MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 04 | JULI 2014
GESCHORST! PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK OP DE BASISSCHOOL DOOR: Machteld Jansen, Guus van Voorst & Bram Pijl
Kinderen die op de basisschool geschorst worden, hebben vaak professionele hulp nodig. Die krijgen ze, maar zonder specialistische diagnostiek. Een meldplicht voor schorsingen is nodig. 1 Kearney CA. School absenteeism and school refusal behaviour in youth: A contemporary review.
Kinderen die met tussenpozen niet naar school gaan, lopen een verhoogd risico op leerachter-
Clinical Psychology Review 2008; 28: 451-47.
standen, doubleren, voortijdige schooluitval, sociaal isolement, antisociaal gedrag en psychia-
2
trische problemen.1,2 Schoolverzuim resulteert ook vaak in machteloosheid, stress en conflicten
Rietbergen M, Steenhoven van den J.
tussen ouders en school.3,4 We weten niet exact hoeveel kinderen op de basisschool worden
Ff contact :-) Analyse van de omgeving
geschorst, omdat basisscholen in tegenstelling tot het voortgezet onderwijs hiervoor geen meld-
van kinderen en jongeren met een chro-
plicht hebben. We hebben echter de indruk dat dat steeds vaker gebeurt.
nische of langdurige ziekte. Utrecht: VSB Fonds / Stichting Nederland Kennisland; 2003.
Hoewel ze disfunctioneren, ontvangen niet alle geschorste kinderen passende hulp. In Nederland disfunctioneert ongeveer 7% van de kinderen tussen 4-11 jaar wegens emotionele of gedragsproblemen.5,6 In 2003 bleek slechts 15% van deze kinderen hulp van de ggz te
3 Kearney CA, Bensaheb A. School absenteeism and school refusal
ontvangen.6 De afgelopen tien jaar is dat verbeterd. Van de gezinnen die ernstige problemen rapporteren, maakt echter meer dan de helft géén gebruik van tweedelijns-jeugdzorgvoorzienin-
behaviour: A review and suggestions for
gen.7 Wellicht hebben kinderen die worden geschorst ook nog niet de juiste hulp gekregen. Hoe
school-based health professionals.
zoeken en krijgen hun ouders en verzorgers hulp?
Journal of School Health 2006; 76: 3-7.
Figuur 1 toont een theoretisch model voor het proces van hulp zoeken voor kinderen in
4
de basisschoolleeftijd met psychopathologie.8 De eerste stap is dat ouders zich realiseren dat
McAnanly E.
hun kind problematisch gedrag vertoont of emotionele problemen heeft. Vervolgens is het de
School phobia: The importance of prompt
vraag of ouders behoefte hebben aan hulp. Die wordt onder andere beïnvloed door lichamelijke
intervention. Journal of School Health 1986; 56: 433-436.
problemen bij het kind, gezinsfunctioneren en de perceptie van de leerkracht. Schoolpersoneel blijkt een grote invloed te hebben op het hulpzoekproces, zowel in het signaleren van zorgbe-
5
hoefte, als in het verkrijgen van een verwijzing.8 De invloed van kindfactoren op het proces van
Sytema S, Gunther N, Reelick et al.
hulp zoeken, is beperkt. Het komt uiteraard voor dat er wel zorgbehoefte is, maar dat ouders
Verkenningen in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Utrecht: Trimbos-instituut; 2006.
24
toch geen hulp zoeken.8 Douma en anderen zien barrières voor ouders bij het hulp zoeken voor jongeren met verstandelijke beperkingen en emotionele en gedragsproblemen:9 ze zien bij-
ONDERZOEK | GESCHORST! PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK OP DE BASISSCHOOL
voorbeeld geen nut in de hulpverlening of denken dat de problemen vanzelf wel over gaan. De inschatting van de jeugdzorgsector zelf blijkt ook een rol te spelen. Sommige ouders die hulp zoeken krijgen geen indicatie voor tweedelijnszorg.7 (FIGUUR 1)
MODEL VAN HULP ZOEKEN (VAN ZWAANSWIJK8, MET TOESTEMMING VERTAALD)
SOCIO-DEM. CONTEXT
GERAPPORTEERDE PROBLEMEN DOOR OUDERS
SES GEZIN
ZORGBEHOEFTE
Aanwezigheid van brussen
INPUT VAN ANDEREN Gerapporteerde problemen door leerkracht
KIND Chronische lichamelijke problemen
BARRIÈRES Alleenstaand ouderschap
HULP ZOEKEN
6
In de huisartsenpraktijk
Veranderingen in gezinsstructuur
Leeftijd In de GGZ
Gezinsfunctioneren Gebruik van GGZ door familieleden
Sekse
JM, et al. Help seeking for emotional and beha-
Schoolproblemen Bij netwerk vrienden / familie
Zwaanswijk M, Verhaak PFM, Bensing
Bij leerkracht
vioural problems in children and adolescents. A review of recent literature. European Child & Adolescent Psychiatry 2003; 12: 153-161. 7 Sociaal en Cultureel Planbureau.
In dit artikel brengen we de belangrijkste obstakels in kaart die ouders en scholen ondervonden op weg naar passende zorg vóórdat kinderen werden geschorst. Signaleerden ouders problemen voor de schorsing? (Waar) zochten ze hulp? Wat stond hen in de weg? Hebben ze hulp gekregen en zo nee, waarom niet? We hebben deze vragen ook aan de betreffende scholen gesteld. Tot slot zijn we nagegaan of het consultatiebureau en de jeugd(school)arts voor de schorsing al problemen signaleerden en zo ja, naar welke hulpverlening ze verwezen. Tot slot doen we aanbevelingen hoe obstakels te vermijden.
Terecht in de Jeugdzorg. Voorspellers van kind- en opvoedproblematiek en jeugdzorggebruik. Den Haag: SCP; 2013. 8 Zwaanswijk M, Ende van der J, Verhaak PFM, et al. Help-Seeking for Child Psychopathology: Pathways to Informal and Professional Services in The Nether-
ONDERZOEK ONDER OUDERS EN ScHOOL
lands. Journal of the American Academy of
Het onderzoek omvatte twintig kinderen tussen de zes en twaalf jaar (19 jongens en 1 meisje),
Child & Adolescent Psychiatry 2005; 44:
en hun ouders. De kinderen werden via de jeugdarts van de GG&GD of de huisarts verwezen
1292-1300.
naar Fornhese Almere, een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Alle deelnemende kinde-
9
ren waren geschorst of stonden op het punt geschorst te worden van hun basisschool
Douma JCH, Dekker MC, et al.
(16 scholen voor regulier onderwijs, 4 scholen voor speciaal onderwijs). De kinderen en hun
Help-Seeking Process of Parents for Psy-
ouders namen tussen januari 2011 en mei 2013 deel aan ‘de crisisdeeltijdmodule’, een samenwerking tussen Fornhese Almere en de Bongerd, een cluster IV-school. Kinderen gaan in deze module gedurende vier maanden op de Bongerd naar school, terwijl er parallel een diagnostiek-
25
chopathology in Youth With Moderate to Borderline Intellectual Disabilities. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry 2006; 45: 1232-1242.
MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 04 | JULI 2014
traject loopt bij Fornhese Almere. Van de 25 kinderen die in deze periode deelnamen aan de module, deden 20 ouders mee. De overige vijf gezinnen waren te overbelast voor deelname. De vragenlijst en het interview met ouders werd afgenomen door een gz-psycholoog. De sociotherapeuten namen de schoolinterviews af met de intern begeleiders en/of leerkracht. De GG&GD-dossiers werden geanalyseerd door een gz-psycholoog. Bij twijfel over de analyse (in drie gevallen) is overlegd met de jeugdarts van de GG&GD.
ZORGEN EN HULp ZOEKEN: INSTRUMENTEN Waarneming van psychopathologie door ouders: Met de Nederlandse versie van de Child Behavior Checklist (CBCL) is gemeten hoe de ouders de gedragsproblemen en sociale competentie van hun kinderen beoordelen.10 Ouders is de ‘perceiving pathology schaal’11 voorgelegd: op een vijfpuntsschaal wordt gevraagd hoe ouders vinden dat hun kind het afgelopen jaar emotioneel en gedragsmatig gefunctioneerd heeft. Een ander antwoord dan ‘zeer goed’ of ‘goed’ is geïnterpreteerd als het waarnemen van emotionele- en/of gedragsproblemen. Ouders is gevraagd beide lijsten in te vullen over het jaar voorafgaande aan de schorsing. Zorgbehoefte van ouders: Vervolgens is aan ouders de vragenlijst ‘Hulpbehoefte en hulp zoeken’11 voorgelegd, waarin zeven vormen van hulp staan waar ouders behoefte aan kunnen hebben: informatie, opvang voor hun kind, activiteiten voor hun kind, hulpverlening of therapie voor hun kind, een luisterend oor voor zichzelf, begeleiding of hulpverlening voor zichzelf, praktische of materiële hulp. Als voor minstens twee van deze vormen van hulp een ‘beetje’ is ingevuld, is dit geïnterpreteerd als zorgbehoefte. Hulp zoeken door ouders: Als ouders zorgbehoefte hadden, werd het ‘Interview Hulp zoeken’11 afgenomen. Als ouders geen hulp zochten bij de professionele hulpverlening, werd gevraagd in welke mate 25 mogelijke barrières een rol speelden. Dit waren de barrières van Douma en anderen,9 aangevuld met onder meer ‘vrees voor wachtlijsten’, ‘vanwege geloofsovertuiging’, ‘niet kun10 Verhulst FC Ende J. van der, Koot HM.
nen betalen’, ‘zorgverzekering vergoedt deze hulpverlening niet’, ‘problemen met de Nederlandse taal’ en een open invulmogelijkheid. Gevraagd werd of, en zo ja, welke hulp ouders ontvangen
Handleiding voor de CBCL/4-18.
hebben; en indien niet of ze wisten waarom ze deze eventueel niet hebben ontvangen.
Rotterdam: Afdeling Kinder- en Jeugdpsy-
Waarneming van psychopathologie door school: Met de Nederlandse versie van de Teacher
chiatrie, Sophia Kinderziekenhuis/Erasmus
Report Form (TRF),12 een vragenlijst waarmee leerkrachten de gedragsproblemen en sociale
MC; 1996.
competentie van kinderen beoordelen, is het door de leerkracht waargenomen probleemgedrag ge-
11
objectiveerd. De leerkracht en/of intern begeleider is op dezelfde manier als ouders de ‘perceiving
Douma JCH.
pathology schaal’11 voorgelegd. Hen is gevraagd de lijsten in te vullen over het jaar voorafgaande
Emotionele problemen en gedragsproblemen bij jongeren met verstandelijke
aan de schorsing.
beperkingen: Hulpbehoefte en hulp zoeken.
Zorgbehoefte van school: Een voor het onderwijs aangepaste versie van de vragenlijst
Academisch Proefschrift. Rotterdam:
‘Hulpbehoefte en hulp zoeken’11 is afgenomen bij de leerkracht en/of intern begeleider. In deze
Erasmus Universiteit Rotterdam; 2006.
vragenlijst worden vijf hulpvormen genoemd waar schoolmedewerkers behoefte aan kunnen
12
hebben (informatie, hulpverlening of therapie voor het kind, een luisterend oor voor zichzelf,
Verhulst FC Ende, J van der, Koot HM.
begeleiding of hulpverlening voor zichzelf, praktische of materiële hulp).
Handleiding voor de Teacher's Report
Hulp zoeken door schoolmedewerkers: Als schoolmedewerkers zorgbehoefte rapporteer-
Form (TRF).
den, werd hen het voor het onderwijs aangepaste ‘Interview Hulp zoeken’ 11 afgenomen. Als ze
Rotterdam: Afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Sophia Kinderziekenhuis / Erasmus
geen professionele hulp zochten, werd hen gevraagd in welke mate verschillende barrières daar-
MC; 1997.
bij een rol speelden (‘grote rol’, ‘enigszins een rol’, ‘geen rol’). Hierbij zijn de eerder genoemde
26
ONDERZOEK | GESCHORST! PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK OP DE BASISSCHOOL
barrières,9 aangevuld met specifieke barrières zoals ‘ik wilde hulp zoeken, maar ouders niet en ik had hun toestemming nodig’ of ‘onvoldoende mankracht om hulp aan te vragen’, en een open invulmogelijkheid. Psychopathologie en doorverwijzingen: In de kinddossiers van de GG&GD is geanalyseerd of er vóór de schorsing (meer dan twee jaar) al zorgen over de ontwikkeling vermeld stonden, welk ontwikkelingsgebied deze zorg betrof en of, en zo ja, naar welke hulpverlening werd verwezen. Kinderpsychiatrische problematiek: Er is nagegaan of in de diagnostiekbrief een kinderpsychiatrische diagnose is vastgesteld aan de hand van de DSM-IV-TR.13
RESULTATEN: pSycHIATRIScHE pRObLEMEN ONDERbELIcHT Ouders: Van de ouders rapporteerde 80% emotionele en/of gedragsproblemen bij hun kind, gemeten met de CBCL. Op de Perceiving Pathology Scale rapporteerde 100% van de ouders problemen. Alle ouders hadden ten minste ‘een beetje’ behoefte aan minimaal drie van de genoemde hulpvormen. De overgrote meerderheid had behoefte aan informatie, hulp voor hun kind en een luisterend oor. De helft gaf aan ook behoefte te hebben aan begeleiding of hulpverlening voor zichzelf. In 91% van de gevallen blijken ouders voor hun drie belangrijkste zorgbehoeften hulp te hebben gezocht. 85% van de ouders zocht op enig moment voor de schorsing professionele hulp. Als barrières noemden ze: de problemen zelf willen oplossen, denken dat de problemen vanzelf wel over gaan, niet weten waar ze hulp moesten vinden, het een te grote stap vinden, en de problemen of behoeften moeilijk kunnen omschrijven. Vijf ouders, van wie twee wel elders hulp zochten, wilden niet naar Bureau Jeugdzorg uit angst voor uithuisplaatsing van hun kind. Drie ouders rapporteerden niet naar de ggz te willen omdat ze dit een te grote stap vinden, de problemen zelf willen oplossen, verwachten dat het vanzelf over gaat, hun kind te jong vinden, te vrezen voor een label of voor lange wachtlijsten. Vrijwel alle ouders die professionele hulp zochten, ontvingen enige vorm van hulp (figuur 2). Eén kind werd niet doorverwezen omdat de huisarts dacht dat de problemen te maken hadden met de leeftijdsfase. School: Van de leerkrachten rapporteerde 89% emotionele en/of gedragsproblemen op de TRF-vragenlijst. Op de Perceiving Pathology Scale rapporteerde 100% van de leerkrachten problemen. Alle medewerkers van school hadden ten minste ‘een beetje’ behoefte aan minimaal drie van de genoemde zeven hulpvormen. Vrijwel allen hadden voor de schorsing behoefte aan hulpverlening voor het kind. Daarnaast had de overgrote meerderheid behoefte aan praktische hulp (zoals extra toezicht in de klas, hulp met administratieve zaken, aangepaste materialen). Meer dan de helft wilde begeleiding of hulp voor zichzelf om beter met het kind om te leren gaan. In 83% van de gevallen zochten schoolmedewerkers hulp. Driekwart deed dit intern (via intern begeleider, begeleidingscommissie, team of zorgteam). De rest zocht hulp bij de schoolbegeleidingsdienst, via een collegiaal consult of bij de GG&GD. Zij die geen hulp zochten, werden belemmerd door financiële problemen, onvoldoende mankracht, ouders, onwetendheid over waar ze hulp konden vinden, angst voor een label voor het kind, of wilden de problemen zelf oplossen. Zij die wel hulp zochten, hebben allemaal enige vorm van hulp ontvangen, zoals gesprekken, prak-
13
tische hulp of een collegiaal consult. De respondenten noemen vaak dat de hulp niet afdoende
American Psychiatric Association.
was, de problematiek te zwaar was voor hun school, en ze te lang hebben doorgemodderd. Ook benoemen ze onrustige thuissituaties als redenen voor de geëscaleerde schoolsituatie.
27
Diagnostic en statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington DC: APA; 2000.
MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 04 | JULI 2014
(FIGUUR 2)
intern begeleider, begeleidingscommissie, team of zorgteam). De rest zocht hulp bij de schoolbeONTVANGEN PROFESSIONELE HULP (N=22, MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) geleidingsdienst, via een collegiaal consult of bij de GG&GD. Zij die geen hulp zochten, werden belemmerd door financiële problemen, onvoldoende mankracht, ouders, onwetendheid over
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
T
r he
waar ze hulp konden vinden, angst voor een label voor het kind, of wilden de problemen zelf oplossen. Zij die wel hulp zochten, hebben allemaal enige vorm van hulp ontvangen, zoals gesprekken, praktische hulp of een collegiaal consult. De respondenten noemen vaak dat de hulp niet afdoende was, de problematiek te zwaar was voor hun school, en ze te lang hebben doorgemodderd. Ook benoemen ze onrustige thuissituaties als redenen voor de geëscaleerde schoolsituatie.
ap
O
ie
d kin
e nd
rz
oe
1e
-li
jn
c k/
on
Ka
n
su
r je
t lta
tr
ai
ie
ni
GG
ng IP
Z
/S
T
A OV
p /o
vo
tr
ai
ed
i
ni
ng
s ng
on
de
t rs
eu
ni
ng g Lo
op
ed
ie IQ
d on
Hy
pn
er
o-
zo
ek
g er
o-
fy
si
h ot
Ou
er
de
r
ap
ie
g be
el
Sc
ei
d
o ho
g in
lm
1e
aa
-li
jn
c ts
On
ha
de
r
pp
ij el
e zo
ka
kw ud
er
l io
k
og
isc
h
ce
nt
ru
m Ok
é-
pu
nt n Ki
de
ra
rt
s
De rol van de GG&GD: Van één kind is het dossier bij de GG&GD kwijtgeraakt. Bij alle overige kinderen (n=19, 100%) worden minimaal twee jaar voor de schorsing al problemen beschreven in het dossier. Bij ruim de helft wordt problematiek van het kind beschreven: gedragsproblemen, druk gedrag, angsten, concentratieproblemen, taalproblemen, motorische problemen. Bij meer dan de helft worden er ruim voor de schorsing (>1 jaar) al problemen op school gerapporteerd. Bij ruim een derde van de kinderen wordt melding gemaakt van gezinsproblematiek. Bijna alle kinderen zijn extra gezien door de jeugdarts. Op één kind na zijn alle kinderen vóór de schorsing al doorverwezen naar enige vorm van hulp (figuur 3). (FIGUUR 3 )
VERWIJZINGEN NAAR HULPVERLENING (N=19, MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) 15
Paramedische zorg: logopedie, audiologisch centrum, diëtist, optometrist BJZ (bureau jeugdzorg, opvoedingsondersteuning, procescoördinatie)
10
5
Maatschappelijk werk (maatschappelijk werk, schoolmaatschappelijk werk) Schoolgerelateerde hulp: permantente commissie leerlingenzorg (PCL), schoolbegeleidingsdienst (SBD) GGZ
0
1e-lijns zorg: vrijgevestigde psycholoog / orthopedagoog
Kinderpsychiatrische problematiek: Bij 90% van de kinderen werd minstens één kinderpsychiatrische stoornis in engere zin geclassificeerd (figuur 4). 80% had meer dan één classificatie op As I. Alle twintig kinderen functioneerden niet goed, blijkt uit de GAF-scores − tussen de 45 en 55. Bij de twee kinderen zonder kinderpsychiatrische stoornis in engere zin was er sprake van
28
ONDERZOEK | GESCHORST! PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK OP DE BASISSCHOOL
respectievelijk een ouder-kindrelatieprobleem en zwakbegaafdheid. Bij slechts 30% van de kinderen was er recent (minder dan twee jaar geleden) een intelligentieonderzoek gedaan. Bij 40% van de kinderen was er nog nooit een intelligentieonderzoek afgenomen, bij de overige 30% van de kinderen waren de gegevens verouderd. Bij 70% van de kinderen bleek er sprake van een relevant cognitief probleem. 40% van de kinderen bleek zwakbegaafd (TIQ<85). Bij 30% van de kinderen bleek er sprake van een significant disharmonisch intelligentieprofiel, bij allemaal ten gunste van de verbale vaardigheden. Dit wil zeggen dat een kind wat taal betreft veel beter functioneert dan visueel-ruimtelijk / praktisch handelend. Als er gekeken wordt op factorniveau, blijkt zelfs bij de helft van alle kinderen sprake van een disharmonisch profiel (bij 80% ten gunste van de verbale begripsfactor). Alle kinderen met een psychiatrische diagnose kregen psychiatrische vervolgbehandeling geadviseerd. De helft (dag) klinisch, de andere helft poliklinisch. Alle kinderen gingen naar het speciaal(basis)onderwijs. (FIGUUR 4)
s
intern begeleider, begeleidingscommissie, team of zorgteam). De rest zocht hulp bij de schoolbe-
CLASSIFICATIES AS I EN AS II (N=22, MEERDERE DIAGNOSES MOGELIJK)
geleidingsdienst, via een collegiaal consult of bij de GG&GD. Zij die geen hulp zochten, werden belemmerd door financiële problemen, onvoldoende mankracht, ouders, onwetendheid over
12
waar ze hulp konden vinden, angst voor een label voor het kind, of wilden de problemen As zelf1 op-
10
lossen. Zij die wel hulp zochten, hebben allemaal enige vorm van hulp ontvangen, zoals gesprek-
8
As 2
ken, praktische hulp of een collegiaal consult. De respondenten noemen vaak dat de hulp niet
6
afdoende was, de problematiek te zwaar was voor hun school, en ze te lang hebben doorgemod-
4
derd. Ook benoemen ze onrustige thuissituaties als redenen voor de geëscaleerde schoolsituatie.
2 0 AD
d Ou
-k er
i
(H
)D
r nd
el
at
ie
o pr
Ge
bl
dr
ee
m
s ag
st
oo
r
s ni
(N
) AO An
g
s st
to
or
ni
s
AS
A
p an
S
as
si n
s gs
to
or
ni
s Le
s er
St
oo
to
rn
or
ni
o is
s
p
kin
r de
le
ef
ti j
d
PT
Zw
ak
be
SS
a ga
fd
he
id
of
U
la
ge
e i tg
r
st
el
de
di
ag
no
se
DIScUSSIE: MEER DIAGNOSTIEK NODIG Zowel ouders, scholen als professionals bleken al vóór de schorsing problemen te signaleren. Ook hadden ze behoefte aan zorg: ouders en scholen hadden vooral behoefte aan therapie of hulpverlening voor het kind, en in de helft van de gevallen ook aan hulp voor zichzelf om beter met het kind te leren omgaan. In de meeste gevallen werd door zowel ouders als schoolmedewerkers professionele hulp gezocht én gevonden. Er was dus niet zo zeer sprake van een zorgkloof, maar van ontoereikende hulp: er was specialistische diagnostiek nodig. 70% van de kinderen bleek een relevant cognitief probleem te hebben (zwakbegaafdheid, of een disharmonisch intelligentieprofiel). Een derde van deze kinderen had een disharmonisch intelligentieprofiel ten gunste van de verbale vaardigheden. De helft van de kinderen kampte met een disharmonische opbouw in het cognitieve
14
profiel op factorniveau. Kinderen met een disharmonisch intelligentieprofiel, zeker ten gunste van
Kaldenbach Y.
de verbale vaardigheden, lopen een groot risico lopen overvraagd te worden.14 Voorstelbaar is dat
De WISC-III anno 2006. Een voorstel tot
bij deze kinderen geen goede inschatting is gemaakt van hun beperkte vermogens, waardoor ze zijn overvraagd. Mede hierdoor zijn gedragsproblemen ontstaan.
29
eenduidige en hiërarchische analyse, interpretatie en rapportage. Kind en Adolescent Praktijk 2006; 3: 128-136.
MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 04 | JULI 2014
Het lijkt erop dat oplossingen vooral gezocht zijn in beheersing en verandering van de gedragsproblemen. In 2013 bleek al dat sommige ouders die hulp zoeken, geen indicatie krijgen voor tweedelijnszorg.7 Ook de kinderen en hun ouders uit ons onderzoek hebben vooral paramedische, pedagogische en eerstelijnszorg gekregen, terwijl ze achteraf specialistische diagnostiek nodig bleken te hebben. Na deze diagnostiek kregen alle kinderen een indicatie voor speciaal (basis) onderwijs, terwijl pas een kwart van de kinderen deze indicatie al had. Een beperking van ons onderzoek is dat de vragenlijsten en interviews retrospectief waren en daardoor mogelijk minder betrouwbaar zijn. Daarnaast betreft het een kleine, heterogene steekproef van geschorste kinderen met een kinderpsychiatrische diagnostiekvraag. Hierdoor zijn de resultaten niet te generaliseren naar alle geschorste kinderen. De uitkomsten kunnen desondanks richting geven aan ideeën over hoe de zorg kan worden vormgegeven.
AANbEVELING: MELDpLIcHT ScHORSINGEN EN SpEcIALISTIScHE DIAGNOSTIEK In 2015 zal de verantwoordelijkheid voor onder andere de specialistische jeugd-ggz worden overgeheveld naar de gemeenten. Kernbegrippen van deze transitie zijn preventie, vroege interventie, zorg en hulp zo licht mogelijk, en het versterken van de sociale netwerken van kind en gezin. Er zal onderscheiden moeten worden wanneer lichte hulp voldoende is, en wanneer specialistische zorg noodzakelijk. Dreigende schorsing zou een indicatie voor specialistische diagnostiek kunnen zijn, waarbij in ieder geval een intelligentieonderzoek noodzakelijk is. Wij bevelen daarom aan om het melden van schorsingen op de basisschool net als op het voortgezet onderwijs te verplichten, enerzijds om snel te kunnen interveniëren met specialistische diagnostiek, anderzijds om meer zicht te krijgen op hoe schorsingen op de basisschool kunnen worden voorkomen. Daarnaast blijft het van groot belang dat scholen samenwerken met externe professionals. Uit ons onderzoek blijkt dat scholen vooral intern hulp te zoeken, terwijl direct contact tussen scholen en hulpverleners de weg naar gespecialiseerde hulp kan verkorten. Dit beleid zou binnen het stelsel Passend Onderwijs kunnen worden benadrukt en geëvalueerd. Het is van groot belang dat kinderen indien nodig doorstromen naar speciaal(basis)onderwijs zonder dat hier eerst een schorsing aan vooraf moet gaan.
SAMENVATTING Voor twintig door de basisschool geschorste kinderen tussen 6-12 jaar met een kinderpsychiatrische diagnostiekvraag werden obstakels naar passende zorg geïnventariseerd. Dit is geanalyseerd door middel van vragenlijsten, interviews en een dossieranalyse bij de GG&GD. Zowel
M. Jansen is GZ-psycholoog i.o. klinisch psycholoog bij GGZ Centraal,
ouders als scholen signaleerden vóór de schorsing problemen en de
locatie Fornhese Almere.
meerderheid van hen zocht hulp. Hulp kwam vooral in de vorm van eer-
[email protected]
stelijns psychologische, pedagogische en paramedische zorg. Er bleek
G. van Voorst is klinisch psycholoog en psychotherapeut bij GGZ
echter specialistische diagnostiek noodzakelijk. Schorsingen in het
Centraal, locatie Amersfoort.
basisonderwijs zouden verplicht gemeld moeten worden en kunnen een
[email protected]
indicatie zijn voor specialistische diagnostiek. In verband met de tran-
B. Pijl is psycholoog en epidemioloog bij GGZ Centraal,
sitie van de jeugdzorg en het Passend Onderwijs, moet hiervoor beleid
locatie Amersfoort.
gemaakt worden en de resultaten daarvan worden geëvalueerd.
[email protected]
30