GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL
Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat 14 B-1050 Brussel +32 2 642 50 25 E-mail:
[email protected] Depotnummer: D/2014/2505/69 Intern referentienummer PHS Report 2014-47
10. Seksuele gezondheid AUTEUR Rana CHARAFEDDINE
Gelieve bij het verwijzen naar resultaten van dit hoofdstuk de volgende referentie te gebruiken: Charafeddine R. Seksuele gezondheid. In: Gisle L, Demarest S (ed.). Gezondheidsenquête 2013. Rapport 2: Gezondheidsgedrag en leefstijl. WIV-ISP, Brussel, 2014
INHOUDSTAFEL Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 707 1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 709 2. Vragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 711 3. Indicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 713 3.1. Seksueel gedrag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 713 3.2. Gebruik van voorbehoedsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 714 4. Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 715 4.1. Seksuele betrekkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 715 4.2. Leeftijd van de eerste seksuele betrekkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 719 4.3. Het hebben van meerdere sekspartners in de afgelopen 12 maanden . . . . . . . . . . . . . . 724 5. Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 739 6. Bibliografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 741 7. Tabellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 743
SEKSUELE GEZONDHEID | Inhoudstafel
4.4. Gebruik van een voorbehoedsmiddel in de afgelopen 12 maanden . . . . . . . . . . . . . . . . 729
705
SAMENVATTING Seksuele gezondheid maakt integraal deel uit van de gezondheid, het welzijn en de kwaliteit van leven. In de Gezondheidsenquête 2013 komt dit thema aan bod door twee deelgebieden te bestuderen die van kapitaal belang zijn voor de ontwikkeling van een promotieprogramma voor seksuele gezondheid: seksueel gedrag met een verhoogd risico op seksueel overdraagbare aandoeningen en ongewenste zwangerschappen en het gebruik van voorbehoedsmiddelen.
Deze proportie varieert tevens volgens het opleidingsniveau: de proporties stijgen van 65% bij de laagst opgeleiden tot 86% bij de hoogst opgeleiden. De proporties variëren tevens in functie van het gewest. Ze zijn het hoogst in het Vlaams Gewest (84%) en het Waals Gewest (80%) in vergelijking met het Brussels Gewest (77%). Over de tijd is er geen opmerkenswaardige evolutie voor wat deze indicator betreft, behalve in de leeftijdsgroep van 15-19 jaar. In deze leeftijdsgroep kan tussen 2001/2004 en 2013 een stijging worden waargenomen, die in hoge mate te wijten is aan een toename van de proportie jongeren in het Vlaams Gewest die aangaven seksuele betrekkingen te hebben gehad. Twee vormen van seksueel risicogedrag worden in deze enquête bestudeerd: het vroegtijdig hebben van seksuele betrekkingen, gedefinieerd als seksuele betrekkingen voor de leeftijd van 15 jaar, en het hebben van meer dan één sekspartner in de afgelopen 12 maanden. Ook wordt het gebruik van een condoom bij personen met meerdere recente partners voorgesteld. In België gaf 5% van de bevolking van 15 tot 64 jaar, die minstens eenmaal in hun leven seks hebben gehad, aan dat dit voor het eerst gebeurde vóór de leeftijd van 15 jaar. Voor wat betreft multipartners, heeft 9% van de seksueel actieve bevolking van 15-64 jaar twee of meer sekspartners gehad in de afgelopen 12 maanden. Slechts 41% van deze groep heeft tijdens de laatste seksuele betrekkingen een condoom gebruikt. Seksueel risicogedrag wordt frequenter bij mannen waargenomen: mannen zijn relatief talrijker om meerdere sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden (11% bij mannen tegen 6% bij vrouwen). Enkel in het Waals Gewest geven mannen relatief meer dan vrouwen aan vroegtijdige seksuele betrekkingen te hebben gehad (10% bij mannen en 3% bij vrouwen). Dergelijk risicogedrag komt relatief frequenter voor bij jongeren. Jongeren in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar melden relatief meer vroegtijdige seksuele betrekkingen te hebben gehad in vergelijking met de oudere leeftijdsgroepen (12% in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar tegen 2% in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar) en rapporteren relatief meer meerdere sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden (23% tegen 3% in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar). Het gebruik van een condoom bij diegenen die meerdere sekspartners in de afgelopen 12 maanden hadden, is relatief hoger bij jongeren in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar (51%) dan in de oudere leeftijdsgroepen (22% in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar), maar het gebruik van een condoom blijft eerder beperkt in deze risicogroepen (41%). Seksueel risicogedrag hangt samen met het opleidingsniveau. De laagst opgeleide personen geven relatief meer aan vroegtijdige seksuele betrekkingen te hebben gehad (7%) dan de hoogst opgeleiden (3%). Specifiek voor het Vlaams Gewest, geven de laagst opgeleiden relatief meer aan recent meerdere sekspartners te hebben gehad dan de hoogst opgeleiden.
SEKSUELE GEZONDHEID | Samenvatting
Seksueel gedrag De proportie mannen (83%) en vrouwen (81%), in de leeftijdsgroep van 15-64 jaar, die aangeven seksuele betrekkingen te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden is quasi gelijk. Deze proportie varieert volgens de leeftijd: in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar gaat het om 63%, en stijgt in de leeftijdsgroep van 25-44 jaar om daaropvolgend te dalen bij vrouwen vanaf de leeftijd van 45 jaar en bij mannen vanaf de leeftijd van 55 jaar. Bij jongeren wordt een belangrijke toename vastgesteld tussen de leeftijdsgroep van 15-19 jaar (44%) en de leeftijdsgroep van 20-24 jaar (84%).
707
Er bestaan ook gewestelijke verschillen in seksueel risicogedrag, maar enkel met betrekking tot het recent hebben van meerdere sekspartners. De percentages hieromtrent zijn het hoogst in het Brussels Gewest (18%), gevolgd door het Waals Gewest (10%) en het Vlaams Gewest (7%).
Het gebruik van voorbehoedsmiddelen Naast seksueel risicogedrag, heeft de gezondheidsenquête ook het gebruik van voorbehoedsmiddelen bij seksueel actieve vrouwen van 15-54 jaar en de evolutie ervan over de tijd nagegaan.
SEKSUELE GEZONDHEID | Samenvatting
De analyses geven aan dat het gebruik van voorbehoedsmiddelen in België wijdverspreid is; bijna driekwart van de vrouwen in de hier bestudeerde leeftijdsgroep gaf aan een voorbehoedsmiddel te gebruiken. Dit cijfer is nog hoger bij jonge vrouwen waar 9 op 10 vrouwen aangeven één of ander voorbehoedsmiddel te gebruiken. Er kan echter vastgesteld worden dat lager opgeleide vrouwen relatief minder dan hoog opgeleide vrouwen een voorbehoedsmiddel gebruiken (48% tegen 80%).
708
Welk voorbehoedsmiddel wordt gebruikt varieert volgens de socio-demografische omstandigheden waarin de vrouwen zich bevinden. Het meest populaire voorbehoedsmiddel in België blijft de ‘pil’, maar het gebruik ervan daalt met de leeftijd (82% in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar tegen 36% in de leeftijdsgroep van 45-54 jaar) en wordt ingeruild voor andere voorbehoedsmiddelen, vooral dan het spiraaltje, sterilisatie en de patch of vaginale ring. Hoger opgeleide vrouwen gebruiken relatief meer het spiraaltje dan lager opgeleide vrouwen. Ook gewestelijke verschillen kunnen worden vastgesteld. In het Brussels Gewest zijn niet-medische voorbehoedsmiddelen (condoom, sponsje…) iets populairder dan in de overige gewesten, zoals ook de ‘morning after pil’. Lange-termijn voorbehoedsmiddelen (spiraaltje) worden dan weer relatief minder gebruikt in het Brussels Gewest. Het gebruik van onomkeerbare anticonceptie is relatief het hoogst in het Vlaams Gewest, terwijl het gebruik van de ‘pil’ er relatief laag is. De gebruikte voorbehoedsmiddelen zijn significant veranderd in de loop van de tijd. De ‘pil’ werd beetje bij beetje ingeruild voor andere middelen, vooral dan het spiraaltje, de patch of de vaginale ring. Ook het gebruik van onomkeerbare middelen (sterilisatie) heeft aan belang verloren. Daarentegen is het gebruik van de ‘morning after pil’ toegenomen, zelfs indien het gebruik ervan eerder beperkt is in België.
1. INLEIDING Seksuele gezondheid maakt integraal deel uit van de gezondheid, het welzijn en de kwaliteit van leven. Ze wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) omschreven als een staat van fysiek, emotioneel, mentaal en sociaal welzijn in relatie tot seksualiteit en niet gewoonweg als de afwezigheid van ziekten, disfunctioneren of gebreken1. Het is een onderwerp van groot belang voor de ontwikkeling van programma’s in het kader van gezondheidspromotie vanwege twee belangrijke kwesties: de preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA)2 en de preventie van ongewenste zwangerschappen.
Sinds het begin van de jaren 2000 kan in België, zoals in de andere Europese landen, een heropflakkering van bepaalde SOA’s worden vastgesteld. In de periode 2002-2013 steeg de gemiddelde jaarlijkse incidentie van Chlamydia trachomatis met 16%, van Gonorroe met 13% en van Syfilis met 25% (3). Ook is tussen 1997 en 2012 het aantal nieuwe gediagnosticeerde HIV gevallen op jaarbasis gestegen met 75% (4). Voor bepaalde SOA’s is het niet duidelijk of de toename te wijten is aan een reële stijging van het aantal getroffen personen of ze het resultaat is van veranderingen in diagnosemethodes en aangiften. Hoe dan ook, SOA’s vertegenwoordigen een belangrijk aandachtspunt voor de volksgezondheid. Risico’s verbonden met seksuele activiteit hebben betrekking op het voorkomen van niet gewenste zwangerschappen (1). Dergelijke zwangerschappen kunnen negatieve gevolgen hebben voor zowel de moeder als het kind, zeker in het geval van vroegtijdige zwangerschappen3. Kinderen van tienermoeders hebben een verhoogd risico op een laag geboortegewicht, op een vroeggeboorte en op sterfte in het eerste levensjaar. Vroegtijdige zwangerschappen hebben tevens economische en sociale gevolgen. Tienermoeders lopen een risico hun studies af te breken, zwakke economische en professionele perspectieven te hebben en slechts te kunnen rekenen op een beperkt inkomen. In België bestaan geen cijfers die toelaten de prevalentie van ongewenste zwangerschappen in te schatten. We kunnen niettemin verwijzen naar de gegevens aangaande vrijwillige zwangerschapsafbrekingen om een idee te hebben van het belang van dit fenomeen. Sinds 3 april 1990 bestaat er in België een wet die abortus althans gedeeltelijk depenaliseert. Parallel met de afkondiging van deze wet, werd via een andere wet de oprichting van een Nationale Evaluatiecommissie betreffende de zwangerschapsafbreking geregeld, belast met opmaken van tweejaarlijkse statistische rapporten gebaseerd op de registratie van het aantal abortussen uitgevoerd in de ziekenhuizen en buiten de ziekenhuizen. Het voorlopig laatste rapport van deze Commissie werd in 2012 gepubliceerd en omvat de periode 2010 - 20114. Volgens dit rapport is het aantal abortussen per 100 geboortes stabiel gebleven voor de periode 2001-2008: 14 à 15%. De Belgische cijfers zijn uitzonderlijk laag in vergelijking met deze in andere geïndustrialiseerde landen (5). Bovendien, zo stelt de Commissie, wijzen de cijfers niet op een oververtegenwoordiging van jongeren die een abortus ondergaan. Men wordt in België, in vergelijking met andere geïndustrialiseerde landen, minder geconfronteerd met vroegtijdige zwangerschappen. Niettemin is het belangrijk te onderstrepen dat het cijfer van vrijwillige zwangerschapsafbrekingen niet gedaald is over de tijd. 1
http://www.euro.who.int/fr/health-topics/Life-stages/sexual-and-reproductive-health/news/news/2011/06/sexualhealth-throughout-life/definition
2
Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA’s) worden voornamelijk verspreid door seksueel contact van persoon tot persoon; echter bepaalde SOA’s zoals syfilis en HIV kunnen ook worden overgedragen door andere contactvormen.
3
http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs364/fr/
4
http://www.ieb-eib.org/fr/pdf/rapport-com-ev-avortement-2010-2011.pdf
SEKSUELE GEZONDHEID | 1. Inleiding
SOA’s vormen een belangrijke oorzaak van morbiditeit en vermijdbare mortaliteit in de bevolking (1). Terwijl sommige infecties asymptomatisch zijn, zijn anderen dodelijk of kunnen ze complicaties veroorzaken zoals buitenbaarmoederlijke zwangerschappen, miskramen, abortussen, onvruchtbaarheid, bekkenontstekingen, levercirrose en kankers. Zij kunnen ook de aanleiding zijn van soms intense psychische problemen. De behandelingen van deze infecties zijn zeer duur, zeker omdat ze in sommige gevallen een jarenlange medische opvolging vergen. Bovendien wordt de impact van SOA’s versterkt gezien ze het risico verhogen op het krijgen of doorgeven van het human immunodeficiency virus (HIV) (2).
709
SEKSUELE GEZONDHEID | 1. Inleiding
Dit hoofdstuk over seksuele gezondheid bestaat uit twee delen. In een eerste deel wordt dieper ingegaan op het seksueel gedrag van de bevolking, met name op risicovol seksueel gedrag. Het gebruik van voorbehoedsmiddelen wordt bestudeerd in een tweede deel. De integratie van deze thema’s in de gezondheidsenquête biedt de mogelijkheid om deze problematiek bij een representatieve steekproef van de algemene bevolking te bestuderen. Naast de gezondheidsenquête bestaan nog studies naar seksueel gedrag en het gebruik van voorbehoedsmiddelen, maar deze zijn ofwel beperkt tot een bepaalde leeftijdsgroep (zoals de HBSC over het gezondheidsgerelateerd gedrag van kinderen op schoolgaande leeftijd5) of tot een bepaalde gewest (bijvoorbeeld het project Sexpert6 in het Vlaams Gewest). De ‘Gender and Generation Survey’ 7 verschaft dan weer informatie over het gebruik van voorbehoedsmiddelen, maar niet over seksueel risicogedrag.
710
5
http://www.hbsc.org/
6
http://www.sexpert-vlaanderen.be/
7
http://www.ggps.be/
2. VRAGEN De vragen rond seksuele gezondheid zijn opgenomen in de schriftelijke vragenlijst en richten zich uitsluitend tot personen van 15 jaar en ouder. De vragen zijn de volgende: RH01
Hebt u ooit seksuele betrekkingen gehad?
Ja/Neen (Indien ‘Neen’, ga naar het volgende onderdeel)
RH02
Hoe oud was u toen u voor het eerst seksuele betrekkingen had?
RH03
Hebt u de afgelopen 12 maanden seksuele betrekkingen gehad?
Ja/Neen (Indien ‘Neen’, ga naar het volgende onderdeel)
1 partner /2 partners /3 partners/4 of meer partners
RH05
Gebruikte u een condoom toen u de laatste keer seksuele betrekkingen had?
Ja/Neen RH06
Gebruikte u of uw partner(s) in de afgelopen 12 maanden een methode van geboortebeperking (om een zwangerschap te vermijden)?
Ja/Neen (Indien ‘Neen’, ga naar het volgende onderdeel)
RH07
Welke methode(n) van geboortebeperking hebt u of uw partner(s) de afgelopen 12 maanden gebruikt? (Meerdere antwoorden mogelijk) • De pil • Een patch of plakpil • Een staafje (implantaat) • Een prikpil (zoals Depo-Provera®)
SEKSUELE GEZONDHEID | 2. Vragen
RH04 Met hoeveel verschillende partners hebt u de afgelopen 12 maanden seksuele betrekkingen gehad?
• Een vaginale ring (zoals NuvaRing®) • Een spiraaltje • Een morning after pil • Een diafragma • Een zaaddodend middel of een sponsje • Een condoom voor mannen • Een condoom voor vrouwen • Periodieke onthouding • Zich terugtrekken • Sterilisatie van de vrouw • Sterilisatie van de man • Andere methode. Welke: ……..
711
3. INDICATOREN Zoals vermeld in de inleiding, hebben de indicatoren die in dit hoofdstuk bestudeerd worden, betrekking op twee thema’s in verband met seksuele gezondheid: seksueel gedrag en anticonceptie.
3.1. SEKSUEEL GEDRAG 3.1.1. SEKSUELE BETREKKINGEN IN DE AFGELOPEN 12 MAANDEN RH03_1 Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden
3.1.2. LEEFTIJD VAN DE EERSTE SEKSUELE BETREKKINGEN
Vroegtijdige seksuele betrekkingen worden beschouwd als een seksueel risicogedrag en worden in de literatuur geassocieerd met gedrag zoals onbeschermde betrekkingen of het hebben van meerdere sekspartners. Deze verhogen het risico op SOA’s en het risico van ongeplande zwangerschappen (6). Gezien vroegtijdige seksuele betrekkingen de kans op SOA’s vergroot, heeft het UNAIDS programma een verandering ingevoerd door in haar jaarverslagen over AIDS een indicator aangaande vroegtijdige seksuele betrekkingen op te nemen. Het is echter belangrijk te melden dat het concept ‘vroegtijdige leeftijd bij de eerste seksuele relatie’ niet echt duidelijk omschreven is. In dit rapport beschouwen we, in navolging van UNAIDS, vroegtijdige seksuele betrekkingen, betrekkingen vóór de leeftijd van 15 jaar.
3.1.3. HET HEBBEN VAN MEERDERE SEKSPARTNERS IN DE AFGELOPEN 12 MAANDEN De volgende indicatoren hebben betrekking op personen van 15 tot 64 jaar die “seksueel actief” zijn. Dit betekent dat deze personen minstens eenmaal seksuele betrekkingen hebben gehad in de loop van de 12 maanden voorafgaand aan de bevraging. RH04_1 Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden Het hebben van meerdere sekspartners in de loop van de afgelopen 12 maanden wordt ook beschouwd als een indicator voor seksueel risicogedrag, vooral voor SOA’s (7). Deze indicator werd ook opgenomen in de lijst van indicatoren opgesomd in de jaarverslagen van UNAIDS. Het is belangrijk eraan te herinneren dat het aantal sekspartners geen risicofactor op zich is, maar een indicator voor een risico. Inderdaad, het risico is wellicht minder groot bij iemand die meerdere partners heeft, maar zich tijdens elke seksueel contact beschermt, dan bij iemand die slechts één partner heeft maar niet beschermde betrekkingen heeft (7). Daarom werd in de lijst van indicatoren van UNAIDS een indicator opgenomen met betrekking tot het gebruik van een condoom/voorbehoedsmiddel tijdens het laatste seksueel contact bij personen met meerdere sekspartners. RH_1
Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden en een condoom heeft gebruikt tijdens het laatste contact.
Deze indicator zal hier enkel op nationaal niveau worden voorgesteld, gezien het beperkt aantal personen dat in onze steekproef aangeeft meerdere sekspartners te hebben, eerder beperkt is waardoor de resultaten van deze indicator met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden.
SEKSUELE GEZONDHEID | 3. Indicatoren
RH02_2 Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar.
713
Deze indicator is opgenomen in de lijst van indicatoren van UNAIDS, zelfs indien ze geen informatie biedt over het systematisch gebruik van een condoom. Een mogelijk alternatieve benadering, nl. vragen of het voorbehoedsmiddel altijd, soms of nooit gebruikt wordt tijdens seksuele betrekkingen met meerdere occasionele partners tijdens een bepaalde periode, zou onderhevig zijn aan een herinneringsbias (geheugenfout). Bovendien, het feit dat een voorbehoedsmiddel tijdens het meest recente seksueel contact met een occasionele partner werd gebruikt, zal wellicht aangeven dat dergelijk middel regelmatig bij dergelijke contacten wordt gebruikt.
3.2. GEBRUIK VAN VOORBEHOEDSMIDDELEN De volgende indicatoren hebben betrekking op vrouwen van 15 tot 64 jaar die « seksueel actief » zijn. Dit laatste betekent dat ze minstens eenmaal seksuele betrekkingen hebben gehad in de loop van de 12 maanden voorafgaand aan het interview.
SEKSUELE GEZONDHEID | 3. Indicatoren
RH06_1 Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden.
714
RH07_2 Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel. Indien een vrouw aangaf verschillende voorbehoedsmiddelen te gebruiken (bv. pil én condoom) werd de meest effectieve methode weerhouden (voor evaluatie van effectiviteit van voorbehoedsmiddelen zie: http://www.plannedparenthood.org/bc/cchoices.htm. Indien beide methodes even effectief zijn wordt de langst werkende weerhouden. Indien één van de gebruikte methodes echter de morning after pil was, wordt deze altijd geselecteerd, vanwege het specifieke karakter van deze methode.
4. RESULTATEN 4.1. SEKSUELE BETREKKINGEN 4.1.1. BELGIË In 2013 geeft 82% van de bevolking van 15 tot 64 jaar aan seksuele betrekkingen te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden.
Figuur 1
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Analyse volgens geslacht en leeftijd In België is de proportie van de bevolking van 15 tot 64 jaar die seksuele betrekkingen heeft gehad gelijkaardig voor mannen (83%) en vrouwen (81%). In de leeftijdsgroep van 15-24 jaar kan een grotere proportie teruggevonden worden bij vrouwen (67%) dan bij mannen (59%), na de leeftijd van 45 jaar kan net het tegenovergestelde worden vastgesteld. Deze proportie varieert in functie van de leeftijd: ze is het laagst bij jongeren van 15-24 jaar (63%), stijgt in de leeftijdsgroep 25-44 jaar en begint bij vrouwen te dalen vanaf de leeftijd van 45 jaar en bij mannen vanaf de leeftijd van 55 jaar (Figuur 1). Bij jongeren kan een belangrijke toename worden waargenomen van het percentage dat seksuele betrekkingen had in de afgelopen 12 maanden tussen de leeftijdsgroep 15-19 jaar (44%) en 20-24 jaar (84%).
715
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Seksuele activiteit hangt samen met het opleidingsniveau. Er kan een aanzienlijke opleidingsgradiënt vastgesteld worden in verband met de proportie personen die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden. Deze proporties gaan van 65% bij de laagst opgeleiden tot 86% bij de hoogst opgeleiden. Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. De proportie personen die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden varieert in functie van de urbanisatiegraad. Bij personen die wonen in halfstedelijke gebieden (84%) en landelijke gebieden (84%) is de proportie die aangeeft seksuele betrekkingen te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden hoger dan bij inwoners van stedelijke gebieden (79%). Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht.
Evolutie over de tijd Op nationaal niveau is de proportie personen die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden gedaald tussen 2001 (83%) en 2004 (80%) om daaropvolgend weer te stijgen tussen 2004 en 2013 (82%) (Figuur 2). Enkel het verschil tussen de proporties in 2001 en 2004 is statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Bij de jongeren in de leeftijdsgroep 15-19 jaar kan een stijging van het percentage dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de aflopen 12 maanden van 34% in 2001 en 2004 tot 44% in 2013 worden vastgesteld waarbij het verschil tussen 2001/2004 en 2013 (in zeer beperkte mate) significant is na correctie voor geslacht.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 2
716
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013
4.1.2. GEWESTEN Het percentage van de bevolking dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden verschilt volgens gewest, met een hoger cijfer in het Vlaams Gewest (84%) en het Waals Gewest (80%) in vergelijking met het Brussels Gewest (77%) (Figuur 2). Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht.
Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest meldt 84% van de bevolking dat ze seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden. Analyse volgens geslacht en leeftijd De proportie van de bevolking van 15 tot 64 jaar die seksuele betrekkingen heeft gehad, is gelijkaardig voor mannen (84%) en vrouwen (83%). In de leeftijdsgroep van 15-24 jaar kan een grotere proportie teruggevonden worden bij vrouwen (69%) dan bij mannen (62%), maar deze tendens is omgekeerd in de leeftijdstijdsgroep 25-34 jaar en na de leeftijd van 55 jaar (Figuur 3). Deze proportie varieert in functie van de leeftijd: ze is het laagst bij jongeren van 15-24 haar (66%), ze stijgt in de leeftijdsgroep 25-44 jaar en begint te dalen bij vrouwen en mannen vanaf de leeftijd van 55 jaar (Figuur 3). Bij de jongeren kan een belangrijke sprong waargenomen worden tussen de leeftijdsgroep 15-19 jaar (53%) en 20-24 jaar (82%).
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Vlaams Gewest
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Seksuele activiteit hangt samen met het opleidingsniveau. De proportie personen van 15 tot 64 jaar die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden stijgt van 70% bij de laagst opgeleiden tot 88% bij de hoogst opgeleiden. Bij personen die wonen in halfstedelijke gebieden (84%) en landelijke gebieden (87%) is de proportie die aangeeft seksuele betrekkingen te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden hoger dan bij inwoners van stedelijke gebieden (80%). Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht.
Evolutie over de tijd In het Vlaams Gewest is de proportie personen die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden niet significant veranderd over de tijd, maar stabiel gebleven op 84% in zowel 2001 als 2013. Bij jongeren van 15-19 jaar kan een stijging worden vastgesteld van het percentage dat seksuele betrekkingen in de afgelopen 12 maanden meldt van 34% in 2001 tot 53% in 2013. Het verschil tussen 2001/2004 en 2013 is statistisch significant is na correctie voor geslacht.
Brussels Gewest In het Brussels Gewest meldt 77% van de bevolking dat ze seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden. Analyse volgens leeftijd en geslacht De proportie van de bevolking van 15 tot 64 jaar die seksuele betrekkingen heeft gehad, is na correctie voor leeftijd niet significant verschillend voor mannen (80%) en vrouwen (75%). In de leeftijdsgroep van 15-24 jaar kan een grotere proportie teruggevonden worden bij vrouwen (67%) dan bij mannen (58%), na de leeftijd van 45 jaar kan net het tegenovergestelde worden vastgesteld. Deze proportie varieert in functie van de leeftijd: ze is het laagst bij jongeren van 15-24 jaar (63%), ze stijgt in de leeftijdsgroep 25-44 jaar en begint bij vrouwen en mannen te dalen vanaf de leeftijd van 55 jaar (Figuur 4). Bij jongeren kan een belangrijke toename worden waargenomen van het percentage dat seksuele betrekkingen
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 3
717
heeft gehad in de afgelopen twaalf maanden tussen de leeftijdsgroep 15-19 jaar (30%) en 20-24 jaar (78%).
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 4
718
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Brussels Gewest
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Seksuele activiteit hang samen met het opleidingsniveau. De proportie personen van 15 tot 64 jaar die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden stijgt van 41% bij de laagst opgeleiden tot 83% bij de hoogst opgeleiden. Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Evolutie over de tijd De proportie personen die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden daalde van 79% in 2001 tot 74% in 2004 om daaropvolgend weer te stijgen tot 77% in 2013. Enkel het verschil tussen 2001 en 2004 is statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Het percentage jongeren van 15-19 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden evolueert van 26% in 2001, over 23% in 2004 tot 30% in 2013. Maar, in tegenstelling tot de bevindingen voor het Vlaams Gewest, is deze evolutie niet statistisch significant na correctie voor geslacht.
Waals Gewest In het Waals Gewest meldt 80% van de bevolking dat ze seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden. Analyse volgens leeftijd en geslacht De proportie van de bevolking van 15 tot 64 jaar die seksuele betrekkingen hebben gehad is gelijkaardig voor mannen (81%) en vrouwen (80%). In de leeftijdsgroep van 15-24 jaar kan een grotere proportie teruggevonden worden bij vrouwen (64%) dan bij mannen (54%), na de leeftijd van 45 jaar kan net het tegenovergestelde worden vastgesteld. Deze proportie varieert in functie van de leeftijd: ze is het laagst bij jongeren van 15-24 jaar (59%), ze stijgt in de leeftijdsgroep 25-44 jaar en begint bij vrouwen te dalen vanaf de leeftijd van 45 jaar en bij mannen vanaf de leeftijd van 55 jaar (Figuur 5). Bij de jongeren kan een belangrijke toename worden waargenomen van het percentage dat seksuele betrekkingen meldt in de afgelopen 12 maanden tussen de leeftijdsgroep 15-19 jaar (29%) en 20-24 jaar (88%).
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Waals Gewest
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken De proportie personen van 15 tot 64 jaar die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden stijgt van 64% bij de laagst opgeleiden tot 84% bij de hoogst opgeleiden. Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Voor het Waals Gewest lijkt de urbanisatiegraad niet samen te hangen met de proportie personen die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden.
Evolutie over de tijd De proportie personen die seksuele betrekkingen hebben gehad in de afgelopen 12 maanden daalde van 84% in 2001 tot 79% in 2004 om daaropvolgend te stabiliseren op 80% in 2013. Enkel het verschil tussen 2001 en 2004 is statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. In tegenstelling tot het Vlaams Gewest, is het percentage jongeren van 15-19 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden gedaald van 37% in 2001 en 2004 tot 29% in 2013, maar deze is daling niet statistisch significant na correctie voor geslacht.
4.2. LEEFTIJD VAN DE EERSTE SEKSUELE BETREKKINGEN Het concept van de eerste vroegtijdige seksuele betrekking wordt gebruikt als een indicator voor seksueel risicogedrag met een verhoogd risico op SOA’s en niet geplande zwangerschappen. De volgende analyse heeft betrekking op de bevolking van 15 tot 64 jaar die aangaf minstens eenmaal in hun leven seksuele betrekkingen te hebben gehad.
4.2.1. BELGIË In 2013 gaf 5% van de bevolking van 15 tot 64 jaar die ooit seksuele betrekkingen heeft gehad, een eerste seksueel contact aan vóór de leeftijd van 15 jaar.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 5
719
Analyse volgens leeftijd en geslacht Op nationaal niveau is er geen statistisch significant verschil tussen het percentage mannen (6%) en vrouwen (4%) dat vroegtijdig seksuele betrekkingen heeft. Van de jonge vrouwen (15 – 24 jaar) die al ooit seksuele betrekkingen hadden, geeft 14% een eerste seksueel contact aan vóór de leeftijd van 15 jaar; bij jonge mannen is dit 9%. Deze percentages liggen omgekeerd in de overige leeftijdsgroepen. Deze resultaten dienen echter met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden gezien de betrouwbaarheidsintervallen zeer groot zijn (Figuur 6). De leeftijd heeft een belangrijke impact op het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen. Bij jongeren van 15-24 jaar die al seksuele betrekkingen hebben gehad, geeft 12% een eerste seksueel contact aan vóór de leeftijd van 15 jaar; in de leeftijdsgroepen vanaf 35 jaar liggen deze percentages veel lager (5% in de leeftijdsgroep 35-44 jaar, 2% in de leeftijdsgroep 55-64 jaar).
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 6
720
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Het opleidingsniveau hangt samen met het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen. Het percentage personen dat seksuele betrekkingen had vóór de leeftijd van 15 jaar is minder hoog bij diegenen met een diploma hoger onderwijs (3%) in vergelijking met diegenen met een diploma hoger secundair onderwijs of lager (met percentages tussen 7% en 8%). Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. De urbanisatiegraad vertoont geen enkele samenhang met het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen.
Evolutie over de tijd Deze indicator werd in 2013 voor het eerst in de Gezondheidsenquête opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk.
4.2.2 GEWESTEN Er bestaan geen gewestelijke verschillen voor wat het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen betreft. Het percentage is iets lager voor het Vlaams Gewest (4%) dan voor het Brussels of het Waals Gewest (6%), maar dit verschil is niet statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht.
Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest gaf 4% van de bevolking van 15 tot 64 jaar die ooit seksuele betrekkingen heeft gehad, een eerste seksueel contact aan vóór de leeftijd van 15 jaar.
De leeftijd heeft een belangrijke impact op het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen. Van de jongeren van 15-24 jaar die al seksuele betrekkingen hebben gehad, geeft 15% een seksueel contact aan vóór de leeftijd van 15 jaar; in de leeftijdsgroepen vanaf 35 jaar liggen deze percentages veel lager (2% in de leeftijdsgroep 35-44 jaar, 1% in de leeftijdsgroep 55-64 jaar).
Figuur 7
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Vlaams Gewest
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Analyse volgens leeftijd en geslacht In het Vlaams Gewest is er geen statistisch significant verschil tussen het percentage mannen (4%) en vrouwen (5%) dat vroegtijdig seksuele betrekkingen had. Van de jonge vrouwen (15 – 24 jaar) die al ooit seksuele betrekkingen hebben gehad, geeft 21% een seksueel contact aan vóór de leeftijd van 15 jaar; bij jonge mannen is dit 8%. Deze resultaten dienen echter met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden gezien de betrouwbaarheidsintervallen zeer groot zijn (Figuur 7).
721
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Het opleidingsniveau hangt samen met het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen. Het percentage personen dat seksuele betrekkingen had vóór de leeftijd van 15 jaar is minder hoog bij diegenen met een diploma hoger onderwijs (2%) in vergelijking met diegenen met een ander diploma (met percentages tussen 6% en 8%). Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht.
De urbanisatiegraad vertoont geen enkele samenhang met het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen.
Evolutie over de tijd Deze indicator werd in 2013 voor het eerst in de Gezondheidsenquête opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk. Brussels Gewest In het Brussels Gewest gaf 6% van de bevolking van 15 tot 64 jaar die ooit seksuele betrekkingen heeft gehad, een eerste seksueel contact aan vóór de leeftijd van 15 jaar.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Analyse volgens leeftijd en geslacht In het Brussels Gewest is er geen statistisch significant verschil tussen het percentage mannen (8%) en vrouwen (5%) dat vroegtijdige seksuele betrekkingen had. In tegenstelling tot het Vlaams Gewest, is het percentage jonge mannen, die al seksuele betrekkingen hebben gehad en die een eerste seksuele betrekking aangeven vóór de leeftijd van 15 jaar (25%), hoger dan bij jonge vrouwen (10%). Dit is overigens ook het geval voor de andere leeftijdsgroepen. Deze resultaten dienen ook hier met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden gezien de betrouwbaarheidsintervallen zeer groot zijn (Figuur 8).
722
De leeftijd heeft een belangrijke impact op het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen. Van de jongeren van 15-24 jaar, die al seksuele betrekkingen hebben gehad, geeft 17% een seksuele contact aan vóór de leeftijd van 15 jaar; in de oudere leeftijdsgroepen liggen deze percentages veel lager; 2% in de leeftijdsgroep 35-34 jaar, 3% in de leeftijdsgroep 55-64 jaar. De verdeling volgens leeftijd is verschillend bij vrouwen dan bij mannen. Bij vrouwen kan in het Brussels Gewest geen statistisch significante samenhang gevonden worden tussen leeftijd en vroegtijdige seksuele betrekkingen. Bij mannen, is dit percentage veel hoger in de leeftijdsgroep 15-24 jaar (25%) in vergelijking met de percentages in de leeftijdsgroepen 25-34 jaar (2%) en 55-64 jaar (4%).
Figuur 8
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Brussels Gewest
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken In het Brussels Gewest varieert het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen niet met het opleidingsniveau. Evolutie over de tijd Deze indicator werd in 2013 voor het eerst in de Gezondheidsenquête opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk. Waals Gewest In het Waals Gewest gaf 6% van de bevolking van 15 tot 64 jaar, die ooit seksuele betrekkingen heeft gehad, een eerste seksuele contact aan vóór de leeftijd van 15 jaar.
Ook de relatie tussen het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen en de leeftijd is verschillend van de andere gewesten. Een eerste vaststelling is dat het niet in de jongste leeftijdsgroep (15-24 jaar) is waar het hoogste percentage voor het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen kan worden teruggevonden, maar wel in de leeftijdsgroep 25-34 jaar. Het percentage personen dat vroegtijdige seksuele betrekkingen had, verschilt per leeftijdsgroep, maar enkel het verschil in percentage teruggevonden in de leeftijdsgroep 25-34 jaar (10%) is significant hoger dan het percentage voor de leeftijdsgroep 45-54 jaar (3%). De leeftijdsverdeling is verschillend bij mannen en vrouwen. Bij vrouwen kan geen samenhang vastgesteld worden tussen leeftijd en het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen. Bij mannen is er een statistisch significant verschil tussen de percentages die teruggevonden werden in de leeftijdsgroep 25-34 jaar (15%) met deze van toepassing voor de leeftijdsgroep 45-54 jaar (4%). Figuur 9
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Waals Gewest
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Analyse volgens leeftijd en geslacht In het Waals Gewest – en dit in tegenstelling tot de andere gewesten - geven mannen significant meer aan vroegtijdige seksuele betrekkingen te hebben gehad (10%) dan vrouwen (3%). Dit is het geval voor alle leeftijdsgroepen, ook voor de jongste leeftijdsgroep. Deze resultaten dienen ook hier met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden gezien de betrouwbaarheidsintervallen zeer groot zijn (Figuur 9).
723
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Het opleidingsniveau hangt samen met het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen. Het percentage personen dat seksuele betrekkingen had voor de leeftijd van 15 jaar is minder hoog bij diegenen met een diploma hoger onderwijs (4%) in vergelijking met diegenen met een diploma hoger secundair of lager (met percentages tussen 8% en 9%). Enkel het verschil tussen de laagst opgeleiden en de hoogst opgeleiden is statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. In het Waals Gewest vertoont de urbanisatiegraad geen enkele samenhang met het hebben van vroegtijdige seksuele betrekkingen.
Evolutie over de tijd Deze indicator werd in 2013 voor het eerst in de Gezondheidsenquête opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
4.3. HET HEBBEN VAN MEERDERE SEKSPARTNERS IN DE AFGELOPEN 12 MAANDEN
724
Het aantal partners is een indicator voor risicovol seksueel gedrag, zeker in het geval van SOA’s. De volgende analyses hebben betrekking op personen van 15 tot 64 jaar die “seksueel actief” zijn. Dit betekent dat deze personen minstens eenmaal seksuele betrekkingen hebben gehad in de 12 maanden voorafgaand aan het interview.
4.3.1. BELGIË In 2013 stelt 9% van de seksueel actieve bevolking van 15-64 jaar twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden. Slechts 41% van deze groep heeft tijdens de laatste seksuele betrekkingen een condoom gebruikt.
Analyse volgens leeftijd en geslacht In België zijn er relatief meer mannen (11%) dan vrouwen (6%) die geven twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden. Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd. Daarentegen is er geen statistisch significant verschil vast te stellen voor wat het gebruik van een condoom tijdens de laatste seksuele betrekkingen betreft (43% bij mannen, 37% bij vrouwen). Het hebben van meerdere partners wordt relatief meer gerapporteerd door jongeren; 23% in de leeftijdsgroep 15-24 jaar tegen 3% à 10% bij diegenen van 25 jaar en ouder. Deze verdeling volgens leeftijd is gelijkaardig bij mannen en vrouwen (Figuur 10). Jongeren met meerdere partners gebruiken meer het condoom dan ouderen met meerdere partners (51% in de leeftijdsgroep 15-24 jaar tegen 22% in de leeftijdsgroep 55-64 jaar) en dit verschil is statistisch significant na correctie voor geslacht.
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken In België varieert het percentage personen dat aangeeft twee of meerdere partners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden niet op een statistisch significante wijze volgens opleidingsniveau of urbanisatiegraad. In dezelfde zin varieert het gebruik van een condoom niet in functie van de hier gehanteerde socio-economische indicatoren. Evolutie over de tijd Deze indicator werd in 2013 voor het eerst in de Gezondheidsenquête opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk.
4.3.2. GEWESTEN Er kunnen significante verschillen vastgesteld worden voor wat betreft het hebben van meerdere partners in de afgelopen 12 maanden (Figuur 11). Dit percentage is hoger in het Brussels Gewest (18%) dan in het Waals Gewest (10%) of het Vlaams Gewest (7%). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Daarentegen varieert het gebruik van een condoom door mensen met meerdere partners niet significant volgens gewest, zelfs indien dit percentage hoger lijkt in het Brussels Gewest (50% in het Brussels Gewest tegen 39% in beide overige gewesten).
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 10 Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013
725
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 11 Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens gewest, Gezondheidsenquête, België, 2013
726
Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest geeft 7% van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar aan twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden. Analyse volgens leeftijd en geslacht In het Vlaams Gewest is het percentage mannen dat aangeeft twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden hoger (9%) dan bij vrouwen (4%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd. Het hebben van meerdere sekspartners wordt frequenter gerapporteerd door jongeren: 20% in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar tegen 2% à 8% bij diegenen van 25 jaar en ouder. De verdeling volgens leeftijd is gelijkaardig bij mannen en vrouwen (Figuur 12). Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken In het Vlaams Gewest varieert het percentage personen dat aangeeft twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden met het opleidingsniveau. De laagst opgeleide personen melden relatief meer meerdere sekspartners te hebben gehad (14%) in vergelijking met diegenen met een diploma hoger secundair (7%) of hoger onderwijs (6%). Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Deze resultaten moeten met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden gezien het zeer grote betrouwbaarheidsinterval rond het percentage teruggevonden bij de laagst opgeleiden. Het hebben van meerdere sekspartners in de afgelopen 12 maanden vertoont geen enkele samenhang met de urbanisatiegraad in het Vlaams Gewest.
Evolutie over de tijd Deze indicator werd in 2013 voor het eerst in de Gezondheidsenquête opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk.
Brussels Gewest In het Brussels Gewest geeft 18% van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar aan twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden. Analyse volgens leeftijd en geslacht In het Brussels Gewest is er – in tegenstelling tot de overige gewesten – geen statistische verschil tussen het percentage mannen (20%) en het percentage vrouwen (15%) dat aangeeft twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden. Het hebben van meerdere sekspartners wordt frequenter gerapporteerd door jongeren: 42% in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar tegen tussen 17% en 13% bij diegenen van 25 jaar en ouder. De verdeling volgens leeftijd is gelijkaardig bij mannen en vrouwen (Figuur 13).
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 12 Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Vlaams Gewest
727
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 13 Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Brussels Gewest
728
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken In het Brussels Gewest varieert het percentage personen dat aangeeft twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden niet significant in functie van het opleidingsniveau. Waals Gewest In het Waals Gewest geeft 10% van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar aan twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden. Analyse volgens leeftijd en geslacht In het Waals Gewest is het percentage mannen dat aangeeft twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden hoger (13%) dan bij vrouwen (8%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd. Het hebben van meerdere sekspartners wordt frequenter gerapporteerd door jongeren: 24% in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar tegen 3% à 12% bij diegenen van 25 jaar en ouder. De verdeling volgens leeftijd is gelijkaardig bij mannen en vrouwen (Figuur 14).
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken In het Waals Gewest varieert het percentage personen dat aangeeft twee of meer sekspartners te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden niet significant in functie van het opleidingsniveau of de urbanisatiegraad. Evolutie over de tijd Deze indicator werd in 2013 voor het eerst in de Gezondheidsenquête opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquête is dus niet mogelijk.
4.4. GEBRUIK VAN EEN VOORBEHOEDSMIDDEL IN DE AFGELOPEN 12 MAANDEN De hiernavolgende indicatoren hebben betrekking op vrouwen van 15 tot 54 jaar die « seksueel actief » zijn. Dit laatste berekent dat het gaat om vrouwen die minstens een seksuele relatie hebben gehad in de 12 maanden voorafgaand aan het interview. Indien een vrouw aangaf verschillende voorbehoedsmiddelen te gebruiken (bv. pil én condoom) werd de meest effectieve methode weerhouden (voor evaluatie van effectiviteit van voorbehoedsmiddelen zie http://www.plannedparenthood.org/bc/cchoices.html. Indien beide methodes even effectief zijn wordt de langst werkende weerhouden. Indien een van de gebruikte methodes echter de morning after pil was, wordt deze altijd geselecteerd, vanwege het specifieke karakter van deze methode.
4.4.1. BELGIË In 2013 heeft 74% van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar (of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel gebruikt in de afgelopen 12 maanden. Onder hen die een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt, is de ‘pil’ het meest gebruikt (52%), gevolgd door het spiraaltje (21%), sterilisatie (8%), barrièremethodes (condoom, diafragma, zaaddodende middelen of een sponsje) (8%) en een patch of een vaginale ring (5%). Andere, weliswaar minder frequent gebruikte middelen zijn: de morning after pil (3%), een implantaat of een prikpil (2%) en andere methodes zoals periodieke onthouding en zich terugtrekken (1%).
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 14 Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Waals Gewest
729
Analyse volgens leeftijd Het percentage seksueel actieve vrouwen dat een voorbehoedsmiddel gebruikt, daalt significant met de leeftijd: van 94% in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar tot 54% in de leeftijdsgroep 45-54 jaar. Het gekozen voorbehoedsmiddel varieert ook in functie van de leeftijd (Figuur 15).
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 15 Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013
730
De verkozen anticonceptiemethode varieert met de leeftijd (Figuur 16): • De ‘pil’ is de uitverkozen methode bij jonge vrouwen: 82% van de vrouwen tussen 15-24 jaar opteren voor deze methode. Dit percentage begint te verminderen in de leeftijdsgroep 25-34 jaar (56%) om plaats te ruimen voor andere voorbehoedsmiddelen. • De patch of vaginale ring wordt wijdverspreid gebruikt in de leeftijdsgroep van 25-34 jaar (9%). • Het spiraaltje is populair in de leeftijdstijdsgroep van 25-34 jaar en wordt wijdverspreid gebruikt vanaf de leeftijd van 35 jaar (31% in de leeftijdsgroep van 35-44 jaar, 26% in de leeftijdsgroep van 45-54 jaar). • Sterilisatie is populair vanaf de leeftijd van 45 jaar (24%). • Het is nuttig te onderlijnen dat het gebruik van urgentie-anticonceptie (de ‘morning after pil’) relatief hoog is bij jonge vrouwen van 15 tot 34 jaar (6% bij vrouwen jonger dat 35 jaar, 0% bij vrouwen van 35 jaar en ouder).
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Het gebruik van een voorbehoedsmiddel komt meer frequent voor bij vrouwen met een diploma hoger onderwijs (80%) in vergelijking met lager opgeleide vrouwen (percentages die variëren tussen 48% en 69%). Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd. Onder de verschillende methodes is enkel het gebruik van het spiraaltje significant verschillend in functie van het opleidingsniveau. • Hoger opgeleide vrouwen gebruiken relatief meer het spiraaltje (25%) in vergelijking met de lager opgeleide vrouwen (3% van de vrouwen met een diploma lager onderwijs, 8% bij vrouwen met een diploma lager secundair onderwijs). Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd. • De ‘pil’ wordt het meest gebruikt door lager opgeleide vrouwen maar de verschillen met de overige opleidingsgroepen zijn niet statistisch significant. • Het gebruik van een implantaat of een prikpil is populairder bij de laagst opgeleide vrouwen (14% en slechts 1% bij vrouwen met een diploma hoger onderwijs), maar gezien het zeer beperkt aantal vrouwen in de laagste opleidingscategorie (23 vrouwen), dienen deze cijfers met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Het feit al dan niet voorbehoedsmiddelen te gebruiken, varieert niet op een significante manier in functie van de urbanisatiegraad. Daarentegen kunnen significante verschillen in functie van de urbanisatiegraad teruggevonden worden voor bepaalde voorbehoedsmiddelen: • Barrièremethodes worden minder frequent gebruikt in halfstedelijke gebieden (5%) in vergelijking met stedelijke gebieden (9%) en landelijke gebieden (10%). Het verschil tussen de percentages in halfstedelijke gebieden en landelijke gebieden is statistisch significant na correctie voor leeftijd. • Sterilisatie daarentegen is relatief hoger in halfstedelijke gebieden (12%) in vergelijking met stedelijke gebieden (4%) en landelijke gebieden (9%). Het verschil tussen de percentages in halfstedelijke gebieden en landelijke gebieden is statistisch significant na correctie voor leeftijd.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 16 Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, volgens leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013
731
Evolutie over de tijd Het gebruik van voorbehoedsmiddelen is significant over de tijd toegenomen. Tussen 2001 (71%) en 2004 (70%) is dit percentage quasi gelijk gebleven. In 2013 is het gebruik van voorbehoedmiddelen toegenomen tot 74%, een stijging die significant is na correctie voor leeftijd. Met betrekking tot het gebruik van verschillende soorten voorbehoedsmiddelen, kan het volgende worden vastgesteld (Figuur 17): • een vermindering van het gebruik van de ‘pil’: van 62% in 2001 over 59% in 2004 tot 52% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd. • een verhoging van het gebruik van de patch en de vaginale ring: van 0% in 2001 over 2% in 2004 tot 5% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
• een substantiële verhoging van het gebruik van een spiraaltje: van 10% in 2001 over 13% in 2004 tot 21% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd.
732
• een stijgend gebruik van de ‘morning after pil’, zelfs indien de proporties vrij laag blijven: van 1% in 2001 en 2004 tot 3% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd. • een vermindering van het gebruik van sterilisatie: van 15% in 2001 over 14% in 2004 tot 8% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd.
Figuur 17 Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, volgens jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013
4.4.2 GEWESTEN Er kunnen geen gewestelijke verschillen vastgesteld worden voor wat betreft het gebruik van voorbehoedsmiddelen in de afgelopen 12 maanden bij de seksueel actieve vrouwen (of hun partner(-s)) van 15 tot 54 jaar. Daarentegen kunnen enkele gewestelijke verschillen vastgesteld worden met betrekking tot de gebruikte methode (Figuur 18): • het gebruik van de ‘pil’ is populairder in het Waals Gewest (58%) en het Brussels Gewest (53%) in vergelijking met het Vlaams Gewest (50%). Dit verschil is statistisch significant na correctie voor leeftijd. • het gebruik van het spiraaltje ligt hoger in het Waals Gewest (22%) en het Vlaams Gewest (21%) in vergelijking met het Brussels Gewest (13%). Dit verschil is statistisch significant na correctie voor leeftijd.
• het gebruik van sterilisatie is meer wijdverspreid in het Vlaams Gewest (11%) in vergelijking met het Waals Gewest (4%) of het Brussels Gewest (2%). Dit verschil is statistisch significant na correctie voor leeftijd. • het gebruik van de ‘morning after pil’ is meer gangbaar in het Brussels Gewest (6%) in vergelijking met het Waals Gewest (3%) en het Vlaams Gewest (2%). Dit verschil is statistisch significant na correctie voor leeftijd.
Figuur 18 Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, volgens gewest, Gezondheidsenquête, België, 2013
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
• het gebruik van barrièremethodes is meer gangbaar in het Brussels Gewest (12%) dan in het Vlaams Gewest (9%) of het Waals Gewest (6%). Dit verschil is statistisch significant na correctie voor leeftijd.
733
Vlaams Gewest 74% van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar (of hun partner(-s)) hebben een voorbehoedsmiddel gebruikt in de afgelopen 12 maanden. Onder hen die voorbehoedsmiddelen hebben gebruikt, blijft ‘de pil’ de meest gebruikte methode (50%), gevolgd door het spiraaltje (21%), sterilisatie (11%) en barrièremethodes (condoom, diafragma, zaaddodende pasta, sponsje) (9%). Andere methodes worden ook, maar minder frequent, gebruikt: patch of vaginale ring (4%), de ‘morning after pil’ (2%), implantaat of prikpil (1%), periodieke onthouding of zich terugtrekken (2%). De gebruikte voorbehoedsmiddelen worden niet geanalyseerd in functie van socio-demografische variabelen gezien de beperkte aantallen, maar de cijfers zijn opgenomen in de tabellen op het einde van dit hoofdstuk.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Analyse volgens leeftijd Het percentage seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat een voorbehoedsmiddel gebruikt, daalt op significante wijze met de leeftijd: van 96% in de leeftijdsgroep 15-24 jaar tot 54% in de leeftijdsgroep 45-54 jaar (Figuur 19).
734
Figuur 19 Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Vlaams Gewest
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Het gebruik van een voorbehoedsmiddel komt frequenter voor bij vrouwen met een diploma hoger onderwijs (80%) in vergelijking met lager opgeleide vrouwen (percentages die variëren van 41% tot 67%). Deze verschillen zijn statistisch significant na correctie voor leeftijd, behalve voor het verschil tussen diegenen met een diploma lager secundair en diegenen met een diploma hoger secundair. Het feit al dan niet voorbehoedsmiddelen te gebruiken varieert niet op een significante wijze in functie van de urbanisatiegraad.
Evolutie over de tijd Het gebruik van voorbehoedsmiddelen is significant over de tijd toegenomen. Tussen 2001 (71%) en 2004 (70%) is dit percentage quasi gelijk gebleven. In 2013 is het gebruik van voorbehoedmiddelen toegenomen tot 74%, een stijging die significant is na correctie voor leeftijd. Met betrekking tot het type voorbehoedsmiddel kan het volgende worden vastgesteld:
• Een vermindering in het gebruik van de ‘pil’: van 61% in 2001, over 53% in 2004 tot 50% in 2013. Enkel het verschil tussen 2001 en beide overige jaren is statistisch significant na correctie voor leeftijd. • Een verhoging in het gebruik van de patch of de vaginale ring: van 0% in 2001 over 2% in 2004 tot 4% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd. • Een substantiële verhoging in het gebruik van het spiraaltje: van 7% in 2001 over 13% in 2004 tot 21% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd.
Brussels Gewest 76% van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar (of hun partner(-s)) hebben een voorbehoedsmiddel gebruikt in de afgelopen 12 maanden. Onder hen die voorbehoedsmiddelen hebben gebruikt, blijft ‘de pil’ de meest gebruikte methode (53%), gevolgd door het spiraaltje (13%), en de barrièremethodes (condoom, diafragma, zaaddodende pasta, sponsje) (12%). Andere methodes worden ook, maar minder frequent, gebruikt: periodieke onthouding of zich terugtrekken (3%), implantaat of prikpil (2%) en sterilisatie (2%). De gebruikte voorbehoedsmiddelen worden niet geanalyseerd in functie van socio-demografische variabelen gezien de beperkte aantallen, maar de cijfers zijn opgenomen in de tabellen op het einde van dit hoofdstuk.
Analyse volgens leeftijd Het percentage seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat een voorbehoedsmiddel gebruikt, daalt op significante wijze met de leeftijd: van 81% in de leeftijdsgroep 15-24 jaar tot 62% in de leeftijdsgroep 45-54 jaar (Figuur 20). Op te merken is dat het percentage vrouwen in de leeftijdsgroep 15-24 jaar dat een voorbehoedsmiddel gebruikt, minder hoog is in het Brussels Gewest (81%) dan in beide overige gewesten (96% in het Vlaams Gewest, 92% in het Waals Gewest). Deze resultaten moeten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd gezien het zeer beperkt aantal jonge vrouwen in het Brussels Gewest in de enquête dat seksueel actief is en een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
• Een vermindering in het gebruik van sterilisatie: van 20% in 2001 over 18% in 2014 tot 11% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd.
735
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 20 Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Brussels Gewest
736
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Er kunnen geen significante verschillen vastgesteld worden in verband met het gebruik van voorbehoedsmiddelen in functie van het opleidingsniveau. Evolutie over de tijd Het gebruik van voorbehoedsmiddelen is significant over de tijd toegenomen. Tussen 2001 (71%) en 2004 (70%) is dit percentage quasi gelijk gebleven. In 2013 is het gebruik van voorbehoedmiddelen toegenomen tot 74%, maar dit verschil is niet statistisch significant na correctie voor leeftijd. Met betrekking tot het type voorbehoedsmiddel kan het volgende worden vastgesteld: • Een vermindering van het gebruik van de ‘pil’: het gebruik van de ‘pil’ is stabiel tussen 2001 (67%) en 2004 (68%) en daalt daaropvolgend tot 53% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd. • Een verhoging van het gebruik van de patch of vaginale ring: van 0% in 2001 over 2% in 2004 tot 9% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd.
Waals Gewest 74% van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar (of hun partner(-s)) hebben een voorbehoedsmiddel gebruikt in de afgelopen 12 maanden. Onder zij die voorbehoedsmiddelen hebben gebruikt, blijft ‘de pil’ de meest gebruikte methode (58%), gevolgd door het spiraaltje (22%) en barrièremethodes (condoom, diafragma, zaaddodende pasta, sponsje) (6%). Andere methodes worden ook, maar minder frequent, gebruikt: sterilisatie (4%), de ‘morning after pil’ (3%), patch of vaginale ring (4%), een implantaat of prikpil (3%) en andere methodes zoals periodieke onthouding of zich terugtrekken (0,2%). De gebruikte voorbehoedsmiddelen worden niet geanalyseerd in functie van socio-demografische variabelen gezien de beperkte aantallen, maar de cijfers zijn opgenomen in de tabellen op het einde van dit hoofdstuk.
Analyse volgens leeftijd Het percentage seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat een voorbehoedsmiddel gebruikt, daalt op significante wijze met de leeftijd: van 92% in de leeftijdsgroep 15-24 jaar tot 53% in de leeftijdsgroep 45-54 jaar (Figuur 21).
Analyse volgens socio-economische achtergrondskenmerken Het gebruik van een voorbehoedsmiddel komt frequenter voor bij vrouwen met een diploma hoger onderwijs (80%) in vergelijking met minder hoog opgeleide vrouwen (percentages die variëren van 54% tot 67%). Het verschil tussen het percentage van toepassing op diegenen met een diploma lager secundair (60%) en diegenen met een diploma hoger onderwijs is statistisch significant na correctie voor leeftijd. Het feit al dan niet voorbehoedsmiddelen te gebruiken varieert niet op een significante wijze in functie van de urbanisatiegraad.
Evolutie over de tijd Het gebruik van voorbehoedsmiddelen varieert niet op een significante wijze over de tijd. Met betrekking tot het type voorbehoedsmiddel kan het volgende worden vastgesteld: • Een vermindering van het gebruik van de ‘pil’: na een stijging tussen 2001 (62%) en 2004 (67%), daalt het gebruik van de ‘pil’ in 2013 (57%). Het verschil tussen 2004 en 2013 is statistisch significant na correctie voor leeftijd. • Een stijging van het gebruik van een patch of een vaginale ring: van 0% in 2001 over 2% in 2004 tot 5% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd. • Een stijging van het gebruik van een spiraaltje: van 15% in 2001 over 14% in 2004 tot 22% in 2013. Het verschil tussen 2004 en 2013 is statistisch significant na correctie voor leeftijd.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
Figuur 21 Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Waals Gewest
737
• Een vermindering van het gebruik van barrièremethodes: van 10% in 2001 over 5% in 2004 tot 6% in 2013. Enkel het verschil tussen 2001 en 2004 is statistisch significant na correctie voor leeftijd.
SEKSUELE GEZONDHEID | 4. Resultaten
• En verminderen van het gebruik van sterilisatie: van 10% in 2001 over 9% in 2004 tot 4% in 2013. Het verschil tussen 2001 en 2004 enerzijds en 2013 anderzijds is significant na correctie voor leeftijd.
738
5. DISCUSSIE Het belang dat wordt gehecht aan seksuele gezondheid heeft voor een groot deel te maken met de mogelijke zware gevolgen in termen van SOA’s en ongewenste zwangerschappen. De analyse van de gegevens van de Gezondheidsenquête volgens socio-demografische karakteristieken lieten toe twee groepen te onderscheiden met mogelijkerwijs risicovolle seksuele praktijken: de jongeren en de personen met een eerder beperkte opleiding.
Onze resultaten wijzen erop dat jonge vrouwen frequenter dan jonge mannen in dezelfde leeftijdstijdsgroep melden seksueel actief te zijn. Ook lijkt het erop dat in België jonge vrouwen relatief meer vroegtijdige seksuele betrekkingen hebben dan jonge mannen, een tendens die zich vooral voordoet in het Vlaams Gewest. Zelfs indien de verschillen hieromtrent tussen jonge vrouwen en jonge mannen niet statistisch significant zijn, wijzen de resultaten op een tendens die misschien bevestigd zal worden in de volgende enquête rond gezondheidsgedrag bij de schoolgaande jeugd (HBSC) die voorzien is voor het jaar 2014/2015. De resultaten van de Gezondheidsenquête tonen een verband aan tussen het opleidingsniveau en risicovol seksueel gedrag. Lager opgeleide personen geven relatief meer aan vroegtijdige seksuele betrekkingen te hebben dan hoger opgeleide personen. In het Vlaams Gewest geven lager opgeleide personen relatief meer aan meerdere sekspartners te hebben gehad dan hoger opgeleiden. Een samenhang tussen socio-economische status en risicovol seksueel gedrag werd reeds in de literatuur aangetoond (7;8). Naast risicovol seksueel gedrag, werd in de gezondheidsenquête ook het gebruik van voorbehoedsmiddelen bij seksueel actieve vrouwen van 15 tot 64 jaar en de evolutie ervan over de tijd onderzocht. De analyses tonen voor België aan dat bijna driekwart van de vrouwen in deze leeftijdsgroep voorbehoedsmiddelen gebruikt. Het gebruik van voorbehoedsmiddelen is hoger bij jonge vrouwen waarbij 9 op 10 vrouwen het gebruik van dergelijke middelen melden. Er kan worden vastgesteld dat lager opgeleide vrouwen relatief minder voorbehoedsmiddelen gebruiken dan hoger opgeleide vrouwen. De samenhang tussen socio-economische status en het gebruik van voorbehoedsmiddelen werd reeds in de literatuur aangetoond (9). Welk voorbehoedsmiddel wordt gebruikt varieert in functie van socio-demografische karakteristieken. Het meest populaire voorbehoedsmiddel in België blijft de ‘pil’, maar het gebruik ervan daalt met de leeftijd (82% in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar tegen 36% in de leeftijdsgroep van 45-54 jaar) en wordt ingeruild voor andere voorbehoedsmiddelen, vooral dan het spiraaltje, sterilisatie en de patch of vaginale ring. Hoger opgeleide vrouwen gebruiken relatief meer het spiraaltje dan lager opgeleide vrouwen. Ook gewestelijke verschillen kunnen worden vastgesteld. In het Brussels Gewest zijn niet-medische voorbehoedsmiddelen (condoom, sponsje…) iets populairder dan in de overige gewesten, zoals ook de ‘morning after pil’. Lange-termijn voorbehoedsmiddelen (spiraaltje) worden dan weer relatief minder gebruikt in het Brussels Gewest. Het gebruik van onomkeerbare anticonceptie is relatief het hoogst in het Vlaams Gewest, terwijl het gebruik van de ‘pil’ er relatief laag is. De gebruikte voorbehoedsmiddelen zijn significant gewijzigd doorheen de tijd. Het gebruik van de ‘pil’ is verminderd, een daling die ook in Frankrijk werd vastgesteld8. De anticonceptiepil van de 3° en 4° gene8
http://www.ined.fr/fichier/s_rubrique/19160/pes492.fr.pdf
SEKSUELE GEZONDHEID | 5. Discussie
Bij jongeren kan – in vergelijking met de oudere leeftijdsgroepen – een relatief grote groep teruggevonden worden met een risicovol seksueel gedrag. Jongeren in de leeftijdsgroep 15-24 jaar hebben relatief meer vroegtijdige seksuele betrekkingen en meer verschillende sekspartners in de afgelopen 12 maanden. Te noteren valt bovendien dat, zelfs indien het gebruik van een condoom bij jongeren in de leeftijdsgroep 15-24 jaar (51%) meer wordt vermeld dan in de oudere leeftijdsgroepen (22% in de leeftijdsgroep 55-64 jaar), toch blijft het gebruik ervan al bij al beperkt in deze risicogroep. Niet te vergeten immers dat administratieve gegevens over SOA’s wijzen op een stijging vanaf 2002, en dan vooral een stijging bij jongeren. In deze context stelt zich de vraag naar de invloed van een dergelijk risicogedrag op deze stijging.
739
ratie vormde eind 2012-begin 2013 het voorwerp van een gemediatiseerd debat in Frankrijk en België in verband met het risico op een ernstige trombose dat het gebruik ervan met zich mee kon brengen (10). Dit debat zou mogelijk hebben bijgedragen tot een verminderd gebruik van de ‘pil’ – een evolutie die reeds in 2001 merkbaar was, maar die zich substantieel heeft doorgezet tussen 2004 en 2013. De ‘pil’ wordt meer en meer vervangen door andere voorbehoedsmiddelen, vooral dan het spiraaltje, de patch of de vaginale ring. Daarnaast werd ook een stijgend gebruik van de ‘morning after pil’ in de leeftijdsgroep 15-34 jaar vastgesteld. Ook op te merken is dat het gebruik van een onomkeerbaar voorbehoedsmiddel (sterilisatie) is gedaald.
SEKSUELE GEZONDHEID | 5. Discussie
Samenvattend laten de resultaten van deze enquête toe een beter inzicht te hebben in het seksueel gedrag in België, wat toelaat betere en meer acties gericht op specifieke doelgroepen op te zetten. Verschillende acties werden hieromtrent reeds genomen. Zo werd bijvoorbeeld in 2004 een initiatief genomen (en in 2013 bestendigd) om de financiële toegankelijkheid van voorbehoedsmiddelen bij jongeren tot 21 jaar te verbeteren. Deze actie kan bijdragen tot een vermindering van niet-gewenste zwangerschappen bij jongeren en tot het verminderen van sociale ongelijkheden voor wat de toegang tot voorbehoedsmiddelen betreft.
740
Ook de programma’s ter preventie van SOA’s en van niet-gewenste zwangerschappen kunnen beter gericht worden. Zo is het gebruik van een condoom bij diegenen die aangeven recent meerdere sekspartners te hebben gehad – een groep met een verhoogd risico op SOA’s – niet erg populair (41%). Daarnaast verdienen vroegtijdige seksuele betrekkingen een speciale aandacht in de context van het uitdokteren van een strategie gericht op het beperkingen van SOA’s en niet-gewenste zwangerschappen. Er werd immers aangetoond dat vroegtijdige seksuele betrekkingen samenhangen met een relatief beperkt gebruik van een voorbehoedsmiddel tijdens de eerste betrekkingen en dat ze gepaard gaan met een langere blootstelling aan risico’s (11). Onderzoek heeft bovendien aangetoond dat vroegtijdige seksuele betrekkingen ook samenhangen met ander risicogedrag, zoals het gebruik van alcohol en tabak. Het doel van zo’n strategie zou niet het absoluut vertragen van de eerste seksuele relaties moeten zijn, maar wel er voor zorgen dat deze in de best mogelijke omstandigheden en met minimale risico’s kunnen plaatsvinden. Initiatieven erop gericht seksueel risicogedrag te beperken moeten een bijzondere aandacht hebben voor de socio-demografische karakteristieken van de doelgroepen en voor de individuele en contextuele factoren die samenhangen met dergelijk gedrag. Zo hangen, bijvoorbeeld, de volgende factoren samen met vroegtijdige seksuele betrekkingen bij jonge meisjes: behoren tot een samengesteld gezin of samenleven met een alleenstaande ouder, gebruik van alcohol of drugs, frequent ’s avonds uitgaan, negatieve appreciatie van het leven en voor het eerst ongesteld op de leeftijd van 12 jaar of vroeger (11). Andere factoren spelen hierin nog een rol zoals het feit in achtergestelde wijken te wonen, gedragsproblemen te vertonen en kennissen of vrienden met afwijkend gedrag te hebben (8). Kennis over de factoren die samenhangen met seksueel risicogedrag van verschillende doelgroepen en het ontwikkelen van interventies die hiermee rekening houden, zullen de efficiëntie van deze interventies wellicht verhogen. Tenslotte, moet onderlijnd worden dat een Gezondheidsenquête bepaalde beperkingen heeft voor wat het inschatten van seksueel gedrag en het gebruik van voorbehoedsmiddelen betreft daar deze gebaseerd zijn op verklaringen door de respondent. Zelfs indien een enquête een goede methode is om gegevens over dergelijk gedrag te verzamelen, kan er een vertekening ontstaan – gebaseerd op sociaal wenselijkheid – vooral dan wat de vragen rond de leeftijd van de eerste seksuele betrekkingen en het aantal sekspartners betreft. En dit zelfs indien de vragen rond seksuele gezondheid werden opgenomen in de schriftelijke vragenlijst. Het feit dat deze vragenlijst thuis moest worden ingevuld soms in de aanwezigheid van andere gezinsleden, zal wellicht ertoe aanleiding hebben gegeven dat de antwoorden iets vertekend zijn. Een andere beperking is dat de gegevens van de Gezondheidsenquête – hoewel op basis ervan een goed beeld geschetst kan worden wat het gebruik van voorbehoedsmiddelen betreft – geen informatie bevat omtrent de niet bevredigde vraag naar voorbehoedsmiddelen.
(1) Wellings K, Mitchell K, Collumbien M. Sexual health: A public health perspective. 2012. London, Open University Press. (2) Joubert K, Du Mays D. Relations sexuelles et contraception : un portrait des jeunes au cours des années 2000. [Numéro 45]. 2014. Montréal, Institut de la Statistique du Québec. Zoom santé. (3) Verbrugge R, Moreels S, Crucitti T, Van Beckhoven D, Sasse A, Van Casteren V, et al. Surveillance des infections sexuellement transmissibles dans la population générale. Bruxelles: WIV-ISP, Santé Publique et Surveillance; 2014. (4) Sasse A, Deblonde J, Van Bekchoven D. Epidémiologie du SIDA et de l’infection à VIH en Belgique; situation au 31 décembre 2012. Bruxelles: WIV-ISP, Santé Publique et Surveillance; 2013. (5) Berrewaerts J, Noirhomme-Renard F. Les grossesses à l’adolescence : quels sont les facteurs explicatifs identifiés dans la litérature ? Bruxelles: Unité RESO, Education pour la Santé, Faculté de Médecine, Université Catholique de Louvain; 2006. (6) de Irala J, Osorio A, Carlos S, Ruiz-Canela M, L+¦pez-del Burgo C. Mean Age of First Sex: Do They Know What We Mean? Arch Sex Behav 2011;40(5):853-5. (7) Moreau C, Lydié N, Warszawski J, Bajos N. Activité sexuelle, IST, contraception : une situation stabilisée. 2005. Saint-Denis (France), INPES (Institut National de Prévention et d’Education pour la Santé). Baromètre santé. (8) Dupéré V, Lacourse E, Willms JD, Leventhal T, Tremblay RE. Neighborhood Poverty and Early Transition to Sexual Activity in Young Adolescents: A Developmental Ecological Approach. Child Development 2008 Sep 1;79(5):1463-76. (9) Bentley R, Kavanagh A, Smith A. Area disadvantage, socioeconomic position and women’s contraception use: A multilevel study in the UK. 2009;35(4):221-6. (10) Bajos N, Rouzaud-Cornabas M, Panjo H, Bohet A, Moreau C, et l’équipe Fécond. La crise de la pilule en France : vers un nouveau modèle contraceptif ? INED (Institut National d’études démographiques), editor. [Numéro 511]. 2014. Paris. (11) Godeau E, Vignes C, Duclos M, Navarro F, Cayla F, Grandjean H. Facteurs associés à une initiation sexuelle précoce chez les filles : données françaises de l’enquête internationale Health Behaviour in School-aged Children (HBSC)/OMS. Gynécologie Obstétrique & Fertilité 2008;36:176-82.
SEKSUELE GEZONDHEID | 6. Bibliografie
6. BIBLIOGRAFIE
741
Tabel 1 |
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 745
Tabel 2 |
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 746
Tabel 3 |
Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, België . . . . . . . . . . . . . 747
Tabel 4 |
Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden en een condoom heeft gebruikt tijdens het laatste contact, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 748
Tabel 5 |
Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 749
Tabel 6 |
Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 750
Tabel 7 |
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 751
Tabel 8 |
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 752
Tabel 9 |
Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest . . . . 753
Tabel 10 |
Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden en een condoom heeft gebruikt tijdens het laatste contact, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . 754
Tabel 11 |
Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 755
Tabel 12 |
Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . 756
Tabel 13 |
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 757
Tabel 14 |
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 758
Tabel 15 |
Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest . . . 759
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
7. TABELLEN
743
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen 744
Tabel 16 |
Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden en een condoom heeft gebruikt tijdens het laatste contact, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . 760
Tabel 17 |
Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 761
Tabel 18 |
Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . 762
Tabel 19 |
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 763
Tabel 20 |
Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 764
Tabel 21 |
Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest . . . . . 765
Tabel 22 |
Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden en een condoom heeft gebruikt tijdens het laatste contact, Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . 766
Tabel 23 |
Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 767
Tabel 24 |
Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . 768
Tabel 1 | Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, België
GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
82,9
(80,9-85,0)
84,2
(82,0-86,1)
2252
Vrouwen
81,4
(79,3-83,4)
82,6
(80,4-84,6)
2482
15 - 24
63,2
(57,4-69,0)
63,2
(57,3-68,8)
606
25 - 34
90,9
(88,3-93,5)
90,9
(88,0-93,2)
946
35 - 44
89,6
(87,0-92,2)
89,6
(86,7-91,9)
1031
45 - 54
86,2
(83,4-89,0)
86,2
(83,2-88,8)
1093
55 - 64
74,1
(70,4-77,7)
74,1
(70,3-77,6)
1058
Lager/geen diploma
64,8
(55,1-74,4)
67,2
(57,3-75,7)
234
Lager secundair
73,3
(68,1-78,5)
76,5
(70,7-81,4)
565
Hoger secundair
81,3
(78,5-84,0)
83,0
(80,1-85,6)
1594
Hoger onderwijs
86,5
(84,5-88,5)
86,8
(84,7-88,6)
2295
Stedelijk gebied
79,0
(76,5-81,5)
79,5
(76,7-82,0)
2168
Halfstedelijk gebied
84,1
(81,1-87,0)
85,6
(82,6-88,2)
1171
Landelijk gebied
84,2
(81,5-87,0)
86,1
(83,4-88,5)
1395
Vlaams Gewest
83,7
(81,6-85,9)
85,0
(82,7-87,1)
1812
Brussels Gewest
77,4
(73,8-80,9)
76,6
(72,6-80,2)
1042
Waals Gewest
80,2
(77,6-82,8)
82,0
(79,3-84,3)
1880
2001
83,3
(82,2-84,5)
85,1
(83,9-86,1)
7091
2004
80,2
(78,8-81,7)
81,9
(80,4-83,4)
6269
2013
82,1
(80,6-83,7)
83,9
(82,2-85,4)
4734
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
RH03_1
745 Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
Tabel 2 | Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, België
RH02_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
Mannen
5,9
(4,5-7,3)
5,8
(4,5-7,3)
2047
Vrouwen
4,4
(3,1-5,7)
4,2
(3,2-5,6)
2289
15 - 24
11,9
(6,5-17,2)
11,9
(7,4-18,5)
394
25 - 34
7,7
(4,9-10,4)
7,6
(5,3-10,8)
896
35 - 44
4,6
(3,0-6,2)
4,6
(3,2-6,5)
980
45 - 54
3,2
(1,9-4,4)
3,1
(2,1-4,7)
1044
55 - 64
2,4
(1,4-3,5)
2,4
(1,6-3,7)
1022
Lager/geen diploma
7,2
(2,5-12,0)
8,5
(4,5-15,5)
196
Lager secundair
7,9
(4,2-11,6)
8,8
(5,5-13,8)
502
Hoger secundair
7,1
(5,1-9,1)
6,7
(5,0-8,7)
1444
Hoger onderwijs
3,0
(2,0-3,9)
2,7
(1,9-3,7)
2151
Stedelijk gebied
4,8
(3,6-5,9)
4,5
(3,4-6,0)
1975
Halfstedelijk gebied
4,8
(2,9-6,7)
4,7
(3,3-6,9)
1078
Landelijk gebied
5,8
(3,8-7,9)
5,7
(4,0-8,0)
1283
Vlaams Gewest
4,4
(3,1-5,7)
4,3
(3,2-5,7)
1680
Brussels Gewest
6,1
(4,0-8,3)
5,6
(3,8-8,1)
938
Waals Gewest
6,3
(4,7-7,9)
6,1
(4,7-7,9)
1718
2013
5,1
(4,1-6,1)
.
.
4336
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
746
*Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
Tabel 3 | Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, België
GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
11,2
(9,2-13,1)
10,8
(9,0-13,0)
1828
Vrouwen
6,2
(4,8-7,6)
5,6
(4,4-7,0)
1938
15 - 24
22,7
(16,7-28,7)
22,7
(17,0-29,5)
368
25 - 34
10,0
(7,1-12,9)
9,7
(7,3-12,8)
853
35 - 44
7,6
(5,4-9,9)
7,3
(5,4-9,9)
912
45 - 54
6,5
(4,3-8,6)
6,1
(4,4-8,5)
899
55 - 64
3,1
(1,8-4,4)
2,9
(1,9-4,4)
734
Lager/geen diploma
11,8
(2,0-21,6)
13,0
(5,6-27,2)
134
Lager secundair
10,5
(6,3-14,7)
10,7
(6,9-16,3)
401
Hoger secundair
9,2
(7,2-11,2)
8,0
(6,2-10,2)
1243
Hoger onderwijs
7,6
(6,0-9,1)
6,6
(5,3-8,2)
1956
Stedelijk gebied
10,3
(8,5-12,1)
9,3
(7,6-11,3)
1679
Halfstedelijk gebied
7,6
(5,3-9,9)
7,1
(5,2-9,6)
956
Landelijk gebied
7,7
(5,5-9,8)
6,7
(5,0-9,1)
1131
Vlaams Gewest
6,6
(5,1-8,1)
6,0
(4,7-7,5)
1499
Brussels Gewest
17,9
(13,9-21,9)
16,2
(12,6-20,6)
793
Waals Gewest
10,5
(8,3-12,8)
9,5
(7,5-12,0)
1474
2013
8,6
(7,4-9,8)
.
.
3766
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
RH04_1
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
747
Tabel 4 | Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden en een condoom heeft gebruikt tijdens het laatste contact, België
RH_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
43,1
(33,8-52,3)
39,6
(31,0-48,9)
205
Vrouwen
36,6
(26,1-47,1)
30,8
(21,4-42,0)
139
15 - 24
50,7
(35,4-66,0)
50,3
(35,8-64,8)
91
25 - 34
42,1
(26,6-57,7)
40,3
(27,0-55,3)
87
35 - 44
38,2
(23,9-52,5)
37,5
(24,4-52,7)
71
45 - 54
33,2
(18,2-48,2)
31,0
(18,3-47,3)
60
55 - 64
21,9
(8,9-34,9)
20,5
(9,9-37,8)
35
Lager/geen diploma
14,4
(4,2-24,6)
11,4
(2,3-41,3)
15
Lager secundair
22,3
(7,9-36,6)
20,4
(10,0-37,2)
46
Hoger secundair
44,2
(33,1-55,4)
38,4
(27,3-50,8)
125
Hoger onderwijs
44,1
(33,0-55,2)
37,5
(27,3-49,0)
152
Stedelijk gebied
47,1
(37,9-56,3)
41,7
(32,8-51,3)
192
Halfstedelijk gebied
29,8
(17,1-42,5)
24,8
(14,3-39,4)
68
Landelijk gebied
41,7
(26,3-57,0)
34,4
(22,1-49,1)
84
Vlaams Gewest
38,6
(27,3-49,9)
32,1
(21,9-44,2)
97
Brussels Gewest
50,1
(37,6-62,6)
45,5
(32,9-58,7)
109
Waals Gewest
39,4
(28,5-50,4)
33,6
(24,2-44,4)
138
2013
40,7
(33,7-47,7)
.
.
344
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
748
*Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
RH06_1 LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
15 - 24
93,6
(89,7-97,6)
93,6
(88,4-96,6)
215
25 - 34
77,2
(71,7-82,7)
77,2
(71,2-82,2)
463
35 - 44
80,6
(76,4-84,8)
80,6
(76,1-84,4)
463
45 - 54
54,5
(48,4-60,7)
54,5
(48,4-60,6)
462
Lager/geen diploma
48,1
(26,5-69,7)
58,9
(39,0-76,2)
40
Lager secundair
62,8
(52,3-73,4)
68,7
(58,2-77,6)
156
Hoger secundair
68,6
(63,4-73,9)
73,8
(68,3-78,6)
515
Hoger onderwijs
79,9
(76,5-83,3)
84,4
(80,4-87,7)
879
Stedelijk gebied
74,9
(70,6-79,2)
78,5
(73,9-82,6)
724
Halfstedelijk gebied
67,5
(61,8-73,1)
74,0
(68,0-79,3)
402
Landelijk gebied
79,1
(74,6-83,6)
83,5
(78,5-87,6)
477
Vlaams Gewest
73,5
(69,6-77,5)
78,9
(74,6-82,6)
615
Brussels Gewest
76,5
(71,2-81,8)
79,0
(73,0-84,1)
360
Waals Gewest
73,7
(69,2-78,2)
78,1
(73,3-82,4)
628
2001
71,1
(68,9-73,4)
74,0
(71,6-76,3)
2532
2004
69,9
(67,3-72,4)
72,7
(69,8-75,5)
2137
2013
73,8
(71,0-76,6)
77,8
(74,9-80,4)
1603
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 5 | Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, België
749
Tabel 6 | Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, België
Barrière: diafragma, zaaddodendmiddel, sponsje, condoom
Sterilisatie
Andere methode: periodieke onthouding,terugtrekken
N
JAAR
Morning after pil
VERBLIJFPLAATS
Spiraaltje
URBANISATIEGRAAD
Staafje of prikpil
750
OPLEIDINGSNIVEAU
Patch of vaginale ring
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
LEEFTIJDSGROEP
Pil
RH07_2
15 - 24
82,4
1,7
2,8
1,6
5,8
5,3
0,5
0.0
196
25 - 34
56,2
9,0
3,0
16,5
6,4
6,4
0,8
1,7
361
35 - 44
43,5
4,9
0,8
30,9
0,1
10,4
8,3
1,2
357
45 - 54
36,3
1,8
0,7
26,0
0,1
9,5
23,8
1,9
260
Lager/geen diploma
78,8
0.0
14,5
3,1
0.0
1,8
0.0
1,9
23
Lager secundair
58,3
6,3
3,0
8,2
2,1
10,7
10,4
0,9
100
Hoger secundair
55,2
5,5
2,6
16,6
3,1
6,4
9,0
1,7
351
Hoger onderwijs
49,5
4,1
0,8
24,7
2,9
9,1
7,8
1,1
691
Stedelijk gebied
53,0
6,0
2,2
20,4
3,0
8,6
4,4
2,3
539
Halfstedelijk gebied
52,5
5,4
0,9
20,2
2,5
5,0
12,3
1,1
273
Landelijk gebied
51,7
2,8
1,9
21,1
2,9
10,5
8,9
0,2
362
Vlaams Gewest
49,7
4,2
1,3
20,8
2,3
8,7
11,4
1,5
446
Brussels Gewest
53,0
8,7
1,8
13,0
6,2
12,5
1,7
3,0
267
Waals Gewest
57,5
4,8
2,6
22,2
3,0
5,9
3,7
0,2
461
2001
61,9
0.0
1,0
10,0
0,5
10,0
15,2
1,4
1769
2004
58,6
1,8
1,5
12,8
0,9
8,6
14,0
1,7
1457
2013
52,4
4,8
1,7
20,6
2,9
8,2
8,2
1,3
1174
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
RH03_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
84,3
(81,5-87,1)
85,1
(82,0-87,7)
881
Vrouwen
83,2
(80,3-86,1)
83,8
(80,7-86,5)
931
15 - 24
65,8
(57,1-74,5)
65,8
(56,8-73,8)
213
25 - 34
89,3
(85,2-93,4)
89,4
(84,6-92,8)
323
35 - 44
89,6
(86,0-93,2)
89,6
(85,4-92,7)
429
45 - 54
88,5
(84,7-92,2)
88,5
(84,2-91,7)
422
55 - 64
78,6
(73,9-83,4)
78,6
(73,5-83,0)
425
Lager/geen diploma
69,7
(53,2-86,2)
68,4
(51,0-81,9)
64
Lager secundair
72,5
(64,5-80,5)
73,8
(64,2-81,6)
185
Hoger secundair
82,2
(78,7-85,8)
83,8
(79,9-87,1)
685
Hoger onderwijs
88,0
(85,2-90,9)
88,0
(85,0-90,5)
870
Stedelijk gebied
79,6
(75,2-84,0)
79,6
(74,5-83,9)
515
Halfstedelijk gebied
84,4
(81,1-87,6)
85,3
(81,9-88,1)
814
Landelijk gebied
86,9
(83,1-90,7)
87,9
(83,9-91,1)
483
2001
83,8
(82,1-85,5)
85,5
(83,8-87,0)
2589
2004
81,9
(79,8-83,9)
83,4
(81,3-85,4)
2358
2013
83,7
(81,6-85,9)
85,1
(82,8-87,1)
1812
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 7 | Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest
751
Tabel 8 | Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, Vlaams Gewest
RH02_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
752
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
3,7
(2,1-5,4)
3,2
(1,9-5,1)
814
Vrouwen
5,0
(3,0-7,0)
4,2
(2,8-6,2)
866
15 - 24
15,2
(6,9-23,4)
15,0
(8,6-24,8)
146
25 - 34
7,6
(3,6-11,6)
7,5
(4,4-12,6)
304
35 - 44
2,1
(0,5-3,8)
2,1
(1,0-4,5)
410
45 - 54
2,8
(1,1-4,5)
2,8
(1,5-5,1)
406
55 - 64
1,0
(0,1-1,9)
1,0
(0,4-2,5)
414
Lager/geen diploma
5,8
(0,0-14,4)
7,1
(1,7-25,3)
58
Lager secundair
7,9
(1,9-13,8)
9,4
(4,3-19,3)
169
Hoger secundair
6,5
(3,8-9,3)
4,9
(3,3-7,3)
622
Hoger onderwijs
2,1
(1,0-3,2)
1,6
(0,9-3,0)
822
Stedelijk gebied
2,9
(1,4-4,5)
2,6
(1,4-4,8)
480
Halfstedelijk gebied
4,9
(2,7-7,0)
4,0
(2,6-6,1)
753
Landelijk gebied
5,0
(2,1-8,0)
4,1
(2,2-7,5)
447
2013
4,4
(3,1-5,7)
.
.
1680
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
RH04_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
9,2
(6,7-11,7)
8,9
(6,7-11,7)
737
Vrouwen
4,1
(2,4-5,8)
3,6
(2,4-5,5)
762
15 - 24
19,6
(11,1-28,0)
19,0
(11,6-29,5)
141
25 - 34
7,7
(3,7-11,7)
7,2
(4,3-11,7)
287
35 - 44
4,5
(2,1-6,8)
4,1
(2,4-7,0)
382
45 - 54
5,6
(3,0-8,2)
5,1
(3,2-8,1)
366
55 - 64
2,4
(0,8-4,0)
2,1
(1,1-4,2)
323
Lager/geen diploma
14,4
(0,0-31,7)
16,8
(5,9-39,7)
43
Lager secundair
6,6
(2,4-10,8)
7,1
(3,5-14,1)
134
Hoger secundair
7,4
(4,8-10,0)
5,9
(3,9-8,8)
551
Hoger onderwijs
5,5
(3,6-7,4)
4,8
(3,3-6,7)
764
Stedelijk gebied
7,6
(4,9-10,3)
6,8
(4,6-9,9)
413
Halfstedelijk gebied
7,2
(4,8-9,7)
6,4
(4,4-9,2)
681
Landelijk gebied
4,7
(2,1-7,2)
3,7
(2,1-6,6)
405
2013
6,6
(5,1-8,1)
.
.
1499
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 9 | Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest
753
Tabel 10 | Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden en een condoom heeft gebruikt tijdens het laatste contact, Vlaams Gewest
RH_1 GESLACHT
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
LEEFTIJDSGROEP
754
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
40,1
(26,1-54,1)
37,8
(24,9-52,6)
63
Vrouwen
35,3
(15,6-54,9)
32,4
(16,9-52,9)
34
15 - 24
39,7
(15,1-64,4)
39,4
(20,1-62,7)
26
25 - 34
39,6
(10,6-68,6)
37,9
(17,3-64,1)
21
35 - 44
43,1
(14,5-71,8)
42,5
(19,4-69,4)
18
45 - 54
38,3
(13,3-63,3)
36,5
(17,3-61,2)
22
55 - 64
21,3
(0,0-48,5)
20,6
(5,9-51,7)
10
Lager/geen diploma
14,3
(0,0-30,4)
10,9
(1,0-59,0)
5
Lager secundair
22,8
(1,7-43,9)
23,7
(7,1-55,7)
11
Hoger secundair
41,9
(24,6-59,1)
38,7
(22,2-58,2)
42
Hoger onderwijs
40,6
(21,8-59,4)
37,6
(20,9-57,8)
38
Stedelijk gebied
49,5
(30,2-68,7)
48,1
(29,4-67,3)
36
Halfstedelijk gebied
25,6
(11,8-39,4)
22,5
(11,4-39,6)
42
Landelijk gebied
54,2
(18,5-89,9)
48,9
(22,4-76,0)
19
2013
38,6
(27,3-49,9)
.
.
97
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
RH06_1 LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
15 - 24
95,9
(90,4-100,0)
95,9
(85,6-98,9)
75
25 - 34
77,4
(69,3-85,4)
77,4
(68,4-84,4)
151
35 - 44
80,2
(74,4-85,9)
80,2
(73,8-85,3)
205
45 - 54
54,5
(46,0-62,9)
54,5
(46,1-62,6)
184
Lager/geen diploma
40,7
(5,0-76,5)
51,1
(24,5-77,1)
12
Lager secundair
62,7
(44,2-81,2)
76,2
(59,0-87,7)
43
Hoger secundair
67,4
(60,4-74,4)
73,9
(65,5-80,9)
218
Hoger onderwijs
80,1
(75,2-84,9)
86,0
(79,2-90,8)
340
Stedelijk gebied
75,7
(68,1-83,3)
81,9
(73,5-88,1)
161
Halfstedelijk gebied
67,8
(61,6-74,0)
75,7
(67,8-82,2)
287
Landelijk gebied
80,8
(74,2-87,3)
86,1
(77,6-91,7)
167
2001
71,0
(67,8-74,2)
73,9
(70,3-77,3)
902
2004
69,7
(66,0-73,4)
72,7
(68,3-76,6)
808
2013
73,5
(69,6-77,5)
77,9
(73,8-81,5)
615
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 11 | Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest
755
Tabel 12 | Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, Vlaams Gewest
756
Morning after pil
Barrière: diafragma, zaaddodendmiddel, sponsje, condoom
Sterilisatie
Andere methode: periodieke onthouding,terugtrekken
N
JAAR
Spiraaltje
URBANISATIEGRAAD
Staafje of prikpil
OPLEIDINGSNIVEAU
Patch of vaginale ring
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
LEEFTIJDSGROEP
Pil
RH07_2
15 - 24
87,6
0.0
0.0
1,7
6,6
4,1
0.0
0.0
72
25 - 34
57,8
8,1
3,9
16,2
4,5
6,4
0,4
2,6
119
35 - 44
39,8
4,7
0,8
29,7
0.0
11,4
12,2
1,3
158
45 - 54
25,7
2,2
0.0
28,2
0.0
11,0
31,0
1,9
97
Lager/geen diploma
69,0
0.0
31,0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
5
Lager secundair
49,1
10,8
0.0
6,4
0.0
12,3
21,4
0.0
30
Hoger secundair
54,6
4,5
1,7
13,3
4,2
7,3
11,8
2,6
141
Hoger onderwijs
46,9
3,2
0,6
26,6
1,5
9,4
10,5
1,1
269
Stedelijk gebied
48,7
4,0
1,4
24,4
2,6
8,0
7,2
3,8
121
Halfstedelijk gebied
49,5
5,8
1,0
20,7
2,7
5,3
13,7
1,3
193
Landelijk gebied
50,9
2,1
1,6
18,2
1,6
14,0
11,6
0.0
132
2001
61,3
0.0
0,9
6,9
0,2
9,9
19,6
1,3
633
2004
52,8
1,6
1,5
12,8
0,7
10,4
17,6
2,6
548
2013
49,7
4,2
1,3
20,8
2,3
8,7
11,4
1,5
446
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
RH03_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
79,9
(74,8-85,1)
79,5
(73,9-84,2)
474
Vrouwen
75,0
(70,6-79,4)
74,0
(69,0-78,5)
568
15 - 24
63,0
(51,4-74,6)
63,6
(51,6-74,0)
119
25 - 34
88,5
(83,7-93,3)
88,8
(83,1-92,8)
272
35 - 44
85,1
(79,4-90,7)
85,0
(78,5-89,8)
225
45 - 54
76,7
(69,7-83,7)
76,9
(69,4-83,0)
229
55 - 64
57,6
(47,0-68,2)
57,6
(46,5-68,0)
197
Lager/geen diploma
40,7
(24,9-56,4)
44,5
(29,0-61,1)
54
Lager secundair
63,3
(52,2-74,4)
64,0
(52,7-74,0)
128
Hoger secundair
77,4
(71,5-83,3)
77,5
(70,3-83,4)
284
Hoger onderwijs
83,4
(78,6-88,1)
82,1
(76,7-86,5)
555
2001
79,1
(76,8-81,5)
80,3
(77,8-82,6)
1652
2004
73,5
(70,6-76,4)
74,0
(70,8-77,0)
1405
2013
77,4
(73,8-80,9)
76,9
(72,9-80,5)
1042
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 13 | Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest
757
Tabel 14 | Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, Brussels Gewest
RH02_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
758
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
7,8
(4,2-11,5)
7,5
(4,7-11,8)
428
Vrouwen
4,6
(2,2-7,0)
4,4
(2,5-7,8)
510
15 - 24
16,8
(4,0-29,6)
17,0
(7,9-32,9)
69
25 - 34
2,0
(0,0-4,1)
2,0
(0,7-5,8)
249
35 - 44
7,4
(2,6-12,2)
7,1
(3,6-13,5)
211
45 - 54
7,9
(2,5-13,3)
7,6
(3,9-14,6)
223
55 - 64
3,5
(0,6-6,4)
3,4
(1,4-7,8)
186
Lager/geen diploma
6,7
(0,0-15,7)
7,1
(1,6-26,6)
35
Lager secundair
9,2
(1,8-16,7)
8,3
(3,5-18,5)
109
Hoger secundair
8,2
(2,9-13,4)
7,0
(4,0-12,0)
252
Hoger onderwijs
4,9
(2,3-7,4)
4,8
(2,8-8,2)
524
2013
6,1
(4,0-8,3)
.
.
938
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
RH04_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
20,5
(15,0-26,0)
21,8
(16,5-28,4)
378
Vrouwen
15,4
(9,9-21,0)
14,8
(10,3-20,8)
415
15 - 24
42,5
(25,2-59,8)
43,6
(28,0-60,7)
65
25 - 34
16,9
(9,3-24,4)
17,1
(10,7-26,4)
242
35 - 44
14,3
(8,2-20,4)
13,7
(8,7-20,9)
193
45 - 54
13,4
(6,3-20,4)
12,8
(7,5-21,1)
173
55 - 64
14,5
(7,6-21,4)
14,1
(8,6-22,1)
120
Lager/geen diploma
11,1
(0,0-29,2)
13,1
(2,9-43,2)
21
Lager secundair
11,5
(3,7-19,2)
11,4
(6,0-20,8)
83
Hoger secundair
15,9
(9,5-22,4)
14,2
(8,9-21,9)
211
Hoger onderwijs
19,2
(13,5-24,9)
20,5
(15,3-26,9)
463
2013
17,9
(13,9-21,9)
.
.
793
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 15 | Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest
759
Tabel 16 | Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden en een condoom heeft gebruikt tijdens het laatste contact, Brussels Gewest
RH_1 GESLACHT
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
LEEFTIJDSGROEP
760
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
58,9
(43,1-74,8)
58,8
(43,0-72,9)
63
Vrouwen
38,9
(20,6-57,1)
39,8
(23,6-58,6)
46
15 - 24
41,0
(12,7-69,3)
40,6
(18,6-67,1)
26
25 - 34
45,9
(19,7-72,1)
47,5
(25,0-70,9)
28
35 - 44
66,9
(42,1-91,6)
64,5
(39,3-83,6)
21
45 - 54
52,3
(19,6-85,0)
47,6
(21,5-75,1)
17
55 - 64
47,9
(20,5-75,4)
44,2
(21,7-69,3)
17
Lager/geen diploma
72,3
(0,0-100,0)
72,7
(18,5-96,9)
2
Lager secundair
41,6
(0,0-84,1)
45,0
(19,1-73,9)
10
Hoger secundair
39,0
(15,9-62,0)
37,2
(18,2-61,2)
26
Hoger onderwijs
52,3
(35,1-69,4)
50,7
(34,1-67,2)
66
2013
50,1
(37,6-62,6)
.
.
109
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
RH06_1 LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
15 - 24
81,2
(68,2-94,2)
81,2
(65,5-90,8)
41
25 - 34
79,1
(71,3-86,9)
79,1
(70,3-85,8)
141
35 - 44
79,9
(70,6-89,2)
79,9
(69,2-87,5)
89
45 - 54
62,4
(48,2-76,6)
62,4
(47,7-75,1)
89
Lager/geen diploma
71,5
(32,6-100,0)
70,2
(34,1-91,5)
8
Lager secundair
79,8
(65,1-94,4)
79,1
(59,9-90,6)
40
Hoger secundair
73,1
(63,2-83,1)
72,5
(61,3-81,4)
94
Hoger onderwijs
78,4
(71,5-85,3)
78,3
(70,3-84,6)
212
2001
70,9
(66,9-74,8)
70,8
(66,4-74,8)
589
2004
70,7
(65,8-75,7)
69,3
(63,3-74,8)
470
2013
76,5
(71,2-81,8)
75,5
(69,6-80,5)
360
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 17 | Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest
761
Tabel 18 | Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, Brussels Gewest
762
Spiraaltje
Morning after pil
Barrière: diafragma, zaaddodendmiddel, sponsje, condoom
Sterilisatie
Andere methode: periodieke onthouding,terugtrekken
N
JAAR
Staafje of prikpil
OPLEIDINGSNIVEAU
Patch of vaginale ring
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
LEEFTIJDSGROEP
Pil
RH07_2
15 - 24
66,9
8,6
3,6
1,1
6,3
6,4
7,1
0.0
32
25 - 34
46,0
14,4
2,9
10,7
11,1
13,6
0.0
1,4
107
35 - 44
59,1
3,1
0.0
19,5
0,7
13,1
1,4
3,0
69
45 - 54
48,9
2,3
0.0
20,1
1,5
14,5
2,0
10,7
59
Lager/geen diploma
83,0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
17,0
5
Lager secundair
60,3
4,0
0.0
8,7
7,5
19,5
0.0
0.0
31
Hoger secundair
62,1
5,3
6,0
8,9
3,1
7,8
6,9
0.0
63
Hoger onderwijs
48,4
11,0
0,7
14,7
7,4
13,5
0,2
4,1
164
2001
66,6
0.0
2,0
13,5
1,1
11,1
5,0
0,8
413
2004
67,7
1,8
1,9
10,1
2,6
9,3
5,3
1,4
327
2013
53,0
8,7
1,8
13,0
6,2
12,5
1,7
3,0
267
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
RH03_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
80,9
(77,6-84,3)
84,3
(80,7-87,4)
897
Vrouwen
79,5
(76,2-82,8)
83,2
(79,7-86,1)
983
15 - 24
58,8
(51,0-66,6)
58,8
(50,9-66,4)
274
25 - 34
95,0
(92,5-97,6)
95,0
(91,7-97,1)
351
35 - 44
90,9
(86,6-95,1)
90,9
(85,7-94,3)
377
45 - 54
83,5
(78,8-88,2)
83,5
(78,3-87,7)
442
55 - 64
68,1
(61,9-74,3)
68,1
(61,7-73,9)
436
Lager/geen diploma
64,4
(52,4-76,4)
73,0
(59,8-83,1)
116
Lager secundair
76,3
(68,6-84,0)
82,3
(74,5-88,0)
252
Hoger secundair
79,9
(75,0-84,8)
82,3
(77,1-86,6)
625
Hoger onderwijs
84,1
(80,9-87,3)
86,9
(83,7-89,6)
870
Stedelijk gebied
79,2
(75,1-83,3)
82,0
(77,6-85,7)
611
Halfstedelijk gebied
82,0
(76,6-87,5)
85,7
(80,0-89,9)
357
Landelijk gebied
80,8
(76,8-84,7)
85,1
(81,1-88,3)
912
2001
83,8
(82,0-85,5)
85,9
(84,1-87,6)
2850
2004
79,1
(76,7-81,5)
81,5
(79,0-83,8)
2506
2013
80,2
(77,6-82,8)
83,3
(80,7-85,6)
1880
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 19 | Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat seksuele betrekkingen heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest
*Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
763
Tabel 20 | Percentage van de bevolking van 15 tot 64 jaar dat al ooit seksuele betrekkingen heeft gehad waarbij het eerste seksueel contact plaatsvond vóór de leeftijd van 15 jaar, Waals Gewest
RH02_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
764
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
9,7
(6,8-12,7)
8,7
(6,3-11,8)
805
Vrouwen
3,1
(1,7-4,5)
2,8
(1,8-4,3)
913
15 - 24
4,4
(1,0-7,7)
3,9
(1,8-8,4)
179
25 - 34
10,0
(5,1-14,9)
8,7
(5,3-13,9)
343
35 - 44
8,7
(4,8-12,6)
7,8
(4,7-12,6)
359
45 - 54
2,8
(0,9-4,6)
2,5
(1,3-4,9)
415
55 - 64
5,2
(2,4-8,0)
4,5
(2,6-7,6)
422
Lager/geen diploma
9,0
(3,5-14,6)
7,7
(3,9-14,8)
103
Lager secundair
7,7
(2,8-12,6)
6,5
(3,4-12,2)
224
Hoger secundair
8,0
(5,0-11,0)
6,2
(4,0-9,3)
570
Hoger onderwijs
4,2
(2,1-6,3)
3,2
(2,0-5,3)
805
Stedelijk gebied
6,2
(3,8-8,6)
4,6
(2,9-7,0)
557
Halfstedelijk gebied
4,4
(2,1-6,8)
3,7
(2,0-6,7)
325
Landelijk gebied
6,9
(4,2-9,6)
5,7
(3,9-8,3)
836
2013
6,3
(4,7-7,9)
.
.
1718
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
RH04_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
12,9
(9,3-16,5)
11,9
(8,6-16,3)
713
Vrouwen
8,2
(5,5-10,9)
7,0
(4,9-9,9)
761
15 - 24
24,3
(15,9-32,7)
24,5
(17,1-33,8)
162
25 - 34
11,8
(6,8-16,7)
11,4
(7,5-17,0)
324
35 - 44
12,1
(6,8-17,4)
12,0
(7,6-18,4)
337
45 - 54
7,0
(2,7-11,3)
6,8
(3,6-12,3)
360
55 - 64
2,8
(0,4-5,2)
2,6
(1,1-6,1)
291
Lager/geen diploma
8,3
(2,5-14,1)
8,9
(3,4-21,5)
70
Lager secundair
15,1
(6,7-23,5)
13,9
(7,4-24,6)
184
Hoger secundair
12,0
(8,3-15,7)
10,6
(7,5-14,7)
481
Hoger onderwijs
8,4
(5,3-11,5)
6,8
(4,5-10,2)
729
Stedelijk gebied
9,2
(6,3-12,1)
7,8
(5,3-11,2)
473
Halfstedelijk gebied
10,8
(4,0-17,5)
9,9
(5,0-18,5)
275
Landelijk gebied
11,8
(8,0-15,6)
10,4
(7,4-14,5)
726
2013
10,5
(8,3-12,8)
.
.
1474
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 21 | Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest
765
Tabel 22 | Percentage van de seksueel actieve bevolking van 15 tot 64 jaar dat twee of meer sekspartners heeft gehad in de afgelopen 12 maanden en een condoom heeft gebruikt tijdens het laatste contact, Waals Gewest
RH_1 GESLACHT
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
LEEFTIJDSGROEP
766
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
41,1
(25,8-56,4)
25,0
(14,8-39,2)
79
Vrouwen
36,9
(21,2-52,7)
18,4
(8,4-35,6)
59
15 - 24
72,3
(54,6-90,0)
72,1
(53,3-85,4)
39
25 - 34
43,1
(19,6-66,7)
41,3
(21,7-64,1)
38
35 - 44
25,1
(5,8-44,5)
25,1
(11,1-47,3)
32
45 - 54
17,0
(1,9-32,1)
16,2
(5,2-40,2)
21
55 - 64
0,0
.
1,5
(0,2-12,1)
8
Lager/geen diploma
2,6
(0,0-11,4)
2,3
(0,2-20,1)
8
Lager secundair
19,7
(0,0-41,2)
10,5
(3,6-26,8)
25
Hoger secundair
48,8
(31,9-65,7)
35,0
(18,9-55,4)
57
Hoger onderwijs
43,3
(23,5-63,1)
18,6
(8,0-37,7)
48
Stedelijk gebied
41,3
(24,4-58,2)
23,7
(11,6-42,5)
47
Halfstedelijk gebied
50,8
(12,5-89,1)
47,1
(19,8-76,3)
26
Landelijk gebied
34,7
(18,4-51,0)
12,6
(5,4-26,8)
65
2013
39,4
(28,5-50,4)
.
.
138
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
RH06_1 LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
15 - 24
92,5
(86,4-98,6)
92,5
(83,9-96,7)
99
25 - 34
75,9
(66,2-85,7)
75,9
(65,0-84,3)
171
35 - 44
81,6
(74,9-88,3)
81,6
(73,8-87,4)
169
45 - 54
53,3
(44,1-62,6)
53,3
(44,1-62,3)
189
Lager/geen diploma
54,4
(21,0-87,7)
70,3
(39,5-89,6)
20
Lager secundair
59,9
(45,2-74,5)
58,8
(43,2-72,8)
73
Hoger secundair
70,5
(61,8-79,2)
76,1
(66,3-83,8)
203
Hoger onderwijs
80,2
(74,9-85,6)
84,4
(78,1-89,1)
327
Stedelijk gebied
72,9
(65,4-80,5)
75,4
(67,2-82,1)
203
Halfstedelijk gebied
65,0
(52,7-77,4)
73,1
(60,2-83,0)
115
Landelijk gebied
76,9
(70,9-82,9)
81,4
(74,5-86,8)
310
2001
71,4
(68,1-74,8)
75,8
(72,2-79,0)
1041
2004
69,9
(66,0-73,8)
74,5
(70,3-78,4)
859
2013
73,7
(69,2-78,2)
78,7
(73,9-82,9)
628
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
Tabel 23 | Percentage van seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar dat (zijzelf of hun partner(-s)) een voorbehoedsmiddel heeft gebruikt in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest
767
Tabel 24 | Verdeling van de seksueel actieve vrouwen van 15 tot 54 jaar die (zijzelf of hun partner(s)) een voorbehoedsmiddel hebben gebruikt in de afgelopen 12 maanden volgens het type voorbehoedsmiddel, Waals Gewest
768
Morning after pil
Barrière: diafragma, zaaddodendmiddel, sponsje, condoom
Sterilisatie
Andere methode: periodieke onthouding,terugtrekken
N
JAAR
Spiraaltje
URBANISATIEGRAAD
Staafje of prikpil
OPLEIDINGSNIVEAU
Patch of vaginale ring
SEKSUELE GEZONDHEID | 7. Tabellen
LEEFTIJDSGROEP
Pil
RH07_2
15 - 24
75,8
3,3
7,8
1,7
4,2
7,2
0.0
0.0
92
25 - 34
57,6
8,3
1,3
19,7
8,1
3,1
1,9
0.0
135
35 - 44
47,2
5,5
0,8
35,4
0,1
7,9
2,3
0,7
130
45 - 54
57,8
0,8
2,4
22,3
0.0
5,0
11,7
0.0
104
Lager/geen diploma
88,4
0.0
0.0
7,3
0.0
4,3
0.0
0.0
13
Lager secundair
66,9
2,5
6,7
10,0
2,7
6,8
2,2
2,1
39
Hoger secundair
55,1
7,6
3,8
24,8
0,8
4,3
3,7
0.0
147
Hoger onderwijs
55,6
3,8
1,2
23,8
4,4
6,9
4,2
0,0
258
Stedelijk gebied
58,1
6,7
3,6
20,5
1,5
6,8
2,8
0.0
151
Halfstedelijk gebied
75,1
1,8
0,5
16,9
1,0
3,2
1,4
0,1
80
Landelijk gebied
52,8
3,9
2,1
25,0
4,8
5,8
5,1
0,5
230
2001
61,7
0.0
1,1
14,7
0,8
9,9
10,0
1,8
723
2004
67,3
2,2
1,3
13,6
0,9
5,0
9,4
0,3
582
2013
57,5
4,8
2,6
22,2
3,0
5,9
3,7
0,2
461
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
© Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid OPERATIONELE DIRECTIE VOLKSGEZONDHEID EN SURVEILLANCE Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel | België www.wiv-isp.be
Verantwoordelijke uitgever: Dr. Johan Peeters Depotnummer: D/2014/2505/69