Het Politiejournaal - Uitgeverij Politeia – Keizerslaan 34 - 1000 Brussel – V.U.: Stefaan Janssens – Maandelijks, behalve in juli, augustus en december – Afgiftekantoor : 3000 Leuven Mail – Erkenningsnummer : P408370
Politie
Geweldbeheersing AMOK Verhoor onder hypnose Het Belgisch politievakblad en ledenblad van CPL
j o u r n a a l
Februari 2015
2
Februari 2015 • Politie journaal
1
www.volkswagen.be
Onbegrijpelijk dat niemand in de Transporter wil stappen, hij is nochtans héél comfortabel.
De Transporter Combi. Bij de politie heeft hij alvast een streepje voor. Dankzij zijn ongeëvenaarde vering en zijn trede om het instappen te vergemakkelijken is de Transporter de meest comfortabele combi van zijn categorie. En toch zijn de gewone burgers niet zo happig om erin te gaan zitten. Voor hen hebben we de Transporter Combi natuurlijk niet gemaakt, maar wel voor u. Zijn rijplezier, zijn uitzonderlijk comfort en zijn BlueMotion-technologie liegen er niet om: dit is de ideale partner van elke politieagent(e). Voor meer informatie: gelieve te bellen naar 02/756.83.35.
6,8 - 10,7 L/ 100 KM • 179 -249 G CO2/KM Milieu-informatie (K.B. 19/03/2004): www.volkswagen.be.
2
Politie journaal • Februari 2015
Het Politiejournaal Het Belgisch politievakblad en ledenblad van CPL ISSN: 2030-2681 Hoofdredactie Johan Berckmans Kernredactie Myriam Adriaensen, Jacques Bouvier, Laurent Coucke, Jean-Louis Dalle, Patrice De Mets, Els Enhus, Thierry Gillis, Stéphane Leclercq, Julie Mampuy, Patricia Scharff, Miran Scheers en Laura Szabo. Redactiesecretaris Mampuy Julie tel: 02/412.62.59, fax: 02/412.62.96,
[email protected] Foto’s Politeia, federale politie en lokale politie Coverfoto: © DSI Politie Redactionele bijdragen Voor publicatie aangeboden teksten en informatie kunnen aan de redactiesecretaris worden toegestuurd. Deze teksten worden opgesteld volgens de auteursrichtlijnen die u op eenvoudig verzoek door de redactiesecretaris worden toegestuurd. De redactie behoudt zich het recht voor de publicatie van ingezonden bijdragen, advertenties, e.d.m. te weigeren. De auteurs kunnen echter geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor de gevolgen van eventuele onjuistheden. Politeia nv is niet verantwoordelijk voor de gepubliceerde bijdragen en advertenties. Advertenties Jos Vloeberghen, Sint-Reinhildisstraat 33, 2640 Mortsel, Tel en Fax: 03/449.56.65 GSM: 0478/23.08.54 Abonnementen Abonnementen op Het Politiejournaal lopen per kalenderjaar en worden automatisch verlengd behoudens opzegging voor 1 december van de lopende jaargang. Prijs particulier: 52 euro (btw en verzendingskosten inbegrepen) Prijs institutioneel: 75 euro (btw en verzendingskosten inbegrepen) Leden van CPL ontvangen gratis Het Politiejournaal. Abonnementendienst: Politeia nv, Keizerslaan 34, 1000 Brussel, tel: 02/289.26.10, fax: 02/289.26.19,
[email protected] Adreswijzingen worden schriftelijk gemeld aan de uitgeverij Politeia nv. Verantwoordelijke uitgever Stefaan Janssens, Uitgeverij Politeia nv, Keizerslaan 34, 1000 Brussel Copyright Uitgeverij Politeia nv, Keizerslaan 34, 1000 Brussel, tel: 02/289.26.10, fax: 02/289.26.19
[email protected] Niets mag uit deze publicatie worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. CPL Circle of Police Leadership Briefdragerstraat 2, 1080 Sint-Jans-Molenbeek,
[email protected], www.cplbelgium.be
Le Journal de la police paraît également en français. Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn/ haar eigen redactionele bijdrage.
TERREURDREIGING NIVEAU 3 Op het moment dat ik dit voorwoord neerschrijf (18 januari 2015) verkeert ons land nog steeds in een terreurpsychose en werken politie -en veiligheidsdiensten onder dreigingsniveau 3. Verschillende tragische aanslagen schrikten Parijs op: de inval op de redactie van het satirische blad Charlie Hebdo op 7 januari 2015, waarbij twaalf dodelijke slachtoffers vielen, het doodschieten van een agente van de verkeersdienst tijdens de vaststelling van een verkeersongeval en de gijzeling in een Joodse supermarkt waarbij vijf dodelijke slachtoffers vielen op 9 januari 2015. Deze aanslagen hebben wereldwijd niemand onbewogen gelaten. Enkele dagen na deze aanslagen in Frankrijk begon er ongerustheid te heersen onder onze politiemensen. Via de sociale media werden er geruchten rondgestuurd over de dreiging van IS aan het adres van de politie. De politievakbonden sprongen op de kar en eisten bijkomende beschermingsmaatregelen voor het politiepersoneel. Er ontstond een welles-nietes-spel tussen de vakbonden en het kabinet van de FOD Binnenlandse Zaken dat bevestigde dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat IS ook Belgische politiemensen viseert. Op donderdagavond 15 januari 2015, omstreeks 18 uur, vond een antiterreuractie plaats in het centrum van Verviers onder leiding van het Federale Parket. Elitetroepen van de federale politie vielen een woning binnen. Een belegering van 15 minuten had als resultaat dat twee terroristen ter plaatse werden neergeschoten en omkwamen, een derde verdachte werd door de politie overmeesterd en aangehouden. Die nacht vonden nog een tiental huiszoekingen plaats, vooral in het Brusselse. In totaal werden 15 verdachten aangehouden en interessant sporenmateriaal werd in beslag genomen door de gespecialiseerde gerechtelijke diensten. Een aanslag op een commissariaat of op politiemensen werd ijlings verijdeld door een gepaste en dringende politietussenkomst . Een pluim voor de leden van de anti-terreur-eenheden en de leden van CGSU. Er volgde de ganse nacht topoverleg tussen de administratieve overheden, politiediensten en inlichtingendiensten. Het OCAD bracht het dreigingsniveau van twee op drie voor het ganse land. Bijzondere maatregelen werden uitgevaardigd voor de bescherming van het politiepersoneel en bepaalde strategische gebouwen. Onze politiemensen werden van vandaag op morgen getransformeerd tot de tanden gewapende Rambo’s die instaan voor de veiligheid van hun collega’s, de burgers en strategische gebouwen zoals de politiekantoren. Op vrijdagochtend, 16 januari 2015, omstreeks 3 uur werd de uitzonderlijke ministerraad afgerond en werden twaalf maatregelen uitgewerkt om deze terreur te bestrijden. Van bijkomende opsporingsmethodes, over betere informatie-uitwisseling naar de inzet van het leger. Inderdaad, de ministers Jambon en Vandeput verklaarden plechtig dat het protocolakkoord tussen FOD Binnenlandse Zaken en FOD Defensie, over de inzet van het leger in uitzonderlijke omstandigheden, werd vervolledigd met een operationeel luik. De mogelijke inzet van het leger bij bewakingsopdrachten was een feit. Sinds zaterdag 17 januari 2015 kregen we zwaarbewapende soldaten te zien in het Brusselse en Antwerpse straatbeeld. Andere steden en strategische plaatsen zullen wellicht volgen. Deze beveiligingsmaatregelen zijn zeker noodzakelijk, doch zowel de bedreigde politiemensen als de burger zijn deze situatie niet gewend. Hoe gaan de collega’s hiermee om? De reacties zijn uiteenlopend: angst, alertheid, waakzaamheid, overreactie, … De reacties van de burger zijn ook divers: van een vals veiligheidsgevoel tot angst, van onverschilligheid tot paniekreactie. Onze politiemensen worden dagelijks gebriefd. Al bij al slagen zij aardig in het opzet dat de burger zo min mogelijk hinder ondervindt van deze abnormale situatie. In de mate van het mogelijke moet het gewone leven verder zijn gang gaan … De verschillende deelregeringen doen eveneens hun duit in het zakje door het uitschrijven van anti-radicaliseringsmaatregelen die betrekking hebben op de preventie en nazorg van, onder andere, Syriëstrijders. Algemeen kunnen we stellen dat het terrorisme/radicalisme meer en meer begint te wegen op ons veiligheidsbeleid. Ik denk dat alle partners in onze veiligheidsketen integraal en geïntegreerd dit fenomeen ernstig moeten aanpakken. De detectie, vergaring, verwerking en verspreiding van informatie is in dit proces primordiaal. Zowel de eerstelijnspolitie als de gespecialiseerde politie- en inlichtingendiensten hebben hun rol te vervullen evenals de gemeentelijke preventiediensten. Een verwittigd politieman is er twee waard! Johan Berckmans Hoofdredacteur Nationaal Secretaris CPL Hoofdcommissaris in de politiezone Brussel-West Februari 2015 • Politie journaal
1
Vakbeurs voor de uitrusting van politie-, bewakings- en veiligheidsdiensten, urgentiediensten en rampenbestrijding
21 - 2 2 - 2 3 | 0 4 | 2 0 1 5 9:30 -17:00
9:30 -17:00
9:30 -16:00
www.infopol.be | www.xpo112.be Een initiatief van de vzw INFOPOL SPONSORS
2
Politie journaal • Februari 2015
PARTNERS
GRATIS BEZOEK: registratie via de website met code
201
Inhoud
Julie Mampuy
Korte berichten
4-7
Belastingsvermindering voor de beveiliging van woningen tegen inbraak en brand - Oprichting Nationale Veiligheidsraad - Praktijkseminarie ‘Afweertechnieken bij agressie’ - Catherine De Bolle door VVBB verkozen tot overheidsmanager van het jaar 2014 - Praktijkseminarie ‘Vrijwilligers: een nieuwe toekomst voor de politie?’ - EU-verordening over privacy heeft belangrijke weerslag op lokale besturen - Uitstel van de afschaffing van de gemeentelijke strafregisters tot uiterlijk 31 december 2017 - Gezamenlijke controle douane en politie met mobiele ANPR-camera Praktijkseminarie ‘Rechercheren via sociale netwerken’
Debriefing over geweldbeheersing
8-10
Operationele en psychosociale vaardigheden inschakelen om het politieoptreden te verbeteren
De operationele debriefing is tegenwoordig een essentieel onderdeel van de politieactie. Eigenlijk vindt ze plaats na de politieactie. Het is in veel opzichten een instrument dat betere praktijken bevordert, ongeacht de aard ervan. Het is immers door onze acties en de feedback erop te analyseren, dat het mogelijk is om bij te sturen en te perfectioneren en op die manier nog beter af te stemmen op de realiteit en het soms moeilijke veldwerk. Op het gebied van geweldbeheersing is die permanente zoektocht naar afstemming en verbetering van fundamenteel belang, gezien de daden die gepleegd kunnen worden. Om die reden gaf het Politiejournaal de pen aan de politiezone Luik, die een vernieuwend project ontwikkeld heeft rond dat concept.
Wie heb ik aan de lijn?
12-13
Noodcentrale 101: ‘neutrale’ calltakers in de callcenters voor politiële noodhulp
Een burger die het noodnummer 101 belt, komt terecht in één van de 11 provinciale noodcentrales van politie. In deze noodcentrales werken politiemensen en burgers zij aan zij. Samen behandelen zij de noodoproepen bestemd voor politie. De burgerpersoneelsleden die de telefoonoproepen aannemen zijn ‘neutrale calltakers’. Zij zijn geen CALog-leden van de politieorganisatie, maar personeelsleden van de FOD Binnenlandse Zaken. Het politiepersoneel in de noodcentrales is voornamelijk bezig met de dispatching van de ploegen op het terrein.
AMOK: te voorkomen in plaats van te genezen?
14-17
Het woord ‘AMOK’ heeft ingang gevonden in de politietaal. AMOK duidt op een specifieke operationele situatie, die een even specifieke reactiemethode vraagt: wat is de juiste dimensie van dat misdaadfenomeen, hoe kan het voorkomen worden en vooral, wat is het verband met andere nieuwe bedreigingen die al evenzeer zorgen baren? Dat zijn de vragen die Pierre Jacobs, korpschef van de politiezone Lesse en Lhomme en preventiecoördinator van de AMOK-opleiding, in dit artikel aansnijdt.
Een politie met respect voor de andere
18-22
De politiediensten hebben het monopolie op het wettige gebruik van geweld in vredestijd. In een democratische maatschappij is een organisatie die zo’n macht bezit, alleen denkbaar als er ook belangrijke beschermingsmechanismen bestaan, zoals respect voor de burger, de voornaamste ‘klant’ van de politie. Dat vormt het onderwerp van dit artikel van Nicolas Fouyn, politiecommissaris bij de algemene inspectie van de geïntegreerde politie. Hij beschrijft het huidig regelgevend kader alsook de voorwaarden waarin onze politiediensten moeten werken en hij focust op het belang van de opvatting zelf van het begrip ‘respect’.
ISO 39001, een kwaliteitslabel voor meer verkeersveiligheid en minder arbeidsongevallen
24
Tussen 2008 en 2012 vonden ongeveer 80.000 arbeidsongevallen plaats in het verkeer. Dat is bijna 1 op 10 arbeidsongevallen. Die ongevallen hebben voor de betrokken bedrijven uitermate negatieve gevolgen op menselijk en financieel vlak. Om hen te helpen dergelijke ongevallen te voorkomen, werd een nieuwe norm in het leven geroepen: de ISO 39001-norm. Als eerste organisatie in België die deze certificatie heeft behaald, wil het BIVV de weg vrijmaken voor meer verkeersveiligheid in de arbeidswereld.
Hypnose en de diverse toepassingen ervan in het gerechtelijk onderzoek
25-28
In het verleden werd hypnose eerst bewonderd, daarna verguisd. Tegenwoordig vormt hypnose evenwel een doeltreffend instrument in tal van vakgebieden zoals pijnbestrijding en anesthesie, psychotherapie, stoppen met roken, stressbeheersing, maar ook in de begeleiding van sporters en kunstenaars enzovoort. In dit artikel buigt Cécile Grayet, psycholoog en gedragsanalist bij de federale gerechtelijke politie, zich over de vraag wat hypnose kan betekenen voor het politiewerk in het algemeen en het gerechtelijk onderzoek in het bijzonder.
Nieuwjaarsbrief van de Nationale Voorzitter CPL
30
Speech van de commissaris-generaal van de federale politie bij de voorstelling van CPL
31
De speech van Commissaris-generaal De Bolle bij de inhuldiging van de nieuwe naam en logo van CPL op 21 november 2014.
Speech van de minister van Binnenlandse Zaken bij de voorstelling van CPL
32
De speech in naam van de minister van Binnenlandse Zaken Jambon bij de inhuldiging van de nieuwe naam en logo van CPL op 21 november 2014.
Februari 2015 • Politie journaal
3
Korte berichten Belastingsvermindering voor de beveiliging van woningen tegen inbraak en brand De zesde staatshervorming draagt de bevoegdheid voor o.a. de belastingvermindering voor de beveiliging van woningen tegen diefstal en brand over aan de gewesten. Voor de verschillende gewesten betekent dit concreet: • het Vlaams Gewest heeft beslist om vanaf 1 januari 2015 het voordeel voor de gemaakte uitgaven te schrappen; • het Waals Gewest heeft beslist om vanaf 1 januari 2015 het voordeel voor de gemaakte uitgaven te schrappen; • het Brusselse gewest heeft hierin nog geen beslissing genomen. Om de overdracht van bevoegdheden naar de gewesten correct te laten verlopen, werd bepaald dat zolang de gewesten hun eigen bepalingen niet hebben aangenomen, de gewestelijke belastingvermindering voor de uitgaven van beveiligingen van woningen tegen diefstal en brand, de belastingvermindering is zoals opgenomen in het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 (artikel 145/31, CIR92) op 30 juni 2014 (voortzetting van het stelsel). Bron: www.besafe.be.
Julie Mampuy
Oprichting Nationale Veiligheidsraad Op voorstel van Eerste Minister Charles Michel heeft de ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit goedgekeurd over de oprichting van de Nationale Veiligheidsraad.
In functie van de agenda van de vergadering van de Nationale Veiligheidsraad zullen verschillende diensten worden uitgenodigd om de vergadering bij te wonen. Het betreft:
Het ontwerp hervormt, zoals gepland in het regeerakkoord, de werking en de samenstelling van het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid. Het Comité wordt omgevormd tot Nationale Veiligheidsraad. Deze raad zal het algemene beleid inzake inlichtingen en veiligheid uitwerken, coördineren en de prioriteiten van de inlichtingenen veiligheidsdiensten bepalen.
• d e administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, • het hoofd van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht, • de commissaris-generaal van de federale politie, • de directeur van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, • de voorzitter van het Directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken, • een vertegenwoordiger van het College van procureurs-generaal, • de federale procureur.
Hij wordt voorgezeten door de Eerste Minister en bestaat uit: • de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, • de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, • de vice-eersteminister en minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post, • de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, • de minister van Justitie, • de minister van Defensie.
Bron: Kanselarij van de Eerste Minister
Praktijkseminarie - Afweertechnieken bij agressie Agressie is een steeds wederkerend en in het oog springend (afwijkend) gedrag. Wat doet agressie met mij en wat doe ik met agressie? Dit seminarie gaat over de impact en aanpak van agressief gedrag en behandelt de volgende aspecten: • kadering van het begrip agressie: definitie, ontstaansfactoren, ... ; • agressief gedrag als een vorm van communicatie: fenomeen van de wederzijdse beïnvloeding; • de invloed van adrenaline op individu en
4
Politie journaal • Februari 2015
omgeving; • de factor ‘gewenning’ bij agressie; • onderscheid en verloop van frustratieagressie en instrumentele agressie; • impact van agressief gedrag op slachtoffer en omgeving. Het seminarie is interactief en verschillende situaties zullen ingeoefend worden.
Praktische informatie Datum: 17 maart 2015, telkens van 13u30 tot 17u00.
Locatie: De Pitte (Provinciaal domein De Schorre), Schommelei 1, 2850 Boom. Prijs: 119 euro (excl. btw, inclusief pauzes en documentatie). Inschrijvingen: via e-mail (
[email protected]) of via de website (www.politeia.be)
nethcireb etroK Catherine De Bolle door VVBB verkozen tot overheidsmanager van het jaar 2014 Elk jaar reikt de raad van bestuur van de Vlaamse Vereniging Bestuur en Beleid (VVBB) de prijs ‘Nederlandstalige overheidsmanager van het jaar’ uit. Deze eer valt steeds te beurt aan een (top)ambtenaar die zich in de uitoefening van zijn functie zowel vernieuwend, resultaatgericht als integer van zijn taak heeft gekweten. Tegelijk moet hij door de bredere community van ambtenaren in de diverse beleidsniveaus als een ambassadeur voor het belang van een professionele ambtenarij worden beschouwd. Dit jaar wordt de prijs toegekend aan een topambtenaar van de Federale Overheid. De prijs gaat naar Catherine De Bolle, Commissaris-generaal van de federale politie. Catherine De Bolle in 2012 aangesteld als Commissaris-generaal van de federale politie. © DSI Politie
Zij heeft de functie opgenomen na een zeer woelige periode aan de top van de politie. Zij heeft met die lastige interne context rekening gehouden en de tijd genomen om de strategische keuzes af te tasten en voor te bereiden. Daarna heeft zij helder gecommuniceerd over haar visie. Die visie heeft zij heel eenvoudig vertaald naar een aantal principes, waarbij de nadruk vooral ligt op een kwaliteitsvolle dienstverlening aan de bevolking en een gezonde balans tussen overhead en praktijk. Andere thema’s die in haar beleid terugkomen zijn politietaken tot de kern brengen, het nieuwe werken, een vereenvoudigde en efficiënte werking, een dienstverlening op basis van de behoeften en een performant informatiesysteem. Deze thema’s worden projectmatig uitgewerkt. Catherine De Bolle verdient de titel omwille van de manier waarop zij de hervormingsprocessen aanpakt, voor de manier waarop ze daar haar mensen en belanghebbenden (intern en extern) bij betrekt en voor de wijze waarop ze dat koppelt aan het maken van keuzes en het uitstippelen van hervormingstrajecten, waarbij sommige heilige huisjes niet gespaard blijven (saneren logge structuren, verminderen aantal managementfuncties, introductie nieuwe werken, ...). Wat hierbij bijzonder boeit, is hoe zij haar lokale ervaring als korpschef laat doorwerken in haar keuzes, in haar houding en in de manier waarop zij het overleg over hervormingen organiseert.
Praktijkseminarie - ‘Vrijwilligers: een nieuwe toekomst voor de politie? De verwachtingen ten aanzien van de politie worden steeds groter en het takenpakket steeds ruimer. Voor sommige taken is niet altijd een politiebevoegdheid nodig. Veiligheid is bovendien een gedeelde zorg van politie, overheden, partners in veiligheid en de bevolking. Binnen een gemeenschapsgerichte politiezorg moeten mogelijkheden worden gecreëerd voor de politie en de bevolking om gezamenlijk problemen van veiligheid en leefbaarheid aan te pakken, diensten te verlenen en veiligheid en zekerheid te creëren. In het licht daarvan zou
het inschakelen van betrokken vrijwilligers bij de politie de dienstverlening ten goede kunnen komen. Om die reden werd begin 2013 door de Vaste Commissie van de Lokale Politie (VCLP) een werkgroep opgericht onder leiding van korpschef Pirard van de lokale politie HAZODI. Deze werkgroep ging na welke behoeften en verwachtingen de politiezones hieromtrent hebben, welke de voor- en nadelen zijn en welke mogelijkheden er bestaan, rekening houdend met de regelgeving, voor het inzetten van
Eén project verdient bijzondere aandacht en is kenmerkend voor haar aanpak: de samenwerking met het Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrecht in Mechelen, als een vaste lesmodule van de initiële en de voortgezette opleiding van de federale politie. Deze module legt de focus op het herkennen van mechanismen die een bedreiging vormen voor de bescherming van de mensenrechten. Dilemma’s hierrond vormen de kern van het politieberoep. Het toont hoe Catherine De Bolle het politiewerk beter in de samenleving wil inbedden en de hervorming van de politie niet alleen tot een zaak van de politie zelf wil maken. De weerstanden, ook in eigen huis, zijn vaak groot en bovendien moet dit alles in een heel strak budgettair kader worden gerealiseerd dat vooral negatief doorwerkt op geplande ambities en ambitieuze plannen. Catherine De Bolle staat volgens de jury model voor de manier waarop publiek leiderschap, in moeilijke omstandigheden en in complexe organisaties, functioneert en het verschil kan maken: werken met veel onzekerheden en zonder zekerheid van succes maar wel met open vizier, met betrokkenheid van alle relevante stakeholders en met een stevig management van de veranderingsprocessen. Bron: www.vvbb.be
vrijwilligers binnen de Belgische politiediensten. De werkgroep formuleerde aanbevelingen om het werken met vrijwilligers bij de politie in de toekomst te kunnen faciliteren.
Praktische informatie Datum: 26 maart 2015, telkens van 13u30 tot 17u00. Locatie: Kantoren Politeia, Keizerslaan 34, 1000 Brussel. Prijs: 119 euro (excl. btw, inclusief pauzes en documentatie). Inschrijvingen: via e-mail (
[email protected]) of via de website (www.politeia.be).
Februari 2015 • Politie journaal
5
Korte berichten
Julie Mampuy
EU-verordening over privacy heeft belangrijke weerslag op lokale besturen
Op 12 maart 2014 keurde het Europees Parlement een ontwerp van EU-verordening goed met betrekking tot de hervorming van de regelgeving over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (COM-2012/0011(COD)). Dit ontwerp maakt deel uit van de EU-data protection package en kadert binnen een ruimere hervorming van de gegevensbescherming. De EU-Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) boog zich op 4 december 2014 ook over het ontwerp van EU-verordening. Dit alles maakt deel uit van de zogenaamde ‘triloog’, de procedure waarbij het Parlement en de Raad van Ministers samen nieuwe regelgeving opstellen. De ontwerptekst speelt vooral in op de vraag van internetgiganten zoals Google, Facebook en Amazon voor een gegevensbescherming op hun maat, die mutatis mutandis van toepassing zal zijn voor lokale en regionale overheden. Overheden gebruiken persoonsgegevens niet voor commerciële doeleinden, maar wel voor een goede openbare dienstverlening aan burgers. De toekomstige EU-verordening zal echter ook gevolgen hebben voor de werking en organisatie van lokale besturen. Daarbij
denken we onder meer aan een mogelijk verdwijnen van algemene machtigingen voor de toegang tot databanken, een mogelijk verdwijnen van overbodige formaliteiten en hervorming van de gegevensbeschermingsautoriteiten (Commissie Bescherming Persoonlijke Levenssfeer). Lokale besturen (gemeenten, OCMW’s, politiezones, samenwerkingsverbanden en verzelfstandigde structuren) zullen immers ook hun werking en organisatie hierop moeten afstemmen (data protection officer en/of informatieconsulent), onder meer inzake de toegang tot hun gegevens en de toepassing van nieuwe verplichtingen (operationele procedures en planlasten). Lokale besturen kunnen akkoord gaan met de uitgangspunten van de toekomstige EU-verordening, maar niet met de mogelijke budgettaire weerslag daarvan op hun werking en organisatie.
De verenigingen van steden en gemeenten zijn op Europees niveau verenigd in de Council of European Municipalities and Regions (CCRE/ CEMR). Op basis van onderling overleg werd in het voorjaar van 2014 een gezamenlijk standpunt over het ontwerp van verordening naar buiten gebracht. VVSG heeft dit standpunt in december 2014 bezorgd aan de federale Staatssecretaris voor privacy, Bart Tommelein, en in kopie aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Bron: VVSG
Er wordt gevreesd dat de nieuwe regels tot een zware administratieve last zullen leiden (aanpassing operationele procedures), zonder dat de burger daar een voordeel aan zal hebben. In het Verenigd Koninkrijk en Zweden wordt de kostprijs voor lokale en regionale overheden reeds op 200 miljoen euro geschat in het eerste jaar na inwerkingtreding van de nieuwe regels.
Uitstel van de afschaffing van de gemeentelijke strafregisters tot uiterlijk 31 december 2017 Sinds de wet van 31 juli 2009 betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het Centraal Strafregister bepaalt het Strafwetboek dat de uittreksels afgegeven worden op basis van een centraal strafregister. Toch was er een overgangsstelsel uitgewerkt volgens hetwelk uittreksels uit strafregisters door de gemeenten nog op basis van gemeentelijke strafregisters zou gebeuren. Dat overgangsstelsel was nuttig om technische redenen en zou tot eind 2012 gelden, een periode die verlengd werd tot eind 2014.
6
Politie journaal • Februari 2015
De wet van 19 december 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie verlengt nogmaals deze termijn, tot een datum die niet verder mag liggen dan 31 december 2017. De minister van Justitie schreef aan de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat de voorbereidingen omtrent de ingebruikname van het centrale strafregister daarom niet uitgesteld of onderbroken worden. Bron: VSGB
nethcireb etroK Gezamenlijke controle douane en politie met mobiele ANPR-camera Op woensdag 14 januari hebben de federale politie en de douane de krachten gebundeld en een gezamenlijke controleactie gehouden met gebruik van nummerplaatscanners (ANPR). Die actie vond plaats tussen 14 en 18 uur aan de grensovergang in Rekkem (WestVlaanderen), richting België. De nummerplaatscanners van de douane werden voor het eerst samen met de politie ingezet. Deze nieuwe synergie tussen politieen douanediensten zal leiden tot een nog meer efficiënte controle van de voertuigen. Tijdens de actie werd de scanapparatuur van de douanediensten, voor de duur van de actie, gelinkt aan de gegevensbestanden van de douane en aan de gegevensbestanden van de federale politie. De bediening van de scanapparatuur, de interceptie van de voertuigen en de afhandeling van de onderschepte voertuigen werd telkens door gemengde teams douane/politie uitgevoerd. Resultaten van deze actie:
• aantal processen-verbaal: 16 (15 verkeer, 1 gerechtelijk).
• aantal gecontroleerde voertuigen ANPR: 3.560, • aantal ‘hits’: 16, • aantal onderschepte voertuigen: 13, • geïnde penale boetes: 5 voor een bedrag van 4.356 euro, • aantal afgenomen ademtesten: 17 (allen negatief),
Sinds 2012 bestaat tussen de federale politie en de douane een raamakkoord met als doel om de samenwerking tussen de beide diensten te optimaliseren. Een uitbreiding van dit raamakkoord laat nu ook toe om de automatische nummerplaatlezers van de douanediensten gezamenlijk in te zetten. Daardoor worden middelen en capaciteit
optimaal ingezet en worden dubbele investeringen vermeden. De federale politie beschikt momenteel nog niet over mobiele ANPRscanners. Het is de bedoeling om in de toekomst deze gezamenlijke controleacties op geregelde tijdstippen te houden. Bron: FOD Financiën
Praktijkseminarie - Rechercheren via sociale netwerken Zeventig procent van de Belgische internetgebruikers heeft een profiel op minstens één sociale netwerksite. Het consulteren van sociale netwerksites kan heel wat persoonlijke gegevens opleveren die relevant zijn in een onderzoek. Google verdringt bijna alle andere zoekmachines, maar volstaat googelen dan? Er duiken immers steeds vaker alternatieve, ‘sociale’ zoekmachines op. En welke gevaren loeren er om de hoek? Hoe komt het dat een al te ijverige
rechercheur zijn zaak verbrandt door onbeschermd te gaan googelen? Aan de hand van zeer concrete voorbeelden gaat u leren hoe u het internet nog efficiënter en veiliger kan aanwenden. Naast Facebook zijn er nog tientallen andere sociale netwerken. Leer deze verkennen op een systematische wijze. Dit seminarie is een verdieping van het vorige, ‘Rechercheren op internet’, en richt zich uitsluitend op de sociale netwerken.
Praktische informatie Datum: 10 maart 2015, telkens van 13u30 tot 17u00 Locatie: Vergaderzaal Kop van Kessel- Lo, Leuvensestraat 18, Kessel- Lo. Prijs: 119 euro (excl. btw, inclusief pauzes en documentatie). Inschrijvingen: via e-mail (
[email protected]) of via de website (www.politeia.be).
Februari 2015 • Politie journaal
7
Debriefing over geweldbeheersing Operationele en psychosociale vaardigheden inschakelen om het politieoptreden te verbeteren De operationele debriefing is tegenwoordig een essentieel onderdeel van de politieactie. Eigenlijk vindt ze plaats na de politieactie. Het is in veel opzichten een instrument dat betere praktijken bevordert, ongeacht de aard ervan. Het is immers door onze acties en de feedback erop te analyseren, dat het mogelijk is om bij te sturen en te perfectioneren en op die manier nog beter af te stemmen op de realiteit en het soms moeilijke veldwerk. Op het gebied van geweldbeheersing is die permanente zoektocht naar afstemming en verbetering van fundamenteel belang, gezien de daden die gepleegd kunnen worden. Om die reden gaf het Politiejournaal de pen aan de politiezone Luik, die een vernieuwend project ontwikkeld heeft rond dat concept. Debriefing ter ondersteuning van geweldbeheersing Psychologische of emotionele debriefing, individuele of gezamenlijke debriefing … Debriefing is een trendy concept waarvan de mogelijke voordelen erkend zijn. Het verwijst naar andere noties zoals terugkoppeling, leren door ervaring of praktijkanalyse. Anderen spreken van reflexiviteit. Al in 2008 heeft de lokale politie van Luik, in samenwerking met de analyse- en interventie-eenheid inzake geweld van de universiteit van Luik, een methodologisch instrument ontwikkeld waarmee een reeks elementen die bij debriefings aan bod komen over bepaalde types interventies met geweldbeheersing, systematisch kunnen worden geobjectiveerd. De doelstelling bestond erin goede praktijken op te sporen, zowel op individueel als op collectief niveau, om vervolgens de implementatie ervan te bevorderen. Het instrument is voor het eerst toegepast in 2008 bij wapengebruik op een voertuig.
Op de kruising van competenties Sindsdien zijn de zaken geëvolueerd. Met de steun van korpschef Christian Beaupère en onder impuls van de directeur human resources en interne communicatie, Alain de Paepe (sinds kort met pensioen en vervangen door Thomas Danloy), is het initiatief ondertussen realiteit. Het wordt geïmplementeerd onder leiding van commissaris Philippe Houyoux, die aan het hoofd staat van het centrum van geweldbeheersing (ook specialist in geweldbeheersing en dwang met en zonder vuurwapen) en door adviseur Nathalie Verday, hoofd van de cel audit en interne communicatie (ook verantwoordelijk voor de opleiding van alle personeelsleden van de politiezone).
8
Politie journaal • Februari 2015
Hier kruisen operationele en psychosociale competenties elkaar. Improvisatie van de persoon die de debriefing leidt, is uit den boze. Een debriefing leiden vereist ervaring en specifieke vaardigheden, meer bepaald om de groep te activeren. Als ernaar gestreefd wordt het personeelslid in een leerperspectief te plaatsen vanuit zijn eigen ervaringen en dan nog in een groepssituatie, moet de persoon die de debriefing leidt, faciliteren en reguleren. Het uitbrengen van ideeën kan tot een meerwaarde leiden, maar het is het beste die houding pas in tweede instantie te ontwikkelen. Het is hier immers niet de bedoeling de deelnemers aan de debriefing theoretische of tactische inbreng op het gebied van geweldbeheersing te ontzeggen. Leren is ook duidelijke en omstandige, zelfs individuele feedback kunnen krijgen.
Competentie is je intelligentie gebruiken voor uitdagende situaties en vooral weten hoe je moet optreden (Barbier, 1998) We leren wanneer we een vergissing opsporen en die verbeteren. Hoewel de politiezone zoveel mogelijk gezamenlijke debriefings wil organiseren, ongeacht de aard van de politieactiviteit en de manier waarop die verlopen is, wordt ook een systeem van individuele debriefing gebruikt bij situaties die tot een zekere professionele zelfs posttraumatische stress leiden. De debriefings waarvan hiervan sprake, worden systematisch georganiseerd voor de gevallen waarin vuurwapens zijn gebruikt door of tegen agenten, alsook voor de interventies met geweldbeheersing waarbij agenten gewond raakten. Het voorwerp van de debriefing is dus duidelijk afgebakend, maar er kunnen tal van uiteenlopende lessen uit worden getrokken die in het dagelijkse werk op het terrein gebruikt kunnen worden, zonder dat daarom sprake is van wapengebruik of een arbeidsongeval.
Hoe verloopt een debriefing? Verschillende fases volgen elkaar op …
Voorbereiding Ten eerste gaat het erom de interventies te bepalen waarvoor een debriefing nodig is. Zoals vermeld, is dat in bepaalde situaties systematisch het geval. De korpschef of de directeur human resources en interne communicatie deelt die informatie mee.
Bij een politieoperatie is improvisatie uit den boze en hetzelfde geldt voor een debriefing. Die moet minutieus voorbereid zijn, waarbij de volgende vragen onvermijdelijk worden gesteld: − Wat is het onderwerp van de debriefing? − Wie zal er aan de debriefing deelnemen? − Welk(e) belang(en) hebben de betrokkenen om aan de debriefing deel te nemen? − Wat zijn de doelstellingen van de debriefing? − Wat is de beste methodologie om die doelstellingen te bereiken?
We leren wanneer we een vergissing opsporen en die verbeteren (Argyris, 1995) De personen die aan de debriefing deelnemen, zijn personeelsleden die meegewerkt hebben aan de interventie waarvoor die debriefing wordt georganiseerd. Afhankelijk van de situatie zal de groep dus kleiner of groter zijn. Als de leidinggevende, verantwoordelijke of functionele meerdere geen rechtstreekse invloed op het verloop van de interventie (in situ) heeft uitgeoefend, is zijn aanwezigheid niet wenselijk. De debriefing is in de eerste plaats een leerplek en geen evaluatiemoment. Hetzelfde geldt voor de andere leden van de hiërarchie. Bovendien is het belangrijk om vóór de debriefing een reeks gegevens te verzamelen en een vooranalyse uit te voeren van alle materiaal om de feiten beter te kunnen begrijpen (processen-verbaal, camerabeelden, radiocommunicatie, …).
Reflecteren en delen Zoals bij elke vergadering of werkgroep is het van essentieel belang het kader van de debriefing vast te leggen. Met andere woorden: − de timing opgeven (met inbegrip van de voorziene pauzes), − de doelstellingen communiceren, − de werkingsregels uitdrukkelijk vermelden (actieve deelname,
medewerking, naleving van timing, gsm-toestellen uitzetten, …), − de rol van elkeen voorstellen (deelnemer, expert in geweldbeheersing, gespreksleider en waarnemer – uitsluitend met het doel om te leren), − uitleggen wat men gaat doen en hoe. Daarna volgt het verhaal van de deelnemers. In deze fase nodigt de gespreksleider de deelnemers uit om hun respectieve versie van interventie te vertellen. Hoe is ze voor hen verlopen? Hoe hebben ze de zaken beleefd of gepercipieerd (vanuit operationeel oogpunt)? Het gaat er dan om de nodige vragen te stellen, zodat iedereen alles begrijpt. Het is daarom best om feitelijke vragen te stellen. Ook moet bijzondere aandacht uitgaan naar het feit dat er geen waardeoordeel wordt uitgesproken. Ondertussen neemt de specialist in geweldbeheersing nota, waarbij gefocust wordt op de punten in verband met het conceptkader dat inherent is aan geweldbeheersing. A posteriori wordt ernaar verwezen. Terwijl elke deelnemer zijn verhaal doet, plaatst de specialist in geweldbeheersing dat in perspectief volgens het verloop van de interventie. Na de fase van delen en de inbreng van gegevens uit de voorbereidingsfase voor een duidelijk of genuanceerd begrip van de gebeurtenissen, vatten de deelnemers een individuele denkoefening aan. Het is aan hen om elk voor zich in stilte te bepalen wat op hun niveau een sterkte of een zwakte vormt. De deelnemer werpt een blik op zichzelf, gaat op ‘intrinsieke’ manier na wat faciliterend heeft gewerkt en wat daarentegen een bron van moeilijkheden vormde. Dezelfde oefening wordt herhaald voor wat de omgeving betreft. De deelnemers moeten dan, net zoals voor henzelf, in de omgeving (plaats van de interventie, contact met de collega’s, uitrusting, …) minstens drie elementen identificeren die ze beschouwen als een kans, evenals drie andere die ze als een bedreiging of belemmering van het gerealiseerde werk aanzien. Het betreft dus een aangepaste SWOT (A SWOT analysis (alternatively SWOT matrix) is a structured planning method used to evaluate the strengths, weaknesses, opportunities and threats involved in a project or in a business venture – Wikipedia).
Februari 2015 • Politie journaal
9
Zodra het individuele werk erop zit, worden de deelnemers om de beurt gevraagd de elementen op te sommen die ze hebben geïdentificeerd. Het is daarbij belangrijk dat elkeen het woord neemt, ook al hebben anderen al hetzelfde vermeld. De gespreksleider noteert de informatie op een drager die voor iedereen zichtbaar is. De elementen worden naast elkaar geplaatst of genuanceerd afhankelijk van wat de deelnemers vertellen. De gelijkenissen en de verschillen worden naar voren gebracht vanuit een constructief, niet-conflictueus perspectief. Ook is het belangrijk dat elke deelnemer zich kan vinden in de synthese die zo wordt gemaakt en die als springplank zal dienen voor de operationele inbreng die volgt.
Operationele inbreng in verband met geweldbeheersing
Hoe verder men in het verleden teruggaat, hoe beter men de toekomst voorbereidt (Winston Churchill)
De specialist in geweldbeheersing herleest en becommentarieert de interventie, waarbij hij focust op de tactische concepten die zijn uitgewerkt in het kader van de trainingen als gevolg van de GPI48. Zo wordt het volgende onderzocht: − de beslissingslus, − de individuele beschermingsmiddelen, − de basisgedragingen, − de procedures, − de asymmetrie van de confrontatie.
Zo besliste korpschef Christian Beaupère, in samenspraak met het directiecomité, onlangs om twee werkgroepen op poten te zetten. De eerste bespreekt de problematiek van de achtervolgingen en de tweede herbekijkt de analyse van de 101-oproepen en de mobilisatie van de verschillende types van uitrusting in functie van een totaal herwerkte risicoanalyse-matrix. De uitdaging is om, in tweede instantie, deze thematieken op te nemen in het interne opleidingsplan en om, indien het geval zich voordoet, een communicatiedispositief op te zetten voor de betrokken personeelsleden.
Bovendien moeten in het licht van de verschillende elementen die de deelnemers het meest naar voren brengen, de volgende thematieken worden uitgediept: − de planning, voorbereiding van de interventie (Hoe hebben we op de interventie geanticipeerd? Bestaat er een werkwijze die moet worden toegepast of aangepast?); − de communicatie (Wat heeft men ons over de interventie gezegd? Wat hebben we gezegd of gevraagd en aan wie?); − de kennis en het gebruik van de ter beschikking gestelde (veeleer individuele) uitrusting (Hoe hebben we de ter beschikking gestelde middelen gebruikt en waarom?); − de bescherming, positionering en bewegingen (Wat hebben we gebruikt om ons te beschermen? Hoe hebben we ons verplaatst?); − Vertrouwen en ontkenning van potentieel gevaar.
Naast deze eerder operationele projecten dienen we ook te vermelden dat heel wat elementen uit de debriefings al werden opgenomen in de GPI48-trainingen en opleidingen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor schoten afgevuurd op wagens, in het kader van de opleiding ‘overgang naar een nieuw wapensysteem FNS9’. Hetzelfde geldt voor schoten afgevuurd op verschillende doelwitten. Deze materie wordt aangehaald in de trainingsmodule ‘geweldbeheersing met vuurwapen’ waarbij politiemensen in gesimuleerde situaties oefenen op het gebruik van vooraf vastgelegde boodschappen bij de horizontale, verticale en laterale communicatie.
Afsluiting en evaluatie In deze fase worden de meningen van de deelnemers verzameld, zowel over het politiewerk als de debriefing. Er wordt hen dan ook gevraagd: − Welke lessen trekken ze uit de interventie? Wat hebben ze geleerd? − Hoe zouden ze het aanpakken als ze opnieuw met dat soort van interventie te maken zouden krijgen? − Welke adviezen zouden ze geven aan collega’s die hetzelfde soort interventie moeten uitvoeren? − Kan de interventie gebruikt worden voor een training of opleiding? Hoewel sommigen zich vragen stellen voordat ze aan de debriefing deelnemen en anderen er met enige vrees naartoe gaan, zegt iedereen uiteindelijk unaniem tevreden te zijn deelgenomen te hebben en dat om verschillende redenen. Zo begrijpen ze de situatie beter en doet het goed tijd te nemen om te vertellen wat er gebeurd is. Bovendien beseffen ze dat iedereen op problemen kan botsen of komen ze concreet te weten wat ze al dan niet beter kunnen doen in bepaalde omstandigheden. Debriefings zorgen ongetwijfeld voor een permanente verbetering van enerzijds het operationele antwoord van de politie op geweldbeheersing
10
en anderzijds de algemene werking van de diensten. De bottom-up informatie van de deelnemers wordt gekruist met de top-down informatie over de inhoud van het politiewerk. Het resultaat van die kruising wordt in nieuwe projecten gebruikt die gebaseerd zijn op probleemoplossing.
Politie journaal • Februari 2015
Volgens het Ardoinomodel , dat zes niveaus van lezing, analyse en actie telt, komt de hierboven beschreven ervaring ten goede aan het individuele niveau. In dit geval gaat het om de politieagent op het terrein: − op interpersoonlijk niveau in de relaties die de agenten onder elkaar onderhouden; (meestal) werken ze in duo; − op groepsniveau binnen de werking van een interventiedienst of -team; − op organisatie- zelfs instellingsniveau, wanneer het gaat om de interacties tussen meerdere diensten of de uitvoering van nieuwe processen of procedures.
Nathalie Verday Adviseur Cel audit en interne communicatie Politiezone Luik (5277)
1. J. ARDOINO, Education et relations. Introduction à une analyse plurielle des situations éducatives, Parijs, Gauthier – Villars/Unesco, 1980, p. 148-152.
Startklaar voor de interventie Nieuwe DRIVE-E D4 motor: 190 pk – 85 gr C02. Instant beschikbaar en supperefficiënt bij elke interventie. Dat verwacht niet alleen de burger van de politie. De politie verwacht dat ook van zijn patrouillewagens. Daarom moeten ze niet alleen uiterst veilig zijn en loepzuiver sturen. Hun motoren moeten tegen een zo laag mogelijk verbruik zo veel mogelijk performante pk’s kunnen leveren. Neem nu de Volvo V40 met de gloednieuwe DRIVE-e D4 motor: 190 trappelende pk’s en amper 85 gr C02 en 3,8 l/100 km. Startklaar voor een test bij uw dichtstbijzijnde Volvo verdeler.
Voor meer informatie, neem contact op met Luc Strobbe, Volvo Car Belux - Tel.: 02/ 482.72.32 - Email:
[email protected]
VOLVOCARS.BE Februari 2015 • Politie journaal
11
Wie heb ik aan de lijn? Noodcentrale 101: ‘neutrale’ calltakers in de callcenters voor politiële noodhulp Een burger die het noodnummer 101 belt, komt terecht in één van de 11 provinciale noodcentrales van politie. In deze noodcentrales werken politiemensen en burgers zij aan zij. Samen behandelen zij de noodoproepen bestemd voor politie. De burgerpersoneelsleden die de telefoonoproepen aannemen zijn ‘neutrale calltakers’. Zij zijn geen CALog-leden van de politieorganisatie, maar personeelsleden van de FOD Binnenlandse Zaken. Het politiepersoneel in de noodcentrales is voornamelijk bezig met de dispatching van de ploegen op het terrein. Achtergrond De oorsprong van deze merkwaardige mix van personeelsstatuten in de politiële noodcentra kent zijn oorsprong in 2004. Op dat moment besliste de regering dat de invoer van het Europees noodnummer 112 in België zal worden doorgevoerd via een fusie van de noodstelsels 100 (noodcentrales voor medische en brandweeroproepen) en 101 (noodcentrales voor politieoproepen). De beslissing van de ministerraad van 30 en 31 maart 2004 zette hiermee een ambitieus project voor de nooddiensten in de startblokken. Het gewenste eindresultaat is het centraliseren van alle noodoproepen van België in 11 gespecialiseerde multidisciplinaire noodcentra 112, die alle noodoproepen behandelen. De noodcentra 112 zullen de informatie (volgens vastgelegde protocollen) doorgeven aan de bevoegde dispatching Alvorens dit model kan worden gerealiseerd, moeten er vele tussenliggende obstakels worden overwonnen. Deze obstakels bevinden zich in het juridische, budgettaire, logistieke, statutaire en technologische domein. De politie heeft zich reeds bij de opstart van de Communicatie en Informatiecentra (de CIC’s) in 2004 futureproof georganiseerd (met de 112-focus als leidraad). De politie is bij de activering van CIC’s gestart met een contingent van 131 ‘Neutrale Calltakers’. Het Agentschap112 moest nog worden opgericht. Daarom werden de calltakers voor politie, administratief aangehecht aan de FOD Binnenlandse Zaken. Zo werd een duidelijk signaal gegeven aan de medische nooddiensten dat het hier niet meer ging om burgers van de politie-organisatie. Intussen zijn we 10 jaar verder. Wegens de toename van het aantal oproepen (onder andere door de GSM’s) werken er intussen bijna 400 neutrale calltakers bij de politie.
12
Politie journaal • Februari 2015
Zolang het project 112 als fusie van beide noodstelsels nog niet gerealiseerd is, zullen er neutrale calltakers met een statuut Openbaar Ambt (personeelsleden van Binnenlandse Zaken) tewerk gesteld zijn in de politiële meldkamers.
De wet op het Politieambt laat nu toe om het naamplaatje te vervangen door een identificatiecode
‘Neutraliteit’ als antwoord op het knelpunt ‘beroepsgeheim’ Een van de hoofdobstakels in het project 112 betreft het uitwerken van een oplossing voor het beroepsgeheim. Politiewerk wordt gekenmerkt door het politiegeheim (geheim van het gerechtelijk onderzoek). Het politieel beroepsgeheim heeft een andere maatschappelijke invalshoek dan het medisch geheim voor leden van de medische discipline. Het medisch geheim situeert zich binnen een individuele arts-patiënt relatie. Maar hoe verhoudt zich het individueel medisch geheim tot een maatschappelijke verantwoordelijkheid, die iedereen heeft (en politie in het bijzonder)? Een synthese van beide invalshoeken is mogelijk voor bepaalde (welomschreven) omstandigheden. Het is echter een delicaat evenwicht en iedere gebeurtenis vergt een grondige afweging tussen de rol die iedere discipline vervult in de samenleving. Het Agentschap 112 vormt het sluitstuk van de regeringsbeslissing van 2004 over het project 112. Met het Agentschap 112 wordt een oplossing geboden voor de problematiek van het beroepsgeheim. De toekomstige multidisciplinaire oproepen zullen behandeld worden door ‘Neutrale Calltakers’. Om een absolute neutraliteit van de calltakers te garanderen worden zij ondergebracht in een discipline-onafhankelijk Agentschap 112. ‘Neutraal’ is letterlijk te nemen: de calltakers mogen niet behoren tot een of andere discipline. De neutrale calltakers staan onder het beheer van een neutrale directeur. De directeur staat onder het gezag van de drie disciplines die samen de beheersraad van het Agentschap vormen. De disciplines leggen in gezamenlijk overleg de calltakingprotocollen vast, die door de neutrale calltakers moeten gevolgd worden bij de behandeling van de 112-oproepen.
Welke spelregels? Het beheer van personeelsleden met een statuut openbaar ambt in een politiële werkomgeving en onder politieleiding, brengt een aantal uitdagingen met zich mee. Op het vlak van beroepsgeheim (zie kaderstuk) is de situatie voorlopig eenvoudig. Zolang de neutrale calltakers enkel politieoproepen behandelen, vallen zij onder het politieel beroepsgeheim. De algemene kaderlijnen van de deontologische code van de FOD Binnenlandse Zaken en die van de politie zijn grotendeels gelijklopend. Op dat vlak zijn er in het algemeen weinig problemen.
Legitimatieplicht beschermt de burger, maar heeft als keerzijde dat politieambtenaren hierdoor kwetsbaar worden in hun persoonlijke levenssfeer Een van de punten waarop de codes verschillen, betreft de identificatieplicht. Politiemensen hebben de wettelijke plicht zich te identificeren (legitimatieplicht – wet op het Politieambt). Met het naamplaatje op de uniform, is deze verplichting zelfs zeer nadrukkelijk aanwezig voor de politiemensen. De legitimatieplicht is er om de burger te beschermen tegen misbruiken, zoals bijvoorbeeld valse agenten. Burgers hebben het recht te weten wie hen te woord staat. Indien een burger meent dat een agent zijn functie misbruikt, heeft hij de mogelijkheid om klacht in te dienen. De legitimatieplicht beschermt dus de burger, maar heeft als keerzijde dat de politieambtenaar hierdoor kwetsbaar wordt (in de persoonlijke levenssfeer). Bij de interpretatie van de werkingsregels in de politiële noodcentra wordt de identificatieplicht ook van toepassing voor de calltakers, die eveneens rechtstreeks in contact komen met de burger (via telefoon). Bij de telefoonaanname voorziet de procedure wel reeds in een buffer. Bij de begroeting maakt de calltaker enkel melding van zijn voornaam. Wanneer een burger expliciet informeert naar de identiteit van de calltaker, moet hij deze evenwel meedelen.
In het syndicaal overleg hebben de vertegenwoordigers van de calltakers reeds geruime tijd geleden de vraag gesteld of er geen uitzondering kan worden voorzien voor de legitimatieplicht. Men wijst er onder meer terecht op dat de hiërarchie bij klachten steeds in staat is de calltaker te identificeren, aangezien de gesprekken worden opgenomen.
Evolutie in de wettelijke verplichting voor legitimatie van politie Recent is er een evolutie op het vlak van de legitimatieplicht. In het voorjaar 2014 werd een aanpassing aangebracht aan de wet op het Politieambt die blijk geeft van een genuanceerdere houding betreffende de legitimatieplicht. De wetsaanpassing reikt een tussenoplossing aan door het © DSI Politie vervangen van het naamplaatje door een identificatiecode. Daardoor is nog steeds een identificatie mogelijk, maar ze beschermt de privésfeer van de politieambtenaar. De wetsaanpassing is niet algemeen. Ze zal enkel van toepassing zijn in een aantal (nog nader te bepalen) situaties. Daarvoor moet er nog een verdere precisering gebeuren met een Koninklijk Besluit. Uit het regeerakkoord van de (nieuwe) regering Michel I blijkt eveneens een bijzondere aandacht voor deze gevoelige materie. In het kader van ‘geweld tegen veiligheidsambtenaren’ lezen we hierover: “De integriteit van politiemensen dient te allen tijde gegarandeerd bij de uitoefening van hun functie. Daartoe wordt, onder meer, hun identiteit beschermd.” Het is momenteel nog niet duidelijk of het regeerakkoord hiermee verwijst naar het (nog te nemen) Koninklijk Besluit, of dat men zelfs bereid is om de wettelijke bepalingen hierover nog breder te definiëren. Dit zal ongetwijfeld duidelijker worden in de loop van de komende maanden. Hierbij kunnen we alvast de boodschap geven aan de calltakers, dat er zeker de nodige aandacht zal besteed worden aan de bekommernissen over het beschermen van hun privacy.
Transparantie naar de burger versus bescherming van de persoonlijke levenssfeer Calltaking is een bijzonder stresserend beroep. De eerste lijn in de noodcentrale staat bloot aan gesprekken die vaak plaats vinden in bijzondere stressvolle omstandigheden. De burger die zich in een noodsituatie bevindt, is vaak ontredderd, emotioneel, verward of in paniek. Ondanks de goede opleiding van de calltakers, gebeurt het toch dat gesprekken soms een onvoorziene wending nemen. Occasioneel leidt dit tot het uiten van bedreigingen door een burger aan het adres van de calltakers. Dit is uiteraard onaangenaam, en zelfs intimiderend voor de mensen die werken in de noodcentra.
Greet Spiessens Coordination Manager Directie van de Informatie en ICT
Februari 2015 • Politie journaal
13
AMOK: te voorkomen in plaats van te genezen? Het woord ‘AMOK’ heeft ingang gevonden in de politietaal. AMOK duidt op een specifieke operationele situatie, die een even specifieke reactiemethode vraagt: wat is de juiste dimensie van dat misdaadfenomeen, hoe kan het voorkomen worden en vooral, wat is het verband met andere nieuwe bedreigingen die al evenzeer zorgen baren? Dat zijn de vragen die Pierre Jacobs, korpschef van de politiezone Lesse et Lhomme en preventiecoördinator van de AMOKopleiding, in dit artikel aansnijdt.
Hoewel er referenties bestaan in het buitenland, in landen die jammer genoeg vaker met AMOK worden geconfronteerd, moest bij de reflectie die in 2009 werd aangevat, rekening worden gehouden met de situatie die eigen is aan ons land en de risicoanalyse voor verschillende omgevingen en potentiële slachtoffers. Maar was het sop de kool waard?
AMOK in België? Tot nog toe hebben de meeste AMOK-gevallen in Noord-Amerika plaatsgevonden. De Verenigde Staten en Canada hebben al tientallen gevallen gekend, vooral in scholen. De schietpartijen in Columbine Highschool (1999 – 14 doden) en Virginia Tech University (2007 – 32 doden) blijven in ieders geheugen gegrift. In Europa viel de zwaarste tol in de Scandinavische
Terreur, onbegrip, angst, pijn 23 juni 2009, kinderdagverblijf Fabeltjesland in Dendermonde: wanneer een donker geklede jongeman langs een zijdeur het gebouw betreedt, kan niemand zich voorstellen dat er een drama te gebeuren staat. Zonder uitleg stapt iemand die later geïdentificeerd zal worden als Kim De Gelder, als een robot emotieloos door de lokalen en schiet iedereen zonder onderscheid neer. Hij laat drie doden en twaalf gewonden achter, kinderen of personeelsleden van het kinderdagverblijf. Zijn daad wekt ook in de hele lokale gemeenschap (en zelfs erbuiten) gemengde gevoelens van angst, frustratie en intense pijn op, nog versterkt door de jonge leeftijd van sommige slachtoffers. België werd geconfronteerd met een geval van ‘AMOK’, een Maleise term die vanaf de 18de eeuw werd gebruikt voor gewapende moordenaarsbendes die blindweg toesloegen! Ook al ging het niet om het eerste incident van dat genre (denk maar aan de schietpartij in Antwerpen op 11 mei 2006), het drama van Dendermonde zou als katalysator dienen en tot op vandaag een diepgaande reflectie uitlokken, aanvankelijk in opdracht van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken. Om die denkoefening in goede banen te leiden, werd een multidisciplinaire werkgroep opgericht onder de leiding van de korpschef van de politiezone van Dendermonde, Paul Putteman. We komen hierop verder in dit artikel terug. Die reflectie was van cruciaal belang, temeer omdat er naast de hulpdiensten sensu lato verschillende gemeenschappen of arbeidsmilieus bij betrokken zijn. Het volstaat immers niet om zoals bij de meeste klassieke strafbare feiten, een antwoord te bieden op het vlak van hulp (Discipline 1 ), medische verzorging (Discipline 2) of ‘traditionele’ politieacties (Discipline 3). De emotionele dimensie van een AMOK-geval, de gekozen plaats door de dader(s) en hun beweegredenen, de aard zelf van de slachtoffers en ten slotte de ‘technische’ reactie van de interventiediensten maken er een heel uitzonderlijke situatie van.
landen (o.m. de schietpartij van Utoya in Noorwegen in 2011 – 68 doden), maar onze Duitse en Nederlandse buren hebben er ook al mee te maken gehad. En België? De studie van de dreigingsanalyse en de gepleegde feiten zou ons kunnen doen geloven dat we relatief gespaard zijn gebleven van die gewelddaden. In het recente verleden gaat het om drie feiten tussen 2006 en 2011: Antwerpen op 11 mei 2006, Dendermonde op 7 februari 2009 en Luik op 13 december 2011. Wil dat zeggen dat we voorbereid zijn om op dat soort van situaties te reageren en ze zelfs te vermijden? Hebben we onze manier van denken, onze operationele aanpak, het multidisciplinair overleg met onze partners inzake crisisbeheer en met de potentieel kwetsbare doelwitten aangepast? De eerste reflecties van de Dendermonde-werkgroep wezen eerder op het tegenovergestelde. Zoals bepaalde experts het soms boudweg uitdrukken: “De vraag is niet: gaat het ooit gebeuren? De vraag is: waar en wanneer?” De overheid en interventiediensten hebben ter zake minstens een middelenverbintenis. We zullen verder zien dat we op de goede weg zijn, met een zowel progressieve als multidisciplinaire benadering. Maar ondanks alles is de weg nog lang!
14
Politie journaal • Februari 2015
Eerste reflex: hoe reageren?
Preventie
Ook al zijn de traditionele denkschema’s voor misdaadfenomenen gebaseerd op de cyclische trilogie preventie/reactie/evaluatie, buigt de Dendermonde-werkgroep zich eerst over de reactiefase: hoe kan/moet de politie reageren op een (vermoedelijk) geval van AMOK?
In de 28 aanbevelingen die de Dendermonde-werkgroep in zijn eindverslag van april 2010 aan de minister van Binnenlandse Zaken overmaakte, lag het accent op de hierboven vermelde reactieve operationele aanpak. Tegelijk werd gefocust op de noodzaak van een preventieve aanpak, vooral gericht op scholen, een van de voornaamste doelgroepen.
In een AMOK-situatie moet je de dader snel uitschakelen, indien nodig zonder zich te bekommeren over de slachtoffers Die gemengde werkgroep (federale en lokale politie), samengesteld uit experts, personeel dat op het terrein actief is en specialisten in geweldbeheersing of gevaarlijke situaties, komt voor het eerst bijeen op 23 november 2009. De groep moet het verschijnsel definiëren, de omvang ervan evalueren, een ad hoc tactisch concept bedenken, een reglementair kader uitwerken en, in fine, de concrete implementatie van dat concept uitwerken. Die opdracht is tot een goed einde gebracht en in 2011 konden opleidingen op verschillende niveaus starten. Tegenwoordig maken ze deel uit van het politielandschap en bestaan ze in verschillende modules van voortgezette opleiding.
Hoewel dat preventieve luik logisch is in het licht van de definitie van een politiestrategie, was het toch niet vanzelfsprekend, gezien het grote aantal doelgroepen, hun verschillende organisatievormen en het soms gevoelige karakter van bepaalde aanbevolen maatregelen. Hierna leest u hoe de zaken traag maar zeker tot stand komen.
Oprichting van een preventieve AMOK-opleiding Wat verstaat men ten eerste onder ‘preventie’ als men het over zo’n specifiek thema als AMOK heeft? Hoe moet dat begrip bovendien vertaald worden binnen de politiediensten maar ook bijvoorbeeld in de specifieke omgeving die scholen zijn?
Hét profiel van een AMOK-dader bestaat niet
Uitschakeling is prioritair Politieagenten die aan een AMOK-situatie het hoofd moeten bieden, leren technieken waarin het volgende basisbeginsel centraal staat: snel handelen om er zo snel mogelijk voor te zorgen dat de dader of daders geen schade meer kunnen aanrichten, indien nodig zonder zich in eerste instantie te bekommeren om het lot van de slachtoffers die ze op hun weg kruisen. Dat is van dubbel belang: ten eerste, wetende dat de dader zoveel mogelijk slachtoffers wil maken, maar paradoxaal genoeg in 90% van de gevallen zelfmoord pleegt, vormt de politie-interventie voor de dader het hoogtepunt van zijn actie en heel vaak het eindpunt. Vervolgens moeten de plaatsen zo snel mogelijk beveiligd worden en dat is alleen mogelijk door de dader uit te schakelen. De methode roept bij de agenten in opleiding veel vragen op, a fortiori wanneer ze vertrouwd zijn met het concept beveiligingsperimeters en de interventie door gespecialiseerde eenheden. Ze stelt de politieambtenaar ook voor zijn verantwoordelijkheden en, in zekere zin, voor zijn geweten. Zijn actie is immers afhankelijk van zijn beheersing van de aangeleerde technieken, zijn vertrouwen in de teamleden, terreinkennis, de kwaliteit van de ontvangen inlichtingen en, last but not least, zijn koelbloedigheid en beheersing van zijn emoties.
Multidisciplinair Naast dat heel concrete aspect van de politie-interventie (D3), wordt meer dan ooit gefocust op een multidisciplinaire aanpak in het crisisbeheer. De interventie van de hulpdiensten en medische hulpverlening (D1 en D2) hangt immers af van de beveiliging van de plaatsen zoals hierboven vermeld. De coördinatie tussen de politie en die twee laatste disciplines is van fundamenteel belang. Het politiewerk zal misschien voortgezet moeten worden in zones die nog niet beveiligd zijn.
De Dendermonde-werkgroep heeft het preventieve aspect bestudeerd en nagegaan hoe dat in het buitenland wordt aangepakt. Zo botste de groep zowel in de Verenigde Staten als in Europa op een aantal maatregelen of praktijken. Maar al die maatregelen, zoals de screening van de schoolbevolking, kunnen niet zomaar overgenomen worden in België om voor de hand liggende redenen van vertrouwelijkheid en privacy. Er moest dus een evenwicht tussen die begrippen gevonden worden. Hoewel uit de analyse van de AMOK-gevallen blijkt dat heel wat daders jong zijn en nog schoollopen, is iedereen het erover eens dat hét profiel van een AMOK-dader niet bestaat! Hoe kun je dan een risicoanalyse maken voor de schoolomgeving overeenkomstig onze wetgeving en waarden? In samenwerking met de dienst gedragswetenschappen van de federale politie is een analysemethode uitgewerkt, gekoppeld aan een risico-evaluatie (zie kader). De methode is gebaseerd op de opsporing van signalen, de correcte interpretatie ervan en het herkennen van een AMOK-traject, een weg die leidt naar AMOK. Ze heeft al vruchten afgeworpen in concrete gevallen in België en is op internationaal niveau gevalideerd, o.a. via een Cepol-opleiding . Die package is dan ook klaar om voorgesteld te worden aan de verschillende actoren die werkzaam zijn op het gebied van preventie. Voor de politie is de methode train the trainers gekozen. Op 27 september 2013 werd de AMOK-preventiemethode voorgesteld aan de docenten van de Nederlandstalige politiescholen. Op 9 oktober 2014 was het de beurt aan de Franstalige docenten. Verschillende politiescholen hebben deze opleiding al in hun aanbod van 2015 opgenomen.
Februari 2015 • Politie journaal
15
Het spreekt voor zich dat het doelpubliek van de preventieve opleiding fors verschilt van dat van de reactieve opleiding. Terwijl die laatste zich vooral richt op de politiemensen op het terrein die rechtstreeks met een AMOK-geval geconfronteerd kunnen worden, is de preventieve module meer gericht op de leden van de politiediensten (politieagenten of CAlog) die in contact staan met de doelgroep: aanspreekpunten voor scholen, diensten slachtofferhulp, leden van de secties ‘jeugd/gezin’ van de recherchediensten, wijkagenten, ... De doelstelling bestaat erin hen te helpen om: - elementen die kunnen wijzen op een ‘AMOK-traject’ op te sporen in het kader van hun gebruikelijke activiteiten; - de verantwoordelijken van de verschillende doelgroepen te informeren en te sensibiliseren: scholen uiteraard, maar ook sociale diensten, OCMW’s, … Binnen een politiezone vereist een geïntegreerde aanpak van de AMOKproblematiek dus niet alleen dat het operationeel personeel opgeleid wordt om te reageren, maar ook dat enkele medewerkers op basis van hun specifieke competenties gekozen worden om de preventieve opleiding te volgen. We doen daarom een warme oproep aan de politiezones om de opleidingsmodules bij te wonen!
AMOK-preventie in schoolomgevingen
informatieve én constructieve boodschap te verspreiden. Voor de Vlaamse Gemeenschap bleek hoofdcommissaris Paul Putteman de aangewezen persoon voor deze taak. Voor de Franse en Duitse Gemeenschap fungeert hoofdcommissaris Pierre Jacobs als contactpersoon. Er werden dus twee initiatieven opgezet met een eigen stappenplan, maar gecoördineerd door de contacten tussen de twee referentiepersonen. Een garantie voor coherentie en geloofwaardigheid.
Aanpak op maat van het doelpubliek Rekening houdend met de structuur van het onderwijs en de beschikbare middelen is de informatie in de Vlaamse Gemeenschap verspreid via de preventieadviseurs die in de scholen werkzaam zijn. Vanaf 2013 kregen ze in primeur de preventieve opleiding, die later aan de trainers van de politiescholen verstrekt zou worden. De preventieadviseurs moeten die informatie dan op de meest aangewezen manier intern verspreiden. De minister van het Franstalige Gemeenschapsonderwijs heeft dan weer beslist om een verkennende opdracht toe te vertrouwen aan een gemengde denkgroep van politie en schooldirecties om de noden en nodige actiemiddelen te bepalen. In het eindrapport van die groep van juni 2013 werden twee pijlers vastgelegd: enerzijds de infrastructuur en noodplannen en anderzijds de informatie aan het schoolpersoneel. De groep formuleerde twaalf concrete aanbevelingen, die aan de minister zijn voorgesteld. Samengevat: - noodzaak om AMOK binnen de andere thematieken van risicopreventie te integreren (brand, ...); - de omgeving aanpassen om de interventie van de hulpdiensten beter voor te bereiden (bewegwijzering, plannen, …); - de interne preventieplannen van de scholen doen rijmen met de beginselen van multidisciplinaire noodplannen (bv. via BNIP’s); - in samenwerking met de politie een informatiemodule ontwikkelen voor het schoolpersoneel.
Die aanbevelingen hebben onlangs weerklank gevonden bij de huidige minister Milquet, die de administratie van de Franse Gemeenschap gevraagd heeft ze uit te diepen en te concretiseren: - twee leerkrachten namen op 9 oktober 2014 deel aan de politieopleiding train the trainers in Namen; Tekening uit dagboek Eric Harris (één van beide schutters Columbine High School - een denkoefening over de bewegwijzering binnen schoolgebouwen is - Red.) zopas opgezet; - ‘mobiele teams’ van de Franse Gemeenschap werden aangewezen als Zoals vermeld, vormt de schoolomgeving ongetwijfeld een van de voorinformatiepunten voor het schoolpersoneel. naamste doelgroepen voor preventie. Een coherent beleid vraagt dat de politiemedewerkers opgeleid zijn inzake preventie en in contact treden met Op die manier valt te hopen dat scholen op termijn zoveel mogelijk via partners die hierover eveneens geïnformeerd zijn. Anders zou de commude juiste kanalen gesensibiliseerd zijn. Dat zal het werk van de politiemenicatie maar moeilijk verlopen. In de conclusies van de Dendermondedewerkers ook vergemakkelijken, die regelmatig of bij een verontrustende werkgroep werd dan ook geopteerd voor een proactieve benadering van situatie in contact zullen staan met lokale schoolstructuren. het schoolmilieu.
Werkwijze Makkelijker gezegd dan gedaan! Ons onderwijs is immers Gemeenschapsmaterie, omvat verschillende netten, een veelheid aan inrichtende machten, specifieke werkingsregels, diverse manieren van crisisbeheer, een eigen aanpak van voortgezette opleiding, … Toch erkent iedereen die zich over het onderwerp buigt, het belang van opleiding en preventie! Er werd dan ook beslist het onderwerp aan te pakken via twee referentiepersonen, die de contacten met de onderwijswereld verzorgen, om een
16
Politie journaal • Februari 2015
Wat moeten we onthouden? Een AMOK-aanslag zal in de meeste gevallen een ernstig incident blijven, dat over het algemeen onvoorspelbaar en heel traumatiserend is, en dramatische gevolgen heeft voor de gemeenschap en de betrokkenen. Daarom behoort AMOK tot de lange lijst van meer klassieke potentiële crisissen waarop de overheden, hulpdiensten en andere sleutelpartners zich voorbereiden.
De acht alarmsignalen van een AMOK-dreiging - AMOK-traject: elk gedrag dat deel uitmaakt van een zoektocht, planning, voorbereiding of uitvoering van een aanval (Breivik heeft bijvoorbeeld gedurende negen jaar zijn aanval voorbereid!) - Fixatie: op een pathologische manier met een persoon of zaak bezig zijn - Identificatie: het verlangen om te worden aanzien als een strijder, bestrijder van onrecht of een verdediger van een zaak, in nauw verband met wapens of geweld - Nieuw geweld: gewelddaad die geen verband houdt met de aanval, maar voor de dader als ‘test’ dient, kan ook in virtuele vorm (o.a. gewelddadige games) - Opstoot van energie: merkbare toename van activiteiten in verband met de aanval - Informatielek: een derde wordt ingelicht van zijn intentie om een doelwit te beschadigen of verwonden (rechtstreeks of via sociale media) - Punt waarop geen terugkeer mogelijk is: grote wanhoop die in woorden of daden vertaald wordt (“Geweld is absoluut noodzakelijk”, “Dialoog is niet meer mogelijk”) - Rechtstreekse mededeling van de bedreiging: bericht aan doelwit of de politie vlak voor de gewelddaad (niet systematisch) De meeste van die signalen of aanwijzingen kan je terugvinden in geschreven vorm, intieme dagboeken, een kunstvorm (tekening, tags), bijnaam die de dader aanneemt, commentaar of foto’s die op sociale media worden gepost, … Wanneer een of meerdere signalen worden opgespoord, moet dat tot een grondigere analyse leiden!
AMOK is niet onvermijdelijk! De huidige aanpak binnen de politiediensten streeft naar vier hoofddoelstellingen: - proactieve aanpak, door in contact te treden met de partners en rekening te houden met hun eigen kenmerken; - preventie, door binnen de politiediensten de meest geschikte medewerkers op te leiden in een echte geest van community policing; - reactie, door interventieprocedures die aan de situatie zijn aangepast; - (multidisciplinair) partnership, door de doelgroepen actief te betrekken en gebruik te maken van methodes om noodplannen op te stellen die gevalideerd zijn en die de hulpdiensten kennen. Met een goede kennis van het fenomeen, permanente aandacht voor de signalen en een adequate reactie erop verminder je bovendien aanzienlijk het risico dat een of meer daders ongestraft de weg naar geweld inslaan, ... Ten slotte zullen sommigen natuurlijk een zekere parallel trekken tussen de preventieve en reactieve aanpak van AMOK en de aanpak van andere nieuwe dreigingen, zoals radicalisme. Ook daar is permanente
waakzaamheid noodzakelijk, evenals een goede kennis van het fenomeen en de alarmsignalen. Ook daar is de geïntegreerde implementatie van de politiemiddelen van essentieel belang. Ook daar werden specifieke risicoanalyses opgezet. Bij een terroristische aanslag kunnen de AMOKtactieken heel waarschijnlijk worden overgenomen, voor zover natuurlijk de modus operandi van de daders dezelfde is.
Pierre Jacobs Preventiecoördinator Amok-opleiding Korpschef PZ Lesse et Lhomme
1. Verwijzend naar de terminologie in multidisciplinair crisisbeheer. 2. Aspirant-inspecteurs, personeel op het terrein, kaderleden, leden van de CIC’s... 3. DJT – Gedragswetenschappen. 4. CEPOL-cursus nr. 58-2014 / TAMPERE (FINLAND) / 1 tot 4 september 2014. 5. Volgens de ministeriële omzendbrief PLP 41 tot versterking en/of bijsturing van het lokaal veiligheidsbeleid en de specifieke aanpak van de jeugdcriminaliteit, met in het bijzonder een aanspreekpunt voor de scholen. 6. HCP P. Putteman, korpschef, PZ Dendermonde en coördinator van de AMOK-werkgroep. 7. HCP P. Jacobs, korpschef PZ Lesse en Lhomme en lid van de AMOK-werkgroep. 8. Groep bestaande uit vertegenwoordigers van de PZ Namen en Brussel Noord, evenals de directeurs van het Technisch Instituut Kardinaal Mercier in Schaarbeek en het IT Henri Maus in Namen. 9. BNIP: Bijzonder Nood -en Interventieplan. 10. Gespecialiseerde ondersteunende teams die optreden bij een crisis in een school.
Februari 2015 • Politie journaal
17
Een politie met respect voor de andere
1
De politiediensten hebben het monopolie op het wettige gebruik van geweld in vredestijd. In een democratische maatschappij is een organisatie die zo’n macht bezit, alleen denkbaar als er ook belangrijke beschermingsmechanismen bestaan, zoals respect voor de burger, de voornaamste ‘klant’ van de politie. Dat vormt het onderwerp van dit artikel van Nicolas Fouyn, politiecommissaris bij de algemene inspectie van de geïntegreerde politie. Hij beschrijft het huidig regelgevend kader alsook de voorwaarden waarin onze politiediensten moeten werken en hij focust op het belang van de opvatting zelf van het begrip ‘respect’.
• ‘respect voor het materiaal’, dat betaald wordt door de belastingplichtigen: de adequate middelen optimaal aanwenden, de nodige voorzorgen nemen om er een goed gebruik van te verzekeren en ze alleen voor beroepsdoeleinden gebruiken; • ‘respect voor de arbeidsomgeving’: bijdragen tot het welzijn op de arbeidsplaats, zorg dragen voor je gezondheid, veiligheid en die van de anderen; • ‘respect voor de wet, norm, procedure’: integer zijn, eerlijk voor zichzelf en de organisatie, de regels volgen, je engagementen nakomen; • ‘respect voor de burgers’: iedereen zien met zijn eigen persoonlijkheid en cultuur, waken over de individuele rechten en vrijheden, de waardigheid van elkeen en de kwaliteit van het werk. Elk lid van de politiediensten moet respect hebben voor de burgers. In de volgende paragrafen zet ik dat essentiële kenmerk van een democratie uiteen.
Het begrip ‘respect’ De term ‘respect’ is zowel bij de politie als in de maatschappij een ‘generisch’ woord, dat dus in heel wat contexten kan worden gebruikt2: • ‘respect voor je chefs’: trouw zijn, hen gehoorzamen, hun gezag aanvaarden, constructieve opmerkingen formuleren; • ‘respect voor je collega’s’: interne relaties gebaseerd op wederzijds respect, beleefd en hoffelijk zijn, collega’s waarderen, hun privacy waarborgen;
Legitimatie van de politie De nobele opdracht die de overheid aan de politie toevertrouwt, bestaat erin onder haar verantwoordelijkheid te waken over de bescherming van de rechten en vrijheden van elkeen, evenals over de democratische evolutie van onze samenleving3. In die openbare organisatie ten dienste van de burgers dienen de personeelsleden het algemeen belang, dragen ze bij tot de openbare vrede en verdedigen ze de bevolking, met bijzondere aandacht voor haar meest kwetsbare leden4, zelfs al zijn ze zelf verantwoordelijk voor de situatie waarin ze zich bevinden. Die algemene doelstelling kan alleen legitiem zijn als alle burgers vertrouwen hebben in de overheid en haar vertegenwoordigers. Zo’n relatie wordt dag na dag opgebouwd of afgebroken.
Gemeenschapsgerichte politiezorg5 De gemeenschapsgerichte politiezorg is een zowel filosofische als organisatorische visie, op grond waarvan de politie en de bevolking kunnen samenwerken. De politie moet de burger beschouwen als een partner bij de uitvoering van haar opdrachten en als een ‘klant’ van haar diensten.
© DSI Politie
De politieagent moet goede en transparante relaties met de burgers hebben en tegelijk zijn opdrachten in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid uitvoeren
1. Dit artikel is het resultaat van mijn deelname aan een reflectie over het thema ‘een politie met karakter, dicht bij de burger en respectvol’, die plaatsvond bij de opening van het academiejaar van de politieschool van Namen op 1 oktober 2014. 2. Elke betekenis van die term kan in verband gebracht worden met een of meer waarden, vermeld in het handvest van de waarden van de geïntegreerde politie (zie punt 3, negende lid van het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten). 3. De wet op het politieambt, artikel 1; de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 123 en het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punt 3, eerste, vierde, zevende en negende lid. 4. Het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punt 3, achtste lid. 5. Zie de omzendbrieven van FOD Binnenlandse Zaken CP 1 van 27 mei 2003 betreffende Community Policing, definitie van de Belgische interpretatie van toepassing op de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus en CP 2 van 3 november 2004 betreffende het bevorderen van de organisatieontwikkeling van de lokale politie met als finaliteit een gemeenschapsgerichte politiezorg.
18
Politie journaal • Februari 2015
Maar omdat de burger ‘onafhankelijk en vrij’ wil zijn, is hij – hoe langer hoe meer – kritisch over de legitimiteit van de regels die zijn individuele rechten en vrijheden beschermen. We moeten immers vaststellen dat de politie in de uitvoering van haar operationele opdrachten nagenoeg ‘het monopolie’ heeft van de legitieme geweldsuitoefening. De relaties tussen de politie en de burgers zijn dan ook vaak dubbelzinnig: de politie wordt door bepaalde burgers gerespecteerd (die opgelucht zijn als ze tussenbeide komt), maar door anderen geminacht, zelfs gehaat (om wat ze symboliseert). Bovendien staat de ambtenaar door de gemeenschapsgerichte politiezorg voor een ethisch dilemma: hij moet goede en transparante relaties met de burgers hebben en er tegelijk afstand van nemen om zijn opdrachten in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid uit te voeren. Zijn deontologische verplichtingen (zoals meer bepaald integriteit, onpartijdigheid, onkreukbaarheid en de kritische behandeling van de dossiers) mogen hem niettemin niet beletten respect te tonen voor de anderen en naar hen te luisteren. Dat laatste is van essentieel belang om de principes te implementeren die aan de basis liggen van de gemeenschapsgerichte politiezorg. Dagelijkse interacties tussen de politie en de bevolking zijn bijgevolg van essentieel belang6, maar hun complexiteit vereist een professionele opleiding en een permanente effectieve omkadering.
De benadering door de politie van het recht van de burger op respect Het recht van de burger op respect De maatschappij bestaat uit burgers met gelijke rechten en waardigheid7, ongeacht het zogenaamde ras, de huidskleur, nationaliteit, taal8 en ongeacht de omstandigheden. Respect is een universele waarde. Elk menselijk wezen moet respect hebben voor de andere. Dat is in de eerste plaats gebaseerd op de erkenning van de waardigheid van elkeen. Een mens blijft een mens … zelfs zonder paspoort of verblijfsvergunning, zelfs nadat hij strafbare feiten of wreedheden heeft gepleegd. Mensen worden als mensen aangezien en niet als problemen. De ‘klanten’ van de politie verwachten van haar leden specifiek dat ze hun opdrachten vervullen zoals de wet dat bepaalt, met een menselijke en dienstverlenende ingesteldheid.
Het verplichte respect van de politieagent voor de andere We herinneren aan een simpele waarheid: regels gelden voor iedereen, ook (en zelfs meer) voor wie ermee belast is die regels te doen naleven. Respect is niet alleen een fundamenteel mensenrecht, maar ook een elementaire plicht van iedereen en vooral van wie een deel van het openbaar gezag uitoefent. Die verantwoordelijkheid is nog groter bij politie-interventies waarbij dwang wordt uitgeoefend, er een inmenging is in het privéleven of waarbij kwetsbare personen betrokken zijn. Dergelijke politieacties, die soms noodzakelijk zijn, moeten tegen gedragingen en niet tegen mensen
6. Er moet constant een evenwicht gezocht worden tussen de maatschappelijke rol van de politie en haar rol om toe te zien op de naleving van de wet. 7. Dat recht vloeit rechtstreeks voort uit het eerste artikel van de universele verklaring van de rechten van de mens: ‘Alle mensen worden vrij geboren en moeten op dezelfde manier worden behandeld’. 8. Andere criteria zijn vastgelegd door de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden; de wet van 12 januari 2007 strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de wereldvrouwenconferentie die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de federale beleidslijnen; de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie; de wet van 22 mei 2014 ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte (en tot aanpassing van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen).
www.professional.peugeot.be
PEUGEOT 208 HIJ ZIET ER SCHITTEREND UIT IN ZIJN NIEUWE UNIFORM
Voor meer info, contacteer ons op 02/388.40.65.
3,4 TOT 6,7 L /100 KM
87 TOT 154 G /KM
Milieu-informatie 19/03/2004]: www.peugeot.be Februari 2015 [KB • Politie journaal 19
gericht zijn, want mensen kunnen beperkt worden in hun vrijheden maar nooit hun menselijke waardigheid9 worden afgenomen, en al evenmin een procedure die hen bepaalde rechten waarborgt. Bijgevolg moet het personeelslid zijn kalmte leren te bewaren in dergelijke situaties, temeer omdat sommige burgers brutaal kunnen zijn en zelfs durven te provoceren10. Respect uit zich niet alleen in de manier waarop iemand wordt behandeld, maar ook in de manier waarop een ambtenaar zijn functie uitoefent. Behalve wanneer het specifieke karakter van de opdracht of de bijzondere omstandigheden een afwijking rechtvaardigen, vereist het een taalgebruik dat niet aanstootgevend is11, een persoonlijke hygiëne waarop niets aan te merken valt12, evenals propere kledij en uniform. Je voorkomen verzorgen is een teken van respect voor zichzelf en de anderen.
Deontologie van de politie Waarden en deontologische normen De leden van de politiediensten zijn met elkaar verbonden door een minimum aan gemeenschappelijke waarden. Elk van de waarden van de geïntegreerde politie is samengevat in de deontologische code, die de wensen van de overheid vertaalt. Ongeacht de dienst, functie, taak, graad, niveau of anciënniteit, moet elkeen de deontologie van zijn functie naleven, delen en ‘promoten’. Maar het vastgelegde doel zegt nog niets over het aan te nemen gedrag. Die waarden zijn bijgevolg vertaald in deontologische normen die de verwachtingen van de wetgever weergeven en in indicatoren om de gewenste gedragingen te verifiëren.
Het algemeen belang dienen vereist in de eerste plaats een onvoorwaardelijk respect voor de mens De deontologische code van de politiediensten zorgt ervoor dat het respect voor de burgers niet verschilt van de ene collega tot de andere, afhankelijk van zijn opvoeding of zijn persoonlijke waarden. Bijvoorbeeld, wat de interacties van de personeelsleden met de burgers betreft: • de waarde ‘naleven en zich inzetten tot het doen naleven van de individuele rechten en vrijheden en van de waardigheid van elke persoon, in het bijzonder door een steeds doordacht en tot het strikt noodzakelijke beperkt gebruik van de wettelijke dwang’ is in de code vertaald in deontologische normen zoals: o de procedureregels worden nageleefd; o elk optreden is weloverwogen en aangepast aan de
© DSI Politie
omstandigheden; o de wettelijkheids- en proportionaliteitscriteria worden voor elke interventie geanalyseerd; o de privacy van de burgers is beschermd; o willekeurige, discriminerende, onmenselijke en onterende daden zijn verboden; o de personeelsleden verlenen hulp en bijstand; o de personeelsleden behandelen eenieder op beleefde, tactvolle en hoffelijke wijze; o de personeelsleden weren grof taalgebruik, vrijpostigheden en misplaatste gebaren; o de personeelsleden vermijden elke vorm van vijandig, agressief, provocerend, minachtend of vernederend gedrag; o er gaat aandacht naar zowel verbale als non-verbale communicatie; o de personeelsleden eerbiedigen de waardigheid en zorgen voor de veiligheid van personen die van hun vrijheid zijn beroofd; ze respecteren hun recht om te zwijgen en dwingen hen niet om een misdrijf te bekennen. • de waarde ‘onpartijdig zijn’ is in de code vertaald in verplichtingen zoals: o de personeelsleden vermijden elke handeling of houding waardoor het vermoeden van onpartijdigheid zou kunnen worden aangetast;
9. Het Europees Hof van de rechten van de mens benadrukt (arrest Turan Cakir van 10 maart 2009, waarin België veroordeeld wordt voor de schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens betreffende het verbod van folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen) dat ‘personen die in hechtenis zijn genomen, zich in een kwetsbare situatie bevinden en dat de overheid de plicht heeft hen te beschermen. Een staat is verantwoordelijk voor elke persoon die in hechtenis is genomen, want die laatste is volledig in handen van de politieambtenaren’ (vrije vertaling). Ik verwijs de lezer naar het wettelijke en reglementaire kader dat de personeelsleden specifieke plichten oplegt bij de beperking van de vrijheid van komen en gaan, zoals onder meer het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4 november 1950; het Europees Verdrag ter voorkoming van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing van 26 november 1987; artikelen 33 tot 33septies van de wet op het politieambt; punten 51 tot 53 van het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten en de ministeriële omzendbrief van 3 januari 2003 betreffende de bevoorrading van personen in arrest, met uitzondering van diegenen die het voorwerp uitmaken van een opsluiting in een strafinrichting. 10. Temeer omdat het lid door de aard zelf van bepaalde functies vaak met dergelijke situaties geconfronteerd kan worden. 11. Het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punten 39 tot 41. 12. Zoals het fysieke voorkomen (hoofd, haar, baard, snor) en de adem.
20
Politie journaal • Februari 2015
o zij moeten elke willekeur bij hun optreden uitsluiten; o in de onderzoeken geven ze blijk van objectiviteit en verzamelen ze zowel elementen à charge als à décharge; o de personeelsleden die persoonlijk betrokken zijn bij een zaak waarbij hun onpartijdigheid ter discussie kan worden gesteld, handelen deze zaak niet zelf af; o ze onthouden zich van elke vorm van discriminatie en van elke vorm van partijdigheid; o ze bewaren een strikte neutraliteit in hun betrekkingen met de politieke mandatarissen. Niet alleen de kwaliteiten beschreven in de regelgeving13 moeten onberispelijk zijn, maar ook hoe ze gepercipieerd worden14. Een respectloze behandeling van anderen – in de perceptie of echt – bedreigt de interacties tussen de politie en de burgers, een cruciale relatie in een democratie.
Toepassing van de deontologie van de politie Het ‘respect voor de bevolking’ hebben nog niet alle politiediensten in de praktijk omgezet. Uit heel recente gebeurtenissen blijkt immers dat dat bij een minderheid onder hen niet noodzakelijkerwijze vanzelf gaat15. Een slechte mentaliteit binnen een groep zou dan ook een belangrijke invloed kunnen uitoefenen op bepaalde ambtenaren, zodanig dat ze de slechte norm van de groep als individuele norm moeten aannemen als ze tot de groep willen behoren. Daardoor zou de politieactie het respect waarop elke politieambtenaar recht heeft, ondermijnen en zelf een bron worden van ontsporingen, wanorde of bedreigingen voor de sociale orde, ... een situatie die in een democratie onaanvaardbaar is. Het algemeen belang dienen vereist in de eerste plaats een onvoorwaardelijk respect voor de mens. De kwaliteit van het werk16 wordt vooral bepaald door de manier waarop de politieleden aan die vereiste van professioneel gedrag beantwoorden17.
Verantwoordelijkheden van de politiechefs Over het gedrag en de attitude van de chefs In de ogen van alle personeelsleden is het gedrag van de chefs18 de norm, met name wat de interacties met de bevolking betreft. Als die laatsten het voorbeeld niet zouden geven19, zouden de maatregelen die ze willen uitvoeren maar heel weinig impact hebben.
In de ogen van alle personeelsleden is het gedrag van de chefs de norm Enerzijds moeten ze respect hebben voor hun medewerkers. Het welzijn van de werknemers op het werk is een voorwaarde voor de kwaliteit van het gepresteerde werk. Anderzijds speelt hun betrokkenheid een doorslaggevende rol. Concreet is het hun taak hun medewerkers te stimuleren om respect te hebben voor de burgers, om de mentaliteit en percepties te doen veranderen. Hun medewerkers moeten richtlijnen kunnen krijgen of hen advies vragen20. Wanneer chefs met verwerpelijk gedrag van hun personeel geconfronteerd worden21, moeten ze op een adequate manier reageren22. Door hun tevredenheid uit te drukken over bijzonder verdienstelijk gedrag23, kunnen chefs een evenwicht tot stand brengen tussen wat elk personeelslid geeft en wat hij krijgt. In dezelfde zin zouden ze op elke tekortkoming aan de beroepsverplichtingen of elke aantasting van het korpsimago formeel moeten reageren. Zo’n aanpak zou tonen dat ze aan dat soort van ongepast of foutief gedrag bijzondere aandacht besteden en zou bovendien de andere collega’s ertoe aanzetten zich te schikken naar de beroepsnormen. De mentaliteit bij de politie wordt in stand gehouden of verdwijnt afhankelijk van de houding en betrokkenheid van de chefs. Hoe kan je immers van de personeelsleden verwachten dat ze zich de waarden van de instelling toe-eigenen als ze binnen die instelling niet het goede voorbeeld te zien krijgen?
Visie van de leidinggevenden op de organisatie Respect voor de burger vraagt een globale aanpak. De leidinggevenden moeten ook in de infrastructuur investeren om aan hun personeel24 de materiële voorwaarden te bieden die nodig zijn om de anderen respect te betonen. Hoewel de tevredenheid van de meeste burgers afhangt van de efficiëntie25 en de houding van het personeelslid26, oefenen ook andere elementen een invloed uit. We denken daarbij vooral aan: • het voorkomen van de arbeidsplaats; • de toegankelijkheid tot de commissariaten voor mensen met een beperking; • de inrichting van de onthaalruimtes en de procedure voor de ontvangst van de bezoekers; • … Voor een minderheid – maar respect is er voor elke mens (wat hij ook heeft gedaan) – zijn er cellen en verhoorlokalen, die aan de vereiste wettelijke normen voldoen27.
13. Naast de deontologische code, het reglement van inwendige orde, de dienstnota’s, de interne richtlijnen of bevelen. 14. De perceptie die derden ervan hebben. 15. Bijvoorbeeld de weigering om klachten te noteren, onwettelijke raadpleging van gegevensbanken, discriminerende openbare uitlatingen, geen passende vaststellingen, het op de grond gooien van de identiteitspapieren van een burger aan het einde van een interventie, openbare dronkenschap van politieambtenaren in dienst of, gelukkig heel uitzonderlijk, marteling van kwetsbare personen die al dan niet onder politietoezicht staan. 16. Een dienstverlenende ingesteldheid wordt gekenmerkt door de kwaliteit van het werk (koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punt 3, negende lid, handvest van de geïntegreerde politie). 17. De andere verplichtingen zijn de grondige theoretische kennis van de wetten (s.l.) die de uitoefening van het ambt regelen, het beheersen van alle eraan verbonden vaardigheden en attitudes en de nodige omzichtigheid in zijn privéleven. 18. In de zin van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 120 en koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punt 4.
Februari 2015 • Politie journaal
21
Conclusie Gedurende de hele politieloopbaan heb je te maken met het menselijke aspect van het beroep. Respect voor de burgers is als universele waarde en kritische succesfactor van de politiecultuur onvoorwaardelijk, zonder enige tegenprestatie. Waardering en eerbied voor de anderen vragen een sterk engagement van alle personeelsleden en versterken de doeltreffendheid en de legitimiteit van de geïntegreerde politie. Een respectvolle politie is noodzakelijk in een democratie. Dat impliceert – omgekeerd – dat de ambtenaren op hun beurt respect mogen verwachten van de burgers. Elke democratie veronderstelt immers ook dat er respect is voor de instellingen en hun leden28, die dagelijks de individuele rechten en vrijheden uitbouwen.
19. Het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punt 6 dat het begrip ‘lead by example’ concretiseert. 20. Het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punt 15. Bijvoorbeeld: een onthaalcharter opstellen, duidelijke instructies geven in diverse nieuwe thematieken (fouilleren van transseksuelen, nemen van foto’s bij een interventie op een openbare plaats, enz.), de betekenis van zijn richtlijnen uitleggen, discussies over beroepssituaties organiseren, lessen trekken uit politie-interventies, deelname aan voortgezette opleidingen mogelijk maken, communiceren (publicaties, affiches, strips). 21. Het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punt 7. 22. Fouyn N., De rol van de leidinggevenden in de tuchtuitoefening, Politiejournaal, Politeia, januari 2013, 19 tot 23. 23. Het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punten 79 en 80. 24. Het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punt 11. 25. De dienst leveren waarop de burger recht heeft. 26. Het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, punten 39 tot 41. 27. Zie onder meer de ‘Salduz’-wet van 13 augustus 2011 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, het koninklijk besluit van 14 september 2007 betreffende de minimumnormen, de inplanting en de aanwending van de door de politiediensten gebruikte opsluitingsplaatsen en de aanbevelingen van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nr. 06/2011 van 6 juli 2011 betreffende installatie en gebruik van bewakingscamera’s in opsluitingsplaatsen (cellen en arrestantenlokalen) en andere plaatsen van het commissariaat. 28. Regeerakkoord van 10 oktober 2014, punt 6.4.3: Politie: “Respect voor het ambt van politie‐agent staat centraal” (p. 135) en “In onze samenleving is geen plaats voor geweld tegen veiligheidsberoepen” (p. 140).
Nicolas Fouyn Politiecommissaris Algemene Inspectie van de Federale Politie en van de Lokale Politie
5M-7M
Spijkereggen
afschermzeil En ook : Repressieve Radar M5 – verkeersanalysetoestellen – Politie-vaandels – afschermzeilen – bodycamera’s – metaaldetectie – meetwielen – wielklemmen (ook voor camions) - spijkereggen - flitslampen (synchro) – hondenkennels – hondenvangstokken – (plooi)kegels – mobiele verkeersdrempels - zwaailampen – zoeklichten – staaflampen – lichtballonnen – interventietassen – inbeslagnamedozen – politiemutsen – flashmates – pilotenkoffers – snelheidsinformatieborden … Delpac International BVBA
22
Politie journaal • Februari 2015
Rosalialaan 19 – B-2650 EDEGEM
TEL +475/414760
FAX 03/2894765
E-mail :
[email protected]
HET OPEL GAMMA
KLAAR OM UIT TE RUKKEN. U kan rekenen op uw nieuwe Opel-medewerkers. 24 /7. Nagenoeg het gehele gamma van Opel kan besteld worden binnen DSA 2012 en FORCMS-VV-076. Naast de producten beschikt Opel ook over de nodige expertise in de politiemarkt en een goede samenwerking met ombouwers om perfect in te spelen op al uw mobiliteitsvragen. Voor verdere informatie kan u contact opnemen met Opel Belgium Governmental Sales. Filip Van Velthoven - Tel.: +32 (0)486 33 28 39 - E-mail:
[email protected] opel.be milieu-informatie (KB 19/03/2004): opel.be
Astra Sports Tourer:
3,7 - 7,4 L/100 KM
97 - 174 G/KM
Zafira Tourer:
Februari 2015 • Politie journaal 4,1 - 7,2 L/100 KM 109 - 169 G/KM23
ISO 39001, een kwaliteitslabel voor meer verkeersveiligheid en minder arbeidsongevallen Tussen 2008 en 2012 vonden ongeveer 80.000 arbeidsongevallen plaats in het verkeer. Dat is bijna 1 op 10 arbeidsongevallen. Die ongevallen hebben voor de betrokken bedrijven uitermate negatieve gevolgen op menselijk en financieel vlak. Om hen te helpen dergelijke ongevallen te voorkomen, werd een nieuwe norm in het leven geroepen: de ISO 39001-norm. Als eerste organisatie in België die deze certificatie heeft behaald, wil het BIVV de weg vrijmaken voor meer verkeersveiligheid in de arbeidswereld. Van de 862.334 arbeidsongevallen die het Fonds voor Arbeidsongevallen voor de periode 2008-2012 heeft geregistreerd, zijn er 79.475 (dit is 9,2%) gedefinieerd als ‘verkeersongevallen’. Met andere woorden, 1 op 10 arbeidsongevallen is een verkeersongeval. Bij de dodelijke ongevallen stellen we vast dat 44,5% ervan in het verkeer voorkomt! De meeste arbeidsongevallen in het verkeer (82,2%) gebeuren op de weg naar en van het werk (65.296 ongevallen). De overige 17,8% (14.179 ongevallen) komt voor in het kader van de eigenlijke beroepsactiviteiten.
worden. Bij die aanpak maakt verkeersveiligheid integraal deel uit van het algemene preventiebeleid van het bedrijf. De nieuwe ISO 39001-norm maakt het zowel kleine als grote ondernemingen en openbare instellingen mogelijk een managementsysteem toe te passen waarmee ze het aantal doden en gewonden als gevolg van verkeersongevallen kunnen terugdringen. Door die nieuwe norm toe te passen, krijgen ze niet alleen een kwaliteitslabel, maar maken ze ook duidelijk dat ze hun verantwoordelijkheid nemen om de veiligheid op onze wegen te verbeteren. Concreet houdt ISO 39001 bijvoorbeeld in dat er een analyse van de verkeersrisico’s van de organisatie en haar medewerkers wordt gemaakt, veiligheidsuitrusting (helm, gordel, …) wordt gepromoot, werknemers worden gesensibiliseerd om een goede houding aan te nemen (vermoeidheid, alcohol, drugs, …), veilige voertuigen aan het personeel ter beschikking worden gesteld, het meest geschikte vervoermiddel wordt gekozen, er over de verplaatsingen wordt nagedacht, ... Het BIVV onderneemt al acties om de veiligheid van werknemers op de weg te verbeteren met zijn programma ‘Road Safety at Work’ (zie www.bivv.be, rubriek ‘Bedrijven’). Dat bestaat erin over uiteenlopende thema’s sensibiliseringsacties te organiseren (opleidingen, animatie, communicatie), aangepast aan de specifieke noden en risico’s van het bedrijf. Het BIVV kan nu ook bedrijven en organisaties begeleiden die de ISO 39001-certificatie willen behalen door bijvoorbeeld een grondige diagnose van de verkeersrisico’s te maken. Het kan hen ook adviseren over de concrete uitvoering van het ISO 39001-kwaliteitssysteem of specifieke acties ontwikkelen om het personeel te sensibiliseren voor verkeersveiligheid.
Het feit dat zovelen gewond of, slechter nog, het leven laten op de weg naar het werk of tijdens de uitoefening van hun beroep is op menselijk vlak onaanvaardbaar. Bovendien brengen die ongevallen enorme financiële verliezen mee voor de bedrijven. Zo wordt de gemiddelde rechtstreekse kostprijs van een arbeidsongeval geschat op 25.000 euro bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid, 86.000 euro bij blijvende arbeidsongeschiktheid en niet minder dan 400.000 euro bij een dodelijk ongeval. Er is dus een onmiddellijke impact op de gezondheid van de onderneming. Werkgevers zijn er zich hoe langer hoe meer van bewust dat, net zoals de andere arbeidsrisico’s, de risico’s op een arbeidsongeval in het verkeer met de juiste aanpak grotendeels vermeden kunnen
24
Politie journaal • Februari 2015
Delphine Brognez Adviseur verkeersveiligheid
Hypnose en de diverse toepassingen ervan in het gerechtelijk onderzoek In het verleden werd hypnose eerst bewonderd, daarna verguisd. Tegenwoordig vormt hypnose evenwel een doeltreffend instrument in tal van vakgebieden zoals pijnbestrijding en anesthesie, psychotherapie, stoppen met roken, stressbeheersing, maar ook in de begeleiding van sporters en kunstenaars. In dit artikel buigt Cécile Grayet, psychologe en gedragsanaliste bij de federale gerechtelijke politie, zich over de vraag wat hypnose kan betekenen voor het politiewerk in het algemeen en het gerechtelijk onderzoek in het bijzonder. Hypnose gisteren en vandaag Hoewel sommigen misschien denken dat het een eigentijds fenomeen is, bestaat hypnose al sinds mensenheugenis. Er zijn getuigenissen van te vinden in het Egypte van Ramses II, het oude Griekenland maar ook bij sjamanen, genezers en religieuze leiders in alle werelddelen. Een eerste codificatie van het verschijnsel stelt Franz Anton Mesmer in de 18de eeuw voor met zijn concept ‘dierlijk magnetisme’. Volgens zijn theorie bestaat er een magnetische stroom in het lichaam. Die zou therapeutische toepassingen hebben, wanneer de verzorger de stroom kanaliseert en opslaat of overdraagt naar de patiënt. Mesmer probeert als eerste een rationele interpretatie te geven aan verschijnselen die met de algemene term ‘trance’ worden aangeduid en die tot dan magisch of irrationeel leken. De term ‘hypnose’ duikt op in de 19de eeuw. Dr James Braid probeert het verschijnsel dan wetenschappelijk te onderbouwen. Hij bekijkt het concept ‘magnetisme’ door een kritische bril en weerlegt het bestaan van een stroom. Hij wijst op de volgehouden aandacht in hypnose en de grotere concentratie door zintuiglijke stimuli (lichtpunten). Wanneer de aandacht op één punt gericht wordt, verkleint het gezichtsveld immers en kan de concentratie toenemen. Geleidelijk is er een dissociatie van de externe werkelijkheid, maar ook van de gedachten die niet te maken hebben
met wat de hypnotiseur zegt of met de doelstellingen van de patiënt. Die grotere concentratie kan naar het innerlijke worden geleid voor psychologische of medische behandelingen. De grootste verdienste van James Braid is dat hij heeft ingezien dat hypnotiseren meer te maken heeft met kennis en knowhow dan met macht. Hij definieert in die tijd al de staat van hypnose als een bijzondere werking van de hersenen, waarbij men gevoeliger is voor suggesties. Hypnose kent enkele gloriejaren aan het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw: er is veel aandacht voor het fenomeen, dat uitgebreid wordt onderzocht en veel stof doet opwaaien. Daarna wordt het verguisd door Freud met zijn succesrijke psychoanalyse. Het is vooral dankzij de Amerikaanse psychiater Milton Erickson (1901-1980) dat hypnose in de geneeskunde in ere hersteld wordt. Erickson stelt een indirecte, permissieve hypnose voor, in tegenstelling tot de directe en autoritaire methodes van de vorige eeuw. Hij personaliseert de communicatietechnieken voor elke nieuwe patiënt en de therapeutische suggestie wordt veel subtieler. Erickson is wellicht de inspiratiebron van de meeste hypnotherapeuten van tegenwoordig. Sinds de jaren 1970-’80 zien almaar meer (al dan niet therapeutische) toepassingen van hypnose het levenslicht. Talrijke wetenschappers hebben hypnose bestudeerd vanuit klinische hoek. Het verschijnsel is dus sterk geëvolueerd. Terwijl ze eeuwenlang geassocieerd werd met de esoterische leer en spektakel, wordt hypnose tegenwoordig door alle grote nationale artsenverenigingen erkend als een volwaardige medische techniek.
Definitie en hypnoseverschijnselen Om verwarring te vermijden, moeten we het begrip ‘hypnose’ eerst definiëren.
Hypnose is een gewijzigde bewustzijnstoestand, die gepaard gaat met onverschilligheid tegenover de externe realiteit Tegenwoordig wordt hypnose beschouwd als een gewijzigde bewustzijnstoestand, waarbij de betrokkene zich heel erg concentreert op een bepaald idee, beeld, emotie of innerlijke gewaarwording, wat gepaard gaat met onverschilligheid tegenover de externe realiteit. Het is alsof bepaalde functies op automatische piloot worden gezet om plaats te ruimen voor andere processen. De staat van hypnose is dus niet hetzelfde als slaap. Dat heeft de
Februari 2015 • Politie journaal
25
onaangename geluiden (boor) tijdens zijn interventie te verminderen; • een therapeut probeert een heel aangename herinnering te doen herbeleven om de angst te verminderen en het welzijn van zijn patiënt te vergroten; • een anesthesist vervormt de tijd om de perceptie van de duur van een chirurgische ingreep te verminderen; • wie gerechtelijke hypnose toepast, laat de gehypnotiseerde teruggaan naar een jongere leeftijd en gebruikt de levendige beelden om een vollediger getuigenis te verkrijgen over de gebeurtenissen.
Misverstanden Hoewel hypnose hoe langer hoe meer wordt gebruikt in de wetenschappen, blijven sommige hardnekkige misverstanden over de aard en werking van hypnose bestaan. Die worden soms in de hand gewerkt door de hypnose die in spektakels wordt opgevoerd. Zoals vermeld, wordt hypnose verkeerdelijk geassocieerd met slaap. Het is waarschijnlijk het meest bekende misverstand. In tegenstelling tot wat je op het eerste gezicht zou kunnen denken, is iemand onder hypnose heel geconcentreerd en slaapt hij dus helemaal niet. medische beeldvorming bewezen: hypnose activeert specifieke zones in de hersenen, die verschillen van de zones die tijdens het slapen of dromen actief zijn. We kunnen de staat van hypnose kort omschrijven als zijnde de activering van zowel aandachtszones als ontspanningszones bij een individu.
Staat van hypnose Over het algemeen impliceert hypnose een relatie tussen een hypnotiseur en een gehypnotiseerde. Maar hypnose is ook mogelijk zonder hypnotiseur. De staat van hypnose is een natuurlijke staat die we (bijna) allemaal dagelijks meemaken. Aan het stuur van uw auto is het u misschien al overkomen ‘op automatische piloot’ te rijden en niet meer zoveel aandacht te hebben voor de afgelegde weg. U was waarschijnlijk helemaal verzonken in gedachten, zodanig dat u de informatie over uw reisweg niet meer registreerde. Wanneer u in een goed boek duikt of een boeiende film volgt, kunt u zich zo door het verhaal laten meeslepen dat u de stem van iemand die u iets zegt, niet meer hoort. Misschien hebt u ook al ervaren eens gedurende een kort ogenblik van ontspanning, verveling of zorgen volledig los te komen van de realiteit. Die verschillende situaties zijn gewone hypnotische trances, waarbij de aandacht zich spontaan naar interne stimuli verplaatst. Op die momenten gaan bepaalde delen van onze hersenen rusten, terwijl andere geactiveerd worden om zo een andere werking mogelijk te maken die nodig is voor de mentale organisatie van de informatie. De staat van hypnose wordt met verschillende verschijnselen geassocieerd, die van fysieke of psychologische aard zijn. Je kunt onder meer een wijziging verkrijgen van bepaalde zintuiglijke percepties, hypermnesie of geheugenverlies, vervorming van de perceptie van tijd, overgang naar een oudere of jongere leeftijd, terugkeer naar een optimale fysiologische werking, vermindering van de perceptie van pijn, vlottere toegang tot emoties, vrijmaking van bepaalde gedachten, ...
Mentale beeldvorming De mentale beeldvorming is levendiger wanneer ze onder hypnose wordt beleefd. Die hypnoseverschijnselen vormen de werkinstrumenten van de hypnotiseur, wat ook het vakgebied is waarin hij werkzaam is. Bijvoorbeeld: • een tandarts probeert om de perceptie van lichtintensiteit of
26
Politie journaal • Februari 2015
Een gehypnotiseerde persoon is heel geconcentreerd: hij slaapt niet! Een ander misverstand is dat hypnose vooral te maken heeft met macht en/of het charisma van een hypnotiseur. Neen, er bestaat geen stroom of bovennatuurlijke kracht! De hypnotiseur kan maar doen wat de andere hem toelaat te doen. Wanneer iemand in het dagelijkse leven heel gemotiveerd is of heel erg betrokken bij een bepaalde taak, kan hij spontaan in een staat van hypnose belanden om de taak makkelijker te kunnen volbrengen. Wat de hypnotiseur doet bij een formele hypnose, is niets anders dan die natuurlijke capaciteit gebruiken in samenwerking en met de medewerking van de gehypnotiseerde. Aangezien hypnose niets anders is dan het reproduceren van een natuurlijke en spontane staat, is ze voor iedereen toegankelijk, maar in verschillende niveaus. Hypnose is dus niet toegankelijker voor mentaal zwakkeren. Het is trouwens bewezen dat de capaciteit om onder hypnose te geraken, niet afhangt van de mate waarin iemand zich laat beïnvloeden. Niettemin gaat de staat van hypnose gepaard met een grotere suggestibiliteit. Om die reden is ze trouwens ook nuttig in een therapeutische strategie: de suggesties van de therapeut worden geacht de patiënt te helpen een perceptie te veranderen, emoties aan te passen, gedachten of gedragingen vrij te maken, nieuwe oplossingen te overwegen. Wat moeten we dus van hypnose denken? Is hypnose in een gerechtelijke context gevaarlijk?
Hypnose en suggestibiliteit Suggestibiliteit is de mate waarin iemand in staat is om suggesties kritiekloos te aanvaarden. We weten dat die suggestibiliteit bevorderd wordt door hypnose. Je zou kunnen zeggen dat de zin voor kritiek tijdelijk opgeschort wordt. De mate waarin dat gebeurt, verschilt afhankelijk van het individu en de situatie. Dat doet uiteraard vragen rijzen over de verklaringen die op die manier worden afgelegd. Maar het is belangrijk te beseffen dat suggestibiliteit integraal deel uitmaakt van elke menselijke communicatie. Terecht rijzen vragen over de mogelijke manipulatie van een hypnotiseur, maar die vragen gelden voor alle relaties
tussen mensen, alle gesprekssituaties en alle communicatiestrategieën. Bij iemand die in een kwetsbare situatie verkeert, is er ook een grotere suggestibiliteit ten aanzien van anderen en vooral van mensen die men een belangrijke functie toedicht. Iedere persoon die de opdracht krijgt het relaas van een slachtoffer, getuige of verdachte neer te schrijven, zou er zich bewust van moeten zijn dat hij in staat is om de inhoud van een verklaring te wijzigen door zijn houding, vraagstelling, mimiek, de toon van zijn stemstem, ... of daarbij nu wel of niet hypnose aan te pas komt. Elk verhoor maakt deel uit van een relatie en communicatie, vandaar dat er altijd met het risico op suggesties rekening moet worden gehouden. Een heel eenvoudig voorbeeld: het is duidelijk dat een negatieve, suggestieve vraag aan iemand die niet onder hypnose is (“U hebt niet gezien hoe hij is vertrokken?”) voor de informatiegaring veel schadelijker is dan een open vraag aan iemand onder hypnose (“Wat kunt u me zeggen over zijn vertrek?”). Wie verhoord wordt, heeft ons trouwens niet altijd nodig om spontaan onder hypnose te geraken, vooral niet wanneer het oproepen van de herinnering veel concentratie vraagt en het om moeilijke gebeurtenissen gaat. Kortom, we hebben niet altijd onder controle of de persoon die voor ons zit, in staat van hypnose is of niet!
De ervaringen van gerechtelijke hypnose met slachtoffers en getuigen In België wordt hypnose sinds eind de jaren 1990 gebruikt voor gerechtelijke onderzoeken. Er zijn nog altijd magistraten of onderzoekers die terughoudend zijn om hypnose te gebruiken. Onze ervaring leert dat de meeste mensen die over de juiste aard en werking van hypnose bij getuigen en slachtoffers geïnformeerd worden, zich minder terughoudend opstellen tegenover gerechtelijke hypnose en interesse tonen voor de techniek. Dankzij deze uiteenzetting hebt u begrepen dat de expert die dit soort van techniek gebruikt, de verhoorde persoon in een staat van relaxatie, verhoogde concentratie en levendige visualisatie van de herinneringen probeert te brengen (door terug te gaan in de tijd), met de bedoeling beter toegang te hebben tot herinneringen die in het geheugen zijn opgeslagen. Hij stimuleert een natuurlijke capaciteit, die inherent is aan het menselijk wezen, in samenwerking met het slachtoffer of de getuige. De hypnotiseur heeft dus geen controle op de gehypnotiseerde en er is evenmin sprake van een magische of gevaarlijke ervaring.
Het zou verkeerd zijn meer waarde te hechten aan een getuigenis onder hypnose dan aan een klassiek getuigenis
(Her)structurering van het geheugen De kwestie is ingewikkelder dan ze op het eerste gezicht lijkt. De kwetsbaarheid van de getuigenissen hoeft niet meer te worden aangetoond. Die kwetsbaarheid is vooral te wijten aan de werking van het geheugen. Het geheugen is een dynamisch proces: onze herinneringen worden herwerkt, gewijzigd, bijna elke keer dat ze opnieuw gememoriseerd worden. Bij de invoer, opslag of het oproepen van informatie is een vertekening mogelijk, die fouten kan veroorzaken. Met hypnose kan die vertekening jammer genoeg niet uitgeschakeld worden. Daarom zou het fout zijn meer waarde te hechten aan een getuigenis onder hypnose dan aan een klassiek getuigenis. Het is onmogelijk om terug te gaan naar de oorspronkelijke gebeurtenis. Wat met hypnose wordt gevonden, stemt niet overeen met een exacte registratie van een gebeurtenis, maar is de voorstelling die iemand ervan heeft. Als een expert een getuige vraagt om onder hypnose een ongeval te ‘herbeleven’, herbeleeft hij dat niet echt, maar reconstrueert het en ervaart de voorstelling die hij er op dat ogenblik van heeft.
Valse herinneringen Hierboven hebben we al de hogere suggestibiliteit bij hypnose besproken. Om een bruikbaar relaas te verkrijgen, moet de hypnose-expert aandacht besteden aan zowel zijn houding als zijn vraagstelling. Het is van essentieel belang een neutrale houding aan te nemen, open vragen te stellen en niet aan te dringen indien de getuige of het slachtoffer meent geen nieuwe informatie te kunnen geven. Anders bestaat de kans dat er valse herinneringen worden opgeroepen.
Illusie van vertrouwen Een ander nadeel van de techniek is dat de staat van hypnose het vertrouwen in een herinnering verhoogt, zelfs al blijkt die herinnering onjuist. Dat betekent dat de getuige de informatie die onder hypnose verkregen is, als heel betrouwbaar zal beschouwen, of die nu juist is of niet. Een onderzoeker mag zich dus niet baseren op het oordeel van de ondervraagde om te beslissen welk belang er aan de informatie wordt gehecht.
Hypnose levert meer informatie op Ondanks de bovengenoemde aandachtspunten kunnen we ons op basis van wetenschappelijk onderzoek toch positief opstellen tegenover het gebruik van hypnose in een gerechtelijk onderzoek. Er is bewezen dat hypnose het mogelijk maakt zich meer informatie te herinneren. Maar er is geen enkel bewijs dat die informatie ook juister is. Om dat te illustreren, nemen we een fictief, vereenvoudigd voorbeeld. Als iemand tijdens een eerste verhoor zes gegevens verstrekt over een dader, waarvan er vier juist
In de praktijk hebben hypnosesessies al geleid tot de identificatie van nummerplaten, duidelijke robotfoto’s, nauwkeurige beschrijvingen van wapens, trajecten, bewegingen, ... die nuttig zijn voor het onderzoek. Maar hoe doeltreffend is de techniek over het algemeen? Is het getuigenis onder hypnose volledig en/of betrouwbaarder dan een ‘klassiek’ getuigenis?
Februari 2015 • Politie journaal
27
zijn en twee onjuist (gewoonweg omdat er bij het memoriseren onvermijdelijk fouten ontstaan), kunnen we bij een volgend verhoor onder hypnose misschien negen gegevens verwachten, waarvan er zes juist zijn en drie onjuist. We hebben dus drie gegevens gewonnen, maar de foutmarge blijft dezelfde: een derde van de informatie zou onjuist zijn. Conclusie: we mogen een bescheiden toename van nieuwe correcte informatie verwachten dankzij een verhoor onder hypnose van een getuige of slachtoffer. Zoals het geval is met elke verklaring, moet elke nieuwe informatie via andere onderzoeksmiddelen worden bevestigd of ontkracht.
De dienst die psychologische ondersteuning biedt aan de politieagenten en verbonden is aan het provinciaal opleidingsinstituut van Henegouwen, gebruikt hypnose in zijn hulpverlening om stress, agressiviteit en traumatische gebeurtenissen te beheersen bij Henegouwse agenten. Het instrument wordt in groep of individueel gebruikt, zowel bij opdrachten na moeilijke interventies als bij preventieve opdrachten (seminaries en voortgezette opleidingen). Het is een totaal andere toepassing van hypnose om personeel dat het hoofd moet bieden aan mogelijk stresserende, zelfs traumatische situaties, te begeleiden en te ondersteunen.
Cognitief interview
Het onderhandelingsteam binnen de speciale eenheden heeft ook interesse getoond voor de strategieën van communicatie onder hypnose om die eventueel te gebruiken bij crisisonderhandelingen. Dat zou uiteraard heel wat voordelen kunnen bieden om vastgelopen situaties weer in beweging te krijgen: een betere synchronisatie van de communicatie, minder emoties, actieve zoektocht naar oplossingen oplossingen, ...
Een alternatieve techniek voor hypnose, ‘cognitief interview’ genoemd, blijkt eveneens goede resultaten op te leveren. Deze techniek werd ontwikkeld door Ronald Fisher van de internationale universiteit van Florida en beoogt politieagenten een doeltreffend protocol te bieden om getuigen en slachtoffers te helpen de kwaliteit van hun getuigenis te verbeteren. Het cognitief interview is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar de werking van het geheugen en de cognitieve ontwikkeling. Het past soortgelijke principes toe als die waarop de gerechtelijke hypnose gebaseerd is, zonder dat de betrokkene in een gewijzigde bewustzijnstoestand wordt gebracht (persoonlijk onthaal van de getuige of het slachtoffer, de feiten worden opnieuw in hun context geplaatst, respect voor het ritme en de structuur van de gedachte, gebruik van de verschillende zintuiglijke modaliteiten). Volgens bepaalde wetenschappers zou het cognitief interview het risico op nieuwe foute informatie in de verklaringen kunnen verminderen. Deze techniek wordt momenteel geïmplementeerd in de dienst gedragswetenschappen en de eerste resultaten zijn veelbelovend. Zowel bij hypnose als bij het cognitief interview is het belangrijk enkele aanbevelingen te volgen, zodat de kwaliteit van de informatiegaring voldoet: • zo snel mogelijk na de gebeurtenissen een expert inschakelen. Een recent geheugenspoor zal altijd tot een beter getuigenis leiden; • voor de hypnose of het cognitief interview de persoon op een nauwkeurige, grondige manier maar niet herhaaldelijk ondervragen. Wanneer informatie meermaals wordt opgeroepen uit het geheugen, neemt de foutmarge immers toe; • na de hypnose of het cognitief interview de verdachten met de bewijselementen of de foto’s confronteren. Die elementen zouden suggestief kunnen zijn indien ze voor de hypnose onthuld zouden worden; • realistische verwachtingen over het resultaat kweken. Door elke positieve of negatieve druk over het gebruik van de techniek te vermijden, kunnen we de meest betrouwbare resultaten verkrijgen. Het is aan te raden de getuige of het slachtoffer te vertellen dat hypnose of het cognitief interview het niet altijd mogelijk maakt nieuwe elementen te vinden die nuttig zijn voor het onderzoek. Er moet hoe dan ook vermeden worden dat het gevoel ontstaat dat de ondervraagde een ‘prestatie’ moet leveren.
We zijn van mening dat het gerechtelijk werk nog veel meer voordeel zou kunnen putten uit wat hypnose ons leert. Deze communicatiestijl zou bij verhoren zonder formele hypnose gebruikt kunnen worden om de relatie met de ondervraagde te verbeteren, de stress te verminderen, de concentratie te verhogen, zelfs nieuwe perspectieven te openen. De ondervraagde nieuwe gezichtspunten laten ervaren zou leiden tot een rijkere communicatie en meer informatie opleveren. Hypnose biedt een andere manier van luisteren en communiceren, die het verloop van de verhoren zou kunnen vergemakkelijken, zowel met getuigen, slachtoffers als verdachten. Hypnose is geen gestandaardiseerde praktijk, elkeen kan dus de strategieën aan zijn eigen stijl, werksituatie en doelstellingen aanpassen. 1. JOSSE E., Qu’est-ce que l’hypnose ?, www.mieux-être.org, februari 2011. 2. STENGERS I., L’hypnose entre magie et science, Les Empêcheurs de penser en rond, 2002. 3. MAIRLOT E., Cours de première année de formation, Institut de Nouvelle Hypnose (INH). 4. BIOY A., Chantal WOOD & Isabelle CELESTIN-LHOPITEAU. L’aide-mémoire d’hypnose. Dunod, 2010. 5. JOSSE E., op.cit.. 6. EDGETTE J.H. en EDGETTE J.S., Manuel des phénomènes hypnotiques en psychothérapie. SATAS, 2001. 7. In België wordt al wie een gehypnotiseerd persoon in een schouwspel heeft opgevoerd, door een wet van 1892 bestraft: de wet van 30 mei 1892 op het hypnotisme (BS 4 juni 1892). 8. Voor meer informatie over dit thema, zie Elizabeth LOFTUS. 9. LAURENCE J.-R., Hypnose et mémoire : un bref survol de la littérature scientifique. In Psychologie des entrevues d’enquête. Editions Yvon Blais Inc., 2004. 10. FISHER R.P. & GEISELMAN R.E., Memory-Enhancing Techniques for Investigative Interviewing: The Cognitive Interview. Charles C. Thomas Publisher, 1992.
Andere initiatieven We hebben hierboven wellicht de bekendste toepassing van hypnose bij de politiediensten en gerechtelijke onderzoeken uiteengezet. Maar er bestaan nog andere vermeldenswaardige initiatieven.
28
Politie journaal • Februari 2015
Cécile Grayet Psycholoog Gedragsanalist Hypnotherapeut
betReFFeNDe De pOlItIe…
DE WET OP HET POLITIEAMBT
18
de
Een doeltreffende gemeenschapsgerichte politiezorg blijft de editie doelstelling van de hervorming van de lokale politie. De opslorping van de middelen door taken of normen die opgelegd worden door het federale niveau, moet in vraag gesteld worden, want er blijven te weinig manschappen over om in te zetten op het terrein. Het is belangrijk dat de gerechtelijke taken beperkt blijven, zodat de lokale politie zich kan toeleggen op haar basisopdrachten. Naast een globale herziening van de federale middelen voor de HANDBOEK politiehervorming, vragen de lokale besturen een beperking en rationalisering de POLITIEFUNCTIE administratieve en gerechtelijke taken die VANvanDE op de schouders van de lokale politie terechtkomen en de wijkwerking in het gedrang brengen.
overheidsafvaardiging in het Onderhandelingscomité voor de politiediensten dat het politiestatuut behandelt.
betReFFeNDe De geMeeNtelIjKe aDMINIStRatIeVe SaNctIeS De administratieve sancties bestaan tien jaar. Uit de evaluatie van dit stelsel blijkt dat het kan worden vereenvoudigd en verbeterd om gedragingen die de lokale openbare orde verstoren, doeltreffender te kunnen vervolgen, met uitzondering van gedrag dat mensen of goederen schendt, dat altijd gerechtelijk vervolgd zou moeten worden.
AUTEURS:
Er moet absoluut voorkomen worden dat er nog politietaken die Eddy De Raedt / Henri Berkmoes betReFFeNDe Het VeRKeeRSVeIlIgHeIDSFONDS NIEUWE EDITIE NU BESCHIKBAAR! door het federale niveau zouden moeten worden uitgevoerd, bij Marc De Mesmaeker / Alain Liners gebrek aan voldoende middelen op dat niveau, naar de lokale wet opdoorgeschoven. het politieambt Een is reeds 18 edities dé unieke elke ontoereikende federale financiering van de politiezones politie De worden dergelijke overdracht vaninformatiebron ta- Door devoor Het handboek heldere en praktijkgerichte manier is het Verkeersveiligheidsfonds noodzakelijk ken, diepolitieambtenaar. een verhulde besparing vormt legt voorop deeen federale overheid, Prijs: 69voor eurode financiële allemeer aspecten van het politieambt uit enniveau is zodoende dé leidraad leefbaarheid voor een correct van de gemeenten en hun politiezones. Alle midkan niet gedragen worden op lokaal in de huidige (incl. btw, excl. verzendingskosten) politieoptreden. delen die voor de lokale besturen uitgetrokken worden, zijn vanstand van de financieringsnormen. daag de dag te beperkt wegens de tetotgrote voorafnames van de Mogelijkheid abonnement: u ontvangt jaarHet handboek omvat meer dan enkel de wet op het politieambt.federale Dankzij overheid. de jaarlijks een up-to-date versie van het handboek Ten slotte wordt er gevraagd dat de lokale overheden, die 75% aan 51 euro (incl. btw, excl. verzendingskosten) lijkse actualisatie blijft u voortdurend op de hoogte van alle recente wijzigingen in van derechtspraak, politieagenten vertegenwoordigen rechtsleer en wetgeving. en nooit betrokken zijn geweest bij de onderhandelingen over het politiestatuut (dat zoveel meerkosten heeft veroorzaakt), lid worden van de
BESTELLEN KAN VIA DE WEBSITE (WWW.POLITEIA.BE) OF PER MAIL (
[email protected])
Februari 2015 • Politie journaal
29
CPL Nieuwjaarsbrief van de Nationale Voorzitter
Beste leden van de ‘Circle of Police Leadership’, Eerst en vooral wens ik u en uw familieleden van harte een gezond, gelukkig en uitdagend 2015! Bij een korte terugblik op 2014 stel ik vast dat dit het jaar was waarin wij onze wens, onze visie om te vernieuwen, omgezet hebben in werkelijkheid. Grote inspanning van verschillende medewerkers heeft het mogelijk gemaakt om onze beroepsvereniging terug op de kaart te zetten met een nieuw elan, wat zich concretiseert in nieuwe statuten, een vernieuwde werking en last but not least een nieuwe naam en een nieuw logo! Op 21 november 2014 werden in het Atomium te Brussel en in aanwezigheid van verschillende autoriteiten, de Commissaris-generaal van de federale politie en de voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, de nieuwe naam en het nieuwe logo van de ‘Circle of Police Leadership’ officieel boven de doopvont gehouden. In naam van de volledige raad van bestuur en de stichtende leden dank ik dan ook iedereen van harte die op de een of andere manier heeft meegewerkt aan deze mooie realisatie! Naast deze vernieuwingsoperatie waren ook de provinciale afdelingen bijzonder actief en werden tal van studiedagen, bezoeken, debatnamiddagen en netwerkmomenten georganiseerd, zoals een studiedag over de relatie met het gevangeniswezen met plaatsbezoek in Gent en Brugge, een studiedag over sekten te Brussel, een studiedag over de loopbaan van kaderleden in Wépion, een tweedaagse studiereis naar Lyon (Frankrijk) door twee afdelingen met bezoek aan Interpol en de nationale school voor officieren (ENSP), …
30
Politie journaal • Februari 2015
Daar waar 2014 voor onze vereniging het jaar van de vernieuwing was, wordt 2015 het jaar van de bevestiging en de verderzetting van de inhoudelijke vernieuwing, alsook het verder uitbouwen van onze basiswerking (zie missie en visie).
Verder wordt er ook zoals steeds werk gemaakt van boeiende en interessante studie- en debatdagen die zullen afgewisseld worden met zowel culturele als sociale activiteiten en dit zowel vanuit het nationaal als vanuit het provinciaal niveau.
De actiepunten waarop in 2015 gefocust zal worden om deze fundamenten te leggen zijn: • de verdere uitbreiding van ons netwerk, • de oprichting van een denktank, • het versterken van partnerships en • het professionaliseren van onze communicatie.
Kortom, 2015 wordt een jaar vol uitdagingen voor onze nieuwe organisatie!
Onze vereniging verenigt geëngageerde mensen die een gemeenschappelijk doel voor ogen hebben. Enkel door samen te werken, de handen in elkaar te slaan, kunnen we hindernissen overwinnen, de nodige veranderingen teweegbrengen en de nodige kansen creëren, zowel voor onze politieorganisatie als voor onze persoonlijke ontwikkeling. Wij hebben nu alle troeven in handen om onze organisatie, de CPL, verder vorm te geven en uit te bouwen. Ik reken dan ook op de provinciale besturen en in het bijzonder op ieder lid van onze vereniging om hieraan mee te helpen en om collega’s die nog geen lid zijn te enthousiasmeren om ook mee in het verhaal te stappen. Wij zullen als bestuur u permanent op de hoogte houden van de verdere evolutie en de talrijke activiteiten en netwerkmomenten die worden georganiseerd. Momenteel wordt nog gewerkt aan de realisatie van een nieuwe website alsook een facebook-pagina. Zodra deze beschikbaar zijn, zullen wij hierover communiceren. Om dit zo goed mogelijk te kunnen realiseren en een kwaliteitsvolle opvolging te garanderen zijn wij op zoek naar een nationaal communicatieverantwoordelijke1 .
Jean-Louis Dalle Nationaal Voorzitter Circle of Police Leadership
Lidgeld 2015 Financieel vragen wij opnieuw jullie bijdrage voor het werkingsjaar 2015. Het lidgeld bedraagt, ondanks de algemene prijsstijgingen, voor het zesde jaar op rij 50€ voor de leden in actieve dienst en 30€ voor gepensioneerde en sympathiserende leden. Gelieve het lidgeld te storten op rekening KBC 734-1980944-19 en dit uiterlijk op 28/02/2015. Het is belangrijk om in rubriek uw naam, voornaam en provinciale afdeling te vermelden. 1. Hiervoor kan contact opgenomen worden met de voorzitter, de secretaris (Johan Berckmans) of per mail via
[email protected].
CPL Speech van de minister van Binnenlandse Zaken bij de voorstelling van CPL
Bedankt om ons land mee te doen draaien. In Vlaanderen een ondertussen bekende radiospot maar … het wordt te weinig gezegd.
werkers geruststellen. Ze moeten hen ook enthousiasmeren en inspireren, zodat ze hun werk zinvol vinden, vol uitdagingen en ontplooiingskansen.
Bedankt dus ook aan de initiatiefnemers van deze nieuwe vereniging om, gedreven door de passie om te leiden (met korte ei), het voortouw te willen nemen in het bouwen aan een betere toekomst.
De politie wordt geconfronteerd met een toenemende internationalisering en technologisering van de bedreigingen van onze maatschappij. Denk maar aan het radicalisme, terrorisme, cybercrime.
Maar, laat dit nieuwe netwerk niet alleen een netwerk zijn voor opportuniteiten en kansen, laat dit netwerk ook fungeren als vangnet.
Daarbij komt dat de maatschappij verarmt, verhardt en dat vergroot de tegenstellingen.
Want we vergeten dikwijls dat leidinggeven soms ook zwaar is en dat, voor hen die het hoofd boven het maaiveld steken, hoofdpijn nooit ver af is.
De besparingen waar onze regering voor staat zijn historisch, maar noodzakelijk als we zuurstof willen creëren voor nieuwe initiatieven en voor noodzakelijke veranderingen die onze welvaart moeten vrijwaren.
We wensen deze nieuwe organisatie alle succes in haar streven om te reflecteren over het veiligheidsbeleid, de resultaten ervan te delen en ons eventueel over te maken in de vorm van voorstellen om de kwaliteit van het politieambt te verbeteren.
Ook intern de politie moeten er keuzes gemaakt worden, dat wil concreet zeggen dat mensen andere dingen moeten gaan doen, misschien in een andere omgeving en dat schept ongerustheid, weerstand.
Op hun tempo, met parameters die voortdurend veranderen, moeten ze hun mede-
Dit Huis voor Leiderschap mag dus geen ivoren toren worden maar moet openstaan voor netwerken die constructief meedenken hoe de politie anno 2014 en in de toekomst haar opdracht zal moeten invullen. De opportuniteit van deze nieuwe organisatie ligt er zeker in om een stevig netwerk uit te bouwen van leidinggevenden binnen de politie. De leidinggevende heeft in de toekomst meer dan ooit nood aan een stevig netwerk, binnen en buiten de organisatie.
En we zullen het nodig hebben want de uitdagingen zijn enorm.
De leidinggevenden van morgen moeten inspelen op de veranderingen. Ze moeten ‘vlug van begrip’ zijn. Dat wil zeggen zowel flexibel als “aware” zoals een zekere Jean-Claude zou zeggen ... Dus openstaan voor indrukken en verbindingen die kunnen bestaan en voor de kansen die ze kunnen scheppen.
ontwikkelingen en hoe die impact hebben op de uitdagingen voor de leidinggevenden.
Voor een organisatie vormen de competenties van leidinggevenden dus een essentiële factor. Daarom verwijst de Minister in zijn algemene beleidsnota uitdrukkelijk naar de uitbouw van een huis voor politieleiderschap, dat hij als een prioriteit beschouwt.
Jan Jambon Minister van Binnenlandse Zaken
Eén van de opdrachten van dit Huis voor Leiderschap is om blijvend een vinger aan de pols te houden van de maatschappelijke
Februari 2015 • Politie journaal
31
CPL Speech van de commissaris-generaal van de federale politie bij de voorstelling van CPL De Koninklijke Federatie van Officieren en Hogere Ambtenaren van de Belgische Politie is, zoals u allen weet, bezig met een grote vernieuwingsbeweging. De samenstelling van de nieuwe federatie is gewijzigd en de werking werd grondig herbekeken. Er werd een nieuwe mission statement geschreven en de statuten werden aangepast. Er is een nieuwe naam en een nieuw logo. Het getuigt van zeer veel inzicht om de eigen rol en functie in vraag te stellen. Organisaties die dat niet doen overleven niet. Die zijn vroeg of laat voorbijgestreefd.
Ik zie die stap naar een participatieve politie niet als iets drastisch of iets revolutionairs, maar iets evolutief. Wij zijn in België uniek. Ons politiemodel maakt dat wij een quasi monopolie hebben op politietaken. En ik geloof in dat model. Maar om te overleven in onze huidige vorm moeten wij kwaliteit bieden in onze dienstverlening en moeten we vooral betrouwbaar zijn.
achter en ik werk er zelf aan mee.
Mensen moeten in ons kunnen geloven. En wij moeten vertrouwen schenken. Deelnemen en communiceren en vertrouwen vragen.
Wat moet dat dan zijn? Wat kunnen wij hier als leidinggevenden aan doen? Ik nodig jullie uit voor het debat. Jean-Marie Brabant spreekt hier als vertegenwoordiger van de lokale politie. Samen hebben wij de eerste stappen gezet in de opbouw van het Huis voor Leiderschap. Ik hoop van harte dat dit huis een open huis wordt, waarin volop aan het vertrouwen in politie wordt gewerkt.
Wat is de rol van een beroepsvereniging? Welk nut heeft de Federatie voor de politie? Voor wie kunnen wij iets betekenen? Allemaal vragen die wij ons de afgelopen maanden hebben gesteld. En het is duidelijk dat wij onze bestaansreden niet in twijfel hebben getrokken, anders zouden we hier vandaag niet staan. Maar we hebben onszelf heruitgevonden. En als vernieuwde organisatie hopen wij tegemoet te komen aan de verwachtingen die aan ons worden gesteld.
Tot slot, wat kan ik jullie wensen voor het nieuwe jaar? Ik wens jullie de gave van een open geest. Ik wens jullie het talent om open te staan voor de mening van anderen, ook al betekent dit een trendbreuk met het verleden. Ik wens jullie ook veel lef. Het lef om stellingen te durven innemen die niet kortzichtig zijn maar die ons op langere termijn resultaten opleveren. En ik wens jullie tenslotte de gave om de balans te vinden tussen wat goed is voor de organisatie en wat goed is voor ons als individu.
Ik denk persoonlijk dat een vereniging als deze een belangrijke rol te vervullen heeft als spreekbuis van de politie. Naast de officiële vakbondskanalen heeft de politie belang bij beroepsverenigingen die constructief kunnen meedenken en praten over thema’s die relevant zijn voor de politie. De Federatie is herboren en ik ben blij dat ik hier deel van kan uitmaken. Ik denk dat het ook symbolisch is om met de jaarwende de overgang te maken van oud naar nieuw. Wij staan, eindelijk, aan de vooravond van een nieuw tijdperk voor de politie. Het besef groeit dat wij ten volle moeten deelnemen aan de veranderde en veranderende maatschappij. In de visie voor de politie van de toekomst staat dat wij als politieorganisatie moeten mee-evolueren naar een democratische, netwerkende en participatieve politie. U moet er de tekst maar eens op nalezen.
32
Politie journaal • Februari 2015
Maar ik denk ook dat het meer moet zijn dan dat om vertrouwen te winnen. We moeten meer doen dan een laagje vernis schilderen op een negatief imago. We moeten meer doen om aan te tonen dat wij geen logge organisatie zijn die niet meer mee is.
Wat mij opvalt in alles wat ik de laatste maanden van police chiefs waar ook ter wereld heb gehoord en gelezen, is dat iedereen het heeft over integriteit. Over slecht functionerende politiediensten, over slechte voorbeelden, over rotte appels die het systeem verzieken, ... En altijd gaat dat gepaard met beloftes over transparantie. Wij willen als leidinggevenden af van dat imago van doofpotoperaties. Dus we reageren, we leggen uit, we verklaren waarom, we nemen deel. We twitteren, we gaan global, we creëren webspace, we gaan interactief, we sharen en we liken. “No comment” kennen we niet meer. En dat is allemaal prima. Ik sta daar
Wij zijn de leidinggevenden die hier het voorbeeld moeten geven. Het zijn wij die nu het verschil moeten maken om voorgoed afstand te nemen van de hiërarchisch denkende politieorganisatie die zich buiten de maatschappij zet. Laat dit een uitgelezen kans zijn om hier met de Federatie aan te werken. Creëer de ruimte voor het debat over onze toekomst. En ik ben ervan overtuigd dat wij dit met veel enthousiasme zullen doen. Catherine De Bolle Hoofdcommissaris van politie Commissaris-Generaal van de federale politie
CPL
Ombouwer van uw voertuigen sinds 1975 !
www.autographe.be
Lavoisierlaan, 2 - B 1300 Wavre - Tel 010-47.65.85 - Fax 010-47.65.95 -
[email protected] Februari 2015 • Politie journaal
33
15010848/0215
VALOR de discrete patrouille
De multi-functionele lichtbalk Schakel in een handomdraai van ‘full blue’ naar witte zoeklichten, (vb. in verdachte situaties) en gebruik de oranje directionele pijl achteraan om het verkeer te regelen en een veilige werkzone te creëren. Zijn ultra platte ‘V’ vorm maakt van de Valor een zeer discrete lichtbalk voor alle ordediensten en in het bijzonder voor anonieme voertuigen.
Multicolor Spectralux™ Technologie
De Valor, een standaard in België.
& 34
Politie journaal • Februari 2015
02 240 09 00
|
www.rauwers.be
|
[email protected]
Protecting people and our planet