Unies (12) Verenigde Staten (n,locut.) - Etats- Unis (10) verenigen (v,insép,verenigde,verenigd) unir,réunir,regrouper (01) vergaand (adj,verder gaand,verst gaand) extrême,profond (01) vergadering (n,de,vergaderingen) - assemblée,réunion (02) vergelijkbaar (adj,vergelijkbaarder,vergelijkbaarst) comparable (01) vergelijking (n,de,vergelijkingen) - comparaison (06) vergeten (v,insép,vergat,vergeten) - oublier (03) vergoeden (v,insép,vergoedde,vergoed) dédommager,rembourser,indemniser (07) vergunning (n,de,vergunningen) autorisation,permission,permis (05) verhaal (n,het,verhalen) - récit,histoire (lect. 01) verhandelen (v,insép,verhandelde,verhandeld) vendre,faire commerce (lect. 01) verhandeling (n,de,verhandelingen) - négociation (lect. 03) verheerlijking (n,de,verheerlijkingen) - apologie (lect. 01) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
verheffen (v,insép,verhief,verheft) - élever (lect. 02) verhelderend (adj,meer verhelderend,meest verhelderend) éclairant,clarifiant (lect. 03) verhinderen (v,insép,verhinderde,verhinderd) - empêcher (lect. 01) verhouding (n,de,verhoudingen) - rapport,relation (lect. 02) verhoudingsgewijze (adv) - proportionnellement (lect. 02) verhuren (n,het) - location (lect. 01) verjaring (n,de,verjaringen) anniversaire,péremption,prescription (09) verkeer (n,het) - circulation,trafic (06) verkeersmisdrijf (n,het,verkeersmisdrijven) - infraction de roulage (08) verkeersovertreding (n,de,verkeersovertredingen) - infraction au code de la route (09) verkeersveiligheid (n,de) - sécurité routière (07) verkeerszaak (n,de,verkeerszaken) - affaire de roulage (07) verkiezen (v,insép,verkoos,verkozen) - préférer,élire (02) verklaren (v,insép,verklaarde,verklaard) - expliquer,déclarer (01) verkoop (n,de,verkopen) - vente (lect. 01) verkopen (v,insép,verkocht,verkocht) - vendre (lect. 03) verkozene (n,verkozenen) - élu (03) verkrachting (n,de,verkrachtingen) - viol,violation (06) verlenen (v,insép,verleende,verleend) accorder,attribuer,céder,donner,procurer (05) verlengen (v,insép,verlengde,verlengd) - prolonger (07) verlenging (n,de,verlengingen) prolongation,allongement,prolongement,prorogation (10) verlopen (v,insép,verliep,verlopen) - avoir lieu,se dérouler,se passer (01) vermeerderen (v,insép,vermeerderde,vermeerderd) élargir,agrandir,accroître (04) vermelden (v,insép,vermeldde,vermeld) mentionner,stipuler,signaler,indiquer (06) vermeldenswaard (adj,vermeldenswaarder,vermeldenswaardst) intéressant,digne de mention (lect. 02) vermelding (n,de,vermeldingen) - mention,stipulation (lect. 02) verminderen (v,insép,verminderde,verminderd) diminuer,limiter,réduire (04) vermindering (n,de,verminderingen) - diminution,baisse (lect. 02) vermits (conj) - comme,puisque (lect. 02) vermoeden (v,vermoedde,vermoed) présumer,entendre,supposer (01) vermogen (v,insép,vermochte,vermocht) - pouvoir (lect. 01) vermogensverschuiving (n) - enrichissement (lect. 02) veroordeelde (n,de,veroordeelden) - condamné (09) veroordelen (v,insép,veroordeelde,veroordeeld) - condamner (07) veroordeling (n,de,veroordelingen) - condamnation (lect. 01) veroorloven (v,insép,veroorloofde,veroorloofd) - se permettre (07) veroorzaken (v,insép,veroorzaakte,veroorzaakt) causer,occasionner (lect. 02) verordening (n,de,verordeningen) - règlement (04) verplicht (adj) - obligatoire (lect. 01) verplichten (v,insép,verplichtte,verplicht) - obliger (02) verplichting (n,de,verplichtingen) - obligation (02) verschaffen (v,insép,verschafte,verschaft) - se procurer (lect. 03) verscheidene (adv) - plusieurs (07) verscherpen (v,insép,verscherpte,verscherpt) renforcer,accentuer (lect. 01) verschijnen (v,insép,verscheen,verschenen) paraître,comparaître,apparaître (05) verschil (n,het,verschillen) - différence (01) verschillend (adj,verschillender,verschillendst) - différent (lect. 03) verschillende (det) - divers,plusieurs,différents (01) verschonen (v,insép,verschoonde,verschoond) - excuser (lect. 02) versoepeling (n,de,versoepelingen) - assouplissement (lect. 01) verspreiding (n,de,verspreidingen) - diffusion (lect. 01)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
19
verstaan (v,insép,verston,verstaan) entendre,comprendre (lect. 01) versterken (v,insép,versterkte,versterkt) - renforcer (01) versterking (n,de,versterkingen) - renfort,renforcement (09) vertonen (v,insép,vertoonde,vertoond) - présenter (lect. 01) vertoning (n,de,vertoningen) - projection (lect. 01) vertrouwensleer (n) - théorie de la confiance (lect. 02) vervagen (v,insép,vervaagde,vervaagd) - se ternir,s'estomper (09) vervangen (v,insép,verving,vervangen) changer,remplacer (05) vervatten (v,insép,vervatte,vervat) - contenir (lect. 01) vervoer (n,het) - transport (01) vervolgen (v,insép,vervolgde,vervolgd) - poursuivre (06) vervolging (n,de,vervolgingen) - poursuite (lect. 01) vervullen (v,insép,vervulde,vervuld) - remplir (07) verwachten (v,insép,verwachtte,verwacht) - s'attendre à,prévoir,attendre (lect. 02) verweerder (n,de,verweerders) - défendeur (10) verwerven (v,insép,verwierf,verworven) - acquérir (lect. 03) verwerving (n,verwervingen) - acquisition,obtention (lect. 03) verwijten (v,insép,verweet,verweten) - reprocher (lect. 02) verwijzen (v,insép,verwees,verwezen) renvoyer,référer,faire référence à (01) verwittigen (v,insép,verwittigde,verwittigd) - prévenir (10) verzachtend (adj,verzachtender,verzachtendst) atténuant,adoucissant (09) verzekeren (v,insép,verzekerde,verzekerd) - assurer (05) verzoeken (v,insép,verzochte,verzocht) prier,demander,inviter (lect. 01) verzoenen (v,insép,verzoende,verzoend) concilier,réconcilier (01) verzoening (n,de,verzoeningen) conciliation,réconciliation (07) verzwarend (adj,verzwarender,verzwarendst) - aggravant (07) vestigen (v,insép,vestigde,gevestigd) - établir (12) via (prep) - via,par (01) video (n,de,video's) - vidéo (lect. 01) videocassette (n,de,videocassettes videocassetten) cassette vidéo (lect. 01) videofilm (n,de,videofilms) - film vidéo (lect. 01) videohandel (n,de,videohandels) - commerce de vidéo (lect. 01) video- strook (n,de,video- stroken) - bande vidéo (lect. 01) vier (det) - quatre (01) vierde (adj) - quatrième (01) vijf (det) - cinq (03) vijftien (det) - quinze (11) vinden (v,vond,gevonden) - trouver,penser,estimer (02) visie (n,de,visies) - vision (11) Vlaams (adj) - flamand (03) Vlaams- Brabant (n,het) - Brabant flamand (05) Vlaamse Gemeenschap (n,locut.) - Communauté flamande (01) Vlaamse Gemeenschapscommissie (n,locut.) Commission communautaire flamande (04) Vlaamse Gewest (n,locut.) - Région flamande (01) Vlaamse Raad (n,locut.) - Parlement flamand,Conseil flamand (03) Vlaanderen (n,het) - Flandre (01) vlak (n,het,vlakken) - niveau,domaine,plan (01) Vlaming (n,de,Vlamingen) - Flamand (01) vluchtmisdrijf (n,het,vluchtmisdrijven) - délit de fuite (07) vlug (adv) - en vitesse,rapidement,vite (09) VNO- pact (n,het,VNO- pacten) - pacte de l'ONU (lect. 01) voeren (v,voerde,gevoerd) - mener (lect. 01) vol (adj,voller,volst) - rempli,plein,entier,complet (02) voldoende (adv) - suffisamment (lect. 02) volgen (v,volgde,gevolgd) - suivre (07) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
volgend (adj) - suivant,prochain (01) volgens (prep) - d'après,selon (07) volharden (v,insép,volhardde,volhard) persévérer,persister,s'obstiner (07) volk (n,het,volkeren) - peuple (09) volkomen (adv) - entièrement,complètement,parfaitement (lect. 01) volksgezondheid (n,de) - santé publique (01) volksvertegenwoordiger (n,de,volksvertegenwoordigers) parlementaire (02) volledig (adv) - totalement,entièrement,complètement (04) volstaan (v,insép,volstond,volstaan) - suffire (lect. 02) volwaardig (adj,volwaardiger,volwaardigst) - complet,à part entière (01) volwassen (adj,meest volwassen,volwassener) - adulte,mûr (lect. 01) volwassene (n,de,volwassenen) - adulte (08) vonnis (n,het,vonnissen) - jugement (08) voogd (n,de,voogden) - tuteur (08) voor (prep) - pour (lect. 01) voor de hand liggen (v,locut.) - aller de soi,être évident,tomber sous le sens (10) voorafgaan (v,sép,ging vooraf,voorafgegaan) - précéder (lect. 02) voorafgaand (adj) - préalable,précédent,préliminaire (lect. 02) voorafgaandelijk (adj) - préalable (lect. 02) vooral (adv) - surtout,d'abord (01) voorbeeld (n,het,voorbeelden) - exemple (10) voorbereiden (v,sép,bereidde voor,voorbereid) - préparer (lect. 01) voorbereiding (n,de,voorbereidingen) - préparation (lect. 01) voorbij (adj) - terminé,passé,révolu,fini (11) voordeel (n,het,voordelen) - avantage (01) voordoen (v,sép,deed voor,voorgedaan) - arriver,se produire,avoir lieu (12) voordragen (v,sép,droeg voor,voorgedragen) proposer,présenter (05) vooreerst (adv) - tout d'abord (lect. 02) voorgaand (adj) - précédent (01) voorhanden (adj) - disponible (lect. 01) voorkomen (v,insép,voorkwam,voorkomen) empêcher,prévenir (lect. 01) voorkomen (v,sép,kwam voor,voorgekomen) apparaître,figurer (07) voorleggen (v,sép,legde voor,voorgelegd) produire,soumettre,présenter (lect. 01) voorlezing (n,de,voorlezingen) - lecture (11) voorlopig (adj) - provisoire (07) voornaam (adj,voornamer,voornaamst) - important (lect. 02) voornoemde (adj) - précité,susnommé (03) vooropstellen (v,sép,stelde voorop,vooropgesteld) supposer,proposer (lect. 03) voorrang (n,de) - priorité (12) voorschrift (n,het,voorschriften) - prescription,règle (lect. 01) voorstel (n,het,voorstellen) - proposition (02) voorstelling (n,de,voorstellingen) - présentation (02) voorstelling (n,de,voorstellingen) - représentation (lect. 01) voortaan (adv) - désormais (05) voortrekker (n,de,voortrekkers) - pionnier,chef de file (11) voorts (adv) - en outre (07) voorwaarde (n,de,voorwaarden) - condition (09) voorwaardelijk (adj,voorwaardelijker,voorwaardelijkst) conditionnel (07) voorwerp (n,het,voorwerpen) - objet (lect. 03) voorzienbaar (adj,voorzienbaarder,voorzienbaarst) - prévisible (lect. 02) voorziening (n,de,voorzieningen) - dispositif (12) voorzitten (v,sép,zat voor,voorgezeten) - présider (05) voorzitter (n,de,voorzitters) - président (09) voorzorgsmaatregel (n,de,voorzorgsmaatregelen voorzorgsmaatregels) - mesure préventive,mesure de précaution (lect. 01) vorderen (v,vorderde,gevorderd) - requérir,exiger,réclamer (09) vordering (n) - action,réclamation (lect. 02) vorig (adj,voriger,vorigst) - dernier,précédent (02) vorm (n,de,vormen) - forme (01)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
20
vormen (v,vormde,gevormd) - former,constituer (01) vorming (n,de,vormingen) - formation (lect. 02) vraag (n,de,vragen) - question (09) vraagstuk (n,het,vraagstukken) - question,problème (lect. 01) vraagteken (n,het,vraagtekens) - point d'interrogation,interrogation,question (lect. 01) vragen (v,vroeg,gevraagd) demander,interroger,questionner (06) Vredegerecht (n,het) - Justice de Paix (06) vrederechter (n,de,vrederechters) - juge de paix (07) vreedzaam (adj,vreedzamer,vreedzaamst) pacifique,paisible (12) vriend (n,de,vrienden) - ami (06) vrijgevig (adj,vrijgeviger,vrijgevigst) - généreux (lect. 02) vrijheid (n,de,vrijheden) - liberté (12) vrijkomen (v,sép,kwam vrij,vrijgekomen) - être libéré,émaner (09) vrijspreken (v,sép,sprak vrij,vrijgesproken) acquitter,libérer (09) vrijwillig (adv) - volontairement (07) vroeg of laat (adv,locut.) - tôt ou tard (07) vroeger (adv) - auparavant,autrefois,jadis (01) vrouw (n,de,vrouwen) - dame,femme (10) vulgariserend (adj,meer vulgariserend,meest vulgariserend) - de vulgarisation (lect. 01) vullen (v,vulde,gevuld) - remplir (lect. 01) Waal (n,de,Walen) - Wallon (01) Waals (adj) - wallon (03) Waals- Brabant (n,het) - Brabant wallon (05) Waalse Gewest (n,locut.) - Région wallonne (01) Waalse Gewestraad (n,locut.) - Conseil Régional wallon,Conseil de la Région wallonne (03) Waalse Gewestregering (n,locut.) - Gouvernement régional wallon,Gouvernement wallon (03) waar (adj,waarder,waarst) - vrai,véritable,véridique (08) waarbij (adv) - près duquel,par lequel,où (12) waarborgen (v,waarborgde,gewaarborgd) - garantir (12) waarde (n,de,waarden waardes) - valeur (lect. 01) waardeloos (adj) - sans valeur,nul (lect. 03) waardeoordeel (n,het,waardeoordelen) - jugement de valeur (lect. 01) waardevol (adj,waardevoller,waardevolst) - précieux,de valeur (lect. 01) waardigheid (n,de,waardigheden) - dignité (lect. 01) waardoor (adv) - suite à quoi,au moyen duquel (10) waarin (adv) - où,dans lequel (08) waarmee (adv) - avec lequel (lect. 01) waarnemen (v,sép,nam waar,waargenomen) observer,constater (lect. 01) waarom (adv) - pourquoi (01) waarop (adv) - sur lequel,dont,auquel (lect. 01) waarover (adv) - dont,de quoi,duquel (09) waarrond (adv) - autour duquel (lect. 01) waartegen (adv) - contre quoi,contre lequel (08) waartoe (adv) - à quoi,auquel (lect. 02) waaruit (adv) - d'où,duquel (01) waarvan (adv) - dont,duquel (03) waarvoor (adv) - pour lequel (01) waken (v,waakte,gewaakt) - veiller (12) wanbedrijf (n,het,wanbedrijven) - délit (08) wanneer (adv) - quand (lect. 02) wanneer (conj) - quand,lorsque (02) wanprestatie (n) - prestation défaillante (lect. 02) wansmakelijk (adj,wansmakelijker,wansmakelijkst) - de mauvais goût (lect. 01) want (conj) - car (06) wassen (v,waste,gewassen) - laver (09) wat (pron) - que,ce que,quel (lect. 03) waterbeleid (n,het) - politique de l'eau (03) waterweg (n,de,waterwegen) - voie navigable (05) we (pron) - nous (lect. 01) web (n,het) - web (11) wederverkoop (n,de,wederverkopen) rétrocession,revente (lect. 03) week (n,de,weken) - semaine (09) weergave (n,de,weergaven) - reproduction (lect. 01) GLOSSAIRE (version 22.02.07)
weg (n,de,wegen) - route,voie,chemin (05) wegens (prep) - pour cause de,à cause de (07) weggelegd (adj) - réservé,attribué (07) weglaten (v,sép,liet weg,weggelaten) - ôter,omettre (11) wegsteken (v,sép,stak weg,weggestoken) - ranger,mettre de côté (10) wegwerken (v,sép,werkte weg,weggewerkt) résorber,rattraper (11) weigeren (v,weigerde,geweigerd) - refuser (10) weinig (adv) - peu (03) wekelijks (adj) - hebdomadaire (07) welbepaald (adj) - déterminé (lect. 02) weliswaar (adv) - il est vrai,à la vérité,certes (01) welk (pron) - quel,lequel (06) wellicht (adv) - peut- être,probablement (11) wellustig (adj,wellustiger,wellustigst) - sensuel,voluptueux (lect. 01) wenden (v,wendde,gewend) - s'adresser (06) wenselijk (adj,wenselijker,wenselijkst) - souhaitable (lect. 01) wensen (v,wenste,gewenst) - souhaiter,désirer (lect. 01) wereld (n,de,werelden) - monde (01) werk (n,het,werken) - travail,tâche (01) werkelijk (adj,werkelijker,werkelijkst) - réel,vrai (lect. 03) werkelijkheid (n,de,werkelijkheden) - réalité (lect. 01) werken (v,werkte,gewerkt) - travailler (02) werkgelegenheid (n,de,werkgelegenheden) - emploi (03) werkgever (n,de,werkgevers) - employeur (08) werking (n,de,werkingen) - effet,fonctionnement (12) werkkamer (n,de,werkkamers) - bureau (07) werkloosheid (n,de) - chômage (02) werknemer (n,de,werknemers) - employé (08) werpen (v,wierp,geworpen) - jeter,lancer (06) West- Vlaanderen (n,het) - Flandre Occidentale (10) wet (n,de,wetten) - loi (01) wetboek (n,het,wetboeken) - code (lect. 01) wetenschappelijk (adj,wetenschappelijker,wetenschappelijkst) - scientifique (02) wetenschappelijk onderzoek (n,locut.) - recherche scientifique (03) wetgevend (adj) - législatif (02) wetgever (n,de,wetgevers) - législateur (05) wetgeving (n,de,wetgevingen) - législation (11) wetgevingsinitiatief (n,het,wetgevingsinitiatieven) - initiative législative (lect. 01) wet- Lejeune (n,de) - loi Lejeune (09) wetsbepaling (n) - disposition légale (lect. 02) wetsontwerp (n,het,wetsontwerpen) - projet de loi (02) wetsvoorstel (n,het,wetsvoorstellen) - proposition de loi (02) wettekst (n,de,wetteksten) - texte de loi (lect. 01) wettelijk (adj,wettelijker,wettelijkst) - légal (lect. 02) wettigheid (n,de) - légalité (12) wezenlijk (adv) - effectivement,réellement (lect. 03) wezenselement (n) - élément essentiel (lect. 02) wijken (v,week,geweken) - s'écarter,céder la place (12) wijten (v,weet,geweten) - imputer,attribuer (lect. 02) wijze (n,de,wijzen) - manière (12) wijzen (v,wees,gewezen) - signaler,indiquer,désigner (lect. 03) *wijzen (v,wees,gewezen) - attirer l'attention,signaler (lect. 02) wijzigen (v,wijzigde,gewijzigd) - modifier,changer (01) wijziging (n,de,wijzigingen) - modification,changement (01) willen (v,wilde,gewild) - vouloir (06) wilsleer (n) - théorie de la volonté (lect. 02) wilsuiting (n) - expression de la volonté (lect. 02) winst (n,de,winsten) - bénéfice,gain,avantage (lect. 02) wisselen (v,wisselde,gewisseld) - changer,échanger (12) woede (n,de) - (11) wonder (n,het,wonderen) - miracle,merveille (06) wonen (v,woonde,gewoond) - habiter (08) woning (n,de,woningen) - habitation (10) woonplaats (n,de,woonplaatsen) - domicile (03) woord (n,het,woorden) - mot,terme,vocable (03) worden (v,werd,geworden) - (lect. 02) worden (v,werd,geworden) - devenir (01) zaak (n,de,zaken) - chose,affaire (06) zaal (n,de,zalen) - salle (11)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
21
ze (pron) - elle,ils,elles,les (lect. 01) zedelijk (adj,zedelijker,zedelijkst) - moral (lect. 01) zedelijkheid (n,de,zedelijkheden) - moralité (lect. 01) zedendelict (n,het,zedendelicten) - délit de moeurs (09) zedenschennend (adj) - qui porte atteinte aux moeurs (lect. 01) zedenschennis (n,de,zedenschennissen) - atteinte aux moeurs (lect. 01) zeer (adv) - très (lect. 01) zeggen (v,zei,gezegd) - dire,déclarer,stipuler (01) zelf (pron) - même,soi- même (06) zelfs (adv) - même (06) zelfstandig (adv) - de manière autonome,de manière indépendante (08) zelfstandige (n,de,zelfstandigen) - indépendant (08) zelfstandigheid (n,de) - autonomie,indépendance (lect. 03) zes (det) - six (03) zestien (det) - seize (08) zetelen (v,zetelde,gezeteld) - siéger (03) zetten (v,zette,gezet) - mettre,poser (11) zeven (det) - sept (09) zich (pron) - se (lect. 02) zicht (n,het) - vue,visibilité (07) zichzelf (pron) - soi- même (lect. 02) ziekteverzekering (n,de,ziekteverzekeringen) - assurancemaladie (02) zien (v,zag,gezien) - voir (09) zij (pron) - elle (lect. 03) zijde (n,de,zijden) - côté (04) zijn (det) - son (lect. 02) zijn (v,was,geweest) - être,exister (lect. 01) zin (n,de,zinnen) - sens (03) *zin (n,de,zinnen) - phrase (01) zinnig (adj,zinniger,zinnigst) - sensé (lect. 03) zitten (v,zat,gezeten) - se trouver (01) zittende magistratuur (n,locut.) - magistrature assise (06) zitting (n,de,zittingen) - séance (03) zo (adv) - ainsi (lect. 03) *zo (adv) - tellement,si (lect. 02) zoals (conj) - tel que,comme (01) zodanig (adv) - de telle manière,de telle façon (lect. 01) zodat (conj) - de telle sorte que,si bien que (lect. 01) zoeken (v,zocht,gezocht) - chercher (09) zogeheten (adj) - dit,appelé,soi- disant (lect. 01) zogenaamd (adj) - ce qu'on appelle,dit (12) zoiets (pron) - une telle chose (06) zolang (conj) - aussi longtemps que,tant que (06) zo'n (det) - un tel (01) zonder (prep) - sans (05) zopas (adv) - juste,à l'instant (lect. 01) zorgen (v,zorgde,gezorgd) - veiller à (12) *zorgen (v,zorgde,gezorgd) - veiller à (12) *zorgen (v,zorgde,gezorgd) - s'occuper,se charger (07) zorgvuldigheidsnorm (n) - devoir de soin (lect. 02) zover (adv) - jusque là (lect. 01) zowel (adv) - comme,tant,aussi bien (01) zucht (n,de,zuchten) - soupir (10) zuid (n,de) - sud (03) zulk (det) - un tel (lect. 01) zulks (pron) - une telle chose,une chose semblable (lect. 01) zus (n,de,zussen) - soeur (07) zwaar (adj,zwaarder,zwaarst) - grave,sévère,lourd (08)
GLOSSAIRE (version 22.02.07)
TERMINOLOGIE JURIDIQUE NEERLANDAISE
22