GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 4: FYSIEKE EN SOCIALE OMGEVING
Rana Charafeddine, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat 14 B-1050 Brussel +32 2 642 57 39 E-mail:
[email protected] Depotnummer: D/2015/2505/20 Intern referentienummer PHS Report 2015-011
4. Ongevallen AUTEUR Sabine DRIESKENS
Gelieve bij het verwijzen naar resultaten van dit hoofdstuk de volgende referentie te gebruiken: Drieskens S. Ongevallen. In: Charafeddine R, Demarest S (ed.). Gezondheidsenquête 2013. Rapport 4: Fysieke en sociale omgeving. WIV-ISP, Brussel, 2015
INHOUDSTAFEL Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173 1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175 2. Vragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177 3. Indicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179 4. Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181 4.1. Ongevallen waarvoor medische zorg nodig was en de verschillende types ongevallen . 181 4.2. Valincidentie bij ouderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187 5. Bespreking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193 6. Bibliografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
ONGEVALLEN | Inhoudstafel
7. Tabellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
171
SAMENVATTING De resultaten van de Gezondheidsenquête 2013 over ongevallen waarvoor medische zorg nodig was en over valincidentie bij ouderen kunnen als volgt samengevat worden: Ongevallen In België verklaart 7% van de bevolking dat ze in de 12 maanden voorafgaand aan het interview verwond werd door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was, een percentage dat hoger is dan in 2008 (6%). De medische zorg was in 56% van de gevallen een opname in een ziekenhuis of een andere gezondheidsvoorziening terwijl in 44% geen opname nodig was, maar waarvoor een dokter of verpleegster werd geraadpleegd. Het percentage gewonden dat moest worden opgenomen in een ziekenhuis of een andere gezondheidsvoorziening is hoger bij de laagst opgeleiden (78%) dan bij de hoogst opgeleiden (48%).
Algemeen kan men stellen dat mannen (8%) vaker verwond werden door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was dan vrouwen (6%). Daarnaast is het risico op een ongeval het hoogst bij de jongvolwassenen van 15-24 jaar (10%) en de 75-plussers (9%). In de leeftijdsgroep van 35-44 jaar werden mannen (8%) twee keer vaker verwond door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was dan vrouwen (4%). Alleen voor wat betreft betreft ongevallen tijdens de vrije tijd, zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen: dit percentage ligt bij mannen (3%) namelijk twee keer zo hoog als bij vrouwen (1,5%). Voor verkeersongevallen is de prevalentie hoger in de leeftijdsgroep van 25-34 jaar (2%), voor ongevallen thuis is dit in de leeftijdsgroepen van 55-64 jaar (3%), maar vooral bij de 75-plussers (8%) en ten slotte voor ongevallen tijdens de vrije tijd kunnen de hoogste percentages in de leeftijdsgroepen van 15-24 jaar (6%) en 25-34 jaar (3%) worden teruggevonden. Ook kunnen er geografische verschillen worden vastgesteld m.b.t. ongevallen waarvoor medische zorg nodig was. Zo ligt het risico op een dergelijk ongeval hoger bij inwoners van halfstedelijke gebieden (9%) dan van landelijke gebieden (6%) en dit vooral voor ongevallen tijdens de vrije tijd (respectievelijk 4% en 2%). Daarnaast is de prevalentie van ongevallen hoger in het Vlaams Gewest (8%) dan in het Brussels en het Waals Gewest (beide 6%) en dit vooral voor ongevallen in de vrije tijd (3% in het Vlaams Gewest tegenover 2% in het Waals Gewest). Wel is het percentage van de ongevallen waarvoor een opname in een ziekenhuis of een andere gezondheidsvoorziening noodzakelijk was, lager in het Vlaams Gewest (45%) dan in het Brussels (74%) en het Waals Gewest (77%).
ONGEVALLEN | Samenvatting
1% van de bevolking meldt een verkeersongeval, 2% een ongeval thuis, 2% een ongeval tijdens de vrije tijd, 3% een ongeval op het werk en 1% een ongeval op school. Een deel van de bevolking heeft dus verschillende ongevallen gehad. In geval van een verkeersongeval kon 33% van de slachtoffers pas na een week (of meer) weer de dagelijkse activiteiten opnemen, voor een ongeval thuis was dit 48%, voor een ongeval tijdens de vrije tijd 39%, voor een ongeval op het werk 36% en voor een ongeval op school 11%.
173
Valincidentie bij ouderen Eén op vijf personen (20%) van 65 jaar en ouder is in de 12 maanden voorafgaand aan het interview gevallen en dit gemiddeld 2 keer. De valincidentie is hetzelfde voor vrouwen (19%) als voor mannen (21%), dit in tegenstelling tot 2008, toen deze incidentie bij vrouwen twee keer hoger was dan die bij mannen. De valincidentie neemt toe met het ouder worden: van 15% in de leeftijdsgroep van 65-74 jaar tot 26% van de 75-plussers. De gemiddelde frequentie van vallen neemt wel niet toe met de leeftijd, dit in tegenstelling tot 2008. Ook is de valincidentie hoger bij de laagst opgeleiden (24%) in vergelijking met de hoger opgeleiden (16 à 17%). Ook wat de valincidentie bij ouderen betreft, zijn er geografische verschillen. Ouderen wonende in stedelijke gebieden (24%) geven meer aan te zijn gevallen dan zij die wonen in halfstedelijke en landelijke gebieden (beide 17%). Bovendien ligt de gemiddelde frequentie van vallen hoger in stedelijke (2 keer) en halfstedelijke gebieden (3 keer) dan in landelijke gebieden (1 keer). Daarnaast ligt de valincidentie in het Brussels Gewest (28%) hoger dan in het Vlaams en het Waals Gewest (beide 19%). Er zijn wel geen regionale verschillen wat de gemiddelde frequentie van het vallen betreft.
ONGEVALLEN | Samenvatting
Zowel de incidentie als de gemiddelde frequentie van ouderen die in de 12 maanden voorafgaand aan het interview zijn gevallen, zijn niet significant verschillend met die van 2008 (respectievelijk 24% en 3 keer). De valincidentie is in het Waals Gewest dan weer wel gedaald, nl. van 25% in 2008 tot 18% in 2013.
174
Bijna de helft (49%) van de ouderen die zijn gevallen, heeft geen maatregelen genomen om valpartijen in de toekomst te vermijden, waarbij meer mannen (61%) dan vrouwen (40%). De top drie van de meest genomen maatregelen is: de thuissituatie veiliger maken (28%), de bloeddruk laten nakijken (16%) en kracht- en evenwichtsoefening doen (15%). Ook geeft 45% van de ouderen die zijn gevallen aan dat ze van niemand advies hebben gekregen om valpartijen in de toekomst te vermijden, een percentage dat hoger ligt bij mannen (52%) dan bij vrouwen (38%). Wel neemt dit percentage af met de leeftijd: van 56% in de leeftijdsgroep van 65-74 jaar tot 37% bij de 75-plussers. De top drie van de personen van wie deze ouderen advies kregen is: de huisarts (35%), familie of vrienden (18%) en de kinesitherapeut (10%).
1. INLEIDING In dit hoofdstuk worden twee onderwerpen behandeld. Enerzijds wordt de prevalentie van ongevallen zonder fatale afloop ingeschat, anderzijds wordt de valincidentie bij ouderen in kaart gebracht. Ongevallen Ongevallen zijn een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit op wereldvlak (1;2). Ze liggen aan de basis van lichamelijke letsels en psychische trauma’s en kunnen ernstige en minder ernstige gevolgen hebben op het dagelijkse leven. In ernstige gevallen kunnen deze ongevallen zo diepgaand zijn dat de slachtoffers zich tot spoed- of andere gezondheidsdiensten moeten wenden. Ook kunnen ze tot fysieke complicaties, een chirurgische ingreep, een langdurige invaliditeit of handicap, of zelfs tot het overlijden van het slachtoffer leiden.
Gegevensverzameling met betrekking tot ongevallen met letsels via gezondheidsenquêtes, die mogelijkerwijs wel een probleem van onderrapportering met zich meebrengt, is een belangrijke informatiebron. De Gezondheidsenquête 2013 heeft zich toegespitst op ongevallen waarbij het slachtoffer gewond of gekwetst werd, die plaatsvonden in de 12 maanden voorafgaand aan het interview, en waarvoor medische zorg (opname in een ziekenhuis/andere gezondheidsvoorziening of van een dokter/verple(e)g(st) er) nodig was. Daarnaast wordt ook de nasleep van een dergelijk ongeval ingeschat (tijdsduur voordat de dagelijkse activiteiten weer konden worden opgenomen). Hieromtrent spitsen we ons toe op de volgende types ongevallen: in het verkeer, thuis, tijdens de vrije tijd, op het werk en op school. De Gezondheidsenquête biedt de opportuniteit om de meest kwetsbare groepen op te sporen. Ook kunnen deze gegevens worden gerelateerd met andere informatie verzameld via de enquête (bv. gebruik van gezondheidszorgen) en kunnen er vergelijkingen over de tijd worden gemaakt. Het identificeren van de risicogroepen en trends is een belangrijke stap voor de preventie van ernstige ongevallen. Het verminderen van verwondingen en dood door ongevallen is een doelstelling van de Wereldgezondheid (WGO doelstelling 9 (4)). Dit vereist zowel een verbeterde eerste hulp alsook een strikte handhaving van de gekende preventiemaatregelen die het aantal ongevallen op de weg, het werk, de school, thuis en in de vrije tijd kunnen doen dalen.
ONGEVALLEN | 1. Inleiding
Ongevallen zijn dus een groot probleem voor de volksgezondheid. Veel is geweten over de omvang van sterfte door ongevallen. Met betrekking tot gegevens over ongevallen met letsels bestaan er systematische registraties uitgevoerd door spoedafdelingen van een ziekenhuis. Daarnaast worden statistieken met betrekking tot ongevallen met niet-fatale letsels systematisch verzameld voor verkeersongevallen door het Belgische Instituut voor Verkeersveiligheid (BIVV) en voor werkgerelateerde ongevallen door het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO), maar gegevens betreffende ongevallen op school, thuis of tijdens de vrije tijd hangen af van specifieke epidemiologische studies (EHLASS, huisartsenpeilpraktijken) (3).
175
ONGEVALLEN | 1. Inleiding
Valincidentie bij ouderen Sinds de Gezondheidsenquête 2008 wordt het onderwerp van valincidentie bij de bevolking van 65 jaar en ouder behandeld. Ook zo in die van 2013, waarbij speciale aandacht uitgaat naar preventiemaatregelen (actief zijn, veiligheid van omgeving en gedrag verhogen, aangepast schoeisel, medicatie, zicht,…)1. Vallen wordt hier gedefinieerd als zijn uitgegleden of gestruikeld waardoor men het evenwicht verloor en op de vloer, grond of een lager gelegen niveau terechtkwam. Een onderscheid moet gemaakt worden tussen de ouderen die in de afgelopen 12 maanden één keer zijn gevallen en diegenen die melden herhaaldelijk te zijn gevallen (2 keer of meer). Deze laatste is de groep met het grootste risico en dus een doelgroep voor preventie. Ook de ouderen zonder val-antecedenten, maar met evenwichts- en mobiliteitsproblemen zijn een doelgroep voor preventie. Valincidentie bij ouderen moet benaderd worden als een vermijdbaar probleem. Preventiemaatregelen kunnen deze incidentie significant doen dalen. Erkenning van het vallen als een groot sociaal probleem is belangrijk, vooral omdat dit probleem alleen maar zal toenemen door de vergrijzing van de bevolking. Daarom is het nodig dat dit probleem wordt onderzocht, zowel voor het beleid als voor wetenschappelijk onderzoek.
176
1 http://www.zorg-en-gezondheid.be/Gezond-leven-en-milieu/Ongevallen-in-de-privesfeer/Valpreventie-bijouderen/
2. VRAGEN De vragen in de Gezondheidsenquête 2013 m.b.t. deze module hebben twee doelstellingen. In eerste instantie wordt er nagegaan hoeveel personen in het afgelopen jaar het slachtoffer zijn geweest van een ongeval, met informatie over het type ongeval. Daarnaast gaat de aandacht ook uit naar de valincidentie bij ouderen. Ongevallen Met betrekking tot ongevallen richt de Gezondheidsenquête 2013 zich op wat men « ingrijpende » gebeurtenissen noemt, d.w.z. ongevallen met verwonding of kwetsuur waarvoor medische zorg nodig was. De vragen over ongevallen waren opgenomen in de mondelinge vragenlijst en waren voor iedereen (dus van jong tot oud) van toepassing. Volgende vragen werden gesteld: TR07
Hebt u de afgelopen 12 maanden één van de volgende ongevallen gehad waarbij u gewond of gekwetst werd? (Meerdere antwoorden mogelijk - antwoordkaart werd aan de respondent getoond) 01. Verkeersongeval 02. Ongeval thuis 03. Ongeval tijdens uw vrije tijd 04. Ongeval op het werk 05. Ongeval op school
Voor elk type ongeval dat werd aangegeven, werden volgende bijkomende vragen gesteld. Deze bijkomende vragen hebben steeds betrekking op dat ongeval met de meest ernstige verwonding en de meest ernstige interventie. TR0801-TR0805
Had u, als gevolg van dit ongeval, medische zorg nodig? (Ja, ik ben opgenomen geweest in een ziekenhuis of een andere gezondheids- voorziening / Ja, van een dokter of verple(e)g(st)er / Neen, geen consultatie of tussenkomst was nodig)
TR0901-TR0905
Hoe lang heeft het geduurd voor u uw normale activiteiten (naar school gaan, het uitvoeren van uw job, enz.) na dit ongeval weer kon opnemen? (0 dagen. Ik kon mijn dagelijkse activiteiten na het letselongeval meteen hervatten / 1 dag / Meer dan 1 dag)
ONGEVALLEN | 2. Vragen
06. Geen ongeval
177
Indien het antwoord ‘Meer dan 1 dag’ wordt aangegeven, dan wordt nog een bijkomende vraag gesteld: TR090101-TR090501 Specifieer het precieze aantal dagen De vragen TR0701-TR0703 en TR0801-TR0803 (m.b.t. verkeersongevallen, ongevallen thuis en tijdens de vrije tijd) werden aanbevolen door Eurostat in het kader van EHIS.
Valincidentie bij ouderen De vragen over valincidentie waren opgenomen in de mondelinge vragenlijst en werden alleen gesteld aan personen van 65 jaar en ouder. In de Gezondheidsenquête 2013 werd hierbij dieper ingegaan op de preventie ervan. De volgende vragen werden gesteld: TR10.
Bent u de afgelopen 12 maanden gevallen, uitgegleden of gestruikeld waardoor u uw evenwicht verloor en op de vloer, grond of een lager gelegen niveau terechtkwam? (Ja/Neen)
Indien bevestigend wordt geantwoord op vraag TR10, dan worden ook nog volgende bijkomende vragen gesteld: TR11.
Hoeveel keer? …
TR12.
Welke maatregelen neemt u momenteel (of hebt u onlangs genomen) om valpartijen in de toekomst te voorkomen? (Meerdere antwoorden mogelijk – antwoordkaart werd aan de respondent getoond) 01. Kracht- en evenwichtsoefeningen (enkele voorbeelden van dergelijke oefeningen zijn het heffen en strekken van de benen, op de tenen staan, lichte sporten uitvoeren zoals wandelen, fietsen, zwemmen, turnen in groep, tai chi of dansen) 02. Thuissituatie veiliger gemaakt (bijvoorbeeld handvaten aan WC of badkamer aangebracht, verlichting verbeterd, glijdende tapijten vastgelegd of weggenomen, enz.)
ONGEVALLEN | 2. Vragen
03. Schoenen aangepast (bijvoorbeeld stevige schoenen dragen, aangepaste zool dragen in de schoenen)
178
04. Dagelijkse inname van vitamine D 05. Dagelijkse inname van calcium 06. Medicatie die het risico verhoogt – zoals bijvoorbeeld sommige slaappillen – laten controleren 07. Bloeddruk laten nakijken om een plotse daling van de bloeddruk bij te snel rechtkomen op te sporen 08. De ogen (het zicht) laten controleren 09. Geen maatregelen genomen TR13.
Van wie kreeg u advies omtrent het vermijden van valpartijen? (Meerdere antwoorden mogelijk – antwoordkaart werd aan de respondent getoond) 01. Niemand 02. De huisarts 03. De kinesitherapeut 04. De verpleegkundige 05. De ergotherapeut 06. Familie of vrienden 07. Andere
3. INDICATOREN Ongevallen De indicatoren voor dit rapport beogen een schatting te maken van het aantal slachtoffers van een ongeval en van het type ongeval (naargelang de plaats van gebeuren: in het verkeer, op het werk, op school, thuis of tijdens de vrije tijd). Personen bij wie het ongeval niet tot medische zorg heeft geleid (zie vraag TR08) worden niet opgenomen in de indicatoren. Daarnaast wordt er per type ongeval nagegaan hoe lang het heeft geduurd voor het slachtoffer weer zijn/haar dagelijkse activiteiten kon opnemen. De volgende vier indicatoren zijn afgeleid van de vragen TR07 (type ongeval) en TR08 (medische zorg nodig: opname in een ziekenhuis/andere gezondheidsvoorziening of van een dokter/verple(e)g(st)er). Per indicator kan de noemer verschillen. De gerapporteerde percentages omschrijven het aantal slachtoffers van een gegeven type ongeval (teller) in een populatie (noemer). Indien de noemer niet specifiek wordt vermeld, dan heeft deze betrekking op de totale populatie. Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een verkeersongeval waarvoor medische zorg nodig was
TR_2
Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval thuis waarvoor medische zorg nodig was
TR_3
Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval tijdens de vrije tijd waarvoor medische zorg nodig was
TR_4
Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval op het werk waarvoor medische zorg nodig was
TR_5
Percentage van de bevolking (0-64 jaar) dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval op school waarvoor medische zorg nodig was. De cijfers van deze indicator worden niet in de gedetailleerde tabellen weergegeven gezien de zeer kleine aantallen.
TR_6
Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was
ONGEVALLEN | 3. Indicatoren
TR_1
TR_7
Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of andere gezondheidsvoorziening betrof
179
Uit deze vijf indicatoren komen twee indicatoren voort die een beeld geven over ongevallen in het algemeen.
Tot slot geven de volgende indicatoren een indicatie over de duur voordat iemand de normale dagelijkse activiteiten kon hervatten en dit per type ongeval (niet in tabellen weergegeven en alleen besproken op niveau van het ganse land): TR090101_2-TR090501_2 Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij pas na een week de normale dagelijkse activiteiten weer konden worden opgenomen
Valincidentie bij ouderen De volgende drie indicatoren geven een beeld van de valincidentie (vraag TR10) en de frequentie van het vallen (vraag TR11) bij ouderen (65 jaar en ouder) in de 12 maanden voorafgaand aan het interview: TR10_1 Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden TR11_1 Gemiddelde frequentie van vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden TR11_2 Verdeling van de bevolking van 65 jaar en ouder volgens het aantal vallen in de afgelopen 12 maanden Indien de persoon heeft aangegeven te zijn gevallen in deze periode, wordt er nagegaan of er preventiemaatregelen zijn genomen (niet in tabellen weergegeven en alleen besproken op niveau van het ganse land):
ONGEVALLEN | 3. Indicatoren
TR12XX_1
Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden en dat onlangs de volgende maatregel heeft genomen om valpartijen in de toekomst te voorkomen: 01. Kracht- en evenwichtsoefeningen (enkele voorbeelden van dergelijke oefeningen zijn het heffen en strekken van de benen, op de tenen staan, lichte sporten uitvoeren zoals wandelen, fietsen, zwemmen, turnen in groep, tai chi of dansen) 02. Thuissituatie veiliger gemaakt (bijvoorbeeld handvaten aan WC of badkamer aangebracht, verlichting verbeterd, glijdende tapijten vastgelegd of weggenomen, etc.) 03. Schoenen aangepast (bijvoorbeeld stevige schoenen dragen, aangepaste zool dragen in de schoenen) 04. Dagelijkse inname van vitamine D 05. Dagelijkse inname van calcium 06. Medicatie die het risico verhoogt – zoals bijvoorbeeld sommige slaappillen – laten controleren 07. Bloeddruk laten nakijken om een plotse daling van de bloeddruk bij te snel rechtkomen op te sporen 08. De ogen (het zicht) laten controleren
180
09. Geen maatregelen genomen TR13XX_1 Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden en advies kreeg omtrent het vermijden van valpartijen van de volgende persoon: 10. Niemand 11. De huisarts 12. De kinesitherapeut 13. De verpleegkundige 14. De ergotherapeut 15. Familie of vrienden 16. Andere
4. RESULTATEN 4.1. ONGEVALLEN WAARVOOR MEDISCHE ZORG NODIG WAS EN DE VERSCHILLENDE TYPES ONGEVALLEN 4.1.1. BELGIË In België verklaart 7% van de bevolking dat ze in de 12 maanden voorafgaand aan het interview verwond werd door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was. De medische zorg was in 56% een opname in een ziekenhuis of een andere gezondheidsvoorziening terwijl er in 44% geen opname nodig was, maar wel een dokter of verpleegster werd geraadpleegd.
Analyse volgens leeftijd en geslacht Bij mannen is het risico op een ongeval waarvoor medische nodig was, groter (8%) dan bij vrouwen (6%) en dit verschil is significant na correctie voor leeftijd. Na correctie voor geslacht, is het percentage ongevallen waarvoor medische zorg nodig was in de leeftijdsgroepen van 15-24 jaar (circa 10%) en 75 jaar en ouder (9%) significant hoger dan in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar (6%). De leeftijdsverdeling volgens geslacht (Figuur 1) geeft aan dat in de leeftijdsgroep van 35-44 jaar mannen (8%) twee keer vaker verwond werden door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was dan vrouwen (4%). Figuur 1 | Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
In 1,1% betrof het een verkeersongeval, in 2,1% een ongeval thuis, in 2,5% een ongeval tijdens de vrije tijd, in 2,9% een ongeval op het werk en in 0,8% een ongeval op school. Een deel van de bevolking heeft dus verschillende ongevallen gehad. In geval van een verkeersongeval kon 33% van de slachtoffers pas na een week (of meer) weer de dagelijkse activiteiten opnemen, voor een ongeval thuis was dit 48%, voor een ongeval tijdens de vrije tijd 39%, voor een ongeval op het werk 36% en een ongeval op school 11%.
181
Verschillen tussen mannen en vrouwen kunnen alleen worden waargenomen bij ongevallen tijdens de vrije tijd waarvoor medische zorg nodig was: het percentage is nl. hoger voor mannen (3,3%) dan voor vrouwen (1,6%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Leeftijdsverschillen worden waargenomen voor verkeersongevallen (hoger in de leeftijdsgroep van 25-34 jaar (2,2%) dan in de leeftijdsgroep
van 0-14 jaar (0,5%)), ongevallen thuis (hoger in de leeftijdsgroepen van 55-64 jaar (3,0%) en 75 jaar en ouder (7,6%) dan in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar (1,0%)) en ongevallen tijdens de vrije tijd (hoger in de leeftijdsgroepen van 15-24 jaar (5,8%) en 25-34 jaar (3,2%) dan in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar (1,7%)), significante verschillen na correctie voor geslacht (Figuur 2-4). Wanneer we ons voor ongevallen op school waarvoor medische zorg nodig was alleen toespitsen op specifieke leeftijdsgroepen (6-11 jaar, 12-18 jaar en 19-24 jaar – N=49), dan is de verdeling als volgt: 53% in de leeftijdsgroep van 6-11 jaar, 39% in de leeftijdsgroep van 12-18 jaar en 8% in de leeftijdsgroep van 19-24 jaar.
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Figuur 2 | Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een verkeersongeval waarvoor medische zorg nodig was, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013
182
Figuur 3 | Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval thuis waarvoor medische zorg nodig was, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013
Figuur 5 | Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval op het werk waarvoor medische zorg nodig was, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Figuur 4 | Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval tijdens de vrije tijd waarvoor medische zorg nodig was, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013
183
Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Het percentage personen dat een ongeval meldt waarvoor medische zorg nodig was, varieert niet volgens het opleidingsniveau, ook niet na correctie voor leeftijd en geslacht. Wel zijn er verschillen volgens opleidingsniveau voor wat betreft de ernst van de medische zorg m.b.t. het ongeval. Zo is het percentage mensen dat opgenomen werd in het ziekenhuis hoger bij de laagst opgeleiden (78%) dan bij de hoogst opleiden (48%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht.
Er worden wel, na correctie voor leeftijd en geslacht, significante verschillen waargenomen volgens urbanisatiegraad voor wat deze indicator betreft. Het percentage personen dat een ongeval waarvoor medische zorg nodig was meldt, ligt hoger bij inwoners van halfstedelijke gebieden (9%) dan bij inwoners van landelijke gebieden (6%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. Dergelijke verschillen worden specifiek waargenomen voor ongevallen tijdens de vrije tijd waarvoor medische zorg nodig was: hoger bij inwoners van halfstedelijke gebieden (3,5%) dan bij inwoners van landelijke gebieden (1,8%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht.
Evolutie over de tijd Het percentage personen dat een ongeval meldt waarvoor medische zorg nodig was, is hoger in 2013 (7%) dan in 2008 (6%) (Figuur 6). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht.
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Figuur 6 | Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013
184
Voor verkeersongevallen en ongevallen op het werk zijn er, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significante verschillen ten opzichte van 2008. Voor de andere types ongevallen is de prevalentie alleen beschikbaar voor 2013 (dus geen vergelijking over de jaren mogelijk) of gaat het om hele kleine aantallen.
4.1.2. GEWESTEN De prevalentie van personen die een ongeval melden waarvoor medische zorg nodig was, verschilt naargelang het gewest: na correctie voor leeftijd en geslacht is dit percentage in het Vlaams Gewest (8%) significant hoger dan in het Brussels en het Waals Gewest (beide 6%). Wel is het percentage van de ongevallen met medische zorg, waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of een andere gezondheidsvoorziening betrof, lager in het Vlaams Gewest (45%) dan in het Brussels (74%) en het Waals Gewest (77%), significante verschillen na correctie voor leeftijd en geslacht. Een significant verschil (na correctie voor leeftijd en geslacht) tussen het Vlaams Gewest (2,9%) en het Waals Gewest (1,7%) wordt specifiek waargenomen voor ongevallen tijdens de vrije tijd waarvoor medische zorg nodig was.
Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest verklaart 8% van de bevolking een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de 12 maanden voorafgaand aan het interview. Zowel wat de leeftijds- als de geslachtsverdeling betreft, worden er geen significante verschillen (na correctie voor geslacht of leeftijd) vastgesteld (Figuur 7), dit in tegenstelling tot het ganse land. Ook zijn er geen significante verschillen (na correctie voor leeftijd en geslacht) op niveau van de opleiding zoals voor het ganse land. Er zijn geen significante verschillen (na correctie voor leeftijd en geslacht) volgens de urbanisatiegraad, dit in tegenstelling tot het ganse land. Tot slot is het percentage ongevallen waarvoor medische zorg nodig was in de 12 maanden voorafgaand aan het interview, zoals voor het ganse land, hoger in 2013 (8%) dan in 2008 (6%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. Figuur 7 | Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Vlaams Gewest
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Gezien de kleine aantallen per type ongeval, worden deze specifieke ongevallen niet verder in detail besproken volgens gewest. Alleen de indicator m.b.t. ongevallen in het algemeen, waarvoor medische zorg nodig was, zal op regionaal niveau gerapporteerd worden.
185
Brussels Gewest In het Brussels Gewest verklaart 6% van de bevolking een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de 12 maanden voorafgaand aan het interview. Zowel wat de leeftijds- als de geslachtsverdeling betreft, worden er geen significante verschillen (na correctie voor geslacht of leeftijd) vastgesteld (Figuur 8), dit in tegenstelling tot het ganse land. Ook zijn er geen significante verschillen (na correctie voor leeftijd en geslacht) op niveau van de opleiding zoals voor het ganse land. In tegenstelling tot het ganse land, is het percentage ongevallen waarvoor medische zorg nodig was in de 12 maanden voorafgaand aan het interview hetzelfde (na correctie voor leeftijd en geslacht) als in 2008 (6%).
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Figuur 8 | Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Brussels Gewest
186
Waals Gewest In het Waals Gewest verklaart 6% van de bevolking een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de 12 maanden voorafgaand aan het interview. Er worden geen significante verschillen (na correctie voor leeftijd) tussen vrouwen en mannen waargenomen, dit in tegenstelling tot het ganse land. Wel varieert de prevalentie volgens leeftijd, maar lichtjes anders dan voor het ganse land (Figuur 9): het percentage is, na correctie voor geslacht, significant hoger in de leeftijdsgroep van 45-54 jaar (7%) en 75 jaar en ouder (12%) dan in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar (4%). Ook zijn er geen significante verschillen (na correctie voor leeftijd en geslacht) op niveau van de opleiding zoals voor het ganse land. Er zijn geen significante verschillen (na correctie voor leeftijd en geslacht) volgens de urbanisatiegraad, dit in tegenstelling tot het ganse land. In tegenstelling tot het ganse land, is het percentage ongevallen waarvoor medische zorg nodig was in de 12 maanden voorafgaand aan het interview in 2013, na correctie voor leeftijd en geslacht, niet significant verschillend van het percentage in 2008 (5%).
Figuur 9 | Percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maanden verwond werd door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Waals Gewest
4.2.1. BELGIË Eén op vijf personen (20%) van 65 jaar en ouder is in de 12 maanden voorafgaand aan het interview gevallen. De gemiddelde frequentie van vallen bij deze bevolking in deze tijdsperiode is 2 keer.
Analyse volgens leeftijd en geslacht In tegenstelling tot 2008, waarbij het percentage vrouwen dat was gevallen twee keer hoger was dan het percentage mannen, wordt er in 2013 geen significant verschil (na correctie voor leeftijd) tussen vrouwen (19%) en mannen (21%) vastgesteld. De gemiddelde frequentie van vallen is dezelfde voor vrouwen als voor mannen. In de leeftijdsgroep van 65-74 jaar is 15% minstens één keer gevallen in de 12 maanden voorafgaand aan het interview. Bij de 75-plussers stijgt dit percentage tot 26%, dat is één op vier ouderen in deze leeftijdsgroep. Het verschil tussen deze twee leeftijdsgroepen is, na correctie voor geslacht, significant (Figuur 10). In tegenstelling tot 2008, neemt de gemiddelde frequentie van vallen bij ouderen niet significant (na correctie voor geslacht) toe met de leeftijd (zowel gemiddeld 2 keer in de leeftijdsgroep van 65-74 jaar als in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder).
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
4.2. VALINCIDENTIE BIJ OUDEREN
187
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Figuur 10 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013
188
Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Het percentage personen van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de 12 maanden voorafgaand aan het interview is hoger bij diegenen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs (24%) dan bij diegenen met een diploma lager secundair (17%) en diegenen met een diploma hoger onderwijs (16%), significante verschillen na correctie voor leeftijd en geslacht. Er zijn geen significante verschillen volgens opleidingsniveau wat de gemiddelde frequentie van vallen betreft. Ook worden er voor deze indicator verschillen volgens urbanisatiegraad waargenomen. Ouderen wonende in stedelijke gebieden (24%) geven vaker aan te zijn gevallen in de 12 maanden voorafgaand aan het interview dan ouderen wonende in halfstedelijke en landelijke gebieden (beide 17%), significante verschillen na correctie voor leeftijd en geslacht. Bij inwoners van landelijke gebieden ligt de gemiddelde frequentie van vallen lager (1 keer) dan bij inwoners van stedelijke (2 keer) en halfstedelijke gebieden (3 keer), significante verschillen na correctie voor leeftijd en geslacht.
Evolutie over de tijd Na correctie voor leeftijd en geslacht worden er geen significante verschillen tussen 2008 (24%) en 2013 (20%) vastgesteld voor wat de valincidentie bij ouderen betreft (Figuur 11). De gemiddelde frequentie van vallen in 2013 (2 keer) is, na correctie voor leeftijd en geslacht, niet significant verschillend van de gemiddelde frequentie in 2008 (3 keer).
Preventiemaatregelen Bijna de helft (49%) van de bevolking van 65 jaar en ouder die gevallen is in de 12 maanden voorafgaand aan het interview heeft geen maatregelen genomen om valpartijen in de toekomst te vermijden. Het percentage mannen (61%) dat geen maatregelen neemt is hoger dan het percentage vrouwen (40%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. De top drie van genomen maatregelen is (Tabel 1): thuissituatie veiliger maken (22%, waarbij vrouwen (28%) significant meer dan mannen (13%)), bloeddruk laten nakijken (16%) en kracht- en evenwichtsoefeningen (15%). Tabel 1 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden en dat onlangs de volgende maatregelen genomen heeft om valpartijen in de toekomst te voorkomen, Gezondheidsenquête, België, 2013 Maatregel
% totaal
% vrouwen
% mannen
Geen maatregelen genomen
48,7
39,5
60,7
Thuissituatie veiliger gemaakt
21,8
28,5
13,0
Bloeddruk laten nakijken
15,6
18,0
12,6
Kracht- en evenwichtsoefeningen
14,8
16,2
13,0
Schoenen aangepast
12,9
15,7
9,2
De ogen (het zicht) laten controleren
8,9
11,6
5,3
Dagelijkse inname van calcium
8,8
12,8
3,4
Dagelijkse inname van vitamine D
7,6
10,6
3,8
Medicatie die het valrisico verhoogt laten controleren
4,9
7,6
1,5
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Figuur 11 Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013
189
45% van de bevolking van 65 jaar en ouder die gevallen is in de 12 maanden voorafgaand aan het interview kreeg van niemand advies omtrent het vermijden van valpartijen in de toekomst. Het percentage mannen (52%) dat van niemand advies kreeg, is hoger dan het percentage vrouwen (38%), een significant verschil na correctie voor leeftijd. Het percentage dat van niemand advies kreeg neemt af met de leeftijd: 56% in de leeftijdsgroep van 65-74 jaar en 37% in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder, een significant verschil na correctie voor geslacht. De top drie van de personen van wie ze advies kregen is (Tabel 2): de huisarts (35%, met een significant hoger percentage in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder (42%) dan in de leeftijdsgroep van 65-74 jaar (24%)), familie of vrienden (18%, met ook een significant hoger percentage in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder (22%) dan in de leeftijdsgroep van 65-74 jaar (12%), alsook bij diegenen met geen diploma of slechts een diploma lager onderwijs (30% in vergelijking met 9% bij diegenen met een diploma hoger secundair en 9% met een diploma hoger onderwijs)) en de kinesitherapeut (10%). Tabel 2 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden en advies kreeg omtrent het vermijden van valpartijen van de volgende persoon, Gezondheidsenquête, België, 2013
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Advies van …
190
% totaal
% vrouwen
% mannen
niemand
44,7
37,6
51,8
de huisarts
35,4
40,0
29,3
familie of vrienden
18,4
21,5
14,2
de kinesitherapeut
9,8
12,2
6,6
de verpleegkundige
9,2
11,8
5,8
andere
5,4
7,1
4,1
de ergotherapeut
1,1
0,0
2,0
4.2.2. REGIO’S De valincidentie bij ouderen is in het Brussels Gewest (28%) hoger dan in het Vlaams en het Waals Gewest (beide 19%), significante verschillen na correctie voor leeftijd en geslacht. Er zijn geen regionale verschillen (na correctie voor leeftijd en geslacht) wat de gemiddelde frequentie van vallen betreft.
Vlaams Gewest De geslachts- en leeftijdsverdeling van de valincidentie bij ouderen in het Vlaams Gewest komt overeen met die voor het ganse land (Figuur 12). Er worden hier, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen verschillen volgens opleidingsniveau en urbanisatiegraad waargenomen, dit in tegenstelling tot het ganse land. Er is zoals voor het ganse land, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significant verschil tussen de valincidentie bij ouderen in 2008 (20%) en 2013 (19%).
Brussels Gewest In het Brussels Gewest zijn er, zoals voor het ganse land, geen significante verschillen (na correctie voor leeftijd) tussen vrouwen en mannen wat de valincidentie bij ouderen betreft. In tegenstelling tot het ganse land zijn er ook geen significante verschillen (na correctie voor geslacht) tussen de leeftijdsgroep van 65-74 jaar en 75 jaar en ouder (Figuur 13). Ook worden er, zoals voor het ganse land, significante verschillen (na correctie voor leeftijd en geslacht) volgens opleidingsniveau waargenomen: de valincidentie bij ouderen is twee keer zo hoog bij diegenen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs (40%) dan bij diegenen met een diploma hoger onderwijs (20%). Er is zoals voor het ganse land, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen significant verschil tussen de valincidentie bij ouderen in 2008 (31%) en 2013 (27%). Figuur 13 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Brussels Gewest
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Figuur 12 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Vlaams Gewest
191
Waals Gewest De geslachts- en leeftijdsverdeling van de valincidentie bij ouderen in het Waals Gewest komt overeen met die voor het ganse land (Figuur 14). Zoals voor het ganse land, worden er significante verschillen (na correctie voor leeftijd en geslacht) volgens opleidingsniveau waargenomen: de valincidentie bij ouderen is hoger bij diegenen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs (27%) dan bij diegenen met een diploma lager secundair en bij diegenen met een diploma hoger secundair (beide 14%). Er worden hier, na correctie voor leeftijd en geslacht, geen verschillen volgens urbanisatiegraad waargenomen, dit in tegenstelling tot het ganse land. Ook verschillend van het ganse land en de twee andere gewesten is dat de valincidentie bij ouderen in 2013 (18%) lager is dan in 2008 (25%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht.
ONGEVALLEN | 4. Resultaten
Figuur 14 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 – Waals Gewest
192
5. BESPREKING De voornaamste doelstelling van dit onderdeel is het ter beschikking stellen van informatie over de omvang, de ernst en de gevolgen van ongevallen bij de algemene bevolking, alsook over de valincidentie bij ouderen in België. De gegevens verzameld door middel van een enquête hebben hun beperkingen: vooreerst omdat het gaat om zelfgerapporteerde gegevens en in de tweede plaats omdat verwezen wordt naar een herinneringsperiode van 12 maanden wat een geheugenbiais met zich mee kan brengen, wat kan leiden tot een onderschatting van de reële prevalentie.
De resultaten van de ‘Verkeersveiligheidbarometer’2 van het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid (BIVV) geven aan dat de verkeersveiligheid in 2012 significant verbeterd is in ons land. Deze verbetering is het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van verschillende actoren (de politie, de wegbeheerder, de autoconstructeur, BIVV,…) om de verkeersveiligheid te verbeteren. Toch blijft België nog de slechtste student van Europa wat het aantal verkeersdoden (per miljoen inwoners) betreft, waardoor er nog inspanningen nodig zijn om het Europees gemiddelde te halen. Blijvende aandacht voor de verkeersveiligheid is dus een must, zeker bij de jongvolwassenen. Internationaal onderzoek toont aan dat 42% van de zwaargewonde fietsers een hoofd- en/of hersenletsel heeft. Drie kwart van hen raakte gewond in een ongeval zonder gemotoriseerd verkeer. Bij jonge kinderen (0-5 jaar) stijgt dit zelfs tot negen op de tien. Als alle fietsers een helm zouden dragen, kan het aantal zwaargewonden met 42% worden verminderd. Uit dit onderzoek leidt Touring af dat er in België per jaar 431 fietsers niet zwaargewond raken als iedereen een fietshelm droeg3. Uit cijfers van het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO)4 blijkt dat ook het aantal arbeidsongevallen is gedaald tussen 1985 en 2012. De daling kan o.a. verklaard worden door het verdwijnen van een aantal gevaarlijke beroepssectoren zoals de mijnbouw en de metaalverwerking, maar ook door een betere preventie. De economische crisis zou hier ook een rol in kunnen spelen5. Toch moet men blijven inspanningen leveren voor meer veiligheid op het werk. Bij de preventie van ongevallen thuis moet de aandacht vooral gaan naar kinderen en ouderen. Volgens het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) zijn dit twee belangrijke doelgroepen. Ongevallenpreventie in de privésfeer (thuis en in de vrije tijd) heeft betrekking op een heel aantal thema’s: vallen, vergiftiging, brandwonden, CO-vergiftiging, verdrinking, speel-ongevallen, doehet-zelf-ongevallen, veiligheid in de jeugdlokalen en sport6. Daarnaast gebeuren er jaarlijks ongeveer
2 http://bivv.be/nl/pers/verkeersveiligheids-barometer 3 http://www.standaard.be/cnt/dmf20130712_00656410 4 http://www.faofat.fgov.be/site_nl/stats_etudes/stats_etudes.html 5 http://www.standaard.be/cnt/dmf20131212_00883684 6 http://www.vigez.be/rubrieken/zoek_op_onderwerp/de_aanpak_van_ongevallenpreventie.html
ONGEVALLEN | 5. Bespreking
Ongevallen 7% van de bevolking in België gaf aan in het jaar voorafgaand aan het interview verwond te zijn geweest door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was. In meer dan de helft van de gevallen (56%) waren de verwondingen zo ernstig dat een opname in het ziekenhuis of een andere gezondheidsvoorziening nodig was. Mannen lopen een hoger risico op een dergelijk ongeval dan vrouwen. Daarnaast zijn de jongvolwassenen en de 75-plussers een risicogroep. De verschillende types ongevallen variëren in functie van geslacht en/of leeftijd, wat gerelateerd kan worden aan de activiteiten eigen aan elke etappe in het leven. Ongevallen op school worden het vaakst vermeld in de leeftijdsgroep van 6-11 jaar. Daarnaast komen ongevallen in de vrije tijd meer voor bij mannen en in de leeftijdsgroep van 15-34 jaar. Verkeersongevallen pieken in de leeftijdsgroep van 25-34 jaar. Tot slot zijn ongevallen thuis, het meest frequent bij 75-plussers.
193
100.000 ongevallen op school7. Gezien kinderen veel van hun tijd hier doorbrengen, is ook preventie en bescherming op scholen (op de speelplaats, in de werkplaats of labo en in het klaslokaal) belangrijk8. Valincidentie bij ouderen Vallen bij ouderen is een ernstig en veelvoorkomend probleem, met soms nare gevolgen. Sommige ouderen moeten na een val opgenomen worden in een zorgcentrum of ziekenhuis. Bij anderen ontstaat veel angst om opnieuw te vallen, wat leidt tot onzekerheid bij de gewone, dagdagelijkse bezigheden. Volgens de Gezondheidsenquête 2013 is één op vijf 65-plussers (20%) - bij de 75-plussers is dit zelfs één op vier (26%) - minstens één keer gevallen in het jaar voorafgaand aan het interview. Volgens een Amerikaanse studie zou jaarlijks naar schatting 30% van de ouderen boven de 65 jaar vallen, en dit percentage zou ongeveer 50% bedragen bij ouderen boven de 85 jaar. Ongeveer één op tien van deze valpartijen resulteert in een heupfractuur of een ander ernstig letsel, dat vaak leidt tot functionele achteruitgang en overlijden. Het herstel van een val bij ouderen hangt vaak af van hun vroegere toestand. De functionele toestand voor de val is dus een belangrijke determinant van de functionele toestand na de val (5).
ONGEVALLEN | 5. Bespreking
Gezien de hoge prevalentie is preventie geen overbodige luxe. De Gezondheidsenquête 2013 toont aan dat bijna de helft van de ouderen die zijn gevallen geen maatregelen heeft genomen om valpartijen in de toekomst te vermijden. De populairste maatregelen die werden genomen zijn de thuissituatie veiliger maken, de bloeddruk laten nakijken en kracht- en evenwichtsoefeningen doen. Ook heeft een groot percentage van deze ouderen (45%) van niemand advies gekregen. De personen van wie ze het vaakst advies krijgen zijn de huisarts, familie of vrienden en de kinesitherapeut.
194
Veel valpartijen vinden in de woning plaats. Het huis kan een stuk veiliger gemaakt worden dankzij een aantal kleine aanpassingen, zoals geen matten of tapijten (ofwel ze goed bevestigen), aandacht voor de trap (goede verlichting, antisliplaag, leuning,…), badkamer (antislipmatten in bad of douche, geen moeilijke instap, handgrepen,…). Aangepast schoeisel dragen kan ook helpen om valpartijen te voorkomen9. Daarnaast zijn er ook medische factoren die het risico op vallen verhogen, nl. bloeddrukval, zwakke spieren, evenwichtsstoornissen en het nemen van medicatie (6). Bovendien is het ook belangrijk om het zicht te laten nakijken en op te letten met geneesmiddelen (bespreken met huisarts)9. Studies tonen aan dat de inname van vitamine D, eventueel in combinatie met calcium, een gunstig effect op vallen heeft (7-10). Ook lichaamsbeweging en fysiotherapie worden aangeraden om het risico op vallen bij mensen van 65 jaar en ouder te verlagen (7). Zo zou stijldansen het evenwicht verbeteren en het risico op vallen bij ouderen verminderen. Dergelijke activiteit zou gunstig kunnen zijn voor sedentaire ouderen wonende in een rusthuis, daar er in een rusthuis vaak minder gelegenheid voor lichaamsbeweging is. Dansen is een manier om toch te kunnen bewegen. Lichaamsbeweging is belangrijk omdat het de musculoskeletale structuren verstevigd (11). Tot slot gaat ouder worden vaak gepaard met dikker worden (12). Een Australische studie heeft aangetoond dat overgewicht het risico op vallen bij ouderen doet toenemen. Waarschijnlijk is dit te wijten aan een verminderde perifere waarneming, algemene lichamelijke zwakheid en instabiliteit wanneer men recht staat of wandelt. Ook hier is meer bewegen de boodschap (13).
7 http://www.vlaanderen.be/nl/onderwijs-en-wetenschap/op-school/gezondheid-welzijn-en-veiligheid-op-school/ schoolverzekering-ongevallen-burgerlijke-aansprakelijkheid-en-rechtsbijstand-voor-leerkrachten-en 8 http://www.ond.vlaanderen.be/welzijn/Convent%20-%20Preventie%20en%20Bescherming%20in%20het%20 Vlaams%20Onderwijs.pdf 9 http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=13600&utm_medium=artikel&utm_ source=standaard&utm_campaign=crosspromo&utm_term=hp-oranje
(1) Peden M, McGee K, Krug E. Injury: a leading cause of the global burden of disease, 2000. Geneva: World Health Organization; 2002. (2) Krug EG, Dahlberg LL, Mercy J, Zwi A, Lozano R, eds. World report on violence and health. Geneva: World Health Organisation; 2002. Report No.: ISBN 92 4 154 561 5. (3) Devroey D, Van Casteren V, Vranckx R. Accidents domestiques nécessitant l’intervention du médecin généraliste. Enregistrement du réseau des médecins vigies en 1995 et 1996. Bruxelles: Institut Scientifique de la Santé Publique, Section d’Epidémiologie; 2001. Report No.: IPH/EPI REPORTS N° 2001 - 005. (4) World Health Organisation. Health21: the Health for All policy framework for European Region. Copenhagen; 1999. Report No.: 6. (5) Gill TM, Murphy TE, Gahbauer EA, Allore HG. The course of disability before and after a serious fall injury. JAMA Intern Med 2013 Oct 28;173(19):1780-6. (6) Tinetti ME, Speechley M. Prevention of falls among the elderly. N Engl J Med 1989 Apr 20;320(16):1055-9. (7) Moyer VA. Prevention of falls in community-dwelling older adults: U.S. Preventive Services Task Force recommendation statement. Ann Intern Med 2012 Aug 7;157(3):197-204. (8) Brunner D, Dunbar-Jacob J, LeBoff MS, Granek I, Bowen D, Snetselaar LG, et al. Predictors of Adherence in the Women’s health Initiative Calcium and Vitamin D Trial. Behav Med 2009;34(4):145-55. (9) Murad MH, Elamin KB, Abu Elnour NO, Elamin MB, Alkatib AA, Fatourechi MM, et al. Clinical review: The effect of vitamin D on falls: a systematic review and meta-analysis. J Clin Endocrinol Metab 2011 Oct;96(10):29973006. (10) Bischoff-Ferrari HA, Willett WC, Wong JB, Stuck AE, Staehelin HB, Orav EJ, et al. Prevention of nonvertebral fractures with oral vitamin D and dose dependency: a meta-analysis of randomized controlled trials. Arch Intern Med 2009 Mar 23;169(6):551-61. (11) da Silva Borges EG, de Souza Vale RG, Cader SA, Leal S, Miguel F, Pernambuco CS, et al. Postural balance and falls in elderly nursing home residents enrolled in a ballroom dancing program. Arch Gerontol Geriatr 2014 Sep;59(2):312-6. (12) Drieskens S. Gezondheidsenquête 2013. Rapport 2: Gezondheidsgedrag en leefstijl - Voedingsstatus. Brussel: WIV-ISP; 2014. Report No.: D/2014/2505/69. (13) Mitchell RJ, Lord SR, Harvey LA, Close JCT. Associations between obesity and overweight and fall risk, health status and quality of life in older people. Australian and New Zealand Journal of Public Health 2014;38(1):13-8.
ONGEVALLEN | 6. Bibliografie
6. BIBLIOGRAFIE
195
Tabel 1 |
Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden en dat onlangs de volgende maatregelen genomen heeft om valpartijen in de toekomst te voorkomen, Gezondheidsenquête, België, 2013 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Tabel 2 |
Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden en advies kreeg omtrent het vermijden van valpartijen van de volgende persoon, Gezondheidsenquête, België, 2013 . . . . . . . . 190
Tabel 3 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de afgelopen 12 maanden, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Tabel 4 |
Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of andere gezondheidsvoorziening betrof, België . . . . . 202
Tabel 5 |
Percentage van de bevolking verwond door een verkeersongeval in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, België . . . . . . . . . . . . . . 203
Tabel 6 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval thuis in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, België . . . . . . . . . . . . . . 204
Tabel 7 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval tijdens de vrije tijd in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, België . . . . . 205
Tabel 8 |
Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) verwond door een ongeval op het werk in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
Tabel 9 |
Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Tabel 10 |
Gemiddelde frequentie van vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Tabel 11 |
Verdeling van het aantal vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Tabel 12 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . 210
Tabel 13 |
Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of andere gezondheidsvoorziening betrof, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Tabel 14 |
Percentage van de bevolking verwond door een verkeersongeval in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Vlaams Gewest . . . . . 212
Tabel 15 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval thuis in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Vlaams Gewest . . . . . 213
Tabel 16 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval tijdens de vrije tijd in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
7. TABELLEN
197
ONGEVALLEN | 7. Tabellen 198
Tabel 17 |
Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) verwond door een ongeval op het werk in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Tabel 18 |
Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Tabel 19 |
Gemiddelde frequentie van vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Tabel 20 |
Verdeling van het aantal vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
Tabel 21 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest . . . . . . . . . 219
Tabel 22 |
Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of andere gezondheidsvoorziening betrof, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
Tabel 23 |
Percentage van de bevolking verwond door een verkeersongeval in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Brussels Gewest . . . . 221
Tabel 24 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval thuis in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Brussels Gewest . . . . 222
Tabel 25 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval tijdens de vrije tijd in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Tabel 26 |
Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) verwond door een ongeval op het werk in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
Tabel 27 |
Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
Tabel 28 |
Gemiddelde frequentie van vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Tabel 29 |
Verdeling van het aantal vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
Tabel 30 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest . . . . . . . . . . . 228
Tabel 31 |
Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of andere gezondheidsvoorziening betrof, Waals Gewest229
Tabel 32 |
Percentage van de bevolking verwond door een verkeersongeval in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Waals Gewest . . . . . . . 230
Tabel 33 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval thuis in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Waals Gewest . . . . . . . 231
Tabel 34 |
Percentage van de bevolking verwond door een ongeval tijdens de vrije tijd in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Waals Gewest232
Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) verwond door een ongeval op het werk in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
Tabel 36 |
Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234
Tabel 37 |
Gemiddelde frequentie van vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
Tabel 38 |
Verdeling van het aantal vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 35 |
199
TR_6 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
8,3
(7,1-9,4)
8,2
(7,1-9,4)
5231
Vrouwen
6,4
(5,5-7,2)
6,2
(5,4-7,1)
5597
0 - 14
6,0
(4,4-7,6)
5,9
(4,5-7,7)
1716
15 - 24
9,6
(7,0-12,1)
9,5
(7,2-12,3)
1151
25 - 34
8,5
(6,3-10,8)
8,5
(6,5-11,0)
1406
35 - 44
6,3
(4,7-7,9)
6,2
(4,8-7,9)
1522
45 - 54
7,7
(5,7-9,6)
7,6
(5,9-9,8)
1558
55 - 64
6,7
(4,8-8,6)
6,6
(4,9-8,8)
1450
65 - 74
4,9
(2,9-6,8)
4,9
(3,2-7,2)
1031
75 +
9,4
(6,9-11,9)
9,6
(7,4-12,4)
994
Lager/geen diploma
8,0
(5,8-10,2)
7,5
(5,6-10,0)
1130
Lager secundair
7,1
(5,2-9,0)
7,0
(5,3-9,1)
1490
Hoger secundair
7,3
(5,9-8,6)
7,1
(5,9-8,5)
3402
Hoger onderwijs
7,1
(6,0-8,2)
7,0
(6,1-8,2)
4681
Stedelijk gebied
6,9
(5,9-8,0)
6,8
(5,8-7,9)
5572
Halfstedelijk gebied
8,7
(7,1-10,2)
8,5
(7,1-10,2)
2299
Landelijk gebied
6,5
(5,3-7,7)
6,3
(5,2-7,6)
2957
Vlaams Gewest
8,1
(7,0-9,2)
7,9
(6,9-9,1)
3512
Brussels Gewest
6,4
(5,3-7,5)
6,2
(5,2-7,4)
3102
Waals Gewest
6,2
(5,2-7,2)
6,1
(5,1-7,2)
4214
2008
6,0
(5,4-6,6)
5,9
(5,3-6,5)
11170
2013
7,3
(6,6-8,0)
7,1
(6,4-7,9)
10828
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 3 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de afgelopen 12 maanden, België
201
Tabel 4 | Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of andere gezondheidsvoorziening betrof, België TR_7 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
Mannen
55,3
(48,0-62,5)
56,3
(48,7-63,6)
371
Vrouwen
57,8
(51,0-64,5)
56,1
(49,0-63,1)
355
0 - 14
44,8
(32,0-57,5)
44,7
(31,9-58,3)
99
15 - 24
58,1
(45,6-70,7)
58,1
(44,5-70,6)
101
25 - 34
55,6
(42,0-69,3)
55,6
(41,2-69,1)
106
35 - 44
54,7
(41,1-68,3)
54,7
(41,7-67,1)
99
45 - 54
51,1
(38,9-63,3)
51,1
(37,9-64,1)
103
55 - 64
65,8
(50,8-80,7)
65,8
(49,7-78,9)
85
65 - 74
62,7
(42,6-82,7)
62,7
(40,5-80,5)
51
75 +
66,4
(53,1-79,7)
66,4
(52,5-78,0)
82
Lager/geen diploma
78,5
(66,6-90,4)
78,2
(64,6-87,5)
83
Lager secundair
59,6
(45,2-74,1)
58,6
(43,5-72,2)
97
Hoger secundair
58,7
(48,8-68,7)
58,6
(48,2-68,2)
220
Hoger onderwijs
47,6
(40,0-55,1)
47,8
(40,2-55,4)
312
Stedelijk gebied
57,6
(49,7-65,4)
56,9
(48,8-64,6)
356
Halfstedelijk gebied
57,2
(47,6-66,9)
57,1
(46,8-66,8)
178
Landelijk gebied
53,3
(43,8-62,9)
54,0
(44,2-63,5)
192
Vlaams Gewest
44,6
(37,4-51,8)
44,0
(37,0-51,2)
272
Brussels Gewest
73,5
(66,4-80,6)
73,8
(65,9-80,4)
192
Waals Gewest
77,3
(70,8-83,7)
77,0
(69,6-83,0)
262
2013
56,4
(51,2-61,5)
202 Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
726
TR_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
1,1
(0,6-1,6)
1,0
(0,6-1,5)
5231
Vrouwen
1,1
(0,7-1,5)
1,0
(0,7-1,5)
5597
0 - 14
0,5
(0,0-1,0)
0,5
(0,2-1,5)
1716
15 - 24
1,2
(0,3-2,0)
1,2
(0,6-2,4)
1151
25 - 34
2,2
(0,8-3,7)
2,2
(1,2-4,2)
1406
35 - 44
1,2
(0,5-2,0)
1,2
(0,7-2,2)
1522
45 - 54
1,1
(0,3-1,9)
1,1
(0,5-2,3)
1558
55 - 64
0,8
(0,2-1,3)
0,8
(0,4-1,6)
1450
65 - 74
1,0
(0,0-2,3)
1,0
(0,3-3,3)
1031
75 +
0,8
(0,1-1,4)
0,8
(0,3-1,7)
994
Lager/geen diploma
1,0
(0,2-1,8)
1,1
(0,4-2,5)
1130
Lager secundair
1,1
(0,1-2,0)
1,0
(0,5-2,4)
1490
Hoger secundair
1,4
(0,7-2,1)
1,3
(0,8-2,1)
3402
Hoger onderwijs
0,8
(0,5-1,1)
0,7
(0,5-1,0)
4681
Stedelijk gebied
1,3
(0,8-1,7)
1,1
(0,8-1,6)
5572
Halfstedelijk gebied
1,1
(0,5-1,8)
1,0
(0,6-1,9)
2299
Landelijk gebied
0,8
(0,3-1,2)
0,7
(0,4-1,3)
2957
Vlaams Gewest
1,2
(0,7-1,7)
1,1
(0,7-1,7)
3512
Brussels Gewest
1,3
(0,8-1,7)
1,1
(0,7-1,6)
3102
Waals Gewest
0,8
(0,5-1,1)
0,7
(0,5-1,1)
4214
2008
1,2
(0,9-1,4)
1,0
(0,8-1,3)
11170
2013
1,1
(0,8-1,4)
1,0
(0,7-1,3)
10828
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 5 | Percentage van de bevolking verwond door een verkeersongeval in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, België
203
Tabel 6 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval thuis in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, België TR_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
1,9
(1,4-2,5)
1,7
(1,2-2,3)
5231
Vrouwen
2,3
(1,8-2,8)
1,8
(1,4-2,3)
5597
0 - 14
1,0
(0,3-1,7)
1,0
(0,5-2,0)
1716
15 - 24
1,1
(0,3-1,9)
1,1
(0,5-2,3)
1151
25 - 34
1,1
(0,3-1,8)
1,1
(0,5-2,1)
1406
35 - 44
1,6
(0,7-2,4)
1,6
(0,9-2,7)
1522
45 - 54
1,8
(0,7-3,0)
1,8
(1,0-3,4)
1558
55 - 64
3,0
(1,7-4,3)
3,0
(2,0-4,6)
1450
65 - 74
1,9
(1,0-2,7)
1,9
(1,1-3,0)
1031
75 +
7,6
(5,2-9,9)
7,5
(5,5-10,2)
994
Lager/geen diploma
5,2
(3,4-7,1)
2,7
(1,7-4,3)
1130
Lager secundair
2,6
(1,5-3,7)
1,9
(1,2-2,9)
1490
Hoger secundair
1,8
(1,2-2,4)
1,6
(1,1-2,3)
3402
Hoger onderwijs
1,6
(1,0-2,1)
1,6
(1,1-2,3)
4681
Stedelijk gebied
2,1
(1,5-2,7)
1,8
(1,3-2,4)
5572
Halfstedelijk gebied
2,0
(1,3-2,7)
1,5
(1,0-2,3)
2299
Landelijk gebied
2,2
(1,5-3,0)
1,8
(1,3-2,6)
2957
Vlaams Gewest
2,1
(1,5-2,6)
1,6
(1,2-2,3)
3512
Brussels Gewest
1,6
(1,1-2,1)
1,4
(1,0-2,0)
3102
Waals Gewest
2,4
(1,7-3,0)
2,0
(1,5-2,6)
4214
2013
2,1
(1,7-2,5)
204 Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
10828
TR_3 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
3,3
(2,6-4,1)
3,0
(2,4-3,8)
5231
Vrouwen
1,6
(1,2-2,1)
1,5
(1,1-2,0)
5597
0 - 14
1,7
(0,8-2,5)
1,5
(0,9-2,5)
1716
15 - 24
5,8
(3,7-7,9)
5,4
(3,7-7,8)
1151
25 - 34
3,2
(1,8-4,7)
3,1
(1,9-4,8)
1406
35 - 44
1,8
(0,9-2,7)
1,7
(1,0-2,8)
1522
45 - 54
2,1
(1,2-3,1)
2,0
(1,3-3,2)
1558
55 - 64
2,2
(0,9-3,4)
2,0
(1,1-3,7)
1450
65 - 74
2,0
(0,7-3,3)
1,9
(1,0-3,6)
1031
75 +
1,1
(0,3-1,8)
1,1
(0,6-2,2)
994
Lager/geen diploma
1,4
(0,5-2,3)
1,4
(0,7-2,6)
1130
Lager secundair
2,0
(1,0-3,0)
1,8
(1,1-3,0)
1490
Hoger secundair
2,1
(1,4-2,9)
1,8
(1,2-2,5)
3402
Hoger onderwijs
3,0
(2,3-3,7)
2,6
(2,0-3,3)
4681
Stedelijk gebied
2,2
(1,6-2,8)
1,9
(1,5-2,5)
5572
Halfstedelijk gebied
3,5
(2,4-4,6)
3,0
(2,2-4,1)
2299
Landelijk gebied
1,8
(1,2-2,4)
1,5
(1,0-2,1)
2957
Vlaams Gewest
2,9
(2,2-3,6)
2,5
(2,0-3,2)
3512
Brussels Gewest
2,4
(1,7-3,2)
2,0
(1,4-2,8)
3102
Waals Gewest
1,7
(1,1-2,2)
1,4
(1,0-2,0)
4214
2013
2,5
(2,0-2,9)
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 7 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval tijdens de vrije tijd in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, België
10828
205 Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
Tabel 8 | Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) verwond door een ongeval op het werk in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, België TR_4 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
URBANISATIEGRAAD
206
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
3,6
(2,6-4,6)
3,7
(2,8-4,8)
2185
Vrouwen
2,1
(1,4-2,9)
2,2
(1,4-3,2)
2011
15 - 24
4,1
(1,0-7,3)
3,9
(1,8-8,4)
217
25 - 34
2,8
(1,6-4,0)
2,7
(1,8-4,2)
1035
35 - 44
2,4
(1,4-3,5)
2,3
(1,5-3,5)
1197
45 - 54
3,5
(2,1-5,0)
3,4
(2,2-5,1)
1158
55 - 64
2,3
(0,7-3,8)
2,2
(1,1-4,3)
589
Lager/geen diploma
2,1
(0,0-4,7)
1,9
(0,6-6,1)
142
Lager secundair
5,1
(1,8-8,4)
4,7
(2,5-8,5)
383
Hoger secundair
3,2
(2,1-4,4)
3,0
(2,1-4,3)
1355
Hoger onderwijs
2,4
(1,6-3,2)
2,4
(1,6-3,6)
2301
Stedelijk gebied
2,5
(1,6-3,4)
2,4
(1,6-3,5)
2032
Halfstedelijk gebied
4,0
(2,5-5,5)
3,9
(2,6-5,8)
964
Landelijk gebied
2,4
(1,5-3,4)
2,3
(1,5-3,5)
1200
Vlaams Gewest
3,0
(2,1-3,9)
2,9
(2,0-4,0)
1502
Brussels Gewest
2,5
(1,4-3,6)
2,4
(1,5-3,9)
1109
Waals Gewest
3,0
(1,8-4,1)
2,9
(1,9-4,2)
1585
2008
3,3
(2,6-4,0)
3,2
(2,5-4,0)
3940
2013
2,9
(2,3-3,6)
2,9
(2,3-3,7)
4196
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
Tabel 9 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, België
GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
Mannen
20,7
(17,0-24,4)
20,8
(17,3-24,8)
891
Vrouwen
20,0
(17,0-23,0)
19,0
(16,2-22,1)
1134
65 - 74
14,9
(12,0-17,8)
14,8
(12,2-17,9)
1031
75 +
25,7
(22,0-29,3)
25,8
(22,3-29,6)
994
Lager/geen diploma
26,5
(21,5-31,5)
24,3
(19,8-29,5)
519
Lager secundair
16,9
(12,2-21,6)
16,4
(12,3-21,5)
399
Hoger secundair
19,7
(15,1-24,3)
19,6
(15,4-24,5)
513
Hoger onderwijs
16,4
(12,1-20,6)
17,3
(13,3-22,3)
566
Stedelijk gebied
24,4
(20,8-27,9)
23,7
(20,4-27,4)
986
Halfstedelijk gebied
17,5
(13,1-21,8)
16,9
(13,1-21,6)
474
Landelijk gebied
17,1
(12,5-21,6)
16,6
(12,6-21,6)
565
Vlaams Gewest
19,8
(16,6-23,0)
19,2
(16,2-22,6)
745
Brussels Gewest
28,0
(22,9-33,1)
27,5
(22,6-33,0)
426
Waals Gewest
19,3
(15,3-23,3)
18,8
(15,2-23,0)
854
2008
23,8
(20,9-26,6)
22,7
(20,0-25,6)
1779
2013
20,3
(18,0-22,7)
19,5
(17,2-21,9)
2025
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
TR10_1
207
Tabel 10 | Gemiddelde frequentie van vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, België TR11_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
VERBLIJFPLAATS
208
JAAR
Gemiddelde (Ruw)
95% BI gemid
Gemiddelde (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
2,2
(1,7-2,8)
2,2
(1,6-2,8)
156
Vrouwen
2,3
(1,8-2,7)
2,3
(1,8-2,7)
237
65 - 74
2,2
(1,7-2,8)
2,2
(1,7-2,7)
153
75 +
2,3
(1,8-2,7)
2,3
(1,8-2,7)
240
Lager/geen diploma
2,2
(1,7-2,7)
2,3
(1,7-2,9)
135
Lager secundair
3,1
(1,6-4,5)
3,1
(1,7-4,5)
74
Hoger secundair
2,0
(1,5-2,6)
2,0
(1,5-2,6)
96
Hoger onderwijs
1,9
(1,4-2,4)
1,9
(1,4-2,4)
81
Stedelijk gebied
2,3
(1,8-2,7)
2,3
(1,8-2,7)
234
Halfstedelijk gebied
2,9
(1,9-3,9)
2,9
(1,9-3,9)
73
Landelijk gebied
1,4
(1,1-1,6)
1,4
(1,1-1,6)
86
Vlaams Gewest
2,4
(1,9-3,0)
2,4
(1,9-2,9)
143
Brussels Gewest
2,3
(1,6-3,0)
2,3
(1,6-3,0)
112
Waals Gewest
1,9
(1,5-2,3)
1,9
(1,4-2,3)
138
2008
3,4
(1,9-4,8)
3,2
(1,9-4,5)
471
2013
2,2
(1,9-2,6)
2,1
(1,8-2,5)
393
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van lineair regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
Tabel 11 | Verdeling van het aantal vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, België
GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
VERBLIJFPLAATS
JAAR
1 keer
2-4 keren
5 keren of meer
Mannen
65,5
25,0
9,5
156
Vrouwen
57,2
31,1
11,6
237
65 - 74
63,2
22,9
13,9
153
75 +
59,4
31,7
8,9
240
Lager/geen diploma
57,5
31,2
11,3
135
Lager secundair
53,8
31,2
14,9
74
Hoger secundair
65,6
24,8
9,6
96
Hoger onderwijs
67,0
24,9
8,2
81
Stedelijk gebied
59,6
29,3
11,1
234
Halfstedelijk gebied
45,5
37,1
17,4
73
Landelijk gebied
81,4
16,5
2,1
86
Vlaams Gewest
55,4
33,8
10,9
143
Brussels Gewest
62,2
27,4
10,5
112
Waals Gewest
71,4
18,1
10,5
138
2008
52,8
37,2
10,0
471
2013
60,8
28,5
10,7
393
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
N
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
TR11_2
209
Tabel 12 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest TR_6 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
9,9
(8,1-11,7)
9,7
(8,1-11,6)
1686
Vrouwen
6,4
(5,1-7,7)
6,3
(5,1-7,7)
1826
0 - 14
7,5
(4,9-10,2)
7,3
(5,1-10,3)
521
15 - 24
11,9
(7,6-16,2)
11,5
(8,0-16,3)
332
25 - 34
10,7
(6,9-14,6)
10,6
(7,3-14,9)
396
35 - 44
6,3
(3,9-8,7)
6,1
(4,2-8,9)
519
45 - 54
8,3
(5,4-11,3)
8,2
(5,7-11,5)
505
55 - 64
7,3
(4,5-10,2)
7,1
(4,8-10,5)
494
65 - 74
4,4
(1,8-7,0)
4,3
(2,4-7,8)
368
75 +
8,2
(5,1-11,4)
8,4
(5,7-12,2)
377
Lager/geen diploma
9,4
(5,7-13,1)
10,0
(6,3-15,5)
307
Lager secundair
7,3
(4,2-10,4)
7,5
(4,8-11,6)
423
Hoger secundair
8,0
(6,0-9,9)
7,4
(5,8-9,5)
1233
Hoger onderwijs
8,2
(6,5-9,8)
7,7
(6,3-9,5)
1533
Stedelijk gebied
7,4
(5,3-9,4)
7,1
(5,4-9,2)
1119
Halfstedelijk gebied
9,0
(7,3-10,8)
8,7
(7,1-10,6)
1537
Landelijk gebied
7,4
(5,3-9,5)
7,0
(5,3-9,4)
856
2008
6,3
(5,4-7,2)
6,1
(5,3-7,0)
3868
2013
8,1
(7,0-9,2)
7,9
(6,8-9,0)
3512
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
210
Tabel 13 | Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of andere gezondheidsvoorziening betrof, Vlaams Gewest
GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
Mannen
43,8
(34,2-53,4)
45,2
(35,2-55,6)
153
Vrouwen
45,7
(35,3-56,1)
43,0
(32,9-53,7)
119
0 - 14
27,8
(10,1-45,5)
27,5
(13,9-47,1)
41
15 - 24
46,6
(28,7-64,6)
46,4
(29,1-64,6)
39
25 - 34
44,2
(24,7-63,6)
43,7
(26,4-62,8)
41
35 - 44
50,5
(29,3-71,7)
49,9
(30,9-68,9)
34
45 - 54
33,4
(17,2-49,5)
33,0
(18,6-51,5)
38
55 - 64
57,5
(35,9-79,1)
57,6
(36,4-76,4)
33
65 - 74
46,5
(15,6-77,4)
46,6
(21,1-74,1)
17
75 +
65,4
(44,2-86,6)
65,7
(44,1-82,3)
29
Lager/geen diploma
76,4
(59,8-93,1)
71,4
(49,5-86,5)
29
Lager secundair
41,4
(16,9-65,9)
37,6
(19,2-60,6)
29
Hoger secundair
49,4
(35,6-63,2)
50,1
(35,9-64,2)
86
Hoger onderwijs
34,7
(24,6-44,7)
35,0
(25,8-45,5)
127
Stedelijk gebied
33,0
(20,0-45,9)
31,5
(20,3-45,3)
74
Halfstedelijk gebied
54,9
(44,4-65,4)
54,1
(42,8-65,1)
130
Landelijk gebied
37,9
(23,8-52,0)
38,7
(25,4-53,8)
68
2013
44,6
(37,4-51,8)
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
272
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
TR_7
211
Tabel 14 | Percentage van de bevolking verwond door een verkeersongeval in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Vlaams Gewest TR_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
1,3
(0,5-2,1)
1,1
(0,6-2,0)
1686
Vrouwen
1,1
(0,5-1,7)
0,9
(0,5-1,6)
1826
0 - 14
0,5
(0,0-1,5)
0,5
(0,1-2,8)
521
15 - 24
1,6
(0,1-3,1)
1,6
(0,6-4,1)
332
25 - 34
3,5
(0,9-6,2)
3,5
(1,7-7,3)
396
35 - 44
0,9
(0,0-1,8)
0,9
(0,3-2,5)
519
45 - 54
1,3
(0,0-2,6)
1,3
(0,4-3,6)
505
55 - 64
0,5
(0,0-1,2)
0,5
(0,1-2,1)
494
65 - 74
1,2
(0,0-3,2)
1,2
(0,2-6,1)
368
75 +
0,4
(0,0-0,9)
0,4
(0,1-1,6)
377
Lager/geen diploma
1,0
(0,0-2,4)
1,3
(0,3-5,4)
307
Lager secundair
1,2
(0,0-3,0)
1,3
(0,4-4,6)
423
Hoger secundair
1,9
(0,7-3,0)
1,4
(0,7-2,7)
1233
Hoger onderwijs
0,7
(0,3-1,1)
0,5
(0,3-1,0)
1533
Stedelijk gebied
1,5
(0,4-2,6)
1,2
(0,6-2,4)
1119
Halfstedelijk gebied
1,2
(0,5-2,0)
1,0
(0,5-2,0)
1537
Landelijk gebied
0,8
(0,1-1,5)
0,7
(0,3-1,6)
856
2008
1,2
(0,8-1,6)
1,1
(0,7-1,5)
3868
2013
1,2
(0,7-1,7)
1,1
(0,7-1,6)
3512
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
212
TR_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
2,3
(1,4-3,2)
1,9
(1,2-3,0)
1686
Vrouwen
1,9
(1,2-2,6)
1,4
(1,0-2,1)
1826
0 - 14
1,2
(0,0-2,3)
1,2
(0,4-3,1)
521
15 - 24
0,9
(0,0-2,0)
0,9
(0,3-2,8)
332
25 - 34
1,1
(0,0-2,3)
1,1
(0,3-3,4)
396
35 - 44
1,6
(0,3-2,9)
1,6
(0,7-3,5)
519
45 - 54
1,8
(0,0-3,7)
1,8
(0,7-4,8)
505
55 - 64
2,9
(1,2-4,6)
2,8
(1,6-5,1)
494
65 - 74
1,4
(0,3-2,4)
1,3
(0,6-2,9)
368
75 +
7,0
(4,0-10,0)
7,1
(4,6-10,8)
377
Lager/geen diploma
6,0
(2,8-9,2)
3,0
(1,4-6,4)
307
Lager secundair
2,4
(0,7-4,1)
1,5
(0,7-3,2)
423
Hoger secundair
1,5
(0,7-2,3)
1,3
(0,7-2,2)
1233
Hoger onderwijs
1,7
(0,9-2,6)
1,7
(1,1-2,8)
1533
Stedelijk gebied
2,0
(0,9-3,1)
1,6
(0,9-2,9)
1119
Halfstedelijk gebied
2,0
(1,2-2,8)
1,6
(1,0-2,5)
1537
Landelijk gebied
2,3
(1,1-3,4)
1,8
(1,1-3,1)
856
2013
2,1
(1,5-2,6)
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
3512
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 15 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval thuis in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Vlaams Gewest
213
Tabel 16 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval tijdens de vrije tijd in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Vlaams Gewest TR_3 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
214
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
4,0
(2,8-5,2)
3,5
(2,6-4,8)
1686
Vrouwen
1,9
(1,2-2,6)
1,7
(1,2-2,6)
1826
0 - 14
2,1
(0,7-3,4)
1,9
(1,0-3,7)
521
15 - 24
7,0
(3,5-10,5)
6,5
(3,9-10,6)
332
25 - 34
4,0
(1,6-6,4)
3,8
(2,1-6,8)
396
35 - 44
2,2
(0,7-3,8)
2,1
(1,0-4,1)
519
45 - 54
2,5
(1,1-4,0)
2,4
(1,3-4,3)
505
55 - 64
3,1
(0,9-5,2)
2,9
(1,4-5,7)
494
65 - 74
1,9
(0,5-3,2)
1,8
(0,8-3,6)
368
75 +
0,9
(0,0-1,8)
0,9
(0,3-2,7)
377
Lager/geen diploma
2,2
(0,5-3,9)
2,7
(1,2-6,0)
307
Lager secundair
2,4
(0,6-4,2)
2,3
(1,1-4,9)
423
Hoger secundair
2,4
(1,3-3,6)
1,9
(1,2-3,0)
1233
Hoger onderwijs
3,6
(2,5-4,6)
2,9
(2,1-4,0)
1533
Stedelijk gebied
2,3
(1,2-3,3)
1,9
(1,2-3,1)
1119
Halfstedelijk gebied
3,8
(2,5-5,0)
3,2
(2,3-4,5)
1537
Landelijk gebied
2,2
(1,2-3,2)
1,8
(1,1-3,0)
856
2013
2,9
(2,2-3,6)
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
3512
TR_4 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
3,8
(2,5-5,2)
4,0
(2,8-5,7)
778
Vrouwen
2,0
(0,9-3,1)
2,1
(1,2-3,9)
724
15 - 24
4,9
(0,2-9,7)
4,5
(1,6-11,9)
83
25 - 34
2,9
(1,1-4,6)
2,7
(1,5-5,1)
338
35 - 44
2,4
(1,0-3,9)
2,3
(1,3-4,1)
464
45 - 54
3,3
(1,5-5,1)
3,1
(1,7-5,3)
417
55 - 64
2,8
(0,3-5,2)
2,6
(1,0-6,4)
200
Lager/geen diploma
3,2
(0,0-8,2)
2,7
(0,6-11,9)
34
Lager secundair
4,1
(0,5-7,7)
3,8
(1,6-8,8)
101
Hoger secundair
3,1
(1,6-4,6)
2,9
(1,8-4,7)
555
Hoger onderwijs
2,8
(1,6-4,0)
2,9
(1,7-4,9)
811
Stedelijk gebied
2,7
(1,1-4,3)
2,7
(1,4-4,9)
459
Halfstedelijk gebied
3,7
(2,2-5,1)
3,6
(2,3-5,7)
663
Landelijk gebied
2,2
(0,7-3,6)
2,0
(1,0-4,1)
380
2008
3,2
(2,2-4,2)
3,2
(2,3-4,5)
1441
2013
3,0
(2,1-3,9)
3,0
(2,2-4,2)
1502
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 17 | Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) verwond door een ongeval op het werk in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Vlaams Gewest
215
Tabel 18 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest TR10_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
JAAR
216
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
Mannen
21,6
(16,5-26,7)
21,6
(16,9-27,2)
336
Vrouwen
18,4
(14,3-22,6)
17,3
(13,6-21,7)
409
65 - 74
14,2
(10,2-18,1)
13,9
(10,4-18,3)
368
75 +
25,4
(20,4-30,3)
25,5
(20,9-30,8)
377
Lager/geen diploma
23,7
(17,0-30,5)
20,9
(15,2-28,2)
196
Lager secundair
16,6
(10,4-22,9)
15,7
(10,6-22,7)
160
Hoger secundair
21,1
(14,8-27,3)
21,0
(15,5-27,9)
226
Hoger onderwijs
16,2
(10,1-22,4)
17,4
(11,7-25,1)
161
Stedelijk gebied
24,5
(18,7-30,4)
23,5
(18,3-29,6)
243
Halfstedelijk gebied
18,1
(13,3-23,0)
17,5
(13,3-22,7)
343
Landelijk gebied
16,4
(9,8-23,0)
15,9
(10,3-23,7)
159
2008
21,7
(17,8-25,6)
20,5
(17,0-24,5)
749
2013
19,8
(16,6-23,0)
18,8
(15,7-22,3)
745
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
Tabel 19 | Gemiddelde frequentie van vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest
GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
Gemiddelde (Ruw)
95% BI gemid
Gemiddelde (Corr*)
95% BI stand
Mannen
2,4
(1,5-3,2)
2,3
(1,5-3,2)
64
Vrouwen
2,5
(1,7-3,2)
2,4
(1,7-3,1)
79
65 - 74
2,2
(1,4-3,1)
2,2
(1,4-3,1)
52
75 +
2,5
(1,8-3,2)
2,5
(1,8-3,2)
91
Lager/geen diploma
2,4
(1,6-3,3)
2,5
(1,4-3,5)
44
Lager secundair
3,4
(1,2-5,6)
3,4
(1,3-5,5)
29
Hoger secundair
2,2
(1,4-2,9)
2,2
(1,4-2,9)
44
Hoger onderwijs
1,8
(1,2-2,4)
1,8
(1,2-2,4)
25
Stedelijk gebied
2,3
(1,5-3,0)
2,3
(1,5-3,0)
62
Halfstedelijk gebied
3,0
(1,9-4,1)
2,9
(1,9-4,0)
55
Landelijk gebied
1,5
(1,0-1,9)
1,5
(1,0-1,9)
26
2008
3,5
(1,2-5,7)
3,2
(1,3-5,2)
166
2013
2,4
(1,9-3,0)
2,3
(1,8-2,9)
143
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van lineair regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
TR11_1
217
Tabel 20 | Verdeling van het aantal vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest TR11_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
JAAR
218
1 keer
2-4 keren
5 keren of meer
Mannen
61,7
29,8
8,5
64
Vrouwen
49,7
37,3
12,9
79
65 - 74
64,1
23,8
12,1
52
75 +
50,6
39,2
10,2
91
Lager/geen diploma
51,2
36,8
12,1
44
Lager secundair
49,2
36,3
14,5
29
Hoger secundair
60,2
28,2
11,6
44
Hoger onderwijs
62,9
33,2
3,9
25
Stedelijk gebied
54,6
37,1
8,4
62
Halfstedelijk gebied
44,9
37,7
17,4
55
Landelijk gebied
79,7
18,1
2,2
26
2008
49,9
42,2
8,0
166
2013
55,4
33,8
10,9
143
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
N
TR_6 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
5,7
(4,3-7,0)
5,8
(4,5-7,3)
1483
Vrouwen
7,1
(5,4-8,8)
7,1
(5,6-8,9)
1619
0 - 14
5,2
(3,0-7,3)
5,2
(3,4-7,8)
571
15 - 24
7,7
(2,7-12,7)
7,7
(4,0-14,2)
344
25 - 34
4,9
(2,8-7,0)
4,8
(3,1-7,4)
510
35 - 44
6,8
(4,2-9,4)
6,8
(4,6-9,9)
465
45 - 54
5,0
(2,5-7,4)
4,9
(3,0-8,1)
431
55 - 64
7,5
(4,2-10,7)
7,4
(4,8-11,3)
355
65 - 74
8,7
(4,1-13,3)
8,6
(5,0-14,3)
206
75 +
9,7
(5,3-14,0)
9,4
(6,0-14,5)
220
Lager/geen diploma
6,1
(3,3-8,9)
5,7
(3,6-9,0)
348
Lager secundair
6,0
(3,5-8,6)
6,0
(3,9-9,1)
441
Hoger secundair
7,0
(4,3-9,8)
7,1
(4,9-10,1)
856
Hoger onderwijs
5,9
(4,5-7,3)
6,1
(4,8-7,7)
1391
2008
6,3
(5,3-7,3)
6,3
(5,4-7,3)
3317
2013
6,4
(5,3-7,5)
6,4
(5,4-7,6)
3102
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 21 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest
219
Tabel 22 | Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of andere gezondheidsvoorziening betrof, Brussels Gewest TR_7 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
220
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
Mannen
80,5
(72,2-88,9)
81,2
(71,0-88,4)
87
Vrouwen
68,1
(58,0-78,1)
70,1
(58,9-79,3)
105
0 - 14
87,4
(74,2-100,0)
87,4
(67,8-95,8)
32
15 - 24
57,9
(37,7-78,2)
60,9
(41,9-77,1)
22
25 - 34
70,9
(49,6-92,2)
72,7
(50,8-87,3)
25
35 - 44
74,9
(57,8-92,0)
74,0
(54,4-87,2)
30
45 - 54
72,9
(46,1-99,7)
73,6
(46,1-90,1)
22
55 - 64
77,7
(61,1-94,2)
79,5
(59,9-90,9)
25
65 - 74
68,5
(40,1-96,9)
68,8
(39,5-88,1)
15
75 +
75,7
(56,0-95,4)
78,8
(56,1-91,5)
21
Lager/geen diploma
93,0
(79,0-100,0)
94,0
(65,7-99,2)
21
Lager secundair
86,9
(73,7-100,0)
88,5
(68,4-96,5)
28
Hoger secundair
68,6
(55,4-81,8)
71,7
(58,2-82,2)
53
Hoger onderwijs
69,3
(57,2-81,3)
70,6
(57,1-81,2)
84
2013
73,5
(66,4-80,6)
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
192
TR_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
1,3
(0,6-1,9)
1,0
(0,6-1,8)
1483
Vrouwen
1,3
(0,6-1,9)
1,0
(0,5-1,7)
1619
0 - 14
0,7
(0,0-1,5)
0,7
(0,2-2,2)
571
15 - 24
0,2
(0,0-0,5)
0,2
(0,0-1,2)
344
25 - 34
1,4
(0,2-2,6)
1,4
(0,6-3,3)
510
35 - 44
2,0
(0,4-3,7)
2,0
(0,9-4,5)
465
45 - 54
0,7
(0,0-1,7)
0,7
(0,2-2,9)
431
55 - 64
0,9
(0,0-1,8)
0,9
(0,3-2,5)
355
65 - 74
3,4
(0,4-6,3)
3,4
(1,4-7,9)
206
75 +
2,4
(0,1-4,6)
2,4
(0,9-6,1)
220
Lager/geen diploma
1,3
(0,0-2,6)
1,0
(0,3-3,0)
348
Lager secundair
1,2
(0,0-2,4)
1,0
(0,3-2,8)
441
Hoger secundair
0,9
(0,2-1,6)
0,8
(0,4-1,6)
856
Hoger onderwijs
1,4
(0,6-2,2)
1,1
(0,6-2,0)
1391
2008
1,5
(1,0-2,0)
1,4
(1,0-2,0)
3317
2013
1,3
(0,8-1,7)
1,2
(0,8-1,7)
3102
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 23 | Percentage van de bevolking verwond door een verkeersongeval in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Brussels Gewest
221
Tabel 24 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval thuis in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Brussels Gewest TR_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
222
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
1,2
(0,6-1,8)
1,0
(0,6-1,8)
1483
Vrouwen
1,9
(1,2-2,6)
1,5
(0,9-2,4)
1619
0 - 14
1,5
(0,5-2,6)
1,5
(0,7-3,1)
571
15 - 24
0,0
0,3
(0,0-2,2)
344
25 - 34
0,4
(0,0-0,9)
0,4
(0,1-1,5)
510
35 - 44
0,9
(0,0-1,7)
0,9
(0,3-2,3)
465
45 - 54
1,7
(0,2-3,2)
1,7
(0,7-4,0)
431
55 - 64
3,6
(1,2-6,0)
3,5
(1,8-6,8)
355
65 - 74
1,8
(0,0-3,9)
1,8
(0,6-5,5)
206
75 +
6,1
(2,5-9,6)
5,7
(3,2-10,0)
220
Lager/geen diploma
2,6
(0,7-4,5)
1,7
(0,8-3,5)
348
Lager secundair
0,9
(0,1-1,7)
0,7
(0,3-1,5)
441
Hoger secundair
1,7
(0,8-2,6)
1,6
(0,9-2,9)
856
Hoger onderwijs
1,2
(0,6-1,8)
1,1
(0,6-1,9)
1391
2013
1,6
(1,1-2,1)
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
3102
TR_3 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
2,2
(1,4-3,0)
2,0
(1,3-3,0)
1483
Vrouwen
2,6
(1,3-3,9)
2,3
(1,5-3,4)
1619
0 - 14
1,4
(0,3-2,5)
1,4
(0,7-3,0)
571
15 - 24
6,4
(1,6-11,2)
6,3
(3,0-13,0)
344
25 - 34
1,9
(0,7-3,2)
1,9
(1,0-3,6)
510
35 - 44
2,0
(0,6-3,4)
2,0
(1,0-4,0)
465
45 - 54
1,2
(0,3-2,2)
1,2
(0,6-2,6)
431
55 - 64
2,5
(0,4-4,7)
2,5
(1,1-5,8)
355
65 - 74
3,5
(0,4-6,6)
3,5
(1,4-8,2)
206
75 +
1,6
(0,0-3,2)
1,6
(0,6-4,2)
220
Lager/geen diploma
1,3
(0,1-2,5)
1,1
(0,4-2,7)
348
Lager secundair
2,3
(0,8-3,9)
2,1
(1,0-4,2)
441
Hoger secundair
2,8
(0,6-5,0)
2,3
(1,2-4,3)
856
Hoger onderwijs
2,4
(1,5-3,2)
2,2
(1,5-3,2)
1391
2013
2,4
(1,7-3,2)
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
3102
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 25 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval tijdens de vrije tijd in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Brussels Gewest
223
Tabel 26 | Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) verwond door een ongeval op het werk in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Brussels Gewest TR_4 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
JAAR
224
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
1,8
(0,6-3,0)
1,8
(1,0-3,4)
588
Vrouwen
3,3
(1,4-5,2)
3,3
(1,7-6,3)
521
15 - 24
2,8
(0,0-7,0)
2,7
(0,6-10,9)
51
25 - 34
2,4
(0,2-4,5)
2,3
(0,9-5,6)
318
35 - 44
2,9
(0,8-5,0)
2,9
(1,4-6,0)
299
45 - 54
2,0
(0,0-4,2)
2,0
(0,7-5,6)
283
55 - 64
2,8
(0,0-5,9)
2,7
(0,9-7,8)
158
Lager/geen diploma
3,6
(0,0-8,9)
3,7
(0,9-14,6)
47
Lager secundair
7,8
(1,2-14,4)
7,7
(3,2-17,3)
113
Hoger secundair
2,4
(0,5-4,3)
2,3
(1,0-5,2)
298
Hoger onderwijs
1,7
(0,5-3,0)
1,6
(0,8-3,3)
643
2008
3,5
(2,3-4,7)
3,5
(2,4-5,0)
1130
2013
2,5
(1,4-3,6)
2,5
(1,5-4,0)
1109
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
Tabel 27 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest TR10_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
22,8
(15,1-30,6)
23,0
(16,2-31,5)
172
Vrouwen
31,4
(25,0-37,9)
31,0
(24,8-38,0)
254
65 - 74
23,7
(16,5-30,9)
23,6
(17,2-31,4)
206
75 +
32,3
(25,2-39,3)
31,5
(24,8-39,1)
220
Lager/geen diploma
41,9
(28,1-55,7)
40,5
(27,6-54,8)
79
Lager secundair
29,2
(15,4-42,9)
28,4
(17,0-43,3)
64
Hoger secundair
27,6
(18,1-37,0)
26,5
(18,4-36,6)
101
Hoger onderwijs
19,6
(12,1-27,0)
20,4
(13,8-29,0)
171
2008
32,0
(26,8-37,2)
31,1
(26,0-36,8)
461
2013
28,0
(22,9-33,1)
27,4
(22,6-32,9)
426
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
225
Tabel 28 | Gemiddelde frequentie van vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest TR11_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
Gemiddelde (Ruw)
95% BI gemid
Gemiddelde (Corr*)
95% BI stand
Mannen
1,6
(1,1-2,0)
1,5
(1,1-1,9)
39
Vrouwen
2,7
(1,7-3,7)
2,7
(1,7-3,7)
73
65 - 74
2,2
(1,3-3,1)
2,1
(1,3-2,8)
44
75 +
2,4
(1,4-3,5)
2,3
(1,3-3,3)
68
Lager/geen diploma
2,7
(1,6-3,9)
2,6
(1,5-3,8)
30
Lager secundair
2,1
(1,3-2,9)
2,0
(1,3-2,6)
18
Hoger secundair
1,9
(0,9-3,0)
1,5
(0,3-2,7)
28
Hoger onderwijs
2,6
(0,5-4,7)
2,6
(0,5-4,7)
31
2008
2,3
(1,8-2,7)
2,1
(1,7-2,5)
146
2013
2,3
(1,6-3,0)
2,2
(1,6-2,8)
112
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van lineair regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
226
N
Tabel 29 | Verdeling van het aantal vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Brussels Gewest TR11_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
JAAR
1 keer
2-4 keren
5 keren of meer
N
Mannen
72,5
24,4
3,1
39
Vrouwen
57,1
28,8
14,1
73
65 - 74
60,5
26,9
12,6
44
75 +
63,4
27,7
8,9
68
Lager/geen diploma
53,5
30,6
15,9
30
Lager secundair
45,4
44,3
10,4
18
Hoger secundair
73,2
18,9
7,9
28
Hoger onderwijs
67,9
22,8
9,3
31
2008
50,0
41,6
8,4
146
2013
62,2
27,4
10,5
112
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
227
Tabel 30 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval waarvoor medische zorg nodig was in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest TR_6 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
6,4
(4,9-7,9)
6,3
(5,0-8,0)
2062
Vrouwen
6,1
(4,7-7,4)
5,7
(4,5-7,2)
2152
0 - 14
3,6
(1,9-5,4)
3,6
(2,3-5,8)
624
15 - 24
6,7
(3,9-9,6)
6,7
(4,4-10,1)
475
25 - 34
6,6
(3,8-9,5)
6,6
(4,3-10,1)
500
35 - 44
6,0
(3,5-8,5)
6,0
(3,9-9,0)
538
45 - 54
7,3
(4,5-10,2)
7,3
(5,0-10,7)
622
55 - 64
5,3
(2,5-8,1)
5,3
(3,1-8,9)
601
65 - 74
4,8
(1,4-8,2)
4,8
(2,3-9,6)
457
75 +
11,7
(6,8-16,6)
11,9
(7,8-17,7)
397
Lager/geen diploma
6,7
(3,9-9,6)
5,3
(3,4-8,0)
475
Lager secundair
7,2
(4,3-10,2)
6,9
(4,6-10,3)
626
Hoger secundair
6,2
(4,2-8,2)
6,1
(4,4-8,4)
1313
Hoger onderwijs
5,4
(4,1-6,8)
5,5
(4,2-7,1)
1757
Stedelijk gebied
6,9
(5,1-8,6)
6,6
(5,1-8,6)
1351
Halfstedelijk gebied
6,5
(3,5-9,6)
6,3
(4,0-9,8)
762
Landelijk gebied
5,5
(4,3-6,8)
5,3
(4,1-6,6)
2101
2008
5,4
(4,5-6,3)
5,3
(4,5-6,2)
3985
2013
6,2
(5,2-7,2)
6,1
(5,2-7,2)
4214
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
228
Tabel 31 | Percentage van de ongevallen met medische zorg waarbij deze zorg een opname in een ziekenhuis of andere gezondheidsvoorziening betrof, Waals Gewest
GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
Mannen
78,7
(69,4-87,9)
80,9
(71,0-87,9)
131
Vrouwen
75,9
(66,7-85,0)
78,9
(69,0-86,3)
131
0 - 14
81,3
(63,0-99,6)
81,2
(58,7-92,9)
26
15 - 24
89,3
(78,4-100,0)
89,2
(73,7-96,1)
40
25 - 34
81,5
(68,8-94,3)
81,3
(63,4-91,6)
40
35 - 44
53,5
(29,7-77,2)
53,1
(31,8-73,3)
35
45 - 54
83,3
(69,2-97,4)
83,3
(66,2-92,7)
43
55 - 64
81,5
(62,7-100,0)
81,8
(57,5-93,7)
27
65 - 74
88,8
(73,5-100,0)
88,8
(67,2-96,8)
19
75 +
65,9
(46,1-85,6)
66,4
(45,6-82,4)
32
Lager/geen diploma
77,8
(54,6-100,0)
87,2
(64,7-96,2)
33
Lager secundair
75,9
(60,2-91,5)
77,8
(57,8-89,9)
40
Hoger secundair
77,4
(64,3-90,5)
80,8
(67,2-89,7)
81
Hoger onderwijs
76,9
(67,3-86,5)
77,6
(66,6-85,7)
101
Stedelijk gebied
79,3
(70,0-88,6)
81,5
(70,4-89,1)
90
Halfstedelijk gebied
76,7
(57,8-95,6)
78,4
(59,1-90,1)
48
Landelijk gebied
74,9
(64,6-85,2)
78,3
(67,8-86,1)
124
2013
77,3
(70,8-83,7)
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
262
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
TR_7
229
Tabel 32 | Percentage van de bevolking verwond door een verkeersongeval in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Waals Gewest TR_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
0,6
(0,2-1,0)
0,4
(0,2-0,9)
2062
Vrouwen
1,0
(0,5-1,5)
0,8
(0,4-1,4)
2152
0 - 14
0,3
(0,0-0,9)
0,3
(0,0-2,0)
624
15 - 24
0,8
(0,1-1,5)
0,8
(0,3-1,9)
475
25 - 34
0,4
(0,0-0,9)
0,4
(0,1-1,3)
500
35 - 44
1,5
(0,1-3,0)
1,5
(0,6-3,9)
538
45 - 54
0,8
(0,1-1,5)
0,8
(0,3-1,9)
622
55 - 64
1,2
(0,2-2,3)
1,2
(0,5-2,9)
601
65 - 74
0,1
(0,0-0,3)
0,1
(0,0-0,6)
457
75 +
1,2
(0,0-2,8)
1,1
(0,3-4,1)
397
Lager/geen diploma
0,9
(0,0-2,1)
0,6
(0,2-1,9)
475
Lager secundair
0,8
(0,0-1,6)
0,6
(0,2-1,6)
626
Hoger secundair
0,8
(0,2-1,4)
0,6
(0,3-1,2)
1313
Hoger onderwijs
0,7
(0,3-1,1)
0,5
(0,2-1,1)
1757
Stedelijk gebied
1,0
(0,4-1,5)
0,7
(0,4-1,2)
1351
Halfstedelijk gebied
0,4
(0,1-0,7)
0,3
(0,1-0,8)
762
Landelijk gebied
0,7
(0,2-1,3)
0,5
(0,2-1,2)
2101
2008
0,9
(0,6-1,3)
0,8
(0,5-1,2)
3985
2013
0,8
(0,5-1,1)
0,7
(0,4-1,1)
4214
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
230
TR_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
1,6
(0,9-2,2)
1,3
(0,8-2,1)
2062
Vrouwen
3,2
(2,1-4,2)
2,4
(1,7-3,4)
2152
0 - 14
0,6
(0,0-1,3)
0,6
(0,2-1,7)
624
15 - 24
1,7
(0,1-3,3)
1,6
(0,6-4,1)
475
25 - 34
1,4
(0,4-2,5)
1,4
(0,7-2,8)
500
35 - 44
1,8
(0,3-3,3)
1,7
(0,7-4,0)
538
45 - 54
1,8
(0,6-3,0)
1,7
(0,9-3,3)
622
55 - 64
3,1
(0,6-5,5)
3,0
(1,4-6,3)
601
65 - 74
2,8
(0,9-4,7)
2,7
(1,4-5,1)
457
75 +
9,2
(4,6-13,7)
8,3
(4,9-13,7)
397
Lager/geen diploma
5,0
(2,5-7,5)
2,2
(1,2-4,1)
475
Lager secundair
3,4
(1,5-5,3)
2,5
(1,4-4,6)
626
Hoger secundair
2,4
(1,0-3,7)
2,0
(1,2-3,4)
1313
Hoger onderwijs
1,4
(0,7-2,0)
1,2
(0,7-2,1)
1757
Stedelijk gebied
2,8
(1,6-3,9)
2,1
(1,4-3,1)
1351
Halfstedelijk gebied
1,8
(0,6-3,0)
1,4
(0,7-2,9)
762
Landelijk gebied
2,2
(1,3-3,0)
1,6
(1,0-2,6)
2101
2013
2,4
(1,7-3,0)
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
4214
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 33 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval thuis in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Waals Gewest
231
Tabel 34 | Percentage van de bevolking verwond door een ongeval tijdens de vrije tijd in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Waals Gewest TR_3 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
OPLEIDINGSNIVEAU
232
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
2,5
(1,5-3,6)
2,2
(1,5-3,3)
2062
Vrouwen
0,9
(0,4-1,3)
0,7
(0,4-1,3)
2152
0 - 14
1,1
(0,1-2,1)
0,9
(0,4-2,3)
624
15 - 24
3,7
(1,4-6,0)
3,2
(1,8-5,7)
475
25 - 34
2,5
(0,2-4,9)
2,2
(0,9-5,2)
500
35 - 44
1,0
(0,2-1,7)
0,8
(0,4-1,8)
538
45 - 54
1,7
(0,4-2,9)
1,5
(0,6-3,4)
622
55 - 64
0,5
(0,0-1,1)
0,4
(0,1-1,4)
601
65 - 74
1,9
(0,0-4,8)
1,7
(0,4-7,4)
457
75 +
1,4
(0,0-2,9)
1,4
(0,5-4,0)
397
Lager/geen diploma
0,3
(0,0-0,7)
0,2
(0,1-0,7)
475
Lager secundair
1,4
(0,2-2,5)
1,0
(0,4-2,5)
626
Hoger secundair
1,4
(0,4-2,4)
1,0
(0,5-2,0)
1313
Hoger onderwijs
2,2
(1,2-3,1)
1,6
(0,9-2,6)
1757
Stedelijk gebied
2,0
(0,9-3,1)
1,5
(1,0-2,5)
1351
Halfstedelijk gebied
1,6
(0,5-2,6)
1,2
(0,6-2,4)
762
Landelijk gebied
1,3
(0,7-2,0)
1,0
(0,6-1,7)
2101
2013
1,7
(1,1-2,2)
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
4214
TR_4 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
N
Mannen
3,8
(1,9-5,8)
3,3
(1,9-5,8)
819
Vrouwen
2,0
(0,8-3,2)
1,8
(0,9-3,2)
766
15 - 24
2,7
(0,0-6,6)
2,7
(0,7-10,5)
83
25 - 34
3,0
(1,0-4,9)
2,7
(1,3-5,5)
379
35 - 44
2,3
(0,6-4,0)
2,1
(1,0-4,5)
434
45 - 54
4,5
(1,4-7,6)
4,2
(2,1-8,1)
458
55 - 64
1,2
(0,0-2,9)
1,2
(0,3-4,2)
231
Lager/geen diploma
0,0
0,0
(0,0-0,0)
61
Lager secundair
5,4
(0,0-11,6)
4,1
(1,5-10,9)
169
Hoger secundair
3,7
(1,6-5,8)
3,0
(1,6-5,8)
502
Hoger onderwijs
2,0
(1,0-3,0)
1,7
(0,9-3,1)
847
Stedelijk gebied
2,1
(0,6-3,5)
1,7
(0,8-3,6)
464
Halfstedelijk gebied
6,5
(0,1-12,8)
5,1
(2,1-11,8)
301
Landelijk gebied
2,8
(1,5-4,1)
2,3
(1,3-4,2)
820
2008
3,4
(2,3-4,5)
2,8
(1,9-4,0)
1369
2013
3,0
(1,8-4,1)
2,5
(1,6-3,8)
1585
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
Tabel 35 | Percentage van de werkende bevolking (15-64 jaar) verwond door een ongeval op het werk in de afgelopen 12 maanden waarvoor medische zorg nodig was, Waals Gewest
233
Tabel 36 | Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder dat gevallen is in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest TR10_1 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
JAAR
234
% (Ruw)
95% BI ruw
% (Corr*)
95% BI stand
Mannen
18,4
(12,4-24,3)
18,5
(13,2-25,3)
383
Vrouwen
19,9
(15,0-24,8)
18,9
(14,7-24,1)
471
65 - 74
14,1
(9,4-18,8)
14,1
(10,0-19,5)
457
75 +
24,5
(18,1-31,0)
24,5
(18,6-31,5)
397
Lager/geen diploma
28,9
(20,7-37,1)
27,2
(20,0-35,8)
244
Lager secundair
14,6
(7,0-22,2)
14,5
(8,7-23,4)
175
Hoger secundair
14,5
(7,2-21,9)
14,1
(8,5-22,7)
186
Hoger onderwijs
15,2
(7,6-22,8)
16,0
(9,5-25,6)
234
Stedelijk gebied
22,1
(16,1-28,2)
21,8
(16,2-28,5)
317
Halfstedelijk gebied
11,9
(4,9-18,8)
11,6
(6,3-20,4)
131
Landelijk gebied
17,9
(11,6-24,1)
17,1
(12,0-23,7)
406
2008
26,0
(21,1-30,9)
25,2
(20,7-30,2)
569
2013
19,3
(15,3-23,3)
18,4
(14,8-22,7)
854
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
Tabel 37 | Gemiddelde frequentie van vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest
GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
JAAR
Gemiddelde (Ruw)
95% BI gemid
Gemiddelde (Corr*)
95% BI stand
Mannen
2,1
(1,4-2,9)
2,2
(1,4-2,9)
53
Vrouwen
1,7
(1,3-2,1)
1,8
(1,3-2,3)
85
65 - 74
2,2
(1,4-2,9)
2,2
(1,4-2,9)
57
75 +
1,7
(1,3-2,1)
1,7
(1,3-2,1)
81
Lager/geen diploma
1,8
(1,3-2,4)
2,0
(1,4-2,7)
61
Lager secundair
2,6
(1,0-4,3)
2,9
(1,3-4,4)
27
Hoger secundair
1,5
(0,8-2,3)
1,5
(0,9-2,1)
24
Hoger onderwijs
1,8
(0,9-2,6)
1,7
(0,9-2,4)
25
Stedelijk gebied
2,2
(1,5-2,9)
2,2
(1,6-2,9)
60
Halfstedelijk gebied
2,3
(0,5-4,0)
2,5
(1,0-3,9)
18
Landelijk gebied
1,3
(1,1-1,5)
1,4
(1,2-1,7)
60
2008
3,6
(1,3-5,8)
3,7
(1,2-6,2)
159
2013
1,9
(1,5-2,3)
1,8
(1,3-2,3)
138
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van lineair regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)
N
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
TR11_1
235
Tabel 38 | Verdeling van het aantal vallen bij de bevolking van 65 jaar en ouder in de afgelopen 12 maanden, Waals Gewest TR11_2 GESLACHT
LEEFTIJDSGROEP
OPLEIDINGSNIVEAU
URBANISATIEGRAAD
ONGEVALLEN | 7. Tabellen
JAAR
236
1 keer
2-4 keren
5 keren of meer
Mannen
72,5
13,6
13,9
53
Vrouwen
70,7
21,0
8,3
85
65 - 74
62,7
19,5
17,9
57
75 +
76,6
17,3
6,1
81
Lager/geen diploma
67,5
23,4
9,2
61
Lager secundair
71,0
10,7
18,3
27
Hoger secundair
80,7
15,8
3,5
24
Hoger onderwijs
73,3
11,9
14,8
25
Stedelijk gebied
65,5
18,9
15,5
60
Halfstedelijk gebied
53,2
29,6
17,2
18
Landelijk gebied
83,1
14,8
2,0
60
2008
59,7
25,7
14,5
159
2013
71,4
18,1
10,5
138
Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013
N
© Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid OPERATIONELE DIRECTIE VOLKSGEZONDHEID EN SURVEILLANCE Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel | België www.wiv-isp.be
Verantwoordelijke uitgever: Dr. Johan Peeters Depotnummer: D/2015/2505/20