GM
jaargang 8 n u mm e r 2 9 L E N T E 2 0 0 8
GM KWADRAAT TIJDSCHRIFT OVER GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA UTRECht
G M K W A D R A A T J A A R G A N G 8 NU M M ER 2 9 L E N T E 2 0 0 8
Natuurbeleving in de negentiende eeuw | 4
Museumweekend 2008 | 8
In de webpeiling... | 13
Symposium Cultuurlandschap op de digitale kaart gezet | 14
Educatie en publieksbereik | 18
Gemeente Utrecht | 20
Het Utrechts Archief | 24
Bond Heemschut | 30
Nieuwe boeken | 32
GM KWADRAAT is een uitgave van Landschap Erfgoed Utrecht, Het Utrechts Archief, de Provinciale Commissie Utrecht van de Bond Heemschut en de secties Cultuurhistorie en Monumenten van de gemeente Utrecht en verschijnt 4x per jaar. Landschap Erfgoed Utrecht Redactie: Fred Vogelzang en Jacquelien Vroemen. Redactieadres: Bunnikseweg 25 3732 HV De Bilt Telefoon: 030 220 55 34 Fax 030 220 55 44 E-mail:
[email protected] Internet: www.landschaperfgoedutrecht.nl Het Utrechts Archief Contactpersoon: Nettie Stoppelenburg Alexander Numankade 199-201, 3572 KW Utrecht Telefoon: 030-2866611 E-mail:
[email protected] Internet: www.hetutrechtsarchief.nl Provinciale Commissie Utrecht Bond Heemschut Contactpersoon: Hein Kuiper Mijzijde 49, 3471 GP Kamerik Telefoon: 0348-401435 E-mail:
[email protected] Internet: www.heemschut.nl/utrecht Secties Cultuurhistorie en Monumenten van de gemeente Utrecht Contactpersoon: René de Kam Zwaansteeg 11, 3511 VG Utrecht Telefoon: 030-2863990 E-mail:
[email protected] Internet: www.utrecht.nl/cultuurhistorie
Grafisch ontwerp www.ontwerpkantoor.nl Druk RotoSmeets GrafiServices ISSN 1571-442X
GM
G M K W A D R A A T T I J D S C H R I F T O V E R G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Het eerste nummer van een nieuwe jaargang komt altijd uit vlak voor het museumweekend. Dit keer is het landelijke thema ‘de kunst van de waarheid’. Dat thema is op veel manieren op te vatten: als waarheidsgetrouwheid of realisme in kunstuitingen, als authenticiteit van het museumvoorwerp, maar ook in hoeverre kunstuitingen kunnen dienen als middel om dieper tot de waarheid door te dringen. En op een nog basaler niveau: de waarachtigheid of echtheid van de museale presentatie. Dat laatste uitgangspunt hebben wij gekozen in ons hoofdartikel: in hoeverre is het mogelijk of wenselijk een zo waar mogelijke presentatie te bieden? Zijdelings komt dat thema ook aan de orde in het verhaal over natuurbeleving. Wat willen we daarin beleven, in hoeverre wordt er een romantische deken gelegd over de ‘werkelijkheid’ van de natuur en hoe natuurlijk is onze wens, om de natuur in stand te houden? Dit jaar is het Jaar van het Religieus Erfgoed. In een volgend nummer zullen we daar meer aandacht aan besteden, maar de schaduw wordt reeds vooruitgeworpen door de excursie, die onze partner de Bond Heemschut organiseert langs enkele bijzondere kerkgebouwen. Ook de gemeente Utrecht en Het Utrechts Archief zijn weer van de partij. Een andere traditie die bij het eerste nummer van een jaargang hoort, is de acceptgiro. Het aantal abonnees van GM2 stijgt nog steeds. Daar zijn we erg trots op. We zijn ook trots op het feit dat velen van u op verschillende wijze uw waardering voor het erfgoedblad van de provincie Utrecht laten blijken. Soms door te reageren, soms door eigen artikelen in te sturen en verreweg de meeste van u door gebruik te maken van de mogelijkheid, vrijwillig een bijdrage te storten als tegemoetkoming in de portokosten. We hopen dat we ook dit jaar op uw waardering mogen rekenen. De redactie
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Hans Zijlstra
Lagchende
In de periode 1750-1900 vindt een fundamentele verandering plaats in het denken over de natuur. Na de ontwikkeling van de romantische natuurbeleving verschuift de belangstelling naar actieve natuurbescherming. Hoe kwam deze verandering tot uiting en wat is er al over bekend? Een verkenning aan de hand van een regionaal voorbeeld: de Utrechtse Heuvelrug.
4
Bosgezicht, BC Koekkoek, 1848 collectie Rijksmuseum Amsterdam
Bij ‘natuur’ denken we tegenwoordig al gauw aan bos.
zigten’ in de omgeving van Nijmegen. Rond Arnhem
Bomen hebben emotionele waarde en kappen stuit dik-
en op de Utrechtse Heuvelrug hebben schrijvers soort-
wijls op weerstand. Rond 1750 roept het begrip ‘natuur’
gelijke ervaringen. Eentonigheid is taboe. Van Meerten
echter heel andere associaties op. Natuur is vooral een
schrijft in zijn Reis door het Koningrijk der Nederlan-
onderzoeksobject: een buitengewoon interessant onder-
den (1822-1829) over de omgeving van Amerongen en
deel van de Schepping. Typerend voor deze zienswijze
Doorn: “Schilderachtig is hier de afwisseling van heide
is Martinet’s ‘Katechismus der natuur’. Bos is er in Neder-
en bosch.” Nog in 1910 beschrijft Coenders de omgeving
land rond die tijd na eeuwen intensieve houtwinning
van Utrecht als “een schat van natuurschoon in aller-
niet zoveel meer. Het overgebleven bos wordt vooral
rijkste afwisseling.” Aan de hand van de vele reisgidsen
gebruikt voor houtkap, voor de jacht of als voederplaats
en plaatsbeschrijvingen kan dit natuurbeeld nader om-
voor het vee. De overige niet in cultuur gebrachte ge-
schreven worden.
deelten van het land beschouwt de achttiende-eeuwer
Het natuurbegrip is in deze periode niet los te zien
als ‘woeste gronden’, zonder daar het predicaat ‘natuur’
van kunst en cultuur. Nijhoff omschrijft de natuur
op te plakken.
rond Arnhem als “door de leidende hand der kunst ver-
Bomen worden in deze periode niet zonder meer als ge-
edeld.” Daarnaast ontstaat er echter waardering voor de
zond beschouwd. Het is bijvoorbeeld nog maar de vraag
“woeste natuur” buiten de gebaande paden. Craandijk
of het planten van bomen rond de steden wel zo’n goed
merkt in zijn bekende Wandelingen op dat de ware
idee is. Bomen zouden de doorstroming van de lucht belemmeren waardoor een ziekteverwekkende “menigte bederf” blijft hangen. De apotheker W. van Barneveld schrijft echter in 1781, in zijn antwoord op een prijsvraag
Pimpelmezen, uit: Sepp-Nozeman Nederlandsche vogelen
1770-1829 , uitgave met een inleiding van Dr. A. Schierbeek, ’-s Gravenhage 1948
NUMMER 29 LENTE 2008
heuvelen
van het Provinciaals Utrechts Genootschap: “Dat er tot nog toe geen Plant gevonden wordt die de Lucht niet verbetert.” Korte tijd later beschrijft Jan Ingenhousz het proces van de fotosynthese, waarmee de natuur een belangrijke slag heeft gewonnen.
Natuurbeleving Na 1800 is vooral onder de burgerij sprake van toenemende gevoeligheid voor de natuur. Deze gevoeligheid is het resultaat van een veranderende houding ten aanzien van de natuur sinds de Middeleeuwen. In de late Middeleeuwen kijkt men al anders tegen bos aan dan in de voorafgaande eeuwen. Van een gevaarlijke plek verandert het bos in een “bron van grondstoffen”. In het romantische negentiende-eeuwse natuurbeeld staan ‘eenvoud’ en ‘afwisseling’ centraal. Schrijvers van reisgidsen beschrijven het landschap als ‘schilderachtig’ en ‘pittoresque’. Ze hebben een duidelijke voorkeur voor de heuvelachtige streken rond Nijmegen en Arnhem en ten oosten van Utrecht. Hoet beschrijft in 1828 ‘de ‘lagchende heuvelen en schitterende verge-
5
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Boomgroep op de heide bij Driebergen, Charles Rochussen, ca. 1855-1865
n atuurliefhebber de ”kunstweg” mijdt:“... ook de onge-
goed voor het gestel. Volgens Van Zutphen’s beschrij-
baande wildernissen trekken hem aan.” Dit gevoel voor
ving van de provincie Utrecht “zijn de uitwasemende
‘natuur om de natuur’ is ook terug te vinden bij een
dampen hier minder zwavelig en vochtig. De lucht is
schilder als Rochussen. In de jaren ’60 schildert hij een
hier dus droger en gezonder dan in Holland.” En even
reeks bosgezichten in de buurt van Driebergen.
verderop: “.. van hier hebben ook de meeste bewoners
Invloed vanuit het buitenland speelt een belangrijke rol
een helderder en sterker voorkomen.” Nader onderzoek
bij het zich ontwikkelende natuurbegrip. De landschaps-
naar dergelijke beschrijvingen is gewenst.
stijl is vooral geïnspireerd door Engelse voorbeelden.
Gezonde natuur wordt in deze tijd geassocieerd met
De Zwitserse mode die na 1860 op de heuvelrug opgeld
Zwitserland. Hoogte staat gelijk aan zuiverheid en dat
doet, is terug te voeren op Duitse en Franse invloeden.
leidt onder meer op de Utrechtse Heuvelrug tot chalet-
Zeker in de jaren na 1815 verschijnen in Nederland veel
bouw en de vestiging van herstellingsoorden in de bos-
reisbeschrijvingen van Zwitserland en bepaalde streken
sen. Over de chaletbouw verscheen eerder een artikel
in Duitsland: de Harz, de Eiffel en de Rijnoevers. Voor
in GM2 (zomer 2007). De filosofie achter de ‘trek naar
een deel betreft dit vertalingen maar er zijn ook d iverse
buiten’ van herstellingsoorden en andere medische in-
Nederlanders die de tocht naar de bergen wagen. In
stellingen is zeker nader onderzoek waard. Evenals de
Utrecht verschijnt bijvoorbeeld ‘Eene maand op reis
verhouding tussen stad en platteland en het gezond-
in Noord-Italië, Savoye en Zwitserland’ (Kemink & Zn.
heidsmotief dat leidt tot de ontwikkeling van tuinsteden
1864). Systematisch onderzoek van deze beschrijvingen
en ‘buiten wonen’. In de negentiende eeuw krijgt het
kan het natuurbeeld aanscherpen. Zeker in vergelijking
beeld van de stad als drukke, ongezonde omgeving een
tot andere landen.
krachtige impuls. Nijhoff schrijft in 1828 al voor lezers “... wier geest verademing zoekt van het gewoel der groote
Gezondheid Het Album der Natuur, dat vanaf 1852
steden.” Het pastorale, ‘gezonde’, Zwitserland vormt
in druk verschijnt, vormt daarvoor een interessante bron.
daarvoor een tegenwicht.
In het Album verschijnt in 1858 een bijdrage over ‘De
6
bosschen en hun invloed op den toestand des lands’.
Natuur biedt ondertussen in de eerste plaats ontspan-
Met de invloed van bos op het milieu is niet alleen de
ning. Wat dat betreft is er niet zo veel veranderd. De
gezondheid van de mens maar ook de ‘volksaard’ in het
gejaagde stedeling komt door de eenvoud van de na-
geding. De negentiende-eeuwer legt namelijk een direct
tuurlijke omgeving tot rust. Craandijk schrijft dan ook
verband tussen geografie en volkskarakter. Kort gezegd:
voor lezers “met een open oog voor het eenvoudig na-
teveel vocht doet de mens geen goed, droogte is echter
tuurschoon.” Oud hoeft deze natuur niet te zijn. Ook
de recent aangelegde natuur rond de hofstede Plat-
ling van sierlijke parken en trotse bosschen eene onge-
tenburg bij Maarn is volgens Van der Aa aantrekkelijk
meene bekoring voor den wandelaar….” De ‘ woeste
voor “beminnaars der natuur”. Het toerisme dat in de
gronden’ lijken dan ineens ver weg. Al zou het areaal
tweede helft van de negentiende eeuw aan populariteit
aan heideveld rond een dorp als Doorn tot 1940 aan-
wint, richt zich behalve op culturele bezienswaardighe-
zienlijk blijven.
den vooral op natuur en landschap. De bossen bij Baarn en Amersfoort en de heuvels tussen Zeist en Drieber-
Natuurbescherming Natuurbeleving is rond 1900
gen trekken een groeiend publiek. Gerlach prijst voor dit
een persoonlijke en individuele ervaring geworden. Het
publiek de bossen aan, “rijk aan schaduw” en vol plek-
is dan ook waard om de natuur te beschermen, niet al-
jes “om uit te rusten.” De opkomst van het toerisme, de
leen om de natuur zelf maar ook voor het welzijn van de
organisaties die erbij betrokken zijn en de toeristische
mens. De roep om natuurbescherming is eind negen
trekpleisters vereisen nader onderzoek.
tiende eeuw niet nieuw. In landen als de Verenigde
Begin twintigste eeuw vloeien natuur- en cultuurland-
Staten en Engeland worden al eerder initiatieven geno-
schap in elkaar over. Het besef dat de omringende na-
men om diersoorten en landschappen te beschermen.
tuur vrijwel geheel door mensenhand is aangelegd
In Nederland wordt de bescherming van bepaalde
wint terrein. Tegelijk hoeft dit de waardering niet in de
diersoorten in 1880 bij wet vastgelegd. Het betreft
weg te staan. Zo schrijft Evers in 1911 over de Drie-
hier echter soorten ‘nuttig voor Landbouw of Hout-
bergse-straatweg: “De buitens vormen eene nagenoeg
teelt’. Daarnaast klinkt al in 1840 een ander geluid.
onafgebroken keten en zijn door hunne rijke afwisse-
Het Nederlandsch Magazijn spreekt dan haar afschuw uit over de teloorgang van de bossen in Normandië “door de winstzucht van eenige ondernemers en kapi-
Ten oosten van Utrecht. Kaart uit Gids voor Utrecht,
talisten, die het schilderachtige van het oord aan hun
stad en provincie , E. Coenders, 1910.
belang opofferen.” Juist deze schilderachtige, ‘nutteloze’ schoonheid van de natuur is rond 1900 reden om a ctief te ijveren voor bescherming. De bedreiging van te a ctie over te gaan. In 1905 richten “natuurvrienden” als Jac. P. Thijsse en E. Heimans de Vereniging Natuurmonumenten op. Vanaf 1906 verschijnen de befaamde Verkade-albums, als uiting van de groeiende belangstelling voor “alles wat groeit en bloeit”. Twee decennia later krijgt de natuurbescherming ook in Utrecht vaste
NUMMER 29 LENTE 2008
het Naardermeer vormt de aanleiding om tot concre-
voet aan de grond met de oprichting van Het Utrechts Landschap. Vanaf dat moment is natuurbeleving een publieke zaak. Natuur wordt middel tot algemeen welzijn. Maar dat is een volgend hoofdstuk in de geschiedenis van de natuurbeleving.
•
L i t er a t uur
- Buis, J., Historia Forestis: Nederlandse bosgeschiedenis, Wageningen 1985. - Kloek, J.J. en Mijnhardt, W.W. , 1800: blauwdrukken voor een samenleving, Den Haag 2001. - Loos, W. e.a. (red), Langs velden en wegen: de verbeelding van het landschap in de 18e en 19e eeuw, Amsterdam 1997. - M oes, C.D.H., Architectuur als sieraad van de natuur. De architectuurtekeningen uit het archief van J.D. Zocher jr. (1791-1870)
en L.P. Zocher (1820-1915), Rotterdam 1991. - Montijn, I., Naar buiten. Het verlangen naar landelijkheid in de negentiende en twintigste eeuw, Amsterdam 2002. - Schama, S., Landscape and memory, Londen 1995. - Thomas, K., Man and the natural world, changing attitudes in England 1500-1800, Harmondsworth 1984. - Windt, H.J., En dan wat is natuur nog in dit land: natuurbescherming in Nederland 1880-1990, Amsterdam 1995. - Woud, A. van der, Het lege land: de ruimtelijke orde van Nederland, 1798-1848, Amsterdam 1987. U kunt reageren op dit artikel, e-mail:
[email protected]
7
Jacquelien Vroemen Landschap Erfgoed Utrecht
MUSEUMWEEKEND 2008
Het Museumweekend van 2008 vindt plaats op 5 en 6 april en heeft als motto ‘de Kunst van de waarheid’. Een interessante leuze: musea worden door het grote publiek gezien als zeer betrouwbare instituten. Zij bezitten en beheren immers authentieke voorwerpen, en die liegen niet. Voorwerpen staan in dat opzicht gelijk aan feiten: die zijn echt, en waar. Waarom dan twij-
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
fel zaaien met een oproep aan de musea om het publiek te tonen ‘hoe verwarrend echt kan zijn en hoeveel verschillende waarheden rond een object waar kunnen zijn’ 1 ?
Wat is waar? De objecten die in historische musea
en vertelt iets over de keizer. In historisch museum Het
tentoongesteld worden zijn geen van alle voor dit doel
Kleine Veenloo liggen twee breiboeken in een vitrine.
gemaakt. Ze zijn hun leven begonnen als gebruiksvoor-
Duizenden van deze boeken zijn gebruikt en wegge-
werp en na gedane arbeid om uiteenlopende redenen
gooid. Deze twee exemplaren mogen hun verdere le-
uitverkoren om bewaard en tentoongesteld te worden.
ven slijten achter glas, en zo dienen ter illustratie bij
In het museum zijn de objecten dus uit hun natuurlijke
het verhaal van de textielindustrie in Veenendaal. Het
context gehaald. Dit feit alleen al maakt dat wij er met
eigenlijke verhaal achter de breiboeken (wie heeft ze
andere ogen naar kijken. Het is de taak van het museum
gebruikt, waarom zijn juist deze twee hier terechtge
om ons het ‘ware verhaal’ achter die objecten te vertel-
komen?) komen wij niet te weten en dat is hier ook
len. Maar welk verhaal? En moet dat eigenlijk altijd wel?
niet de bedoeling.
Soms zijn objecten alleen interessant als onderdeel van
Een ander voorbeeld is een ambachtelijk stuk gereed-
een verhaal, en hebben ze ‘van zichzelf’ geen waarde.
schap zoals een blokschaaf, die zijn leven eindigt als
De meeste voorwerpen in musea kennen een lange ge-
‘huiskamerkunstvoorwerp’ met een bosje droogbloe-
schiedenis. Een snuifdoos bijvoorbeeld, ooit gemaakt
men erop. Zou deze schaaf in een museum terechtko-
als praktisch gebruiksvoorwerp, wordt in Kasteel Huis
men, wat zou zijn identiteit dan zijn: gereedschap of
Doorn tentoongesteld als onderdeel van de snuifdozen-
huiskamerkunst?
verzameling van Keizer Willem II. De snuifdoos wordt
Kortom, rond een object kunnen veel verschillende
dus gepresenteerd als verzamelobject, en niet als de
waarheden ‘waar’ zijn. En het museum bepaalt welke
snuifdoos die hij oorspronkelijk was. Maar deze combi-
waarheden wij te zien en te horen krijgen.
natie van snuifdozen is op zichzelf ook weer authentiek
Objecten of verhalen Niet altijd wordt gekozen 1
8
Nederlandse Museumvereniging, zie www.museumvereniging.nl
voor het vertellen van verhalen. Objecten kunnen gewoon in vitrines worden gelegd, met daarbij tekstkaart-
links: De niet direct als inktpot herkenbare inktpot rechts: Breiboek in een vitrine in museum het Kleine Veenloo in Veenendaal
jes met een zo volledig mogelijke beschrijving van het object, compleet met de verwervingsgeschiedenis. Dat is misschien voldoende bij heel bijzondere voorwerpen, die door hun exclusiviteit alleen al drommen bezoekers trekken (overigens worden daarbij toch wel verhalen verteld; de context van de objecten wordt dan opgeroepen met grote tekstborden aan de muren). Maar vaker wordt ervoor gekozen om objecten op een zodanige manier bij elkaar te plaatsen, dat ze samen een verhaal vertellen. Arja van Veldhuizen, teamleider Educatie en Publieksbereik bij Landschap Erfgoed Utrecht en al jaren werkzaam in de museale sector: ‘Als je de spullen alleen maar in een vitrine legt, gaat men zelf associëren, dan heb je niet in de hand wat mensen er allemaal omheen bedenken. Dan is het museum misschien wel objectief, maar dan gaat het bezoek ermee op de loop. Daarom kiest het museum er vaak voor om de associaties te sturen door de objecten in een verhaal te plaatsen. En een van de doelen van een historisch museum is toch, om het verleden toegankelijk te maken (met behulp van authentieke historische objecten) en het historisch besef te bevorderen.’ Mensen gaan om verschillende redenen naar een mu-
9
Een bijzondere vorm van enscenering is de stijlkamer Musea hebben verschillende manieren om met behulp van hun collectie (de objecten) een verhaal te vertellen. Wanneer ze dit doen door bepaalde objecten in een cluster bij elkaar te zetten waardoor deze elkaar versterken, spreken we van een ‘evocatieve opstelling’ of een enscenering. Een stijlkamer is een kamer in een museum die in een bepaalde historische stijl is ingericht. De meubels, voorwerpen, maar ook het behang en de gordijnen, geven de bezoeker een beeld van hoe men in een bepaalde tijd leefde. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in diverse musea in de provincie, onder andere Museum Oud-Soest, het Centraal Museum in Utrecht, het tabaksmuseum in Amerongen. Een ensemble 2 is een verzameling waarvan de cultuurhistorische meerwaarde wordt ontleend aan de relatie met de locatie waar zij zich bevindt, een verzameling in situ dus. Dit kan een historisch interieur zijn dat hoort bij het huis waarin het staat. Voorbeelden hiervan in Utrecht zijn: Kasteel Amerongen, Slot Zuylen, Kasteel Huis Doorn. 2
Omschrijving ontleend aan een rapport in opdracht van de Directie Cultureel Erfgoed van OCW uit 2004. Het rapport is te
boven: Enscenering in Museum ’t Schilderhuis in Driebergen
downloaden via www.erfgoedinspectie.nl/_media/publications/
onder: Weefgetouw in Museum het Kleine Veenloo in Veenendaal
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Van_object_naar_samenhang.pdf
10
seum. Ze willen ‘er iets van opsteken’, ze willen ver-
‘Als je daarentegen wilt laten zien hoe men vroeger
maakt worden, een verhaal ‘horen’, te weten komen
schreef, kun je wél al die objecten tonen. Maar dan kun
‘hoe het vroeger was’. Die verhalen breng je niet goed
je ook een filmpje vertonen over een met inkt en kroon-
over door slechts objecten te tonen. Objecten kunnen
tjespen schrijvend persoon, en de inktpot in een vitrine
nu eenmaal niet voor zichzelf spreken. Het museum
erbij zetten.’
moet als het ware de natuurlijke context van het object
weer voor ons oproepen.
Enscenering De mate waarin een museum ‘ensce-
En de meeste musea doen dat dan ook. Gevolg hiervan
neert’ kan verschillen. Als de objecten de boventoon
is, dat de individuele objecten minder aandacht krijgen,
moeten voeren, worden ze ‘alleen maar’ in een beteke-
sommige zullen zelfs compleet over het hoofd gezien
nisvolle context bij elkaar gezet, zoals in het voorbeeld
worden. Arja van Veldhuizen illustreert dit mechanisme
met de inktpot en de kroontjespen, of, zoals in Museum
met een treffend voorbeeld: ‘Tijdens een college aan
het Kleine Veenloo, waar een weefgetouw staat met
studenten van de Universiteit in Nijmegen had ik een
een half afgeweven lap stof erop. Als je al niet weet
inktpot bij me met een wat ongewone zandloperachti-
waar een weefgetouw voor dient, kan die lap stof dat
ge vorm. Geen van hen wist waar dit object voor diende.
waarschijnlijk wel duidelijk maken. Al gauw worden er
Toen ik er een kroontjespen bij legde, ‘wisten’ ze alle-
echter allerlei details toegevoegd, die het geheel ver-
maal meteen dat het een inktpot was. Toen legde ik er
levendigen en ‘echter’ maken. In museum het Schilder-
nog een heel aantal objecten bij, zoals een inktlap, vloei-
huis in Driebergen zien we een groot aantal poppen
papier en een inktvloeier; het verhaal was daardoor na-
bij elkaar zitten, gestoken in militaire galakostuums. D e
tuurlijk completer, maar het opvallende was, toen ik de
objecten waar het om gaat, zijn de kostuums. Maar het
inktpot weghaalde, werd die niet gemist!
is een heel tafereel geworden: de heren en dames zit-
‘De moraal van dit verhaal is, dat als je wilt laten zien
ten in een ‘salon’, er staan drankflessen en glazen op
hoe inktpotten er uit zagen, je er niet teveel dingen om-
tafel, een vaas met bloemen, en er is ook een dame in
heen moet leggen; Anders wordt het eigenlijke object
avondtoilet, die met de tentoongestelde kostuums in
ondergesneeuwd.
feite niets te maken heeft. De fantasie kan nog verder
Theekamertje in Slot Zuylen. Het opengeslagen boek dat moet suggereren dat de bewoner net even is weggelopen ligt er inmiddels niet meer.
worden uitgebreid met geluiden, geuren en zelfs levende acteurs.
Slot Zuylen Een mooi voorbeeld van de dilemma’s die komen kijken bij het inrichten, is Slot Zuylen. Op het eerste gezicht lijken de keuzes hier gemakkelijk: hier wordt immers ‘slechts’ getoond hoe ‘de’ bewoners van dit kasteel ter plaatse gewoond hebben? Zo eenvoudig is het echter niet: het slot kent een lange (bewonings)geschiedenis en daarom zien we kamers, ingericht in de stijlen van vele eeuwen, van de zeventiende tot de twintigste eeuw. Conservator Hester Kuiper vertelt: ‘Het slot was tot 1952 bewoond, toen hebben de laatste bewoners er een museum van gemaakt. De familie ging in het koetshuis wonen en liet de meeste meubels in het ‘grote huis’ staan. De inrichting was toen dus zeer authentiek, precies zoals zij het had achtergelaten. De laatste eigenaar was bovendien nauw betrokken bij de rondleidingen. In de jaren ‘60 zijn er een paar kleine aanpassingen gedaan; en in de jaren ‘80 was er een grote restauratie en is er heel veel aangepast. Met name het interieur van de zogenaamde Bellekamers is toen gereconschrijft Belle wel iets over haar vertrekken, onder andere over een secretaire van donker hout, maar die meubels Stijlkamers: voor- en nadelen Een stijlkamer, dus
waren er niet meer. We hebben dus moeten kiezen voor
een nagebouwde museale opstelling, kan een mooi
andere meubels, die wel uit de tijd van Belle stammen.
tijdsbeeld geven, maar de kans dat dit ‘de waarheid’
Maar echt oorspronkelijk is de inrichting dus niet. De gid-
geweld aan doet, is groot. Arja van Veldhuizen: ‘Ik
sen vertellen dat er altijd wel bij. Als mensen dan zeggen:
zag in Noorwegen een huis dat was nagebouwd,
‘ohh heeft Belle in dat bed geslapen?’ dan zeggen zij:
uit de jaren ‘80. Dat voelde niet goed, het was te
nee, ze sliep in zo’n soort bed. Je kunt niet net doen alsof
clean. Een van de redenen was dat ze het helemaal
een object authentiek is, als het dat niet is.’
vol hadden gezet met meubels uit precies die tijd.
Een ander voorbeeld is het zogenaamde voorraadkamer-
En dat klopt niet, aangezien er natuurlijk ook spul-
tje. ‘Dit bevindt zich naast het theekamertje en heeft een
len uit daaraan voorafgaande tijden hadden moeten
plafondschildering uit de zeventiende eeuw. We weten
staan. Nu kon ik dat zien, omdat ik een helder beeld
heel weinig van dit kamertje; wat het oorspronkelijke ge-
heb van een jaren ’80 interieur. Maar als je dit door-
bruik ervan geweest is. Het grenst aan de eetkamer en
trekt, zul je moeten erkennen dat dit ook zal gelden
staat ermee in verbinding; maar deze eetkamer was in
voor een stijlkamer uit de zeventiende of achttiende
de zeventiende eeuw geen eetkamer, maar ontvangst
eeuw, waarvan wij de authenticiteit niet kunnen in-
kamer. Tussen 1900 en 1952 was dit als voorraadkamer-
voelen, en kun je dus met grote zekerheid zeggen
tje in gebruik; de vrouw des huizes had er de sleutel van,
dat een stijlkamer meestal niet zal kloppen.’
en mat en woog elke ochtend de benodigde ingrediën-
Museumconsulent Behoud en Beheer Marianne de
ten en levensmiddelen af voor die dag. Ook werden er
Rijke (LEU): ‘Het publiek vindt het doorgaans leuk;
soms nagerechten bereid, die van hieruit konden worden
men krijgt een beeld (of fantasie) van een bepaalde
uitgeserveerd. Het publiek vindt dit een erg leuk verhaal,
periode. Wel is het zo dat de meeste mensen een vi-
en wij hebben de ruimte dus als voorraadkamertje inge-
trine met objecten met tekstbordjes, als objectiever
richt, zoals het dus in het begin van de twintigste eeuw
beoordelen.’ Dat is niet geheel onterecht, blijkens
was. Maar evengoed zouden we het leeg hebben kunnen
ook haar opmerking, dat stijlkamers meestal een
laten, omdat we niet weten hoe het daarvoor gebruikt
vervalsing zijn.
werd. Maar hier was het verhaal dus duidelijk belangrijker.’
NUMMER 29 LENTE 2008
strueerd. En ja, waar baseer je je dan op? In haar brieven
11
Slot Zuylen Waarop zijn de keuzes gebaseerd, en is de ene kamer ingericht met zeventiende-eeuwse meubels, en de andere vrij modern? Hester Kuiper: ‘De inventarissen die overgeleverd zijn, zijn heel belangrijk. We hebben er een uit 1580, van het middeleeuwse kasteel; een uit 1692, van Hendrik Jacob Tuyll van Serooskerken, die toen het slot in zijn familie kreeg via zijn vrouw; hij heeft duidelijk zijn stempel op de inrichting van het kasteel willen drukken, getuige de vooroudergalerij, de wandtapijten en de plafondschilderingen van het theekamertje en het voorraadkamertje. We hebben er een uit 1776, van Jacob van Tuyll van Serooskerken, de vader van Belle, en de opdrachtgever van de grootscheepse verbouwing van 1752; een uit 1839 van Willem René van Tuyll van Serooskerken, de broer van Belle, en een uit 1899 van idem, de kleinzoon van bovengenoemde. Die inventarissen zijn gemaakt op keerpunten in de geschiedenis van het slot, het waren logische momenten om ze te maken; en ze zijn voor ons zeer belangrijk. De vertrekken zijn ingericht aan de hand van deze beschrijvingen. Waarom de ene keer voor de ene, en de andere keer voor een andere is gekozen, is afhankelijk van
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
verschillende factoren, zoals de aanwezigheid van beBellekamer in Slot Zuylen. Op het secretaire (niet van Belle
paalde objecten (het slot gebruikt nauwelijks bruikle-
geweest) ligt ‘haar’ schrijfpapier klaar om op verder te werken.
nen) en van verhalen.
Dan is er nog het dilemma van de bloemen. ‘Het is tra-
jammer dat we de traditie moeten onderbreken en we
ditie dat er in het huis boeketten met bloemen uit de
dit mooie verhaal niet meer kunnen illustreren met de
eigen tuin stonden, en die traditie hebben wij in ere ge-
echte bloemen.’
houden; elke week stellen vrijwilligers boeketten samen
die ze in verschillende vertrekken zetten. Het publiek
Nogmaals wat is waar? Hoewel een object van zich-
vindt dit prachtig. Maar uit oogpunt van conservering
zelf waar en echt is, kan de context eromheen de feiten
zijn bloemen uit den boze. Ze trekken ongedierte aan,
toch verdraaien of verdoezelen. De museale context
vazen kunnen lekken, er valt stuifmeel van de bloemen.
maakt van objecten al iets anders dan ze oorspronkelijk
Met name in de gobelinkamer, waar onze topstukken
waren; stijlkamers doen dit in nog sterkere mate, door
hangen, is het gevaar van aantasting erg groot. Daar-
de sfeer die ze oproepen en het beeld van historische
om hebben we voor die ruimte uiteindelijk, na hevige
juistheid dat door een stijlkamer wordt opgeroepen.
discussie, gekozen voor zijden bloemen. Het is wel heel
Gelukkig zijn de conservatoren en tentoonstellingsmakers in onze musea zich wel zeer bewust van de verant-
[ W E B ] peiling . . .
woordelijkheid die op hun schouders rust, en koesteren
12
Vindt u dat musea gebruik moeten maken van stijlkamers? a Nee, want ik vind ze vaak kunstmatig en onrealistisch b Ja, want door een stijlkamer krijg ik een goed beeld van hoe het vroeger was
ze het aureool van betrouwbaarheid dat nog altijd om musea hangt. Het is aan hen om te bepalen welke verhalen wij te horen krijgen. Voor het publiek is het interessant te weten, dat elk verhaal, hoewel ongetwijfeld (in grote lijnen) waar, óók een keuze behelst, en dat er over elk object dat ze te zien krijgen, nog veel meer te vertellen is...
c Ja, omdat stijlkamers de sfeer van het verleden goed weergeven d Nee: stijlkamers leiden de aandacht af van de objecten
Breng uw stem uit op www.erfgoed-utrecht.nl
•
I n de [ W E B ] peiling . . . Evelien Ham, landgoedkeuken De Veldkeuken
Wat vindt u van
streekeigen eten? streekeigen gewassen hoogtij. Voor Evelien Ham is dat geen verrassing, zij heeft er in haar werk als kok bij biologische keuken/bakkerij De Veldkeuken op landgoed Amelisweerd dagelijks mee te maken.
Constateert u bij de bezoekers van De Veld
tuurhistorische wandeling over het landgoed
keuken een bijzondere belangstelling voor
en de moestuinen van de Aardvlo. Daar kunnen
historische of streekeigen gerechten?
per keer zo’n 25 à 30 personen terecht en die
“Jazeker, ik heb de indruk dat mensen daar
diners zitten altijd vol. Dan ontvangen we de
juist op af komen. Bij De Veldkeuken koken we
mensen hier in de keuken. We serveren allerlei
biologisch, en dat is voor veel mensen sowieso
historische specialiteiten, en de mensen kun-
belangrijk, maar daarnaast gebruiken we zoveel
nen dan zelf proeven en verrast worden door
mogelijk producten uit de eigen streek, dus ook
de bijzondere smaken. Want dat weet ik uit ei-
seizoensgebonden voedsel. De meeste produc-
gen ervaring; dit soort traditionele, streekeigen
ten die bij onze gasten op tafel komen, betrek-
gerechten smaken anders, en door ze te eten
ken we van de moestuinen van Amelisweerd,
verandert je eigen smaak mee.”
het historische landgoed waarop onze keuken ligt. In de eeuwenoude moestuinen van Amelis-
President Sarkozy wil de Franse keuken door
weerd bij de Aardvlo worden oude, bijna verge-
de UNESCO laten erkennen als uniek culinair
ten groenten verbouwd, denk aan pastinaken,
erfgoed. Zie jij de regionale Utrechtse keuken
oerbiet, winterbroccoli. Straks leveren diezelfde
binnenkort ook de UNESCO-lijst sieren?
moestuinen ons weer zomerfruit; de aardbei-
“Nou, dat zie ik nog niet zo gauw gebeuren.
tjes, aalbessen, rabarber en kruisbessen, voor
Maar ik vind wel dat traditionele en bijna verge-
onze huisgemaakte jam en taarten.
ten groenten- en fruitsoorten meer eer verdienen dan ze nu krijgen. Ik herinner me nog hoe
Willen de bezoekers alleen maar historisch
smaakvol de groenten uit de moestuin van mijn
eten of willen ze ook meer weten over die
grootouders waren. De keuken van vorige ge-
historische gerechten?
neraties heeft bij teveel mensen nog de asso
“Veel mensen vinden het zeker leuk om er
ciatie van eenzijdig eten, van potten die veel
wat dieper in te duiken. Bij De Veldkeuken
te lang op het vuur hebben staan sudderen. En
organiseren we zo’n één à twee keer per jaar
dat klopt niet. Alleen al een oerbiet kun je op
een historisch driegangenmenu van vergeten
wel tientallen manieren klaarmaken, en allemaal
groenten. Daaraan voorafgaand is er een cul-
heerlijk.”
In dit blad stellen we een erfgoedkwestie aan de orde,
De uitslag van de laatste peiling:
en op www.erfgoed-utrecht.nl kunt u erover stemmen.
‘Wat vindt u van streekeigen eten? ’
•
In de volgende GM 2 vindt u dan telkens de uitslag, én
a Ik hou niet van die oude gerechten: 6 stemmen
het commentaar van iemand die vanuit de Utrechtse
b Het bereiden van oude gerechten is een tijdelijke hype
erfgoedpraktijk reageert.
en gaat aan mij voorbij: 27 stemmen c Ik vind het extra bijzonder om een historisch gerecht te eten: 26 stemmen d Oude gerechten zijn veel gezonder: 6 stemmen Zie voor de nieuwe peiling de pagina hiernaast. Breng uw stem uit op www.erfgoed-utrecht.nl
N U M M E R 2 9 lente 2 0 0 8
Willemke Landman Landschap Erfgoed Utrecht
Onder een kleine minderheid van de stemmers bij deze webpeiling viert de liefde voor historische en
Willemke Landman en Ilse Hennink Landschap Erfgoed Utrecht
G oogle M a ps doet zijn intrede in de wereld
Donderdag 31 januari kwamen zo’n 180 mensen samen in het voormalige politiebureau Tolsteeg in Utrecht, dat nu onderdak biedt aan het Louis Hartlooper Complex. Het Rijksmonument uit
basiskaart van het Utrechtse landschap te ontwikkelen, aldus Berkelaar. De basis van alle kaarten op deze site wordt gevormd door luchtfoto`s. Die informatie wordt aangevuld met aardkundige waarden, hoogtekaarten, inventarisaties van cultuur- en landschapselementen, de cultuurhistorische hoofdstructuur en de kernkwaliteit
1928 van gemeentearchitect Planjer huisvestte
van het landschap. Buiten in Beeld is direct gekoppeld
die dag een symposium over eCultuur en de
aan databases van de provincie, waardoor mutaties van
digitale ontsluiting van cultuurlandschap.
Elke kaart bestaat uit vier verschillende kennislagen die
de gegevens meteen worden verwerkt. informatie geven over respectievelijk het landschap, de cultuurhistorie, de natuur, en bodem & water. Verder kan
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
in de nabije toekomst bij elke laag steeds het provinciale beleid worden opgevraagd. Bij het ontwerp van de website stond van meet af aan voorop dat deze eenvoudig in gebruik moest zijn en toegankelijk voor projectontwikkelaars, beleidsmedewerkers én het brede publiek. Buiten in Beeld maakt onder andere gebruik van de inventarisaties van Monitor Kleine Landschapselementen (MKLE). Hein Pasman licht toe dat MKLE een initiatief is van Landschapsbeheer Nederland in samenwerking met Alterra. Landschap Erfgoed Utrecht is de uitvoerende partner. De kleine landschapselementen zoals houtwal-
Buiten in Beeld
len, knotbomen, poelen, grafheuvels en houtsingels
Carola Berkelaar:
verdwijnen in rap tempo. MKLE inventariseert de onder-
‘Bij de bouw van de website van Buiten in Beeld werd vaak
houdskwaliteit van landschapselementen, omdat ze be-
tegen de grenzen van computertechnieken aangelopen.’
langrijke bouwstenen zijn van het landschap en een grote rol spelen in de ecologische infrastructuur. De gegevens
Hein Pasman:
worden vastgelegd in een database gekoppeld aan een
‘Het aantal groene landschapselementen neemt af.”
Geografisch Informatiesysteem (GIS). De kaart wordt gebruikt door mensen die bezig zijn met de inrichting van
In een duo-presentatie legden Carola Berkelaar (Provin-
het landschap, planologen en politieke beleidsmakers.
cie Utrecht) en Hein Pasman (Landschap Erfgoed Utrecht)
14
uit hoe landschappelijke elementen ontsloten kunnen
Buiten in Beeld www.provincie-utrecht.nl/prvutr/inter-
worden en hoe de kwaliteit van dat landschap in kaart
net/natuur.nsf/all/buiteninbeeld-nieuw?opendocum
gebracht kan worden. Buiten in Beeld streeft er naar een
Monitor Kleine Landschapselementen www.mkle.nl
van erfgoed en landschap
WatWasWaar Job Gerlings: `WatWasWaar biedt in tegenstelling tot Google Earth informatie over meerdere tijdslagen`
www.WatWasWaar.nl WatWasWaar.nl is sinds oktober 2007 de opvolger van De Woonomgeving. Ook deze website maakt gebruik van een GIS-applicatie. WatWasWaar wil locatiegebonden erfgoedgegevens uit het hele land digitaal ontsluiten en toegankelijk maken met materiaal uit Nederlandse archieven. De site is de poort tot een enorme hoeveelmeer prentbriefkaarten, militaire luchtfoto`s uit 1943 en 1944, historische kaarten, de kadastrale kaart van 1832, persoonsgegevens, perceelinformatie en militaire kaarten. Deze informatie wordt aangeleverd door deelnemende instellingen, waaronder het Kadaster, regionale archieven, het Rijksarchief en historische verenigingen. Zij behouden het copyright op het materiaal. Niet iedereen vindt het echter gemakkelijk om oude kaarten te interpreteren. Het verschil tussen WatWasWaar en Google Earth is dat de laatste geen historische informatie biedt
Dagvoorzitter Frans ter Maten, directeur van Landschap Erfgoed Utrecht, opende het symposium met de constatering dat het onderwerp naadloos aansloot bij de missie van zijn nieuwe organisatie; het beter en duurzamer
NUMMER 29 LENTE 2008
heid dateerbare en locatiegebonden informatie: onder
ontsluiten van provinciaal erfgoed. Wat kunnen digitale kaarten laten zien? Leren ze ons beter te kijken naar het cultuurlandschap? In zes presentaties werd getracht deze en andere vragen te beantwoorden.
en slechts de mogelijkheid geeft, op een bepaald punt in te zoomen. In WatWasWaar kunnen grotere gebieden worden geselecteerd. Ook streeft WatWasWaar ernaar de optie te ontwikkelen dat men een kopie van de digitale kaarten op eigen websites kan plaatsen, en daar eigen gegevens aan te hangen. Die gegevens zijn zichtbaar op de centrale website van WatWasWaar.
Gemeenschappelijke problemen Onder leiding van historisch-geograaf Hans Renes (Universiteit Utrecht en Vrije Universiteit Amsterdam) vormden de sprekers een discussiepanel, aangevuld met Ronald Wiemer van het Kennissysteem voor Cultuurhistorie (KICH, www.kich. nl). Bij veel projecten is de continuïteit van de website een probleem, iets waar organisaties van te voren te
15
symposi weinig over nadenken. Ook moeten projecten de tijd
bijvoorbeeld vanwege technische ontwikkelingen
krijgen om hun waarde te bewijzen. Dat is ook van
(verouderde software) of vanwege het beëindigen van
belang bij het aanvragen van subsidie: daarin moet die
de subsidie, de gegevens dan ook verloren zouden gaan.
waarde duidelijk worden omschreven. Daarnaast blijkt
Een ander verlangen dat onder de mensen in de zaal
de techniek waarop de websites berusten, vaak roet in
leefde, waren meer mogelijkheden voor gebruikers
het eten te gooien. Niet alleen kunnen aanpassingen niet altijd gerealiseerd worden, ook blijkt een enkele website niet goed te werken op de Microsoft Explorer
www.vensteropdevecht.nl
De discussie werd geopend met de stelling van Gerlings,
Doel van Venster op de Vecht is een generiek model te
dat een website over cultuurlandschap in ieder geval de
ontwerpen dat samenhangende ontsluiting van het cul-
ontwikkeling in de tijd moet laten zien. De zaal reageer-
tuurlandschap voor een breed publiek (onderwijs, bewo-
de met het voorstel, verschillende websites aan elkaar
ners, bestuurders en toeristen) mogelijk maakt, zo legde
te koppelen zodat ze elkaar aanvullen. Steven de Clerq
Steven de Clercq uit in zijn presentatie. Als casus is de
en Hans Voorbij vonden het doodzonde dat wanneer
Vechtstreek gekozen. Venster op de Vecht is een initiatief
een website niet langer in stand gehouden kon worden,
van de Vechtplassencommissie, de afdeling Informatica
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
browsers van gebruikers.
van de Universiteit van Utrecht en Landschap Erfgoed Utrecht. Hoe kan de ontwikkeling van het Vechtlandschap ondanks de grote hoeveelheid verhalen waaruit deze is opgemaakt, gestructureerd worden? Hoe relateer je de uiteenlopende informatie aan processen die het landschap hebben gevormd? En hoe kan die grote hoeveelheid informatie, afkomstig van diverse instellingen, digitaal gepresenteerd worden? Hans Voorbij benadrukte het belang van `intelligent` hergebruik van reeds gedigitaliseerde informatie. De inhoud moet niet afhankelijk zijn van de houdbaarheid van software of beheerder. Verder is goede navigatie absoluut noodzakelijk. Data worden op de website op drie verschillende manieren aan gebruikers aangeboden. Allereerst door middel van een atlasfunctie. Bijzonder is de `Google Earth-kaart`
Venster op de Vecht
van de Vechtstreek, met de optie guided tour. Ten twee-
Steven de Clerq:
de wordt de inhoud van de website gepresenteerd aan
‘De historische gelaagdheid en schaal van landschappen
de hand van vijf processen: het ontstaan van het land-
biedt de mogelijkheid het landschap als vierdimensionaal
schap, kolonisering door de mens, gebruik van het land-
dynamisch model te presenteren.’
schap: van ontginning tot verkaveling, de hydrologie, en de natuur.
16
Hans Voorbij: ‘Wees slim, zorg dat je digitale materiaal
Tot slot heeft de site een archieffunctie waar zo veel mo-
hergebruikt kan worden. Dat is een belangrijk informa-
gelijk materiaal, zoals afbeeldingen, over en afkomstig uit
tiekundig principe.’
de regio wordt aangeboden.
um
H e t is ook een m a nier om de lokale kennis t e on t slui t en
participatie, bijvoorbeeld zoals Wikipedia. In een dergelijke opzet kan men eigen informatie toevoegen. Mensen hebben vaak een sterke binding met het cultuurlandschap waarin ze wonen, en willen mee kunnen praten op een website die over ‘hun’ landschap gaat. Het is ook een manier om de lokale kennis te ontsluiten. Heikel punt is de vaak falende gebruiksvriendelijkheid. Websites zijn, zeker voor de oudere generatie, niet altijd even gemakkelijk te gebruiken. Om klachten te voorkomen zouden sites, voordat deze de lucht in gaan, getest moeten worden door gebruikerspanels. De laatste opmerking uit de zaal betrof het advies aan cultuurhistorici om planologen altijd streng te blijven controleren. Het
Zandstad
sche informatie anders interpreteren dan historici.
Iris Burgers:
Een onderzoekje onder de aanwezigen toonde aan,
‘De vraag is: hoe kunnen relicten, structuren en immate-
dat veel instellingen met digitale kaarten willen gaan
riële geschiedenis meegenomen worden in de planvor-
werken, maar dat er nog weinig inzicht is in concrete
ming van de toekomst?’
gebruiksmogelijkheden. Willemke Landman, medewerker eCultuur bij Landschap Erfgoed Utrecht en organisa-
www.zandstad.nl
tor van de middag zal daarom nieuwe initiatieven zoals
De centrale vraag die ten grondslag lag aan het Zand-
workshops, gaan organiseren. Bovendien houdt zij elke
stadproject kwam voort uit de Belvedère-gedachte. Deze
week een adviesspreekuur voor eCultuur.
NUMMER 29 LENTE 2008
gevaar bestaat namelijk dat planologen cultuurhistori-
luidt: hoe kan de beeldvorming van het verleden een rol spelen in het hedendaagse planvormingsproject voor de
Wie de presentaties nog eens wil bekijken, kan terecht
regio Zandstad en hoe kan dit overgebracht worden op
op de website van Landschap Erfgoed Utrecht: www.
de ontwerper? De regio Zandstad rond Eindhoven wordt
landschaperfgoedutrecht.nl
onder andere door uitbraken van varkenspest onderwor-
•
pen aan een grondige herstructurering. In opdracht van het Stimuleringsfonds voor Architectuur en in samenwerking met de Vrije Universiteit is uiteindelijk een toolbox voor ontwerpers en ontwerpers in opleiding gevormd, waarbij de regio Zandstad als casus diende.
Aardig is de zogenaamde stankcirkelanimatie, die
Tweede doel was de uitwerking van het concept ‘Biogra-
precies aangeeft hoe groot het stankbereik van de
fie van het Landschap’. Het verhaal van een landschap
varkensboerderijen in de regio is. Zeven groepen
wordt visueel ruimtelijk verteld en kan ook interpretaties
studenten van verschillende universiteiten en oplei-
bevatten van het landschap, zoals legendes en de wijze
dingen hebben de website eind 2006 getoetst op zijn
waarop mensen het landschap beleven.
bruikbaarheid als toolbox voor planologische ontwer-
Wie zich meldt op de website kan de biografie op ver-
pen. De toekomstvisies van de regio die de studenten
schillende manieren lezen: aan de hand van een tijdlijn,
met behulp van zandstad.nl hebben geschreven zijn
transformatiemomenten, thema`s of datavisualisaties.
op de site gepubliceerd. 17
Eefje Smit en Caroline Matla Landschap Erfgoed Utrecht
Hoe zie Meer dan 10 jaar geleden startte het voormalige
ken geschiedenis, aardrijkskunde, natuur/techniek en
Erfgoedhuis Utrecht met erfgoededucatie en de
taal. De projecten zijn lesstofvervangend en vakoverstij-
afdeling Cultuur en School. In de loop der jaren
gend voor zowel het basis- als voortgezet onderwijs. Dit houdt concreet in dat sommige bladzijden uit de regu-
werd er met succes lesmateriaal ontwikkeld, dat
liere methoden geschrapt kunnen worden en vervangen
provinciaal en zelfs landelijk bekendheid kreeg.
door verhalen en opdrachten waar de eigen omgeving
Ook na de fusie met Landschapsbeheer Utrecht
een rol speelt. De projecten worden voor elke plaats
tot Landschap Erfgoed Utrecht gaat de afdeling,
op maat gemaakt. Hierin onderscheidt Landschap Erfgoed Utrecht zich van (de meeste) andere a anbieders.
inmiddels onder de naam Educatie en Publieks-
Voor scholen betekent dit in de praktijk zeer weinig ex-
bereik, door met het ontwikkelen en uitzetten
tra werk en voorbereiding en doorgaans enthousiastere
van lesmateriaal op het gebied van erfgoed en landschap.
leerlingen.
Jet en Jan Voor groep 5 is er het succesvolle onder-
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
wijsproject genaamd, ‘Jet en Jan, jong in 1910’, dat zich Inderdaad, erfgoed én landschap, want ook al liggen de
voornamelijk richt op de geschiedenis van de woon-
‘roots’ van de educatieve afdeling bij het erfgoed, land-
plaats van de kinderen. Aan de hand van een verhaal
schap komt in het lesmateriaal vaak om de hoek kijken.
over leeftijdsgenootjes Jet en Jan, wordt een beeld ge-
Het Nederlandse cultuurlandschap is immers door onze
schetst van het leven in 1910. De beroepen van de va-
voorouders gemaakt en door de eeuwen heen vermaakt
der en broer van Jet en Jan zijn geografisch bepaald.
tot wat het nu is. Landschap is dus een vorm van cultu-
De verschillende geografie betekent ook verschillende
reel erfgoed en erfgoed is vaak landschapsgebonden.
landschappen en dus verschillen in werk: denk aan pan-
Met het lesmateriaal wil LEU niet alleen kennis, maar
nenbakkers, tabakstelers of vissers. Jet en Jan vervangt
ook ‘liefde voor’ landschap en erfgoed overbrengen.
de hoofdstukken over grootmoeders tijd uit de lesme-
De eigen omgeving van de leerlingen wordt in alle
thoden. De leerlingen gaan op bezoek bij een museum
projecten ingezet om de geschiedenis tot leven te
over de regionale geschiedenis in hun woonplaats of zij
brengen. Het materiaal is inzetbaar binnen de vak-
maken, als er niet zo’n museum in de buurt is, een historische speurtocht door het centrum, waarbij ze gebruik maken van afbeeldingen en foto’s uit 1910.
Langs de Limes Het project ‘Langs de Limes’ voor groep 6 gaat over de Romeinse rijksgrens (de Limes) die zich ooit over de gehele breedte van de provincie Utrecht langs de Oude Rijn uitstrekte. De leerlingen ontvangen vijf ansichtkaarten uit Utrechtse plaatsen langs de Limes, waardoor zij een ruimtelijk beeld van de Limes krijgen en kaartvaardigheden ontwikkelen. Op de ansichtkaarten staat bovendien informatie over de Romeinen die niet altijd juist is. De leerlingen moeten onderzoeken wat klopt en wat niet.
Tastbare Tijd Tastbare Tijd is een nieuw project voor 18
de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Leerlingen
je dat? educ a t ie en publieksbereik
Voor meer informatie over het lesmateriaal van Landschap Erfgoed Utrecht kunt u contact opnemen met de afdeling Educatie en Publieks bereik via: 030-2205534 of info@landschaperfgoed utrecht.nl
leren de geschiedenis van het landschap in de buurt van
Erfgoed komt bij KC zijdelings aan bod, maar wordt altijd
hun school lezen en gaan op zoek naar plaatsen waar ‘de
vanuit een kunstzinnig oogpunt bekeken. Vanwege deze
tijd nog tastbaar is’. Tijdens een buitenopdracht wordt al
raakvlakken zijn LEU en Kunst Centraal in 2007 tot een
snel duidelijk dat het huidige landschap het resultaat is
samenwerkingsovereenkomst gekomen.
van een wisselwerking tussen de natuurlijke ondergrond en menselijk ingrijpen. De vergaarde informatie wordt
Ook aan de landschapskant is er een organisatie actief
op het eind van het project door de leerlingen zelf in een
met educatie; het gaat om het IVN-consulentschap, dat
digitale kaart (denk aan Google Earth) van hun onder-
tot doel heeft het werken aan een duurzame samen-
zoeksgebied verwerkt. Dit project wordt in 2008 getest
leving door mensen te betrekken bij natuur, milieu en
en zal vanaf schooljaar 2008/2009 voor scholen in de
landschap. Het doet dat middels centra voor natuur- en
hele provincie beschikbaar zijn.
milieu-educatie (NME). Hoewel IVN zich dus vooral met natuur en landschap bezighoudt, zijn er ook raakvlakken
Samenwerkingsovereenkomst Landschap Erf-
met erfgoed. ‘Overlap met enkele LEU-projecten bestaat,
goed Utrecht is in de provincie Utrecht niet de enige
maar hoeft, mits goed afgestemd, geen probleem te vor-
aanbieder van lesmateriaal over landschap en erfgoed.
men. Wie weet kunnen we in de toekomst elkaars pro-
Aan de erfgoedkant raakt het werkveld aan dat van
jecten versterken door ze bijvoorbeeld gezamenlijk aan
bijvoorbeeld Kunst Centraal. Daar worden projecten
te bieden’, zegt Sandra van Breemen van het IVN-Consu-
ontwikkeld binnen het domein kunstzinnige vorming.
lentschap Utrecht.
•
19
Een zestiende-eeuwse
Michel Hendriksen Cultuurhistorie/Monumenten Utrecht
liesbreuk
Bij de meeste archeologische opgravingen in Leidsche Rijn worden voorwerpen aangetroffen die iets vertellen over de toenmalige bewoners. Vaak worden die voorwerpen al tijdens de opgraving door de specialisten in het veld op hun juiste waarde geschat, maar soms vergist ook een specialist zich wel eens. Dat gebeurde met een vondst die vorig jaar werd gedaan bij een opgraving aan de Hoge Weide in Leidsche Rijn. Tijdens het uitdiepen van een zestiende-eeuw-
en doorgangen in eenen grooten omtrek, met
se greppel werd iets gevonden dat op een stuk
wagens en rijtuigen zijn versperd, waarmede de
harnas leek. Het fragment werd ingemeten, ge-
bedevaarders en pelgrims hier heen gebracht
administreerd, in een vondstzakje gedaan en
waren. […] De secretaris ziet als getuigen van de
naar de archeologische dependance in Leidsche
wonderen de met dankschriften beklede kerk-
Rijn gebracht. Toen het zakje tijdens de onder-
muren en de gouden en zilveren offergiften. Hij
zoeksuitwerking weer op tafel kwam, bleek het
heeft het aan Maria toegewijde altaar met veel
echter niet om een deel van een harnas te gaan,
zwachtels en breukbanden omhangen gezien.
maar om een veel delicater voorwerp: een liesbreukband.
Breukbanden bestonden uit een driehoekige
Een hernia inguinalis of liesbreuk is een uitstul-
plaat met leren riempjes, waarmee het plaat-
ping van het buikvlies in de liesstreek waardoor
gedeelte tegen de breuk kon worden gedrukt.
organen die normaal in de buikholte zitten gaan
Hoe het zestiende-eeuwse exemplaar van de
uitpuilen. De patiënt is in de meeste geval-
Hoge Weide er precies heeft uitgezien, kan niet
len een man, al komen liesbreuken, maar dan
meer worden achterhaald, omdat van de ca.
van het ‘femorale’ type, ook wel bij vrouwen
3 mm dikke ijzeren basisplaat slechts de linker-
voor. Omdat een liesbreuk niet vanzelf her-
bovenhoek bewaard is gebleven. Eén van de
stelt en in de loop van de tijd zelfs kan vererge-
doorgaans twee gespen die er opzitten, is van
ren, is een operatie nodig. Tegenwoordig is dat
messing en is door middel van een eveneens
geen probleem maar in vroegere tijden was een
messing klinknagel aan de plaat bevestigd. Aan
breukband het enige wat voorhanden was. Het
de voorzijde van de gespbeugel zit een rolhuls
gebruik van breukbanden gaat waarschijnlijk
waardoor de riem zeer strak kon worden aan-
terug tot de Romeinse tijd maar werd pas alge-
getrokken. Zo zat één riem om het middel en
meen toegepast vanaf de late achttiende eeuw,
de andere, die vast zat aan de andere riem ter
toen Petrus Camper (1722-1789) een sterk ver-
hoogte van de ruggengraat, ging tussen de be-
beterd exemplaar ontwikkelde. De tot nu toe
nen door. Het geheel zal allerminst comfortabel
in Nederland gevonden exemplaren zijn echter
hebben gezeten. Uit Den Bosch zijn twee negen-
allemaal negentiende-eeuws, maar als we de
tiende-eeuwse exemplaren bekend die overtrok-
tijdens archeologisch onder-
norbertijn Augustinus Wichmansen mogen ge-
ken zijn geweest met leer, wat het draagcomfort
zoek in Leidsche Rijn werd
loven, werden ze in ieder geval ook al vóór 1632
misschien iets verbeterde. Of dit ook het geval is
foto boven: Het deel van een zestiende-eeuwse liesbreukband met messing gesp dat
aangetroffen.
gebruikt. Dat blijkt uit een getuigenis van een
geweest bij het exemplaar uit Leidsche Rijn valt
foto onder: Deze negentiende-
pastoor uit Reusel over Maria Hemelvaart die
niet meer vast te stellen, maar is wel aanneme-
eeuwse liesbreukband leek
de norbertijn opschreef: Op den feestdag van
lijk. Hoe het ook zij: hopelijk heeft de breukband
gevonden zestiende-eeuwse
Maria’s ten Hemelopneming is de toestroming
de zestiende-eeuwse bewoner van de Hoge
exemplaar.
des volks hier zó groot geweest, dat alle wegen
Weide ietwat verlichting gebracht...
waarschijnlijk veel op het 20
•
Fockema Andreae is bij menig Utrechter nog slechts bekend vanwege de buslijn met zijn naam als eindbestemming. Toch heeft deze burgemeester aan het begin van de twintigste eeuw een grote stempel gedrukt op de stad. Vanaf
kelijke burgervader in het Centraal Museum en Architectuurcentrum Aorta.
Een burgemeester
van formaat foto boven:
Fockema Andreae drukte als
een stad er uit behoort te zien’. Na twee ter-
burgemeester van 1914 tot
mijnen wethouderschap, werd hij in 1914 be-
1933 een belangrijk stempel op de ontwikkelingen die
noemd tot burgemeester van Utrecht. Utrecht
Utrecht in die tijd door-
werd onder zijn bewind een belangrijk centrum
maakte.
van het land en de burgemeester bemoeide zich actief met de ontwikkeling van zijn stad,
foto’s rechts: In 1912 publiceerde hij
niet in het minst door het uitnodigen van de
‘De Heedendaagsche
nestor van de Nederlandse stedenbouw H.P.
Stedebouw’, waarin hij zich uitsprak over hoe een stad er naar zijn idee moest uitzien.
Berlage voor het maken van een visionair uitbreidingsplan. Maar Fockema Andreae was niet alleen gericht op de toekomst, hij was ook een groot liefhebber van de geschiedenis. Zo stond hij aan de wieg van de oprichting van de Vereniging Oud-Utrecht, was voorzitter van
N U M M E R 2 9 lente 2 0 0 8
Bettina van Santen Cultuurhistorie/Monumenten Utrecht
7 maart tot begin mei 2008 is er een dubbeltentoonstelling over deze opmer-
het Provinciaal Utrechts Genootschap (PUG) en stond met zijn neus vooraan bij de opgravingen op het Domplein en de vondst van het Utrechtse schip aan de Van Hoornekade in ZuiJoachimus Pieter Fockema Andreae werd
len. Zijn inzet voor de stad en de burgers was
geboren in 1879 in Leiden en studeerde daar
ongekend, hij werkte bijna dag en nacht. Dat
rechten. In 1904 werd hij als ambtenaar in
weten we omdat hij een persoonlijk archief
Utrecht belast met volkshuisvesting en ruimte-
heeft nagelaten van meer dan 30 dozen met
lijke ordening. Deze beleidsvelden waren met
plakboeken waarin hij al zijn activiteiten van
de invoering van de Woningwet in 1901 een
dag tot dag bijhield. Na driemaal herbenoemd
overheidstaak geworden en stonden nog in de
te zijn tot burgemeester van Utrecht, verliet hij
kinderschoenen. Ze waren echter Fockema An-
in 1933 tot groot verdriet van de Utrechters de
dreae’s grote passie. In 1907 werd hij dan ook
stad om commissaris van de koningin te wor-
door burgemeester Reiger gevraagd om wet-
den in Groningen.
houder Openbare Werken te worden. Vanwege
In het Centraal Museum komt zijn burgemees-
zijn grote belangstelling voor de nieuwe disci-
terschap in al zijn aspecten aan de orde en
pline van stedenbouw, onderhield hij contac-
zijn diverse voorwerpen te zien, die hij aan het
ten met belangrijke stedenbouwkundigen in
museum heeft nagelaten. In het Architectuur-
binnen- en buitenland. Het resulteerde in 1912
centrum staat vooral zijn stedenbouwkundige
in een publicatie, getiteld ‘De Heedendaagsche
interesse centraal in combinatie met beelden
Stedebouw’, waarin hij zijn visie neerlegde ‘hoe
van Utrecht uit de jaren 1914-1933.
•
21
Marijke van den Heuvel Cultuurhistorie/Monumenten Utrecht G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
22
De Oude
Tabaksdoos
Sommige gebouwen geven in hun uiterlijk niets prijs over hun oorspronkelijke functie. De aanblik van de gevels en ook historische foto’s zetten de toeschouwer op een volledig verkeerd spoor. Dat bleek afgelopen zomer toen voor de inventarisatie van het industriële erfgoed binnen de gemeente Utrecht de wijk Wittevrouwen werd bezocht. Het gebouw Kapelstraat 103 sprong meteen in het oog: dat moest wel een oude werkplaats zijn. Foto links:
Gelegen op de kop van een woonblok tussen de
wen, het is best aannemelijk. Deze wijk werd
De huidige eigenaars heb-
Kapelstraat, de Obrechtstraat en de Gildstraat
immers gekenmerkt door kleine bedrijvigheid
kortgeleden verbouwd tot
heeft het gebouw een symmetrische opbouw.
van bijvoorbeeld een oude melkinrichting aan
een stedelijke binnentuin.
In zowel de Kapelstraat als de Obrechtstraat
de Kapelstraat of een Cadillac-garage aan het
zijn twee grote laadpuien, beide met een sta-
begin van de Goedestraat. Maar niets is min-
Een foto uit 1976 geeft de
len latei met rozetten. Opvallend is het grote
der waar. De radiateurenfabriek is in 1907 door
naam prijs van het bedrijf
aantal vensters en de eenvoudige architectuur
J.A. van Reijsen ontworpen als kerk voor de
met decoratie in de vorm van sierbanden in het
Hersteld Apostolische Zendingsgemeente en
metselwerk. Boven de vensters op de begane
heette in de volksmond De Oude Tabaksdoos.
grond is een strook van het metselwerk blauw
De naam slaat vermoedelijk op de vorm van het
geverfd. Gaat daaronder misschien de naam
gebouw met de afgekante hoeken, kenmer-
van de oorspronkelijke fabriek schuil?
kend voor een tabaksdoos, die vaak in het vest
ben de radiateurenfabriek
Foto rechts:
dat op dat moment daar gevestigd was. Foto onder: De gevel van het pand op de kop van de Kapelstraat geeft noch de huidige noch de oorspronkelijke functie prijs.
of de binnenzak gedragen werd. De galerij in Een foto uit 1976 geeft het geheim prijs: Stol-
het interieur was waarschijnlijk bedoeld voor
wijk b.v. RADIATEURENFABRIEK. Uit bouwte-
de vrouwen van deze zendingsgemeente, die
keningen blijkt dat het gebouw in 1935 ook
vanaf deze plek de diensten van dichtbij kon-
al als radiateurenfabriek werd geëxploiteerd
den volgen, terwijl ze toch gescheiden konden
door R. Bloksma uit Amsterdam. Op de begane
staan van de mannelijke gemeenteleden. Voor
grond bevonden zich een klein kantoor en een
de wand waar geen galerij is, stond waarschijn-
grote werkvloer met onder meer een aam-
lijk de voorganger van het kerkje. Volgens de
beeld, een lasapparaat, een boormachine en
huidige eigenares, die het gebouw heeft ver-
een pomp met een ketel. Een eerste verdieping
bouwd tot een stedelijke binnentuin met een
was er niet, maar wel een galerij aan drie zijden
grote opening in het dak, heeft het niet lang
van het gebouw. Daar stonden het vertinbad
als kerk gediend. Voordat Bloksma zijn radiateu-
en de radiateurenwals. Stolwijk b.v. herstelde
renfabriek begon, is het gebouw eerst nog in
en fabriceerde koelelementen voor auto’s.
gebruik geweest als taxicentrale en als deegwa-
Een radiateurenfabriek aan de rand van de
renfabriek. Een veelbewogen geschiedenis dus
negentiende-eeuwse woonwijk Wittevrou-
voor een gebouw dat nu een oase van rust is.
•
vondst
Bij bouwhistorisch onderzoek komen naast bouwsporen soms hele andere zaken aan het licht. Zelfs in onbewoonde staat blijken panden vaak nog gevuld met allerlei achtergebleven ‘rommel’. Een bron van lering en vermaak voor wie er oog voor heeft.
Foto boven:
Aan de Bemuurde Weerd en de Gruttersdijk
van een ladder werd de zolder van nummer 26
Soms blijken er historisch
staat een aantal karakteristieke panden, die in
bekeken: een verlaten ruimte met her en der
tussen de achtergebleven
de negentiende eeuw dienst deden als heren-
achtergelaten spullen. Een oud schrift dat op
spullen in leegstaande
huis met bijbehorend koetshuis. Was dit ge-
de grond lag trok de belangstelling. Het bleek
panden.
biedje aan de rand van de binnenstad lange
een kasboekje te zijn van een bedrijf met de
Foto onder:
tijd een plek waar veel bedrijven en kantoren
naam Jongerius. Nu is dit een bekende naam
Kasboeken van een bedrijf
gevestigd waren, het laatste decennium vindt
in het Utrechtse en behoort tot op de dag van
er een grote verandering plaats. Bedrijven ma-
vandaag aan een grote familie met vele ver-
ken plaats voor woningbouw, soms in combi-
takkingen. Juist de laatste twee jaar staat met
natie met (bestaande) kantoren. Omdat een
name de ‘villa Jongerius’ veel in de belangstel-
aantal panden monument is, wordt tijdens de
ling: het prachtige woonhuis uit 1938 van Jan
planvorming altijd een onderzoek ter plekke
Jongerius aan de Kanaalweg, oprichter van de
gedaan door medewerkers van Monumenten-
N.V. Ford Jongerius. Aan welk bedrijf dit kas-
zorg. Ditmaal was het de beurt aan de panden
boek precies toebehoorde was niet onmid-
Gruttersdijk 25-26. Aan de buitenkant echte
dellijk duidelijk, maar de naam Jongerius was
koetshuizen en van binnen vooral hoge, lege
interessant genoeg om het in de achterzak te
ruimten met een verdieping erin. Met behulp
steken. Er bleek nog meer te liggen: een aantal
gezien waardevolle dingen
van de Utrechtse familie Jongerius.
kasboeken uit de periode 1932 tot 1952, inclusief die uit de jaren 1940-1945. Een eerste blik
N U M M E R 2 9 lente 2 0 0 8
Bettina van Santen Cultuurhistorie/Monumenten Utrecht
Intrigerende
leert dat het vooral gaat om levering van producten aan alle mogelijke bedrijven in Utrecht en daarbuiten. Vele bekende namen komen er in voor: Lumax, Hoeijenbosch, Lekkerkerker, De Volkskrant, Bredero’s Bouwbedrijf, de gebroeders Staffhorst tot en nog in 1944 met de Koninklijke Shell. Een snelle blik in enkele adresboeken leert dat er alleen in 1940 sprake was van een J.A. Jongerius, wonende op de Bemuurde Weerd O.Z.13bis, het woonhuis dat hoort bij de Gruttersdijk 25-26. Het adresboek slaat de oorlog over en begint weer in 1952, maar dan is er geen spoor meer van een Jongerius aan de Bemuurde Weerd of de Gruttersdijk. Voorlopig is het nog een raadsel hoe deze stukken hier gekomen zijn en van welk bedrijf het is geweest. Maar wie weet, is er wel een interessante bron ontdekt voor een publicatie die op korte termijn over Jan Jongerius geschreven gaat w orden...
•
23
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Nettie Stoppelenburg Het Utrechts Archief
Het leukste van Utrecht In juni 2008 opent Het Utrechts Archief zijn nieuwe bezoekerscentrum, gelegen in de historische binnenstad van Utrecht. Met dit nieuwe huis – vol van Utrechtse geschiedenis –wil het archief met name ook jongere bezoekers verleiden met het verleden. Aan de hand van multimediale presentaties kan jong en oud zelf ondervinden hoe spannend en dichtbij geschiedenis kan zijn, vooral als je zelf actief op zoek gaat. Men kan Utrecht binnenstappen en proeven van wat het archief hierover kan laten zien en horen.
Een nieuw huis vol geschiedenis De vaste opstel-
Speciaal voor het onderwijs Omdat Het Utrechts
ling geeft een historisch overzicht van Utrecht, stad en
Archief vooral ook scholen wil uitnodigen om de ‘ge-
provincie aan de hand van 16 personages uit de Utrecht-
schiedenis dichtbij’ te leren kennen, heeft het archief
se geschiedenis, die elk hun eigen verhaal vertellen.
een ultramoderne educatieve ruimte ingericht waar
Daarnaast markeren bijzondere hoogte- en dieptepun-
(school)groepen actief aan de slag kunnen met diverse
ten 2000 jaar Utrecht, waarin ook bekende en minder
lesprogramma’s.
bekende plaatsen van betekenis worden uitgelicht. Een
Met ingang van het schooljaar 2008-2009 biedt Het
groeikaart toont de ontwikkeling van de stad door de
Utrechts Archief op deze bijzondere locatie een nieuw
eeuwen heen. En natuurlijk ontbreken – temidden van
pakket programma’s aan voor het basisonderwijs en het
alle interactieve toepassingen – ook de topstukken uit
voortgezet onderwijs.
de collectie niet. De rijke historie van de locatie zelf, die gaat van middel-
Speuren in Ruimte en Tijd Voor de groepen 5-6
eeuwse Paulusabdij tot en met het Paleis van Justitie,
en 7-8 van het basisonderwijs zijn twee programma’s
wordt ook belicht. Hierbij spreken de oude muren boek-
ontwikkeld die aansluiten op de kerndoelen Ruimte en
delen, in de meest letterlijke betekenis.
Tijd bij verschillende vensters uit de Nederlandse canon. Kinderen leren aan de hand van deze programma’s om-
Zelf aan de slag Bezoekers kunnen zelf hun eigen
gaan met historische bronnen zoals foto’s en oude kaar-
spoor terug volgen: met een digitale vingerafdruk kun-
ten en maken via verhalen over Utrechtse personen en
nen gaandeweg leuke weetjes worden ‘verzameld’,
gebeurtenissen kennis met de verschillende tijdvakken
samengebracht tot een persoonlijke historische krant,
uit de geschiedenis. Zo speelt in het programma voor
die na afloop van het bezoek naar huis kan worden ver-
groep 5-6 de weesjongen Leendert Stuuroort een grote
zonden of ter plaatse uitgeprint.
rol. Het weeshuis stuurde hem als scheepsjongen naar de oost en gaf hem zijn uitrusting mee, variërend van
Naast de permanente opstelling zijn er wisselexposities,
twee goudse kazen tot slaapmutsen. Groep 7-8 kan zich
een filmzaal voor vertoning van historische films, een
verdiepen in de Utrechtse helden, van Trijn van Leemput
studiezaal voor onderzoekers genealogie en huizenon-
tot Marco van Basten.
derzoek, een auditorium voor bijeenkomsten en activi-
24
teiten en een geschiedeniswinkel. Het Utrechts Archief
Leren verzamelen en onderzoeken De program-
ontwikkelt rond de permanente presentatie en wissel
ma’s voor het voortgezet onderwijs richten zich niet
exposities een activiteitenprogramma.
alleen inhoudelijk op historische thema’s en lokale ge-
leslokaal leerlingen verdiepen zich in U trechtse helden ,
NUMMER 29 LENTE 2008
van Trijn v a n L eempu t tot M a rco v a n B a s t en . . .
25
schiedenis, maar zijn vooral bedoeld om leerlingen te
De leerlingen uit 4 havo en 4-5 vwo kruipen in de huid
leren informatie te verzamelen, met historische bronnen
van de echte historicus. Rond een onderzoeksvraag als
om te gaan en te interpreteren en de vondsten uit hun
industrialisatie in Utrecht in de negentiende eeuw of de
(onder)zoektocht vorm te geven in een heldere verslag-
opvang van vluchtelingen onderzoeken ze in groepjes
legging.
historische bronnen. Ook voor een zelfstandig onder-
Leerlingen van het vmbo en onderbouw havo-vwo vol-
zoek, bijvoorbeeld voor het profielwerkstuk geschiede-
gen bijvoorbeeld de historische ontwikkeling van ‘ar-
nis, zijn leerlingen van 5 havo en 6 vwo bij Het Utrechts
beid’ vanaf de Middeleeuwen en verzamelen uit de
Archief aan het goede adres.
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
expositie informatie voor een digitale krant. Met een praktische workshop zegels maken, komen ze nog dich-
Een kijkje vooraf? In de periode mei-juni worden de
ter bij de bron van de gilden. Leerlingen uit onderbouw
onderwijsprogramma’s getest. Voor de programma’s van
vwo en 4 havo proeven aan de historische reportage,
de basisscholen hebben zich al veel scholen opgegeven,
waarbij ze er in het archief op uit gestuurd worden om
voor de programma’s voor het voortgezet onderwijs
rond verschillende historische thema’s zoals ‘nijverheid
zoeken wij nog enkele testscholen. Heeft u belangstel-
en industrie’, ‘protesten door de eeuwen’ heen of ‘mis-
ling om met uw klas een bijzondere geschiedenisles
daad’, als verslaggever te werk te gaan. Hun werk wordt
‘mee te maken’? Wilt u meer informatie of alvast reser-
gepubliceerd in een digitale krant.
veren voor schoolbezoeken vanaf september 2008?
De uitrusting van Leendert Stuuroort. Het weeshuis stuurde hem als scheepsjongen naar de oost en gaf hem zijn uitrusting mee, variërend van twee goudse kazen tot slaapmutsen.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Het Utrechts Archief / afdeling Educatie, Nettie Stoppelenburg, telefoon (030) 286 66 82 of
[email protected]
26
•
A rchieven van het
Sinds augustus 2007 zijn op de studiezaal van Het Utrechts Archief de archieven
bare Registers uit de periode 1832-1987 beschikbaar.
Een
gouden
bron
voor
huizenonderzoek of lokaal-historisch onderzoek. Maar ook eentje waar je de tijd voor moet nemen en moet oppassen onderweg niet de draad kwijt te raken.
NUMMER 29 LENTE 2008
Floortje Tuinstra Het Utrechts Archief
van de Dienst voor Kadaster en de Open-
Het Kadaster en de Openbare registers stammen evenals
door de bewaarders van de Openbare registers en
een deel van onze wetgeving, het decimale stelsel, de
Hypotheken. In de provincie Utrecht bevonden zich
bevolkingsregisters en de burgerlijke stand in oorsprong
twee kantoren van bewaring: één in Utrecht en één in
uit de Franse Tijd. In Nederland werd in 1812 de Franse
Amersfoort. Enigszins verwarrend wordt de bewaarder
kadasterwetgeving van kracht. Het eerste achterliggen-
meestal kortweg als Hypotheekbewaarder aangeduid,
de doel was het vormen van een heldere grondslag voor
terwijl hij toch heel wat meer bewaart dan uitsluitend
de heffing van grondbelasting. Het tweede doel was om
hypotheekakten. In 1838 werden de kantoren van de
voor iedereen inzichtelijk te maken wie op een bepaald
Hypotheekbewaarders samengevoegd met de kantoren
moment eigenaar van een bepaald perceel was en of er
van bewaring van het Kadaster, die sinds 1832 operatio-
hypotheek op berustte.
neel waren.
Wie onroerend goed koopt of verkoopt kan er niet
Waarom pas sinds 1832 en niet sinds 1811? Van elke
omheen. De notaris is verplicht elke koopakte en hypo
grondeigenaar moest bekend zijn hoeveel grond hij
theekakte bij het Kadaster in te laten schrijven in de
bezat en wat daarvan de belastbare opbrengst was. Dat
Openbare Registers. Het eerste doel hiervan is dat elke
was makkelijker gezegd dan gedaan. Eerst moest name-
belanghebbende kan nagaan of iemand die beweert de
lijk het hele land in kaart worden gebracht en worden
eigenaar te zijn van een bepaald perceel dat ook daad-
opgedeeld in percelen. Dit gebeurde per gemeente
werkelijk is. Ook kan een bank zien of op een bepaald
met behulp van driehoeksmeting. Vervolgens moest de
huis al hypotheek berust, zodat er niet onverhoeds een
belastbare opbrengst worden geschat en worden vast-
dubbele wordt afgesloten. De registers met de akten
gesteld wie de eigenaar op dat moment was. Deze hele
worden sinds 1811 per Arrondissement bijgehouden
operatie duurde van 1811 tot 1832. Toen was de basis
27
voor het Kadaster klaar. De in 1832 geldende situatie
geschiedenis van het eigendom van het perceel zijn de
werd visueel op kaart vastgelegd op de Oorspronkelijke
laatste twee kolommen in een leggerartikel: daarin staan
Minuutplans en cijfermatig in de Oorspronkelijke Aanwij-
de verwijzingen naar de artikelnummers van de vorige
zende Tafel (OAT).
eigenaar (‘waaruit getrokken”) en de volgende eigenaar (“waarheen overgebracht”).
Aan de Oorspronkelijke Minuutplans en de Oorspronke-
Een perceel is zo door de tijd heen te volgen, van heden
lijke Aanwijzende Tafels mocht niets gewijzigd worden.
naar verleden en eventueel ook andersom. De leggers
Maar uiteraard veranderde er regelmatig iets in de situ-
zijn tot midden jaren tachtig van de twintigste eeuw op
atie. Stukken grond werden doorverkocht aan een ander,
papier bijgehouden. Het Kadaster schakelde toen over
of er veranderde iets aan de omvang of de bebouwing
op een geautomatiseerd systeem: het AKR. Het artikel-
van het perceel.
nummer als verbindende schakel kwam te vervallen.
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Dat moest natuurlijk wel ergens worden bijgehouden.
28
Hiervoor werd een heel stelsel van registers ontwikkeld,
De oude leggers en de nadere toegangen op perceels-
waarvan de Kadastrale legger de belangrijkste was. Alle
nummer, alsmede een aantal hulpregisters, zijn nu in
overige registers verwijzen op de een of andere manier
gescande vorm raadpleegbaar op de studiezaal van Het
hiernaar terug. Van elke gemeente werd een aparte
Utrechts Archief. De registers met koopakten moeten
legger bijgehouden. In deze legger kreeg elke eigenaar
vooralsnog in origineel uit het depot worden gehaald.
of andere rechthebbende een eigen artikelnummer,
De ervaring leert dat wie het systeem eenmaal door-
vergelijkbaar met een ID-nummer van een record in een
heeft, al snel verslaafd raakt. Van de ene eigenaar spring
moderne database.
je naar de vorige, steeds verder terug in de tijd. Als
Het artikel, dat minimaal een hele bladzijde besloeg,
kadasteronderzoeker ben je voor je het weet even gretig
bevatte behalve naam, beroep en woonplaats van
als een stamboomonderzoeker. Met kleine stapjes kom
de eigenaar, een lijst van alle percelen die hij in die
je steeds meer te weten over het lapje grond van jouw
gemeente bezat. In de kolommen erachter stond
speciale interesse. Onderweg moet je echter wel steeds
aangegeven op grond van welke akte in de Openbare
goed aantekeningen maken. Voor je het weet heb je bij
Registers hij het perceel verkregen had, hoe groot het
het goochelen met cijfertjes een perceelnummer met
was, wat de belastbare opbrengst was en of er verande-
een artikelnummer verwisseld of zit je in het Arrondis-
ringen hadden plaatsgevonden. Voor de details van de
sement Utrecht te kijken in plaats van in het Arrondis-
veranderingen werd meestal weer verwezen naar allerlei
sement Amersfoort. Met weer even een stapje terug is
hulpregisters. Als een verandering impliceerde dat het
dit vaak snel opgelost. Met de fiscale historie van het
oppervlak van een perceel veranderde, bijvoorbeeld
kadaster in het achterhoofd kunnen we zeggen: makke-
doordat er maar een klein stukje van werd verkocht,
lijker kunnen we het niet maken, leuker wordt het altijd,
moest het perceelnummer worden gewijzigd. De beide
hoe langer je er mee bezig bent!
helften konden immers niet onder hetzelfde nummer
De Werkgroep kadastrale atlas provincie Utrecht werkt
verder gaan. Ze kregen allebei een geheel nieuw num-
sinds 1995 aan de uitgave van deze oorspronkelijke
mer. Het perceel op het artikel werd dan in zijn geheel
minuutplans en de OATs. In de reeks zijn ondertussen
doorgestreept. Vervolgens werd het onderaan het lijstje
15 delen verschenen met per gemeente een uitgebreide
weer bijgeschreven, onder vermelding van het nieuwe
lokaal-historische inleiding. De reeks wordt in de toe-
nummer en de nieuwe oppervlakte. Ook geheel nieuw
komst op internet voortgezet. Een landelijke site voor de
verworven percelen werden onderaan het lijstje bijge-
raadpleging van Oorspronkelijke Minuutplans en OAT’s
schreven. Heel belangrijk voor het onderzoek naar de
is www.WatWasWaar.nl.
•
Het archief van het kadaster is een prachtige bron voor het beschrijven van oude foto’s. In het voorjaar van 2008 komt in Oudewater weer een nieuw fotoboekje uit met foto’s van de negentiende-eeuwse fotograaf E.C. Rahms. Voor het schrijven van de teksten is veel gebruik gemaakt van het kadasterarchief.
Deze foto is genomen vanaf de Donkere Gaard in de richting van de Kromme Haven. Het water is de Linschoten, die binnen Oudewater wordt aangeduid als ‘de Haven’. Over de Haven is een boogbruggetje zichtbaar. In de overlevering is dat bekend als het bruggetje van Van Aelst die op deze manier naar zijn pakhuizen aan de Donkere Gaard ging. Maar waar woonde deze Van Aelst en was dit misschien de geschiedschrijver Van Aelst? In Oudewater woonden in de negentiende eeuw drie generaties Adrianus Cornelis van Aelst. De oudste was als gepensioneerd kapitein naar Oudewater gekomen. Zijn zoon Adrianus Cornelis (1808-1871) was daar geboren. Van Aelst sr. woonde aan de Markt en bezat daar de percelen 544, 545 en 546, het huidige Markt Oostzijde 10. Voor zijn zoon kocht hij de percelen 647 en 648 aan de Leeuweringerstraat, met een tuin die strekt tot de Haven. Het gaat om het huidige perceel Leeuweringerstraat 43. A.C. van Aelst was koopman van beroep en bezat een pakhuis op een achterterrein van de Donkere Gaard, precies in het verlengde van zijn tuin. De derde Adrianus Cornelis van Aelst (1835-1915) werd in het huis aan de Leeuweringerstraat geboren en liep als kind ongetwijfeld vaak over dit bruggetje. Hij was net als zijn vader koopman, maar was ook actief als wethouder. Bovendien had hij een grote belangstelling voor de geschiedenis van zijn geboortestad en hij publiceerde in 1893 de ‘Schets der staatkundige en kerkelijke geschiedenis en van den maatschappelijken toestand der stad Oudewater’, een geschiedenis van Oudewater tot het jaar 1575. Vroeger was er heel wat industrie in de binnenstad die we tegenwoordig als uitermate hinderlijk zouden ervaren. Zo is op deze foto één van Oudewaters oudste grutterijen te zien. Links het woonhuis van de grutter, perceel 1059, en perceel 1060, daarnaast, met de openstaande luiken, is de grutterij. Natuurlijk is er wel het één en ander aan verbouwd sinds de zeventiende eeuw, toen Marten Eymbertse hier grutter was. Dat geldt ook voor het buurpand, rechts van het midden. Dat is een samenvoeging van de panden van de vroegere Bank van Lening: de twee oude gevels zijn samengevoegd en bepleisterd. In de negentiende eeuw was Martinus Verkleij grutter op deze plaats als opvolger van zijn vader en grootvader. Na zijn dood in 1866 erfde zijn dochter het complex. Zij verkocht het en in de daarop volgende jaren veranderde de grutterij nogal eens van eigenaar. Geen van de eigenaren was grutter van beroep en zij hadden meestal veel onroerend goed in eigendom. Dat geeft aan, dat het pand moet zijn verhuurd. In 1913 kocht graanhandelaar Hendrik Schouten de grutterij. Hij liet het pand verbouwen tot woonhuis. Drie van zijn ongehuwde kinderen, waaronder de schilder en historicus Johan Schouten, hebben hier tot aan hun overlijden gewoond.
Wist u dat... • Het kadaster alleen eigenaren registreert en geen bewoners? Daarvoor moet u in een adresboek of bevolkingsregister zijn. • Het kadaster met secties en perceelnummers werkt en niet met adressen? • Je via www.kadaster.nl makkelijk aan een actueel perceelnummer kunt komen? • Van de Hypotheekbewaarder nauwelijks registers van hypotheekakten bewaard zijn gebleven maar vooral registers van akten van eigendomsovergang (‘koopakten’)? Cursussen Een klein beetje makkelijk maken we het wel, namelijk door het organiseren van cursussen. De cursus in maart en april is reeds volgeboekt, maar in het najaar zal er weer een worden georganiseerd.
29
excursie naar jonge
religieuze monumenten
De Utrechtse commissie van de Bond Heemschut heeft in het kader van het landelijk jaarthema 2008 ‘religieus erfgoed’ gekozen voor een excursie naar een aantal jonge religieuze monumenten aan de
Martha de Wit Bond Heemschut
oostkant van de stad Utrecht op zaterdag 5 juli 2008. De excursie is ook open voor niet-leden.
De Utrechtse commissie van de Bond Heem-
lieke bouwkunst, de moderne hervormde
schut heeft in het kader van het landelijk jaar-
a rchitectuur en de antroposofische wijze van
thema 2008 ‘religieus erfgoed’ gekozen voor
bouwen.
een excursie naar een aantal jonge religieuze monumenten aan de oostkant van de stad
Waar gaan we heen? Een van de te be-
Utrecht op zaterdag 5 juli 2008. De excursie is
zoeken gebouwen is de Vrije Hogeschool
ook open voor niet-leden. De selectie van de te
Antropia aan de Hoofdstraat in Driebergen,
bezoeken objecten is extra interessant omdat
ontworpen door J. Risseeuw in 1979. Hier be-
zij tegelijkertijd een bijzonder licht werpt op de
gint en eindigt de excursie. Twee andere voor-
discussie rond de lijst met mogelijke wederop-
beelden van antroposofische bouwkunst zijn
bouwmonumenten van minister Plasterk.
het nabijgelegen kantoor van de Triodosbank aan de Utrechtseweg in Zeist en het gebouw
30
Het naoorlogse verzuilde Nederland heeft
van het Wereldnatuurfonds aan de Drieberg-
zich in zijn religieuze bouwkunst op heel veel
seweg, eveneens in Zeist. Beide zijn van de
verschillende manieren uitgedrukt. In de Bilt,
hand van architect Thomas Rau. Ook bezoe-
Driebergen en Zeist zijn dat de rooms-katho
ken we de Rafaelkerk, het kerkgebouw van de
christengemeenschap aan de Van Tetslaan in
Al met al logenstraft een korte rondgang langs
Zeist, door architect Henk Hupkes in 1963 in
deze gebouwen de gedachte dat de architec-
dezelfde antroposof ische stijl gebouwd.
tuur van de tweede helft van de twintigste
Sterk contrasterend daarmee zijn de rooms-
ele inspiratie. Deze gebouwen, alle te jong om
katholieke Michaelkerk aan de Biltse Kerklaan
op de monumentenlijst van het Rijk te prijken,
(architect gebr Koldewey, bouwjaar 1954) en
zijn toch zeker monumentaal te noemen.
de hervormde Thomaskerk van Marius Duintjer
Kenmerkend voor de grote veranderingen in
uit 1961, gelegen aan de Oranje Nassaulaan
monumentenland is het feit dat alle vier ge-
in Zeist. De Biltse Michaelkerk grijpt terug op
bouwen wel door de betrokken gemeenten
de vroegchristelijke basiliekvorm met een van
zijn aangemerkt als gemeentelijk monument.
rondbogen voorzien voorgevelfront en –aan
Kennelijk zijn de gemeenten zich van hun ver-
het einde van de kerkzaal- een halfcirkelvor-
antwoordelijkheid voor de jonge bouwkunst
mig apsis. Bijzonder is dat deze kerk in de
beter bewust dan de rijksoverheid dat kan zijn.
NUMMER 29 WINTER 2008
eeuw gespeend zou zijn geweest van spiritu-
plaats is gekomen van een neogotische voor-
foto’s linkerpagina: Vrije Hogeschool Antropia in Driebergen foto geheel boven: Hervormde Thomaskerk in Zeist foto boven: Rafaelkerk in Zeist
ganger uit de negentiende eeuw.
Aanmelden
De Thomaskerk in Zeist is een gaaf voorbeeld
Belangstellenden kunnen zich tot 1 juni 2008
van de bijna ascetische wijze waarop de her-
per e-mail aanmelden bij het secretariaat van
vormden met hun kerkgebouwen omgingen.
de Bond Heemschut in Utrecht:
Iedere verwijzing naar kerkenbouw uit het ver-
[email protected].
leden is vermeden: de bouwmaterialen zijn
Aanmelden per post kan ook:
als het ware ruimte en licht; alleen een op het
Heemschut Utrecht H.F. Kuiper, Mijzijde 49,
christelijke kruis geïnspireerde houtplastiek
3471 GP Kamerik. De inschrijving stopt bij
buiten de kerk duidt op de religieuze functie
honderd deelnemers.
van het gebouw.
De kosten voor deze excursie bedragen 39,50
Het Antropiagebouw in Driebergen en de Ra-
euro p.p. (inclusief lunch en vervoer naar de
faelkerk in Zeist echter zijn doordesemd van
objecten per touringcar). Dit bedrag svp over-
de antroposofische symboliek; het zijn beide
maken naar giro 2096263 tnv Heemschut
als het ware driedimensionale plastieken, die
Utrecht te Zeist.
in situering en oriëntatie, maar evenzeer in de
Na binnenkomst van aanmelding en het ver-
plattegrond, in de gevels en in de detaillering
schuldigde bedrag wordt het gedetailleerde
het antroposofische gedachtegoed verhevigd
programma toegezonden.
uitdrukken.
•
31
Fred Vogelzang Landschap Erfgoed Utrecht
• Margriet Mijnssen-Dutilh, Amersfoort lag aan zee, Waterschapskroniek Vallei & Eem 777-1616 isbn 978-80-5479-071-6 • Ben Remie, De Handelskade in Vreeswijk, Ontstaan, bouwers, eigenaars en bewoners • Henk van der Lee, Het kwartier is om, Industrie en bedrijvigheid in het Eemkwartier isbn 90-810296-2-9 • Bettina van Santen, Scholen en schoonheid, Tweehonderd jaar Utrechtse basisscholen isbn 978-90-5345-286-8 Ben Remie heeft opnieuw een boekje geschreven over de ge
een kroniek betaamt, is het boek chronologisch opgebouwd en
schied e nis van Vreeswijk. Dit keer is het onderwerp de Handels-
wordt telkens bij een jaartal een gebeurtenis opgetekend. Zo
kade, een middenstandersgebied dat ontstond na de aanleg van
worden we door de tijd geleid en zien langzaam het huidige
het Merwedekanaal. Toen werd de oude sluis bij Vreeswijk, het
Eemland vorm krijgen. Dat gebeurt niet als een lineair proces:
economisch hart van het dorpje, buiten gebruik gesteld en werd
soms worden woeste gebieden onttrokken aan de natuur om la-
de scheepvaart via het nieuwe kanaal en een nieuwe sluis rich-
ter toch weer prijsgegeven te moeten worden aan bijvoorbeeld
ting de Lek geleid.
het oprukkend zeewater. De rivier de Eem blijkt van vrij recente
De schuttijden waren, door de enorme drukte (het kanaal was
datum. Het huidige gebied tussen de Veluwe en de Utrechtse
een van de belangrijkste binnenvaartroutes door Nederland),
Heuvelrug moet veeleer gezien worden als een enorm moeras.
lang en dat gaf de schippers de gelegenheid de benen te strek-
Eigenlijk begon dat moeras al bij de huidige Waddeneilanden:
ken en met een goed glas wederwaardigheden uit te wisselen.
de Zuiderzee was een ondiepe plas, die bij bepaalde wind en
De vrouwen gingen intussen inkopen doen. Na de aanleg van
in bepaalde seizoenen gedeeltelijk droog viel. De invloed van
het Amsterdam-Rijnkanaal werd het stil rond de sluis bij Vrees-
de zee was gering, pas na het vallen van grote gaten tussen de
wijk en stortte de handel in. Het boekje is ingericht als een MIP-
Waddeneilanden (die vanaf dat moment pas echt eilanden wer-
boek: een voor een worden de huizen langs de Handelskade
den) kreeg de zee meer invloed en kwam er een duidelijke getij-
beschreven. Jammer genoeg ontbreekt een index op namen. De
denwerking. Vanaf de A12 bij Woudenberg tot ver in het noor-
informatie die is verzameld is waardevol: hopelijk gaat deze uit-
den was het Eemland dus een moerassig gebied, met plassen,
gave dienen als grondstof voor nieuwe artikelen.
zandopduikingen, veengebieden en stroompjes, die nauwelijks
In de reeks Utrechtse stadsgeschiedenissen verscheen het lang-
een vaste bedding hadden. Pas nadat het waterpeil begon te
verwachte deel over de scholen in de stad, van de hand van
zakken, werden beken en riviertjes gevormd en eerst vanaf dan
Bettina van Santen. Van Santen is een van de grote kenners van
kunnen we spreken over de rivier de Eem. Een opvallend nieuwe
de bouwkunst in Utrecht en dit boek geeft een prachtig beeld
interpretatie die veel stof zal doen opwaaien.
van de ontwikkelingen in de scholenbouw vanaf 1800. Feitelijk
Amersfoort, althans het gebied rondom de Eem net buiten de
weerspiegelt de architectuur van de school ook het denken over
stad, is opnieuw onderwerp van studie in Het kwartier is om. De
het onderwijs, over opvoeding, over gezondheid maar ook de
titel slaat op het Eemkwartier, waar al sinds 1850 industrie aan-
financiële en politieke spankracht van de samenleving. Daarmee
wezig is. Het begon met enkele molens, maar daarna versche-
geeft het boek niet alleen mooie inkijkjes in de opzet en inde-
nen zeepfabrieken, een luciferfabriek, een sigarenfabriek, een
ling van scholen, maar ook van het onderwijs zelf. Utrecht blijkt
linnenweverij en een kleurstoffenfabriek. Rondom die bedrijven
op het terrein van onderwijsbouw een vooraanstaande rol te
werden arbeiderswoningen gebouwd, die zoals vaak in de peri-
spelen. Beroemde architecten werden gevraagd voor deze stad
ode aan het einde van de negentiende eeuw, voor de Woning-
schoolgebouwen te ontwerpen, lokale politici stonden op de
wet, van slechte kwaliteit waren. Het boek geeft per periode (het
bres om de modernste inzichten te vertalen in steen en glas, en
beslaat de tijd 1850-2000) steeds een algemeen overzicht van
onderwijshervormers kregen de kans te experimenteren met de
de ontwikkelingen, om vervolgens een aantal individuele bedrij-
indeling van lokalen, gangen, wc’s, hallen en gymnastiekruimtes.
ven te beschrijven. Ook enkele biografietjes van kooplieden en
In het boek wisselen historische en moderne foto’s elkaar af en
ondernemers ontbreken niet. Het boek is rijk geïllustreerd. Wat
dat geeft een grappig effect. Een aanrader voor iedereen die ge-
verwarrend zijn de eerste regels van de alinea’s, die vetgedrukt
ïnteresseerd is in architectuur, lokale geschiedenis of onderwijs.
de indruk wekken van tussenkoppen. Niet altijd dekken ze de
Amersfoort lag aan zee is de uitdagende titel van een echte
inhoud van het navolgende. De kaarten zijn zeer verhelderend
kroniek van de waterschapsgeschiedenis van het Eemland. Zoals
en de oude foto’s zijn vaak prachtig.