Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil
Auteur: SCHOLLAERT N. Copyright: Geschiedenis van de duif Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd en/of voor publicatie doeleinden worden gebruikt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Citering van informatie uit deze uitgave in welke vorm dan ook moet gedaan worden met de volgende verwijzing: Schollaert Norbert : oktober 2015 : geschiedenis van de duif
Schollaert N.
Pag. 1 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil
In de oudheid De grootste groep in de orde van de duiven die ook de zandhoenders en de uitgestorven dodo’s omvat zijn de familie van de duiven ( Columbidae) zelf. Er zijn 59 geslachten met 302 soorten. Dit zijn de wilde duiven want bij de gedomesticeerde soorten vinden we nog eens 140 diverse rassen. Een opmerkelijke eigenschap bij dit geslacht is dat ze drinken door hun snavel onder water te steken en erdoor te zuigen wat onder vogels bijzonder ongebruikelijk is. Verder zijn de typische” koergeluiden” die duiven maken zeer uniek voor hun soort. Duiven zijn altijd monogaam. Het legsel bestaat uit 1 tot 2, uitzonderlijk 3 eieren. Deze worden afwisselend door beide ouderdieren bebroedt. Broedtijd bedraagt 2,5 week en bij het uitkomen zijn de jongen nog blind en hebben slechts een dun donskleed. Voor lichaamstemperatuur en voeding zijn ze volledig afhankelijk van de ouderdieren. De voeding wordt gegeven door beide ouderdieren en wel in de vorm van kropmelk, “ duivenmelk”. Dit is een kaasachtige brei die wordt afgescheiden door de kropslijmhuid. Na de 10de dag houdt dit op en wordt het menu uitgebreid met zaden, vruchten enz.. De jongen verlaten het nest na ongeveer 2 tot 3 weken maar blijven dan nog 1 tot 2 weken afhankelijk van de ouderdieren. Duiven broeden gemakkelijk 2 tot 3 keer per seizoen en dit vanaf het eerste levensjaar. Het baltsgedrag vertoont bij alle duiven twee gemeenschappelijke kenmerken, het buigen en koeren. Konrad Lorenz heeft aangetoond dat kruisingen tussen soorten van de tortelduivengroep niet plaatsvinden indien de beoogde partner een “ andere, wederzijds niet passende” wijze van buigen en koeren heeft ( Grzimek) Omdat de mens omnivore voorouders had, is het zeer waarschijnlijk dat ook duiven een onderdeel van zijn voeding uitmaakten vanaf prehistorische tijden. Vele vogelsoorten kunnen vrij gemakkelijk gevangen worden en bovendien worden ook hun eieren sterk gewaardeerd. In het geval van de duif weten we dat de rots duif ( Columba livia) in streken voorkwam waar onze voorouders leefden meer dan 300.000 jaar geleden. Van het gedomesticeerd gevogelte is op heden de kip de grootste vertegenwoordiger, maar deze werd pas bekend in West - Europa 3000 jaar nadat rotsduiven gedomesticeerd waren in Zuidwest Azië. Het feit dat het gaat om gedomesticeerde vogels hoeft niet expliciet te betekenen dat zij ook als voedingsmiddel gebruikt werden. Duiven werden in het oostelijk middellands zeegebied ook aangewend in vroege godsdienstbelevingen. De familie Columbidae heeft zich op grote schaal verspreid en vele werden en worden nog steeds gebruikt voor voedsel door de mens over de hele wereld. De rapporten over dergelijke consumptie zijn echter ongenuanceerd voor de meeste soorten, zoals bijvoorbeeld de gedomesticeerde duiven. Maar het is waarschijnlijk dat het vlees van de meeste (maar niet noodzakelijk hun eieren) geschikt zijn voor menselijke consumptie. De duif wordt in vele vroege gemeenschappen evenwel beschouwd als heilig, bij de gehele ontwikkelingsgang vanuit het Steentijdperk, heeft het symbool van de vogel steeds grote betekenis Schollaert N.
Pag. 2 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil gehad. Door de eeuwen heen verwierf hij als godheid een plaats in het verbeeldingsleven en weinig godsdiensten zijn zonder vogelattributen. Bekend is de Horuskop, de Valkgod, te zien in het Louvre en een reliëf uit 2000 V.Chr. die een priester uit Babylon met vogelkop voorstelt. De roofvogels, sperwer en valk, rezen als totems hoog boven andere totems uit en werden symbolen van triomferende clans. Vrijwel grenzeloos is de betekenis die de mens aan de vogel heeft toegekend, de duif is daarbij in het bijzonder tot in onze tijd een symbool gebleven. Ook in het oude Rome had de duif had een aureool van heiligheid en werd waarschijnlijk als offerdier veel gefokt. Daar het tijdvak voor ons van enig belang is, dient vermeld te worden dat het zondvloedverhaal stamt uit omstreeks 1000 v.C. (bijbel werd geschreven van ongeveer (1200 v.C. tot 200 na C.) doch dat er ook een veel ouder zondvloedverhaal bekend is. Dit,ook met duif, dateert uit 3000 v.C., het werd op kleitabletten gevonden in de bibliotheek van de Assyrische koning Assoerbanipal (669-630 v. C.) ( C.U.P.) Het symbool van de twee duiven, gezeten op de rand van een kelk of beker is een zeer oud symbool dat ook in andere culturen een diepgaande weerklank vindt. Het aangewende symbool is geïnspireerd op een mozaïek uit de 5de eeuw in Galla Placidia, één van de vroegchristelijke kerken in Ravenna, die aanvankelijk gebouwd was voor een keizerlijk graf. Voorlopers van dit symbool zijn zowel in de Romeinse als in de Griekse kunst te vinden en waarschijnlijk verschijnt het voor het eerst in de Fenicische kunst. De duif die drinkt is een archetype. Over de culturen heen geldt dit als metafoor voor het sacrale, dat enkel door persoonlijke deelname kan ervaren worden.
De associatie met water evoceert in de christelijke iconografie het mystieke symbool van dood, geboorte en hergeboorte of zuivering door het doopsel. Water is het vrouwelijke principe en met de maanstanden wordt het in de natuur geassocieerd met levengevende kracht. Als nectar was het een Grieks symbool voor onsterfelijkheid en als wijn stond het in de christelijke iconografie voor het bloed van Christus. De duif is een christelijk symbool voor de Heilige Geest. In de Griekse mythologie was het de vogel toegewijd aan de Gríekse godín van de liefde Aphrodite, later verbinden de Romeinen de duif aan Venus. Nog later wordt de duif beschermd door de Islamitische godsdienst in de meeste moslim landen. Schollaert N.
Pag. 3 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil In de christelijke kunst werden de zeven gaven van de Heilige Geest afgebeeld als duiven in de top van de Levensboom of drinkend van de waters van wijsheid en eeuwig leven. Wij beschouwen de duif nog steeds als het symbool van de vrede. Maar behalve een symbool is de duif ook zeer nuttig. Rots Duiven De rots duif heeft een geschiedenis die voor een deel samenvalt met dat van mensen voor ten minste de laatste 12 000 jaar. De vroegste informatie is van twee soorten, de organische, subfossiele, benige resten van duiven in grotten en de iets latere culturele rapporten van een mens – duif interacties. Beenderen die een direct bewijs vormen dat mensen rots duiven vingen en aten, zijn aanwezig in oostelijke Middellandse –Zeegebied. In grotten in Israël die als woningen werden gebruikt door de mens ongeveer 11.000 tot 12.000 jaar geleden. Omdat de botten niet te onderscheiden van die van de wilde rots duiven die op dit moment leven in het Nabije Oosten, is het mogelijk dat in Voor – Pleistocene tijden, duiven zou hebben genesteld in grotten die gebruikt werden door de mens. Evenwel zolang de mens zich moest beperken tot het vangen van wild gevogelte zal dit slechts een klein onderdeel van zijn voeding hebben uitgemaakt. Het is pas nadat de duiven werden gedomesticeerd en in kooien gehouden dat ze een wezenlijk deel van de voeding kunnen uitmaken. Er zijn geen verslagen van deze eerste pogingen maar rotsduiven zijn zeker gedomesticeerd (Darwin 1868). Het vroegste bewijs van domesticatie is gevonden in Sumerische beelden en spijkerschrift lijsten , verder in de resten van een begrafenisfeest in een graf in Sakkara, Egypte. In de Sumerische cultuur die een versie kent van de Mesopotamische zondvloed mythe komt een duif voor. Deze zondvloed kwam 6.000 jaar geleden voor en in de mythe was “ de duif” de eerste vogel die van de dobberende Ark werd vrijgelaten en wanneer ze terugkwam voor de nacht betekende dit dat er geen land in zicht was. Het vroege Egyptische materiaal bevat sporen van duivenbeenderen afkomstig van een begrafenisdiner gehouden 6.000 jaar geleden. Dit is het begin van de domesticatie van de duif ongeveer 6000 jaar geleden ( C.U.P.) ROTSDUIF – > Sumerische schrijnen (kleine heiligdommen), daterend uit ongeveer 4 500 gelden beelden duiven af die ontegensprekelijk van religieus belang waren. Uit dezelfde periode dateren ook vruchtbaarheidsbeeldjes die duiven hebben op hun uitgestrekte armen.Ongeveer 4 000 jaar geleden werd gerapporteerd dat de Egyptische koning Ramses II, 58 810 duiven offerde aan de god Ammon, te Thebes.
Schollaert N.
Pag. 4 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil Dit grote aantal dieren kan slechts betekenen dat de Egyptenaren de duiven reeds gedomesticeerd hadden en kweekten. Een Babylonische kleitablet (spijkerschrift tablet) gedateerd op 3.830 tot 3.813 jaar geleden, bevat 70 Akkadische vogelbenamingen in min of meer taxonomische groepen en maar liefst 3 van de benamingen slaan op duiven, waarvan er één met zekerheid refereert naar de rots duif . Helaas geven deze oude bronnen geen onweerlegbare informatie teneinde met zekerheid te kunnen stellen welke soort gebruikt werd als eerste tamme duif. Het is heel waarschijnlijk dat dit de rots duif is geweest en tenminste 1 andere soort, waarschijnlijk een soort tortelduif. Bovendien, van de soorten duiven die nog steeds voorkomen in het nabije oosten behoren de rotsduif, de bosduif of houtduif of stokduif( columbae palumbus). Het element ‘stok’ in de laatste naam is herkenbaar in het Middelnederlandse woord stoc(k) dat hier boomstam of boomtak betekent, ( etymologiebank ) de holenduif ( columbae oenas), en de tortelduif ( streptopelia turtur) zeker tot die soorten die als voedsel dienden. ( C.U.P.) Rotsduiven zijn standvogels in het Nabije Oosten en blijven er dus het jaarrond aanwezig. Ze hebben zeer lange broedseizoenen en broeden vaak in kolonies. Hun reproductieve mogelijkheden waarbij ze vroeg in het jaar reeds broeden tot in het najaar wanneer geen enkele ander vogel nog actief was moet de aanzet zijn geweest om deze dieren te vangen en in gevangschap trachten verder te kweken. In België en Nederland komen ze niet voor. De rotsduif is het best te herkennen aan de twee donkere vleugelstrepen. In de vlucht valt de donkergrijze staart met de zwarte eindband en de witte ondervleugel op. Rotsduiven broeden voornamelijk in bergachtige gebieden rond het Middellandse-Zeegebied, waar het nest wordt gebouwd in een ondiepe rotsspleet. De vrouwtjes bezetten vaak jaren achter elkaar hetzelfde territorium en kiezen doorgaans dezelfde partner. De rotsduif is de stamvorm van de stadsduif en de postduif, de tamme duiven die tegenwoordig in veel steden aangetroffen worden. Deze duiven hebben doorgaans een zeer variabel verenkleed.
Schollaert N.
Pag. 5 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil De holenduif (Columba Oenas) is een blauwgrijze duif met donker omrande vleugels en zwarte eindband aan de staart.Hij heeft een groene vlek op de zijkant van de hals en twee korte zwarte strepen op de vleugel.In tegenstelling tot de houtduif heeft de holenduif geen wit in het verenkleed. Ze zijn in het voorjaar op kleur en de groene vlek aan de zijkant van hun nek glanst metaalgroen. Hij heeft tevens een roze glans over de borst. De holenduif was honderd jaar geleden nog zeldzaam. Nu zijn ze als broedvogel sterk toegenomen in het agrarisch landschap.Met een grootte van 32-34 cm, is hij iets kleiner dan de houtduif en ook minder talrijk. Het aantal broedparen in Nederland bedraagt: 50.000-70.000 (1998-2000) Tellingen welke door Sovon zijn georganiseerd, wijzen erop dat het aantal overwinteraars in Nederland sedert 1980 is verviervoudigd. Het geluid van de holenduif is een herhaald zacht 'hoe-hoe-hoe', wat soms ook als 'hoemp-hoemp" kan klinken. Het voedsel van de holenduif bestaat uit wilde plantenzaden, landbouwgranen, bessen, eikels en dergelijke. Hij heeft een fijnere snavel dan de houtduif en eet daarom ook kleinere zaden. Fourageert vaak op velden samen met de houtduif. Zijn biotoop bestaat uit bossen en oude parken met holle bomen nabij akkers en weilanden, waar hij in gaten in bomen broedt. Oude nesten van de zwarte specht zijn favoriet. Bij gebrek aan geschikte broedholen, zien we hem veel in nestkasten voor kerkuilen die in boerderijen zijn geplaatst. Aan het begin van het broedseizoen, wordt vaak strijd geleverd om de nestkast met bijvoorbeeld torenvalk en/of kerkuil. De holenduiven kunnen, in tegenstelling tot de torenvalk, wel twee of drie broedsels per jaar leggen. Het nest stelt niet veel voor, het wordt gemaakt van wat takjes, en het broedsel bestaat uit twee witte eieren. De kuikens worden na 16 - 18 dagen geboren. Na het uitvliegen komen de jongen nog wel terug naar het nest om er te overnachten. Ze hebben per broedsel meestal maar twee jongen. (Een enkele keer vonden we drie jongen in een broedsel). De holenduiven zijn heel erg plaatstrouw, ze broeden altijd in dezelfde kast. Veel individuen, die wij jaren geleden als volwassen vogel geringd hebben, vinden we bij controles jaar na jaar steeds weer in dezelfde nestkast op dezelfde locatie terug. Als de nestkast van een holenduif (meestal een kerkuilenkast) door een broedende kerkuil of torenvalk wordt bezet, zal de holenduif, als de jongen van kerkuil of torenvalk zijn uitgevlogen , in "zijn" kast terugkeren en er zelf gaan broeden (Allan Liosi -Stichting Kerkuilenwerkgroep Flevoland- Almere, 12.01.2006)
Ze komen tegenwoordig 's winters in het hele land voor, met name op of nabij akkerland. De soort is niet bedreigd., in het agrarisch landschap zijn ze als broedvogel sterk toegenomen, vooral in Zuid - en Oost-Nederland. Ze hebben zich goed aangepast aan moderne bedrijfsvoering en ze broeden regelmatig op moderne bio-boerderijen. In de bosgebieden is hun aantal lang niet zo spectaculair gegroeid, mogelijk door gebrek aan geschikte broedholen.
Schollaert N.
Pag. 6 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil De Houtduif ( Columbae Palumbus ): Het koeren van bestaat uit een 5-delig 'Roe-koe-koe koe-koe'. De Roep lijkt enigszins op de Turkse Tortel, maar die kent een 3-delig geluid 'Roe-koe koe'. Het is de grootste duif die we kennen en ze leeft in bossige streken nabij open gebieden. Het is een standvogel in onze streken die niet bedreigd is, al loopt het aantal broedparen wel terug. In de jachtwet is jachtperiode vastgesteld zoals ook voor de haas, de fazant, de patrijs, de wilde eend en het konijn. De houtduiven zijn in aantal gedaald, nu veel boeren van graan op maïs zijn overgestapt. De Turkse Tortel ( streptopelia turtur) : Een kleine vale duif met een zwart halsbandje als enige versiering. De Turkse Tortel verdedigd zijn territorium fel,hij is een standvogel en buiten de broedtijd verzamelen ze zich soms in aantallen van vele honderden op slaapplaatsen. Op massale wijze werden aan het begin van de twintigste eeuw de Balkanstaten bevolkt. In 1949 werd het eerste broedgeval bij Oldebroek ( Nederland) vastgesteld en daarna groeide hun aantal snel uit totdat in de jaren tachtig het aantal broedparen in Nederland werd geschat op 100.000 tot 150.000 broedparen. Ofschoon ze tussen maart en oktober soms wel vijf broedsels kunnen grootbrengen, is er aan de toename na het begin van de jaren tachtig toch wel een eind gekomen. In de buitengebieden, rond bebouwing op het platteland en bij boerderijen is sinds medio jaren tachtig hun aantal zelfs gevoelig achteruitgegaan. Men schat de achteruitgang op zo'n 50%. De situatie in de steden is echter minder goed bekend, maar ook daar kan niet meer van een groei van het aantal worden gesproken. Over de oorzaken daarvan tast men nog in het duister. Ze hebben hun snelle uitbreiding over geheel West -Europa vooral te danken aan de mens. Bij de grote pluimveefokkerijen en overslagbedrijven van graan konden ze zich snel uitbreiden. Dat de Turkse Tortel concurrerend is opgetreden tegen de Zomertortel, waardoor deze laatste soort zou zijn achteruitgegaan, moet zeer onwaarschijnlijk worden geacht. De biotoop van de Zomertortel is nauwelijks aan de mens gebonden en is voornamelijk te vinden in de buitengebieden waar de Turkse Tortel niets heeft te zoeken. Er zijn slechts fragmentarische bewijzen en veel gespeculeer omtrent de domesticatie van de duif die ergens tussen 6.000 en 10.000 jaar geleden moet hebben plaatsgevonden. Deze periode valt samen met de Neolithische revolutie wanneer mensen zich vestigen op vaste plaatsen en aan rudimentaire landbouw beginnen te doen. Door de aanwezigheid van granen waren ze in staat dieren in gevangenschap te houden en te voeden. Deze eerste vestigingen vonden plaats in het Nabije Oosten maar het verspreidingsgebied van de rotsduif gaat van Azië tot Europa. Bijgevolg is het niet ondenkbaar dat deze op verschillende plaatsen en tijdstippen zouden gedomesticeerd zijn.
Schollaert N.
Pag. 7 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil
Houtduif Hoe de domesticatie precies verliep kunnen we slechts trachten te reconstrueren door wat we nu weten over het gedrag van wilde en tamme exemplaren. Wilde exemplaren die uit de natuur werden gevangen waren schuw en verdroegen gevangenschap slecht; bovendien kwamen ze ook zelden tot nieuw broed. Jonge dieren van 2 weken oud verdroegen deze omstandigheden veel beter. Men kan er dus van uitgaan dat jagers/verzamelaars die de nesten plunderden voor de eieren ook af en toe jonge exemplaren mee naar huis brachten met de bedoeling ze verder te kweken tot ze slachtrijp waren. Geleidelijk aan zullen ze vastgesteld hebben dat deze exemplaren veel tammer werden en wel tot broeden kwamen. Een ander scenario is dat de bewoners nestplaatsen zouden hebben voorzien in grotten, en zodoende de eerste primitieve duiventillen zouden hebben ontworpen. Op die manier konden ze de jonge dieren gewoon uit nest gaan plukken om ze verder in kooien op te fokken.
TORTELDUIF >
De selectie van duiven als voedselbron Sommige soorten duiven sluiten zich gemakkelijk aan bij de mens, het zijn typische “cultuurvolgers”, d.w.z. dat ze de mens volgen in zijn expansietochten. Zowel in de steden waar ze zich voeden met afval en met voedsel dat hen door de mens wordt aangeboden, als op het platteland waar ze op de velden en akkers foerageren zijn ze afhankelijk van de aanwezigheid van mensen. Door deze onnatuurlijke band zijn ze niet meer in staat op eigen kracht te overwinteren. In Europa is de bekendste begeleider van de mens de verwilderde huisduif en de Turkse tortel. Wanneer mensen wilde dieren gaan domesticeren trachtten ze onbewust te selecteren op tamheid en productie capaciteit.
Schollaert N.
Pag. 8 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil Maar bewust proberen ze de dieren zo te kweken dat ze als voedingsbron belangrijk worden, dus zo groot mogelijk. De wilde rotsduiven wegen zo’n 300 gram en op heden hebben we duivenrassen die zevenmaal zwaarder zijn. Er is geen enkel direct bewijs dat dit inderdaad ook zo gebeurt is maar in Romeinse tijden werden duiven op grote schaal gekweekt om tegemoet te komen aan de voedselvereisten van een grote massa stedelingen. Men selecteerde op dieren die in duiventillen of torens konden gehouden worden zodat ze overdag vrij konden rondvliegen en zelf hun voedsel zoeken en ’s avonds terugkeerden. Duiven zijn als voedselbron blijven dienen tot op vandaag zij het dan dat hun belang verschoven is van de boerentafel naar de gastronomische of gourmet tafel. Tijdens de middeleeuwen bestonden in Europa grote columbaria waar men enkele duizenden duiven kon overwinteren en zodoende een wintervoorraad gezonde eiwitten ter beschikking hebben. Een van deze behoorde tijdens de 13de eeuw aan keizer Frederik II. De keizer had eigendommen in Zuid – Italië en oost Sicilië en zijn landerijen hadden een dozijn kastelen. De keizer trok van het ene kasteel naar het andere en ieder kasteel had zijn eigen duiventoren, waar men op rekende om steeds vers vlees te hebben. Toen hij tijdens de kruistochten in Syrië verbleef kon hij nieuwe bloedlijnen aankopen, alhoewel de duiven in het Nabije Oosten meestal niet voor voedsel gekweekt werden maar veeleer met religieuze bedoelingen. Toch is deze vermelding belangrijk want het toont aan dat de gedomesticeerde duif reeds wijd verspreid was. Het waren dus de kruistochten, die hoofdzakelijk van 1096 tot 1270 plaatsvonden, die het meest van invloed geweest zijn voor het verspreiden van de vele duivenrassen. In eerste instantie fokten monniken duiven. Dankzij hun geschriften en notities over de diverse soorten duiven is heel wat materiaal bewaard is gebleven. Reeds lang voor onze tijdsrekening bouwden de Perzen duiventorens waarvan duiven getraind werden om berichten over te brengen over de veldslagen. In latere culturen zoals de Griekse, de Romeinse en de Arabische vinden we ook hier de duif meer en meer terug. In Europa bleef het houden van duiven lang voorbehouden tot de hogere klasse. Tijdens de 16de eeuw ramen schattingen uit Engeland en Frankrijk het aantal gekweekte duiven in de miljoenen. Het houden van duiven in duiventillen was aantrekkelijk omdat de dieren zelf hun kostje gingen zoeken en zich daarbij 20 tot 30 km van hun verblijf verwijderden. Dat de boeren dit allesbehalve prettig vonden mag duidelijk ween. Pas ingezaaide akkers werden belegerd door duiven en zelfs in de opslagplaatsen waren ze niet weg te krijgen. Door deze aristocratische duiventorens leden zij veel schade en de duiven waren beschermd, omdat ze nu eenmaal eigendom waren van “ de heeren “zodat de boeren ze niet mochten doden.
Schollaert N.
Pag. 9 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil
HOLENDUIF . Duiven waren natuurlijk zeer belangrijk om tijdens de barre winters nog voldoende verse eiwitten ter beschikking te hebben op plaatsen ver weg van de zee, in de bergen of daar waar het overwinteren van vee onmogelijk was. Natuurlijk was er ook de kip, maar de voortplanting van de kip stopt veel vroeger dan deze van de duif en dus moest men dan volwassen kippen slachten in tegenstelling tot de jonge duiven die het ganse jaar door voorradig waren. Het oprichten van een duiventil en het in het bezit hebben van een vlucht duiven was dus niet zomaar aan eenieder toegestaan. Het was een zogenaamd 'heerlijk recht', hetgeen betekende dat het voorbehouden was aan de adel en aan de hoge geestelijken, voor zover die grootgrondbezitters waren. Er werd een landgoed van een bepaalde oppervlakte vereist. De bepalingen hieromtrent verschilden echter van gewest tot gewest. Kende men in het Nederlandse Drenthe zijn eigen regelingen, eind 18e eeuw veranderde dat. In 1789 werden namelijk de slavernij, de horigheid, de heerlijkheid, de exclusieve jachtrechten en het recht van duiventil afgeschaft. Dat betekende niet dat de tillen verdwenen, wel dat er voortaan aan het bezit ervan andere voorwaarden werden gesteld dan voorheen. De gewone burger mocht dus beslist niet zomaar een duiventil met een flink aantal duiven hebben; hoogstens een paar koerduifjes, maar ook dat werd soms niet toegestaan. Dat de regels die voor het houden van een duiventil golden wel eens werden overtreden, zal niemand verbazen. Vroeger waren het de buren die alle strafbare feiten waarvan zij kennis droegen, moesten aangeven op de 'goorspraak' (een gerecht bij de drost, die dan recht sprak over de te behandelen zaken). Later waren het de opzieners der jacht die een oogje in het zeil hielden. Sinds 1807 moesten volgens het jachtreglement alle aanwezige torens en tillen jaarlijks worden geregistreerd. Er waren toen 50 tillen in Drenthe. Pas met het van kracht worden van een nieuwe jachtwet in 1954 is deze registratie beëindigd.
Schollaert N.
Pag. 10 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil Tijdens de tweede wereldoorlog verboden de bezetters de duivenhouderij. In een verordening van 15 augustus 1942 moesten op last van de Duitsers alle duiven worden afgeschoten. Alleen al in Nederland en België werden er 1.200.000 postduiven en 48.000 sierduiven afgemaakt. Veranderende levensgewoonten, beter aangepaste voeding en uiteraard selectie leverden steeds weer nieuwe variëteiten die door inkruising verder tot nieuwe duivensoorten leidden. De verscheidenheid aan rassen is verbazingwekkend. Wanneer we de Engelse postduif vergelijken met de kortsnavelige tuimelaar zien we een enorm verschil in zowel snavel als schedel. De postduif is verder opvallend vanwege zijn knobbelige vlezige huid rondom de bek, dit gaat gepaard met grote oogleden, wijde uitwendige openingen van de neusgaten en een bek die ver open kan. De tuimelaar daarentegen heeft een bek als van een vink, heeft de gewoonte zeer hoog te vliegen in dichte zwerm en zich dan in volle vlucht achterover te laten vallen en tuimelend naar beneden te komen. Een ander voorbeeld is de kropduif die een lang lichaam heeft en lange vleugels en poten, maar vooral de sterk ontwikkelde krop valt op. Deze kan opgeblazen worden tot serieuze proporties. Wat het skelet betreft zijn er enorme verschillen in de schedelbeenderen en ook het aantal wervels en ribben verschillen zowel als de relatieve breedte en de aanwezigheid van uitsteeksels. Het aantal slag - en staartpennen, relatieve lengte van de vleugels, staarten, poten en tenen en de ontwikkeling van de huis tussen de tenen zijn allemaal variabel. De tijd waarop het verenkleed voltooid is varieert evenals de vorm en de grootte van de eieren, de manier van vliegen en bij sommige rassen het geluid en het karakter. Kortom men zou minstens twintig duiven uit kunnen kiezen die als men ze als wilde vogels aan een vogelkenner zou laten zien onmiddellijk voor duidelijk onderscheiden soorten zouden worden gehouden. ( Leakey) Hoe groot de verschillen ook zijn allemaal stammen ze af van de rotsduif. Men kan slechts een variëteit kweken indien de erfelijke factoren reeds in de wilde vorm aanwezig zijn. Bovendien kunnen we door de verschillende onderrassen van de postduif en de tuimelaar te vergelijken een vrijwel volledige reeks van overgangsvormen tussen elk van deze twee en de rotsduif vaststellen. Goede kwekers proberen door consequente selectie, met een duidelijk doel voor ogen, een beter ras te verkrijgen. Iedere kweker wil de beste dieren bezitten en daarmee verder kweken. Er is dus nog een mooie toekomst voor de duivenliefhebberij en sport in Vlaanderen.
Schollaert N.
Pag. 11 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil Bibliografie
Cambridge world history of food
2000
Cambridge university press
De oorsprong der dieren
1980
R. E. Leakey
Het leven der dieren
1970
Grzimek
Wikipedia De Geschiedenis van de Belgische duivensport
Internet / duiventorens 1924
Sportduiven
Internet / Rudolf Dewaele Internet / Thienpondt Freddy
Compleet handboek van de Duivensport
2001
Schollaert N.
Pag. 12 / 17
D. Glover/M. Beaumont
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil
De geschiedenis van de duiventil De hedendaagse architectuur van de duiventil in het Midden Oosten, het Middellands Zeegebied en Noord Afrika verschilt weinig van dit uit het verre verleden. In Egypte bouwt men nog steeds duiventillen uit klei en modder. Volwassen duiven van minder dan 7 jaar worden ingezet voor het broeden en de jonge duiven op de leeftijd van 30 dagen geslacht en geconsumeerd. Een koppel kan zo 12 tot 18 jongen per jaar opbrengen, dus wanneer men over 10 koppels beschikt kan men iedere week duif op tafel zetten. Het kweken van duiven werd in Amerika geïntroduceerd door kolonisten uit Engeland, Frankrijk en Duitsland in de vroege 17de eeuw, via Nova Scotia en Virginia. Duiven die gefokt worden voor de tafel, in tegenstelling tot tentoonstelling of vluchtduiven, hebben nog steeds dezelfde verblijven als toen. Het verschil tussen de Amerikaanse duiventillen en de Aziatische en Europese is dat de eerste steeds bouwwerken waren van 1 verdiep en dus verder horizontaal uitbreiden terwijl de andere steeds als een kolom oprezen. Al in de vroege Middeleeuwen vond verdere verspreiding van de duivenslagen plaats over geheel West - Europa. (Een duivenslag is een hok met een voorziening waardoor de duiven er wel vrij in kunnen vliegen maar, eenmaal binnen, er niet meer uit kunnen). De oudste nog bestaande duiventillen in Nederland zijn de stenen torens uit de 16e en 17e eeuw. Er werden zowel ronde als vierkante torens gebouwd. Naast vrijstaande, werden ook duiventorens gebouwd als onderdeel van een huis. Er waren ook gebouwen die een duivenzolder hadden, in de topgevel waren dan vluchtgaten aangebracht. Duiventorens vond men vroeger bij kastelen en hoeven. Tijdens het Ancien Régime was het houden van duiven door het Duivenrecht geregeld. Onder duivenrecht verstond men het recht om duiven te houden. Dit recht was voorbehouden aan de adel en de geestelijkheid. De duivenhouderij kende zijn grootste bloei tussen de 13e en de 18e eeuw. De baten van de duivenhouderij waren tweeledig. Er werd mest geproduceerd terwijl de jonge duiven werden gegeten. Een groep van 200 volwassen duiven leverde per jaar 500 jonge duiven op die, vlak voordat ze zouden uitvliegen, door de eigenaars opgegeten werden of op de markt verhandeld. Ook werden jaarlijks zes karrenvrachten mest geproduceerd, wat vooral van belang was in streken met een onvruchtbare bodem, zoals de zandgronden. Het voedsel vonden de duiven op de akkers, wat ten nadele van de boeren was, terwijl de baten voor de adel waren. De duiven werden gehouden in duiventorens, waarvan er nog een aantal in diverse landen te vinden zijn. Schollaert N.
Pag. 13 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil In 1798, gedurende de Franse tijd, schafte men veel privileges van adel en landheren af. Het houden van duiven in tillen werd verboden. Het bezit van een duiventil zagen de Fransen als een herenrecht. Maar in 1807, nog tijdens het koningschap van Lodewijk Napoleon, werd dit verbod weer opgeheven. Bij de grondwet van 1848 werden tal van heerlijke rechten afgeschaft. Het recht van duivenslag bleef echter bestaan en werd in het jachtrecht opgenomen. Zo bleef de situatie tot de wet gewijzigd werd in 1954. De nieuwe wet beschouwde duivenslag en zwanen – drift niet langer als jachtrechten. Daarmee verdwenen de rechten voorgoed uit de wetgeving. De aanwezigheid van een duiventoren was een teken van rijkdom. Heren mochten 1 koppel duiven houden per hectare grond die ze bezaten. Diverse exemplaren zijn nog behouden, zo ook in Nederland en België, Frankrijk (pigeonnier) en Spanje (palomar).
Vurste – kasteel Borgwal – duiventoren
Schollaert N.
Pag. 14 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil
duiventoren bij kasteel Ooidonk
Schollaert N.
Pag. 15 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil
Duiventoren in Assebroek bij Brugge
Schollaert N.
Pag. 16 / 17
19/10/15
Geschiedenis en herkomst van de duiven en de duiventil Het probleem van de stadsduiven In grote steden, overal ter Wereld, is de door duiven aangerichte schade een probleem geworden. Openbare gebouwen, woonhuizen en standbeelden worden bevuild, dakgoten raken verstopt door de uitwerpselen en de bijtende bestanddelen hiervan vreten de goten aan zodat lekkage ontstaat. Door het voederen van de dieren op grote marktpleinen zijn deze vogels een ware plaag geworden. Sommige steden namen draconische maatregelen zoals doodschieten, vangen en vergiftigen en zelfs anticonceptiepillen. Verder door de gebouwen te beschermen door mechanische, akoestische, chemische of elektrische maatregelen. In Vlaanderen worden sinds 2005 duiventorens geplaatst om de wilde stadsduiven – populatie binnen de perken te kunnen houden door broedeieren te verwisselen met kunsteieren. Duivenoverlast wordt op deze manier teruggedrongen. Door het beperken van het voedselaanbod in de stad, zullen de duiven in de duiventoren naar eten komen zoeken. Er wordt vers voeder en water aangeboden, zodat de duiven niet ziek worden. Bovendien kunnen de dieren er ook slapen en broeden. Vroeger zorgde een groot aantal natuurlijke vijanden ervoor dat er geen overbevolking onder de duiven optrad en een biologisch evenwicht werd behouden. De roofvogels als sperwer, havik en slechtvalk maar ook uilen, wezels, marters, katten en ratten hielden de populaties binnen peil. Door het verbreken van dit biologisch evenwicht zien we ook dat een groot aantal van de verwilderde huisduiven in slechte gezondheid verkeren. Deze stadsduiven hebben last van talloze parasieten als luizen, mijten, teken en dergelijke die via hun nesten ook gebouwen kunnen binnendringen en zo voor de nodige overlast zorgen. Een groot aantal onder hen is bovendien besmet met de papagaaiziekte ( ornithosis) welke voor de mens dodelijk kan zijn ( Grzimek). Ook salmonellakiemen die tyfus kunnen veroorzaken komen voor. Duivenuitwerpselen die in zandbakken waar kinderen spelen terechtkomen kunnen daar voor grote problemen zorgen. De stadsduiven kunnen echter het enthousiasme van de duivenmelkers niet temperen. Overal in Vlaanderen bloeit de duivensport nog steeds en vele liefhebbers fokken naast de sportduif ook nog tal van andere rassen.
Schollaert N.
Pag. 17 / 17
19/10/15