5
Geschiedenis en geografie
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Geschiedenis en geografie
Deze module gaat over… Geschiedenis en geografie.
Je leert over de geschiedenis van Nederland. Je leert over de strijd tegen het water. Je kent de belangrijkste plaatsen en regio’s van Nederland. Je kent de denkbeelden van Nederlanders.
De film
KNS, module 5: Geschiedenis en geografie.
Ga naar www.kleurrijker.nl en bekijk de film. Bespreek: • • • •
Kun je de film goed verstaan? Begrijp je waar het over gaat? Wat begrijp je nog niet? Wat wist je al? Wat wist je nog niet? Vind je de film leuk? Waarom wel/niet?
5-
1
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
5.1 Geschiedenis van Nederland
De gouden eeuw
Handel In de zeventiende eeuw gingen Nederlanders steeds meer handelen. Nederland ligt aan zee en er zijn veel rivieren. Daarom waren Nederlanders goed in het bouwen van boten. In 1602 werd de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) opgericht. De VOC bouwde schepen voor de handel met verre landen. Die schepen gingen vooral naar Azië. Ze namen specerijen, koffie, thee, cacao en suiker mee terug naar Nederland. In Nederland werden deze producten weer verkocht. Hiermee verdienden de koopmannen veel geld. Nederland was toen één van de rijkste landen van de wereld. Daarom wordt de zeventiende eeuw ook de gouden eeuw genoemd.
Specerijen. Koloniën Door de scheepvaart kreeg Nederland koloniën in andere gebieden. Een kolonie is een land dat door een ander land ver weg wordt bestuurd. Koloniën zijn belangrijk voor de handel. Nederland had koloniën in Amerika, Azië en Afrika. De belangrijkste koloniën waren Nederlands-Indië (nu Indonesië) en Suriname. In sommige koloniën werden slaven gehouden. Zij werden verkocht door de Nederlanders en hadden geen rechten.
Nederlandse handelsposten en koloniën.
5-
2
KleurRijker
Module 5 Geschiedenis en geografie
Rijkdom Niet alle Nederlanders waren rijk. Er waren ook veel arme mensen. De rijkdom was niet goed verdeeld. De rijke mensen lieten zien dat ze rijk waren. Ze lieten mooie huizen bouwen en kochten mooie spullen voor in hun huizen. Ze lieten ook schilderijen maken. Eén van de beroemdste schilders is Rembrandt. Hij maakte in 1642 ‘De Nachtwacht’, dat erg bekend is.
In Amsterdam zie je grote huizen aan de grachten. Deze huizen zijn gebouwd in de gouden eeuw toen de handelaren rijk waren. De huizen staan aan grachten, omdat veel spullen met boten over het water vervoerd werden.
Het schilderij ‘De Nachtwacht’ van Rembrandt van Rijn.
5-
3
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 1
Bespreek met de docent en de groep: Wat wist je al van de tekst? Wat is nieuw?
Opdracht 2
Bespreek met elkaar wat de volgende woorden betekenen.
de gouden eeuw de handel handelen de rivier de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) het schip de specerij de thee de cacao de suiker de koopman de kolonie de scheepvaart besturen de slaaf het recht de rijkdom verdelen het schilderij beroemd de schilder de gracht vervoeren
Lees de tekst 'De gouden eeuw' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
5-
4
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 3
Zijn de zinnen waar of niet waar? Zet een cirkel om het goede antwoord. Bespreek daarna je antwoorden.
Waar 1. De VOC bouwde vliegtuigen voor de handel met verre landen. Niet waar
Waar 2. In Nederland werden veel specerijen verbouwd. Niet waar
Waar 3. Nederlands-Indië was een kolonie van Nederland. Niet waar
Waar 4. Het schilderij 'De Nachtwacht' is gemaakt door Rembrandt. Niet waar
Waar 5. In de gouden eeuw waren alle Nederlanders rijk. Niet waar
5-
5
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 4
Lees de tekst 'De gouden eeuw' en beantwoord de vragen. Bespreek daarna je antwoorden.
1. Waarom heet de zeventiende eeuw in Nederland de gouden eeuw?
..........................................................................................................................................
2. Waardoor werd Nederland zo rijk in die eeuw?
..........................................................................................................................................
3. In oude steden in Nederland zijn vaak grachten. Waarom?
..........................................................................................................................................
4. In welke werelddelen had Nederland koloniën?
..........................................................................................................................................
5. Waarom denk je dat er in Nederland veel mensen uit Suriname en Indonesië wonen?
..........................................................................................................................................
5-
6
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 5
Werk samen. Bekijk de foto. Bespreek de vragen.
1. Op de foto staat een pakhuis. Uit welke twee woorden bestaat pakhuis? Wat is een pakhuis, denk je? Je kunt ook in een woordenboek kijken. 2. Waaraan kun je zien dat het een pakhuis is? Noem twee dingen. 3. Door wie werden deze pakhuizen gebouwd? Wat voor werk deden zij? 4. Pakhuizen staan vaak in havens of aan grachten. Waarom is dat?
Opdracht 6
Lees de vragen. Denk na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. 1. Is er in jouw stad of dorp iets uit de gouden eeuw? Denk aan gebouwen, een haven, pakhuizen, grachten, kerken of een museum. 2. Is jouw land vroeger een kolonie geweest? Van welk land was het een kolonie? Wat weet je van de geschiedenis? 3. Je kunt zeggen: groenten zijn de laatste maanden peperduur geworden. Uit welke twee woorden bestaat peperduur? Waar komt die uitdrukking vandaan, denk je?
5-
7
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
De strijd tegen het water
Nederland betekent laag land. Een deel van Nederland ligt lager dan de zeespiegel. Zonder duinen en dijken zou het lage deel van Nederland onder water lopen. Terpen, dijken en polders Overstromingen kwamen vroeger veel voor in Nederland. Daarom maakten de eerste bewoners van Nederland terpen. Dat zijn heuvels waarop ze boerderijen en huizen bouwden. Later bouwden ze dijken om stukken land heen. Molens pompten het water uit het land. Zo kwam het land tussen de dijken droog te liggen. Een drooggemaakt stuk land tussen dijken heet een polder. In Noord-Holland zie je veel polders.
De molens pompen het water uit het land.
De Afsluitdijk Het IJsselmeer heette vroeger de Zuiderzee. Daar kon het hard stormen. Als dat gebeurde, spoelde het zeewater over het land. Dat veroorzaakte veel schade. Daarom werd de Zuiderzee afgesloten. In 1932 was de Afsluitdijk tussen Friesland en Noord-Holland klaar. Kijk maar eens naar de kaart op pagina 20. Zie je het IJsselmeer? En ook de Afsluitdijk?
De Afsluitdijk
5-
8
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Deltawerken In 1953 stormde het hard in Zeeland en Zuid-Holland. De storm was zo sterk dat de dijken braken. Veel mensen en dieren verdronken. Een groot stuk land stond onder water. Dit wordt de watersnoodramp genoemd. Na de ramp kwam een plan om Nederland beter te beschermen. Veel dijken werden verhoogd en er werden veel dammen gemaakt. De dammen houden het water tegen als dat nodig is. Deze dammen worden de Deltawerken genoemd.
Bij de watersnoodramp in 1953 stonden veel huizen onder water.
Opdracht 7
Bespreek met de docent en de groep: Wat wist je al van de tekst? Wat is nieuw? Kijk nu naar de kaart van Nederland op pagina 20. 1. Waar ligt de Afsluitdijk? 2. Waar ligt het IJsselmeer? 3. Waar liggen de Deltawerken?
5-
9
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 8
Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin.
de strijd de zeespiegel de duin de dijk de terp de polder de overstroming de bewoner de heuvel de boerderij de molen pompen droog de Afsluitdijk stormen spoelen het zeewater de schade afsluiten de Deltawerken verdrinken de watersnoodramp de dam tegenhouden
Lees de tekst 'De strijd tegen het water' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
5-
10
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 9 Werk samen. Bekijk de kaarten van de provincie Zeeland. Eén kaart is uit de 17de eeuw en één kaart is van nu. Bespreek de vragen. 1. Welke kaart is van nu? Welke is van vroeger? 2. Wat is het verschil? 3. Zie je de Deltawerken op de nieuwe kaart? Wat zie je?
5-
11
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 10
Lees de vragen. Denk na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. 1. Woon jij beneden zeeniveau, denk je? 2. Is er in jouw stad of dorp iets te vinden van overstromingen vroeger? Bijvoorbeeld een bord waarop je kunt zien hoe hoog het water toen stond? 3. Heb je zelf wel eens hoog water of een overstroming meegemaakt? Hoe ging dat? 4. Hoe wordt jouw plaats beschermd tegen het water? Denk aan duinen, dijken of sluizen. 5.
'Geschiedenis van Nederland' in het kort Nederland handelde in de gouden eeuw veel met verre landen. Nederland werd in die eeuw een rijk land. Er is in Nederland nog veel te zien uit die tijd, bijvoorbeeld huizen, grachten en schilderijen. Nederland heeft koloniën gehad. Indonesië en Suriname waren de belangrijkste. Een deel van Nederland ligt lager dan de zee. Vroeger waren er veel overstromingen. Daarom zijn er dijken gebouwd. Dijken beschermen Nederland tegen het water.
Toets je kennis over... Geschiedenis van Nederland.
Opdracht 11
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
5-
12
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
5.2 De Tweede Wereldoorlog (1940 – 1945)
Anne Frank
Lucas Vera
Lucas Vera
Lucas Vera
Lucas Vera
Lucas Vera
Mam, op tv hadden ze het over Anne Frank. Weet jij wie dat is? Ja, Anne Frank was een joods meisje. In de Tweede Wereldoorlog zat ze met haar familie ondergedoken in Amsterdam. Ze heeft een dagboek geschreven over alles wat ze meemaakte. Wat is onderduiken? In de oorlog werden de joden vervolgd. Hitler was de baas in Duitsland. Hij wilde alle joden doodmaken. Daarom besloten veel joden om onder te duiken. Dat betekent dat ze zich verstopten in huizen van andere mensen. Sommige onderduikers werden gevonden door de Duitsers. Zij werden naar een concentratiekamp gebracht. Meestal kwamen ze niet levend terug. Verschrikkelijk zeg. Ja, het was vreselijk. Anne Frank en haar familie werden ook gevonden door de Duitsers. Anne heeft de oorlog niet overleefd. Maar ze heeft een mooi dagboek geschreven. Dat dagboek heet 'Het Achterhuis'. Het boek is in veel talen vertaald en door heel veel mensen gelezen. Hebben wij dat boek ook? Ja, ik denk het wel. Ik zal eens voor je zoeken in de kast. Ja, hier staat het. Deze is nog van oma geweest.
Maar dit is toch allemaal lang geleden gebeurd? De oorlog begon in 1940 en was afgelopen in 1945. Oudere mensen
5-
13
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Lucas Vera
Lucas Vera
Lucas Vera Lucas Vera
Lucas Vera
Lucas Vera
hebben de oorlog vaak nog meegemaakt. Jouw oma was een klein meisje tijdens de oorlog. Oma heeft nog herinneringen aan de Hongerwinter. De Hongerwinter, was er toen geen eten? Dat klopt. Het was de laatste winter van de oorlog. Dat was een hele koude winter. Eten kon je alleen kopen als je bonnen kreeg van de Duitsers. Mensen kregen te weinig bonnen, dus de meeste mensen hadden honger. Gelukkig maar dat die oorlog toen is afgelopen. Ja, zeg dat wel. Nederland is op 5 mei 1945 bevrijd door de geallieerden. Dat waren de landen die samen tegen Hitler vochten, zoals Engeland, Amerika en Canada. 5 mei? Dan vieren we toch ook iets? Ja, op 5 mei vieren we dat we bevrijd zijn. De avond ervoor, op 4 mei, herdenken we de doden die gevallen zijn tijdens de oorlog. Dat heb ik wel eens op televisie gezien. Dan zijn alle mensen twee minuten stil. Mam, waar is zo’n oorlog eigenlijk goed voor? Oorlog is nergens goed voor. Na de Tweede Wereldoorlog dachten een heleboel mensen: dit willen we nooit weer. Daarom is de Europese Unie, de EU, opgericht. Om landen te laten samenwerken in plaats van met elkaar te vechten. Ook de NAVO is zoiets. De NAVO, wat is dat? Na de Tweede Wereldoorlog kregen Rusland en Amerika ruzie. Nederland en ook andere landen waren voor Amerika en tegen Rusland. Samen met Amerika richtten ze de NAVO op. De NAVOlanden beloofden elkaar te helpen als een land zou worden aangevallen. Gelukkig is dat nooit nodig geweest. Maar de samenwerking van legers bleef, om oorlog te voorkomen. Nu zijn 26 landen lid van de NAVO. Ik hoop dat het werkt. Maak je geen zorgen, Lucas. Lees het boek van Anne Frank maar eens. Je zult het bijzonder vinden.
Opdracht 12
Bespreek met de docent en de groep: Wat wist je al van de tekst? Wat is nieuw?
5-
14
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 13
Bespreek met elkaar wat de volgende woorden betekenen.
joods de Tweede Wereldoorlog onderduiken het dagboek vervolgen de baas verstoppen het concentratiekamp overleven vertalen de herinnering de Hongerwinter de bon de honger bevrijden de geallieerden vechten vieren herdenken de EU (Europese Unie) oprichten samenwerken de NAVO de ruzie beloven aanvallen de samenwerking het leger
Lees de tekst 'Anne Frank' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
5-
15
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 14
Zijn de zinnen waar of niet waar? Zet een cirkel om het goede antwoord. Bespreek daarna je antwoorden
Waar 1. Anne Frank leefde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Niet waar
Waar 2. In de Tweede Wereldoorlog werden de joden vervolgd. Niet waar
Waar 3. Anne Frank heeft de Tweede Wereldoorlog overleefd. Niet waar
Waar 4. De Hongerwinter was de laatste winter van de Tweede Wereldoorlog.
Niet waar
Waar 5. Op 4 mei vieren we dat we in 1945 zijn bevrijd. Niet waar
5-
16
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 15
Werk samen. Bespreek de vragen. 1. 2. 3. 4. 5.
Wanneer was Nederland bezet? Door welk land was Nederland bezet? Door welke landen is Nederland bevrijd? Noem in ieder geval één land. Wat betekent onderduiken? Wat was de Hongerwinter?
Opdracht 16
Lees de tekst ‘Anne Frank’ en beantwoord de vragen. Bespreek daarna je antwoorden.
1. Waardoor is Anne Frank bekend geworden?
.......................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................
2. Wie herdenken we op 4 mei?
.......................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................
3. Waarom is de EU opgericht?
.......................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................
5-
17
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
4. Wat is het doel van de NAVO?
.......................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................
Opdracht 17
Lees de zinnen. Wat vind jij? Zet een cirkel om 'eens' of 'oneens'. Waarom vind je dat? Bespreek je antwoorden met de docent en de groep.
Eens 1. We moeten niet meer praten over de Tweede Wereldoorlog. Dat is nu zó lang geleden.
Oneens
Eens 2. We kunnen niets leren van oorlog. Oneens
Eens 3. Als er over 'de oorlog' wordt gesproken, denk ik aan de Tweede Wereldoorlog.
Oneens
Eens 4. Elk jaar moet 5 mei een vrije dag zijn. Oneens
5-
18
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Eens 5. We moeten de Amerikanen en Canadezen dankbaar zijn voor de bevrijding in 1945.
Oneens
Opdracht 18
Lees de vragen. Denk na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. Wil je liever niet nadenken of praten over je ervaringen? Doe de opdracht dan niet. 1. Is of was er oorlog in jouw land? Wie vocht tegen wie? Hoe was dat? Hoe is het nu? 2. Praten de mensen in jouw land nog over de oorlog? Waar praten ze dan over?
5-
19
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
'De Tweede Wereldoorlog (1940 – 1945)' in het kort Nederland is van 1940 tot 1945 bezet geweest door Duitsland. Veel mensen zijn in deze jaren gedood. Vooral de joden hebben zwaar geleden. Nederland is bevrijd door de geallieerden. Dit waren de landen die tegen het Duitsland van Hitler vochten (De Verenigde Staten, Canada, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie). Nederland herdenkt elk jaar de doden op 4 mei en de bevrijding op 5 mei. De Europese Unie (de EU) is een verbond van landen die samenwerken. Het doel bij de oprichting was om oorlog in de toekomst te voorkomen. Ook de NAVO is opgericht na de oorlog. De NAVO is een samenwerking van legers om elkaar te helpen bij een aanval.
Toets je kennis over... De Tweede Wereldoorlog.
Opdracht 19
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
5-
20
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
5.3 Geografie van Nederland
De kaart van Nederland
5-
21
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 20
Kijk op de kaart van Nederland. Schrijf de plaatsnamen op in de lijst. Het zijn er 25.
1. ___________________________
14. ___________________________
2. ___________________________
15. ___________________________
3. ___________________________
16. ___________________________
4. ___________________________
17. ___________________________
5. ___________________________
18. ___________________________
6. ___________________________
19. ___________________________
7. ___________________________
20. ___________________________
8. ___________________________
21. ___________________________
9. ___________________________
22. ___________________________
10. __________________________
23. ___________________________
11. __________________________
24. ___________________________
12. __________________________
25. ___________________________
13. __________________________
De Randstad is het gebied rond Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. 9 van de 25 plaatsen op je lijst liggen in de Randstad. Welke zijn dat, denk je? Zet een kruisje in het vakje achter de naam. Bespreek je lijst met een andere cursist. Hebben jullie dezelfde antwoorden? Welk antwoord is goed?
5-
22
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
De Randstad
De Randstad is het gebied rond Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Dit zijn de grootste steden van Nederland. Het zijn ook belangrijke steden. Amsterdam is de hoofdstad van Nederland. Amsterdam heeft een rijk cultureel leven. Daarom wordt Amsterdam ook wel de culturele hoofdstad van Nederland genoemd. Vlakbij Amsterdam ligt Schiphol. Dit is de grootste luchthaven van Nederland. Rotterdam heeft de grootste zeehaven van Nederland. De haven is belangrijk voor de handel met andere landen. Den Haag is de derde grote stad van Nederland. De Nederlandse regering zit in Den Haag. Daarom wordt Den Haag ook wel de politieke hoofdstad van Nederland genoemd.
Opdracht 21 Bespreek met elkaar wat de volgende woorden betekenen.
de Randstad de hoofdstad cultureel Schiphol de luchthaven zeehaven de regering politiek
Lees ‘De Randstad’ nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
5-
23
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 22
Lees de vragen. Kijk op de kaart op pagina 21. Schrijf je antwoord op. Bespreek daarna je antwoorden.
1. Wat is de hoofdstad van Nederland?
..........................................................................................................................................
2. In welke stad zit de regering?
..........................................................................................................................................
3. Waar ligt de grootste zeehaven van Nederland?
..........................................................................................................................................
4. Bij welke stad ligt Schiphol?
..........................................................................................................................................
5. Welke vier grote steden liggen in de Randstad?
.......................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................
6. Welke stad ligt dicht bij Duitsland? Noem er één.
..........................................................................................................................................
7. Welke stad ligt dicht bij België? Noem er één.
..........................................................................................................................................
5-
24
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 23
Werk samen. Kijk op de kaart van Nederland op pagina 21. Bespreek de vragen.
1. In welke plaats woon jij? Als je woonplaats niet op de kaart staat: waar ligt het dichtbij? 2. Waar heb je eerder gewoond? Wijs aan op de kaart. 3. Waar woont je familie in Nederland? Of waar wonen mensen die je kent? Wijs aan op de kaart. Hoe rijd je ernaartoe? 4. In welke plaatsen ben je wel eens geweest? Wijs aan op de kaart. Hoe rijd je ernaartoe?
5-
25
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 24
Nederland heeft 12 provincies. Vul de namen van de provincies in op de kaart. Bespreek daarna je antwoorden. De provincies: Noord-Brabant, Drenthe, Friesland, Flevoland, Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland. Weet je het echt niet? Kijk dan op pagina 35.
5-
26
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Hieronder zie je een kompas. Er staan vier letters bij. N
Noord
O
Oost
Z
Zuid
W West
Werk samen. Kijk op de kaart van Nederland. Bespreek de vragen.
In welke provincie woon jij? Welke drie provincies heten samen het Zuiden? Welke drie provincies heten samen het Noorden? Noem twee plaatsen ten noorden van Lelystad. Noem twee plaatsen ten zuiden van Dordrecht. Noem twee plaatsen ten oosten van Amersfoort. Noem twee plaatsen ten westen van Amsterdam.
5-
27
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 25
Op de kaart zie je het inkomen per regio. Hoe donkerder het stukje kaart, hoe hoger het inkomen van de mensen.
Gemiddeld inkomen in regio's van Nederland.
Werk samen. Bekijk de kaart. Bespreek de vragen. 1. Waar is het inkomen het hoogst? 2. Waarom is dat zo, denk je? 3. Waar wil jij het liefst wonen en werken? Waarom?
5-
28
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 26
Op de kaart zie je de bevolkingsdichtheid. Dit wil zeggen: waar wonen veel of weinig mensen bij elkaar in Nederland. Hoe donkerder het stukje kaart, hoe meer mensen er wonen.
Aantal inwoners per vierkante kilometer in regio's van Nederland.
Werk samen. Bekijk de kaart. Bespreek de vragen. 1. 2. 3. 4. 5.
Waar wonen veel mensen bij elkaar? Waar niet? Hoe komt dat, denk je? Waar is veel landbouw, denk je? Wijs aan op de kaart. Waar is veel handel en industrie, denk je? Wijs aan op de kaart. Vergelijk de kaarten van opdracht 26 en 27. Is het inkomen hoger in regio's waar veel mensen wonen? Waarom is dat, denk je? 6. Waar wil je nu het liefst wonen en werken? Waarom?
5-
29
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Van A naar B
Soms moet je naar een andere stad toe. Bijvoorbeeld om op bezoek te gaan bij familie. Maar hoe kom je daar? En hoe lang is het reizen naar deze stad? Dit kun je opzoeken op internet. Ga je met de auto? Dan kijk je op maps.google.nl. Bij ‘A’ typ je je eigen adres in. Bij ‘B’ typ je het adres waar je naartoe gaat. Je krijgt dan een routebeschrijving. Zo weet je hoe je op je bestemming moet komen. Ook zie je hoe lang de reis duurt. Ga je met de trein? Dan kijk je op www.9292ov.nl. Bij ‘Van’ typ je je eigen treinstation in. Bij ‘Naar’ typ je het treinstation waar je naartoe gaat. Je krijgt dan een reisadvies. Zo weet je hoe laat je de trein gaat en of je moet overstappen. Je ziet ook de reistijd.
Ga je met de auto? Dan kijk je op maps.google.nl
Ga je met de trein? Dan kijk je op www.9292ov.nl
Nederland is een klein land. Je reist in een paar uur van noord naar zuid. Soms is het moeilijk om je reistijd te schatten. In de Randstad staan bijvoorbeeld vaak files. Dit is een opstopping op de weg. Als er file is, dan kun je niet doorrijden. Dan duurt je reis ook langer.
5-
30
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 27
Bespreek met elkaar wat de volgende woorden betekenen.
opzoeken het adres de routebeschrijving de bestemming het treinstation het reisadvies overstappen de reistijd schatten de file doorrijden
Lees de tekst ‘Van A naar B' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
Opdracht 28
Lees de vragen. Ga naar internet. Schrijf je antwoord op. Bespreek daarna je antwoorden. Opdracht 1 Ga naar maps.google.nl/. Onder het woord Google zie je in het blauw twee woorden staan: Routebeschrijving en Mijn kaarten. Klik op Routebeschrijving. Nu verschijnen twee vakjes: A en B.
5-
31
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
A Typ bij A in: Maastricht en bij B: Groningen. Links zie je een routebeschrijving. Rechts zie je een kaart. Kijk bij de routebeschrijving. Hoeveel kilometer is het? Hoe lang duurt de reis? Kijk nu naar de kaart: Langs welke plaatsen kom je? Noem er twee. B Doe hetzelfde nu nog een keer. Typ nu Den Haag bij A. En Enschede bij B. C Doe hetzelfde nog een keer. Bedenk nu zelf een vertrekpunt en een bestemming. Bijvoorbeeld van je woonplaats naar je werk, je school of de woonplaats van familie.
vertrekpunt
bestemming
kilometers
reistijd
plaatsen onderweg
Maastricht
Groningen
……………… km
…………………..
1. ……………… 2. ………………
Den Haag
Enschede
……………… km
…………………..
1. ……………… 2. ………………
……………….
…………………..
……………… km
…………………..
1. ……………… 2. ………………
5-
32
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 2 Ga naar www.9292ov.nl/. Je ziet het invulformulier van de OVplanner. A Kies bij ‘Van’ voor ‘Treinstation’. Vul in: Maastricht. Kies bij ‘Naar’ ook voor ‘Treinstation’ en vul in: Groningen. De datum en tijd hoef je niet te veranderen. Klik op de knop ‘geef reisadvies’. Hoe lang duurt je reis? Hoe vaak moet je overstappen? Vul je antwoorden in.
B Doe hetzelfde nu nog een keer voor de treinreis van station Den Haag Centraal naar station Enschede.
C Doe hetzelfde nog een keer. Bedenk nu zelf twee stations. Je mag ook een adres invullen, in plaats van een station. Bijvoorbeeld van je woonplaats naar je werk, je school of het adres van familie. Misschien reis je nu met de bus en de trein. Van Maastricht
Naar Groningen
Den Haag
Enschede
……………….
…………………..
reistijd
overstappen
………………….
…………………..
………………….
…………………..
………………….
…………………..
Opdracht 3 In de Randstad staan vaak files. Hoelang duurt een rit van Rotterdam naar Amsterdam zonder file, denk je? En hoelang als er wél files zijn? Wat denk je?
Van
Naar
reistijd zonder file
reistijd met file
Rotterdam
Amsterdam
………………….
…………………..
5-
33
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
'Geografie van Nederland' in het kort Nederland is een klein land. Je reist in een paar uur van noord naar zuid. Nederland heeft 25 grote plaatsen en 12 provincies. In Nederland is de Randstad de belangrijkste regio. Daar wonen de meeste mensen. Daar is ook het meeste werk. De Randstad is het gebied rond Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
5-
34
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Toets je kennis over... Geografie van Nederland.
Opdracht 29
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
De provincies van Nederland.
5-
35
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
5.4 Denkbeelden in Nederland
Gelijkheid
In Nederland zijn man en vrouw gelijk. Ze hebben precies dezelfde rechten. Dit staat ook vastgelegd in de wet. Kort na de Tweede Wereldoorlog was dit anders. Een vrouw moest bijvoorbeeld stoppen met werken als ze ging trouwen. Ook gingen er vroeger minder vrouwen studeren dan nu. Tegenwoordig is het heel gewoon dat vrouwen gaan studeren. Een voorbeeld: van de tien dokters die toen afstudeerden waren er negen man. Maar één was vrouw. Nu zijn van de tien dokters die afstuderen vier man en zes vrouw. Vrouwen stoppen ook niet altijd met werken als ze kinderen krijgen. Wel gaan ze vaak in deeltijd werken. Zo kunnen ze hun werk en kinderen goed combineren. Soms is het de man die in deeltijd gaat werken.
Er zijn in Nederland meer vrouwelijke studenten dan mannelijke studenten die dokter worden.
5-
36
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 30
Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin.
de gelijkheid vastleggen afstuderen deeltijd combineren
Lees de tekst ‘Gelijkheid' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
Opdracht 31
Werk samen. Bekijk de foto’s. Bespreek de vraag. Bespreek daarna je antwoorden met de docent en de groep.
5-
37
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Wie is arts, denk je? En wie is verpleegkundige? Hoe zie je dat?
Opdracht 32
Lees de tekst en de vragen. Denk na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. 1. Waarom studeren er nu meer vrouwen dan vroeger, denk je? 2. Wat vind je van vrouwen als dokter? Zijn ze hetzelfde als mannelijke dokters? Of zijn ze anders? Hoe dan? 3. Heb je wel eens een vrouw als dokter gehad? Wat vond je daarvan? 4. Vind jij dat vrouwen zelf een studie en een baan mogen kiezen? 5. Hoe is dat voor vrouwen in jouw gezin, familie of gemeenschap? Kunnen zij zelf keuzes maken?
5-
38
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Homoseksualiteit
Tegenwoordig is het heel gewoon dat mensen laten zien dat ze homoseksueel zijn. Kort na de Tweede Wereldoorlog was dat wel anders. Als je homoseksueel was, hield je dat geheim. Niemand mocht het weten. Nu praten mensen er open over dat ze homo zijn. Ook bekende mensen doen dat. Bijvoorbeeld Paul de Leeuw, bekend van de televisie. Ook politicus Pim Fortuyn was open hierover. De meeste mensen in Nederland vinden dat ook normaal. Toch blijven er mensen die moeite hebben met homoseksualiteit. Homo's en lesbiennes mogen in Nederland ook met elkaar trouwen.
Pim Fortuyn
Paul de Leeuw
Opdracht 33
Bespreek met elkaar wat de volgende woorden betekenen.
homoseksualiteit het geheim de politicus de homo de lesbienne
Lees de tekst ‘Homoseksualiteit' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
5-
39
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 34
Lees de tekst en de vragen. Denk na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. 1. Vind jij dat mensen mogen zeggen dat ze homo zijn? Hoe is dat in jouw land? 2. Twee mannen of twee vrouwen houden van elkaar. Mogen ze dat laten merken? Bijvoorbeeld door hand in hand te lopen? Of elkaar een zoen te geven op straat? 3. In Nederland kunnen twee mannen of vrouwen met elkaar trouwen. Wat vind je daarvan? 4. Je zit in de trein. Er komen twee mannen tegenover je zitten. Ze zijn verliefd. Hoe reageer je?
Gepaste kleding?
Tegenwoordig is het heel gewoon dat mensen zelf hun kleding bepalen. Kort na de Tweede Wereldoorlog was dit wel anders. Als je geen nette kleren droeg, werd er over je gepraat. Nu mogen mensen zelf weten wat ze dragen. Meisjes mogen bijvoorbeeld korte rokken aan. Of ze mogen met een blote buik over straat lopen. De meeste mensen vinden dit heel normaal. Natuurlijk kun je niet altijd dragen wat je wil. Op je werk draag je andere kleren dan in je vrije tijd. Vaak weet je of bepaalde kleding gepast is.
Opdracht 35 Bespreek met elkaar wat de volgende woorden betekenen.
gepast de kleding net
Lees de tekst ‘Gepaste kleding?' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
5-
40
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Opdracht 36
Werk samen. Bekijk de foto's. Bespreek de vragen. Bespreek daarna je antwoorden met de docent en de groep.
Wat zie je op deze foto’s? Wat voor kleding is het? Wat is het verschil? Wat is hetzelfde?
Bekijk de foto. Wat vind je van haar kleding? Waarom?
Bekijk nu deze foto. Wat vind je van haar kleding? Waarom?
5-
41
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
'Denkbeelden in Nederland' in het kort In Nederland is de vrouw gelijk aan de man. Dit betekent dat zij hetzelfde recht heeft op een opleiding of werk. Homoseksualiteit is toegestaan in Nederland. Homo's mogen zelfs trouwen. Veel mensen keuren homoseksuele relaties goed. In Nederland mag je zelf je kleding bepalen.
Toets je kennis over... Denkbeelden in Nederland.
Opdracht 37
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
5-
42
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Toets je kennis over... Geschiedenis en geografie.
Opdracht 38
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 39
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
De film
KNS, module 5: Geschiedenis en geografie.
Bekijk de film nog een keer. Bespreek: • • • •
Begrijp je nu alles? Wat begrijp je nog niet? Vertel in je eigen woorden waar de film over gaat. Wat is anders in jouw land? Ben je het eens met de persoon? Wat is jouw mening? Waarom?
5-
43
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Woordenlijst
Schrijf de betekenis op. Hoe? Dat mag je zelf kiezen. Bijvoorbeeld in je eigen taal, of in het Nederlands. Met een voorbeeldzin, of met een tekening.
woord
betekenis
aanvallen
______________________________
het het adres
______________________________
de
Afsluitdijk
______________________________
afsluiten
______________________________
afstuderen
______________________________
baas
______________________________
beloven
______________________________
beroemd
______________________________
bestemming
______________________________
besturen
______________________________
bevrijden
______________________________
de
bewoner
______________________________
de
boerderij
______________________________
de
bon
______________________________
de
cacao
______________________________
combineren
______________________________
het concentratiekamp
______________________________
de
de
cultureel
______________________________
het dagboek
______________________________
de
dam
______________________________
deeltijd
______________________________
de
Deltawerken
______________________________
de
dijk
______________________________
doorrijden
______________________________
5-
44
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
droog
______________________________
de
duin
______________________________
de
EU (Europese Unie)
______________________________
de
file
______________________________
de
geallieerden
______________________________
het geheim
______________________________
de
gelijkheid
______________________________
gepast
______________________________
de
gouden eeuw
______________________________
de
gracht
______________________________
de
handel
______________________________
handelen
______________________________
herdenken
______________________________
de
herinnering
______________________________
de
heuvel
______________________________
de
homo
______________________________
de
homoseksualiteit
______________________________
de
honger
______________________________
de
Hongerwinter
______________________________
de
hoofdstad
______________________________
joods
______________________________
de
kleding
______________________________
de
kolonie
______________________________
de
koopman
______________________________
het leger
______________________________
de
lesbienne
______________________________
de
luchthaven
______________________________
de
molen
______________________________
de
NAVO
______________________________
net
______________________________
onderduiken
______________________________
oprichten
______________________________
5-
45
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
opzoeken
______________________________
overleven
______________________________
overstappen
______________________________
de
overstroming
______________________________
de
polder
______________________________
de
politicus
______________________________
politiek
______________________________
pompen
______________________________
Randstad
______________________________
de
het recht
______________________________
de
______________________________
regering
het reisadvies
______________________________
de
reistijd
______________________________
de
rijkdom
______________________________
de
rivier
______________________________
de
routebeschrijving
______________________________
de
ruzie
______________________________
samenwerken
______________________________
de
samenwerking
______________________________
de
schade
______________________________
schatten
______________________________
de
scheepvaart
______________________________
de
schilder
______________________________
het schilderij
______________________________
het schip
______________________________
Schiphol
______________________________
de
slaaf
______________________________
de
specerij
______________________________
spoelen
______________________________
stormen
______________________________
de
strijd
______________________________
de
suiker
______________________________
5-
46
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
tegenhouden
______________________________
de
terp
______________________________
de
thee
______________________________
het treinstation
______________________________
de
Tweede Wereldoorlog
______________________________
vastleggen
______________________________
vechten
______________________________
verdelen
______________________________
verdrinken
______________________________
verstoppen
______________________________
vertalen
______________________________
vervoeren
______________________________
vervolgen
______________________________
vieren
______________________________
de
VOC
______________________________
de
watersnoodramp
______________________________
de
zeehaven
______________________________
de
zeespiegel
______________________________
het zeewater
______________________________
Deze woordenlijst wordt aangeboden in 5 talen. Ga naar de website en log in. Kies de cursus KNS. Klik nu op je eigen taal. Engels
Frans
Spaans
Turks
Arabisch
5-
47
Module 5 Geschiedenis en geografie
KleurRijker
Schrijf jouw nieuwe woorden op deze lijst. Schrijf ook de betekenis op. Vul minimaal drie woorden in. woord
betekenis
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
___________________________
____________________________
Leer de woorden. Herhaal ze vaak. Hoe schrijf je het woord? Hoe klinkt het woord? Wat betekent het woord? Kun je er een zin mee maken?
5-
48