VERSLAG excursie/gesprek Polder Rijnenburg – 16 mei 2007
Architectuurcentrum Aorta en de BNA Regio Noordwest/Centrum organiseerden op woensdagmiddag 16 mei een excursie/gesprek over Polder Rijnenburg (locatie: wegrestaurant AC de Meern). Directe aanleiding voor deze activiteit is het feit dat de gemeente Utrecht in de collegeperiode (2006-2010) een start wil maken met de ontwikkeling van Polder Rijnenburg. Uitgangspunt hierbij is dat in deze polder – die ligt ten zuiden van de stad, grenzend aan de snelwegen A2 en A12 én aan het Groene Hart – maximaal vijfduizend woningen in een ‘groenblauwe’ omgeving worden gerealiseerd. Medio 2007 stelt de gemeente een samenwerkingsovereenkomst op met andere overheden, waarin verdere afspraken worden vastgelegd. Dit gegeven gecombineerd met feit dat het Groene Hart zich kan verheugen in een grote mate van belangstelling, mede door de voor het eerst verreden Wielerronde van het Groene Hart, waren voor Aorta in samenwerking met de BNA Regio NW/C aanleiding om een informele bijeenkomst te organiseren over de toekomst van Polder Rijnenburg. Genodigden waren betrokken en belanghebbende partijen alsook potentieel geïnteresseerden (vertegenwoordigers van overheden, lokale politici, ontwikkelaars, (landschaps)architecten en stedenbouwkundigen). Doel van het betrekken van al deze (ontwerpende) partijen was de discussie over ambities en kwaliteit vanuit verscheidene invalshoeken te benaderen, te voeren en te voeden in de overtuiging dat dát een wezenlijke bijdrage kan leveren aan uiteindelijke resultaten. Busexcursie Op het programma van deze middag stond in de eerste plaats een korte busexcursie door Polder Rijnenburg met een drietal korte inleidingen. Jantien van Oosteijen van het programmabureau Groene Hart deed de aftrap in de bus met een verhaal over het Groene Hart beleid en de Groene Hart Atlas in het algemeen. Bij het ‘eilandje van Everstein’ stapte het gezelschap uit om even voeling te krijgen met het landschap. Maaike van Stiphout van DS Landschapsarchitecten hield een kort verhaal over de structuren en details van het gebied en de kwaliteit daarvan. Op de terugweg vertelde Jan Maurits van Linge hoe hij als landschapsarchitect naar de betekenis en ruimtelijke kwaliteiten van bufferzones als Polder Rijnenburg aankijkt. Jan Maurits is werkzaam bij Terra Incognita stedenbouw en landschapsarchitectuur. Dit bureau werkt onder meer aan verschillende gebiedsprocessen in het Groene Hart en is betrokken bij de Kwaliteitsatlas van het Groene Hart. Deze atlas is bedoeld als inspiratiebron en legt de afspraken over ruimtelijke kwaliteit vast, zodat initiatiefnemers in het Groene Hart een gerichte bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit kunnen geven. De Groene Hart Atlas handelt ook over de grenzen, overgangsgebieden en bufferzones met de steden. Polder Rijnenburg is zo’n overgangsgebied en behoorde zelfs, vóórdat de polder in de Nota Ruimte werd aangewezen als toekomstige ontwikkellocatie, tot het Groene Hart.
Jollemanhof 14 Postbus 19606 1000 GP Amsterdam T 020 555 36 66 F 020 555 36 99
[email protected] www.bna.nl
Thema’s discussie Het tweede onderdeel van het programma betrof een plenair gesprek over onder meer de karakteristieken van het huidige gebied, de relatie met het Groene Hart en de beoogde ontwikkeling. Wat is wenselijk en wat niet? Wat is mogelijk en wat niet? Hoe kan wonen in een ‘groenblauwe’ omgeving garant staan voor een passende overgang van en naar het Groene Hart? Wat kan gezegd worden over beoogde kwaliteiten en vooral ambities? Hoe hoog wordt de lat gelegd en door wie? En wie bewaakt de uitgangspunten? Het plenaire gesprek stond onder leiding van Gabriël Verheggen, regiocoördinator BNA Regio Noordwest/Centrum. Ten behoeve van dit gesprek (discussie) werden de genodigden schriftelijk gevraagd welke specifieke thema’s of onderwerpen aan de orde gesteld dienden te worden. Vervolgens werd de discussie op basis hiervan gestructureerd door vier thema’s centraal te stellen, te weten: a. bestaande ruimtelijke kwaliteit, b. proces, c. betekenis transformatie, en d. nieuwe (ruimtelijke) kwaliteiten. Na de korte busexcursie en voorafgaand aan de discussie konden de deelnemers vier vragen hierover kort en bondig schriftelijk beantwoorden en deze op een bord plakken. De inbreng en antwoorden van de andere deelnemers kon vervolgens becommentarieerd worden door een groen (‘mee eens’) of een rood (‘mee oneens’) stickertje te plakken. De te voeren discussie werd met name gevoed door die antwoorden te bespreken die op grond van de stickertjes het meest contrasterend waren (veel groen én veel rood). De vier te beantwoorden vragen waren: - Welke bestaande ruimtelijke kwaliteit van polder Rijnenburg moet een doorslaggevende Rol spelen bij de transformatie? - Geef een korte statement van de gewenste procesaanpak van de transformatie van polder Rijnenburg in maximaal 12 woorden. - Welke kansen biedt ‘Rijnenburg’ voor Utrecht/ randstad en welke kansen voor het Groene Hart? - Welke nieuw toe te voegen elementen mag in Rijnenburg van na de transformatie niet ontbreken? (deelnemers is vooraf gevraagd hier een afbeelding van mee te nemen) Verslag (hoofdlijnen)
Ten behoeve van het gesprek zet de gespreksleider uiteen wat met dit gesprek/deze discussie wordt beoogd. Daarbij benadrukt hij dat de organisatie (Aorta en BNA regio NW/C) ervoor
hebben gekozen om de vraagstelling “Of het wenselijk is om Polder Rijnenburg te ontwikkelen?” voor deze discussie geheel buiten beschouwing te laten. Hoewel dit wel een essentiële vraag is – die ook noodzakelijk is om te beantwoorden en uitvoerig te bediscussiëren zo stelt de gespreksleider - is daar nu de plek niet voor. Uitgangspunt voor dit gesprek en deze discussie hier is de voor- en veronderstelling (en het politieke uitgangspunt) dát er iets gaat gebeuren namelijk de realisatie van 5.000 woningen, in deze polder of in delen daarvan, en dus dat er ontwikkeld gaat worden. Thema Ruimtelijke kwaliteit Welke bestaande ruimtelijke kwaliteit van polder Rijnenburg moet een doorslaggevende Rol spelen bij de transformatie? Veel deelnemers zijn het ermee eens dat de stad Utrecht niet een doorslaggevende betekenis moet hebben. Er wordt immers niet in de stad Utrecht gebouwd; ‘Waarom dan enkel daarnaar kijken?’, is de redenatie. Utrecht hoeft ook geen voorbeeld te zijn voor Rijnenburg, er zijn nog veel meer omliggende steden. Er dient echter wel rekening gehouden te worden met Utrecht. “Laat Utrecht niet links liggen”, wordt geopperd. De inwoners van Utrecht moeten namelijk snappen wat en waar het Groene Hart is en wat ze er kunnen doen. Er moet een verbinding gelegd worden tussen Utrecht en het Groene Hart. Velen beamen dit: “Het draait inderdaad om verbindingen”. Het is belangrijk de ecologische - en recreatieve verbindingen vitaal te houden en te versterken. Dit betreffen multidimensionale zaken en het is een duidelijke ontwerpopgave voor een ruimtelijk vraagstuk. Gesuggereerd wordt om bij de transformatie met name vanuit het Groene Hart te denken, het uitgangspunt daarbij is de natuur. Om dat te doen moet eerst wel “het landschap gebouwd worden waarin je wilt ontwikkelen”. Dat kan door bijvoorbeeld bomen te gebruiken/in te zetten als bouwstenen. Ook de archeologische structuren kunnen behulpzaam zijn bij de keuzes waar je wat doet. De bestaande polariteit en tegenstelling ‘stad – landschap’ wordt ook als wezenlijk ervaren. Geprobeerd moet worden om deze contrasten te verbinden en met elkaar te laten communiceren. “Durf die kwaliteiten specifiek te benoemen en daarin te investeren”. Bijvoorbeeld: recreatieve infrastructuur als water, speelweiden, bomen. Belangrijk in dat verband is ook dat er de afweging wordt gemaakt van waar kan iets wél en waar niet. Het gaat dus om keuzes en ambities te formuleren… Een keuze zou kunnen zijn om geconcentreerd te bouwen waardoor het landschap aan Utrecht wordt gevlochten (overgang). De bebouwing moet dan wel afgeleid worden van de landschappelijke randvoorwaarden. De essentie van het landschap kan dan gehandhaafd blijven. Maar dat kan weer alleen wanneer de mensen die er gaan wonen enthousiast gemaakt worden voor het beheer ervan. Luister dus ook goed naar hen. Ga uit van wat de (toekomstige) bewoners willen. Denk daarbij ook aan recreatie. Benut bijvoorbeeld het water en de (oorspronkelijke) loop van de Hollandse IJssel. Hier wordt tegenin gebracht dat er een keuze gemaakt moet worden voor ofwel recreatie ofwel 5.000 woningen: “het kán niet allebei, dat willen die bewoners niet!” Door geconcentreerd te bouwen wordt het landschap het meest ontzien en het landschappelijke bewaard. De toegevoegde stedelijke kwaliteit in hoge concentraties sluit dan aan met de stad Utrecht en worden er verbindingen gelegd. Dat kan goed langs de snelweg. Deze snelweg moet ook eigenlijk als stedelijke straat gezien worden en op die manier ook gebruikt. “Hoe breng je het gebied de stad in en andersom is steeds de vraag en dat is het unieke van dit gebied”. De snelweg is nu een barrière maar dat komt vooral doordat de geluidswal verkeerd ligt. Als die aardewal aan de andere kant (aan de polderkant) zou liggen kan er rond de snelweg nog veel gebouwd worden. Als vanzelf
ontstaat er een ‘logische’ (natuurlijke) wijze om de polder te benaderen, namelijk een dijk (=aardewal) en is er een verbinding gelegd tussen stad en land.
Hiertegen in wordt gesteld dat de categorie woningen die hier zullen komen waarschijnlijk vooral luxe zijn. Deze hebben doorgaans een laag verkavelingaantal dus oplossingen van hoge concentraties zijn een illusie. Niet eenieder is het daarmee eens of heeft hier al een uitgesproken mening over. Dit hangt namelijk vooral af van het proces en de ambities die geformuleerd gaan worden. Thema proces Geef een korte statement van de gewenste procesaanpak van de transformatie van polder Rijnenburg in maximaal 12 woorden. De discussie over dit punt wordt gevoed door een voorstel om een polderverkaveling ten grote van voetbalvelden te hanteren omdat anders de kavels te klein worden i.v.m. kosten en groenbehoud. Veel deelnemers zijn het hier niet mee eens. Het hele gebied zal dan namelijk dichtgebouwd worden (‘dat houdt je niet tegen’) met een paar wegen ertussen, zo wordt gezegd. Het zou leiden tot verkavelingen die naadloos op elkaar aansluiten en wat overblijft is de bekende systematiek. “Het proces moet juist geheel open zijn” is het tegendevies. Daarbij wordt wel heel nadrukkelijk gepleit voor een strakke regie op het proces en deze moet, zo is de mening van velen, snel opgepakt worden. Hiermee wordt rechtstreeks de gemeente Utrecht opgeroepen, eventueel samen met gebiedspartijen, om het proces te regisseren. Belangrijk is namelijk bijvoorbeeld van tevoren te bedenken hoeveel procent groen en recreatie je wilt behouden en vooral welke kwaliteit er verlangd wordt. “Bouwen met landschap heeft namelijk alles te maken met kwaliteit”. De randvoorwaarden voor realisatie moeten heel concreet gemaakt worden. Zo is het beheer van groen vaak niet rendabel. Daarom zou het goed zijn een integraal plan te maken en de beheerkosten van het groen ook te kapitaliseren. Aangemerkt wordt daarbij dat groen niet altijd een openbaar goed hoeft te zijn, het zou ook particulier goed kunnen zijn waar bijvoorbeeld een bedrijf op staat. Dat kan ook door particulieren beheerd worden (denk aan boerenbedrijven: dat is ook groen en particulier!). De polder (locatie) is ca. 1000 ha. groot. Voor 5000 woningen betekent dat dat ca 20% bebouwd wordt. De rest blijft dan groen. “Is dat dan te beheren ervan uitgaande dat de boeren wegtrekken?” is de vraag. Veel deelnemers zijn echter van mening dat de boeren wél zullen blijven en menen dat er voor hen voldoende nieuwe mogelijkheden zijn en dus het beheer van een aanzienlijk deel voor hun rekening blijven nemen. “Op andere plaatsen gaat dat ook al zo!”, wordt gesteld. Het advies is dan ook te kijken hoe dit proces elders wordt beheerd en daar lering uit te trekken. Dat punt wordt door allen benadrukt: probeer te leren van wat er elders gebeurt en ga niet steeds het wiel uitvinden. Kijk wat elders goed gaat en wat niet. Betrek ook andere zaken als waterberging etc. bij de planvorming en in het proces en bedenk ook andere slimme constructies (waterberging). De ruimtebehoefte is namelijk regionaal. Het moet niet zo zijn dat elk dorp voor zich de zaken regelt. Voer die regionale discussie en maak dus een integraal plan. Kijk ook naar andere functies, zoals bijvoorbeeld een golfpark. Weet welke behoeften er liggen, wat de verlangens zijn maar ook wat de ruimteclaims zijn. “Dit gebied is namelijk een grote vis waar al diverse partijen naar kijken.” Dat houdt in dat je nu ook al moet kijken naar die gebieden die je nu nog niet wilt invullen, die ca. 80% die niet wordt ontwikkeld. Anders heb je daar straks geen enkele controle meer over. Geef aan alles betekenis. Op dit schaalniveau kan alles, wordt gesteld. Die onbegrensdheid maakt Rijnenburg uniek. Maar onbegrensde mogelijkheden bieden kansen die je wel moet willen zien en wees ervan
bewust dat het ook moeilijk in de hand te houden is. Begin eerst met inventariseren van alle verlangens. Hierop wordt gereageerd door ook en vooral de Europese flora- en faunawet erbij te betrekken. Denk aan de grutto is het devies! Thema betekenis transformatie Welke kansen biedt ‘Rijnenburg’ voor Utrecht/ de Randstad en welke kansen voor het Groene Hart. Het contrast tussen stad en land wordt als essentieel gegeven genoemd. Het is belangrijk dat te handhaven. “het mag geen Ypenburg worden”, wordt gezegd. De scheidslijnen zijn nu groot, je kunt veel verbindingen aanleggen maar de snelweg is een grote barrière welke zorgt voor een niet te onderschatte scheiding als je ook verbindingen wilt maken. Een ander probleem is, stellen enkelen, dat de polder vrij ver van Utrecht ligt. Wat is de identiteit van Rijnenburg – is het onderdeel van een stad of is het een dorp - en hoe is de wisselwerking? Gezien de dichtheid zou Rijnenburg eerder een soort dorpsachtig gevoel moeten krijgen, niet echt een stadsomgeving. Als oplossing wordt gesuggereerd om een duidelijke keuze te maken voor anders wonen in een andere wereld en slimme verbindingen te maken naar stad en Groene Hart. “Als je het op een goede manier verbindt, biedt je de mogelijkheden aan de stad rijker te worden dan hij is. Het landschap zorgt voor andere condities dan plekken in de stad. Bij een goede verbinding naar de stad wordt het landschap een stuk van de stad.” De vraag of het dorp of stad dient te zijn wordt door sommigen als niet zo interessant ervaren. Het is, zo wordt gemotiveerd, interessant dat je een landschap hebt dat de kans biedt een ander woonmilieu te maken, dat zou je zowel dorps als stads kunnen noemen. Denk vooral aan het maken van bijzondere, zich van andere te onderscheiden woonmilieus. Daarbij ligt het gebied toch zo dicht bij de stad dat de druk is op te vangen. De vraag is wel: wil je in dit gebied de stedelijke druk opvangen of wil je wat anders. Hoe ga je met beide opties om. Die vragen moeten we eerst beantwoorden en daar moeten we tijd voor nemen. Maar die tijd is er niet wordt hier tegenin gebracht. Je kunt je die tijd niet permitteren. Ga denken in tijdlagen dan kun je veel doen. Je kunt beginnen met bouwen en zorgen dat je met je landschap voor het bouwen uit gaat. Ga uit van grootschalige landschappen: denk na over hoe je de grote schaal van dit landschap open (=onbebouwd) kunt houden. De snelheid van het creëren van woningen is belangrijk, er bestaat een grote behoefte en er zijn hoog oplopende wachtlijsten. Dit probleem wordt anders steeds voor ons uitgeschoven. De vraag blijft dan wel “Kun je dit in deze omstandigheden incorporeren?” Ja dat kan, wordt gesteld, maar zoek eerst de plekken op die je heilig verklaart en zet daar als het ware een hek om. Maar toon wel lef en slagvaardigheid daar waar je weet iets te willen doen Er wordt hier tegen in opgemerkt dat snelheid bij dit proces misschien niet van toepassing is. Er moeten namelijk eerst keuzes worden gemaakt voor ofwel de bestaande woonbehoefte hier in te vullen of je richt je op een heel andere categorie, namelijk luxe. Dat vergt een heel ander proces dat een verschillende aanpak vereist. Rijnenburg is een attractief woongebied, zo wordt gesteld. Je bent dus niet klaar met een grens te leggen om wat je met rust wilt laten. Het gaat er juist om te bepalen wat er met de rest moet gebeuren, dat is het werk. Welke ambities streef je daar bij na en welke kwaliteiten. Snelheid daarbij zou fantastisch zijn maar dat is pas stap twee. Een ander stelt dat de uitdaging is dat je probeert het in een gebiedsontwikkeling te vatten groter dan Rijnenburg alleen. Maak het echt tot regionale opgave. Dan ben je in staat de betekenis voor de omgeving goed aan te geven: betekenis voor de stad Utrecht maar ook voor het Groene Hart.
“Hoe ziet bijvoorbeeld de ideale rand van het Groene Hart eruit?” is een essentiële vraag en welke goede voorbeelden zijn er? Maar ook “Hoe kom je vanuit het Groene Hart in het bebouwd gebied terecht?” Wat voor kwaliteiten moet dat hebben. Dat is uiteindelijk de interessante vraag waarover nagedacht moet worden. Thema nieuwe (ruimtelijke)kwaliteiten Welke nieuw toe te voegen elementen mag in Rijnenburg van na de transformatie niet ontbreken? Deze vraag werd beantwoord met beelden van begraafplaatsen, een dorpsbrink, spelende kinderen, bloemenstalletjes enzovoort. In de toelichtende discussie werd benadrukt dat in de verschijningsvorm Rijnenburg straks twee werelden inzichtelijk gemaakt dienen te worden: stad (Utrecht) en landschap (Groene Hart) en dat verbindingen tussen deze twee wezenlijk zijn. Daarnaast werd ook gesteld dat “de kwaliteiten van het Groene Hart zo goed zichtbaar moeten worden dat niemand het in zijn hoofd haalt er nog verder te bouwen.” Andere opmerkingen t.a.v. nieuw toe te voegen elementen: * De ruimtelijke verbinding is één vorm van verbinding maar er moeten ook verbindingen komen op andere gebieden. * De historische laag van dit gebied moet behouden blijven met de unieke middeleeuwse verkaveling. * De rol van de bewoners in de ontwikkeling van de situatie van Rijnenburg dient zichtbaar te zijn * Goede algemene voorzieningen en een (dorps)kern (centrumfunctie). Slotwoord Gespreksleider Gabriël Verheggen geeft Jan Maurits van Linge de gelegenheid voor een reactie als slotwoord en daarmee de mogelijkheid de discussie samen te vatten en te belichten wat in zijn optiek opmerkelijke of belangrijke punten zijn. Van Linge merkt op dat veel is gezegd over de identiteit van het gebied en onderzoek daarnaar. Hij doet de suggestie: “Maak vooral geen woonwijk maar zoek naar wat voor nieuwe vormen van wonen daar mogelijk zijn” Start dat onderzoek! Stel de vragen: Hoe kun je de stad rijker maken? Hoe kun je het Groene Hart rijker maken? Zijn devies is daarbij: ga op zoek naar het hogere doel en denk dan ook aan nieuwe vormen van beheer en betrek juist de rol van bijvoorbeeld particuliere beheerders. “Het belang van de verbinding, daar is iedereen het over eens, alleen hoe gaan we dat doen?” Beperk je daarin niet, stelt Van Linge, en denk verder dan de rand. Ga dus tot bijvoorbeeld het CS van Utrecht. De crux zit in een zogenoemd ‘open-plan-proces’. Begin met de bewoners, maak ze enthousiast, maar ook recreanten, ontwikkelaars, maatschappelijke organisaties die iets met Rijnenburg kunnen doen. Samen moet de regie in de breedte gevoerd worden: een regiegroep van het open plan proces. Het gaat om ‘gezamenlijkheid’ op proces en regie te voeren op uitgangspunten. Leg vervolgens de afspraken die daaruit komen ook vast! Voorbeeld: dat kan leiden tot een convenant waar een verenigingsprincipe aan gekoppeld zit dat je vast houdt aan het 20% - 80%. Het landschap moet immers ook weerbaar gemaakt worden, zodat niemand het meer in zijn hoofd haalt om daar vervolgens nog een huis te gaan bouwen. Daarvoor moet je verder kijken dan Rijnenburg. De factor tijd is hierin gereedschap, niks doen is namelijk geen optie. Ook niet bij de plekken waar hekken omheen komen. Maar haast maken is in de visie van Van Linge geen noodzaak. Dit is de kans om tijd te gebruiken om het proces en de woonwijk te laten groeien. Overhaast zaken proberen te doen kan ten koste gaan van kwaliteit die je wilt bereiken.
Afsluiting De discussie wordt afgesloten door de gespreksleider met te stellen dat deze middag veel vragen zijn opgeroepen. Veel meer dan er zijn beantwoord en dat dát precies de bedoeling en de opzet was. Essentieel daarbij is de (politieke) vraagstelling: ‘Moet je dit willen?’, en zo ja, ‘Wat is de ambitie en welke kwaliteiten worden er nagestreefd?’. Deze kunnen wat hem betreft niet hoog genoeg worden ingezet want deze polder lijkt dat meer dan waard. Hij spreekt namens de organisatie (namens Aorta Janneke van der Poel) de hoop en wens uit dat over Polder Rijnenburg nog veel gesproken en gediscussieerd zal worden. Het idee om zoveel mensen met uiteenlopende achtergronden en met verschillende professies - zoals architecten, ontwikkelaars, bestuurders enzovoort - uit te nodigen heeft bijzonder goed gewerkt en is zeker voor herhaling vatbaar.