Gezond aan het werk samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand
Expertmeeting 30 januari 2013 Ministerie SZW - Achmea - Erasmus MC
Inhoudsopgave 1. Samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie Mea Bhagwandin (Ministerie van SZW) 2. Werken maakt gezonder Merel Schuring en Lex Burdorf (Erasmus MC) 3. ExIT: Een unieke samenwerking tussen re-integratie, zorg en welzijn Shantie Jagmohansingh (gemeente Rotterdam) en Herman Oldenhof (Parnassia Groep) 4. Fit4Work: Mensen met psychosociale klachten en multiproblematiek begeleiden naar werk Koos van Dijk (gemeente Rotterdam) en Rogier van Rijn (Erasmus MC) 5. Vitale mensen zijn de motor van een vitale samenleving Jeroen van Breda Vriesman (Achmea) 6. Samen werken aan gezondheidswinst door gemeente en zorgverzekeraar Maarten Broekema (BS&F) 7. `iemand’® Trudy van Raalte en Charles Vinke (Asito, onderdeel van de ADG dienstengroep) 8. Ambulantisering GGZ: naar een integrale aanpak voor de cliënt Margré Jongeling (Ministerie van VWS) 9. Duurzame arbeidsparticipatie voor werkzoekenden met chronische gezondheidsproblemen vraagt integrale aanpak Lex Burdorf (Erasmus MC)
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 3
Voorwoord
1
Samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie Mea Bhagwandin De komende jaren verandert er veel in Nederland: de verzorgingsstaat wordt ingrijpend hervormd en gemeenten worden in de toekomst nog meer dan voorheen verantwoordelijk voor de ondersteuning van kwetsbare burgers, die het zonder die steun niet redden. In Nederland heeft een grote groep burgers te maken met meerdere problemen die zich vaak tegelijk voordoen. Arbeidstoeleiding met als uiteindelijk doel dat zoveel mogelijk mensen economisch zelfstandig worden, kan een positieve bijdrage leveren aan het oplossen dan wel stabiliseren van de problemen van deze groep burgers. Samen met een aantal gemeenten heeft SZW in 2012 een beleidsvisie geformuleerd voor de arbeidstoeleiding van mensen met meerdere problemen. Werk geeft zelfstandigheid, status en stabiliteit. Werk maakt dat mensen van betekenis zijn voor anderen en voor zichzelf. Werken is in zijn algemeenheid goed voor de gezondheid. Als werken bij een reguliere werkgever nog even niet kan, is ook vrijwilligerswerk of het leveren van een andere tegenprestatie voor sommige mensen een alternatief om mee te doen en om in contact te staan met de samenleving. Dit kan bovendien een opstap zijn naar een reguliere baan. De verschillende decentralisaties die in het regeerakkoord worden aangekondigd, versterken de positie van gemeenten om verschillende instrumenten in samenhang in te zetten, zodat niemand tussen wal en schip hoeft te vallen. We zien bij de groep mensen met een flinke afstand tot de arbeidsmarkt dat een slechte gezondheid vaak een obstakel is op de weg naar werk. Gezondheid is in Nederland, zo blijkt onder meer uit publicatie van het SCP1, ongelijk verdeeld. De gezondheid van mensen met een lagere sociaaleconomische status is over het algemeen slechter dan die van mensen die behoren tot de hogere sociaaleconomische groepen. Zij zijn veelal laagopgeleid, ze hebben een relatief ongezondere leefstijl, hun levensverwachting is gemiddeld zeven jaar korter dan
1
4|
SCP-publicatie 2011/39, De Sociale Staat van Nederland 2011
hoger opgeleiden en ze hebben vaker dan hoger opgeleiden een lichamelijke beperking of een psychische aandoening. De gezondheidsverschillen zijn sterk verweven met achterstanden op allerlei terreinen: laag inkomen, schulden- en armoedeproblematiek, oververtegenwoordiging in de uitkeringsstatistieken en ongunstige woon- en werkomstandigheden. Een minder goede gezondheid draagt ook bij aan een mindere kwaliteit van leven en een lagere participatie in samenleving en arbeid. Het promotieonderzoek van Merel Schuring1 (ErasmusMC) toont o.a. aan dat het aan het werk gaan een positief effect heeft op de gezondheid van uitkeringsontvangers. Mensen die aan het werk gaan, voelen zich bij aanvang van een baan al gezonder en ze functioneren beter in hun sociale omgeving. Sociaaleconomische achterstand kan daarom het beste verkleind worden door een integrale aanpak, waarbij maatschappelijke ondersteuning, re-integratieondersteuning gericht op het (weer) aan het werk gaan en (lokaal) gezondheids- en preventiebeleid stevig met elkaar verbonden zijn. Om tot die integrale aanpak te komen, is het noodzakelijk dat professionals uit verschillende disciplines goed met elkaar samenwerken, informatie uitwisselen en dat ze bruggen slaan tussen de verschillende leefdomeinen van een burger die ondersteuning nodig heeft. De Inspectie SZW heeft recent onderzoek gedaan naar de samenwerking tussen professionals in het domein Werk en Inkomen en gezondheidsprofessionals. Uit dit onderzoek (Samen de focus op werk, september 2012) blijkt dat meer dan de helft van de sociale diensten samenwerkt voor mensen in de bijstand die te maken hebben met multiproblematiek of psychische problematiek. Klantmanagers bij gemeenten werken samen met sociaal psychiatrische verpleegkundigen, ggzpsychologen en met professionals van de GGD. Er wordt zowel op incidentele basis als op structurele basis samengewerkt, al is die samenwerking vaker incidenteel dan structureel. Ook het UWV werkt samen met professionals uit de gezondheidszorg. Zo hebben UWV en GGZ Nederland in juni 2012 een convenant gesloten om mensen met ernstige psychische aandoeningen te begeleiden naar werk. In de samenwerking is het essentieel om toeleiding naar werk voor wie dat mogelijk is, als een gezamenlijk doel te benoemen. Zonder de focus op werk te leggen, bestaat het risico dat de nadruk in de dienstverlening te veel komt te liggen op de gezondheidsproblemen in plaats van op de arbeidsmogelijkheden. Hier zijn dus nog verbeterslagen te maken.
1
The role of health and health promotion in labour force participation, oktober 2010
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 5
Een belangrijke bevinding uit het rapport van de inspectie is dat intensieve samenwerking vaak leidt tot klantgerichtere en meer activerende dienstverlening aan uitkeringsgerechtigden met gezondheidsproblemen. Uit de eerder door de Inspectie2 onderzochte samenwerkingsinitiatieven blijkt ondermeer dat gezondheidsproblemen het beste zijn op te lossen als mensen gelijktijdig geactiveerd worden op de arbeidsmarkt. De samenwerking levert in ieder geval een betere diagnose van de arbeidsmogelijkheden op, meer inzet van passende trajecten op basis van een goede diagnose en medicalisering wordt zo voorkomen. Samenwerking kan zo een bijdrage leveren aan kostenbesparing en kwaliteitsverbetering van de dienstverlening. Ook zorgverzekeraars en gemeenten zijn belangrijke samenwerkingspartners van elkaar. Zoals eerder gesteld, heeft werk positieve effecten op mensen: hun sociaal economische status verbetert en over het algemeen ook de gezondheid. Dit kan zowel voor gemeenten als voor verzekeraars voordelen opleveren. Voor gemeenten resulteert dit in lagere uitkeringslasten, lagere kosten voor collectieve polissen voor bijstandsontvangers en uiteraard zijn er ook andere maatschappelijke baten te verwachten. Uit cijfers van verzekeraars is bekend dat de zorgconsumptie onder mensen met een lage sociaal economische status, die daarnaast ook meervoudige problemen hebben, hoog is. De verwachting is dat de gezamenlijke inzet van verzekeraars en gemeenten ten behoeve van deze groep zal leiden tot een betere gezondheid tegen lagere zorgkosten. Nederland staat de komende jaren voor grote uitdagingen: we moeten de economie en de arbeidsmarkt op orde krijgen en daarvoor is het nodig dat alle talenten benut worden. Samenwerken aan een gezonde beroepsbevolking door partijen bij wie deze maatschappelijke opdracht ligt en, zoveel mogelijk mensen die meedoen. Dit zijn de sporten van de ladder in opwaartse richting. SZW wil daarin graag een faciliterende en stimulerende rol spelen. In deze expertmeeting brengen we een aantal belangrijke partijen samen om met ons van gedachten te wisselen. In de essaybundel die wij speciaal voor dit doel hebben opgesteld, ontmoeten wetenschap en praktijk elkaar eveneens. Er wordt ondermeer ingegaan op de invloed die een ervaren slechte gezondheid heeft op het aan het werk komen en het behouden van werk. Er worden twee praktijkvoorbeelden beschreven: ExIT en Fit4Work. In deze projecten werken diverse professionals intensief samen om mensen met meervoudige problemen, waaronder een slechte gezondheid, weer aan het werk te krijgen. Deze voorbeelden gaan in op de succes- en faalfactoren van dergelijke aanpakken. In zijn bijdrage gaat zorgverzekeraar Achmea, die betrokken is bij diverse gemeentelijke projecten, in op de visie van de organisatie om zich samen
2
6|
Inspectie SZW, Samenwerken voor uitkeringsgerechtigden met gezondheidsproblemen, juli 2011
met diverse grote gemeenten in te zetten voor verbetering van de gezondheid van minima met het doel de participatiegraad onder deze groep te verhogen. In de bijdrage van BS&F wordt ingegaan op de ervaringen die zorgverzekeraars en gemeenten met elkaar hebben. Op basis van een quick scan, uitgevoerd in opdracht van de VNG en Zorgverzekeraars Nederland, kan geconstateerd worden dat samenwerkingsrelatie nog in de kinderschoenen staat. De leidraad die naar aanleiding van deze quick scan is ontwikkeld, biedt goede handvatten om die samenwerking verder uit te bouwen. Een speciaal woord van dank gaat ook uit naar de ADG dienstengroep, die een bijdrage heeft geleverd aan de essaybundel. In dit essay zet de ADG dienstengroep uiteen hoe er samengewerkt wordt met de gemeente Enschede en met wijkbewoners, via twee innovatieve concepten ‘íemand en ps:doen’. Dit zijn goede voorbeelden van de wijkaanpak, waarin bewoners uit de achterstandswijken Pathmos en Stevenfenne, integraal ondersteund worden op alle leefdomeinen. Verhoging van de arbeidsparticipatie neemt in beide concepten een belangrijke plaats in. Het streven is erop gericht deze wijken 100% ‘werkloosvrij’ te maken. In de bijdrage van het ministerie van VWS krijgt u een doorkijkje naar de aankomende veranderingen in de ambulante zorg en het belang van participatie voor de groep cliënten die gebruik maakt van die ambulante zorg. In het laatste essay vat Lex Burdorf de inzichten uit de wetenschap en de praktijk samen en benoemt hij een aantal kansen, om duurzame inzetbaarheid van de groep mensen waar deze expertmeeting over gaat, te stimuleren. Wij wensen u veel leesplezier toe en hopen dat deze bundel een inspiratiebron zal zijn voor uw werk. Over de auteur Mea Bhagwandin is beleidsmedewerker bij de directie Re-integratie en Participatie Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 7
2
Werken maakt gezonder Merel Schuring en Lex Burdorf De negatieve relatie tussen werkloosheid en een slechte gezondheid is veelvuldig aangetoond, zoals blijkt uit een hogere kans op ziekte en beperkingen[1] en een hogere sterfte onder werklozen.[2] Daarnaast hebben werklozen ook vaker last van psychische problemen.[3] Twee verschillende mechanismen dragen bij aan de gezondheidsverschillen tussen werkende en niet-werkende mensen. Mensen met een minder goede gezondheid hebben een grotere kans om uit het arbeidsproces te raken en hebben meer moeite om weer terug te komen in het arbeidsproces (selectie mechanisme). Daarnaast heeft het verliezen van werk een negatieve invloed op de gezondheid, terwijl het verkrijgen van werk mogelijk een positieve invloed heeft (causatie mechanisme). In dit essay beschrijven we de factoren die van invloed zijn op de gezondheid van werklozen en wat er gebeurt met de gezondheid van werklozen na het starten in een betaalde baan. Daarnaast besteden we aandacht aan de effectiviteit van re-integratie op gezondheid en werkhervatting. Factoren die van invloed zijn op de gezondheid van werklozen Er is een grote verscheidenheid aan factoren die samenhangen met een slechte ervaren gezondheid van werklozen. Mensen met een lager opleidingsniveau, alleenstaand, met een niet-Nederlandse achtergrond hebben een grotere kans op een slechte ervaren gezondheid.[4] De kans op een slechte ervaren gezondheid neemt toe bij een hogere leeftijd en een langere werkloosheidsduur. Daarnaast zijn psychosociale omstandigheden van invloed. Mensen met financiële problemen, gebrek aan sociale steun en gebrek aan grip op het eigen leven, hebben vaker een slechte ervaren gezondheid.[5] Een slechte ervaren gezondheid leidt tot een negatieve houding ten aanzien van werk, een lagere ervaren sociale druk om werk te zoeken en minder vertrouwen in de eigen capaciteiten om werk te vinden.[6] Daardoor zijn mensen met een slechte ervaren gezondheid minder geneigd om tijd te besteden aan het zoeken naar werk, wat de kans op het vinden van een betaalde baan negatief beïnvloedt. Gezondheid en het verkrijgen van betaald werk De invloed van het verkrijgen van werk op de fysieke en mentale gezondheid is onderzocht bij ruim 900 Rotterdammers met een bijstandsuitkering.[7] In een periode van 6 maanden is de fysieke en mentale gezondheid twee keer gemeten. Figuur 1 laat zien dat mensen die een baan hebben gevonden (rode, gestreepte balken), bij aanvang al een betere gezondheid hadden dan de mensen die continu werkloos waren (blauwe, gestreepte balken). Er is sprake van een selectie mechanisme, waarbij werklozen met een goede gezondheid een grotere kans hebben om werk te verkrijgen. Bovendien laat figuur 1 zien dat de algemene
8|
ervaren gezondheid, het fysiek functioneren, de mentale gezondheid, en het sociaal functioneren van mensen die gestart waren met een betaalde baan significant (P<0.05) verbeterden binnen zes maanden (rode balken). Deze bevinding laat zien dat er sprake is van een causatie mechanisme, waarbij het verkrijgen van werk een positieve invloed heeft op de gezondheid. Het starten met een betaalde baan had vooral invloed op de mentale gezondheid en het sociale functioneren, terwijl fysiek functioneren de minste verbetering liet zien. Voor het veranderen van de fysieke gezondheid is mogelijk meer tijd nodig dan de periode van 6 maanden waarin de gezondheid is onderzocht. Figuur 1: Werkhervatting en gezondheid onder 900 bijstandsgerechtigden in Rotterdam. werkloos - voormeting
werkloos - nameting
werkhervatter - voormeting
werkhervatter - nameting
100
Schaalscore (hogere score = betere gezondheid)
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Algemene gezondheid
Fysiek functioneren
Mentale gezondheid
Sociaal functioneren
Werk zorgt ervoor dat een persoon in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Maar daarnaast beschrijft Jahoda [8] ook nog een aantal functies van werk: het hebben van sociale contacten, de regelmaat die werk geeft, sociale status en identiteit, een doel hebben in het leven en het op peil houden van vaardigheden. Voor veel voorkomende gezondheidsproblemen zoals psychische klachten, klachten aan het bewegingsapparaat en hart- en ademhalingsproblemen kan terugkeer naar werk een bijdrage leveren aan herstel van de gezondheidsklachten.[9] Interventies gericht op gezondheidsverbetering en werkhervatting Van veel re-integratieprogramma’s is niet goed bekend wat de effectiviteit is. Er komt steeds meer aandacht voor evaluatie onderzoek van bestaande interventies. Op dit moment wordt vanuit het ErasmusMC in samenwerking met de Sociaal Wetenschappelijke Afdeling van de gemeente Rotterdam een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van ExIT. De ExIT methodiek is ontwikkeld voor bijstandsgerechtigden met psychische problemen, waarbij de gemeentelijke Sociale Dienst intensief samenwerkt met de GGZ instelling. [10] De ExIT methodiek beschrijft een intensieve, multidisciplinaire aanpak van Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 9
psychische, sociale of maatschappelijke problemen die een belemmering vormen voor werkhervatting. Een eerste pilot-onderzoek in Rotterdam-Feijenoord laat veelbelovende resultaten zien.[11] Het evaluatieonderzoek zal inzicht geven in de effecten van ExIT op de ervaren mentale en fysieke gezondheid en de kans op werkhervatting van Rotterdammers met een bijstandsuitkering. Daarnaast vindt er ook een procesevaluatie plaats, waarvan de eerste resultaten beschreven staan in het essay over ExIT. Een aantal jaren geleden is door het Erasmus MC een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de effecten van het programma ‘Gezond aan de Slag’. Het programma was gericht op het vergroten van de fysieke activiteit, het aanleren van een gezonde levensstijl en het vergroten van eigen vaardigheden in het omgaan met problemen. Het 12-weekse programma was bedoeld als ‘warming-up’ voor deelname aan een re-integratieprogramma. In de praktijk bleek de overdracht van het gezondheidsprogramma naar het re-integratieprogramma moeizaam te verlopen. Slechts 23% van de deelnemers van het gezondheidsprogramma startten met een re-integratietraject binnen een periode van zes maanden. Uit het onderzoek bleek dat de fysieke conditie van deelnemers verbeterde, maar vanwege de grote fysieke gezondheidsachterstand aan het begin van het programma, was de fysieke conditie aan het eind van het gezondheidsprogramma nog steeds matig tot slecht. Het gezondheidsprogramma had geen invloed op de ervaren mentale en lichamelijke gezondheid of de kans op het vinden van een baan. Mogelijk wordt het ontbreken van effectiviteit van deze interventie veroorzaakt door het ontbreken van aansluiting met andere activiteiten gericht op re-integratie naar werk. [12] In de Verenigde Staten is voor personen met psychische problemen een inspirerende benadering ontwikkeld, het zogenaamde ‘place and train’ model. Individual placement and support (IPS) is de meest onderzochte variant van het ‘place and train’ model. IPS staat voor versnelde re-integratie, uitgaande van de individuele kennis en vaardigheden van de werkzoekende, het direct aanbieden van een veilige en gezonde werkomgeving en vervolgens het geven van gezondheidskundige en sociale nazorg aan werkgever en werknemer met behulp van actieve, wekelijkse ondersteuning. Het uitgangspunt is dat veel mensen met gezondheidsproblemen kunnen werken en dat werk juist goed is voor de gezondheid. Daarbij is een sluitende ketenaanpak essentieel, waarbij werkbegeleiding en psycho-medische zorg direct beschikbaar zijn en nauw op elkaar aansluiten. Verschillende gerandomiseerde studies in de Verenigde Staten en Europa hebben de effectiviteit van IPS wetenschappelijk aangetoond.[13] In een recent overzicht wordt geanalyseerd dat voor werklozen met psychische problemen de kans op duurzame betaalde arbeid steeg tot boven de 30% binnen 18 maanden, tegenover ongeveer 12% in de reguliere aanpak.[14] Het programma is ook geschikt voor invoering in Nederland bij uitkeringsgerechtigden met psychische problemen, en zeer waarschijnlijk voor alle uitkeringsgerechtigden waarbij gezondheidsproblemen een mogelijke rol spelen bij werkhervatting. Een eerste 10 |
poging om dit programma in Nederland te introduceren liet overigens veel slechtere resultaten zien door allerlei problemen in de uitvoeringspraktijk, met name slechte organisatorische afstemming tussen betrokken partijen, barrières door wettelijke regelingen en schotten in financieringssystemen.[15] Conclusie Er zijn grote gezondheidsverschillen tussen werkende en niet-werkende mensen. Persoonskenmerken en psychosociale omstandigheden dragen bij aan de slechtere gezondheid van werklozen. Onderzoek laat zien dat starten met betaald werk een positieve invloed heeft op alle aspecten van de ervaren gezondheid, met name de mentale gezondheid en het sociaal functioneren. Multidisciplinaire interventies, waarbij problemen gezamenlijk vanuit verschillende disciplines worden aangepakt, en interventies waarbij werk wordt ingezet als middel om herstel van gezondheidsproblemen te bevorderen, zijn veelbelovend. Hierbij is een goede organisatorische afstemming tussen betrokken partijen van cruciaal belang voor een effectieve interventie. Over de auteurs Dr. Merel Schuring is postdoctoraal onderzoeker op de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC. Haar onderzoek richt zich op de relatie tussen gezondheid en werkstatus, met specifieke aandacht voor de invloed van socio-demografische factoren, leefstijl en werk karakteristieken. Dit onderzoek heeft onder andere geleid tot haar proefschrift met de titel: `The role of health and health promotion on labour force participation’. Ze is auteur van verschillende longitudinale studies, uitgevoerd in Europese landen, evenals van studies onder werklozen in de gemeente Rotterdam. Prof. Dr. Ir. Alex Burdorf is verantwoordelijk voor het onderzoeksprogramma Determinanten van Volksgezondheid van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC. In dit programma wordt onderzoek gedaan naar determinanten van gezond gedrag, sociale en fysieke determinanten van volksgezondheid en de invloed van sociale- en arbeidsparticipatie op gezondheid. In de afgelopen 5 jaar zijn verschillende studies verricht naar duurzame inzetbaarheid van werknemers en naar de rol van gezondheid en leefstijlinterventies op werkhervatting onder werklozen. Hij heeft ruime wetenschappelijke ervaring, blijkend uit ruim 200 internationale wetenschappelijke publicaties.
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 11
Referenties 1. Janlert, U., Unemployment as a disease and diseases of the unemployed. Scand J Work Environ Health, 1997. 23 Suppl 3: p. 79-83. 2. Roelfs, D.J., et al., Losing life and livelihood: a systematic review and metaanalysis of unemployment and all-cause mortality. Soc Sci Med, 2011. 72(6): p. 840-54. 3. Weich, S. and G. Lewis, Poverty, unemployment, and common mental disorders: population based cohort study. BMJ, 1998. 317(7151): p. 115-9. 4. Schuring, M., et al., Ethnic differences in unemployment and ill health. Int Arch Occup Environ Health, 2009. 82(8): p. 1023-30. 5. Schuring, M., Reijenga, F.A., Carlier, B., Burdorf A., Gezondheidsbeleving van werklozen: Wat is bekend en wat zijn witte vlekken? Literatuurstudie in opdracht van het UWV Kenniscentrum, 2010. 6. Hartman, M., Psychosocial factors in the relationship between unemployment and health: a cross-sectional study. Master thesis - Erasmus MC Rotterdam, 2006. 7. Schuring, M., et al., The effect of re-employment on perceived health. J Epidemiol Community Health, 2011. 65(7): p. 639-44. 8. Jahoda, M., Employment and unemployment: a social psychological analysis. Cambridge University Press. (ISBN 0521242940), 1982. 9. Waddell, G., Burton, A.K., Is work good for your health and well-being? London: The Stationery Office, 2006(www.tsoshop.co.uk ): p. ISBN:9780117036949. 10. Oldenhof, H. and D. Colijn, ExIT - Extra Intensieve Trajectbegeleiding - Het multidisciplinaire re-integratie instrument voor een naar vermogen participerende en gezonde stad. Rapport van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelenheid van de Gemeente Rotterdam, 2009. 11. Jagmohansingh, S., Evaluatie ExIT Feijenoord. Rapport van de Sociaal Wetenschappelijke afdeling van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rotterdam, 2008. 12. Schuring, M., et al., Effectiveness of a health promotion programme for long-term unemployed subjects with health problems: a randomized controlled trial. Journal of Epidemiology and Community Health, 2009. 63: p. 893-899. 13. Burns, T., et al., The effectiveness of supported employment for people with severe mental illness: a randomised controlled trial. Lancet, 2007. 370(9593): p. 1146-52. 14. Crowther, R.E., et al., Helping people with severe mental illness to obtain work: systematic review. Bmj, 2001. 322(7280): p. 204-8. 15. van Erp, N.H., et al., A multisite study of implementing supported employment in the Netherlands. Psychiatr Serv, 2007. 58(11): p. 1421-6. 12 |
3
ExIT: een unieke samenwerking tussen re-integratie, zorg en welzijn Shantie Jagmohansingh en Herman Oldenhof Een groot deel van de mensen die langdurig in de bijstand zitten, beschikt zelfs na vele jaren werkloos te zijn geweest, nog steeds over de potentie om uit te stromen. Deze mensen duurzaam aan het werk helpen, dat is de opdracht die de ExIT-medewerkers uit Rotterdam zichzelf hebben gesteld. Of het nu gaat om psychische problematiek, sociale problemen of problemen van andere aard, met de multidisciplinaire aanpak binnen ExIT wordt bereikt dat een deel van de kandidaten daadwerkelijk uitstroomt naar werk en dat een ander deel dichter bij de arbeidsmarkt komt. De laatste jaren wordt er steeds kritischer gekeken naar de effecten van re-integratietrajecten. Het beleid van het rijk en de gemeenten is erop gericht het aantal bijstandsgerechtigden terug te dringen. Vanuit het uitgangspunt dat iedereen meedoet, wordt van mensen die in een uitkeringssituatie zitten, gevraagd een bijdrage te leveren aan de samenleving. De voorkeur gaat daarbij uit naar een betaalde baan maar als dat niet haalbaar is, is vrijwilligerswerk een goed alternatief. Deze doelstelling heeft de Rotterdamse medewerkers geïnspireerd om inzichten uit verschillende sectoren te bundelen. In 2005 zijn medewerkers van de gemeente Rotterdam samen met hulpverleners van de GGZ-instelling Parnassia Groep een samenwerkingsverband aangegaan om een instrument te ontwikkelen om bijstandsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt op een innovatieve wijze (weer) aan het werk te helpen. Het project kreeg de naam ExIT, een afkorting van Extra Intensieve Trajectbeleiding. Methodiek en kernelementen van ExIT ExIT is een aanpak waarin werkzoekenden met een uitkering begeleid worden naar werk. Om dit te bereiken, biedt ExIT een unieke samenwerking tussen zorg, welzijn en re-integratie. De domeinen zorg, welzijn en re-integratie bestaan dus niet naast elkaar, maar zijn met elkaar verbonden. ExIT bekijkt hoe bestaande voorzieningen kunnen worden ingezet om duurzame uitstroom naar werk te realiseren. Potentiële ExIT-deelnemers zijn werkzoekenden met een mix van psychische, financiële en/of sociale problemen. Sociale belemmeringen hebben vooral te maken met de (opvoeding van) kinderen, instabiele relatie(s), het ontbreken van een sociaal netwerk van vrienden en familie en met huisvestingsproblemen. De ExIT-deelnemers hebben een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Ze maken vaak al vele jaren gebruik van een bijstandsuitkering en hoewel zij wel de motivatie hebben om aan het werk te gaan, hebben ze tot nog toe geen baat gehad bij
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 13
eerdere trajecten. Het uitgangspunt is dat ExIT-klanten, ondanks dat ze te maken hebben met belemmeringen, wel over uitstroompotentieel beschikken. De doelstelling van ExIT is om met behulp van intensieve begeleiding door een team van professionals, de belemmeringen van de werkzoekende hanteerbaar te maken zodat deze binnen twee jaar aan het werk kan. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is de multidisciplinaire samenwerking: er wordt gebruik gemaakt van de verschillende zienswijzen en van de kennis van de verschillende disciplines. Dit komt samen in het Inter Disciplinaire Overleg waarin de trajectplannen en de voortgang van deelnemers worden besproken en alle disciplines hun input leveren. Aan het begin van het traject wordt voor iedere deelnemer een trajectplan op maat opgesteld. Dit is het werk van de ExIT-regisseur die deel uitmaakt van het ExIT-team. De ExIT-regisseur coördineert alle inspanningen die gericht zijn op het halen van het einddoel: uitstroom naar werk. Een maatschappelijk werker zorgt voor begeleiding van deelnemers die te maken hebben met maatschappelijke problematiek, zoals schulden en huisvestingproblemen, opvoedingsproblemen, rouwverwerking, etc. De begeleiding naar de arbeidsmarkt is in handen van de acquisiteur, die in dienst is van de gemeente Rotterdam. Een psycholoog en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, van de Parnassia Groep, maken deel uit van het ExIT-team. Zij brengen de mogelijkheden en belemmeringen van een ExIT-klant in kaart (diagnosestelling), zij behandelen psychische klachten of verwijzen door naar behandelaars buiten ExIT. Bij de behandeling van psychische klachten staat de invalshoek van arbeidshulpverlening voorop. De behandeling vindt dus altijd plaats vanuit de insteek van werk en dagbesteding. Het verloop en de resultaten van ExIT ExIT is in mei 2005 van start gegaan als kleinschalig project. In die beginperiode is de methodiek werkende weg ontwikkeld. In 2009 is het project uitgerold over de vijf Rotterdamse Werkpleinen. In de uitrolperiode stond het leren werken met de nieuwe methodiek voorop. Draagvlak bij de twee samenwerkende organisaties, de gemeentelijke sociale dienst en Parnassia, was essentieel voor een goede inbedding van ExIT binnen beide organisatie. Hier was flink wat lobbywerk voor nodig. ExIT kreeg tijdens de uitrol te maken met een groot aantal veranderingen. De economische crisis zette het gemeentelijk activeringsbeleid flink onder druk doordat er bezuinigd moest worden. Op landelijk en lokaal niveau kwam er ook een andere kijk op re-integratie en activering. Het aantal re-integratieinstrumenten moest als gevolg van deze omstandigheden fors teruggebracht worden. Anno 2012 is de ExIT-aanpak één van de weinige overgebleven gemeentelijke re-integratie-instrumenten voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. 14 |
Tabel 1 Resultaten ExIT 2009-2012 in percentages Uitstroomresultaten ExIT %
2009
2010
2011
2012
20092012
Uitstroom
33
21
19
27
23
Geen uitstroom, wel doelen bereikt
21
25
28
25
26
Geen uitstroom
28
28
35
32
32
Uitval
17
25
19
17
19
Totaal
100
100
100
100
100
In de bovenstaande tabel worden de resultaten van ExIT weergegeven. In het eerste jaar na de uitrol (2009) stroomde 33% van de ExIT-kandidaten uit en in 2012 was dat 27%. Het gemiddelde percentages door de jaren heen bedraagt 23%. De resultaten van ExIT zijn echter breder dan uitstroom naar werk alleen. Zo is bij een kwart van de deelnemers geen uitstroom naar werk gerealiseerd, maar zijn de belemmeringen wel verminderd, bijvoorbeeld doordat een deelnemer die eerst een geïsoleerd bestaan leidde, na de begeleiding van ExIT wel vrijwilligerswerk ging doen. Er was dus geen uitstroom naar werk, maar er zijn wel doelen bereikt. Duurzame uitstroom met inzet van ExIT ziet er veelbelovend uit, maar nader onderzoek zal dit moeten bevestigen. Er blijft altijd een groep over bij wie de problematiek te complex is. Dit zijn mensen met veelal ernstige psychische belemmeringen. Over de afgelopen vier jaar gold dit voor iets meer dan 30% van de deelnemers, waarvoor de gemeentelijke doelstellingen niet zijn behaald. Een groot deel is na een nadere diagnosestelling gericht doorverwezen naar reguliere hulpverlening. Bijna 20% van de deelnemers is uitgevallen in de loop van het traject. Dit zijn deelnemer die uit zichzelf zijn gestopt of voor wie de ExIT-regisseur een verder vervolg van het traject niet zinvol achtte. Kritische factoren en leermomenten Na de uitrol van ExIT vond er een grondige procesevaluatie plaats. De uitkomsten zijn relevant voor andere gemeenten en overheidsorganisaties. De evaluatie leverde ook bruikbare kennis op over het uitrolproces. De belangrijkste leermomenten benoemen we hierna. Multidisciplinair samenwerken goed borgen Het aansturen van een multidisciplinair team is niet eenvoudig. Professionals hebben de neiging om vast te houden aan de eigen invalshoeken en doelstellingen. Hoewel dit enerzijds een kracht is van multidisciplinair werken, kan het soms lastig zijn om de methodiek uit te voeren zoals die oorspronkelijk is bedoeld als de medewerkers vanuit een verschillend vertrekpunt opereren. Om de synergie tussen de verschillende disciplines optimaal te benutten, is het nodig dat de teamleden, die weliswaar afkomstig zijn uit verschillende disciplines, handelen Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 15
en denken vanuit dezelfde doelstelling en aanpak van de methodiek. Ook is het nodig te investeren in het eigen maken van de visie en ideologie achter de methodiek. Het is dus belangrijk dat gemeentelijke professionals en professionals uit de hulpverlening hun unieke visie behouden, maar tegelijkertijd in staat zijn door elkaars bril te kijken. Zorg ervoor dat nieuwe medewerkers die geen onderdeel uitmaakten van het experimentele voortraject, de tijd krijgen om zich de methodiek eigen te maken. Een helder en praktisch handboek helpt daarbij. Neem de tijd voor de uitrol Het uitrollen van ExIT over vijf Werkpleinen was geen gemakkelijke klus. De projectfase bood weliswaar mogelijkheden om vrijelijk te experimenteren, de daaropvolgende inbedding van de werkwijze in twee totaal verschillende organisaties (gemeente en Parnassia) met ieder een eigen cultuur en eigen regels, was daarentegen complex en tijdrovend. Een geleidelijke uitrol was achteraf bezien verstandiger geweest en had de medewerkers van de gemeente en de hulpverlening meer tijd gegeven de samenwerkingsrelatie op te bouwen. Goede inbedding en een duidelijke plek voor team ExIT binnen de organisatie zijn dus essentieel. Zo voorkom je dat het team een geïsoleerde positie inneemt. Zorg ook dat de instroom van deelnemers op een centraal punt in de organisatie plaatsvindt. Als kandidaten niet volgens vastgestelde criteria worden geselecteerd en onterecht worden doorverwezen naar het ExIT-team, levert dat teleurstellingen op, zowel voor de klant als voor het team. Ook bij de moederorganisaties moet er draagvlak zijn voor de gezamenlijke doelstellingen van ExIT. Maak het hele team gezamenlijk verantwoordelijk voor de resultaten en zorg voor een uniforme aansturing van gemeentelijke professionals en professionals uit de hulpverlening. Uitstroom naar werk Voor de uitstroom van ExIT-deelnemers naar werk is de inzet van de acquisiteur erg belangrijk. De acquisiteur moet op zoek gaan naar geschikte vacatures. Een goede werkrelatie en een vertrouwensband met werkgevers is noodzakelijk. Daarnaast moet de acquisiteur kunnen inspelen op de specifieke situatie van de ExITdeelnemers om zo de goede voorwaarden te creëren voor uitstroom naar werk. Meerjarig evaluatieonderzoek Erasmus MC en SWA gemeente Rotterdam In een tijd waarin steeds kritischer wordt gekeken naar re-integratie-instrumenten, blijft ExIT tot nu toe overeind door zijn innovatieve aanpak. ExIT is een project met een ‘zachte’ maar zeer gerichte aanpak, gebonden aan ‘harde en zakelijke’ doelstellingen. De ExIT-methodiek wordt systematisch gevolgd en grondig geëvalueerd om zo de langdurige effecten op het gebied van participatie en gezondheid vast te kunnen stellen. Onderdeel van het onderzoek is de procesevaluatie en een kostenbatenanalyse. Het onderzoek wordt uitgevoerd door het Eramus MC en de Sociaalwetenschappelijke Afdeling van de gemeente Rotterdam. 16 |
Over de auteurs Shantie Jagmohansingh is bestuurskundige (Beleid & Politiek, European & Global Governance) en projectleider/ onderzoeker bij de Sociaal Wetenschappelijke Afdeling van de gemeente Rotterdam. Zij houdt zich voornamelijk bezig met re-integratie, activering en (uitsluiting van) kwetsbare groepen. Op dit moment werkt ze in samenwerking met het Erasmus MC aan een meerjarige evaluatie van ExIT en aan Fit 4 Work. Daarnaast is zij bezig met het opstellen van de Staat van Emancipatie in Rotterdam. Herman Oldenhof is GZ-psycholoog en psychotherapeut bij de Parnassia Groep. Sinds 1998 is hij gedetacheerd bij diensten van de Gemeente Rotterdam, met name SoZaWe. Hij heeft een aantal samenwerkingsverbanden tussen de GGZ en de gemeente ontwikkeld en opgezet ten behoeve van een kwetsbare doelgroep, waaronder ExIT.
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 17
4
Fit4Work: Mensen met psychosociale klachten en multiproblematiek begeleiden naar werk UWV WERKbedrijf, diensten SoZaWe (Werk en Inkomen), GGD van de G4 en Capelle a/d IJssel
Koos van Dijk en Rogier van Rijn Mensen vanuit de uitkering aan het werk krijgen. Hoe doe je dat? Hoe krijg je deze mensen Fit4Work? Niet door mensen af en toe op te roepen voor losse re-integratie- en gezondheidstrajecten. Bij Wajongers en mensen in de bijstand met psychosociale klachten en multiproblematiek levert een integrale aanpak die gericht is op weer aan het werk gaan, betere resultaten op. Vanuit die gedachte is Fit4Work ontstaan. In dit essay beschrijven we het project maar eerst richten we ons op de hoofdpersoon: de werkzoekende. Een voorbeeld Kiyana is een alleenstaande vrouw van 34 jaar die geboren is op de Antillen. Zij heeft vier kinderen tussen 4 en 16 jaar. Zij spreekt gebrekkig Nederlands en heeft geen startkwalificatie. De laatste drie jaar heeft zij niet gewerkt. Zij beschikt alleen over werkervaring op een postkamer. Ze heeft last van straatvrees, als gevolg van verschillende vervelende relaties. Zij zegt: ‘alleen in mijn huis ben ik veilig’. De kinderen staan onder toezicht van jeugdzorg. Sinds enige tijd heeft ze last van een nekhernia. Kiyana is onder behandeling bij een psycholoog en psychiater en slikt zware medicijnen. Zij zegt daar zelf over: `ik moet medicijnen innemen om rustig in mijn hoofd te kunnen blijven.’ Zij geeft aan niet te kunnen werken vanwege haar geestelijke problemen en de zorg voor de kinderen. Zelf zou ze het liefst willen werken op een kantoor, iets met computers. Hoe krijg je Kiyana Fit4Work? Duidelijk is dat het nu niet verstandig is haar aan te bevelen bij een werkgever. Niets doen is echter ook geen optie. Haar gezinssituatie is zorgelijk, de zorgconsumptie is hoog en de toch al grote afstand tot de arbeidsmarkt zal alleen maar groter worden. Een weinig rooskleurig perspectief voor haar en haar gezinsleden. Wat drijft ons? Wij denken dat er een beter perspectief voor Kiyana mogelijk is. De wijze waarop de ondersteuning voor mensen als Kiyana georganiseerd is, is tot nog toe erg gesegmenteerd en het leidt nauwelijks tot enig resultaat. Wij stelden ons als team de vraag of er een aanpak mogelijk zou zijn, met inzet van technieken als motivational interviewing, waarin ook begeleiding naar werk goed is verankerd en of met een dergelijk aanpak Kiyana aan het werk te krijgen is. Een aanpak die bovendien ook haar gezondheid kan verbeteren. Dit heeft het UWV, G4-GGD, de 18 |
diensten SoZaWe /Werk en Inkomen van de G4 en gemeente Capelle a/d IJssel ertoe geïnspireerd Fit4Work te ontwikkelen. De partijen hebben een convenant gesloten en een aanbestedingskader voor het re-integratiebedrijf opgesteld. De individuele directies hebben hun committent voor het project uitgesproken en er is meerjarig geld gereserveerd in de begroting van het participatiebudget. Aanpak gericht op snel aan het werk gaan De doelgroep van Fit4Work zijn uitkeringsgerechtigden (WIJ/WWB/WIA/WAJONG en/of ZW), die jonger zijn dan 50 jaar met psychosociale problematiek en multiproblematiek. Kiyana behoort met al haar problematiek dus zeker tot de doelgroep. Binnen vier weken na de aanmelding van Kiyana is er een werkplan opgesteld met haalbare doelen. Haar eigen inzet, de trainingen die zij zal volgen en de ondersteuning die zij krijgt, worden hierin vastgelegd. Fit4Work begint voor Kiyana met een gesprek met haar casemanager, die gedurende het gehele traject fungeert als haar coach. De coach vraagt haar naar haar droom voor de toekomst. Samen proberen ze een reëel beeld te krijgen van haar vaardigheden en doelen die haalbaar zijn. Ook worden de belemmeringen van Kiyana in kaart gebracht en er wordt nagegaan welke oplossingen ze zelf kan realiseren. Het is belangrijk om in deze fase al te werken aan een verandering in haar mindset en aan het vergroten van haar zelfredzaamheid. Het feit dat ze vier kinderen heeft, hoeft geen belemmering te zijn om aan het werk te gaan. De casemanager focust dus vooral op het toeleiden naar werk. Daarvoor kan hij verschillende middelen inzetten: een snuffelstage, het leren zoeken naar vacatures en vaardigheidstesten. Bij een aantal belemmeringen heeft Kiyana intensievere hulp nodig; hiervoor wordt een lifecoach ingeschakeld. Deze gaat als `makelaar’ op zoek naar de snelste en beste oplossing voor het voorliggende probleem, bijvoorbeeld voor het ontbreken van kinderopvang. Waar dat nodig is, legt de lifecoach ook contact met andere hulpverleners. De behandelfase waar Kiyana nu in zit, duurt maximaal zes maanden. Door een maximum van zes maanden te stellen aan de behandelperiode, blijft de urgentie hoog om problemen snel op te lossen, waarbij de cliënt zelf ook een actieve bijdrage levert. Wanneer plaatsing bij een werkgever niet direct mogelijk is, dan treedt de volgende stap volgens het werkplan in werking: dat is plaatsing op een werkervaringsplek. Zo’n eerste plaatsing mag maximaal drie maanden duren. Dit om te voorkomen dat er gewenning optreedt. De periode om door te groeien naar een reguliere baan is maximaal één jaar na aanvang van de eerste werkervaringsplaats.
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 19
De interne organisatie van Fit4Work kent naast de casemanager en de lifecoach, ook een jobcreator. De jobcreator moet actief op zoek gaan naar banen en werkervaringsplaatsen bij werkgevers en branches die passen bij het CV en het beroepsprofiel van de cliënt. De jobcreator is in dienst bij een re-integratiebedrijf. Dit bedrijf is vooral geselecteerd op het hebben van een uitgebreid netwerk in de welzijns- en zorgsector en het moet beschikken over een over een groot werkgeversnetwerk. Als de plaatsing van een cliënt in een bedrijf tot stand is gekomen, wordt het tijd om het stokje over te geven aan de jobcoach. De jobcoach zorgt voor introductie van de cliënt in het bedrijf, het aanleren van taal op de werkvloer en het bijspijkeren van de werknemersvaardigheden. Zo regelt de jobcoach ook aanvullende scholing. De jobcoach faciliteert dus het proces van overgang vanuit de uitkering naar werk. Deze vier professionals vormen samen de kern van het interdisciplinair overleg, waarin de voortgang aan de hand van het werkplan wordt besproken. De regie hiervoor ligt bij de casemanager. Ook de werkzoekende kan aanwezig zijn bij deze overleggen en soms schuiven ook andere professionals aan die betrokken zijn bij de cliënt. De financieringssystematiek van Fit4Work is ingericht op belonen van resultaat, nl. duurzame plaatsing van een cliënt bij een reguliere werkgever voor minstens 12 uur. Pas als dit resultaat is behaald, wordt er 75% van de trajectprijs uitbetaald aan het re-integratiebedrijf. Er is een vergoeding voor jobcoaching en bonussen; die wordt alleen uitgekeerd als na 3 en 4 jaar meer dan 50% van de deelnemers nog aan het werk is. Wetenschappelijk onderzoek: van vermoeden naar bewijs Fit4Work begon met het vermoeden dat een integrale aanpak, gecombineerd met een op duurzame uitstroom gerichte financieringssystematiek, een positief effect zou hebben op uitstroom uit de uitkering en op de gezondheid van werkzoekenden. Vooraf is er een Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse (MKBA) gemaakt om na te gaan welke rendementen te verwachten zijn. Deze MKBA ging uit van eerdere bevindingen met ‘first place then train’ methoden. Op basis van de uitkomsten mogen we verwachten dat met Fit4Work er meer mensen een reguliere baan zullen vinden dan met andere trajecten. Ook vermoeden we dat Fit4Work andere maatschappelijke baten heeft. Over de effecten van Fit4Work op de ervaren gezondheid, de kwaliteit van leven, medische consumptie en het gebruik van informele zorg, is echter weinig te zeggen. Het Erasmus MC doet daarom nader onderzoek naar de ontbrekende antwoorden. Dit onderzoek is opgezet als een experiment, waarin gewerkt wordt met 700 Fit4Work-deelnemers en een controlegroep van eveneens 700 mensen, met dezelfde kenmerken en die een regulier traject volgen. Beide groepen worden met elkaar vergeleken, waardoor exacter kan worden vastgesteld of Fit4Work meer maatschappelijk rendement en gezondheidswinst oplevert dan reguliere trajecten. Fit4Work zal ook procesmatig worden geëvalueerd. In de procesevaluatie wordt o.a. gekeken naar de wijze 20 |
waarop de Fit4Work methodiek in de verschillende gemeenten wordt uitgevoerd en of de juiste doelgroep wordt bereikt. Ook zal er een MKBA ex-post worden uitgevoerd. Hiermee kan de vraag beantwoord worden of Fit4Work gunstige economische effecten heeft op maatschappelijk niveau. Over de auteurs Koos van Dijk Msc BA is beleidsmedewerker bij het cluster Werk en Inkomen van de gemeente Rotterdam. Hij is verantwoordelijk voor de instrumenten Fit4Work, ExIT, DOK010 en de specifieke diagnose psychisch. Dr. Rogier van Rijn is postdoctoraal onderzoeker op de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC. Zijn promotietraject op de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC te Rotterdam rondde hij af met zijn proefschrift getiteld:“Acute ankle sprains in primary care”. Hij is verantwoordelijk voor het evaluatieonderzoek van Fit4Work; een integrale aanpak van psychische problematiek en re-integratie naar betaalde arbeid van uitkeringsgerectigden in de G4-gemeenten en voor diverse onderzoeken naar de relatie tussen werkstatus en gezondheid.
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 21
5
Vitale mensen zijn de motor van een vitale samenleving Jeroen van Breda Vriesman Vanuit haar maatschappelijke verantwoordelijkheid om de kosten van de gezondheidszorg beheersbaar te houden, werkt Achmea actief aan het doelmatig inzetten van zorg en aan preventie van gezondheidsproblemen. Naast preventieve activiteiten voor jongeren en mensen met gezondheidsklachten wordt ook arbeidsparticipatie als een belangrijk preventiemiddel gezien: arbeid is een goed ‘geneesmiddel’. Achmea en haar rol in de samenleving In mei 2011 organiseerde Achmea de conventie van Achlum. Deze bijeenkomst was gewijd aan ‘De staat en de toekomst van Nederland’. Discussiethema’s die aan bod kwamen waren: gezondheid, pensioen, arbeidsparticipatie, veiligheid, mobiliteit en solidariteit. Daartoe nodigde Achmea aansprekende Nederlanders uit: politici, wetenschappers, ondernemers, kunstenaars en journalisten. Achmea introduceerde ook de Maatschappij Monitor waarin de zes thema’s centraal staan in een terugkerend onderzoek naar de stemming en het gevoel van solidariteit onder Nederlandse burgers. Met deze activiteiten wil Achmea een bijdrage leveren aan het debat over deze thema’s en aan het behoud van solidariteit in ons land. Arbeidsparticipatie wordt in de activiteiten van Achmea beschouwd vanuit een breed perspectief. Het regeerakkoord ‘Bruggen Slaan’ heeft arbeidsparticipatie hoog in het vaandel staan. Een aansprekend citaat uit het regeerakkoord is: ‘Werk is de snelste route naar een goed inkomen en economische zelfstandigheid’. De gemiddelde leeftijd van de Nederlander neemt toe en de leeftijd waarop mensen met pensioen gaan stijgt. Dit maakt de noodzaak om actief te werken aan duurzame inzetbaarheid van mensen in het arbeidsproces steeds urgenter. Meer mensen aan het werk krijgen en houden, is dan ook een opdracht waar wij in Nederland voor staan. Deze maatschappelijke opdracht kan alleen slagen als mensen zonder werk, werknemers, werkgevers, overheid en het bedrijfsleven in co-creatie met elkaar werken om deze opdracht te realiseren. Er zijn vele inzichten en ook goede praktijkvoorbeelden die helpen bij het verhogen van de arbeidsparticipatie. Een belangrijk uitgangspunt is dat mensen met plezier en in goede gezondheid aan het werk zijn. Vormgeven aan de randvoorwaarde ‘plezier en gezondheid’ krijgt gelukkig steeds meer aandacht van werkgevers, werknemers, centrale en lokale overheden. Een lastig te beïnvloeden aspect van gezondheid is mensen te motiveren tot het aannemen van een gezonde leefstijl. Zo is het aantal mensen dat met overgewicht kampt in de afgelopen jaren
22 |
gestegen. Het percentage mannen met overgewicht steeg van ruim 37% in 1981 naar 53,5% in 2011. Ook het percentage vrouwen met overgewicht steeg in diezelfde periode van bijna 30% naar 43%1. Slechts 40% van de Nederlanders beweegt voldoende zodat dat een gunstig effect op de gezondheid heeft. Dit leidt mogelijk tot meer hart- en vaatziekten en tot andere lichamelijke en geestelijke gezondheidsklachten. Ook wordt onvoldoende bewegen in combinatie met ongezonde voeding en overgewicht in verband gebracht met het meer voorkomen van de ziekte kanker. Deze twee factoren zouden volgens onderzoek2 verantwoordelijk zijn voor ongeveer 30% van alle gevallen van kanker. Roken en te veel alcohol zijn van grote invloed op de vitaliteit en gezondheid van mensen. Hoe beter wij in staat zijn mensen te verleiden naar gezond gedrag des te vitaler mensen worden waardoor ze meer vertrouwen krijgen in eigen mogelijkheden. Duurzame leefstijlaanpassingen vergen inzet en doorzettingsvermogen. Veel mensen kunnen dat zonder effectieve begeleidingsstrategieën niet opbrengen. Innovaties, bijvoorbeeld nieuwe media en serious games, kunnen mensen ondersteuning geven om zelf weer grip op hun gezondheid te krijgen en hun zelfoplossend vermogen te vergroten. Met het ‘Gezond Ondernemen’ concept werkt Achmea samen met werkgevers en werknemers aan gezondheid en vitaliteit van de werknemers. Dit programma is gericht op het tegengaan van arbeidsuitval. In overleg met wetenschappers wordt vastgesteld welke interventies effectief zijn waarna er een aanbieder wordt gezocht die in staat is het beste invulling geven aan deze interventies. Ook wordt er gekeken naar relevante en aantoonbaar effectieve zorg-, verzuim- en inkomensoplossingen. Achmea werkt samen met Amsterdam, Utrecht en Almere aan preventie en gezondheid Mensen in de bijstand, Wajong en WSW hebben vaak te maken met meerdere problemen: schulden, gebrekkige scholing, verslaving, etc. Deze groep ervaart bovengemiddeld meer gezondheidsklachten van lichamelijke en/ of psychische aard, waardoor men gemakkelijk in een neerwaartse spiraal terecht kan komen. Verlies van werk en er vervolgens niet in slagen om weer de arbeidsmarkt op te komen, leiden vaak tot een laag zelfbeeld, een laag zelfvertrouwen en tot sociaal isolement dat weer aanleiding kan zijn voor gezondheidsklachten. Het gevolg van dit alles is een hogere zorgconsumptie, ‘slachtoffergedrag‘ en verminderde zelfredzaamheid. Als mensen minder te besteden hebben, ziet men dat dit vaak ook gepaard gaat met een ongezondere leefstijl en daarmee hangt mogelijk samen dat er meer gezondheidsklachten kunnen ontstaan. Ervaren gezondheid, zorgvraag, zorgkosten en participatie staan met elkaar in verband. Veel van de meervoudige problematiek concentreert zich in achterstandswijken en in de grote gemeenten. Via Zilveren Kruis Achmea en Agis
1 2
CBS StatLine, 2012 KWF Kankerbestrijding
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 23
zetten we in op een specifieke aanpak voor deze gebieden. Daarbij kiest Achmea in principe voor bewezen effectieve aanpakken en methodieken. Zo zijn er voor grote gemeenten speciale zorgpakketten ontwikkeld en worden er samenwerkingsinitiatieven ontplooid met gemeenten en met SW bedrijven. Een goed voorbeeld is het in samenwerking met de Gemeente Amsterdam opgerichte ‘Agis Amsterdam Gezondheidsfonds’. Dit fonds ontwikkelt innovatieve projecten ter verbetering van de gezondheid van Amsterdamse minima en ter bevordering van de actieve deelname van minima aan de samenleving. Arbeidsreintegratie vormt een belangrijk aspect binnen deze projecten. Op dit moment wordt er gewerkt aan het oprichten van een soortgelijk fonds in Rotterdam; de realisatie van dit fonds staat voor 2013 gepland. In Utrecht hebben burgers en alle partijen3 in de wijk Overvecht in samenwerking met de gemeente Utrecht en Agis/Achmea een succesvolle aanpak ‘gezonde wijk Overvecht’ opgezet. Hier zijn sinds 2006 mooie resultaten zichtbaar. Zo is de consumptie voor dure zorg in deze wijk met 4% gedaald; dit levert een besparing op van € 750.000. Ook is het aantal bewoners dat de beweegnorm haalt met 11% gestegen. Vooral goede zorginkoopafspraken met de eerstelijnszorg hebben hier aan bijgedragen. Achmea wil zo bijdragen aan preventie en daarmee aan het beperken van de zorgkosten.
Nieuwe proposities voor veranderende arbeidsmarkt Veranderingen op de arbeidsmarkt vragen om nieuwe proposities vanuit de zorgverzekeraar. Proposities die beter aansluiten op de behoeften van de veranderende arbeidsmarkt en die maatwerk leveren dat specifiek afgestemd is op branches, organisaties en op de werknemers en mensen die nog buiten het arbeidsproces staan. Om mensen te motiveren vooral zelf initiatief te nemen om meer duurzaam inzetbaar te zijn, zal met werknemers en werkzoekenden vastgesteld moeten worden hoe zij hierin ondersteund willen worden. Het Nieuwe Werken, bijvoorbeeld, kan de drempel tot participatie verlagen. Flexibiliteit van zowel werknemer als werkgever is daarbij van belang om de arbeidsrelatie vorm te geven. De grenzen tussen privé en werk zullen in de toekomst minder scherp worden. Het Nieuwe Werken helpt ook om ziekteverzuim tegen te gaan. Het geeft mensen meer zelfstandigheid omdat er rekening wordt gehouden met de privésituatie van werknemers.
63 Careyn, Cumulus Welzijn, Indigo, St. Overvecht Gezond!, Gemeente Utrecht en Achmea 1
24 |
Jongeren en sociale zekerheid Ook specifieke aandacht voor jongeren is noodzakelijk, want veel jongeren blijken onvoldoende toegerust om adequate keuzes te maken. In het project ‘Sjakie en de nieuwe Sociale Zekerheid’ werken TNO en Achmea samen om jongeren te ondersteunen bij het maken van keuzes die belangrijk zijn voor hun toekomstige arbeidsmarktpositie en hun leven. Jongeren houden zich daar niet bewust mee bezig en ze voelen zich daarbij onvoldoende ondersteund door bijvoorbeeld ouders, school en werkgever. Vaak is het stelsel ook onvoldoende transparant. Daarbij komt dat jongeren niet of te weinig betrokken worden bij de discussie over de vernieuwing van sociale zekerheid. Terwijl juist van deze jongeren verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid wordt verwacht. Achter het project ‘Sjakie’ zit een initiatiefgroep met deskundigheid en affiniteit op het gebied van jongeren en de sociale zekerheid. De groep bestaat uit: Achmea, AWVN, FNV Jong, CNV Jongeren, Agens Pro Mobile, Progress, APS en TNO. Toekomst Samenwerken aan vitaliteit van mensen en een betere balans tussen werk en privé, zijn belangrijke voorwaarden om mensen weer aan een baan te helpen en duurzaam aan het werk te houden. Mensen faciliteren om zelf verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor hun eigen gezondheid en vitaliteit zal in de komende jaren een belangrijke uitdaging worden voor alle partijen die werken aan arbeidsparticipatie. Innovaties op dit gebied zijn dan ook noodzakelijk om deze maatschappelijke opdracht vorm te geven. Over de auteur Jeroen van Breda Vriesman is lid van de Raad van Bestuur van Achmea en hij beheert de portefeuille Zorg&Gezondheid
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 25
6
Samen werken aan gezondheidswinst door gemeente en zorgverzekeraar Maarten Broekema, BS&F Mensen met een goede gezondheid doen minder beroep op zorg dan mensen met een slechte gezondheid. Uit onderzoek van het Erasmus MC blijkt dat er bovendien een nauwe relatie is tussen gezondheid en het verkrijgen van werk. Een nieuwe speler op het terrein van re-integratie verschijnt daarmee op het toneel: de zorgverzekeraar. Als het verkrijgen van werk de gezondheid stimuleert en de aanspraak op zorg vermindert, heeft deze partij immers belang bij effectieve re-integratie. Gemeente en zorgverzekeraar zijn de aangewezen partijen om elkaars belangen te verbinden tot een succesvolle integrale benadering van werk en zorg. De praktijk is weerbarstiger: partijen zijn geen natuurlijke partners van elkaar, zeker niet op dit terrein. De zorgverzekeraar is behalve belanghebbende ook medeverantwoordelijke: hij beschikt over interventies die de gezondheid van mensen positief kunnen beïnvloeden. Het gaat bijvoorbeeld om leefstijlprogramma’s en om toegang tot een effectieve zorginfrastructuur; denk daarbij ook aan snelle verwijzing naar passend aanbod in de geestelijke gezondheidszorg. Elementen van dit instrumentarium zijn onderdeel van basis- en aanvullende verzekeringen, zoals de gezondheidscheck of een beweegprogramma. Door samen op te trekken in organisatie en financiering kunnen sociale dienst en zorgverzekeraar een effectief en integraal re-integratieaanbod tot stand brengen. Het belang van samenwerking bij werk en zorg lijkt daarmee evident. In de praktijk is het aantal initiatieven beperkt. En die er zijn, zijn aftastend en voorzichtig. Chemie tussen gemeente en zorgverzekeraar ontstaat niet vanzelf. Ze spreken een andere taal: de een heeft het over burgers en beleid, de ander over premies en polissen. Per saldo kan het over hetzelfde gaan, want beiden hebben belang bij een goede gezondheid voor zoveel mogelijk mensen, tegen een zo effectief mogelijke inzet van middelen. Maar beelden, taal en minder goede ervaringen uit het verleden zitten een effectieve samenwerking vaak in de weg. Om een brug te bieden tussen de wereld van sociaal beleid en de wereld van schadelast hebben de VNG en Zorgverzekeraars Nederland een quick scan laten uitvoeren naar de samenwerking tussen gemeente en zorgverzekeraar bij sociale activering en re-integratie. Er zijn interviews afgenomen met alle zorgverzekeraars die een relatie hebben met gemeenten middels de collectieve zorgverzekering voor de minima, waaronder bijstandsgerechtigden. Daar waar sprake was van goede voorbeelden van samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars is ook
26 |
gesproken met betrokkenen. Het aantal gevonden goede voorbeelden was helaas beperkt. De conclusies van de quick scan hebben we gelegd naast de eigen praktijkervaringen en wat er in de literatuur is verschenen over samenwerken tussen gemeente en zorgverzekeraar. De optelsom van bevindingen uit de gesprekken, de praktijkervaring en de literatuur is vertaald in een praktische leidraad die gemeente en zorgverzekeraar kan helpen hun samenwerkingsrelatie op te bouwen. De leidraad bestaat uit twee hoofdelementen: het hart van de samenwerking (de meerwaarde, ambitie en inhoud) en een drietal ondersteunende ‘drijvers’ bij die samenwerking (de procesregie, vertrouwensrelatie en organisatiekracht). Het hart van de samenwerking: meerwaarde, ambitie en inhoud Een goed begrip van elkaars belangen gaat vooraf aan het beoogde vraagstuk. Wij noemen dit de meerwaarde van de samenwerking. In de praktijk wordt hier vaak te weinig aandacht aan besteed en dit levert op termijn frustratie of suboptimale oplossingen op. De quick scan brengt de volgende belangen en bijdragen bij de samenloop werk en zorg naar voren (uiteraard verschillen inhoud en zwaarte van de argumenten per casus): zorgverzekeraar
gemeente
belangen
reputatie en marketing van financier naar partner beheersing van zorgkosten onderscheiden via collectiviteit sturing op effectieve interventies
verhogen van participatie uitstroom uit de bijstand kennis bij zorgverzekeraar keten werk en zorg organiseren instrumentarium zorgverzekeraar
bijdrage
financiering via Zvw (en AV) uitbreiding van zorgcollectiviteit ervaring met (zorg)inkoop kennis van het vakgebied netwerk bij aanbieders
financiering via Wpg/Wmo/Wwb fungeren als distributiekanaal bieden van een vindplaats kennis van de doelgroep netwerk bij aanbieders
Helderheid en openheid over elkaars belangen en bijdrage biedt de opmaat om te werken aan het zo groot mogelijk maken van de gezamenlijke ambitie. Dit is het Leitmotiv voor de samenwerking, waarbij een populair kernbegrip ‘gezondheidswinst’ is dat beide werelden met elkaar verbindt. Het wordt meer en meer gezien als een gezamenlijke drijfveer én verantwoordelijkheid. De meerwaarde en de gedeelde ambitie van de samenwerking bieden een passend kader voor nadere concretisering: wat gaan we doen? Een samenwerkingsinitiatief moet gevuld worden met tastbare inhoud. Anders gaat het initiatief uiteindelijk uit als een nachtkaars. In de quick scan is een eenvoudig model ontstaan, dat kan dienen als gespreksleidraad om gezamenlijke (gezondheids-)trajecten te ontwerpen. Centraal in dit model staat de interventie: zetten we bijvoorbeeld in op een gecombineerde leefstijlinterventie? En welke dan? De selectie van een Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 27
interventie wordt gestuurd door een expliciete definitie van de doelgroep en diens behoefte. Ook beoogt het model dat afspraken worden gemaakt over hoe en door wie deelnemers worden gesignaleerd en gemotiveerd tot (blijvende) deelname, of (medische) verwijzing een vereiste is voor deelname, en hoe bemiddeling naar en daadwerkelijke follow up na de interventie is ingericht. Dit onderkennen van belangen en bijdrage en het gezamenlijk formuleren van de ambitie en inhoud, zoals hierboven beschreven, is erop gericht de samenwerking breder te trekken dan hoe het er in de praktijk nu vaak aan toe gaat: gemeente X biedt een re-integratietraject waar ze de zorgverzekeraar vraagt een (financiële) bijdrage in te leveren en dit schrikt de zorgverzekeraar af, omdat deze zich in de positie van leverancier/financier gemanoeuvreerd ziet, in plaats van co-creator. Drie ondersteunende drijvers Een succesvol samenwerkingsverband bij re-integratie en sociale activering draait niet op ambitie en inhoud alleen. Zo wijst de ervaring uit die is opgedaan met de samenwerking tussen gemeente en zorgverzekeraar; de uitkomsten van de quick scan bevestigen dit ook. De voorbeelden die er zijn op het terrein van werk en zorg bieden een aantal nuttige lessen om een samenwerking draaiende te krijgen en te houden. Wij hebben deze samengebracht in drie ‘drijvers’ voor een succesvolle samenwerking, te weten: regie op het proces van samenwerken, investeren in vertrouwen in de samenwerkingsrelatie en het organiseren van de samenwerking. Samen vormen zijn het tweede hoofdelement van de leidraad. Hieronder worden de drie drijvers, met elk enkele ervaringslessen, kort toegelicht.
1. Procesregie Een eerste belangrijke drijver is het ontwikkelen van een goed gevoel voor procesmanagement bij samenwerken op het terrein van werk en zorg: • Durf te pionieren, gun het tijd, maar verzand niet. Samenwerken tussen gemeente en zorgverzekeraar is, zeker bij sociale activering en re-integratie, relatief onontgonnen. Partijen en mensen moeten elkaar leren kennen, inhoud moet ontstaan en nieuwe inzichten moeten geboren worden. • (H)erken faseverschillen in het proces. Het bouwen van een samenwerking kent verschillende stadia: deze verlopen van een abstract idee naar een concreet traject, dat gemanaged moet worden. Ook moet rekening gehouden worden met externe invloeden en momenten van onderhandeling. Het kunnen omgaan met faseverschillen vergt veel van betrokkenen. • Ontwerp een gemeenschappelijke ‘taal’ en neem onduidelijkheid weg. Spit dieper, vraag door, en kom tot heldere begrippen en afspraken. • Werk in co-creatie met elkaar en met de burger/verzekerde • Creëer een level playing field met de zorgverzekeraar.
28 |
2. Vertrouwensrelatie • Zorgverzekeraars en een flink aantal gemeenten hebben ervaring met elkaar bij lichtere en bij intensievere vormen van samenwerking. Die ervaringen zijn niet altijd positief. In ieder geval is het onwaarschijnlijk dat aan het begin van een samenwerking er al sprake is van vertrouwen. Investeren in vertrouwen is dus een vereiste. • Werk vanuit mutual gains. Neem in de onderhandelingen de (onderliggende) belangen en normen en waarden als vertrekpunt in plaats van de eigen standpunten. De kans is dan groot dat partijen vlugger tot gezamenlijke oplossingen komen. • Wees als gemeente en verzekeraar transparant en oprecht geïnteresseerd in elkaar. • Wees als gemeente geen klant, maar een partner van de zorgverzekeraar. • Respecteer de spelregels van netwerklogica: je bent van elkaar afhankelijk voor succes. • Investeer in samenwerkingsvaardigheid.
3. Organisatiekracht Ten slotte: de succesvolle voorbeelden uit de quick scan bevestigen dat samenwerken ook organiseren betekent. Een samenwerkingsproces laat zich niet van kop tot staart in een ‘keurige blauwdruk’ stoppen, maar vraagt aandacht voor organisatie: • Organiseer mandaat en neem besluiten • Realiseer commitment (bestuurlijk en ambtelijk) • Manage intern: 1 organisatie, 1 plan, 1 regisseur • Kies een vorm die ondersteunt (denk bijvoorbeeld aan de collectieve zorgverzekering voor minima als ‘drager’ van interventies) • Hanteer de regels van projectmatig werken
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 29
‘Beweeg Mee’ in Den Haag: een voorbeeld van samenwerking bij gezondheidswinst De gemeente Den Haag heeft, in samenspel met zorgverzekeraars Azivo en IZA Cura, een gecombineerde leefstijlinterventie ontwikkeld voor minima: `Beweeg Mee’. Deze is gebaseerd op de landelijk bekende BeweegKuur. Het programma is o.a. actief aangeboden aan mensen in de bijstand, om zo gezondheidsdrempels naar werk weg te nemen. Bij de ontwikkeling van het aanbod hebben gemeente en zorgverzekeraars afspraken gemaakt over de gehele keten. Zo wordt als follow up een passend beweeg- en sportaanbod geregeld vanuit de gemeente en wordt er ingezet op een goede bemiddeling van interventie naar dat reguliere aanbod. De collectieve zorgverzekering voor minima, zoals geboden door IZA Cura en Azivo, zijn ingezet als `drager’ van de interventie en om afspraken te maken over de verdeling van de kosten (het `ontdubbelen’).
Over de auteur Maarten Broekema is partner bij BS&F, een bureau dat zich specifiek richt op samenwerking tussen gemeente en zorgverzekeraar in het sociale domein
30 |
7
iemand® Trudy van Raalte en Charles Vinke Komende jaren krijgen lokale overheden steeds meer de ondersteuningsplicht voor burgers die het niet op eigen kracht kunnen redden: de prestatievelden van de Wmo, de overheveling van begeleiding en verzorging en dagbesteding vanuit de AWBZ en de decentralisatie van de jeugdzorg. Nieuwe samenwerkingsstructuren zijn nodig om te komen tot innovatieve oplossingen. Oplossingen waarbij de behoefte van de burger (niet het aanbod) centraal staat en waarbij gebruik wordt gemaakt van het sociaal kapitaal in de wijk. Het project ‘íemand®’ is zo’n innovatieve samenwerking waarmee de gemeente Enschede en werkgever ADG dienstengroep ervaring hebben opgedaan. De ADG dienstengroep en de gemeente Enschede werken in het project `ps:doen’ samen om van de wijken Pathmos en Stevenfenne werkloosvrij te maken. iemand®is een nieuw innovatief concept. Een initiatief dat het leven in een wijk of buurt in ons land beter en aangenamer maakt. Want iemand®is van ons allemaal. Wie wil er nu niet wonen, werken en leven in een wijk waar het schoon, veilig en heel is. Waar je wordt geholpen als er problemen zijn met je woonomgeving, je kinderen of je werk en als je zorg nodig hebt of een steuntje in de rug. iemand®is het antwoord voor alle burgers die moeite hebben met het versnipperde zorgaanbod en de betutteling, voor alle burgers die moeite hebben om aan het werk te komen en te blijven, voor alle burgers die eenzaam of alleen zijn en het gevoel hebben van het kastje naar de muur gestuurd te worden. iemand® is de sociale innovatie die zorgt voor een gezonde, leefbare samenleving. iemand® heeft drie kerntaken Signaleren iemand® signaleert zelf en met bewoners wat er opgepakt moet worden in de wijk
Iedereen van iemand®houdt continu in de gaten wat er gaande is in de wijk, signaleert en kaart zaken aan bij de verantwoordelijke partij, stimuleert een adequate oplossing en houdt het resultaat in de gaten. Regisseren iemand® voert de regie op alle werkzaamheden in de wijk
Iedereen van iemand®coördineert en regisseert wat er op zijn pad komt en is mede verantwoordelijk voor de samenhang van de activiteiten in de wijk.
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 31
Uitvoeren iemand® voert alle voorkomende werkzaamheden uit in de wijk op het gebied van arbeidsparticipatie, zorg en welzijn, leefcomfort en veiligheid
Iedereen van iemand®steekt de handen uit de mouwen. Daar waar mogelijk ligt de uitvoering bij de bedrijven van de ADG dienstengroep. Kan dat niet, dan werkt iemand®samen met de andere aanbieders in de wijk. iemand®is ook de burger die zijn steentje bijdraagt en werkt of participeert in de wijk voor de bewoners van de wijk. iemand®is ook het ontmoetingspunt in de wijk en de digitale oplossing voor communicatie, vraag en aanbod. De resultaten • iemand® werkt doelgericht aan het verhogen van het welstandsniveau in de wijk, door de eigen kracht van burgers te vergroten. Zelfredzaamheid staat voorop, daar waar dat niet mogelijk is zorgt iemand® voor de juiste ondersteuning. • iemand® bespaart kosten door het benutten van synergie tussen de werkzaamheden en het voorkomen van dubbel werk. • iemand® faciliteert de bewoners in het nemen van eigen initiatief. Door de signalering, regierol en de uitvoering te verbinden in een slimme ictinfrastructuur is het mogelijk te innoveren, synergievoordelen te behalen en het eigenaarschap van burgers te vergroten. Deze integrale aanpak leidt tot: • Vitaliteit • Kostenreductie • Eigenaarschap iemand®is een innovatie van de ADG dienstengroep en de oplossing voor alle gemeenten die nieuwe antwoorden zoeken om bezuinigingen te realiseren, hun ondersteuning, begeleiding en zorgtaken uit te voeren, de participatiegraad te verhogen om de leefbaarheid in achterstandswijken te verbeteren. Voor gemeenten die durven loslaten, vertrouwen en verbinden. Werken aan Pathmos en Stevenfenne In maart 2011 is het project ps:doen gestart, met de ambitie om deze wijken in 2020 werkloosvrij te laten zijn. Pathmos en Stevenfenne zijn wijken waarin de bewoners vaak sterk verbonden zijn met hun buurt en buren. Er is een grote saamhorigheid en een gevoel van trots. Ondanks deze levendigheid zijn veel talenten en kwaliteiten van bewoners nog niet ontdekt. Hierdoor doen veel mensen nog niet mee aan activiteiten voor en door de wijk. Kansen op (vrijwilligers)werk worden daardoor misgelopen. Samen met werkgevers brengt ps:doen talent bij elkaar. Ook door samen te werken op het gebied van zorg, onderwijs en economie, worden kansen vergroot en talenten versterkt. De jongeren uit de wijken nemen hier een prominente rol in. Zij zijn immers de volgende generatie die vorm geven aan hun wijk. 32 |
ps:doen gaat ervan uit dat iedereen talenten heeft die van waarde zijn voor de samenleving. Deze talenten en passies kunnen ingezet worden op verschillende manieren. Dit kan bijvoorbeeld door middel van werk, vrijwilligerswerk of burenhulp. Participatie wordt gezien als een brede definitie. Inwoners kunnen zowel horizontaal als verticaal stappen zetten op de participatieladder. Dit geldt zowel voor kinderen als volwassenen. Participatie van kinderen kan leiden tot participatie van ouders. Voor realisatie van dit doel wordt gewerkt met een op maat gesneden aanpak. De expertise en inzichten vanuit de arbeidsmarkt, scholing, economie en zorg worden bij elkaar gebracht. Vanuit hier wordt gekeken welke taken de burgers onderling voor elkaar kunnen vervullen en wat bij de professional komt te liggen. Het afgelopen jaar zijn er door de samenwerking tussen ps:doen en iemand® 50 burgers uit de Wwb (n=600) doorgestroomd naar betaald werk. Tientallen burgers uit de wijken participeren inmiddels als vrijwilliger. In 2013 worden er 20 Wwb’ers (participatieladder trede 3,4) via een arrangement (leren, werken en sporten) ingezet in de thuiszorg. iemand® is toekomstbestendig Nederland zoekt naar een oplossing voor houdbaarheid van de zorg. De kosten in Nederland voor de ouderenzorg zijn de hoogste in Europa, terwijl het aantal ouderen gering is in vergelijking met andere landen. Dit vraagt om radicale veranderingen. De opgave is om nieuwe vormen voor ondersteuning, hulp en zorg in de samenleving te ontwikkelen, die tussen professioneel en informeel inzitten. Kwaliteit van zorg moet bijdragen aan de kwaliteit van leven, dat is een ander paradigma dan de traditionele gezondheidszorg. Het leidende principe komt buiten de zorg te liggen. Ondersteuning is een maatschappelijke opgave, niet alleen één van de zorgsector. Het uitgangspunt voor ons handelen in de wijk is de ‘burger’. Vele burgers zijn voldoende in staat om zelfstandig hun weg te vinden in de samenleving. Zij zijn in staat om op eigen kracht te functioneren, een inkomen te verdienen, hun huishouden te runnen, hun kinderen te verzorgen en te begeleiden. Bij de ondersteuning van burgers die dat niet kunnen, komt kwaliteit van leven centraal te staan. Twee varianten van zorg- en dienstverleningsarrangementen zijn te onderscheiden: • De buurt Buurt- en persoonsgerichte ondersteuning bij burgers thuis. Hierbij staat de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de burger voorop. • Gespecialiseerde zorg in de keten Samenwerking tussen de diverse disciplines: GGZ, ouderenzorg, GHZ en medisch specialistische zorg. Het basismodel is de huisarts, de wijkverpleegkundige en het maatschappelijk werk, die samenwerken met de medisch specialistische zorgverleners. Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 33
De transitie In het kader van de prestatievelden van de Wmo en de overheveling van begeleiding en verzorging en dagbesteding vanuit de AWBZ en de decentralisatie van de jeugdzorg hebben lokale overheden de ondersteuningsplicht voor burgers die het niet op eigen kracht kunnen redden. Nieuwe samenwerkingsstructuren zijn nodig om te komen tot innovatieve oplossingen. Oplossingen waarbij de behoefte van de burger (niet het aanbod) centraal staat en waarbij gebruik wordt gemaakt van het sociaal kapitaal in de wijk. Een gebiedsgerichte of wijkgerichte aanpak maakt het mogelijk invulling te geven aan deze innovatie. Voldoende volume om de benodigde expertise in huis te hebben en klein genoeg om uit te gaan van de behoefte en ondersteuning van de burgers in de wijk. Zo zien wij de volgende nieuwe structuren/netwerken ontstaan: 1. 1e en 1,5 lijns zorg (professionals zoals: huisarts, wijkverpleging, maatschappelijk werk) 2. Scholing en jeugdzorg, ‘gezinszorg’ (1-huis-1-plan, bundeling van ondersteuning aan kinderen en de gezinseenheid) 3. Zorg, welzijn, dagbesteding, begeleiding, informele zorg en (arbeids)participatie 4. Publiek en private ondernemingen op het gebied van onderhoud, veiligheid, beheer, met ruimte voor (arbeids)participatie. Proeftuin gemeente Enschede, 2013 en verder.... iemand® is klaar om het hoofdaannemerschap in Enschede West, de wijken Pathmos, Stevenfenne en Stadsveld op zich te nemen en draagt, zelf en samen met andere partijen, zorg voor een nieuwe invulling van hulp bij het huishouden, welzijnswerk, begeleiding, verzorging, jeugdzorg, wijkverpleging, grijs en groen.... en (arbeids)participatie. Ultimo 2015 wil iemand® hoofdaannemer zijn op al deze terreinen. Om de gap tussen de situatie anno eind 2012 en 2015 te overbruggen is een aantal tussenstappen vereist. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn verdeeld en veelal vastgelegd in contracten met uitvoerende partijen. In 2013 treedt iemand® in overleg met andere partijen (welzijnswerk, private ondernemingen, gemeente e.d.) om de bestaande ondersteuning, het welzijnswerk, de begeleiding en de verzorging gezamenlijk en de (arbeids)participatie met partijen toekomstgericht en duurzaam vorm te geven. Per resultaatgebied maken we een businesscase voor innovatie en implementatie van de dienstverlening en leggen die vooraf voor aan de gemeente Enschede.
Over de auteurs: drs. Trudy van Raalte is manager business development Asito Medical, onderdeel van de ADG dienstengroep Charles Vinke MBA is directeur Asito Medical, onderdeel van de ADG dienstengroep
34 |
8
Ambulantisering GGZ: naar een integrale aanpak voor de cliënt Margré Jongeling De afgelopen decennia is de overtuiging gegroeid dat mensen met een ernstige psychische aandoening het best behandeld kunnen worden in hun eigen omgeving in plaats van in een kliniek. Daarbij staat de cliënt centraal: het gaat er niet alleen om wat de cliënt nodig heeft aan zorg, maar ook om ondersteuning op een aantal essentiële levensdomeinen, zoals wonen, werk en onderwijs. Dit sluit aan bij de ontwikkeling die het vorige kabinet heeft ingezet naar meer zorg in buurt, versterking van de eigen regie van de cliënt en integrale zorg vanuit meerdere levensgebieden. Voortkomend uit deze visie is in juni 2012 in het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013 – 2014 (hierna: Bestuurlijk Akkoord GGZ) opgenomen dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders de ambitie delen om de huidige totale beddencapaciteit in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in de periode tot 2020 fors af te bouwen met een derde ten opzichte van het aantal bedden in 2008 en deze afbouw te vervangen door middel van ambulante zorg. De partijen erkennen in het Bestuurlijke Akkoord GGZ dat – om ambulantisering te laten slagen – samenwerking met gemeenten en andere maatschappelijke organisaties, zoals woningcorporaties, UWV, politie en justitie, onderwijs, re-integratiebedrijven, schuldhulpverlening, huisartsen en thuiszorg, essentieel is. Doel van die samenwerking is mensen in staat te stellen weer maatschappelijk te participeren, voor wie dat kan in een baan, beschermd, dan wel in regulier werk. Partijen spreken af alles te doen wat in hun mogelijkheden ligt om de maatschappelijke organisaties te stimuleren om de ambulantisering mogelijk te maken. In het voorjaar van 2012 is het Lenteakkoord gesloten. Hierin is bepaald dat mensen in de AWBZ met de lichte zorgzwaartepakketten (ZZP 1 t/m 3) worden geextramuraliseerd. Deze maatregel geldt voor nieuwe cliënten met ingang van 1 januari 2013. In een brief aan de Tweede Kamer is gemeld dat voor cliënten met een zorgzwaartepakket GGZ 3 deze maatregel wordt uitgesteld tot 1 januari 2015. Dit essay gaat vooral in op de ambulantisering op grond van het Bestuurlijk Akkoord GGZ. Dat laat onverlet dat er vele parallellen te trekken zijn met de groep personen die op grond van de AWBZ geextramuraliseerd worden. Achtereenvolgens wordt ingegaan op: het wat en waarom van ambulantisering, ambulantisering in de praktijk, de succesfactoren en de opgaven voor de komende jaren, met name op het terrein van arbeidsparticipatie.
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 35
Het wat en waarom van ambulantisering Zoals gezegd stelt ambulantisering de cliënt centraal: het gaat om zijn behoeften en zijn wensen. Uit onderzoek blijkt dat cliënten met een ernstige psychische aandoening bij voorkeur in hun eigen omgeving behandeld willen worden, daarnaast een baan, of een andere zinvolle dagbesteding, en vrienden willen. Vanuit dit uitgangspunt is het leidende principe bij de te verlenen zorg het herstelconcept. Dat wil zeggen dat niet alleen wordt gestreefd naar herstel van de gezondheid, maar ook naar herstel van burgerschap.1 Dat laatste houdt in dat cliënten zoveel mogelijk in staat moeten worden gesteld de regie over hun leven te hervinden en te participeren in de maatschappij. Dat betekent dat hulpverleners in de GGZ zich niet alleen moeten richten op het behandelen van de psychische stoornis, maar ook aandacht moeten hebben voor de voorwaarden die de cliënt nodig heeft om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk leven. Cliënten met ernstige psychiatrische aandoeningen hebben vaak ondersteuning nodig op meerdere levensdomeinen: ondersteuning bij wonen, werk, dagbesteding, inkomen, sociale contacten enz. Dat vraagt van hulpverleners om integraal te kijken naar de problemen, behoeften en sociale omstandigheden van de cliënt, maar tegelijkertijd ook rekening te houden met zijn wensen en voorkeuren. Als we ernaar streven dat mensen met ernstige psychische aandoeningen zoveel mogelijk deelnemen aan de maatschappij, dan zal de zorg op een andere wijze georganiseerd moeten worden. Dit kan door mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen thuis op te zoeken en te behandelen. Een klinische opname staat eigenheid en autonomie van de cliënt in de weg. Mensen hebben in de kliniek vooral een patiëntenrol.2 Bij zorg in de eigen omgeving wordt duidelijk welke krachten patiënten zelf hebben en welke familieleden of andere personen om hen heen staan. Daardoor is het gemakkelijker concrete doelen te formuleren voor maatschappelijk herstel. Hoe verder men van de instelling staat, hoe gemakkelijker dat maatschappelijk herstel is. Herstel van burgerschap pleit dus zoveel mogelijk voor ambulante behandeling. Een opname kan in dat geval worden gezien als een intermezzo in de ambulante behandeling in plaats van zoals het nu soms is: ambulante behandeling is nazorg na de klinische opname. Deze integrale benadering van de cliënt impliceert dat naast de GGZ ook andere instanties en sectoren een rol dienen te vervullen in de ondersteuning van mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Dat vereist afspraken tussen verschillende instellingen (gemeenten, woningbouwcorporaties, GGD, sociale diensten, UWV) over een samenhangend ondersteuningsaanbod. Daarbij zijn afspraken nodig over wederzijdse taken en verantwoordelijkheden en de coördinatie van dat ondersteuningsaanbod. Anders gezegd: de zorg voor deze 1
2
36 |
GGZ Nederland. Naar herstel en gelijkwaardig burgerschap. Visie op de (langdurige) zorg aan mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Amersfoort: GGZ Nederland; 2009 Van Veldhuizen, R. Minder bedden en betere zorg? Dat kan! Tijdschrift voor rehabilitatie, nummer 1, maart 2012.
groep kan niet langer vanuit één plek of één instelling geboden worden, maar er moeten meerdere partijen betrokken zijn bij (de ondersteuning van) wonen, werk, dagbesteding, inkomen, psychisch welzijn, sociale contacten, gezondheid en werk. Stand van zaken ambulantisering in Nederland In Nederland is het aantal intensieve ambulante zorgvormen de afgelopen jaren fors gegroeid. Deze ambulante zorg wordt veelal geboden via ACT of FACT teams. ACT staat voor Assertive Community Treatment. ACT-teams bezoeken de cliënten thuis of desnoods op straat. Daarnaast is er in Nederland een variant ontwikkeld op de ACT teams, de zogenoemde FACT-teams. Deze richten zich op alle mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen in een regio, dus niet alleen op de 20% zwaarste gevallen 39. FACT-teams zijn integrale teams die tweedelijns specialistische GGZ leveren en die multidisciplinair werken. Deze teams bieden niet alleen medische behandeling maar ook hulp en ondersteuning bij de essentiële levensdomeinen (wonen, werk, inkomen, leren, schuldhulp etc.). Op een breed front zal het multidisciplinaire team zelf hulp kunnen bieden. Daarnaast wordt waar nodig aanvullende hulp en ondersteuning door het team georganiseerd. Het aantal FACT-teams is de afgelopen jaren fors gestegen. Inmiddels zijn er in Nederland 150-teams.
Om te bevorderen dat cliënten een baan vinden of behouden, worden in de praktijk vaak ook IPS-medewerkers toegevoegd aan het multidisciplinaire team.1 IPS staat voor Individual Placement and Support. IPS is een bewezen effectieve methode om moeilijk bemiddelbare cliënten aan een regulier betaalde baan te helpen; nationaal en internationaal zijn er goede ervaringen mee opgedaan. Bij IPS staat snelle plaatsing in de gewenste betaalde baan voorop, first-place-thentrain. IPS-trajectbegeleiding vindt altijd plaats in een ambulant multidisciplinair (ACT- of FACT-)team; dit is gericht op ondersteuning op lange termijn, zowel aan de werkende cliënt als aan zijn werkgever. Toch loopt de invoering van IPS achter ten opzichte van de invoering van ACT- en FACT-teams. Een belangrijke reden daarvoor is de opgeknipte financiering. IPS bestaat uit drie fasen: toeleiden naar werk, plaatsing en begeleiding op de plaats. Voor alle drie fasen komen de middelen uit verschillende “potjes”. Dat een aantal cliënten toch IPS ontvangt is vooral te danken aan gedreven hulpverleners, die steeds opnieuw voor de verschillende trajecten de benodigde financiering bij elkaar trachten te regelen.42 3
4
Van Veldhuizen, R. Het waarom en hoe van beddenreductie in de ggz. Van bedden naar betere zorg in de buurt. Zorgvisiemagazine, nr. 2, februari 2011. Van Hoof, F, Van Vugt, M. Samenhang en coördinatie in de ondersteuning van mensen met ernstige psychische aandoeningen. Utrecht: Trimbos-instituut, juni 2011.
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 37
Daarbij hangt het succes vooral af van de bereidwilligheid van gemeenten, UWV en zorgverzekeraars. In de regio Noord-Holland Noord worden op dit moment de eerste negen gesprekken voor arbeidsre-integratie betaald door de zorgverzekeraar, vanwege het profijt dat de zorgverzekeraar ziet van deelname van cliënt aan het arbeidsproces. Uiteindelijk kunnen hiermee zorgkosten worden bespaard. Inmiddels is er een multidisciplinaire richtlijn opgesteld om mensen met een ernstige psychische aandoening begeleiding te bieden bij het behouden van werk, waarbij IPS wordt aanbevolen. Naast deze ACT- en FACT-teams zijn er ook ambulante teams die intensieve zorg leveren voor specifieke doelgroepen. Zo zijn er forensische FACT-teams, speciale teams voor jeugdigen en verslaafden en teams die zich richten op vroegtijdig ingrijpen bij psychoses (de zogenoemde VIP-teams). Ook in deze teams kan IPS met succes worden toegepast. Vooral bij jongeren en jongvolwassenen richt IPS zich niet alleen op arbeidsintegratie maar ook op begeleiding in het volgen van (eerder afgebroken) opleidingen.
Ondanks deze forste groei van het aantal ambulante zorgvormen en de goede initiatieven is er nog een flinke slag te maken. Zo is het aantal klinische bedden voor volwassenen in de periode 1993-2009 weliswaar afgenomen van 21.340 naar 17.800 bedden, maar het aantal bedden in een beschermde woonvorm is in diezelfde periode verdrievoudigd51. Ook is het aantal bedden voor specialistische deelsectoren (verslaving, forensische psychiatrische zorg, kinderen en jeugd ) de afgelopen periode fors gestegen. De forensische capaciteit in deze periode is ook verdrievoudigd. Nederland behoort internationaal gezien met deze beddencapaciteit tot de koplopers; alleen België heeft nog meer bedden per 100.000 inwoners. Voor een aantal Europese landen geldt dat zij de afgelopen decennia bewust beleid hebben gevoerd op de-institutionalisering van de GGZ en op de ontwikkeling van ambulante zorg en maatschappelijke ondersteuning voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben op dit terrein een prescriptief nationaal beleid gevoerd.62
5
6
38 |
Van Hoof, F, Van Vugt, M, et al. Bedden tellen – afbouw van de intramurale ggz. MGv, jaargang 67, nummer 6, september 2012. Ambulante zorg en maatschappelijke ondersteuning voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. Een vergelijking van nationaal beleid en zorgstelsels in Nederland, Engeland en Denemarken. Trendrapportage GGZ 2011. Utrecht, Trimbos-instituut, 2011.
Succesfactoren bij ambulantisering • Ambulantisering is een proces met veel verschillende actoren. Uit de ervaringen die zijn opgedaan, is een aantal kritische succesfactoren te herleiden. Een persoonsgerichte aanpak waarbij integrale zorg en ondersteuning op meerdere levensdomeinen aan de cliënt wordt geboden, waarbij rekening wordt gehouden met zijn problemen, behoeften en wensen en waar wordt geluisterd naar zijn verhaal. Behandeling en de ondersteuning van de cliënt moeten daarop worden afgestemd. • Een gecoördineerde regionale aanpak: de afbouw van bedden en de opbouw van teams moet geen ongericht ad-hoc proces zijn op instellingsniveau, maar een regionaal proces. Bij die gewenste eindsituatie moeten de benodigde toekomstige klinische en ambulante alternatieven zoveel mogelijk naar aard en omvang worden gespecificeerd en gekwantificeerd. • Een transmurale aanpak: het moet zo nodig mogelijk zijn voor de FACT teams om op te schalen in zorg (bijvoorbeeld door een opname). Er moeten echter wel geschikte intramurale voorzieningen, veelal high care voorzieningen, voorhanden zijn. Ook moet kunnen worden afgeschaald, indien zeer intensieve zorg niet langer nodig is. Cliënten met ernstige psychische aandoeningen kunnen ook behandeld worden in de eerste lijn als hun toestand stabiel(er) is. Het Bestuurlijk Akkoord GGZ zet ook in op versterking van de eerste lijn. • Cultuurverandering binnen de GGZ: in de dagelijkse praktijk van de GGZ beperkt het perspectief van de hulpverlener zich te vaak tot alleen de psychische aandoening van de cliënt en te weinig tot de meer integrale herstelbenadering. • Kwalitatief goede ambulante teams: de ambulante teams leveren specialistische tweedelijns zorg en ondersteuning bij de maatschappelijke functies. Als hierop wordt bezuinigd, kan dit leiden tot “Verelendung” achter de voordeur. Echter, hierdoor kan het aantal opnames weer stijgen, en dat wilden we juist voorkomen. • Beperking van de instroom in de klinieken door goede preventie en adequate organisatie van de eerste lijn en basis-GGZ. Intensievere zorg door de tweede lijn kan voorkomen worden door vroegtijdig te signaleren en een cliënt eerder te behandelen en integraal te ondersteunen op meerdere leefdomeinen. • Sluit bij de ambulantisering bij voorbaat geen groepen uit. Bij de afbouw van bedden richt de aandacht zich vooral op bedden voor patiënten met ernstige psychische aandoeningen met langdurige opnames. Bij de beddenafbouw moet evenzeer rekening gehouden worden met korte opnames bij andere groepen cliënten. • Stimuleren netwerk: familie en naasten zijn belangrijk voor het slagen van ambulantisering, omdat zij de cliënt kunnen ondersteunen in zijn eigen omgeving. • Het bestrijden van het stigma van cliënten met een ernstige psychiatrische aandoening.
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 39
Vervolg In het Bestuurlijk Akkoord GGZ zijn afspraken gemaakt over het vervolgtraject van ambulantisering. Afgesproken is dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders op basis van de lokale situatie afspraken maken over mogelijkheid, inhoud en tempo van deze ambulantisering. Er zal een nulmeting plaatsvinden voor de gehele sector die inzicht geeft in de functioneel in gebruik zijnde beddencapaciteit. Daarnaast hebben de partijen bij het Bestuurlijk Akkoord GGZ met elkaar afgesproken om alles te doen wat mogelijk is om de maatschappelijke organisaties te stimuleren om de ambulantisering mogelijk te maken. Met de VNG wordt overleg gevoerd om de beleidontwikkeling rondom ambulantisering op te pakken. Participatie, preventie en een gezamenlijk inkoopbeleid tussen zorgverzekeraars en gemeenten zijn onderwerpen die worden meegenomen. Met de meest betrokken departementen (VWS, SZW, BZK, OCW, Financiën, V&J) wordt samenwerking gezocht om te kijken welke vragen er op de verschillende levensdomeinen spelen en of er op landelijk niveau knelpunten zijn.. Over de auteur Margré Jongeling is beleidsmedewerker bij de directie Curatieve Zorg/ Eerstelijns- en Ketenzorg van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
40 |
9
Duurzame arbeidsparticipatie voor werkzoekenden met chronische gezondheidsproblemen vraagt integrale aanpak Lex Burdorf Gezondheid en duurzame inzetbaarheid Gezondheid speelt een belangrijke rol in de arbeidsparticipatie, vooral onder oudere werknemers en werknemers met een laag opleidingsniveau. Werkenden met gezondheidsproblemen lopen een risico uit het arbeidsproces te verdwijnen door werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Eenmaal uit het arbeidsproces hebben ze ook minder mogelijkheden weer betaalde arbeid te vinden.[1] Door de vergrijzing van de beroepsbevolking zal gezondheidsmanagement een belangrijk speerpunt moeten worden in het arbeidsmarktbeleid. Er is een aanzienlijke winst in arbeidsparticipatie te behalen, indien tijdig wordt geïntervenieerd op gezondheidsproblemen als onderdeel van programma’s om het arbeidsvermogen te behouden of weer te verkrijgen.[2] Het behoud van de inzetbaarheid en het bevorderen van de gezondheid van werknemers vragen om intensieve maatregelen. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat werknemers met gezondheidsproblemen betaald werk kunnen blijven doen en dat werklozen met gezondheidsproblemen de arbeidsmarkt kunnen betreden. Werknemers met gezondheidsproblemen Werknemers met gezondheidsproblemen kunnen beperkingen ervaren in het uitvoeren van activiteiten tijdens het werk. Daarbij is het belangrijk een onderscheid te maken tussen werknemers met een (tijdelijk) verminderd werkvermogen en werknemers met een handicap of chronische ziekte. Een belangrijke reden van een tijdelijk verminderd werkvermogen is een ernstige ziekte, zoals kanker of hartaanval, waarvoor medische behandeling nodig is. Als onderdeel van de medische behandeling zijn verschillende interventies ontwikkeld, zoals beweegprogramma’s en zelf-managementprogramma’s, met positieve effecten op fysiek en mentaal herstel. Helaas blijft de noodzaak van enige invloed van behandeling op arbeidsparticipatie veelal nog onderbelicht. In een recent advies van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg wordt benadrukt dat professionals in de gezondheidszorg en de arbeidssector op dit punt beter moeten gaan samenwerken.[3] Voor werknemers met een handicap of chronische ziekte is vastgesteld dat wettelijke regelingen en systeeminterventies veel invloed hebben op de deelname
Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 41
aan het arbeidsproces.[1] Een gedetailleerd voorbeeld hiervan is een vergelijkende studie tussen Groot-Brittannië en Zweden, waaruit blijkt dat de actievere arbeidsmarktondersteuning en betere ontslagbescherming voor werknemers met chronische ziekten in Zweden een belangrijke bijdrage leveren aan de hogere arbeidsparticipatie van deze werknemers en geringere sociaal-economische verschillen tussen mensen met een chronische ziekte en gezonde mensen.[4] Re-integratie van werklozen met gezondheidsproblemen Het zorgdragen dat personen met gezondheidsproblemen de arbeidsmarkt weer kunnen betreden, vraagt een specifieke inzet van deze personen zelf, maar ook van beleidsmakers, aanbieders van re-integratiediensten en van werkgevers. Personen moeten soms overtuigd worden dat zij met gezondheidsproblemen kunnen werken en dat dit in veel gevallen een positief effect op hun gezondheidsbeleving heeft. Het doen van betaald werk zal de zelf-regie over het eigen leven sterk bevorderen. Het is nodig voorzieningen te realiseren in de arbeidsmarkt, die bovendien goed toegankelijk zijn voor personen met een handicap of beperking. Dit vraagt allereerst een sluitende keten van programma’s uit verschillende terreinen, met name re-integratie en gezondheidszorg. Daarnaast moet werkhervatting een centraal element zijn in andere beleidsterreinen, zoals uitkeringverstrekking, schuldsanering en leefstijlprogramma’s.[5] In een systematische analyse van de effectiviteit van programma’s in Groot-Brittannië om gehandicapten en arbeidsongeschikten weer aan het werk te krijgen, zijn de succesvolle elementen bepaald. De belangrijkste factoren waren het doorbreken van het negatieve imago rond werkvermogen van arbeidsongeschikten, aanbieding van langdurige stageplaatsen, ondersteunende financiering in de eerste maanden van werkhervatting, verstrekking van transport voor woon-werk verkeer en fysieke toegankelijkheid van de werkplek.[6] Bij aanbieders van re-integratiediensten is verbetering noodzakelijk in kennis en vaardigheden om een geïntegreerde aanpak van werkhervatting te faciliteren. Onderzoek in zeven Europese landen laat zien dat het ontbreken van een integrale aanpak van werk en gezondheid een belangrijke barrière is in het succesvol re-integreren van werklozen met gezondheidsproblemen.[5] Ook van werkgevers mag een vergrote inzet worden gevraagd met het aanbieden van gestructureerde werkhervattingprogramma’s met flexibele voorzieningen die toegespitst zijn op de mogelijkheden van werknemers. De re-integratie-aanpak moet daarbij een integraal onderdeel gaan vormen van het interne personeels- en arbobeleid. Effectiviteit van re-integratie vaststellen De huidige aanpak van re-integratie is versnipperd met vele aanbieders en regelingen. Het is niet altijd goed bekend wat de effecten zijn van de re-integratieaanpak en of het aanbod van een bepaalde aanpak voldoende past bij de kenmerken van de werkloze. Er is dringend behoefte aan beter inzicht in welke 42 |
interventies en maatregelen een positieve bijdrage aan gezondheid en duurzame inzetbaarheid hebben tegen acceptabele kosten.[7] Vergelijkend onderzoek naar gemeentelijk re-integratie constateert een aanzienlijke spreiding in effecten, waarbij mensen met meervoudige problemen het meeste baat hebben bij een aanpak die is afgestemd op hun mogelijkheden en problemen.[8] Er is een sluitende ketenaanpak nodig waarin de activiteiten worden gericht op de problemen en mogelijkheden van de persoon met gezondheidsprobleem. Er is individueel maatwerk nodig waarin gezondheidsinterventies, werkhervattingprogramma’s en re-integratie-activiteiten op elkaar aansluiten. Het ontbreken van goede samenwerking tussen diverse sectoren kan essentiële barrières opwerpen voor een succesvolle begeleiding naar terugkeer in betaalde arbeid. Recent is het meerjarig onderzoek “Samen de focus op werk” afgerond naar de dienstverlening aan uitkeringsgerechtigden met multiproblematiek en de samenwerking ten behoeve van die dienstverlening tussen de sector werk en inkomen en andere sectoren. De algemene conclusie van de Inspectie SZW luidde dat professionals werk en inkomen en de (geestelijke) gezondheidszorg voor klanten met multiproblematiek en psychische problematiek nog onvoldoende gebruik maken van intensieve vormen van samenwerking. Hierdoor worden er kansen gemist voor een goede dienstverlening en daarmee voor de uitstroom naar werk.[9] Mooie kansen en mogelijkheden In de afgelopen jaren is vaak gewezen op de integrale aanpak van werkloosheid en gezondheidsproblemen. Een dergelijke aanpak draagt bij aan een betere diagnose van de arbeidsmogelijkheden van werkenden en werklozen met gezondheidsproblemen, het gerichter inzetten van passende trajecten en het realiseren van positieve effecten op werk en gezondheid. De uitdaging is om de belanghebbende groepen te laten werken aan een gezamenlijke oplossing met evenredige verdeling van de kosten en baten. Omdat re-integratie in betaalde arbeid positieve effecten heeft op de gezondheid, zullen de kosten van re-integratie voor baten zorgen in de gezondheidszorg door verminderde aanspraak op zorggebruik. Daarnaast ondersteunt dit het lokale gezondheids- en preventiebeleid. Deze essaybundel laat een aantal inspirerende voorbeelden zien van activiteiten en programma’s voor het verbeteren en behouden van de duurzame inzetbaarheid van personen met chronische gezondheidsproblemen. De nadruk ligt daarbij op de integrale aanpak van re-integratie naar werk en sociaal-medische begeleiding in gezondheidsverbetering. Samenvattend zijn de twee belangrijkste aanbevelingen: • zorg voor actievere arbeidsmarktondersteuning voor personen met gezondheidsproblemen, waardoor zij de arbeidsmarkt kunnen betreden of niet voortijdig uitstromen. Daarin is samenwerking tussen de sectoren werk en inkomen en de gezondheidszorg van eminent belang. Er dient een Gezond aan het werk: samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand | 43
programmatische aanpak te worden ontwikkeld voor het vaststellen van de kosteneffectiviteit van programma’s opdat duidelijk wordt welke partijen de kosten en baten dragen. • maak regelingen en voorzieningen voor een arbeidsmarkt voor oudere werknemers, waarin werknemers in zware beroepen en werknemers met chronische gezondheidsproblemen tijdig kunnen overstappen naar minder belastende beroepen. Er is een loopbaanbeleid nodig voor individuele werknemers, opdat zij tijdig kunnen omscholen naar passend ander werk. Over de auteur Lex Burdorf is werkzaam als hoogleraar determinanten van volksgezondheid aan de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC te Rotterdam. In de afgelopen 10 jaar heeft hij diverse studies gedaan naar gezondheid en werkvermogen in bedrijven, de invloed van gezondheid op arbeidsparticipatie, en de effectiviteit van gezondheidsbevordering onder bijstandsgerechtigden.
Referenties 1. OECD. Transforming disability into ability. Policies to promote work and income security for disabled people. Paris: OECD, 2003. 2. Burdorf A, Mackenbach PJ. De invloed van gezondheid op vervroegde uittreding uit het arbeidsproces. Zoetermeer; Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2006. 3. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Advies buiten de gebaande paden. Zoetermeer; Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2009. 4. Burström B, Whitehead M, Lindholm C et al. Inequality in the social consequences of illness: how well do people with long-term illness fare in the British and Swedish labor markets? Int J Health Services 2000; 30:435-51. 5. Grammenos S. Illness, disability and social inclusion. European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions. Luxembourg: Office for Offical Publications of the European Communities, 2003. 6. Bambra C, Whitehead M, Hamilton V. Does ‘welfare-to-work’ work? A systematic review of the effectiveness of the UK’s welfare-to-work programmes for people with a disability or chronic illness. Soc Sci Med 2005; 60:1905-18. 7. Rekenkamer Amsterdam. Re-integratie. Begeleiding van bijstand naar werk. Amsterdam, 2007. 8. Kok L, Houkes A. Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken. Amsterdam, SEO, 2011. 9. Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Samen de focus op werk. Een landelijk beeld van de samenwerking tussen professionals werk en inkomen en de gezondheidszorg. Den Haag; rapport R12/03, 2012. 44 |
Deze brochure is een uitgave van: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vijfkeerblauw | S47_614434 Gratis uitgave © Rijksoverheid | Januari 2013