Gewenste verandering in intieme relaties Onderzoek naar de frustratie van fundamentele behoeften en verandering in partnerrelaties
Campus St.-Jorisstraat Auteur: Carless Bo Begeleider: Cathérine Barbez
Bachelorproef voorgedragen tot het behalen van het diploma Bachelor in de Toegepaste Psychologie Academiejaar 2013-2014
Gewenste verandering in intieme relaties Onderzoek naar de frustratie van fundamentele behoeften en verandering in partnerrelaties
Campus St.-Jorisstraat Auteur: Carless Bo Begeleider: Cathérine Barbez
Bachelorproef voorgedragen tot het behalen van het diploma Bachelor in de Toegepaste Psychologie Academiejaar 2013-2014
Dankwoord Deze bachelorproef heeft over het algemeen veel inzet, tijd en doorzettingsvermogen gevraagd. Een aantal mensen hebben me doorheen het gehele proces gesteund zodat ik mijn doel, om dit werk succesvol en tijdig te volbrengen, zou kunnen verwezenlijken. Bijzondere dank gaat uit naar hen die op eender welke manier hun steentje aan deze bachelorproef hebben bijgedragen. Als eerste zou ik graag een woord van dank richten aan mijn bachelorproefbegeleidster Cathérine Barbez. Doorheen het derde academiejaar heeft ze mij met haar actieve inzet, wijze raad en kritische blik vooruitgeholpen om te komen tot de realisatie van dit product. Ze stond telkens paraat voor het geven van feedback en het beantwoorden van mijn onduidelijkheden, wat voor mij een grote hulp is geweest. Eveneens gaat bijzondere dank naar doctoraatsstudente Gaëlle Vanhee die steeds beschikbaar was om mijn vragen omtrent de studie te beantwoorden en me door moeilijkheden in de dataanalyse heen te helpen. Verder wil ik een woord van dank richten aan mijn ouders, familie en vriend die me telkens steunden en motiveerden om deze bachelorproef tot een goed eind te brengen. Bovendien bedank ik ook graag de vrijwilligers die mijn werk nalazen en de medestudenten die met hun eindwerk omtrent de doctoraatsstudie constructief samenwerkten. Tenslotte zou ik graag de koppels bedanken die tijd en inspanning hebben geleverd om de vragenlijst in te vullen. Zonder hen zou dit onderzoek onmogelijk zijn geweest.
IV
Inhoudstafel
Dankwoord .............................................................................................................................. IV Inhoudstafel ............................................................................................................................. V Abstract ................................................................................................................................. VII 1. Inleiding .............................................................................................................................. 1 1.1
Algemene situering ...................................................................................................... 1
1.2
Zelfdeterminatietheorie ............................................................................................... 3
1.2.1. Basic Needs Theory ................................................................................................. 4 1.2.2. Zelfdeterminatie in intieme relaties ......................................................................... 6 1.3
Gewenste verandering in intieme relaties .................................................................... 9
1.4
Frustratie van fundamentele behoeften en veranderingen in intieme relaties ........... 15
1.5
Onderzoeksvragen en onderzoeksdoel ...................................................................... 18
2. Methode ............................................................................................................................ 21 2.1.
Deelnemers ................................................................................................................ 21
2.2.
Meetinstrumenten/apparatuur .................................................................................... 24
2.2.1. Apparatuur ............................................................................................................. 24 2.2.2. New Basic Psychological Needs in Relationships Scale ....................................... 24 2.2.3. Areas of Change Questionnaire ............................................................................. 25 2.3.
Procedure ................................................................................................................... 28
2.4.
Analyse ...................................................................................................................... 29
3. Resultaten ......................................................................................................................... 30 3.1.
Relatie tussen behoeftefrustratie en gewenste verandering in intieme relaties ......... 30
3.1.1. In intieme relaties gaat een grotere frustratie van fundamentele behoeften gepaard met een grotere wens naar veranderingen. ............................................................. 30 3.2.
Verschil tussen mannen en vrouwen ......................................................................... 32
3.2.1. Vrouwen wensen bij frustratie van fundamentele behoeften significant meer algemene verandering van hun partner dan mannen. ............................................. 32 3.2.2. Vrouwen ervaren in hun intieme relatie significant meer frustratie op vlak van verbondenheid dan mannen. Op vlak van frustratie van autonomie en competentie is er geen significant verschil. ................................................................................ 33
V
3.2.3. Vrouwen wensen op vlak van kameraadschap significant meer verandering dan mannen. Er is geen significant verschil tussen mannen en vrouwen omtrent de wens tot affectieve en instrumentele verandering………………………….…….33 4. Discussie ............................................................................................................................ 34 4.1
Conclusies .................................................................................................................. 34
4.1.1 Behoeftefrustratie en gewenste verandering in intieme relaties ............................ 34 4.1.2 Verschillen tussen mannen en vrouwen ................................................................. 36 4.2
Sterktes en beperkingen van het onderzoek .............................................................. 37
4.3.
Algemene conclusie ................................................................................................... 39
5. Literatuur ......................................................................................................................... 41 Bijlagen .................................................................................................................................... 46
VI
Abstract Deze bachelorproef onderzoekt de relatie tussen frustratie van fundamentele psychologische basisbehoeften
en
gewenste
verandering
in
intieme
relaties.
Eveneens
worden
geslachtsverschillen onder de loep genomen. Er werd gebruik gemaakt van een kwantitatieve survey. Koppels die voldeden aan de vooropgestelde voorwaarden, werden gevraagd om de vragenlijst digitaal in te vullen. Algemeen hebben we een steekproef van 70 koppels kunnen bereiken. Als eerste gingen we na of in intieme relaties behoeftefrustratie gepaard gaat met de wens tot verandering. Dit bekeken we telkens algemeen alsook afzonderlijk op de drie verschillende behoeften en de categorieën van gewenste verandering. Daarna bekeken we of er op vlak van behoeftefrustratie en gewenste verandering een verschil is tussen mannen en vrouwen. Eveneens werd de algemene omvang van de behoeftefrustratie en gewenste verandering bij mannen en vrouwen nagegaan. Uit het onderzoek blijkt dat er in intieme relaties een verband is tussen behoeftefrustratie en gewenste verandering. Mannen en vrouwen vertonen hierbij geen verschil. Verder gaat behoeftefrustratie in intieme relaties, vooral bij vrouwen, gepaard met een wens tot minder affectie. Het onderzoek toont ook aan dat algemene behoeftefrustratie en frustratie van verbondenheid, competentie en autonomie gepaard gaat met een wens naar instrumentele verandering. Een nieuw en belangrijk inzicht op vlak van koppels is dat mannen en vrouwen bij frustratie van autonomie evenveel verandering wensen. Mannen wensen bij frustratie van verbondenheid meer verandering dan vrouwen. Verder toont het onderzoek aan dat vrouwen meer gefrustreerd zijn in competentie en meer verandering op vlak van kameraadschap wensen dan mannen.
VII
1. 1.1
Inleiding
Algemene situering
De Zelfdeterminatietheorie door Ryan en Deci (2002) gaat ervan uit dat ieder individu drie psychologische basisbehoeften heeft, namelijk verbondenheid, autonomie en competentie (Chen, Vansteenkiste, & Byers, n.d.). Uit heel wat onderzoek blijkt dat bevrediging van deze behoeften cruciaal is voor een optimaal welzijn. Eveneens leidt dit tot meer zelfdeterminatie, een hogere relatietevredenheid en minder nood aan verandering (La Guardia & Patrick, 2008). Volgens Ryan en Deci (2000) kan de sociale context, zoals de partner in de intieme relatie, een belangrijke invloed uitoefenen op het bevredigen of frustreren van de behoeften. Wanneer deze fundamentele behoeften gefrustreerd worden, ontstaan er conflicten of frustraties en is het moeilijker om emoties te reguleren. De opgestapelde negatieve emoties hebben blijvende gevolgen voor zowel de psychische als fysieke gezondheid (Vanhee, persoonlijke communicatie, 4 oktober 2013). Cupach en Canary (n.d.) geven aan dat constructief en destructief conflictgedrag in intieme relaties gerelateerd is met de kwaliteit en stabiliteit van het huwelijk. Indien de kwaliteit en stabiliteit van het huwelijk laag is, leidt dit tot een lage tevredenheid met de intieme relatie. Het Actor Partner Interdependence Model (APIM: Kenny, zoals geciteerd in Heyman, Hunt, Malik, & Smith Slep, 1996) wijst aan dat een lage tevredenheid gekoppeld is aan een grotere wens tot verandering van het gedrag van de partner. In het ergste geval kan er scheiding optreden (Margolin, Talovic, & Weinstein, 1983). Nochtans is verandering inherent aan intieme relaties. Relaties veranderen over de tijd heen en een verandering bij de ene partner lokt verandering uit bij de andere partner (Mackey & O'Brien, 1998). In het algemeen is verandering binnen intieme relaties zeer belangrijk en is het van groot belang hoe partners met veranderingen omgaan (Margolin et al., 1983; Vansteenwegen, 2000). Mannen en vrouwen kunnen hun intieme relatie anders ervaren (Weisberg & Ray, zoals geciteerd in Kurdek, 1980) waardoor dit voor problemen op bepaalde gebieden (bv. geld, communicatie, vrienden, familie,... ) zorgt. Mannen en vrouwen passen zich afhankelijk van het probleemgebied meer of minder aan aan de vraag van hun partner (Storaasli & Markman, 1990). De studie van Heyman et al. (2009) geeft aan dat de mate van gewenste verandering binnen gevestigde heteroseksuele relaties is gelinkt aan de mate van relationele aanpassing en aan geslacht. Het verlangen naar verandering van de ene partner is verbonden met de 1
mogelijkheid tot aanpassing van de andere partner. Wanneer een koppel zich meer aan elkaar aanpast, zijn er minder specifieke zaken die partners van elkaar wensen te veranderen. Ze komen dichter bij hun ideaalbeeld van een relatie. Een algemene conclusie uit dit onderzoek is dat vrouwen meer verandering wensen van hun partner dan mannen. Het topic waarrond verandering is gewenst, varieert tussen beide geslachten. De relatie tussen frustratie van fundamentele behoeften en de mate waarin men verandering van de partner wenst, zowel op vlak van inhoud en omvang, werd wetenschappelijk nog niet aangetoond. Het is belangrijk om deze relatie te onderzoeken zodat we een beeld krijgen of behoeftefrustratie in intieme relaties al dan niet gepaard gaat met een wens tot verandering. Het is ook onduidelijk of er geslachtsverschillen meespelen. Dit onderzoek zal de relatie exploreren, zodat er nieuwe inzichten in dit onderwerp worden geboden. Algemeen is deze studie relevant vanwege dat de bevindingen een meerwaarde voor het werkveld kunnen betekenen. Er wordt gebruik gemaakt van een kwantitatief onderzoek. Aanleiding voor dit onderzoek is de doctoraatsstudie van Gaëlle Vanhee over emoties bij koppels en meerbepaald de relatie tussen relationele behoeften en relationeel conflict of ontevredenheid. Deze bachelorproef kan hier inhoudelijk aan bijdragen. De literatuurstudie bestaat uit verschillende delen. In het eerste deel wordt de Zelfdeterminatietheorie besproken. Het tweede deel richt zich vooral op veranderingen in intieme relaties. De literatuurstudie wordt aangevuld met een bespreking van de samenhang tussen beide concepten. Daarna volgt een weergave van de onderzoeksvragen en het onderzoeksdoel. Aansluitend volgt de methode die voor dit onderzoek van toepassing is. Deze omvat een beschrijving van de deelnemers, gebruikte meetinstrumenten, procedure en analyse van de gegevens. Vervolgens worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. In de 'discussie' worden de voornaamste resultaten toegelicht en besproken, vervolgens wordt er een overzicht gegeven van de beperkingen van dit onderzoek en de implicaties voor de praktijk. De discussie wordt afgesloten met implicaties voor verder onderzoek en een algemene conclusie.
2
1.2
Zelfdeterminatietheorie
De Zelfdeterminatietheorie (ZDT: Ryan & Deci, 2002) is een brede theorie van menselijke motivatie gefocust op fundamentele psychologische basisbehoeften. Ze heeft een humanistische basis en is ontwikkeld uit de behavioristische benadering (Van der Veen & Goijarts, 2012). De theorie vertrekt vanuit een positieve visie op de mens. Mensen zouden een aangeboren kracht bezitten om zich te ontplooien en te ontwikkelen (Verstuyf & Vansteenkiste, 2008). Zelfdeterminatie, ook wel zelfbeschikking genoemd, wordt omschreven als "de ervaring van vrijheid en keuze in het verwezenlijken van gedrag" (Ryan & Deci, 1985, p. 34). Het verwijst naar (1) het gevoel voldoende autonomie en controle te hebben over het eigen leven en (2) het zich kunnen onderscheiden van anderen. Men bestaat en handelt vanuit de eigen natuur. Zelfdeterminatie kan gezien worden als een behoefte waarbij individuen streven om actief richting te geven aan het leven en om eigen keuzes te maken, maar eveneens als een capaciteit die men wil bereiken (Deci & Ryan, 2002; De Corte, Bal, Antrop, & Van den Haute, 2012). Om zelfdeterminatie te bereiken stelt de ZDT dat individuen er van nature op uit zijn om hun krachten en groeikansen te maximaliseren, mits voldoende sociale ondersteuning. Deze groei uit zich in het vrijwillig of autonoom deelnemen aan activiteiten en wordt gezien als autonome motivatie. Autonome motivatie ontstaat door intrinsieke motivatie waarbij het gedrag het doel op zich is. Tegenover intrinsieke motivatie staat extrinsieke motivatie waarbij gedrag wordt gesteld om er iets anders mee te verwezenlijken (Vansteenkiste, Verstuyf, Soenens, & Neyrinck, 2010). Om de autonome motivatie te versterken, moet er voldaan worden aan drie psychologische basisbehoeften of 'needs', namelijk autonomie, verbondenheid en competentie. Ze vormen een energetische bron van gemotiveerd gedrag. De sociale context kan de motivatie en psychologische basisbehoeften ontplooien of tegenwerken (Deci & Ryan, zoals geciteerd in La Guardia & Patrick, 2000). Deze bachelorproef spitst zich enkel toe op de psychologische basisbehoeften. De Zelfdeterminatietheorie wordt ook gezien als een macro-theorie van menselijke motivatie, emotie en persoonlijkheid die zich na het baanbrekende werk van Edward Deci en Richard Ryan verder heeft ontwikkeld. De theorie kan gezien worden als een puzzel waaraan gedurende vele jaren van onderzoek steeds nieuwe onderdelen werden toegevoegd. De ZDT
3
bestaat momenteel uit vijf minitheorieën. Een van deze theorieën is de Basic Needs Theory (BNT: Ryan & Deci, 2002; Vansteenkiste, Niemiec, & Soenens, 2010). 1.2.1. Basic Needs Theory De Basic Needs Theory (BNT: Deci & Ryan, 2002) is de vierde minitheorie van de ZDT en specificeert dat aangeboren psychologische behoeften, en de bevrediging ervan, noodzakelijk zijn voor het welzijn en de psychologische en fysieke gezondheid. Ze vormen de basis voor groei en ontwikkeling (Vansteenkiste et al., 2010). De inhoud van de behoeften is als volgt: Autonomie Vansteenkiste et al. (2010) definiëren in de BNT autonomie als "de ervaring van wil, keuze en psychologische vrijheid" (p. 34). De concepten 'vrije wil' en 'keuze' betekenen hierin dat men zich vrij kan voelen om zelfstandig te handelen. Daarbij ervaart men het eigen gedrag als een uiting van zichzelf (Vansteenkiste et al., 2010). Autonomie mag niet verward worden met begrippen zoals afhankelijkheid, competentie en individualisme en kan niet los staan van of ten koste van anderen ontwikkeld worden. Deze behoefte ontwikkelt zich vaak in samenhang met de behoefte 'verbondenheid'. Hoe meer autonoom iemand zich voelt, hoe hechter hij zich verbonden kan voelen met anderen. Wanneer iemand zich minder autonoom voelt, is de neiging groter om defensief gedrag te vertonen. De ontwikkeling van autonomie komt tot stand voor de ontwikkeling van de behoefte aan competentie. Als een individu weet welke kant hij/zij op wil, is hij/zij bereid om de vaardigheden hiervoor te ontwikkelen (Van Der Veen & Goijarts, 2012). De tegenovergestelde ervaring van autonomie is heteronomie en betekent dat men een bezorgd gevoel ervaart tot gedwongen of gecontroleerd zijn in gedrag en dat men minder zelfstandig kan handelen (Vansteenkiste et al., 2010). Competentie De behoefte aan competentie houdt in dat een individu, onder positieve en ondersteunende omstandigheden, zich capabel genoeg voelt om de eigen ontwikkeling vorm te geven, keuzes te maken en tot acties te komen. Het gevoel van competentie ontstaat als het individu het vertrouwen heeft om effecten met eigen gedrag te bewerkstelligen (Van Der Veen & Goijarts, 2012). De behoefte aan competentie maakt dat mensen uitdagingen zoeken om hun capaciteiten in stand te houden of verder te ontwikkelen en te verbeteren. Competentie is geen bereikte vaardigheid maar veeleer een gevoel van vertrouwen en doeltreffendheid in wat men doet (Deci & Ryan, 2002). 4
Verbondenheid De behoefte aan verbondenheid wordt ook wel 'the need to belong' genoemd (La Guardia & Patrick, 2008). Verbondenheid verwijst naar het zich verbonden voelen met anderen, zorgen voor en zelf verzorgd worden. Tevens wordt het gezien als de wens om ergens bij te horen of onderdeel uit te maken van een groep of gemeenschap in de omgeving (Deci & Ryan, 2002). Bij deze behoefte wil men hechte en intieme relaties aangaan met andere individuen. Daarbij gaat het om de kwaliteit van de relaties, de mate van onderlinge betrokkenheid en de mate waarin iemand zich gerespecteerd en ondersteund voelt wanneer dit nodig is (Van Der Veen & Goijarts, 2012). Verbondenheid heeft geen betrekking op het behalen van een resultaat of formele status door anderen, maar wel op het ervaren van zichzelf in relatie met anderen (Deci & Ryan, 2002). Een belangrijk uitgangspunt is dat mensen zich, onder positieve omstandigheden, ontwikkelen naar meer psychologische integratie van de behoeften. Deze integratie houdt in dat er niet alleen moet voldaan worden aan de verschillende psychologische behoeften, maar dat deze zich ook in onderliggende samenhang dienen te ontwikkelen. Er is dus sprake van een onderlinge afhankelijkheid. Een voorbeeld van psychologische integratie is dat iemand voor zichzelf een doel heeft gesteld dat hij/zij zelf belangrijk vindt (autonomie) en dit doel realiseert (competentie) met steun van anderen (verbondenheid). Enkel dan is een optimale ontwikkeling mogelijk (Van der Veen & Goijarts, 2012). Frustratie en bevrediging van fundamentele behoeften als universeel begrip De ZDT en BNT geven aan dat de behoeften universeel zijn. Ze worden doorheen de verschillende culturen als even belangrijk beschouwd (Vansteenkiste & Ryan, 2013). Ieder individu streeft behoeftebevrediging na, ongeacht ras of cultuur. Eveneens leidt behoeftebevrediging in verschillende culturen tot optimaal functioneren en meer psychologisch welzijn (Deci & Ryan, 2000). Dit wordt bevestigd door een studie (Chen, Vansteenkiste, Beyers, Soenens, & Van Petegem, zoals geciteerd in Chen et al., 2012) waaruit blijkt dat tussen behoeftebevrediging en welzijn over verschillende culturen heen unieke associaties te vinden zijn. Nochtans zijn er ook verschillen. Afhankelijk van de cultuur worden behoeften op verschillende wijzen bevredigd (Vansteenkiste & Ryan, 2013). Een voorbeeld: de behoefte 'autonomie' in een individualistische cultuur wordt bevredigd als het individu zich in een intieme relatie keuzevrij voelt om dingen te ondernemen die hij/zij zelf wil. In een
5
collectivistische cultuur ervaart een individu het gevoel van vrije wil en keuze door zijn/haar leven te richten naar de partner, familie of groep (Vansteenkiste et al., 2010). Wanneer aan de drie behoeften niet wordt tegemoet gekomen, ontstaat er behoeftefrustratie. Behoeftefrustratie zorgt ervoor dat de inherente groeitendens wordt tegengewerkt en heeft tot gevolg dat er verschillende gezondheidsklachten, zowel psychisch als fysisch, kunnen ontstaan, zoals angst, depressie en psychopathologie. In het algemeen zal het dagelijks welzijn afnemen tot een minder optimaal niveau (La Guardia & Patrick, 2008). Om behoeftefrustratie tegen te gaan, gaat men op zoek naar nieuwe mogelijkheden om de eigenwaarde en het welzijn terug te winnen. Deze nieuwe mogelijkheden leiden op hun beurt tot bevrediging van de behoeften. Individuen kunnen ook op ongepaste wijze bevrediging van behoeften nastreven (Hurlburt, zoals geciteerd in Bormans, 2013). Men ontwikkelt copingstrategieën om de ervaring van frustratie weg te werken, wat leidt tot compenserend gedrag. Compenserend gedrag kan zich op drie vlakken uiten, namelijk het verliezen van zelfcontrole, het vertonen van rigide gedragspatronen en het stellen van oppositioneel opstandig gedrag (Vansteenkiste & Ryan, 2013). Op korte termijn ontstaan gevoelens van stabiliteit en veiligheid, maar uiteindelijk zal de behoeftebevrediging helemaal verstoord worden (Deci & Ryan, 2000). 1.2.2. Zelfdeterminatie in intieme relaties Algemeen is het belangrijk dat partners oog hebben voor elkaars behoeften en deze ondersteunen. Partner A oefent een grote invloed uit op het bevredigen of frustreren van de behoeften van partner B, en omgekeerd (Ryan & Deci, zoals geciteerd in La Guardia & Patrick, 2000). La Guardia (2007) geeft aan dat binnen intieme relaties behoeftebevrediging geassocieerd is met meer emotioneel bewustzijn, relatietevredenheid, openheid voor verwerking van emoties en emotionele onthulling ten aanzien van de partner. Deze zaken hebben op hun beurt een positieve invloed op intimiteit, hechting en veiligheid binnen de relatie. Eveneens wordt een grotere behoeftebevrediging binnen intieme relaties geassocieerd met een grotere bereidheid om de partner volop in vertrouwen te nemen. Indien partner A autonomie-ondersteunend is, zal hij/zij de wilskracht van partner B bevorderen en een positieve invloed op zijn/haar gevoel van keuzevrijheid uitoefenen. Autonomie-ondersteunende partners bieden tevens een zinvolle en realistische kijk op beperkte keuzes van hun partner en leven zich in in hun perspectief. Daartegenover staan 6
controle-individuen die meer controle wensen dan vrijheid. Verschillende studies in variërende levensdomeinen geven aan dat percepties van autonomie-ondersteuning, in tegenstelling tot controle, geassocieerd zijn met een hoger welzijn (Vansteenkiste, 2010). Verder leidt bevrediging van 'autonomie' tot meer openheid en flexibiliteit in intieme relaties (La Guardia & Patrick, 2008). Blais et al. (zoals geciteerd in La Guardia & Patrick, 1990) tonen daarbij aan dat autonome partners tussen elkaar een grotere overeenstemming en affectie ervaren. Competentie-ondersteunende partners helpen elkaar om interesses te ontwikkelen en doelen te bereiken die voor de ene partner persoonlijk van groot belang zijn (Vansteenkiste, 2010). Dit leidt ertoe dat onvolmaakte vaardigheden toch tot ontwikkeling kunnen komen (La Guardia & Patrick, 2008). Ook wordt er gezorgd voor structuur zodat de partner zijn competenties ten volle kan richten en inzetten om de doelen te volbrengen (Vansteenkiste, 2010). Algemeen leidt bevrediging van competentie in intieme relaties tot de wil om de omgeving te verkennen en er invloed op uit te oefenen (La Guardia & Patrick, 2008). Contexten die interpersoonlijke ondersteuning bieden, bevredigen de behoefte aan verbondenheid omdat liefde en begrip de relatie bevorderen (Vansteenkiste, 2010). Tevens leidt onvoorwaardelijke aanvaarding tot bevrediging van deze behoefte. Wanneer partners een gevoel van verbondenheid ervaren, waarderen ze de verbondenheid eveneens meer in de toekomst. Ze anticiperen en ervaren meer positief affect (La Guardia & Patrick, 2008). Wanneer partners elkaars behoeften ondersteunen, heeft dit een hogere relatietevredenheid tot gevolg (La Guardia & Patrick, 2008). Relatietevredenheid wordt gezien als de subjectieve rapportering van beide partners over de mate waarin zij tevreden zijn over hun relatie (Buysse, zoals geciteerd in Cocquyt, 2006). De mate van tevredenheid krijgt vorm doordat partners positieve en negatieve factoren van elkaar aftrekken (Koomen, 2012). Een hoge relatietevredenheid heeft op zijn beurt een invloed op de betrokkenheid naar de partner toe en het welzijn in het algemeen (La Guardia & Patrick, 2008). Wanneer relationele partners in een bepaalde situatie één van de behoeften niet ondersteunen en bijvoorbeeld buitensporig controleren, onredelijke verwachtingen stellen,... zal het optimaal functioneren en de relatietevredenheid bij de andere partner dalen (La Guardia & Patrick, 2008; Ryan & Deci, zoals geciteerd in La Guardia & Patrick, 2000). Frustratie van de behoefte aan autonomie leidt tot meer afstand en vermijding in intieme relaties en heeft negatieve consequenties voor het persoonlijk functioneren (La Guardia & Patrick, 2008). Hurlburt geeft aan dat partners bij frustratie van deze behoefte het gevoel 7
kunnen hebben dat ze opgesloten zijn, en geven de ander daarvan de schuld (zoals geciteerd in Bormans, 2013). Frustratie van de behoefte aan competentie heeft als gevolg dat partners gevoelens van falen en twijfels ervaren over de eigen werkzaamheid (Chen et al., n.d.). Indien in een intieme relatie de behoefte aan verbondenheid gefrustreerd is, leidt dit tot relationele spanning en eenzaamheid (Chen et al., n.d.). In intieme relaties ligt bevrediging en frustratie van de behoeften autonomie en verbondenheid dicht bij elkaar. Partners willen beide behoeften bevredigingen, maar ervaren bij totale verbondenheid soms een vermindering van autonomie. Dit heeft als gevolg dat er een conflict kan ontstaan tussen het verlangen naar verbondenheid en het verlangen naar vrijheid. Het vinden van een goede balans tussen de behoeften in cruciaal (Hurlburt, zoals geciteerd in Bormans, 2013).
8
1.3
Gewenste verandering in intieme relaties
"Intieme relaties zijn relaties die een bepaalde mate van interafhankelijkheid en relationele verbondenheid vertonen, die meestal gekenmerkt worden door zowel psychologische als fysieke intimiteit" (Canary, Cupach, & Messman, zoals geciteerd in Cocquyt, 1995, p. 6). Verschillende onderzoeken hebben uitgewezen dat een intieme relatie succesvol is als die zich steeds verder ontwikkelt en dus verandering toelaat (Mackey & O'Brien, 1998). Volgens Leontiev (zoals geciteerd in Bormans, 2013) eist volwassen liefde blijvende verandering van partners met het belang dat er in de levensveranderende relatie wordt geïnvesteerd. Vansteenwegen (2000) maakt een duidelijk verschil tussen aanpassing en verandering. Aanpassing wordt gezien als de 'water-bij-de-wijnfilosofie' waarbij partners zich naar elkaar schikken. Gewenste verandering houdt in dat men ander gedrag van de partner wenst. Dit is enkel mogelijk bij verworven gedrag en niet bij aangeboren gedrag. Verworven gedrag kan gezien worden als de 'nurture' van de mens en aangeboren gedrag als de 'nature'. Nature is de aanleg en kan niet veranderd worden. In een intieme relatie is het belangrijk om het onderscheid te maken tussen wat wel en niet veranderd kan worden. Er zijn ook individuele verschillen in aanpassings- en veranderingsvermogen. Een voorbeeld hierbij is dat partners die zich uit zichzelf aan hun partner aanpassen, over het algemeen minder verandering vragen aan hun partner (Heyman et al., 2009). "Als mensen lange tijd met elkaar omgaan, komt de onafscheidelijke metgezel van de intimiteit om de hoek kijken: het conflict" (Özen, zoals geciteerd in Bormans, 2013, p. 154). Conflict is een belangrijke factor in het tot stand komen van verandering in intieme relaties. Liefde en conflict liggen heel dicht bij elkaar (Özen, zoals geciteerd in Bormans, 2013). Er zijn verschillende aanleidingen voor het ontstaan van conflicten, zoals het hebben van verschillende overtuigingen, meningen, waarden, ... (Van Lingen, 2012). Conflicten kunnen niet alleen verandering tot stand brengen, maar kunnen ook een verwoestend effect op relaties en welbevinden hebben (Özen, zoals geciteerd in Bormans, 2013). Een andere oorzaak van gewenste verandering is dat de huidige relatie niet strookt met het ideaalbeeld van een intieme relatie. Partners willen hun ideaalbeeld meer tot werkelijkheid zien komen en ervaren daardoor een spanningsveld (Heyman et al., 2009). Een lage relatietevredenheid wordt eveneens gezien als een oorzaak. Dit wordt bevestigd door het Actor-Partner Interdependence Model, een model van dyadische relaties dat een 9
conceptuele visie van onderlinge afhankelijkheid integreert doormiddel van statistische technieken (Cook & Kenny, 2005; Margolin et al., 1983). De tevredenheid in een intieme relatie hangt samen met de kosten en baten die partners ervaren. 'Kosten' worden gezien als de investering van partners in hun intieme relatie. 'Baten' betekent de voordelen, waardering of winst die men van hun partner terug krijgt. De verstoring van het evenwicht tussen kosten en baten, kan leiden tot verandering (Koomen, 2012). Verdere oorzaken kunnen een minder goedlopende communicatie zijn, een hechtingsproblematiek en een afname van gevoelens tegenover de partner. Vaak uit vermindering van gevoelens zich in irritatie, die langzaamaan kan uitmonden in vijandigheid (Vansteenwegen, 2005). Conflict, lage relatietevredenheid, het gevoel meer energie in de relatie te steken dan dat men terug krijgt, ... kunnen leiden tot een eis tot verandering op een bepaald gebied. Een voorbeeld hierbij is dat partners willen dat hun partner meer doet met familie en vrienden, meer inzet toont in het huishouden, kookt, hem/haar meer steunt op vlak van competentie, verbondenheid en autonomie, meer verantwoordelijkheid opneemt,... (Margolin et al., 1983). In het algemeen is de oorzaak, inhoud en omvang van de gewenste verandering gelieerd aan persoonlijke eisen, zoals het toekomstbeeld en wat partners zelf in hun eigen ogen rechtvaardig verdienen (Koomen, 2012). In sommige minder goedlopende intieme relaties denken partners dat het terug vanzelf beter zal worden. Doordat er heel wat factoren zijn waarover er meningsverschillen kunnen ontstaan, zoals vrije tijd, waardering, seks,... heeft wachten op spontaan herstel weinig zin (Hatch & Bulcroft, zoals geciteerd in Koomen, 2004). Komen tot een positieve verandering heeft vooral te maken met hoe men op situaties van frustratie of conflict reageert en hoe men in deze situatie met de eigen emoties omgaat. De aanpassing en/of tevredenheid is afhankelijk van het eigen gedrag, het karakter en de persoonlijkheid van de partner. Aansluitend is ook de reactie van de partner zeer belangrijk en vooral dat deze emotioneel beschikbaar is en blijft. Als conflicten en gesprekken over problemen en frustratie uit de weg worden gegaan, blokkeert dit het oplossen van het conflict en daarmee ook de kans op een positieve verandering. De kans op conflicten in de toekomst neemt toe en daardoor neemt de relatietevredenheid af. Op termijn resulteert dit in negatieve emoties, zoals woede en wrok. In het algemeen is het van belang dat partners meningsverschillen, frustraties en gewenste verandering op een constructieve manier bespreken (Özen, zoals geciteerd in Bormans, 2013). Kunnen communiceren over waarom
10
men verandering wenst en wat het betekent kan er toe leiden dat men samen tot een harmonisch vergelijk komt met verandering als gevolg (Van Lingen, 2012). Wanneer in een intieme relatie aan de partner wordt gevraagd om te veranderen, dan vraagt dat van die partner enige opoffering. Elke verandering kost moeite, inspanning en tijd. Verandering in een intieme relatie is, net zoals elke verandering in een menselijk leven, een moeizaam proces. Partners veranderen niet vanzelf. Daarbij dient men niet ten koste van alles te veranderen. Als partner A wezenlijk wil dat partner B zo wordt, dan dient partner B daarover na te denken en na te gaan of hij die gewenste verandering wel kan stellen, rekening houdend met de eigen persoonlijkheid, waarden en normen (Vansteenwegen, 2000). Elke gewenste verandering van partner A, roept weerstand op bij partner B. Weerstand heeft te maken met de voordelen van de oude situatie en met stabiliteit die bij elke verandering nodig is zodat de verandering niet te hevig zou zijn. Weerstand kan ook ontstaan uit faalangst waar de partner mee kampt. De faalangst kan tot stand komen doordat er een druk op de schouders wordt ervaren. Het is belangrijk dat men de overtuiging van niet te kunnen slagen in verandering verhindert. Dit kan een mislukking voorkomen en kan tot gevolg hebben dat men toch slaagt om de intieme relatie te verbeteren. Faalangst kan ook vermijdingsgedrag uitlokken. Dit heeft als gevolg dat men zich niet meer inzet voor de verandering en ontgoocheling probeert te vermijden (Vansteenwegen, 2000). Vansteenwegen (2000) heeft enkele regels opgesteld om veranderingen binnen intieme relaties efficiënter te laten verlopen. De eerste regel is 'beter meer van iets vragen dan minder'. Wanneer men minder van iets vraagt, zorgt dit ervoor dat enkel de klacht is weggewerkt. Dit heeft als gevolg dat er nog geen winst is. Wanneer er iets meer gevraagd wordt, is het duidelijk dat men iets vraagt wat de ander gedragsmatig kan, vanwege dat het al eerder is voorgekomen (Vansteenwegen, 2000). 'Het is altijd beter iets vooraf te regelen dan achteraf op problemen te stuiten' wordt gezien als de tweede regel. Wanneer partners in een relatie enkel maar improviseren, is er een grotere kans dat de verandering minder effectief tot stand komt. Afspraken werken geruststellend omdat men weet wat men mag verwachten. Op die manier ervaart men een gevoel van controle en weet men waar er aan gehouden moet worden (Vanteenwegen, 2000). De laatste regel wordt door Vansteenwegen (2000) omschreven als 'wanneer men samen iets wil veranderen, is er een afspraak nodig'. Als men met twee is, zijn afspraken nodig om een
11
nieuwe gemeenschappelijke gewoonte tot stand te brengen. Iemand die verandering wenst van zijn/haar partner, moet het gewenste gedrag concreet maken. Heffels (2000) formuleerde eveneens een regel die kan gezien worden als een aanvulling op de regels van Vansteenwegen (2000), namelijk 'laat de gedachte dat de relatie alleen kan veranderen als de ander (eerst) verandert, varen.' Nader uitgelegd betekent dit dat wanneer partner A eerst verandert, partner B onmogelijk hetzelfde kan blijven. Door bijvoorbeeld meer waardering te tonen, zal de andere partner anders reageren. Buiten deze regels zijn het veranderen van dagelijkse routines en de kijk op de zaken enkele handvaten die van belang zijn tijdens onderlinge veranderingspogingen (Van de Ven, 2010). Wanneer partners er niet in slagen om de mate van gewenste verandering onderling te bespreken en/of te bewerkstelligen, doet men vaak beroep op een andere hulpbron. Er zijn heel wat therapieën om relatieproblemen weg te werken. De voornaamste hiervan zijn communicatietherapie, contextuele therapie, systeemtherapie, oplossingsgerichte therapie, gedragstherapie, cognitieve therapie, ... (Vansteenwegen, 2005). Elk daarvan richt zich op partnerrelatietherapie, maar de verschillende therapieën nemen een andere ingang om tot de verandering te komen. Een voorbeeld is dat gedragstherapie kiest voor de ingang van het gedrag. Door partners anders met elkaar te leren omgaan, verandert de manier hoe ze tegenover elkaar denken en hoe ze zich voelen tegenover elkaar. Cognitieve therapie kiest de negatieve gedachten die partners hebben over zichzelf als ingang om tot verandering te komen (Heffels, 2000). Partnerrelatietherapie wordt ook wel communicatietherapie genoemd. Veel paren wensen hulp omdat de communicatie misloopt (Vansteenwegen, 2005). Communicatie wordt gezien als het centrale punt of de ruggengraat van de echtelijke relatie (Vansteenwegen, 1995). Onderzoek van Gottmann (zoals geciteerd in Vansteenwegen, 1999) toont aan dat wijziging van communicatie de hele partnerrelatie verandert, namelijk de wijze waarop men elkaar beleeft, zichzelf ziet en hun relatie en gedrag tegenover elkaar. Eveneens wijzigt daardoor de interactie. Een partnerrelatietherapie die uit onderzoek zeer efficiënt blijkt te zijn is de Emotionally Focused Therapy (EFT: Johnson, 1998). De EFT richt zich op het smeden en het versterken van de emotionele band tussen partners door de sleutelmomenten die een volwassen liefdevolle relatie bevorderen te identificeren en te transformeren (Johnson, 2009). Uit onderzoek blijkt dat koppels die EFT hebben gehad een grotere voldaanheid tonen over de relatie als geheel en de elementen van veilige gehechtheid (Johnson, 2014). Tijdens EFT 12
maakt men gebruik van verschillende vaardigheden om tot verandering in de intieme relatie te komen. Partners leren hun duivelse dialogen te herkennen, pijnplekken bij zichzelf en hun partner te vinden, op een crisis terug te kijken, opnieuw betrokkenheid en verbondenheid bij elkaar te ontwikkelen, elkaar kwetsuren te vergeven, hun band via seks en aanraking te versterken en als laatste hun liefde levend te houden door bijvoorbeeld ieder positief moment te vieren (Johnson, 2009). Een basisvaardigheid die tijdens andere partnerrelatietherapieën wordt aangeleerd is het onderhandelen. Intiem onderhandelen is zeer belangrijk binnen intieme relaties. Deze vaardigheid wordt gezien als een therapeutisch instrument waardoor er in de relatie bepaalde zaken worden veranderd. Het wordt aangeleerd zodat men in het dagelijks leven ook op andere punten met elkaar kan onderhandelen. Eveneens zorgt dit ervoor dat partners tijdens therapiesessies een andere beleving krijgen ten opzichte van elkaar (Vansteenwegen, 2005). Een andere belangrijke vaardigheid is het zelf uitspreken van waardering voor elkaar. In plaats van waardering af te dwingen is het van belang dat partners naar elkaar zelf de stap zetten. Het meer opnieuw tonen van waardering geeft als gevolg dat partners zich terug meer verbonden zullen voelen en meer tevreden zijn over hun relatie (Heffels, 2000). Verder kan men bijvoorbeeld ook leren om op een non-directieve manier naar elkaar te luisteren (Gottman, zoals geciteerd in Zimbardo, Weber, & Johnson, 1994). Partnerrelatietherapie of onderlinge veranderingspogingen kunnen duidelijk verandering in intieme relaties bewerkstelligen. Algemeen is het belangrijk dat beide partners samen willen veranderen en gemotiveerd zijn om verandering tot stand te brengen (Heffels, zoals geciteerd in Bögels & Van Oppen, 2011; Zimbardo et al., 2005). Wel geeft Vansteenwegen (2005) aan dat er rekening moet worden gehouden dat partners en relaties slechts 'een beetje' kunnen veranderen. Wanneer partner B, ondanks onderlinge veranderingspogingen met partner A of therapie, niet kan geven wat partner A wenst, is aanvaarding belangrijk. Hiermee wordt niet bedoeld dat partners zich moeten neerleggen bij de huidige onleefbare toestand, maar dat men ermee leert leven. De aanvaarding steunt dan op begrip en medeleven. Aanvaarding zorgt ervoor dat het samenleven opnieuw meer mogelijk wordt. Indien men de zaken waarmee men worstelt niet wil aanvaarden, is de kans op scheiding groter. Geslachtsverschillen in gewenste verandering In het algemeen kunnen enkele verschillen tussen mannen en vrouwen worden aangetoond. Globaal gezien blijkt dat werken aan het huwelijk vaker van vrouwen dan van mannen uitgaat. Vrouwen geven meer aandacht aan de relatie en spannen zich meer in voor een goed 13
emotioneel klimaat en het welbevinden van hun partner. Ze zijn meer geneigd een actieve rol te spelen bij het zoeken naar verandering en het oplossen van meningsverschillen. Mannen hebben hier minder oog voor (Smith et al., zoals geciteerd in Koomen, 2011). Margolin et al. (1983) stellen door onderzoek vast dat wanneer vrouwen ontevreden zijn over hun relatie, ze meer verandering wensen van de partner dan ontevreden mannen. De gewenste verandering van vrouwen uit zich vooral op vlak van meer emotioneel en kompaanachtig gedrag en meer instrumentele steun. Mannen wensen ten aanzien van hun partner voornamelijk een toename van seksuele contacten. Een volgend verschil tussen mannen en vrouwen, is dat vrouwen vaker de wens hebben dat hun partner minder werkt en meer op hen betrokken is (Margolin et al., 1983). Wanneer mannen onvoldoende vrijheid in hun zelfstandig handelen ervaren, wensen ze hier meer en vlugger verandering in dan vrouwen. Toch blijkt dit voor vrouwen ook steeds belangrijker te zijn (Verhofstadt & Buysse, zoals geciteerd in Demoor, Vandenbussche, & Vandermassen, 2006). Zowel mannen als vrouwen hebben een ideaalbeeld over een intieme relatie. Wanneer de eigen intieme relatie niet strookt met het ideaalbeeld, ontstaat er een kloof. Vrouwen ervaren een grotere kloof dan mannen. Deze kloof bevindt zich vooral op de gebieden van warmte, verbondenheid, intimiteit en instrumentele steun. De kloof die mannen ervaren, bevindt zich grotendeels op vlak van passie, aantrekkelijkheid en frequentie van seksuele activiteiten. Algemeen vinden vrouwen, omdat ze zelf meer gefocust zijn op hun relatie, dat mannen niet genoeg investeren in hun intieme relatie (Heyman et al., 2009). Hoewel mannen als vrouwen een verschillende hoeveelheid van verandering wensen, wensen ze toch af en toe verandering in dezelfde richting. Uit onderzoek van Jacob en Christensen (zoals geciteerd in Heyman et al., 1998) blijkt dat zowel mannen als vrouwen een toename wensen in de tijd die ze doorbrengen met elkaar, maar vrouwen wensen hier nog meer verandering in dan mannen. Globaal gezien wensen en vragen mannen minder verandering dan vrouwen (Christensen & Heavey, 1990). De manier waarop mannen en vrouwen de gewenste verandering bij elkaar aankaarten en hiermee omgaan, is afhankelijk van de rollen die ze tijdens de discussies innemen. Onder de rollen hoort de probleeminitiatiefnemer en de probleemontvanger (Peplau & Gordon, zoals geciteerd in Heyman et al., 1985). Onderzoek van Christensen en Heavey (1990) toont aan dat mannen
bij
gewenste
verandering
meer
teruggetrokken
zijn
dan
vrouwen.
14
1.4
Frustratie van fundamentele behoeften en veranderingen in intieme relaties
Eerder werd aangegeven dat de ZDT ervan uitgaat dat ieder individu over drie fundamentele psychologische basisbehoeften beschikt, namelijk autonomie, competentie en verbondenheid. Er zijn al heel wat onderzoeken uitgevoerd naar de bevrediging en frustratie van de behoeften. Alle
individuen,
alsook
partners,
streven
naar
zelfdeterminatie.
Bij
voldoende
zelfdeterminatie ervaart men vrijheid en keuze over het eigen leven en kan men zich van anderen onderscheiden (Deci & Ryan, 2002). Partners oefenen bij elkaar een grote invloed uit op het bevredigen of frustreren van de behoeften. Bevrediging van de behoeften in intieme relaties leidt tot een hogere relatietevredenheid, waarbij partners minder verandering van elkaar wensen (Margolin et al., 1983). Om in intieme relaties tot behoeftebevrediging te komen is het belangrijk dat partners oog hebben voor elkaars behoeften en deze ook ondersteunen (Ryan & Deci, zoals geciteerd in La Guardia & Patrick, 2000). Indien bijvoorbeeld partner A (één van) de behoeften niet ondersteunt, ontstaat er behoeftefrustratie bij partner B en zal zijn/haar optimaal functioneren en relatietevredenheid dalen, en omgekeerd (La Guardia & Patrick, 2008). De lage relatietevredenheid kan ervoor zorgen dat partners ten aanzien van elkaar meer verandering wensen (Margolin et al., 1983). Wanneer partners in intieme relaties frustratie ervaren omtrent de behoefte aan autonomie nemen ze meer afstand en vertonen ze vermijdingsgedrag tegenover de andere partner (La Guardia & Patrick, 2008). Eveneens kunnen ze het gevoel hebben dat ze opgesloten zijn (Hurlburt, zoals geciteerd in Bormans, 2013). Frustratie van de behoefte aan competentie leidt bij partners tot gevoelens van twijfel en falen over de eigen werkzaamheid in de relatie. Indien men gefrustreerd is op vlak van verbondenheid, ervaart men relationele spanning en eenzaamheid (Chen et al., n.d.). De behoeften autonomie en verbondenheid leunen vaak dicht tegen elkaar aan. Het is daarbij belangrijk dat partners hierin een goede balans vinden. Indien partners hier niet in slagen, kan er een conflict ontstaan tussen het verlangen naar autonomie en verbondenheid. Dit heeft als gevolg dat er frustratie optreedt (Hurlburt, zoals geciteerd in Bormans, 2013). Algemeen eist volwassen liefde blijvende verandering. Het is daarbij van belang dat partners in een intieme relatie investeren (Leontiev, zoals geciteerd in Bormans, 2013). Een intieme relatie is tevens succesvol als deze gewenste verandering toelaat (Mackey & O'Brien, 1998). Verschillende literatuurbronnen geven aan dat er verschillende oorzaken aan de basis van de gewenste verandering liggen. Een eerste belangrijke factor is het conflict. Conflicten kunnen 15
ontstaan doordat partners verschillende overtuigingen, normen, waarden, eigenschappen,... bezitten (Van Lingen, 2012). Een volgende oorzaak is dat het ideaalbeeld van een intieme relatie niet strookt met de huidige relatie. Dit heeft als gevolg dat er een spanningsveld ontstaat (Heyman et al., 2009). Een lage relatietevredenheid, onevenwichtigheid tussen kosten en baten, minder goedlopende communicatie, hechtingsproblematiek, afname van gevoelens voor de partner, ... zijn eveneens oorzaken van gewenste verandering (Koomen, 2012; Margolin et al., 1983; Vansteenwegen, 2005). Wanneer conflicten, frustraties of gewenste verandering uit de weg worden gegaan, zorgt dit ervoor dat de gewenste verandering niet tot stand komt. Om tot positieve verandering te komen is het belangrijk dat partners de gewenste verandering en de daarbij horende oorzaken met elkaar op een constructieve wijze bespreken. Partners hebben hierbij een grote invloed op elkaar. De manier van omgaan met de situatie en eigen emoties is afhankelijk van hun persoonlijkheid. Het is van groot belang dat ze emotioneel beschikbaar zijn en blijven (Özen, zoals geciteerd in Bormans, 2013). Bij het onderling bewerkstelligen van gewenste verandering zijn er enkele handvaten die men kan toepassen, zoals zelf eerst de stap zetten om te veranderen, duidelijke afspraken omtrent de gewenste verandering maken, beter meer dan minder van iets vragen, dagelijkse routines en de kijk op relatiezaken veranderen, … (Heffels, 2000; Van de Ven, 2010; Vansteenwegen, 2010). Indien in een intieme relatie aan de partner wordt gevraagd om te veranderen, dan vraagt dat van die partner enige opoffering. Er dient rekening te worden gehouden met de eigen persoonlijkheid, waarden en normen. Een belangrijk uitgangspunt is dat men enkel kan veranderen in de mate van het mogelijke. Vaak ontstaat er weerstand bij de partner waarvan er verandering wordt gevraagd. De weerstand heeft te maken met het vertrouwen en de stabiliteit van de vorige situatie. Een mogelijke oorzaak van weerstand is faalangst doordat partners een druk op hun schouders ervaren (Vansteenwegen, 2000). Vansteenwegen (2005) geeft aan dat partners vaak beroep doen op een externe hulpbron wanneer ze er niet in slagen om de gewenste verandering onderling te bewerkstelligen. Er zijn heel wat therapievormen waarin handvaten worden aangeleerd om te komen tot positieve verandering. Algemeen is het belangrijk dat beide partners gemotiveerd zijn om de gewenste verandering te doen slagen. Indien de gewenste verandering niet volbracht kan worden, is het belangrijk dat er aanvaarding plaatsvindt. Een belangrijke beschouwing doorheen verschillende literatuurbronnen is dat mannen en vrouwen differentiëren op vlak van verandering die ze van hun partner wensen. Vrouwen 16
spannen zich in het algemeen meer in voor hun relatie en wensen bij een lage relatietevredenheid ook meer verandering dan mannen. De topics waarrond men verandering wenst is evenzeer verschillend. Vrouwen wensen bijvoorbeeld meer betrokkenheid, mannen meer seks (Heyman et al., 2009; Margolin et al., 1983).
17
1.5
Onderzoeksvragen en onderzoeksdoel
In de literatuurstudie gaven we aan dat partners volgens de BNT een belangrijke rol spelen in de bevrediging van de behoeften van hun partner (Ryan & Deci, zoals geciteerd in La Guardia & Patrick, 2000). Wanneer partners elkaars behoeften ondersteunen, heeft dit positieve gevolgen voor de partners en de relatie in het geheel. Indien behoeften niet bevredigd worden ontstaat er behoeftefrustratie. Eveneens kan bijvoorbeeld de relatietevredenheid, welzijn, positief affect,... in de intieme relatie dalen (La Guardia & Patrick, 2008). Partners kunnen daardoor bij elkaar om verandering vragen (Margolin et al., 1983). De centrale onderzoeksvraag die hieruit voortvloeit is: 'Wat is de relatie tussen frustratie van fundamentele psychologische behoeften en de mate van verandering die men van de partner verlangt?'. H1: In intieme relaties gaat een grotere frustratie van fundamentele behoeften gepaard met een grotere wens naar veranderingen. Er is onvoldoende wetenschappelijke achtergrond om hypothesen omtrent frustratie van de drie behoeften en de inhoud van de gewenste verandering gefundeerd op te stellen. Doordat dit onderzoek exploratief is zal de relatie tussen deze variabelen toch worden nagegaan. De volgende subhypothesen richten zich op de inhoud van de behoeftefrustratie en de algemene gewenste verandering. H1a: Frustratie van autonomie gaat gepaard met een wens naar verandering H1b: Frustratie van competentie gaat gepaard met een wens naar verandering H1c: Frustratie van verbondenheid gaat gepaard met een wens naar verandering Vervolgens stelden we nog twee subhypothesen op die zich richten op de algemene behoeftefrustratie en inhoud van de gewenste verandering. H1d: Algemene behoeftefrustratie is gerelateerd aan een wens naar verandering op vlak van affectie H1c: Algemene behoeftefrustratie is gerelateerd aan een wens naar instrumentele verandering Om het onderwerp nog meer te concretiseren, beschikt dit onderzoek over een tweede onderzoeksvraag, namelijk: 'Wat is het verschil tussen mannen en vrouwen?'. Om dit verschil na te gaan werden verschillende hypothesen opgesteld. 18
H2: Vrouwen wensen bij frustratie van fundamentele behoeften significant meer algemene verandering van hun partner dan mannen. Wanneer vrouwen minder tevreden zijn over hun relatie, wensen ze sneller verandering van hun partner dan mannen (Margolin et al., 1983). Vrouwen spannen zich vaker in om aan hun huwelijk te werken en zijn meer geneigd een actieve rol te spelen in het zoeken naar verandering bij hun partner (Smith et al., zoals geciteerd in Koomen, 2011). Algemeen wensen en vragen mannen minder verandering dan vrouwen (Christensen & Heavey, 1990). H3: Vrouwen ervaren in hun intieme relatie significant meer frustratie op vlak van verbondenheid dan mannen. Op vlak van frustratie van autonomie en competentie is er geen significant verschil. Wanneer er aan een bepaalde behoefte niet tegemoet wordt gekomen, ontstaat er behoeftefrustratie (La Guardia & Patrick, 2008). Vooraf vermeldden we dat zowel mannen als vrouwen verandering, of een toename, wensen op vlak van verbondenheid (Jacob en Christensen, zoals geciteerd in Heyman et al., 1998) maar dat vrouwen toch meer wensen dan mannen dat hun partner op hen betrokken is (Margolin et al., 1983). Eveneens toont onderzoek van Jacob en Christensen (zoals geciteerd in Heyman et al., 1998) aan dat vrouwen in vergelijking met mannen een hogere toename wensen in de tijd die ze met elkaar doorbrengen. Mannen vinden vrijheid en zelfstandig handelen belangrijk. Indien ze dit niet ervaren wensen ze hier verandering in. Voor vrouwen blijkt dit ook steeds belangrijker te zijn (Verhofstadt & Buysse, zoals geciteerd in Demoor et al., 2006). H4: Vrouwen wensen op vlak van kameraadschap significant meer verandering dan mannen. Er is geen significant verschil tussen mannen en vrouwen omtrent de wens tot affectieve en instrumentele verandering. Gewenste verandering van vrouwen uit zich vooral op vlak van meer instrumentele steun en emotioneel en kompaanachtig gedrag, zoals dat hun partner minder lang werkt en meer op hen betrokken is. Eveneens wensen ze meer warmte en intimiteit (Margolin et al., 1983). Mannen wensen ten aanzien van hun partner voornamelijk een toename van passie en seksuele contacten. Op instrumenteel vlak wensen ze meer aantrekkelijkheid van hun partner (Heyman et al., 2009).
19
Gezien de tweede onderzoeksvraag zich richt op geslachtsverschillen zullen we de subhypothesen van onderzoeksvraag één indien nodig meenemen in de analyses van onderzoeksvraag twee. Dit onderzoek vertrekt van nieuwe inzichten binnen de ZDT en de studie van intieme relaties. Vooraf werd behoeftefrustratie binnen intieme relaties en gewenste verandering minder belicht. In deze studie worden zowel de omvang als de inhoud van de behoeftefrustratie en de gewenste verandering meegenomen. De relatie wordt geëxploreerd en de hypotheses worden al dan niet bevestigd. Bijkomend wil dit onderzoek kwaliteitsvol bijdragen aan de doctoraatsstudie aan de praktijk van relatie- en gezinstherapie. De onderzoeksvragen en hypothesen worden via een kwantitatieve survey geëxploreerd. Nader gezien is het onderzoek exploratief. Daarbij ligt de nadruk niet op het onderzoeken van causaliteit of verbanden tussen oorzaak en gevolg, maar op het exploreren van de relatie tussen beide concepten (Baarda, 2009).
20
2. Methode 2.1.
Deelnemers
Dit onderzoek hoort onder de koppelstudie opgezet door de onderzoeksgroep Relatie- en gezinsstudies UGent. Onder de inclusiecriteria voor deze studie horen heteroseksuele koppels die de minimumleeftijd hebben bereikt van achttien jaar en minstens enkele maanden een vaste relatie hebben. Ook dient men de Nederlandse taal te begrijpen. Er is geen voorwaarde vastgesteld dat men expliciet samenwonend of gehuwd moet zijn. Het gehele onderzoek telt 70 koppels, waaronder 70 mannen (50%) en 70 vrouwen (50%). Gemiddeld waren de mannen 34,51 jaar (SD = 11,91) en de vrouwen 31,94 jaar (SD = 11,55). De gemiddelde relatieduur bleek 11 jaar (SD = 9,94) met een minimum van zes maanden en een maximum van 42 jaar. Bij het nagaan hoeveel koppels een breuk in hun relatie hebben doorgemaakt stellen we vast dat 23 deelnemers (16,43%) dit hebben ervaren. De rest, namelijk 117 deelnemers, (83,57%) gaf aan met zijn/haar partner niet uit elkaar te zijn geweest. De onevenheid in deze resultaten wijst erop dat één koppel deze vraag niet correct heeft ingevuld. Verder bleek dat 17 deelnemers (12,14%) ooit wettelijk gescheiden zijn. In Tabel 2 wordt een duidelijk overzicht gegevens van de gemiddelden en standaarddeviaties omtrent de verdere demografische gegevens van de onderzoekspopulatie. Voor dit onderzoek brachten we zelf 21 koppels aan. Om de 21 koppels te bereiken, werden er twee selecte steekproeftrekkingen uitgevoerd. De eerste is een gemakssteekproef. Dit houdt in dat de deelnemers werden gekozen uit een voor de hand liggend en toegankelijk deel van de populatie. Het is niet evident om op een aselecte manier koppels te vinden die aan alle kenmerken voldoen. Elf koppels (52%) werden mondeling gerekruteerd. De mondelinge rekrutering houdt in dat ze face to face of telefonisch werden gevraagd om deel te nemen. Onder deze koppels horen zowel vrienden als eigen en aanverwante familie. Twee koppels (10%) werden via Facebook gerekruteerd. Bij de tweede selecte steekproeftrekking werd gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode. Aan koppels, die via de gemakssteekproef werden gerekruteerd, werd gevraagd of ze nog koppels kennen die aan de kenmerken voldoen en of ze al dan niet contact met deze koppels wilden leggen. Deze steekproeftrekking had als resultaat dat er zeven koppels (33%) werden gerekruteerd. Zelf namen ik met mijn partner (5%) ook deel aan het onderzoek. Om de representativiteit te bewaren werd bij de selectie rekening gehouden met leeftijd, relatieduur, al dan niet inwonende kinderen en de socio-economische en burgerlijke status. 21
Wat burgerlijke status betreft waren er zowel koppels die niet-samenwonend, samenwonend of gehuwd waren. Met de socio-economische status werd rekening gehouden door na te gaan of de koppels zoveel mogelijk differentieerden op vlak van opleidingsniveau, beroep, inkomen en bezit. Een voordeel van de verscheidene selecte steekproefrekkingen is dat de mogelijkheid tot representativiteit en generaliseerbaarheid groter wordt. Voordeel van deze sneeuwbalmethode is dat de steekproef niet enkel bestaat uit mensen uit de directe omgeving. Nadeel van de gemakssteekproef is dat er meer kans is op selectiviteit.
22
Tabel 2. Beschrijvende statistieken van de demografische gegevens omtrent hoogst behaalde diploma, huidige beroepssituatie, huidige gezinssituatie van mannen (N = 70), vrouwen (N = 70) en deelnemers in het algemeen (N = 140) Mannen Aantal
Procent
Vrouwen Aantal
Algemeen
Procent
Aantal
Procent
Hoogst behaalde diploma Lager onderwijs
2
2,86%
0
0,0%
2
1,45%
Lager secundair onderwijs
10
14,29%
10
14,29%
20
14,29%
Hoger secundair onderwijs
34
48,57%
23
32,86%
57
40,71%
Hoger onderwijs - 1 cyclus
8
11,43%
15
21,43%
23
16,43%
Hoger onderwijs - 2 cycli
16
22,86%
21
30,00%
37
26,43%
Hoger onderwijs - 3 cycli
0
0,00%
1
1,43%
1
0,71%
Arbeider
20
28,57%
9
12,86%
29
20,71%
Bediende
Huidige beroepssituatie 22
31,43%
33
47,14%
55
39,29%
Midden kaderlid
4
5,71%
1
1,43%
5
3,57%
Hoger kaderlid
2
2,86%
3
4,29%
5
3,57%
10
14,29%
3
4,29%
13
9,29%
Werkloos/werkzoekend
1
1,43%
1
1,43%
2
1,43%
Huisvrouw/huisman
0
0,00%
2
2,86%
2
1,43%
Gepensioneerd
2
2,86%
0
0,00%
2
1,43%
Student
7
10,00%
17
24,29%
24
17,14%
Arbeidsongeschikt
2
2,86%
1
1,43%
3
2,14%
In een relatie maar niet getrouwd/niet samenwonend
28
20,00%
Getrouwd/samenwonend zonder kind(eren)
55
39,29%
Getrouwd/samenwonend met inwonend(e) kind(eren)
46
32,86%
Getrouw/samenwonend met kind(eren), die niet meer thuis woont/wonen
3
2,14%
Nieuw samengesteld gezin
8
5,71%
Zelfstandige
Huidige gezinssituatie
23
2.2.
Meetinstrumenten/apparatuur
Om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvragen gebruikten we twee vragenlijsten. De eerste vragenlijst is de New Basic Psychological Needs in Relationships Scale (NBPNRS: Vanhee, in press.) die de bevrediging en frustratie van fundamentele behoeften in intieme relaties meet. De tweede vragenlijst meet de mate van gewenste verandering en wordt genoemd naar Areas of Change Questionnaire (ACQ: Weiss & Birchler, 1975). Verder werd er gebruik gemaakt van apparatuur waar de deelnemers mee in contact kwamen. Hieronder wordt toegelicht wat beide zaken inhouden. 2.2.1. Apparatuur De apparatuur die voor dit onderzoek werd gebruikt is digitaal en internettoegankelijk. Dit houdt in dat de deelnemers, namelijk koppels, de personal computer, tablet of smartphone konden raadplegen om elk afzonderlijk de vragenlijst in te vullen. 2.2.2. New Basic Psychological Needs in Relationships Scale De New Basic Psychological Needs in Relationships Scale is ontstaan vanuit de New Basic Psychological Needs Scale (NBPNS: Chen, Vansteenkiste, & Byers, in press.). Voor de doctoraatsstudie werd de NBPNS tot 'In Relationships' aangepast omdat het onderzoek specifiek de nadruk op relaties legt. De New Basic Psychological Needs Scale is een vragenlijst die is ontstaan vanuit de Basic Psychological Needs Theory (BPNT: Deci & Ryan, 2002), een onderdeel van de Zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan (Chen et al., n.d.). In de New Basic Psychological Needs Scale werden de drie psychologische basisbehoeften van de ZDT verwerkt. Dit leidt ertoe dat de vragenlijst de bevrediging en frustratie van de behoeften verbondenheid, autonomie en competentie meet. Deze behoeften worden uiteengezet in 31 items. De oorspronkelijke items werden omgevormd zodat ze toepasbaar zijn op relaties. De vernieuwde vragenlijst voor dit onderzoek telt 24 items waarvan telkens acht items een basisbehoefte vertegenwoordigen. Ieder item volgt telkens op de standaardzin 'In de relatie met mijn partner... '. Items 1(+), 4(-), 7(+), 10(-), 13(+), 16(-), 19(+)en 22(-) vormen de categorie van de behoefte 'autonomie'. Een voorbeeld hiervan is: '...voel ik dat mijn beslissingen weerspiegelen wat ik echt wil.'. De behoefte 'competentie' wordt gevormd door de items 3(+), 6(-), 9(+), 12(-), 15(+), 18(-), 21(+), 24(-), zoals: '... heb ik er vertrouwen in dat ik dingen goed kan doen.'. Als laatste wordt de behoefte 'verbondenheid' samengesteld door de items 2(-), 5(+), 8(-), 11(+), 14(-), 17(+), 20(-) en 23(+). Een voorbeeld van deze 24
categorie is: '... ervaar ik een hechte band.'. In het algemeen zijn de items ingedeeld in frustratie- (-) en tevredenheiditems (+). Beide soort items worden steeds met elkaar afgewisseld (Chen et al., n.d.). Elk item wordt aangegeven met een 5-point Likertschaal die loopt van "helemaal niet" (1) tot "helemaal wel" (5) (Chen et al., n.d.). In dit onderzoek scoren we enkel de mate van behoeftebevrediging en de mate van behoeftefrustratie. De algemene behoeftebevrediging is niet van toepassing. Het optellen van de bevredigingsitems zorgt voor een score van de mate van behoeftebevrediging. Evenzeer leidt het optellen van de frustratie-items tot een score van de mate van behoeftefrustratie. Een hoge score biedt een weergave voor een hoge bevrediging of frustratie van de behoeften en omgekeerd (G. Vanhee, persoonlijke communicatie, 28 oktober 2013). Uit resultaten van crosscultureel onderzoek is gebleken dat de New Basic Psychological Needs Scale over een hoge begripsvaliditeit beschikt, namelijk .95. Tevens is de interne consistentie over de verschillende landen hoog, met een minimum van .73 Verder kan een hoge begripsvaliditeit een hoge betrouwbaarheid weerspiegelen. De New Basic Psychological Needs in Relationships Scale is voorlopig nog in ontwikkeling. Doordat ze op de NBPNS is gebaseerd, kan ervan uitgegaan worden dat ze ook hoog scoort op validiteit en betrouwbaarheid. De NBPNS richt zich specifiek op behoeften in relaties, waardoor dit een maat kan bieden voor een aannemelijke inhoudsvaliditeit (Chen et al., n.d.). 2.2.3. Areas of Change Questionnaire De eerste versie van de Areas of Change Questionnaire werd ontwikkeld door Robert Weiss en zijn collega's (ACQ: Weiss, Hops, & Patterson, 1973). Het was een specifieke gedragsmatige meting van echtelijke klachten. De tweede, en uiteindelijke, versie van de Areas of Change Questionnaire (ACQ: Weiss & Birchler, 1975; ACQ-NL: Buysse & Heene, 1997) wil de mate van gewenste verandering bij partners meten (Margolin et al., 1983). Zowel de eerste als de tweede versie werd gelanceerd in het Engels. Voor het onderzoek naar emoties bij koppels van de UGent werd de Nederlandstalige versie gebruikt. De ACQ is een zelfrapportagevragenlijst die uit twee delen bestaat. Deel I meet de gewenste verandering die men (A) van zijn partner (B) wenst. In dit deel dient partner A aan te geven in welke mate hij/zij wil dat partner B een bepaald gedrag meer of minder stelt of niet verandert. Deel II houdt in dat elke partner inschat in welke mate dat hij/zij zelf moet veranderen in de ogen van zijn/haar partner. Om de perceptuele verandering te meten wordt Deel I met Deel II
25
vergeleken, zoals bijvoorbeeld Deel I van partner A en Deel II van partner B (Margolin et al., 1983). In deze studie gebruikten we alleen het eerste deel. Dit bestaat uit 34 specifieke en reflecterende items uit de oorspronkelijke ACQ die over verandering gaan in intieme relaties, aangevuld met drie items waarvan elk item één behoefte van de Zelfdeterminatietheorie weerspiegelt, namelijk de behoefte aan autonomie (item 1), competentie (item 2) en verbondenheid (item 3) (G. Vanhee, persoonlijke communicatie, 14 oktober 2013). Ieder item van het eerste deel volgt op de standaardzin: 'Ik wil dat mijn partner:'. De items worden onderverdeeld in verschillende categorieën. Items 8, 14, 16, 21, 23, 25, 27, 31 en 34 vormen de affectieve categorie. Een voorbeeld is: '...zijn/haar emoties duidelijk uitdrukt.'. Daarop volgen de items 4, 5, 6, 10, 11, 20, 22, 26, 28, 32 en 37 die de instrumentele categorie construeren, zoals: '...meebeslist over geld uitgeven.'. Een volgende categorie gaat over kameraadschap die door de items 9, 12, 13, 15, 18, 19, 24, 29, 30, 33 en 36 wordt samen gesteld. Een voorbeeld van deze categorie is '...samenkomt met mijn vrienden.'. Als laatste worden de items 8, 18, 21 en 23 in een negatieve constructie gewogen, zoals: '...me slaat.'. Wanneer alle items worden samengevoegd, ontstaat er een beeld van de totale gewenste verandering (Margolin et al., 1983). Zoals getoond in Tabel I dient de respondent aan te geven of hij of zij een bepaald gedrag meer of minder wenst van de partner of niet wenst te veranderen. De gewenste verandering wordt aangetoond op een 7-point Likertschaal die varieert van "veel minder" ( -3) tot "veel meer" (+3). De "0" staat voor geen gewenste verandering (Margolin et al., 1983). Dit wordt schematisch voorgesteld in Tabel I.
Overgenomen van "Areas of Change Questionnaire: A Practical Approach to Marrital Assessment," by G. Margolin, S. Talovic, C. D. Weinstein, 1983, Journal of Consulting en Clinical Psychology, 51, p. 920-931. Copyright 1983 by the American Psychological Association. 26
Naast de zeven-puntenschaal wordt een driehoekje aangegeven dat de respondenten kunnen aanvinken als het gaat om items die van zeer groot belang zijn in hun relatie, los van om het even welke score. In Tabel I is dit niet aangegeven. Het invullen van dit deel van de ACQ neemt ongeveer tien minuten in beslag. De scoring van de Areas of Change Questionnaire kan op twee verschillende manieren gebeuren. Bij de eerste scoringsmethode wordt de mate van gewenste verandering vastgesteld wanneer items in de matige of extreme range scoren (vb.: +2, -2, +3 of -3). De tweede scoringsmethode is ontstaan door het algemene scoresysteem van Weiss en Birchler (1975). De methode houdt rekening met de perceptuele nauwkeurigheid van de ACQ en vereist Deel I van de ene partner en Deel II van de andere partner (Margolin et al., 1983). Doordat Deel II in dit onderzoek niet wordt gebruikt, is deze scoringsmethode niet van toepassing. In dit onderzoek wordt dus de eerste scoringsmethode gebruikt en dit houdt in dat wanneer een partner bijvoorbeeld een hoge negatieve score haalt op de items 5, 11, 13, 18, 20, 22, 24, 28 en 31 hij of zij veel minder affectie wenst van de partner. Indien men hier hoog positief op scoort wenst men veel meer affectie van de partner. Wanneer een partner hierbij niet ver van "0" scoort, wenst hij/zij weinig of geen verandering. Deze interpretatie is uitbreidbaar naar andere categorieën met de bijbehorende items (Margolin et al., 1983). De ACQ is voldoende gespecificeerd om te reflecteren rond veranderingen die voorkomen in het gedrag van paren. De vragenlijst heeft voldoende items om een breed scala aan klachten te dekken. De concurrente validiteit van de ACQ is hoog, wat betekent dat de vragenlijst een goede maat is voor de algemene echtelijke aanpassing. Wel scoort de convergente constructvaliditeit lager omdat de gemeten variabelen geen zekerheid bieden voor de weerspiegeling van het begrip dat gemeten wordt. Eveneens is de inhoudsvaliditeit lager omdat niet alle dagelijkse echtelijke gebeurtenissen in de vragenlijst zijn opgenomen (Margolin et al., 1983). De ACQ wordt in heel wat onderzoek gebruikt, waardoor er kan vanuit gegaan worden dat de interne consistentie hoog is en dit zo een maat biedt voor de betrouwbaarheid.
27
2.3.
Procedure
Eerst en vooral contacteerden we alle deelnemers via de verschillende rekruteringswijzen. De twee koppels die we online via Facebook rekruteerden, kregen een standaardboodschap toegestuurd (zie bijlage 1). Daarin worden de voorwaarden vermeld waaraan de deelnemers, namelijk de koppels, moeten voldoen. Elf koppels rekruteerden we mondeling via de gemakssteekproef. Daarbij kregen ze informatie over het doel van het onderzoek en de voorwaarden waaraan iedere partner moet voldoen. Ook werd er vermeld dat de informatie zeer vertrouwelijk wordt behandeld. De zeven koppels die via de sneeuwbalmethode werden gerekruteerd gaven aan de deelnemers van mondelinge rekrutering aan dat ze bereid waren om deel te nemen aan dit onderzoek. Mijn partner werd tevens persoonlijk over het onderzoek ingelicht. Als koppels instemden om aan het onderzoek mee te werken, gaven we persoonlijk aan elk koppel een enveloppe met een informatiebrief over het onderzoek (bijlage 2) en een persoonlijke code. Doormiddel van een tweede informatiebrief (bijlage 3) werden er instructies gegeven over de deelname en het gebruik van de persoonlijke code. Eén enveloppe werd gelijk gesteld aan één koppel. De koppels die we via de sneeuwbalmethode rekruteerden, kregen de documenten toegediend via de deelnemers die hen bereikt hadden. De informatiebrief geeft een korte situering van het onderzoek en bevat instructies over het online beantwoorden van vragen over hun relatie, zichzelf en hun algemeen welzijn. De duur van het onderzoek wordt vermeld en er wordt ingegaan op het feit dat de informatieverzameling volledig anoniem gebeurt en dat men op elk moment kan beslissen om het onderzoek stop te zetten. Verder worden de contactgegevens van de doctoraatsstudente en deelnemende studenten van Toegepaste psychologie vermeld. De deelnemer wordt ook bedankt voor zijn/haar medewerking. In het instructiedeel wordt er gevraagd dat zowel de deelnemer en zijn/haar partner de vragenlijst apart invullen. Daarbij hoort uitleg over hoe ze hun deelname precies kunnen volbrengen en hoe ze met de persoonlijke code, één voor de man en één voor de vrouw, kunnen inloggen. De code komt overeen met de code die bovenaan op de enveloppe geschreven staat, maar wordt voor de man aangevuld met een '0' en voor de vrouw met een '1'. Zo kan er tijdens de analyse duidelijk worden afgeleid dat één man en één vrouw samen horen en een koppel vormen. Bij het geven van mondelinge instructies aan de deelnemers, vermeldden we uitdrukkelijk dat de persoonlijke code tijdens de gegevensanalyse wordt veranderd, waardoor de anonimiteit 28
nog meer is verzekerd. Bij dit onderzoek hoort niet een apart schriftelijk in te vullen informed conscent. Het digitale informed conscent wordt bij het openen van de link meteen gegeven. Wanneer men akkoord is dient de deelnemer de huidige datum en persoonlijke code in te vullen en daarna door te gaan naar de startpagina. De vragenlijst bestaat uit twaalf opeenvolgende vragenlijsten. Aan het begin van de eerste vragenlijst krijgen de deelnemers duidelijk mee dat er geen juiste of foute antwoorden zijn. Na het invullen van de totale vragenlijst komen de deelnemers op de laatste online pagina, namelijk de debriefing. Daarin wordt een nadere toelichting rond de studie gegeven en een woord van dank gericht aan de respondenten voor hun bijdrage. Na het onderzoek zullen de deelnemers mondeling, namelijk telefonisch of face to face, op de hoogte worden gebracht van de resultaten. Daarbij zullen we de belangrijkste zaken die het onderzoek heeft uitgewezen kort vermelden.
2.4.
Analyse
Doordat dit onderzoek kwantitatief is, zullen we de gegevens in Excel analyseren. Allereerst voeren we beschrijvende statistieken van de demografische gegevens uit zodat er een duidelijk beeld van de onderzoekspopulatie wordt weergegeven. Voor de eerste onderzoeksvraag is behoeftefrustratie de onafhankelijke variabele en gewenste verandering de afhankelijke variabele. Er zijn twee niveaus, namelijk individuen en partners. Doordat de data van individuen interafhankelijk zijn worden er eerst beschrijvende analyses (gemiddelden en standaarddeviaties), t-toetsen en correlaties uitgevoerd op dezelfde variabelen van mannen en vrouwen om na te gaan of we al dan niet op partnerniveau kunnen werken. Indien wel, zullen we de relatie tussen algemene behoeftefrustratie en gewenste verandering achterhalen aan de hand van een correlationele analyse. Bij de tweede onderzoeksvraag is het geslacht en de behoeftefrustratie het onafhankelijke variabele. De gewenste verandering is tevens het afhankelijke variabele. Om op deze onderzoeksvraag een antwoord te formuleren, starten we met het uitvoeren van beschrijvende statistieken. Zo worden er gemiddelden, standaarddeviaties en procenten van mannen en vrouwen weergegeven. De relatie tussen behoeftefrustratie en gewenste verandering van mannen en vrouwen wordt via correlationele analyses nagegaan. Om na te gaan of er een significant verschil is tussen mannen en vrouwen vergelijken we correlaties door deze om te zetten in z-scores via http://www.vassarstats.net. 29
3. Resultaten 3.1.
Relatie tussen behoeftefrustratie en gewenste verandering in intieme relaties
In de bijhorende hypothese werd de verwachting geformuleerd dat er een relatie is tussen behoeftefrustratie en gewenste verandering in intieme relaties. 3.1.1. In intieme relaties gaat een grotere frustratie van fundamentele behoeften gepaard met een grotere wens naar veranderingen Algemeen zijn de data van die aard dat we kunnen werken met koppelscores. In Excel is het slechts mogelijk om met koppelscores (gemiddelde van de scores van beide partners) te werken als de scores van de variabelen van mannen niet significant verschillen van die van de vrouwen, maar er wel significant mee correleren. Uit analyse van de data van frustratie van autonomie, competentie, verbondenheid, algemene behoeftefrustratie, gewenste verandering op vlak van affectie, kameraadschap, instrumenteel vlak en algemene gewenste verandering blijkt alleen frustratie van verbondenheid en algemene behoeftefrustratie aan deze voorwaarden te voldoen. De correlaties tussen frustratie van verbondenheid, r = .40, p < .001, en algemene behoeftefrustratie, r = .27, p < 0.5, van mannen en vrouwen is significant, en er is geen significant verschil tussen partners. Voor frustratie van verbondenheid geldt t (136) = -.51, n.s. en voor algemene behoeftefrustratie t (133) = -1.03, n.s. Verdere statistische resultaten op vlak van koppels kunnen we niet geven waardoor onderzoek op koppelscores onmogelijk is. Vandaar dat we de hypotheses voor mannen en vrouwen apart toetsen. Indien we mannen en vrouwen apart bekijken, is er zowel bij mannen, r = .37, p < .01, als bij vrouwen, r = .25, p < .05, een significant positief verband tussen de algemene behoeftefrustratie en gewenste verandering. Tussen mannen en vrouwen is er geen significant verschil, z = .76, n.s. Frustratie van autonomie gaat gepaard met een wens naar verandering We onderzochten bij mannen en vrouwen de relatie tussen de scores van frustratie van autonomie en de gewenste verandering aan de hand van de Pearson correlatiecoëfficiënt. Bij mannen is er bij frustratie aan autonomie een significant verband met de wens naar verandering, r = .30, p < .05, voor vrouwen niet, r = .13, n.s. Het verschil tussen beide is niet significant, z = 1.02, n.s. 30
Frustratie van competentie gaat gepaard met een wens naar verandering Er bestaat een verschil tussen mannen, r = .09, n.s., en vrouwen, r = .29, p < .05., wat betreft het verband tussen frustratie van competentie en de wens naar verandering. Voor vrouwen is er een significant verband, voor mannen niet. Doormiddel van z-scores werd de significantie van het verschil nagegaan, met als resultaat dat het verschil niet significant is, z = -1.2, n.s. Frustratie van verbondenheid gaat gepaard met een wens naar verandering Aan de hand van de Pearson correlatiecoëfficiënt werd bij mannen en vrouwen de correlatie tussen frustratie van verbondenheid en gewenste verandering nagegaan. Bij vrouwen is er geen verband, r = .17, n.s., bij mannen wel, r = .48, p < .0001. Er is een significant verschil tussen mannen en vrouwen, z = 2.03, p < .05. Mannen wensen bij frustratie van verbondenheid meer verandering dan vrouwen. Algemene behoeftefrustratie is gerelateerd aan een wens naar verandering op vlak van affectie Uit de correlationele analyses kan afgeleid worden dat vrouwen bij algemene behoeftefrustratie minder affectie wensen, r = -.48, p < .0001. Bij mannen is dit verband marginaal significant, r = -.20, p < .10. Eveneens is er sprake van een marginaal significant verschil tussen mannen en vrouwen, z = 1.87, p < .07. Bekijken we nu de relatie tussen de verschillende behoeften en gewenste veranderingen op affectief gebied, dan vinden we dat als frustratie van verbondenheid toeneemt, de wens naar affectie afneemt bij zowel vrouwen, r = -.51, p < .0001, als mannen, r = -.23, p < .06. Het verschil tussen vrouwen en mannen is significant, z = 1.97, p < .05. Bij vrouwen is de correlatie tussen frustratie van autonomie en gewenste verandering op vlak van affectie significant en negatief, r = -.29, p < .05. Bij mannen is dit ook zo maar het verband is marginaal significant, r = -.20, p < .10. Als we mannen en vrouwen vergelijken is er geen significant verschil, z = .55, n.s. Wat betreft de correlatie tussen frustratie van competentie en gewenste verandering op vlak van affectie, vertonen vrouwen, r = -.22, p < .06, een marginaal negatief verband. Bij mannen is er geen verband, r = -.04, n.s., Het verschil tussen beide geslachten is niet significant, z = 1.10, n.s.
31
Algemene behoeftefrustratie is gerelateerd aan een wens naar instrumentele verandering Bij het nagaan van de correlatie tussen algemene behoeftefrustratie en de wens tot verandering op instrumenteel vlak, vinden we zowel bij mannen, r = .34, p < .01, als vrouwen, r = .30, p < .01, significante positieve verbanden. We onderzochten tevens of er al dan niet sprake is van een significant verschil, maar dit blijkt niet het geval, z = .25, n.s. Om te kijken of er een verband is tussen frustratie van de behoefte autonomie en gewenste instrumentele verandering, voerden we eveneens een correlationele analyse uit. Hierbij merken we op dat mannen bij frustratie van autonomie meer instrumentele verandering wensen, r = .33, p < .01, bij vrouwen is er geen verband, r = .11, n.s. Verder blijkt het verschil tussen mannen en vrouwen niet significant te zijn, z = 1.29, n.s. Verder is er bij vrouwen een significant verband tussen frustratie van competentie en instrumentele verandering, r = .27, p < .05, terwijl we dit bij mannen niet terugvinden, r = .10, n.s. Het verschil tussen beide is niet significant, z = -1.03, n.s. Als we de correlatie nagaan tussen frustratie van verbondenheid en gewenste instrumentele verandering, vinden we zowel bij mannen, r = .38, p < 0.01, als bij vrouwen, r = .38, p < 0.01, een gelijklopend significant verband, namelijk als de behoefte aan verbondenheid meer gefrustreerd wordt is er een grotere wens naar meer instrumentele verandering. Opnieuw werd er nagegaan of er een significant verschil is tussen mannen en vrouwen, wat niet het geval blijkt te zijn, z = -.02, n.s.
3.2.
Verschil tussen mannen en vrouwen
3.2.1. Vrouwen wensen bij frustratie van fundamentele behoeften significant meer algemene verandering van hun partner dan mannen Uit de correlationele analyse blijkt dat er bij vrouwen, r = .25, p < .05, een significant verband is tussen algemene behoeftefrustratie en gewenste verandering. Bij mannen, r = .37, p < .01, is dit verband sterker. Vervolgens werd nagegaan of er een significant verschil is tussen mannen en vrouwen, wat niet het geval is, z = .76, n.s. Deze hypothese wordt bijgevolg verworpen.
32
3.2.2. Vrouwen ervaren in hun intieme relatie significant meer frustratie op vlak van verbondenheid dan mannen. Op vlak van frustratie van autonomie en competentie is er geen significant verschil. De vrouwen (N = 70) rapporteerden op vlak van frustratie aan autonomie een gemiddelde score van 1.92 (SD = 1.05). Mannen (N = 70) behaalden een gemiddelde score van 1.94 (SD = 1.02). Het verschil tussen mannen en vrouwen is niet significant, t (136) = .43, n.s. Op vlak van verbondenheid zijn vrouwen (M = 1.52, SD = 0.93) niet meer gefrustreerd dan mannen (M = 1.46, SD = 0.92), t (136) = -.51, n.s. Vrouwen rapporteerden op vlak van frustratie van competentie een gemiddelde score van 1.94 (SD = 1.01). Bij mannen was de gemiddelde score 1.62 (SD = 0.99). Het verschil tussen mannen en vrouwen is wel significant, t (123) = -2.36, p < .05. 3.2.3. Vrouwen wensen op vlak van kameraadschap significant meer verandering dan mannen. Er is geen significant verschil tussen mannen en vrouwen omtrent de wens tot affectieve en instrumentele verandering. Vrouwen (N = 70) gaven bij gewenste verandering op vlak van kameraadschap een gemiddelde score aan van 4.12 (SD = 0.95). Mannen (N = 40) rapporteerden een gemiddelde score van 4.09 (SD = 0.94). Het verschil tussen mannen en vrouwen is significant, t (136) = 2.10, p < .05. Op vlak van affectie wensen vrouwen (M = 3.82, SD = 1.04) niet meer verandering dan mannen (M = 3.77, SD = 1.03), t (135) = -.62, n.s. Vrouwen rapporteerden op vlak van gewenste instrumentele verandering een gemiddelde score van 4.06 (SD = 0.93). Bij mannen was de gemiddelde score 4.08 (SD = 0.91). Het verschil tussen mannen en vrouwen is echter niet significant, t (136) = -.07, n.s. Indien we toch de correlatie tussen de totale behoeftefrustratie en gewenste verandering op vlak van kameraadschap bekijken, merken we op dat er zowel bij mannen, r = .16, n.s., als bij vrouwen, r = -.09, n.s., een zeer zwak verband is. Tevens is het verschil tussen mannen en vrouwen niet significant, z = 1.49, n.s.
33
4. Discussie Het doel van dit onderzoek was het exploreren van de relatie tussen behoeftefrustratie en gewenste verandering in intieme relaties en bijkomend of er al dan niet een verschil is tussen mannen en vrouwen. Doormiddel van een kwantitatieve survey en data-analyse werd dit verband geëxploreerd.
4.1
Conclusies
4.1.1 Behoeftefrustratie en gewenste verandering in intieme relaties Volgens de BNT spelen partners een belangrijke rol in het frustreren van elkaars behoeften. Behoeftefrustratie kan een lagere relatietevredenheid als gevolg hebben (La Guardia & Patrick, 2008), die op zijn beurt kan leiden tot een vraag naar verandering in intieme relaties (Margolin et al., 1983). Op vlak van koppelscores kan dit onderzoek geen algemeen antwoord leveren. Indien we mannen en vrouwen apart bekijken, blijkt er bij elk geslacht een verband te zijn tussen algemene behoeftefrustratie en gewenste verandering, alsook is er geen verschil tussen beide geslachten. We kunnen dus concluderen dat in intieme relaties frustratie van behoeften gepaard gaat met een wens naar verandering. Bij frustratie van autonomie wensen mannen meer verandering dan vrouwen. Dit bevestigen de bevindingen van Verhofstadt en Buysse (zoals geciteerd in Demoor et al., 2006) die aangeven dat wanneer mannen onvoldoende vrijheid ervaren ze hierin meer en vlugger verandering wensen dan vrouwen. Voor vrouwen blijkt dit echter ook steeds belangrijker te worden. In de resultaten is er echter geen verschil tussen mannen en vrouwen, wat een belangrijke en nieuwe bevinding is voor de relatie- en gezinstherapie. Frustratie van de behoefte aan competentie gaat bij vrouwen gepaard met een vraag naar verandering. Bij mannen vinden we dit echter niet terug. Deze bevinding kan verklaard worden met het feit dat vrouwen zich in het algemeen minder competent voelen doordat presteren en competitief gedrag in strijd is met de vrouwelijke sekserol (Van Lankeren, 2005). Margolin et al. (1983) geven aan dat zowel mannen als vrouwen verbondenheid belangrijk achten, maar dat vrouwen hier toch nog meer op gericht zijn dan mannen. Het onderzoek wijst uit dat er zoals verwacht een verschil is tussen mannen en vrouwen, maar niet in de voorspelde richting. Mannen hebben bij frustratie van de behoefte aan verbondenheid een grotere wens tot verandering dan vrouwen. Dit kan erop wijzen dat mannen meer dan vrouwen moeite hebben met afwijzing en afstand in een relatie en vandaar meer verandering nastreven. 34
Gewenste verandering uit zich bij vrouwen vaak in de vraag naar meer warmte en intimiteit. Op affectief vlak wensen mannen een toename van passie en seksuele contacten (Margolin et al., 1983). In tegenstelling tot de literatuur tonen de resultaten van dit onderzoek aan dat zowel bij mannen als vrouwen algemene behoeftefrustratie gepaard gaat met een afname van de wens naar affectie. Wel is er een verschil tussen mannen en vrouwen. Vrouwen wensen hierin meer verandering dan mannen. Eveneens vinden we ditzelfde verschil terug bij frustratie aan verbondenheid. Dit wijst erop dat vrouwen bij frustratie van hun algemene behoeften alsook van verbondenheid apart minder seksuele contacten, interesse en aandacht van hun partner wensen. Als aan de behoefte aan autonomie niet voldaan is, zien we dat zowel mannen als vrouwen minder affectief gedrag wensen. Hoewel we vooraf bedachten dat mannen en vrouwen hierop zouden verschillen, blijkt dit niet het geval te zijn. Deze nieuwe bevinding strookt met literatuur die aangeeft dat een hoge mate van autonomie samengaat met een hoge mate van affectie, en omgekeerd (Schreurs & Buunk, zoals geciteerd in Berkers, 1996). Zoals eerder aangegeven blijkt autonomie voor vrouwen steeds belangrijker te zijn (Verhofstadt & Buysse, zoals geciteerd in Demoor et al., 2006). Bij frustratie aan competentie wensen enkel vrouwen minder affectie. Vrouwen kunnen algemeen meer belang hechten aan competentie dan mannen. We kunnen besluiten dat behoeftefrustratie gepaard gaat met een wens naar minder affectief gedrag. Dit kan inhouden dat partners, vooral vrouwen, meer afstand van hun partner nemen of dat ze bevrediging van hun behoefte op affectief vlak niet expliciet nastreven. Volgens Hurlburt (zoals geciteerd in Bormans, 2013) is het mogelijk dat ze andere wijzen zoeken om deze behoefte te bevredigen. Als we focussen op de vraag naar gewenste veranderingen in instrumentele steun, dan vinden we in de literatuur dat zowel mannen en vrouwen instrumentele verandering wensen (Heyman et al., 2009; Margolin et al., 1983). Indien we behoeftefrustratie erbij nemen, vinden we dat evenzeer mannen als vrouwen op instrumenteel vlak verandering wensen, en dat er geen verschil is. Dit geldt zowel bij frustratie van verbondenheid, competentie en autonomie. Hoewel er bij frustratie van competentie geen verschil is tussen mannen en vrouwen, vertonen vrouwen een sterker verband dan mannen, wat kan betekenen dat vrouwen bij een minder competent gevoel meer wensen dat hun partner helpt in het huishouden, instaat voor de opvoeding van de kinderen, … . Anders is het bij frustratie van autonomie, waarbij mannen een sterkere samenhang vertonen met gewenste instrumentele verandering dan vrouwen. Voor vrouwen is autonomie steeds belangrijker (Verhofstadt & Buysse, zoals geciteerd in Demoor
35
et al., 2006). Toch kan aangegeven worden dat wanneer mannen minder vrijheid ervaren, ze bijvoorbeeld, zoals gemeten in de vragenlijst, meer verandering wensen in het huishouden. Conclusie is dat bij koppels algemene behoeftefrustratie en frustratie van verbondenheid gepaard gaat met een wens naar instrumentele verandering, er zijn geen geslachtsverschillen. Eveneens is dit zo voor frustratie van competentie en autonomie, hoewel mannen en vrouwen ten opzichte van elkaar soms een sterker verband vertonen.
4.1.2 Verschillen tussen mannen en vrouwen In een studie van Margolin et al. (1983) kwam naar voor dat ontevreden vrouwen sneller verandering wensen in hun intiemer relatie dan mannen. Dit onderzoek geeft aan dat zowel mannen als vrouwen bij behoeftefrustratie verandering wensen. Evenwel is er geen verschil tussen mannen en vrouwen, waardoor dit een contradictie vormt ten aanzien van de literatuur. De bevinding dat mannen evenveel verandering wensen dan vrouwen kan te wijten zijn aan het feit dat iedereen de behoefte heeft aan basisveiligheid in de intieme relatie en dat men meteen overgaat tot het nemen van interventies indien gebeurtenissen de veiligheid in de relatie bedreigen. Hoewel mannen tijdens de vraag naar verandering van hun partner een meer teruggetrokken rol innemen, zijn ze ook in staat om hun eigen bezorgdheden omtrent de relatie op te biechten (Johnson, 2009). Een andere verklaring zijn de sociaal-culturele veranderingen in de maatschappij en de, in tegenstelling tot vroeger, meer dynamische intieme relaties (Garssen, De Beer, Cuyvers, & De Jong, 2001). Uit het onderzoek van Jacob en Christensen (zoals geciteerd in Heyman et al., 1998) blijkt dat vrouwen meer wensen dat hun partner op hen betrokken is dan mannen. Dit onderzoek geeft inderdaad aan dat vrouwen meer gefrustreerd zijn op vlak van verbondenheid dan mannen, maar er is geen significant verschil. Net zoals mannen lijken vrouwen volgens Verhofstadt en Buysse (zoals geciteerd in Demoor et al., 2006) autonomie een belangrijke factor te vinden. In deze studie wordt dit bevestigd met de bevinding dat evenveel mannen als vrouwen gefrustreerd zijn op autonomie. Verder gaven iets meer vrouwen dan mannen aan gefrustreerd te zijn in competentie. Wel blijkt er tussen beide geslachten een verschil te zijn, wat als oorzaak kan hebben dat mannen en vrouwen differentiëren op de items die competentie meten. We kunnen hierbij besluiten dat er tussen mannen en vrouwen enkel een verschil is in frustratie aan competentie en dat de bevindingen stroken met vorig onderzoek. Een laatste deel van dit onderzoek exploreert het verschil tussen mannen en vrouwen op vlak van de omvang van de gewenste verandering. Mannen en vrouwen verschillen op vlak van de 36
wens naar meer kameraadschap. Zoals verwacht wensen vrouwen hierbij meer verandering dan mannen (Margolin et al., 1983). In de literatuur werd weergegeven dat vrouwen meer warmte, intimiteit en instrumentele steun van hun partner wensen terwijl mannen vooral meer passie, seks en aantrekkelijkheid wensen (Heyman et al., 2009). Hoewel de gewenste affectieve en instrumentele verandering op verschillende gebieden ligt, is er geen verschil tussen mannen en vrouwen in de mate van gewenste verandering. Dit kan betekenen dat mannen en vrouwen evenveel voor hun wens tot verandering in de intieme relatie uitkomen. Conclusie is dat er enkel op vlak van kameraadschap geslachtsverschillen zijn, waarbij mannen meer verandering wensen dan vrouwen. Overig werden er geen specifieke hypothesen opgesteld naar de relatie van behoeftefrustratie en gewenste verandering op vlak van kameraadschap. Indien we dit toch onder de loep nemen, is er hierbij geen verschil te merken tussen mannen en vrouwen.
4.2
Sterktes en beperkingen van het onderzoek
Binnen dit onderzoek zijn er enkele sterktes en beperkingen op te merken. Algemeen konden we met de twee steekproeven respondenten bereiken over verschillende gebieden met een differente socio-economische en burgerlijke status. Eveneens differentiëren ze op vlak van leeftijd, relatieduur en al dan niet inwonende kinderen. Door de sneeuwbalsteekproef werden er mensen gerekruteerd die zich niet in ons nabije netwerk bevonden, wat ervoor zorgt dat onze steekproef een representatief beeld weergeeft. Echter biedt de generaliseerbaarheid van dit onderzoek een beperking. Hoewel we toch 70 koppels hebben bereikt, zou een groter aantal koppels een representatiever beeld bieden voor de totale populatie. Eveneens zou de kans groter zijn dat de data voldoet aan de voorwaarden om met koppelscores te werken. De analyses gebeurden op man- en vrouwniveau apart. Willen we uitspraken doen over koppels, dan zijn andere analyses effectiever, zoals de multilevel analyse. Dit behoort echter niet tot de competenties van een bachelorstudent. Wel kan aangegeven worden dat de onderzoeksresultaten een antwoord bieden op de onderzoeksvragen. Verder hebben we ervaren dat enkel koppels die open stonden en geïnteresseerd waren in dit onderzoek, hebben deelgenomen. Een andere beperking van dit onderzoek is de validiteit en betrouwbaarheid van de vragenlijsten. In dit onderzoek werd onder andere de Areas of Change Questionnaire toegepast. Echter is de ACQ een minder recente vragenlijst waarvan de convergente 37
constructvaliditeit en inhoudsvaliditeit eerder laag is. Ondanks dat de ACQ niet alle gebieden meet waarop partners van elkaar verandering wensen, hebben we in dit onderzoek ons kunnen toespitsen op verandering op vlak van affectie, kameraadschap en instrumentele verandering. Hoewel er geen waarden zijn omtrent de betrouwbaarheid is deze vragenlijst in verschillende onderzoeken gebruikt waardoor we kunnen veronderstellen dat de interne consistentie aanvaardbaar is. In functie van dit onderzoek is deze vragenlijst toepasselijk. Doordat de New Basic Psychological Needs in Relationships Scale nog in ontwikkeling is, zijn er geen gegevens omtrent de betrouwbaarheid en validiteit van deze gebruikte vragenlijst. De NBPNRS is ontstaan uit de New Basic Psychological Needs Scale. Deze laatste vragenlijst beschikt over een hoge begripsvaliditeit en interne consistentie. Doordat bij de NBPNRS enkel ‘In de relatie met mijn partner…’ werd toegevoegd zonder de items te veranderen, kunnen we aangeven dat de vragenlijst voor dit onderzoek geschikt is. De kans op sociale wenselijkheid in dit onderzoek is groot. Koppels kunnen de digitale vragenlijst sociaal wenselijk invullen omdat ze positief willen overkomen ten aanzien van de onderzoekers. Eveneens is het onderwerp gevoelig en is er de kans dat partner A hetzelfde wil antwoorden als partner B, en omgekeerd. Dit wordt in het onderzoek tegengegaan door koppels te vragen de vragenlijst apart in te vullen en door de vertrouwelijkheid en het doel van het onderzoek te benadrukken. Dit onderzoek heeft ook enkele moeilijkheden gekend. Tijdens het samenstellen van de steekproef ervoeren we dat drie van de 21 koppels niet wilden deelnemen vanuit de persoonlijke confrontatie met het onderwerp. Eveneens was het niet evident om koppels via Facebook te overtuigen en zorgde de duur van de gehele vragenlijst tot afhaken. Wanneer de koppels hadden ingestemd om deel te nemen, dienden ze erna vaak herinnerd te worden aan de deadline. Een aantal mensen hebben toegezegd en niet meegewerkt. De grootte van de non-respons is moeilijk te achterhalen door de anonimiteit en omdat we met verschillende studenten tegelijkertijd aan dit onderzoek hebben meegewerkt. Verder brengt de hoge anonimiteit terug een sterkte met zich mee. Een andere sterkte van dit onderzoek is dat het twee concepten samen brengt, namelijk behoeftefrustratie vanuit de Zelfdeterminatietheorie en gewenste verandering in intieme relaties, waarvan de onderlinge relatie vooraf nog niet werd belicht. Eveneens worden er duidelijke verschillen tussen mannen en vrouwen besproken. Het onderzoek draagt bij aan de doctoraatsstudie van de vakgroep Relatie- en gezinstherapie UGent en biedt nieuwe inzichten 38
aan onderzoekers in het kader van relatie- en gezinstherapie alsook aan relatie- en gezinstherapeuten. De implicaties voor relatie- en gezinstherapie zijn de nieuwe bevindingen, in tegenstelling tot de literatuur, dat er onder andere geen verschil is tussen mannen en vrouwen in de relatie van behoeftefrustratie en gewenste verandering. Een duidelijke aanwijzing is dat mannen en vrouwen bij frustratie van autonomie evenveel verandering wensen en dat mannen bij frustratie van verbondenheid meer verandering wensen dan vrouwen. Verder is er tussen mannen en vrouwen geen verschil omtrent de frustratie van verbondenheid, competentie en autonomie en de wens tot instrumentele verandering. Deze bevindingen kunnen in acht worden genomen om met koppels te werken. De algemene bevindingen alsook de verschillen tussen mannen en vrouwen worden weergegeven in een folder die naar de verschillende relatie- en gezinstherapeuten in Vlaanderen zal worden opgestuurd. Op deze manier worden ze op de hoogte gebracht van de nieuwe inzichten in dit werkveld. Indien ze geïnteresseerd zijn om over meer kennis van deze studie te beschikken, kunnen ze dit onderzoek opvragen. Hieruit kunnen we ook aangeven dat het gehele onderzoek als de folder op vlak van kennis een meerwaarde biedt voor het werkveld. Een implicatie voor vervolgonderzoek is dat de nieuwe bevindingen uit dit onderzoek nog eens uitgebreid onder de loep worden genomen. Dit kan tot gevolg hebben dat de nieuwe theoretische inzichten via verschillende onderzoeken veelzijdig wetenschappelijk gefundeerd zijn. Eveneens kan er in vervolgonderzoek een grotere steekproef worden genomen zodat de generaliseerbaarheid groter is en dat men eventueel wel met koppelscores kan werken. Zo zou een grootschalig onderzoek kunnen worden volbracht waarbij niet enkel heteroseksuele koppels,
maar
koppels
van
verschillende
seksuele
aard
worden
bevraagd.
4.3. Algemene conclusie Met dit onderzoek wilden we nagaan of behoeftefrustratie in intieme relaties gepaard gaat met gewenste verandering. Indien we de resultaten van het onderzoek bekijken, is er in intieme relaties een verband tussen behoeftefrustratie en gewenste verandering. Mannen en vrouwen vertonen hierbij geen verschil. Verder gaat behoeftefrustratie in intieme relaties, vooral bij vrouwen, gepaard met een wens tot minder affectie. Op vlak van koppels kunnen we tevens besluiten dat algemene behoeftefrustratie en frustratie van verbondenheid, competentie en autonomie gepaard gaat met een wens naar instrumentele verandering. Belangrijk is het 39
meenemen van de nieuwe bevindingen dat mannen en vrouwen bij frustratie van autonomie evenveel verandering wensen en dat mannen bij frustratie van verbondenheid meer verandering wensen dan vrouwen. Vervolgens verschillen mannen en vrouwen enkel in de mate van frustratie aan competentie en gewenste verandering op vlak van kameraadschap. De resultaten van dit onderzoek leveren een eerste kwantitatieve bijdrage aan het in kaart brengen van dit onderwerp.
40
5. Literatuur Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek! Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff Uitgevers. Berkers, Y. R. (2008). Conflictgedrag, autonomie en relatietevredenheid in lesbische en heteroseksuele relaties (Master thesis, Universiteit Utrecht, Nederland). Geraadpleegd op http://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/30681/ Masterthesis%20Berkers.pdf Chen, B., Vansteenkiste, M., & Beyers, M., (n.d.). Psychological Need Satisfaction and Desire for Need Satisfaction across Four Cultures. Manuscript submitted for publication. Christensen, A., & Heavey, C. L. (1990). Gender and Social Structure in the Demand/Withdraw Pattern of Marital Conflict. Journal of Personality en Social Psychology, 59, 73-81. doi:10.1037/0022-3514.59.1.73 Cocquyt, A. (2008). De rol van persoonlijkheidssimilariteit bij relatietevredenheid. (Master thesis, Universiteit Gent, België). Geraadpleegd op http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/291/852/RUG01001291852_2010_0001_AC.pdf Cook, W. L., & Kenny, D. A. (2005). The Actor–Partner Interdependence Model: A model of bidirectional effects in developmental studies. International Journal of Behavioral Development, 29, 101-109.doi: 10.1080/01650250444000405 Cupach, W. R., & Canary, D. J. (n.d.). Conflcit - Couple Relationships. Geraadpleegd op http://family.jrank.org/pages/312/Conflict-COUPLE-RELATIONSHIPS.html Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2002). Handbook of Self-Determination Research. Geraadpleegd op https://books.google.com/ Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. Geraadpleegd op https://books.google.com/
41
De Corte, K., Bal, S., Antrop, I. & Van den haute, E. (2012). Empowerment van de context: een net van steun en stimulatie voor kwetsbare en gekwetste kinderen. Geraadpleegd op https://books.google.com/ Heffels, A. (2000). Praten met je partner: voor liefde kun je kiezen (Rev. ed.). Antwerpen, België: Het Spectrum bv. Heffels, A. (2011). Cognitieve therapie voor echtparen. In S. M. Bögels & P. C. Van Oppen (Eds.), Cognitieve therapie: theorie en praktijk (pp. 505-521). Geraadpleegd op https://books.google.com/ Heyman, R. E., Hunt, A. N., Malik, J., & Smith Slep, A. M. (2009). Desired Change in Couples: Gender Differences and Effects on Communication. Journal of Family Psychology, 23, 474-484. doi: 10.1037/a0015980 Hurlburt, R. (2013). De vier krachten van de liefde. In L. Bormans (Ed.), The world book of love (pp. 258-259). Tielt, België: Lannoo. Johnson, S. (2009). Houd me vast: zeven gesprekken voor een hechte(re) en veilige relatie (3th ed.). Antwerpen, België: Kosmos Uitgevers. Johnson, S. (2014). Laat me niet los. Met oefeningen voor een levenslange en monogame relatie. Antwerpen, België: Kosmos Uitgevers. Koomen, W. (2012). Intieme relaties: de psychologie van liefde en seks. Amsterdam, Nederland: Bert Bakker. Kurdek, A. (1994). Areas of Conflict for Gay, Lesbian and Heterosexual Couples: What Couples Argue about Influences Relationship Satisfaction. E-Journal of Marriage and Family, 56, 923-934. Geraadpleegd op http://www.socqrl.niu.edu/forest/SOCI354/Kurdek.pdf La Guardia, J. G., & Patrick, H. (2008). Self-Determination Theory as a Fundamental Theory of Close Relationships. Canadian Psychology, 49, 201-209. doi: 10.1037/a0012760 La Guardia, J. G., Ryan, R. M., Couchman, C. E., & Deci, E. L. (2000). Within-Person Variation in Security of Attachment: A Self-Determination Theory Perspective on
42
Attachment, Need Fulfillment, and Well-Being. Journal of Peronality and Social Psychology, 79, 367-384. doi: 10.1037//0022-3514.79.3367 Leontiev, D. (2013). Volwassen liefde. In L. Bormans (Ed.), The world book of love (pp. 266269). Tielt, België: Lannoo. Mackey, R. A., & O'Brien, B. A. (1998). Marital Conflict Management: Gender and Ethic Differences. Social Work, 43, 128-141. doi: 10.1093/sw/43.2.128 Margolin, G., Talovic, S., & Weinstein, C. D. (1983). Areas of Change Questionnaire: A Practical Approach to Marital Assessment. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 51, 920-931. doi:10.1037/0022-006X.51.6.920 Mead, D. E., Vatcher, G. M., Wyne, B. A., & Roberts, S. L. (1990). The comprehensive areas of change questionnaire: Assessing martial couples' presenting complaints. The American Journal of Family Therapy, 18, 65-79. doi: 10.1080/01926189008250792 Olsson, F. M. (Ed.). (2008). New Developments in the Psychology of Motivation. Geraadpleegd op https://books.google.be/ Özen, A. (2013). Liefde en conflict. In L. Bormans (Ed.), The world book of love (pp. 154155). Tielt, België: Lannoo. Storaasli, R. D., & Markman, H. J. (1990). Relationship problems in the early stages of marriage: A longitudinal investigation. Journal of Family Psychology, 4, 80-98. doi: 10.1037/0893Van de Ven, J. P. (2010). Omgaan met Relatieproblemen (Rev. ed.). Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum. Van der Veen, M., & Goijarts, F. (2012). Motiverende gespreksvoering voor sociaal-agogisch werk: Coachen bij gedragsverandering. Geraadpleegd op https://books.google.com/ Van Lankeren, M. (2005). Competitie: niks voor vrouwen?! Het competitieve karakter van sport als verklaring voor sekseverschillen in sportdeelname (Master thesis, Universiteit van Amsterdam, Nederland). Geraadpleegd op http://dare.uva.nl/document/16244
43
Van Lingen, P. (2012). Relateren kun je leren: hoe ontwikkel je een liefdevolle relatie. België: Lannoo. Vansteenkiste, M., Niemiec, C. P., & Soenens, B. (2010). The development of the five minitheories of self-determination theory: an historical overview emerging trends, and future directions. The Decade Ahead: Theoretical Perspectives on Motivation and Achievement, 16A, 105-165. doi: 10.1108/S0749-7423(2010)000016A007 Vansteenkiste, M., & Ryan, R. M. (2013). On Psychological Growth and Vulnerability: Basic Pscychological Need Satisfaction and Need Frustration as a Unifying Principe. Journal of Psychotherapy Integration, 23, 263-280. doi: 10.1037/a0032359 Vansteenkiste, M., Verstuyf, J., Soenens, B., & Neyrinck, B. (2010). De complexiteit van beloningen verder belicht vanuit de Zelf-Determinatie Theorie: worden ze als controlerend of informerend ervaren? Psychopraktijk, 2, 22-26.doi: 10.1007/s12484010-0007-4 Vansteenwegen, A. (2005). Helpen bij partnerrelatieproblemen (3th ed.). Antwerpen,België: Standaard Uitgeverij. Vansteenwegen, A. (2000). Liefde is een werkwoord: spelregels voor een relatie (27th ed.). België: Lannoo. Vansteenwegen, A. (1995). Principes van systeem- en communicatietherapie, relatie- en gezinstherapie (Rev. ed.). Leuven, België: Acco. Verhofstadt, L., & Buysse, A. (2006). Mannen en vrouwen in interactie: een kijk op gelijkenissen en verschillen vanuit relatieonderzoek! In M. Demoor, L. Vandenbussche & G. Vandermassen (Ed.), Verslagen van het Centrum voor Genderstudies - UGent 2006 - Nr. 15 (pp. 5-22). Geraadpleegd op https://books.google.com/ Verstuyf, J.,& Vansteenkiste, M. (2008). Willen versus moeten: De invloed van motivatie op het therapeutisch proces. Agora, 24, 7-22. Geraadpleegd op https://biblio.ugent.be/publication/420579
44
Zimbardo, P. G., Weber, A. L., & Johnson, R. L. (2006). Psychologie: een inleiding (2nd ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education Benelux.
45
Bijlagen Bijlage 1:
Dag Facebookvrienden, Voor mijn bachelorproef voer ik een onderzoek naar emoties bij koppels. Heb je een vaste (heteroseksuele) relatie? Zijn jij en je partner ouder dan 18? Dan zou het me een groot plezier doen moesten jullie beide een vragenlijst invullen. De vragenlijst duurt ongeveer 25 minuten. Wel gebeurt de informatieverzameling volledig anoniem! Interesse? Stuur mij dan een priveberichtje! (Facebook)vrienden stimuleren om deel te nemen aan dit onderzoek mag ook altijd!
46
Bijlage 2: INFORMATIEBRIEF Beste, Sinds jaren doet de onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies van de Universiteit Gent onderzoek naar partnerrelaties. Dit onderzoek heeft tot doel zicht te krijgen op verschillende aspecten van relaties: ontevredenheid in de relatie, ruzie en meningsverschil binnen koppels, onbegrip binnen koppels,… Ook dit onderzoek kadert binnen deze doelstelling. Concreet zal u gevraagd worden een aantal vragen over uw relatie, uzelf en uw algemeen welzijn elektronisch te beantwoorden. Ook uw partner wordt gevraagd deze vragenlijst in te vullen. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 25 minuten duren. De informatieverzameling gebeurt volledig anoniem: U zal op geen enkel moment gevraagd worden om identificatiegegevens (naam, adres) in te vullen. De data zullen uitsluitend worden gebruikt in het kader van wetenschappelijk onderzoek en zullen strikt vertrouwelijk en anoniem worden verwerkt. Uw deelname aan dit onderzoek berust op vrijwillige basis. U kunt op elk moment beslissen om het onderzoek stop te zetten en de toestemming in te trekken, zonder hierbij een reden te moeten opgeven. Bent u ouder dan 18, hebt u een vaste (heteroseksuele) relatie en hebben u en uw partner interesse om deel te nemen aan dit onderzoek, contacteer dan Faye Dehens (
[email protected]), Birgit Desmet (
[email protected]), Julie Verburgh (
[email protected]), Bo Carless (
[email protected]) of Lies Kuipers (
[email protected]). Indien u nog vragen heeft met betrekking tot het onderzoek, kunt u steeds GaëlleVanhee (
[email protected]) contacteren.
Met vriendelijke groeten en dank, GaëlleVanhee Doctoraatsstudent UGent Onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies, UGent Tel: 09 264 86 14 – E-mail:
[email protected] Prof. Dr. Lesley Verhofstadt, UGent Prof. Dr. Gilbert Lemmens, UZ Gent Lector Toegepaste Psychologie Catherine Barbez, Howest Faye Dehens, Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest Birgit Desmet, Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest Julie Verburgh, Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest Bo Carless, Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest Lies Kuipers, Bacherlorstudent Toegepaste Psychologie, Howest
47
Bijlage 3: INFORMATIEBRIEF
Beste, Vooreerst onze dank voor uw medewerking aan dit onderzoek. Wij zijn geïnteresseerd in beide partners hun ervaringen in de relatie en vragen dan ook dat zowel u als uw partner de vragenlijst invult. Het is van belang dat u dit elk afzonderlijk doet. Om de elektronische vragenlijst te starten, surft u naar onderstaande link: https://survey.ugent.be/doza/survey/index.php?sid=57974&lang=nl Nadat u online uw toestemming tot deelname aan dit onderzoek gegeven hebt, zal u gevraagd worden om uw persoonlijke code in te geven. In deze envelop is er een code voorzien voor de man en een code voorzien voor de vrouw. Op die manier weet u welke code voor u en welke code voor uw partner bestemd is. Indien u nog vragen heeft met betrekking tot het onderzoek, kunt u steeds GaëlleVanhee (
[email protected]) contacteren.
Met vriendelijke groeten en dank, GaëlleVanhee Doctoraatsstudent UGent Onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies, UGent Tel: 09 264 86 14 – E-mail:
[email protected] Prof. Dr. Lesley Verhofstadt, UGent Prof. Dr. Gilbert Lemmens, UZ Gent Lector Toegepaste Psychologie Catherine Barbez, Howest Faye Dehens, Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest Birgit Desmet, Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest Julie Verburgh, Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest Bo Carless, Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest Lies Kuipers, Bacherlorstudent Toegepaste Psychologie, Howest
48
Bijlage 4:
49
50
51