facultair magazine
nummer 05 december 2010
Erasmus School of Law
Geregeld
Kristin Henrard aanvaardt het ambt van hoogleraar De ambities van onderwijsdecaan Suzan Stoter Scriptievolgsysteem moet voor hogere rendementen zorgen
Geregeld, magazine Erasmus School of Law
> Colofon Geregeld Uitgave van Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam
Uitreiking bachelorbul en onderwijsprijzen
5
Kristin Henrard over haar oratie
6
Drie jaar juridisch vaardighedenonderwijs
12
Geregeld is ook digitaal beschikbaar. Zie voor de digitale versie de volgende link: www.esl.eur.nl/geregeld
Erasmus China Law Centre
14
Commemorative medal voor Jaap de Zwaan in Bratislava
15
Redactie Tomas Arons Joan Groenendaal-Moeling Arnoud Houweling Thaddeus Müller Mildred Ramzan Khaibar Sarghandoy Niels van Zijl Hanz Zwart
Suzan Stoter: ‘gedreven wetenschapper met veel passie voor het onderwijs’
16
Scriptievolgsysteem moet voor hogere rendementen zorgen
19
DNA Erasmus: mr. drs. Robbert Visser
20
De Doelderdag 2010
23
EITC-symposium Systeemtoezicht in de procesindustrie
25
Promoties: Helen Gubby, Bart Keupink, Fiona Murray en Erwin Nijkeuter
26
Druk Drukkerij Plusprint, Hoogvliet
Beurs/World Trade Center - Postbus 30117 - 3001 DC - Rotterdam - Telefoon 010 2051166 -
[email protected] - www.vhb.nl
4
11
Vormgeving PanArt creatie en communicatie, Rhoon
Wie niet wil delen, zal ook niet kunnen vermenigvuldigen. Dat geldt ook voor het delen en uitwisselen van kennis. Met veel plezier zijn wij een intensieve samenwerking aangegaan met Erasmus School of Law. Wij hopen op een langdurige relatie en vruchtbare samenwerking, waarin wij elkaar op allerlei rechtsgebieden kunnen versterken. Wilt u meer informatie over ons kantoor, bezoek dan onze website of neem contact met ons op.
Van de decaan
De raadsman aanwezig bij het politieverhoor: een goede zaak?
Oplage: 1150 exemplaren Volgende editie: 25 februari 2011 (deadline kopij: woensdag 2 februari 2011)
Intensieve samenwerking
> Inhoud
Reacties kunnen gezonden worden aan: Redactie Geregeld t.a.v. Mildred Ramzan Kamer: L05-006 Postbus 1738 3000 DR Rotterdam of
[email protected]
Symposium ‘Europees ondernemingsrecht: grensoverschrijdend ondernemen na Cartesio’ 30 Column Recht door zee: Geert en Mahatma 33 Personeelsnieuws 34 Facultaire agenda 36 Juridisch cryptogram 36
Adverteren? Wilt u adverteren in dit magazine, neem dan contact op met de afdeling Development: (010) 408 97 52, e-mail
[email protected]
Wilt u ook een bijdrage leveren aan Geregeld? U bent van harte uitgenodigd om uw artikel te mailen naar bovenstaand mailadres!
Geregeld aflevering 5, december 2010
Van de decaan Valorisatie, valorisatie gebeurd. Een begrip of werkwijze, nuttig en waardevol voor een deel van de wetenschappelijke disciplines, wordt zonder meer van toepassing verklaard op alle disciplines. Bezwaar tegen die benadering leidt tot de tegenwerping dat iedereen recht heeft op gelijke behandeling. Het is de afgelopen jaren bijvoorbeeld gebeurd bij het aanvragen van subsidies bij NWO. Alle aanvragen moeten in het Engels, terwijl een belangrijk deel van onze discipline gebonden is aan het Nederlands als rechtstaal. Zonder internationale component is een aanvraag kansloos, terwijl een belangrijk deel van onze discipline uit haar aard nationaal is. Klassiek-juridisch onderzoek is verdacht bij gebrek aan empirische methode. En de nieuwste vondst is dat alleen studenten uit een tweejarige research master nog in aanmerking komen voor NWO-subsidies. Ik zie met lede ogen aan dat het klassiek-juridisch onderzoek, het onderzoek waarmee wij de kernbegrippen van ons positieve recht telkens weer actualiseren, in de competitie om middelen uit de tweede geldstroom bij voorbaat kansloos is. Daarmee zaagt dit eenheidssysteem de poten onder onze kernleerstoelen vandaan. Op sommige juridische terreinen is de aanwas van jonge onderzoekers al jaren zo gering dat goede kandidaten voor uhd- en hoogleraarposities schaars zijn geworden.
Maarten Kroeze
Een van de mooiste woorden van het ambtelijk onderzoeksjargon vind ik valorisatie. Ik kan het niet vaak genoeg zachtjes voor mij uit prevelen. Maar wat betekent het eigenlijk? Het woordenboek biedt geen uitkomst. De munters van onderzoeksjargon zullen niet het oog hebben gehad op de betekenis die Van Dale geeft, te weten “hernieuwde vaststelling van de waarde van een schuldvordering, die tengevolge van valutadaling, noodtoestand van de staats financiën of andere regeringsmaatregelen sterk gedeprecieerd geworden is”. Die betekenis is weliswaar heel actueel, maar op een ander ministerie dan dat van OCW. Gelukkig biedt www.valorisatie.nu uitkomst.
Door: Maarten Kroeze
Het inspireert ook tot nieuw onderzoek. Een verslag van een expertmeeting over valorisatie, georganiseerd door het Rathenau Instituut op 26 oktober 2010,
vermeldt dat “binnen alle disciplines de mogelijkheid bestaat om kennis te benutten, maar dat er nog weinig onderzoek is gedaan naar valorisatie in sociale en geesteswetenschappen. Dat is nodig om evidence based beleid te kunnen ontwikkelen, om inzicht te krijgen in manieren om valorisatie te organiseren en te beoordelen”. Toen ik dat las, begon ik mij een beetje zorgen te maken over valorisatie. Dat poëtische, zachte woord zou weleens een wolf in schaapskleren kunnen zijn. Ineens schoot mij te binnen dat ik er het afgelopen jaar al enkele keren vriendelijk op gewezen was dat onze faculteit nog geen boekje had waarin we ons onderzoek relevant maakten voor de maatschappij en dat het zo aardig zou zijn om op onze website te laten zien dat ons onderzoek ook maatschappelijk nut had. Zouden ze willen dat wij laten zien dat ook in de juridische discipline de mogelijkheid bestaat om kennis te benutten? Moeten we onderzoek gaan doen naar de valorisatie van juridisch onderzoek? Ik voorzie dat met valorisatie hetzelfde gaat gebeuren als met andere onderwerpen de afgelopen jaren is
Bachelorbul en onderwijsprijzen 2009-2010 uitgereikt De jaarlijkse uitreiking van de bachelorbul is zowel een feestelijk als een prestigieus gebeuren. Zo’n zestig studenten Criminologie en Rechtsgeleerdheid vonden het - zeer terecht - leuker om hun bul overhandigd te krijgen dan deze bij de administratie op te halen. Drie van hen - Daphne Straver, Dennis van de Kamp en Marlies Kruit - rondden de bachelorfase cum laude af.
Door: Christine Kalden, Martijn Roos en Arnoud Houweling
“Valorisatie is het tot maatschappelijke waarde brengen van wetenschappelijke en technologische kennis uit het publieke domein.” Achter het zo poëtische woord valorisatie gaat een hoop proza schuil. Zo las ik dat het “tot maatschappelijke waarde brengen van publieke kennis op vele manieren gebeurt en door verschillende spelers”. En dat “valorisatie op microniveau meer is dan wat er nu van in het beleid terug te vinden is”. Ook leerde ik dat “valorisatie een proces is en veel meer dan het vermarkten van de krenten uit de pap aan het eind van de rit”. Onze faculteit heeft bovendien een verantwoordelijkheid en u misschien ook wel. Of zou iets anders zijn bedoeld met de zin dat “kennisinstellingen, stakeholders met een kennisvraag en afnemers van kennis allen een rol spelen en verantwoordelijkheid delen”? Valorisatie is een inspirerend woord. Het inspireert tot volstrekt nieuwe toepassingen van de Nederlandse taal.
Het zou mij niet verbazen als ik binnenkort ergens lees dat juridisch onderzoek niet gevaloriseerd is en dat de juridische discipline te weinig doet aan valorisatie. Maar als er nu iets is waarin juridisch onderzoek juist uitblinkt, ook het klassiek-juridische dat het bij NWO ten onrechte zo slecht doet, dan is het valorisatie. Deelnemers aan het juridisch discours zijn niet alleen aan de universiteit verbonden, zij werken ook als beleidsmaker, praktijkjurist, wetgever of rechter. Veel van ons onderzoek is gericht op beïnvloeding van beleidsmakers, de wetgever en de rechterlijke macht. Juridische onderzoekers willen de maatschappij ervan overtuigen dat hun visie op het recht zoals het is en zoals het zou moeten zijn, de juiste is. De valorisatie van ons onderzoek is terug te vinden in de advies- en staatscommissies waarvan wij deel uitmaken, in het beleid en de wetsvoorstellen die op ons onderzoek zijn gebaseerd of daardoor zijn beïnvloed en in de vele, vaak impliciete verwijzingen in rechtspraak naar juridisch onderzoek. Rechtswetenschap = valorisatie. Misschien moeten we ons toch maar aan een boekje en een website wagen om dat aan de maatschappij duidelijk te maken.
Traditioneel worden bij deze gelegenheid prijzen voor de beste bachelor- en mastervakken uitgereikt. Via de onderwijsenquêtes kozen de studenten ‘Inleiding criminologie’ (gedoceerd door Claire Menagé, Shir Shah Nabi, Robby Roks en Richard Staring) als beste bachelorvak en ‘Onderzoekspracticum Burgerlijk recht’ (Siewert Lindenbergh, Henriët Vos, André Nuytinck, Ankje Grapperhaus, Rob Kottenhagen, Zwaan Duijnstee) als beste mastervak. De 2e en 3e prijs voor de bachelor vakken gingen respectievelijk naar de vakken Inleiding Privaatrecht en Verbintenissenrecht en voor de mastervakken respectievelijk naar European Company and Labour Law en het vak Financiering. Alle studenten en prijswinnende docenten: van harte gefeliciteerd.
Geregeld aflevering 5, december 2010
Kristin Henrard: “Je zou kunnen zeggen dat relig ieuze minderheden aan de wieg hebben gestaan van algemene mensenrechten” ‘The ambiguous relationship between religious mino rities and fundamental (minority) rights’ was de titel van de oratie die prof. Kristin Henrard op 29 oktober jl. uitsprak. De plechtigheid vormde het sluitstuk van de eerste conferentie van het door Henrard opgerichte Minority Research Network. Khaibar Sarghandoy interviewde haar.
De titel van je oratie is ‘The ambiguous relationship between religious minorities and fundamental (minority) rights’. Wat houdt deze ambivalente relatie in? De ambivalentie is naar mijn mening in twee dimensies aanwezig. In de eerste plaats kan worden gewezen op de historische dimensie. Deze houdt in dat de problemen en prangende vragen rond religieuze minderheden in zeer belangrijke mate hebben bijgedragen aan het ontstaan van zowel algemene mensenrechten als speciale rechten voor personen die behoren tot (religieuze) minderheden. Je zou kunnen zeggen dat religieuze minderheden aan de wieg hebben gestaan van algemene mensenrechten en het ontstaan van deze rechten hebben uitgelokt (ik gebruik hiervoor het Engelse werkwoord to trigger). Maar in de loop der tijd is deze trigger overgegaan tot een neglect; met andere woorden, de specifieke noden en behoeftes van religieuze minderheden zijn steeds meer genegeerd, dit zowel ten aanzien van algemene mensenrechten als ten aanzien van minderheidsrechten.
Door: Khaibar Sarghandoy
In de tweede plaats is een ambivalentie merkbaar in de manier waarop het EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens, red.) de vrijheid van religie interpreteert. Het is opvallend dat het EHRM enerzijds stelt dat de vrijheid van godsdienst een hoeksteen is van de democratische samenleving, en dus blijkbaar een mensenrecht dat bijzonder zwaar weegt, maar anderzijds, als het gaat om de beoordeling van beperkingen op dit recht door de lidstaten in concrete gevallen, lijkt het in verschillende opzichten deze beperkingen niet kritisch genoeg te toetsen. Het Hof lijkt dan het basisprincipe te vergeten dat als iets wordt erkend als een aspect van een mensenrecht, als behorend tot het toepassingsgebied van een mensenrecht, dat dit in beginsel beschermd en gewaarborgd moet worden, terwijl beperkingen hierop slechts in uitzonderlijke omstandigheden geoorloofd zijn. Een lidstaat mag een beperking niet rechtvaardigen door simpelweg te verwijzen naar een beperkingsgrond als de nationale veiligheid. Zij draagt de bewijslast om concreet de specifieke feiten en omstandigheden te noemen waaruit zou blijken dat deze beperking gerechtvaardigd is in het concrete geval.
Volgens jou kunnen de rechten van (religieuze) minderheden in het huidige systeem niet goed worden gerealiseerd omdat er geen aandacht wordt besteed aan de specifieke karakteris tieken en noden van minderheidsgroepen. Sommige critici zouden kunnen tegenwerpen dat door jouw benadering de focus met name op groepen komt te liggen, hetgeen in meer of mindere mate ten koste kan gaan van individuen binnen die minderheidsgroepen; minderheden/dissidenten binnen minder heden. Wat vind je van deze kritiek? Deze vraag wil ik op drie niveaus beantwoorden. Ik ben niet van mening dat er per se minderheids specifieke rechten moeten zijn. Doorslaggevend is voor mij niet hoe het precies geregeld wordt en in welke vorm deze rechten gegoten worden: algemene mensenrechten of minderheidsspecifieke rechten. Waar het om gaat is dat personen die behoren tot minderheden op een inhoudelijk gelijke manier kunnen genieten van hun mensenrechten, dus terwijl rekening gehouden wordt met hun bijzondere situatie en noden met betrekking tot hun eigen identiteit.
“Het EHRM zegt een wide margin of appreciation te hanteren in kwesties waarbij geldt dat er geen consensus bestaat tussen de lidstaten. Dat vind ik een zwak argument.” Ik vind het dan ook prima als dat op een algemeen niveau, dus op het niveau van algemene mensenrechten, gebeurt. Daarbij is van belang hoe (specifiek) de nor men worden geformuleerd en hoe deze vervolgens in concrete gevallen worden geïnterpreteerd en toegepast. De standaarden hoeven niet tot in alle details te worden vastgesteld, dat is ook niet mogelijk en wellicht ook niet gewenst. Immers, ieder concreet geval is weer anders en de rechter kan een abstracte formulering in een wets- of verdragstekst interpreteren en toepassen op het concrete geval. Bij deze vertaalslag kan de rechter de eventuele leemtes in de standaarden opvullen door middel van interpretatie en daarbij proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de bijzondere situatie van en daaruit voortvloeiende knelpunten voor (religieuze) minderheden. Echter in de mate dat dit niet gebeurt, en dat is tot op het heden het geval, dan is er wel degelijk behoefte aan minderheidsspecifieke rechten.
Trouwens, de ‘neglect’ van de speciale noden van religieuze minderheden doet zich ook voor op het niveau van de minderheidsspecifieke rechten zelf: de huidige standaards bevatten geen verdere verduidelijking van het recht op een religieuze minderheidsidentiteit. Ten tweede, het hangt ervan af om welk soort minderheidsspecifieke rechten het gaat. Het probleem van dissidenten binnen minderheidsgroepen zal zich pas voordoen als de groep als groep een zekere vorm van autonomie zou krijgen. Dan zou het immers niet meer zozeer gaan om individuele rechten, eventueel enkel voor personen die behoren tot een minderheid (en dus met een collectieve dimensie), maar om groepsrechten, in de zin van rechten voor de groep als geheel. In dat geval zou het gevaar van onderdrukking van minderheden en dissidenten binnen minderheidsgroepen reëel zijn. Maar ik ben er zelf nog niet over uit of echte groepsrechten wel nodig zijn voor een optimale bescherming van minderheden. Ten derde, (toch) vind ik ook dat de problematiek van een mogelijke botsing, een conflict tusen een groepsrecht/minderhedenrecht en individuele rechten van de leden niet overdreven moet worden. Ik wil daarmee het gevaar van een dergelijke botsing niet wegwuiven, maar eeder betogen dat dit soort botsingen op dezelfde wijze als botsingen van individuele mensenrechten onderling - die regelmatig voorkomen - zouden moeten worden ‘aangepakt’. Daarbij is het van belang dat er een goede belangenafweging plaatsvindt zodat voldoende recht wordt gedaan aan beide zijden van het conflict, en dat een eventuele beperking van een grondrecht proportioneel en redelijk is.
Je hebt (onder andere) een tweeledige kritiek als het gaat om de wijze waarop het EHRM zaken rond religieuze minderheden beoordeelt: 1) het EHRM gaat volgens jou in tegen het maxime bij mensenrechten dat het toepassingsgebied breed moet worden geïnterpreteerd en 2) tegelijk gaat het in tegen de noodzaak van interpretative restraint als het om theologische kwesties gaat (bijvoorbeeld de vraag wat is een religie - en wat is een manifestatie van een religie). Kun je hier een paar voorbeelden van noemen? Het gaat mij in dit verband om de manifestatie van een godsdienst voor de individuele gelovige en om de vraag wanneer iets als een ‘inmenging’ met de godsdienstvrijheid wordt beschouwd. Geregeld aflevering 5, december 2010
Bij manifestatie van een godsdienst gaat het om iets dat betrekking heeft op het toepassingsgebied van een mensenrecht. Dit moet volgens de heersende leer ruim worden geïnterpreteerd. Een voorbeeld hiervan betreft een jurisprudentielijn dat het niet naleven van werktijden (bijvoorbeeld langere middagpauzes op vrijdag om naar de moskee te gaan voor het vrijdaggebed) niet telt als een manifestatie van een religie. Klachten over een ontslag om die reden zouden dan ook onontvankelijk zijn (want manifest ongegrond, omdat de kwestie niet eens in het toepassingsgebied van een mensenrecht zou vallen). Een voorbeeld van een zaak waar het Hof een te beperkte visie heeft over wat telt als een inmenging met de godsdienstvrijheid betreft een orthodoxJoodse organisatie die had geklaagd omdat ze geen exemptie hadden gekregen van de Franse regels met betrekking tot het slachten van dieren met het oog op het bekomen van ‘glatt’ vlees (wat aan strengere eisen moet voldoen dan ‘koosjer’ vlees). Dit impliceerde volgens de organisatie een inmenging met hun recht hun godsdienst te manifesteren. Het Hof was het daar niet mee eens en overwoog dat, aangezien men ‘glatt’ vlees wel via België zou kunnen verkrijgen, er niet eens een inmenging zou zijn met de godsdienstvrijheid. Het Hof is hier onnodig restrictief in z’n opvatting van wat een ‘inmenging’ is met godsdientsvrijhed (wat dan door de overheid zou moeten worden gerechtvaardigd in het licht van de beperkingsclausule).
“Iedere minderheidsgroep heeft haar eigen noden en behoeftes en daar moet de overheid in redelijke mate rekening mee houden en op inspelen.” Volgens jou is een wide margin of appreciation voor staten in controversiële kwesties zoals bijvoorbeeld religie ongewenst. Wil je dat kort toelichten? Het EHRM zegt een wide margin of appreciation te hanteren in kwesties waarbij geldt dat er geen consensus bestaat tussen de lidstaten. Dat vind ik een zwak argument, ook ten aanzien van de relaties tussen Kerk en Staat. Juist in kwesties waar de meningen van de lidstaten uiteenlopen zou het Hof stelling moeten nemen. Het gaat dan niet om het opleggen van volledige uniformiteit maar wel om het aangeven
algemeen participatie in de samenleving belemmeren, en dus gericht op het bekomen van reëel gelijke toegang in dit opzicht. Het gaat dan inderdaad om een plicht tot ‘reasonable accommodation’, geen absolute plicht dus. Hoe dat moet gebeuren is afhankelijk van de context en de bijzonderheden van het specifieke geval. Iedere minderheidsgroep heeft haar eigen noden en behoeftes en daar moet de overheid in redelijke mate rekening mee houden en op inspelen. Een verdere verduidelijking van wat de plicht tot reasonable accommodation ten aanzien van religieuze minderheden impliceert, zou kunnen gegeven worden door minderheidsspecifieke rechten die wel expliciet de religieuze dimensie van het recht op identiteit voor minderheden uitwerken.
Heb je concrete plannen met betrekking tot onderzoek en onderwijs?
van een grens waar iedere lidstaat zich in ieder geval aan moet houden. Bovendien is het zo dat het Hof aan de ene kant zegt de keuze in dit soort kwesties aan de lidstaten te willen overlaten, maar daarmee de facto wel een keuze maakt, namelijk een die de status quo bestendigt en dit is per definitie in het voordeel van de meerderheid en in het nadeel van minderheden in een bepaald land. Je moet niet vergeten dat de staten die het EVRM hebben geratificeerd zich daarbij hebben verbonden om dat verdrag te respecteren, en wel op de manier zoals het is uitgelegd door het EHRM. Met name als er geen consensus is bij de staten, is het wenselijk dat het Hof zijn rol als toezichthouder opneemt, en voldoende richtingwijzers geeft. Als het gaat om kwesties zoals de vrijheid van meningsuiting, dan benadrukt het Hof het belang en de noodzaak om juist aan minderheden zoveel mogelijk ruimte en mogelijkheden te geven om hun stem te laten horen. Maar als het gaat om een kwestie als de relaties tussen kerk en staat legt het Hof zich neer bij de wijze waarop een lidstaat deze kwestie heeft geregeld, en dat is meestal uitsluitend volgens de wensen van de meerderheid. Meestal gaat dat dus per definitie ten
koste van minderheden, en dat is waar mijn kritiek op is gericht.
Een ander punt van kritiek dat je levert is dat we onze focus op negatieve notie van de vrijheid van godsdienst moeten verleggen naar een meer positieve notie. Met andere woorden, we zijn de fase van tolerantie van religieuze minderheden gepasseerd en het wordt tijd dat de overheid verdergaat dan tolerantie en ook overgaat tot positieve accommodatie. Op welke manier(en) zou de overheid volgens jou invulling moeten geven aan deze positieve verplichting? Ook hier wil ik in eerste instantie aanknoping zoeken met het aanwezige instrumentarium van algemene mensenrechten en meer bepaald de plicht die voortvloeit uit het gelijkheidsbeginsel om personen die zich in een bijzondere (‘andere’) situatie bevinden, ook ‘speciaal’ te behandelen. Deze plicht tot differential treatment is in bepaalde contexten vertaald in een plicht tot reasonable accommodation. Dergelijke plicht is gericht op het wegnemen van hindernissen die toegang tot tewerkstelling, publieke voorzieningen en meer
In mijn onderzoek wil ik het belang van interdisciplinariteit steeds meer benadrukken. Daar wil ik na het afwerken van lopende (schrijf)projecten de komende maand, vanaf volgend jaar meer op inzetten, door bijvoorbeeld te werken aan artikelen die mijn onderwerp vanuit verschillende perspectieven benaderen. Dat wil ik graag doen met collega’s vanuit verschillende disciplines zoals de (rechts)filosofie en (rechts)sociologie. Ik heb ook concrete plannen om samen met Afrikaanse collega’s rechtsvergelijkend onderzoek te doen waarbij de interregionale aspecten van kwesties als accommodatie van bevolkingsdiversiteit en materiële gelijkheid aan de orde komen. Verder ben ik natuurlijk steeds meer bezig met vraagstukken van religie en religieus pluralisme. Ook wil ik meer aandacht besteden aan de mensenrechtenkwestie in China. Wat onderwijs betreft zijn er ook meerdere projecten die tegelijkertijd lopen. Ik blijf het seminar Minority Protection ieder jaar aanpassen en actualiseren. Volgend jaar werk ik samen met Gijs van Oenen aan de Honour Class: Minderheden, Recht en Moraal. Verder loopt de minor Mensenrechten in pluriforme samenleving, in samenwerking met Gijs van Oenen en Han Entzinger. Verder wil ik graag verschillende cursussen volgen bij RISBO om de studenten zo goed mogelijk te bereiken en te enthousiasmeren voor de vakken die ik geef. Er is altijd ruimte voor verbetering, en als er mooie opportunities zijn binnen de EUR om didactische vaardigheden aan te scherpen, dan doe ik daar graag aan mee. Een eerder interview met Kristin Henrard over haar motieven en carière vindt u in Geregeld editie februari 2010, zie ook www.frg.eur.nl/geregeld. Geregeld aflevering 5, december 2010
Ondernemingsrecht • Arbeidsrecht • Vastgoedrecht Insolventierecht • Familierecht www.hvadvocaten.nl
De raadsman aanwezig bij het politieverhoor: een goede zaak? Onderzoekers van ESL en de VU volgden twee jaar lang het experiment waarbij verdachten van moord of doodslag hun advocaat mochten ontmoeten vóór het eerste verhoor én de raadsman aanwezigheid was tíjdens het verhoor. Hun conclusie: consultatie vooraf en aanwezigheid bij het verhoor zijn niet los van elkaar te zien.
Daar het onderzoek enkel moord- en doodslagzaken betreft is enige voorzichtigheid geboden bij het generaliseren van bovenstaande conclusie. Het is maar de vraag of deze bevindingen ook buiten het experiment gelden. Daarbij zal algemene invoering van aanwezigheid naast voorafgaande consultatie verstrekkende logistieke en financiële gevolgen hebben. Verstandiger zou zijn te bezien in welke gevallen, gezien de ernst van de zaak of de persoon van de verdachten, het raadzaam is de raadsman naast voorafgaande consultatie eveneens tot het verhoor toe te laten.
Door: Willem-Jan Verhoeven
In de nasleep van de Schiedammer parkmoord is in juli 2008 een tweejarig experiment van start gegaan waarbij, in moord- en doodslagzaken in Amsterdam en Rotterdam, de advocaat voorafgaand aan de eerste verhoren de mogelijkheid kreeg te overleggen met de verdachte én toegelaten werd tot het verhoor. Doel was te bezien of de raadsman kon bijdragen aan het voorkomen van het uitoefenen van ongeoorloofde druk op de verdachte. Onderzoekers van de sectie Strafrecht en de sectie Criminologie van de EUR en van de sectie Strafrecht en Criminologie van de VU hebben het experiment bijna twee jaar lang gevolgd. Dinsdag 16 november 2010 is het rapport ‘Raadsman bij politieverhoor’, geschreven door Lonneke Stevens en Willem-Jan Verhoeven, verschenen dat verslag doet van de bevindingen van het onderzoek. Bij de uitvoering van het onderzoek waren tevens ESL-onderzoekers Tom Blom, Henk van de Bunt, Andre Korenhof, Joost Verbaan, Ronald Verbeek en Paul Verloop. Om eerlijk te zijn wisten zij bij de start van het project niet precies wat hen te wachten stond. De toelating van de raadsman bij het eerste politieverhoor is geen onomstreden onderwerp. Het experiment leek in het onderzoeksveld eigenlijk alleen maar tegenstanders te kennen. De politie zat niet te wachten op pottenkijkers die het verhoor naar alle waarschijnlijkheid ook nog eens zouden gaan verstoren. De advocatuur daarentegen kon zich niet vinden in de richtlijnen van het experiment zoals uitgewerkt in het protocol, waardoor de advocaten tijdens het verhoor zo goed als ‘gemuilkorfd’ waren. Hoewel de standpunten van de politie en de advocatuur ten aanzien van de uitbreiding van de rechtsbijstand van verdachten op veel punten tegenover elkaar bleken te staan is het experiment hierdoor niet geblokkeerd geraakt. Integendeel: het verschil in standpunten heeft tot interessante inzichten geleid over de uitbreiding van de rechtsbijstand van verdachten, de wijze van verhoren door de politie en de mate waarin advocaten hierbij een rol (kunnen) spelen.
Gedurende een periode van bijna twee jaar hebben de onderzoekers 168 verhoren geobserveerd en interviews gehouden met 12 advocaten en 28 opsporingsambtenaren. De belangrijkste conclusies kunnen als volgt samengevat worden. Geconstateerd is dat een politiek gevoelig onderwerp als de toetreding van de raadsman tot het verhoor relatief geruisloos (tijdelijk) geïmplementeerd is. Dit lijkt echter een door het protocol gewapende vrede te zijn. Daarnaast blijkt de consultatie voorafgaand aan het verhoor de kans te vergroten dat verdachten gebruik maken van het zwijgrecht. Daarbij is de politie meer geneigd ten aanzien van de verdachte een intimiderende ondervragingsmethode in te zetten wanneer hij gebruik maakt van het zwijgrecht. De aanwezigheid van de advocaat lijkt er juist weer voor te zorgen dat de politie minder intimiderend optreedt naar de verdachte toe. Deze optelsom maakt in wezen duidelijk dat voorafgaande consultatie en toelating van de raadsman tot het verhoor niet los van elkaar gezien kunnen worden. Wanneer voorafgaande consultatie ingevoerd wordt (hetgeen als gevolg van de uitspraken van het EHRM inzake Salduz en Panovits reeds is gebeurd), ligt het dientengevolge in de rede ten aanzien van het tegengaan van ongeoorloofde druk en eventueel het voorkomen van valse bekentenissen eveneens de raadsman toe te laten tot het verhoor.
Altijd al aan de Zuidas willen werken? Wij bieden uitstekende carrièreperspectieven. Geïnteresseerd? Neem contact op met Arjen Kampherbeek of Eric Spreij. Van den Herik & Verhulst Advocaten “Wilhelminatoren” Wilhelminaplein 16 3072 DE ROTTERDAM telefoon: 010 - 410 00 55, fax: 010 - 481 51 72, E-mail:
[email protected]
Geregeld aflevering 5, december 2010
11
Drie jaar vaardighedenonderwijs; ervaringen en ontwikkelingen in een notendop
Duygu Yildirim: “Het geven van vaardigheden groepen is zeer uitdagend. Het zijn niet alleen de studenten die de mogelijkheid krijgen om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen, de vaardighedendocenten leren wat mij betreft zeker ook het een en ander bij. Deel uitmaken van een inspirerend en een verfrissend team maakt elke dag weer anders. Ik hoopte reeds aan het begin van het studiejaar ontzettend veel bij te leren, zoals dat er nu uitziet gaat dat zeker ook gebeuren! Met blok 2 voor de deur en de start van de vaardighedengroepen verwacht ik wederom een leerzame periode tegemoet te gaan!” Ook collega Crystal Groos geeft bijval: “Lesgeven! Een zeer leerzame en leuke ervaring heb ik de afgelopen twee maanden gemerkt. Dit is mijn eerste jaar als vaardighedendocent en aan het begin vond ik het dan ook allemaal erg spannend. Het plezier dat ik aan het lesgeven beleef, ging echter al snel overheersen waardoor de spanning op de achtergrond raakte. Vooral het contact met de studenten vind ik erg leuk. Naast het overdragen van kennis hoop ik de studenten dan ook zoveel mogelijk te stimuleren en te motiveren.” Achterste rij vlnr: Deborah Bruin, Joyce Kooijman, Taco Schüsler, Floris de Vrijer, Jonathan Garcia Miralles, Hanneke Nummerdor, Middelste rij vlnr: Duygu Yildirim, Gerald de Jong, Crystal Groos, Agnes van Woensel, Stéphanie van der Wal, Voorste rij vlnr: Rebwar Taha, Masuma Shahid
Door: Deborah Bruin en Hanneke Nummerdor
Het juridisch vaardighedenonderwijs is alweer aan zijn derde seizoen toe en heeft een zodanige plaats in het curriculum verworven, dat de training van de vaardighedendocenten steeds meer aandacht krijgt. Twee van hen, Deborah Bruin en Hanneke Nummerdor, doen verslag. Voor ons als vaardighedendocenten begon het nieuwe cursusjaar met een warme douche. Figuurlijk gesproken uiteraard. De aftrap van het jaar begon met een twee weken durende training, waarvoor een aantal dagen externe trainers zijn uitgenodigd. Zo hebben we op een verfrissende en leerzame wijze kennis gemaakt met de mogelijkheden om theatertechnieken te integreren in het lesgeven. Daarnaast hebben we een beter inzicht gekregen in het gegeven dat ieder mens, dus ook de student, anders in elkaar zit. Het is van belang om te weten dat tussen studenten verschil kan bestaan in leer- en communicatiestijl. Om de stof effectief over te brengen, is het de kunst om de les zo vorm te geven, dat alle studenten ‘bediend’ worden c.q. zich aangesproken voelen. Ook is er veel aandacht besteed aan groeps dynamiek en hebben we handreikingen gekregen om bijvoorbeeld een veilige sfeer binnen een groep te
creëren. De pijlen waren echter niet alleen gericht op het lesgeven en de persoon van de student. Door middel van teambuildingsopdrachten en gesprekken zijn we als individuele vaardighedendocenten in een korte tijd een hecht team geworden. De al eerder genoemde ‘warme douche’ (bestaande uit op schrift gestelde complimenten aan het adres van de medecollega’s) heeft een bijdrage geleverd aan het waarderen van elkaar als persoon. Al met al was de training een succes.
“Op de training hebben we een beter inzicht gekregen dat iedere student anders in elkaar zit.” Niet onvermeld mag blijven dat we een groot aantal nieuwe collega’s hebben mogen verwelkomen, op wie ook de schone taak rust om uitvoering te geven aan het vaardighedenonderwijs. Hoewel het spannend was om het jaar te beginnen met zoveel nieuwe collega’s, mag gezegd worden dat ze de docentenpool verrijkt hebben. Dat zij ook zelf hun draai hebben gevonden, blijkt uit de positieve reacties van een aantal van hen.
Dat de inzet verder gaat dan alleen het lezen van de voorgeschreven literatuur, blijkt wel uit het volgende denkbeeldige interview met de alterego’s van onze collega’s Floris en Gerald (waarbij het goed is om te weten dat beiden het vak Rechtsgeschiedenis geven).
Wie zijn jullie? Florianus: Mijn naam is Florianus Amorandus en deze geleerde meneer naast mij heet Geraldinus Jongerius. Samen maken we deel uit van een geweldig team van vaardighedendocenten aan de Erasmus School of Law.
Dank je voor de aanvulling. Je noemt spontaan jullie beroepsgroep, is daar een reden voor? Geraldinus: Zonder de invulling van mijn baan in het dagelijks leven zou ik mijzelf geen Geraldinus mogen noemen. Dit is nu eenmaal een van de voorrechten wanneer men zich als vaardighedendocent over de klassieke oudheid mag buigen. Dit gebeurt uiteraard bij het vak Rechtsgeschiedenis. Florianus: Daarnaast is het natuurlijk vreemd dat al die personen uit de oudheid van die flitsende namen hebben: Labeo, Gaius, Justinianus… En dan zouden wij aan komen zetten met Gerald en Floris.
Dus jullie zitten op een lijn met de studenten? Geraldinus: Laat ik het zo zeggen. We proberen in ieder geval die lijn zo breed mogelijk te krijgen. Zo kost het minder moeite om op dezelfde lijn te zitten. Florianus: Daar sluit ik me volledig bij aan. Soms moet je de confrontatie aangaan met studenten. Omgaan met tegenslag en irritatie is ook een vaar digheid. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat dit later in de praktijk ook nodig zal zijn.
“De vaardighedengroepen zijn nu samengesteld naar voorop leiding van de studenten, zodat het tempo en de invulling van het onderwijs per groep afgestemd kan worden.” Nu we al weer drie maanden het nieuwe jaar in zijn, merken we dat ieder jaar het vaardighedenonderwijs steeds meer geolied verloopt. De ervaringen, zowel bij de secties als bij de docentenpool, hebben geleid tot een constructieve bijdrage aan de opleiding Rechtsgeleerdheid. Waar het aan het begin nog zoeken was naar de invulling en plaats van het vaardighedenonderwijs, heeft het zeker in het eerste studiejaar een eigen vaste plek gekregen. Ook wordt er - door het ESL-bestuur - gewerkt aan het doortrekken van het vaardighedenlint naar het B2. Ook beginnen de vruchten van deze onderwijsvorm zich af te werpen. Het vaardighedenonderwijs vormt niet alleen een bijdrage aan het ontwikkelingen van de tools van de student. Ook brengt het de universiteit in de personificatie van de (vaardigheden)docenten dichter bij de student. Inmiddels is er meer inzicht in de studievoortgang, redenen van uitval et cetera van studenten. Hierop kan het onderwijssysteem afgestemd worden met als doel het effectiever te laten zijn en uitval te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is dat de groepen samengesteld zijn naar vooropleiding van de studenten, zodat het tempo en de invulling van het onderwijs per groep afgestemd kan worden. Afsluitend kan gezegd worden dat er aan enthousiasme binnen de docentenpool geen gebrek is. We hopen deze koers vast te houden en een steen(tje) bij te dragen aan het verbeteren van het vaardigheden onderwijs en daarmee aan het onderwijs als geheel. Geregeld aflevering 5, december 2010
12
13
Erasmus China Law Centre bevordert samenwerking met Oost-Aziatische universiteiten
In de huidige beginfase zal het ECLC zich vooral richten op de volgende vier aandachtspunten: (1) Het initiëren en implementeren van gezamenlijke projecten met Chinese universiteiten ten behoeve van de bevordering van het wetenschappelijke debat over de opbouw van de rechtsstaat in China. Als onderdeel van dit streven is in november 2010 al een driejarig project gestart. Het project wordt gefinancierd door de Nederlandse Ambassade in de Volksrepubliek China. In samenwerking met de rechtenfaculteit van Hubei University zullen activiteiten worden ontplooid die gericht zijn op de verbetering van de bestuursrechtspraak in China. Dit zijn bijv. gezamenlijk onderzoek, de organisatie van internationale wetenschappelijke conferenties en cursussen over bestuursrechtelijke onderwerpen, alsmede de opzet van een aantal rechtshulpwinkels. (2) Het aanvragen van fondsen van de NWO en EU-instellingen voor de ondersteuning van Nederlandse en Europese wetenschappers, die het Chinese recht willen bestuderen of onderzoek willen doen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief.
in de vier onderzoeksthema’s van het ECLC: de opbouw van de rechtsstaat in China, de gevolgen van de hervorming van het rechtsstelsel voor de Chinese bevolking, de relatie tussen het recht en de economische ontwikkeling van het land en de invloed van de mondialisering op het Chinese rechtsstelsel.
Als onderdeel van ESL zal het ECLC samen met alle vakgroepen van de faculteit de bestaande samenwerking met gerenommeerde universiteiten in Beijing, Shanghai en Hongkong versterken. Tot deze universiteiten behoren de Peking University, Renmin University of China, China University of Political Science and Law, Fudan University, Shanghai Transportation University, East China University of Political Science and Law, Shanghai Maritime University, University of Hong Kong en City University of Hong Kong. Binnen ESL werd onlangs een China Committee opgericht. Deze commissie bestaat uit hoogleraren van verschillende vakgroepen en zal academisch advies verstrekken over de bevordering van het onderzoek van de ESL met betrekking tot China alsmede toezicht houden op de begeleiding van Chinese promovendi.
(4) Het organiseren van seminars en gastlezingen om de kennis van en de belangstelling voor de ontwikkeling van het Chinese recht bij de studenten en de staf van ESL te vergroten.
Hiervoor is uiteraard de inbreng van alle cap groepen gevraagd. Het succes van het ECLC kan derhalve ook alleen het resultaat zijn van onze gezamenlijke inspanningen. We hopen oprecht dat alle leden van de faculteit die geïnteresseerd zijn in onderzoeksprojecten over het Chinese recht de weg naar ons zullen vinden. Graag nodigen we alle collega’s uit om hun ideeën met ons te delen!
Het ECLC legt bijzondere nadruk op wetenschap pelijk onderzoek naar de ontwikkeling van het Chinese recht in de bredere context van enerzijds de opbouw van de rechtsstaat in ontwikkelingslanden en anderzijds de internationalisering van de nationale rechtsstelsels. Beide trends vinden hun weerspiegeling
Het Erasmus China Law Centre is gehuisvest in het L-gebouw, kamer L6-91 en digitaal bereikbaar via www.frg.eur.nl./eclc. Contactpersonen zijn Dr. Yuwen Li,
[email protected], telefoon 010-408 16 50 en Susann Handke,
[email protected], telefoon 010-408 15 65.
De Zwaan en rechts van hem (op de rug gezien) Vrabko (decaan), Robles (oud-voorzitter van het Europees Parlement) en Skouris (huidig president van het Europese Hof van Justitie.
Prof. dr. Jaap de Zwaan heeft in Bratislava de ‘commemorative medal’ van de Comenius University ontvangen. De hoogleraar Europees Recht van onze faculteit heeft deze onderscheiding op 20 oktober jl. uitgereikt gekregen door de decaan van de juridische faculteit Marián Vrabko als dank voor bewezen diensten. In de periode 1998-2004 heeft De Zwaan samen met vertegenwoordigers van een aantal andere universiteiten, voor de Comenius University en een tweede Slowaakse universiteit, de University of Economics Bratislava, een masterprogramma Law and Economics georganiseerd. Dit programma had drie doelen: de opleiding van studenten, het trainen van juniordocenten en de verbetering van het curriculum van de twee universiteiten. Dertig studenten volgden ieder jaar de master, vijftien vanuit Rechten en vijftien vanuit Economie.
De juniordocenten werden als het ware tijdens de colleges opgeleid en waren daardoor in staat de verantwoordelijkheden voor de cursus geleidelijk over te nemen. Alle cursussen waren integraal opgenomen in de opleidingsprogramma’s van de universiteiten. Eveneens heeft De Zwaan de juridische faculteit van de Comenius Univerity ingebracht als Slowaakse partner in het Rotterdam Law Netwerk (RLN). RLN is het multilaterale EU Life Long Learning Network, dat wordt gecoördineerd door ESL. De Zwaan was in Bratislava voor een grote lustrumconferentie, georganiseerd door de Comenius University in verband met het negentigjarig bestaan van hun juridische faculteit. Het hoofdthema van de conferentie had betrekking op recente ontwikke lingen in de juridische opleiding in Europa.
Door: Jaap de Zwaan
Door: Susann Handke
(3) Namens ESL samenwerken met Chinese universiteiten bij de selectie en de begeleiding van hooggekwalificeerde Chinese afgestudeerden die hun academische loopbaan met een promotieonderzoek in Rotterdam willen voortzetten.
Professor Zhu Sanzhu (midden) na zijn gastlezing over de "Studie van het Chinese recht in het Westen in de afgelopen 60 jaar" op 19 november jl. © Heike Goudriaan
De oprichting van het Erasmus China Law Centre (ECLC), als onderdeel van Erasmus School of Law, vloeit voort uit de wens van de faculteit om de verschillende samenwerkingsverbanden met rechtenfaculteiten en andere onderzoeksinstituten in China te verstevigen. Het ECLC zal zich derhalve inspannen om zowel de bestaande contacten uit te bouwen als een inhoudelijke bijdrage te leveren om de capaciteit van ESL omtrent de bestudering van het Chinese recht verder te ontwikkelen.
Commemorative medal voor Jaap de Zwaan in Bratislava
Geregeld aflevering 5, december 2010
14
15
Onderwijsdecaan Suzan Stoter: “We moeten niet zo bescheiden zijn over onze opleidingen!”
maar ik wil ook richting geven aan een team. En ik ben een beetje een dominee, vrees ik, denk te weten wat goed is. Daar ben ik mee geboren. Ik lijk op mijn moeder. Die is begonnen in het onderwijs en heeft daarna Theologie gestudeerd. Ik kom uit Drenthe, maar ik wilde naar de grote stad. Dat werd Amsterdam. Ik heb gestudeerd en ben gepromoveerd aan de UvA, maar ik heb daarna bewust gekozen voor Rotterdam. Ik hou erg van de Rotterdamse mentaliteit. Ben echt heel blij hier. Deze universiteit past bij mij.
“In Rotterdam zetten wij onszelf niet op de voorgrond. Dat is onterecht. We werken hier hard en hebben een visie.”
“Ik ben een beetje een dominee, vrees ik, denk te weten wat goed is.” Wat bevalt je hier het meest? ‘Het resultaat staat hier voorop’. Alle gremia zijn benaderbaar voor goede ideeën. Er valt gelijk zaken te doen. Als ik bijvoorbeeld constateer dat er meer afstemming nodig is tussen de vakken in het B1, dan komen er direct voorstellen uit het beraad zelf hoe dit uit te voeren. Het onderwijs in Rotterdam onderscheidt zich van andere faculteiten: Alle wetenschappelijke rangen staan hier zij-aan-zij “aan het bed”. De hoogleraren denken mee en staan ook zelf voor de klas. Ik sta ook zelf graag in de frontlinie. Dat is wat ik aan Rotterdams bloed heb. Het werkt enthousiasmerend als je weet waar je het over hebt.
Wat wil je als onderwijsdecaan bereiken?
Door: Lodewijk Rogier
Ik wil graag de faculteit op nummer 1 zien in de Elsevierenquête. Ik erger me wild aan die gelatenheid dat we in Rotterdam op zijn best in de middenmoot eindigen. Wij zetten onszelf niet op de voorgrond. Dat is onterecht. We werken hier hard en hebben een visie. Over de kwaliteit van de opleiding is veel te weinig bekend. Als je even verder kijkt dan ‘doe maar gewoon’ dan liggen daar pareltjes. We hebben veel in huis. Dat weet je nu alleen als je hier zelf werkt. We verkopen onszelf slecht. Ruim een half jaar is Suzan Stoter nu onderwijsdecaan van Erasmus School of Law. Lodewijk Rogier interviewde de ‘gedreven wetenschapper met veel passie voor het onderwijs’. Over teamwork, onterechte bescheidenheid en natuurlijk studierendementen. ‘Wil je thee of koffie?’ vraag ik. ‘Koffie’, antwoordt ze beslist. ‘Ik haat thee, dat is zo’n gedoe met een zakje.’ Dat is professor Suzan Stoter ten voeten uit. Geen gedoe.
Suzan werd op 15 mei 2010 benoemd tot onderwijs decaan en is daarmee voor vier jaar de gemandateerde baas van de faculteit op onderwijsgebied. Het is een beetje vreemd voor mij om haar te interviewen, want ze is ook nog steeds lid van de sectie Staats- en bestuursrecht, waarvan ik voorzitter ben. Suzan kan daar wel om lachen. Ze is opgewekt ambitieus en zeer resoluut: ‘Jij hebt mij tenslotte gesteund om hoogleraar te worden.’
Als je jezelf zou willen omschrijven; wie ben je dan? Een gedreven wetenschapper met veel passie voor het onderwijs. Ik probeer in het onderwijs de kloof tussen de theoretische benadering van het recht en de maatschappelijke werking te dichten. Interactief onderwijs is voor mij heel belangrijk. En ik hou ervan om te ‘verbinden.’ Ik probeer energie uit mensen te halen. Met z’n allen iets op te richten. Ik ben een teamspeler,
Hoe gaan we dat beeld veranderen? Allereerst door zelf niet meer zo bescheiden te zijn over onze opleidingen en een goede visie uit te dragen op hoe we onderwijs willen geven: kleinschalig en activerend met een grote verantwoordelijkheid voor de student zelf. Daarnaast kunnen we een belangrijke kwaliteitsimpuls geven aan de wijze waarop we het onderwijs organiseren en inrichten: minder vrijblijvendheid voor de studenten, maar ook voor de Geregeld aflevering 5, december 2010
16
17
Scriptievolgsysteem moet voor hogere rendementen zorgen docenten. Een duidelijk programma met een goede inhoud, waarbij de studenten iedere kans die ze krijgen direct moeten benutten. Maar ook tentamens die op tijd worden nagekeken. Roosters die uniform zijn. Afstemming en coördinatie tussen vakken onderling. En we moeten ons meer richten op hele goede studenten. De top of the bill gaat nu elders studeren. We moeten meer doen om die binnen te halen en in de etalage zetten dat we bijvoorbeeld masterclasses hebben en een Deans list. Dat is een lijst van de beste studenten van ieder blok die een certificaat krijgen en de gelegenheid krijgen om aan extra activiteiten deel te nemen. We geven ook de beste studiegroepen in het eerste jaar een prijs. Dat stimuleert en sluit aan bij mijn visie dat onderwijs een sociale activiteit is. Zo helpen studenten elkaar.
“We moeten studenten leren hun ‘studie in eigen hand te nemen’. Zij verwachten nu dat de instelling dat allemaal voor hen doet.”
Hoe combineer je je activiteiten aan de EUR en het Centre for Law and Innovation dat je samen met de TU Delft hebt opgezet? Ik ben op wetgeving gepromoveerd en daarna heb ik een tijdje bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat gewerkt. Daar heb ik gezien hoe lastig technologische ontwikkelingen zijn te verbinden met juridische processen als wetgeving. Daardoor is bij mij de focus op recht en innovatie ontstaan. Er moet meer theorievorming komen om die kloof te dichten. Juristen moeten meer open staan voor maatschappelijke effecten van techniek en flexibeler worden en technici moeten meer oog krijgen voor de juridische randvoorwaarden. Uit de samenwerking met Delft haal ik bijvoorbeeld impulsen voor mijn vak Law in Action aan de EUR en voor de module wetgeving en innovatie die ik voor de Academie voor de Wetgeving en voor opleiding voor de Rijkstrainees heb opgezet. Mede door mijn samenwerking met Helen Stout en anderen in Delft kan ik hier samen met Rotterdamse onderzoekers zoals Hanna van den Hoek, Nick Huls en Munish Ramlal een nuttige bijdrage leveren aan het onderzoeksprogramma van de ESL. Zo vullen Delft en Rotterdam elkaar aan.
Waar wil je staan over twee jaar?
Het scriptievolgsysteem is een onderdeel van SIN-Online en zorgt voor de communicatie tussen scriptiebegeleider en student. In plaats van een grote brij aan e-mails in de inbox staan alle berichten als een ‘conversatie’ overzichtelijk onder elkaar gerangschikt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om documenten mee te sturen als bijlage, die direct worden gescand op plagiaat. Bij een nieuw bericht op de channel wordt automatisch een notificatie-email met alleen de naam van de scriptant en het onderwerp naar de betrokkenen gestuurd. Door te klikken op de meegestuurde link kan het bericht worden gelezen en eventueel worden gereageerd. Het systeem geeft verder een helder overzicht van alle scriptiestudenten van een docent. Met één klik op de naam van een student zijn oudere berichten en vorige versies van de scriptie eenvoudig terug te vinden. Daarnaast kan bij iedere student worden aangegeven in welke fase van het proces hij zich bevindt. Labels als ‘geaccepteerd voorstel’, ‘scriptie in bewerking’, ‘klaar voor tweede lezer’ en andere zelf te kiezen termen laten de voortgang zien. Deze informatie is ook beschikbaar voor de scriptiecoördinator van een sectie of opleiding, die hierdoor een goed overzicht krijgt in de verdeling van studenten en bijbehorende belasting over de verschillende collega’s.
Heb je nog een laatste opmerking? Ik roep iedereen op om met z’n allen meer te gaan doen aan de kwaliteit en aan de rendementen in het onderwijs. Daarvoor is draagvlak nodig. Maar ik heb ook haast. In het jaar 2011-2012 moet het al beter gaan.
Voor een extra stimulans kan na iedere afspraak een deadline worden afgesproken. Bij het verstrijken van de deadline krijgt de student automatisch een bericht in zijn mailbox dat de afgesproken termijn niet gehaald is. Dit zorgt voor een stevige stok achter de deur, die studenten ertoe beweegt om sneller het sluitstuk van hun opleiding af te ronden. Door middel van rode en groene ‘lampjes’ voor de naam van een student ziet de docent wie zijn deadline wel of niet gehaald heeft.
De stimulans voor studenten en het overzicht voor docenten en coördinatoren zijn zeer belangrijke voordelen van het scriptievolgsysteem. De voordelen worden bevestigd door het feit dat steeds meer secties overstappen op het systeem, dat oorspronkelijke door het LIA (dat het SIN-Online systeem heeft ontwikkeld en nog steeds onderhoudt, red.) voor de Faculteit der Sociale Wetenschappen is ontwikkeld. Binnen ESL zijn de secties Burgerlijk recht, Criminologie en Financieel recht al volledig overgestapt op dit systeem en hebben gezamenlijk ruim 600 scripties in het systeem zitten. Bij de Erasmus School of Economics is het inmiddels verplicht ingevoerd en de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen maakt er ook gebruik van. ESL streeft ernaar om steeds meer secties te bewegen tot invoering van het systeem. Voor informatie over de toepassing binnen uw sectie en de voordelen kunt u contact opnemen met ontwikkelaar Peter van der Landen van LIA via
[email protected].
Door: Niels van Zijl m.m.v. Peter van der Landen
De bachelorfase heeft nu duidelijk prioriteit. Het onderwijs moet beter worden georganiseerd en de rendementen moeten drastisch omhoog naar de 65%. Verder moet de inbreng in en de betrokkenheid van docenten bij de opleiding als geheel toenemen. En de ‘ruis’ in de hele studie moet minder. Veel informatie over vakken komt niet door bij studenten. Docenten verliezen te veel tijd met informatieve mailtjes. Dat zou met een goede front office voor studenten moeten worden opgelost. Tegelijk moeten we studenten leren hun ‘studie in eigen hand te nemen’. Zij verwachten nu dat de instelling dat allemaal voor hen doet. Op de faculteit wordt ook grote druk uitgeoefend door het College van Bestuur van de universiteit en door de rector in het bijzonder om maatregelen te nemen om de onderwijsorganisatie te herzien en nu radicaal wat aan de rendementen te doen. Het is op den duur financieel onverantwoord zoals het nu gaat. Dat is lastig, die druk van buiten, maar we kunnen ook ons voordeel doen met zo veel aandacht van bovenaf. Men beseft daar dat we het zonder hulp niet kunnen. We zijn echter al goed op weg. Wil den Harder heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat studenten in het B1 zijn ingedeeld naar vooropleiding, zodat we goed inzicht hebben en we ze goed kunnen volgen. We zetten ze in vaste groepen met ‘soortgenoten’ zodat ze elkaar herkennen en helpen. Dat motiveert.
Naast kwaliteit is het woord ‘rendement’ niet meer weg te denken in de discussies over onderwijs op onze faculteit. Dit blijkt eens te meer uit het bezoek van de visitatiecommissie die hier ook sterk de nadruk op legt. Een moeizaam scriptieproces is een belangrijke oorzaak van afstudeervertraging en dus van de lagere rendementen. Het scriptievolgsysteem op SIN-Online biedt hierbij de helpende hand: het creëert voor studenten een goede stok achter de deur én geeft begeleiders en scriptiecoördinatoren helder inzicht in de voortgang van studenten. Wat is het en hoe werkt het?
Geregeld aflevering 5, december 2010
18
19
DNA Erasmus Robbert Visser via Moskou en Kiev weer terug in Rotterdam
“Dankzij Nationale-Nederlanden kon In Duplo een blad uitbrengen en activiteiten organiseren.”
Door: Niels van Zijl
Robbert Visser is managing partner bij het online marketing bureau Expand Online in Rotterdam en investeerder in telecomvergelijkingssite DeLaagste Rekening.nl en crowdsourcing website BrandSupply.nl. Een gedreven en ambitieuze Rotterdamse ondernemer met een studie Bedrijfseconomie én Financieel recht aan de Erasmus Universiteit op zijn CV. Een gesprek met een product van de eerste lichting mr.drs.- studenten. “Eigenlijk wilde ik alleen economie studeren en deed ik rechten erbij, maar bij Expand Online gebruik ik m’n rechtenstudie nu vrijwel dagelijks.” De interesse voor economie wordt vrij natuurlijk bij Robbert Visser aangewakkerd doordat zijn vader het Financieele Dagblad leest. “Ik bladerde regelmatig in het FD en ik kreeg steeds meer interesse in economie. De keuze voor een studie Economie was voor mij al vrij snel niet meer dan logisch. De vraag was natuurlijk: waar?” Bij het bezoeken van diverse open dagen trekt het mr.drs.-programma van de Erasmus Universiteit zijn aandacht. “Al op de middelbare school had ik veel nevenactiviteiten en het volgen van twee studies leek me wel uitdagend. De combinatie tussen rechten en economie stond me direct aan en daarom ben
ik in 1997 naar Rotterdam gekomen om rechten en economie te studeren.” Hoewel het Robberts eerste doel is om Economie te studeren en Rechten ‘erbij’ te doen, raakt hij enthousiast over de studie aan ESL en besluit hij het volledige mr. drs. programma af te ronden. Het gebrek aan een gespecialiseerde studievereniging komt al snel naar voren. “Samen met Bas Warmenhoven was ik lid van de Erasmus Debating Society en we kwamen op het idee om een studievereniging op te zetten. Om activiteiten te ontplooien hadden we sponsors nodig, maar die sponsors waren niet zo enthousiast omdat er geen leden waren. Aan de andere kant waren die leden ook lastig te krijgen, omdat we geen activiteiten hadden door een gebrek aan sponsors. Een vicieuze cirkel.” De universiteit is ook vrij huiverig om de ‘In Duplo’ gedoopte vereniging te ondersteunen, maar gelukkig komt verzekeraar Nationale-Nederlanden met sponsoring over de brug. “Hierdoor konden we een blad uitbrengen, activiteiten organiseren en zo kwamen ook de eerste leden. Dat is alweer tien jaar geleden. Inmiddels of eigenlijk nog steeds is In Duplo een ontzettend mooie vereniging, die zich blijft ontwikkelen.”
De passie waarmee de boomlange basketballer vertelt over In Duplo komt ook weer boven wanneer hij gaat vertellen over Expand Online. Het bedrijf, dat Robbert samen met twee vrienden bestiert, zit sinds kort in een nieuw kantoor aan het Weena: “Onze vorige locatie werd duidelijk te klein en hier kunnen we doorgroeien tot twintig mensen. Alleen verwachten we dat met het huidige groeitempo we volgend jaar alweer naar iets nieuws moeten gaan kijken.” De sfeer in het kantoor oogt ontspannen; iedereen is casual gekleed en de ‘chill-ruimte’ is voorzien van zitzakken, een tafelvoetbalspel en spelcomputer. Deze losse sfeer past dan ook perfect bij de online marketing branche waarin Expand Online actief is. “Expand Online richt zich op online marketing activiteiten, zoals zoekmachine optimalisatie en Google AdWords (de kleine advertenties die je naast je Google resultaten vindt, red.). Onze focus ligt op het midden van de markt; dus niet de kleine bedrijven, maar ook niet de enorm grote jongens. We mikken echt op kwaliteit en daarom hebben al onze medewerkers een universitaire of HBO-opleiding. Maar doordat we veel processen hebben gestandaardiseerd, kunnen we toch heel concurrerend werken. Door de standaardisatie werken we goedkoper dan de grote partijen in de markt en de expertise bij onze mensen zorgt ervoor dat we uitstekende kwaliteit leveren. Kortom bij ons krijg je ‘value for money’.”
“Expand Online mikt echt op kwaliteit en daarom hebben alle medewerkers een universitaire of HBO-opleiding.”
uitwisseling met een universiteit in Hong Kong, waar ik echt ben gegrepen door het buitenlandvirus.” Robbert vertelt enthousiast verder: “De gewone colleges zijn niet veel specialer dan op de Erasmus Universiteit, maar buiten de college-uren om maak je zoveel mee. Het is toch speciaal doordat je samen met mensen van verschillende nationaliteiten bent. Dat brengt een speciaal soort dynamiek met zich mee.” Bij BCG zijn er voldoende mogelijkheden om in het buitenland te werken en het feit dat consultancywerk hem aanspreekt, maakt de keuze voor BCG eenvoudig. “Ik had regelmatig meetings en projecten in het buitenland, dus dat voldeed precies aan mijn verwachtingen. Toen intern een memo werd rondgestuurd met de vraag of er mensen waren met interesse om het kantoor in Moskou te bemensen, hapte ik onmiddellijk toe. Het grote voordeel was dat mijn toenmalige vriendin - en huidige vrouw - ook bij BCG werkte en zodoende konden we met z’n tweeën voor langere tijd naar het buitenland. Een gezamenlijke droom kwam uit.” Het kantoor in Moskou heeft behoefte aan BCG-ervaring vanuit het buitenland en hoewel Robbert pas drie jaar bij BCG werkt, moet hij die typische BCG-ervaring gaan brengen. Interessante projecten in onder andere Kazachstan, Oekraïne en uiteraard Rusland zijn het gevolg. “Het brengt je bij ondernemingen zoals wij die absoluut niet kennen. Zo was er een project bij een echte Sovjetstyle autofabriek, die ook op de oude Sovjet-manier bestuurd werd. De corruptie vierde hoogtij en je hebt soms echt geen idee hoe je de problemen daar kunt oplossen. Zo heb ik ook een tijd een project bij een oliemaatschappij uitgevoerd. Op een bepaald
De strategie lijkt te werken, want tweeënhalf jaar na oprichting is het bedrijf uitgegroeid van een éénpitter naar een onderneming met vijftien werknemers. Dit jaar is de omzet bovendien verdrievoudigd en is de onderneming zojuist verhuisd naar de nieuwe locatie middenin het centrum van Rotterdam. “Het gaat enorm goed, boven verwachting zelfs, en we zitten te denken om komend jaar onze vleugels naar België uit te slaan. Het businessmodel is namelijk heel erg schaalbaar.” Robbert is gestart met deze onderneming na een periode bij The Boston Consulting Group (BCG), die hem naar Baarn, Moskou en Kiev voerde. “Tijdens mijn studie ambieerde ik een baan, waarvoor ik veel in het buitenland zou kunnen zijn. Dit komt door een Geregeld aflevering 5, december 2010
20
21
moment is de CEO daar begonnen met het bijhouden van een blog en daarin kondigde hij de afschaffing van een informatiesysteem aan. Hoewel de impact van het afschaffen niet heel groot was ging er wel een bepaald signaal vanuit en dit leidde tot een veranderende mindset van de werknemers. Bij deze bedrijven moet je strategische veranderingen doorvoeren in combinatie met het veranderen van de cultuur. Het is dan fantastisch om resultaten te zien; dat geeft veel voldoening.” Naast het uitdagende werk is het wonen in Moskou een belevenis op zich. “Het verkeer in Moskou is totaal dichtgeslibd en om de hoogwaardigheidsbekleders enige verlichting te geven kregen sommigen een zwaailicht met sirene, net als de politie en hulpdiensten. De rijke Russen wisten dit al snel en kochten ook een zwaailicht en langzaamaan kregen steeds meer mensen zulke apparatuur. Het gevolg was dat de verkeersituatie helemaal niet meer te overzien was. Het controleren of het voeren van een zwaailicht wel legitiem was door de politie was geen optie, want hoogwaardigheidsbekleders accepteren het niet als ze worden gecontroleerd door een ‘simpele’ politieagent. De oplossing werd gevonden doordat de hoofdcommissaris zelf op straat ging staan om de auto’s met zwaailicht te controleren.” Dit loste uiteindelijk het probleem op, maar het geeft wel aan dat de samenleving erg materieel is ingesteld. “Als iemand zijn Lamborghini bij ons in de straat parkeerde dan werd er een bewaker naast gezet om erop te letten. Het contrast tussen arm en rijk is enorm. ‘Showing off as much as you can’ is het devies in de Russische hoofdstad. De cultuur van superrijken is totaal doorgeslagen!”
Aangezien zijn vriendin vanuit Moskou al is teruggegaan naar Nederland besluit ook Robbert Oekraïne achter zich te laten om terug te keren naar het kantoor van BCG in Baarn. “Ik had echter aan de vrijheid van het ondernemen geroken in het voormalige Oostblok en was te veel een vrije denker geworden om weer voor een baas te gaan werken. Het werkte niet meer.” Door een ontmoeting met oud-studiegenoot en serial-entrepreneur Willem Blom had Robbert een goede exit opportunity met Expand Online. Samen met Willem en Remy Bronkhorst besluiten ze het te wagen om Expand Online op te starten.
“Als in Moskou iemand zijn Lamborghini parkeert, wordt er een bewaker naast gezet om er op te letten. De cultuur van de superrijken is totaal doorgeslagen.” Achteraf gezien is het een uitstekende beslissing om deze stap te maken. Onder andere door acquisitie vanuit het eigen netwerk en online marketing groeit het bedrijf gestaag door, maar de expansie gaat natuurlijk ook gepaard met complexere juridische zaken. “Bij Expand Online heb ik enorm veel aan mijn rechtenopleiding en master Financieel recht. Zaken zoals algemene bepalingen, arbeidscontracten, contracten met klanten en de jaarrekening vergen de nodige juridische kennis. Mijn mr.-titel is enorm nuttig voor ons. Ik had helaas wel wat meer willen weten over wanbetalers en incassoproblemen.” Hij lacht: “Ik ben nu door schade en schande wijs geworden, maar het vak faillissementsrecht was zeker geen overbodige luxe geweest.” Via zijn persoonlijke investeringsvehikel Aquarii investeert Robbert verder in kleine veelbelovende en innovatieve internet start-ups. “Op dit moment participeer ik in DeLaagsteRekening.nl, een telecomvergelijkingssite die telefoonrekeningen
gebruikt om het belgedrag te analyseren en zo tot het optimale abonnementsvoorstel te komen. Veel geavanceerder dan het veel bekendere bellen. com, maar een stuk minder bekend. Daar gaat zeker verandering in komen in de nabije toekomst.” Daarnaast is hij investeerder in BrandSupply, een zogenaamde crowdsourcing website voor grafisch design. “Als een ondernemer een logo wil hebben of een compleet nieuwe huisstijl, dan kan hij een opdracht plaatsen op brandsupply.nl. Hier zijn ongeveer duizend jonge grafisch ontwerpers op aangesloten en gemiddeld levert een opdracht ongeveer vijftig voorstellen op. Daar kan de ondernemer dan het meest aansprekende resultaat uit kiezen. Een goedkoop alternatief voor dure reclamebureaus. Dit is een concept en website met enorm veel potentie.” Door middel van het Holland Program on Entrepreneurship (HOPE) ondersteunt Robbert Visser
ook jonge startende ondernemers in Rotterdam. “Een fantastisch initiatief van de Erasmus Universiteit om studenten in contact te brengen met meer ervaren entrepreneurs om te helpen met het opzetten van een eigen bedrijf. Bovendien is het goed om contacten op te doen en wellicht vind ik er een nieuwe investeringsmogelijkheid voor Aquarii.” De komende tijd blijft Robbert nog even bij Expand Online in Rotterdam, maar het bloed stroomt waar het niet gaan kan. “Ik weet nog niet precies waar ik over een jaar of vijf zal wonen of werken. Door mijn tijd in het buitenland heb ik het vooruitplannen wel afgeleerd. Ik zie wel waar ik terecht kom. Mijn vrouw en ik willen allebei nog een keer naar het buitenland. Dus een interessante kans zullen we zeker aanpakken. Dat is onze droom.” Robbert blijft dromen. Zijn grootste droom zal echter nooit uitkomen: “Tja, spelen in de NBA, de prestigieuze Amerikaanse basketbalcompetitie, zit er niet meer in…”.
De Doelderdag 2010
Ina Post, Lucia de Berk, Kees B. uit Schiedam en de ‘twee van Putten’; in Nederland gaan strafzaken niet heel vaak mis, maar áls het gebeurt is het leed enorm. Vandaar dat de Tweede Kamer het gemakkelijker wil maken om gesloten strafzaken te heropenen, opdat aanvullend onderzoek kan worden gedaan. Maar ook voor herziening ten nadele van de vrijgesproken (ex-)verdachte komt binnenkort wellicht meer ruimte. Door bijvoorbeeld DNA-onderzoek kan een eerder gegeven vrijspraak immers omstreden raken. Ruim honderd alumni, studenten, ESL-medewerkers en andere gasten luisterden naar de visie van vier experts: prof. mr. Fokkens, procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, de bekende strafpleiter prof. mr. Knoops en onze ‘eigen’ hoogleraren prof. mr. Mevis en prof. mr. Bleichrodt.
Door: Arnoud Houweling
Vanuit Moskou vragen ze hem om samen met een partner van het Moskouse kantoor een vestiging van BCG in Kiev te gaan leiden. Echter, een week voor vertrek naar Kiev verlaat deze partner BCG voor een aanbod bij een concern in chemicaliën. Robbert Visser - met vier jaar BCG ervaring - is opeens de meest senior persoon binnen het kantoor van BCG in Kiev. “Dat was een vreemde gewaarwording. In het begin moest er flink uitgebreid worden en ik moest alles bepalen op het gebied van investeringen tot het aannemen en ontslaan van mensen. De persoon aan
wie ik verantwoording moest afleggen in Moskou was er vrijwel nooit, dus ik kon eigenlijk alles zelf bepalen. Een fantastische tijd.”
Geregeld aflevering 5, december 2010
22
23
EITC-symposium Systeemtoezicht in de procesindustrie
De laatste tijd staan nieuwe manieren van toezicht houden volop in de belangstelling. Eén van de vormen van toezicht die zich hierbij in grote belangstelling mag verheugen is systeemtoezicht. Hierbij stemt de toezichthouder het toezicht mede af op het manage mentsysteem van het bedrijf. Op 2 juni organiseerde het Erasmus Instituut Toezicht & Compliance (EITC) samen met de Provincie NoordBrabant een symposium over systeemtoezicht in de procesindustrie. Aanleiding voor het symposium was het project systeemgericht toezicht van de Provincie NoordBrabant waaraan inmiddels meer dan vijftig inrichtingen deelnemen. Er waren ca. 130 deelnemers naar het provinciehuis in Den Bosch gekomen voor het boeiende programma met sprekers uit de wetenschap, de overheid en het bedrijfsleven. Gedeputeerde Cora van Nieuwenhuizen, die als gastvrouw optrad, gaf duidelijk blijk van haar enthousiasme voor systeemtoezicht. Zij gaf aan dat je bij het toezicht op grote bedrijven eigenlijk niet om systeemtoezicht heen kan omdat bedrijfsprocessen en regels steeds complexer worden en de capaciteit van het toezicht onder druk staat. Overige bijdragen kwamen van Aletta Blomberg (Erasmus School of Law), Sabine GabriëlBreukers (Universiteit van Tilburg), Paul van Lieshout (Arbeidsinspectie), Guido van der Meij (VROM-Inspectie), Frans Mutsaers (SITA), Henri Lopes Cardozo (AkzoNobel) en Martin de Bree (EITC/Next Step Management).
Maak kennis met ons via www.lawton.nl
Botersloot 163 3011 HE Rotterdam T: +31 (0) 10 2060450
Postbus 700 3000 AS Rotterdam F: +31 (0) 10 2060451
Lage Mosten 7 4822 NJ Breda T: +31 (0) 76 5490590
Postbus 3115 4800 DC Breda F: +31 (0) 76 5490591
Systeemtoezicht vergt een andere rol van de toezichthouder. Hij gaat zich, in tegenstelling tot traditioneel toezicht, bemoeien met de vraag hoe het bedrijf de regels naleeft. Nog even afgezien van de extra competenties die dit van de toezichthouder vraagt, kan men zich afvragen of dit de taak van de overheid is. In het bedrijfsleven heersen op dit punt verschillende opvattingen. Ook is er discussie over de vraag of ver trouwen een rol speelt bij systeemtoezicht. Als dat al het geval is, mag systeemtoezicht in elk geval niet worden gebaseerd op blind vertrouwen. Onder de deskundige leiding van dagvoorzitter Edith van Bellen - Weijnen werd na de inleidingen gediscussieerd over thema’s als de spanning tussen enerzijds de open relatie tussen bedrijf en overheid en anderzijds de sancties en vergunningsvoorschriften. Naar aanleiding van het symposium zal een bundel verschijnen met bijdragen van de sprekers. Deze bundel is vanaf november verkrijgbaar via de website van het EITC: www.toezichtencompliance.nl. Meer informatie over het project systeemgericht toezicht in Noord-Brabant is verkrijgbaar bij Paul Meerman, telefoon 073-6812317, e-mail
[email protected].
Door: Martin de Bree
LAWTON ADVOCATEN MET RECHT STERK IN ROTTERDAM
Systeemtoezicht biedt de toezichthouder een middel om het toezicht af te stemmen op de inspanningen van bedrijven om risico’s te beheersen en regels na te leven. Belangrijker misschien nog wel is dat door middel van systeemtoezicht ook een prikkel kan worden gegeven om bedrijven tot verbetering aan te zetten. Met systeemtoezicht kan de toezichthouder ervoor zorgen dat het bedrijf maatschappelijke belangen borgt. Hierbij kan de toezichthouder gebruik maken van het compliance managementsysteem van het bedrijf.
Systeemtoezicht is geen oplossing voor alles. Het heeft alleen maar zin als het bedrijf een degelijk managementsysteem heeft, dit toepast en op orde houdt. Veel bedrijven in de procesindustrie hebben al managementsystemen die met kleine aanpassingen ook kunnen worden gebruikt om te borgen dat aan de regels wordt voldaan. Verschillende sprekers wezen er op dat systeemtoezicht nooit alleen maar een papieren controle kan zijn. Er moet altijd ook nog op de output worden gecontroleerd, al is het maar steekproefsgewijs. Om dit aan te geven spreekt de VROM-Inspectie over systeemgericht toezicht.
Geregeld aflevering 5, december 2010
25
Tussen mr. en dr.: profielschets van een promovendus Mr. Bart Keupink (28) Titel: Daderschap bij wettelijke strafrechtelijke zorgplichtbepalingen. Over het gedragingsbestanddeel ‘zorgen’ in het materiële strafrecht Promotor: Prof.mr. P.A.M. Mevis Datum verdediging: vrijdag 17 februari 2011 om 11.30 uur in de Senaatszaal Bart Keupink komt uit Rotterdam. Hij studeerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam af in de richtingen privaatrecht en strafrecht. Na zijn studie is Bart als docent/onderzoeker verbonden geweest aan de sectie Strafrecht van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij verzorgde daar een aantal jaren strafrechtelijk onderwijs voor tweede- en vierdejaars studenten. Bart heeft onder meer gepubliceerd over 'waarheids vinding in het strafrechtelijk hoger beroep', 'medeplegen en niet-distantiëren', 'cybercrime' en 'criteria voor strafbaarstelling'. Bart is op 1 januari 2006 begonnen met het schrijven van zijn proefschrift en per 1 maart 2010 begonnen als advocaat bij NautaDutilh in Amsterdam.
Wat maakte promoveren voor jou in eerste instantie aantrekkelijk? “Ik wilde veel zien en leren in de academische wereld. Dat is gelukt.”
Hoe verloopt het eindtraject?
Door: Emmanuel Lokin en Laura van Bochove
“Ik heb de eerste versie bij mijn promotor begin oktober 2009 ingeleverd. Na een aantal aanpassingen keurde mijn promotor het manuscript in het voorjaar van 2010 goed. Door de drukte van mijn nieuwe baan lukte het mij pas het manuscript bij de kleine commissie aan te leveren op 31 juli 2010. Op 1 november 2010 jl. kreeg ik te horen dat de kleine commissie het had goedgekeurd.”
Wat is de essentie van je proefschrift? “De constructie van het strafrechtelijk daderschap bij delicten waarin het gedragingsbestanddeel door ‘zorgen’ (en afgeleiden daarvan) wordt gevormd, wijkt zodanig af van het traditionele model waarin een concrete gedraging (doen en/of laten) centraal staat, dat de houdbaarheid van dergelijke zorgplichtbepalingen moet worden betwijfeld.”
Met wat voor activiteiten, naast schrijven, heb je de (vier) jaren van je aanstelling ingevuld? “Ik heb tweedejaarsen masterstudenten college gegeven, scripties begeleid, diverse artikelen geschreven en deelgenomen aan congressen.”
Hoogte- en dieptepunt van je proefschriftcarrière? “Ik heb halverwege mijn onderzoek een flink aantal maanden achter elkaar de parlementaire geschiedenis van een groot aantal exotische, bijzondere wetten bestudeerd op zoek naar de strafrechtelijke betekenis van het gedragingsbestanddeel ‘zorgen’. De betreffende wetten van eind negentiende en begin twintigste eeuw zijn vorig jaar allemaal gedigitaliseerd op statengeneraaldigitaal.nl. Dat was zowel het hoogtepunt als het dieptepunt. Enerzijds vond ik het boeiend alle oude kamerstukken door te nemen op zoek naar iets waarvan ik veronderstelde dat het er niet in zou staan en mij daartoe lange dagen in te graven in de kelder van de UB. Anderzijds baalde ik ervan dat de stukken later digitaal beschikbaar werden gesteld. Een ander hoogtepunt was mijn presentatie over cybercrime op een groot congres in Istanbul in 2007. Dat leverde een internationale publicatie op.”
Heb je een gouden tip voor de aio’s die nog druk bezig zijn? “Een niet nader te noemen hoogleraar gaf mij bij de start van mijn onderzoek mee dat een proefschrift tegenwoordig dát is wat je in vier jaren kan schrijven. Op een gegeven moment moet je er inderdaad een streep onder zetten en vertrouwen hebben in het werk dat je hebt verzet.”
Wat is je droom? “Mijn droom is de voortdurende bromtoon van mijn proefschrift in mijn achterhoofd, kwijt te raken.”
Tot slot: promoveren: aan- of afrader? “…dat hangt er van af.“
Mr. Erwin Nijkeuter (35) Titel: Belastingheffing van dividend en de interne markt Promotor: Prof.mr.drs. H.P.A.M. van Arendonk Datum verdediging: vrijdag 7 januari 2011, 13.30 uur in de Senaatszaal De uit Arnhem afkomstige Erwin Nijkeuter heeft in Leiden Fiscaal recht gestudeerd en ging daarna aan het werk als belastinginspecteur. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen, Viggo van vier en Babet van twee jaar. Momenteel werkt Erwin drie dagen per week als belastingadviseur bij KPMG Meijburg & Co. Daarnaast wil ook hij graag in de academische wereld actief willen blijven.
Hoe zag jij het promotietraject voor je? Zes jaar geleden ben ik begonnen met het schrijven van mijn proefschrift. Vooraf had ik geen harde deadline gesteld. Uiteindelijk is het mij, met een parttime aanstelling van twee dagen per week, gelukt om mijn proefschrift in zes jaar af te ronden.
Wat is/was jouw motivering voor het promoveren? Mijn motivatie om te promoveren vloeit voort uit mijn interesse in de theoretische aspecten van het fiscaal recht. Ik vind het leuk om in de fiscale vaktechniek te duiken. Het schrijven van een proefschrift is een prima excuus.
Waar gaat jouw proefschrift over? In mijn proefschrift heb ik de belasting heffing van grens overschrijdende dividendinkomsten in Nederland bij natuurlijke personen getoetst aan het Europese recht. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dividend in grensoverschrijdende situaties in een aantal gevallen zwaarder belast wordt dan in binnenlandse verhoudingen, wat niet is toegestaan. Daarom heb ik een alternatief geformuleerd dat wel aan de eisen van het Europese recht voldoet en in het Nederlandse belastingstelsel praktisch uitwerkt.
Wat zag jij zelf als hoogtepunt? Het hoogtepunt van het proefschrifttraject was voor mij toch wel de afronding, hoewel tegelijk de puntjes op de i toch wel het zwaarst waren. Ik kan alle promovendi die zich nog midden in het tracé bevinden aanraden om door te blijven schrijven en vooral niet te stoppen! Voor mij is het schrijven van een proefschrift een absolute aanrader!
Heb je naast je proefschrift nog werkzaamheden verricht? Behalve met het schrijven van mijn proefschrift, heb ik mij ook bezig gehouden met het begeleiden van scripties en heb ik onderdelen van de vakken Vennootschapsbelasting en Verdieping vennootschapsbelasting verzorgd.
Fiona Murray LL.M. (49) Titel: EU and Member State territories: a new legal framework under the EU Treaties Promotor: Prof. dr. J. de Zwaan Datum verdediging: vrijdag 28 januari 2010, 11.30 uur in de Senaatszaal Fiona Murray komt uit Noord-Ierland, maar werkt al geruime tijd in Brussel als partner bij een consultancy kantoor dat gespecialiseerd is in Europese beleidszaken. Ze is getrouwd, heeft drie zonen en haar vrije tijd besteedt zij aan wandelen en schilderen. De afgelopen jaren heeft Fiona naast haar drukke baan en gezinsleven ook nog tijd gevonden om een proefschrift te schrijven.
Wat is de kern van je proefschrift? Het Europese verdragrechtelijke kader dat betrekking heeft op de relatie tussen de EU en de overzeese landen en gebiedsdelen van lidstaten (OLG) is nog nooit grondig herzien, ondanks enkele grote wijzigingen in de Europese verdragen en andere belangrijke Geregeld aflevering 5, december 2010
26
27
vervolg promoties gebeurtenissen, zoals de uitbreiding van het aantal OLG als gevolg van de toetreding van nieuwe lidstaten, en de onafhankelijkheid van sommige oude OLG. In mijn proefschrift kijk ik naar de bronnen van het oorspronkelijke kader (art. 227 EEG-Verdrag) en naar de vele ontwikkelingen, vooral met betrekking tot art. 299 EG-Verdrag. Aan het eind van mijn proefschrift doe ik een voorstel voor een nieuw model voor het Europees verdragrechtelijke kader betreffende de relatie tussen de EU en de OLG.
tijdstippen te reserveren voor hun proefschrift, bijvoorbeeld elke ochtend, als je nog fris bent ‘little and often’.
Wat zijn je plannen voor de toekomst? Ik blijf werken in mijn huidige functie als partner. Daarnaast zou ik graag actief willen zijn als EU-adviseur op het terrein van de OLG. Mijn droom ligt echter op een ander gebied: een expositie van mijn schilderijen.
Tot slot, zou je het schrijven van een proefschrift aanbevelen?
Wat zal je vooral bijblijven van het proefschrifttraject? Toen een jaar geleden het Verdrag van Lissabon eindelijk werd aangenomen, heb ik mijn hele proef schrift moeten aanpassen. Dit leek vooraf overigens een groter obstakel dan het uiteindelijk was. Meer in het algemeen heb ik een balans moeten vinden tussen mijn gezinsleven, mijn werk en mijn proefschrift. De manier die voor mij het beste werkte was wat vroeger opstaan om aan mijn proefschrift te schrijven. Ik zou promovendi die hun proefschrift combineren met een andere baan aanraden om specifieke
Zeker, maar ik zou wel aanraden om een onderwerp te kiezen waar je in gelooft en passie voor hebt!
Door het JAR-bestuur: Voorzitter: Emmanuel Lokin,
[email protected] Secretaris: Laura van Bochove,
[email protected] Penningmeester: Stephan Geense,
[email protected] Epar-vertegenwoordiger: Vaia Karapanou,
[email protected]
Advertentie
Erasmus Universiteit Rotterdam
Woudestein Veilig / Woudestein Safe
Developing a legal paradigm for patents: the attitude of judges to patents during the early phase of the Industrial Revolution in England (1750s - 1830s) By Helen Gubby, MA, barrister Supervisor: Professor Laurens Winkel In recent times, the courts have been confronted with issues of patentability arising from the innovations of the digital age. However, the struggle to develop a legal paradigm for patents has a long history. Judicial disagreements as to the subject matter of patent protection and the requirements of the patent specification came to the fore in the Industrial Revolution in England in the eighteenth century. At that time, the courts were confronted with issues of patentability arising from the innovations of the age of mechanisation. This study traces the development of a legal structure for patents for invention during the earlier phase of the Industrial Revolution in England (1750s-1830s). At this time, patents for invention were granted under the royal prerogative, but these patent grants had to comply with the conditions laid down in the Statute of Monopolies 1624. By the 1750s, patentees were also required to file a patent specification describing the nature of the invention. However, the patent system was one of registration rather than examination. In general, the first real examination of the validity of a patent took place if a patentee brought a legal action against an alleged infringer. From the 1750s, it was then the judges of the common law courts who, in effect, decided matters of patent validity. During this period, there was no comprehensive statutory overhauling of patent law, which left the development of patent law very much in the hands of the judges of the common law courts. The focus of this study is on the attitude of judges to patents. Using contemporary case reports and treatises an analysis is made of what factors judges may have taken into account in reaching their decisions and how these factors may have affected the moulding of the legal concepts of patent law. Certain factors come clearly to the fore: the interpretational style adopted by the individual judge (whether the style was teleological or formalistic), the
attitude of the judge to the awarding of monopolies and how he understood the legal concept of property. By the end of the 1830s, a discernable shift in judicial interpretation was taking place. The restrictive interpretation of both the Statute of Monopolies and the patent specification, which had at one time been dominant, was giving way to a more liberal, teleological interpretation, one more in keeping with the needs of a manufacturing society. CV: Helen Gubby was called to the bar in England, but has also worked as a lawyer for a Dutch law firm. She now works as a lecturer in the faculty of law and in the RSM of the Erasmus University. She is married and has three grown-up children.
Geregeld aflevering 5, december 2010
28
29
Cartesio: het verlossend antwoord uit Luxemburg?
Op donderdag 7 oktober 2010 vond het symposium ‘Europees ondernemingsrecht: grensoverschrijdend ondernemen na Cartesio’ plaats. Het symposium werd georganiseerd door het Instituut voor Ondernemingsrecht, een samenwerkingsverband van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen en van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Tijdens het symposium trad Steven Hijink op als dagvoorzitter. De sprekers waren Hanny Schutte-Veenstra, Gert-Jan Vossestein, Maarten Verbrugh, prof. P.J. Wattel en prof. C.W.A. Timmermans. Prof. Timmermans bekleedt dit collegejaar de Sanders wisselleerstoel.
of door middel van een grensoverschrijdende omzetting het recht van de lidstaat van oprichting kan worden afgeworpen, zodat ook het recht van die lidstaat niet meer wordt gezien als aanknopingspunt voor heffing. Hoewel volgens Wattel civielrechtelijk gezien verdedigd kan worden dat het oprichtingsrecht van een vennootschap wijzigt door een grensoverschrijdende omzetting, is dat fiscaalrechtelijk gezien volgens hem niet per definitie het geval.
Le juge, la bouche de la loi
Europees vennootschapsrecht: harmonisatieprogramma en vestigingsvrijheid Als inleiding van het symposium gaf Schutte-Veenstra een overzicht van het Cartesio-arrest en de context waarin het Cartesio-arrest geplaatst dient te worden. In het EU-Werkingsverdrag zijn de grondbeginselen van de interne markt van de EU opgenomen. Eén van die grondbeginselen is de vrijheid van vestiging van natuurlijke personen en vennootschappen (artikel 49 VwEU). De vrijheid van vestiging is gebaseerd op een negatieve integratie: artikel 49 VwEU betreft een verbodsbepaling voor lidstaten op grond waarvan zij de vrijheid van vestiging niet mogen inperken en niet mogen discrimineren op grond van nationaliteit. De interne markt binnen de lidstaten van de EU wordt tevens gewaarborgd door een positieve integratie door EU-richtlijnen. In het Cartesio-arrest heeft het Hof van Justitie bepaald dat de Hongaarse wet die verplicht dat zowel de statutaire zetel als de werkelijke zetel van een vennootschap in Hongarije gesitueerd moeten zijn, niet in strijd is met de anti-discriminatiebepaling.
Door: Tomas Arons
Cartesio in de lijn van arresten van het Hof: duiding en gevolgen Vossestein ging in zijn voordracht met name in op de gevolgen van het Cartesio-arrest. Hij merkte op dat het Hof van Justitie van de EG in het Cartesio-arrest had kunnen volstaan met een beantwoording van de prejudiciële vragen. Echter het Hof van Justitie liet zich ook uit over de omzetting van een vennootschap in een vennootschapsvorm die wordt beheerst door het nationale recht van de lidstaat waar zij naartoe is verplaatst. Uit het Cartesio-arrest volgt dat lidstaten dergelijke omzettingen niet mogen belemmeren.
Cartesio en het perspectief op concurrentie tussen rechtstelsels In zijn voordracht ging Verbrugh in op de invloed van het Cartesio-arrest op de concurrentie
op rechtsvormen tussen rechtsstelsels. Hij schetste, refererend aan de door Timmermans in 1983 in TVVS beschreven ‘Tweede Golf’ van harmoniserende wetgeving op gemeenschapsniveau een beeld van ‘eb en vloed’ in het Europese vennootschapsrecht, waarbij er enerzijds sprake is van een terugtrekkende beweging van de Europese wetgever (eb), maar anderzijds een opkomende stroom van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EG (vloed). Met name de stricte handhaving van de anti-discriminatiebepaling heeft een krachtige impuls gegeven aan aanpassing van wetgevingen van lidstaten. Door deze aanpassing is er een concurrentiestrijd op gang gekomen tussen lidstaten om het meest aantrekkelijke vennootschapsrecht. Verbrugh signaleert dat deze concurrentiestrijd langzaam op gang is gekomen, maar dat het Cartesio-arrest wel eens een heviger concurrentie tot gevolg zou kunnen hebben. Lidstaten hebben immers belang bij de vestiging van vennootschappen op hun grondgebied, mede om op die manier vennootschappen aan belastingheffing te onderwerpen. Lidstaten die vennootschappen willen aantrekken, zullen om die reden streven naar voor die vennootschappen aantrekkelijk recht.
Fiscale implicaties van het Cartesio-arrest Prof. Wattel ging in zijn bijdrage in op de mogelijke fiscale implicaties van het Cartesio-arrest. De nationale belastingdiensten willen geen of zo weinig mogelijk inmenging van Europees recht in hun nationale fiscale systeem door hun eigen heffingsgrondslag zo veel als
“Met name de stricte handhaving van de anti-discriminatiebepaling heeft een krachtige impuls gegeven aan aanpassing van wetgevingen van lidstaten.” mogelijk te behouden. Ter illustratie merkt Wattel op dat ter bestendiging van heffingsgrondslagen lidstaten reeds regelingen hebben ontworpen bij vertrek van pensioengerechtigden en houders van een aanmerkelijk belang naar andere lidstaten. Ten aanzien van ondernemingen die de grens overgaan, is het behouden van de heffingsgrondslag gecompliceerder. Het ‘volgen’ van een onderneming in het buitenland blijkt lastiger te zijn dan het volgen van een natuurlijk persoon. Bij verplaatsing van de onderneming naar een andere lidstaat vindt er derhalve in principe heffing plaats over fiscale reserves - zoals herwaarderingsreserves -, stille reserves en goodwill. De afrekening die hierbij plaatsvindt, kan volgens Wattel belemmerend werken en daardoor in strijd zijn met Europees recht. Bij verplaatsing van een onderneming naar een andere lidstaat wordt er immers geen vermogenswinst gerealiseerd, zoals wel het geval is bij verkoop van de onderneming of een deel daarvan, terwijl de onderneming wel dient af te rekenen. Wattel vraagt zich af wat de gevolgen van het Cartesio-arrest zijn voor de fiscaliteit. Met name is volgens hem de vraag
Ten slotte gaf prof. Timmermans, die zitting had in de Kamer die het arrest gewezen heeft, commentaar op het Cartesio-arrest en de voorgaande lezingen. Hij gaf aan dat het Cartesio-arrest wat betreft de beantwoording van de prejudiciële vragen niet zo baanbrekend is als wel eens wordt gedacht. Het Cartesio-arrest ligt volgens Timmermans geheel in lijn met eerdere arresten van het Hof van Justitie. Wat volgens Timmermans wel een baanbrekend element in het Cartesio-arrest is, is de extra overweging ten aanzien van de verplaatsing van een vennootschap met wijziging van het op die vennootschap toepasselijke recht. Het Hof maakt in het Cartesio-arrest een duidelijk onderscheid tussen een zetelverplaatsing met behoud van het op een vennootschap toepasselijke recht enerzijds en een zetelverplaatsing met wijziging van het op een vennootschap toepasselijke recht - waarbij de vennootschap wordt omgezet anderzijds. Prof. Timmermans ziet mogelijkheden voor grensoverschrijdende omzettingen op basis van de vrijheid van vestiging. Het Cartesio-arrest gaat weliswaar over de - in strijd met de vrijheid van vestiging zijnde en daarmee verboden belemmeringen die de uitreislidstaat kan opwerpen, aan eventuele beperkingen aan de zijde van de inreislidstaat wordt geen aandacht besteed. Dit brengt volgens Timmermans echter niet met zich mee dat inreislidstaten grensoverschrijdende omzettingen zonder meer kunnen belemmeren, mits er sprake is van een vestiging in de zin van het EU-Werkingsverdrag.
Slot, wachten op Brussel Alle mogelijke interpretaties van het Cartesio-arrest in ogenschouw nemende, is tijdens het congres duidelijk geworden dat op dit moment de nodige haken en ogen zitten aan grensoverschrijdende omzettingen. Het ontbreken van een wettelijk raamwerk voor grensoverschrijdende omzettingen blijft één van de grootste problemen. De hoop is gevestigd op initiatieven van de Europese wetgever. Geregeld aflevering 5, december 2010
30
31
Hier gebeur t Het ben jij erbij?
Column Recht door zee Geert en Mahatma Hoe kunnen we op een sociaalwetenschappelijke wijze het regelovertredend gedrag van de leden van de PVV-fractie van de Tweede Kamer verklaren? Wat opvalt, zeker in vergelijking met het regelovertredend gedrag van andere Kamerleden die in de afgelopen decennia moesten verdwijnen, is dat er een geweld dadig aspect verbonden is aan het gedrag van de PVV-ers, dat met name gericht is op personen die hen in de weg stonden. Anderen gingen weg omdat ze iets hadden verzwegen, ingebeeld of verdraaid inkomsten, gegevens op hun cv, ziektes - of omdat ze ruzie hadden gekregen met de partijleider. Bij de Partij voor de Vrijheid heeft het regelovertredend gedrag een ander karakter. Het gaat bijvoorbeeld om het slaan van iemand met een scherp object, het intimiderend volgen van mensen, het dreigen van buurtgenoten en het slaan van een persoon. Delicten waar menig allochtone jongen, als het aan minister Opstelten ligt, een gebiedsverbod voor kan krijgen.
ArbeidsrecHt bouwrecHt HAndelsrecHt insolventierecHt intellectueel eigendom & ict mededingingsrecHt ondernemingsrecHt vAstgoed & bestuursrecHt
Je bent een goed jurist en wilt een uitstekend advocaat worden. Daarom nemen wij je mee in de wereld van onze cliënten, jouw cliënten! Samen met hen werk je aan oplossingen voor hun problemen. Je zorgt dat hun bedrijfsprocessen doorgaan. Dat maakt je een uitstekend advocaat! Wil je erbij zijn? Maak dan kennis met Kneppelhout & Korthals Advocaten.
Wellicht kunnen we het gedrag van deze PVV-ers beter begrijpen door hun omgang met de medemens te vergelijken met het overlastgevende gedrag van delinquente hangjongeren, doorgaans met een Marokkaans-Nederlandse achtergrond. Er is een aantal uitstekende studies hierover verschenen, die licht kunnen werpen op het onderhavige thema. Het delinquente gedrag van deze jongeren wordt doorgaans verklaard door te verwijzen naar hun slechte sociaaleconomische positie en hun hiermee verbonden zwakke binding met de Nederlandse samenleving. Door hun sociaaleconomische uitsluiting verdienen zij weinig geld en krijgen zij ook geen positief zelfbeeld. Zij creëren een alternatief normen- en waardensysteem, ook wel straatcultuur genoemd, dat hen wél in staat stelt een positief zelfbeeld te creëren en het mogelijk maakt om delinquent gedrag goed te praten. Deze jongeren leven in een wereld van wij en zij. Ze kijken vooral op tegen de jongens die 100% straatcultuur zijn, in hun eigen taal ‘Kapot Moeilijk’, en willen maar één ding: óók zo zijn!
Hoe zit het met de delinquentie van deze PVV-kamerleden? Van sociaaleconomische uitsluiting is natuurlijk geen sprake, maar wel van een alternatief normen- en waardensysteem, dat veel weg heeft van de straatcultuur. Als het erop aan komt willen ze hun zin krijgen. Niet goedschiks dan kwaadschiks. Civiele normen en waarden doen er dan niet toe, het is wij tegen zij. Wij hebben de wijsheid in pacht. De ander is de hel, zeker als die links, allochtoon en ook nog moslim is. Een Nederlandse Marokkaan mag geen tweede paspoort hebben, een NederlandsZweedse mevrouw wel. Het is sjoemelen met de fatsoensnormen, maar in het licht van de ‘dreigende islamisering van Nederland’ stelt dit natuurlijk niets voor, zo redeneert men in de PVV. Geert Wilders zet natuurlijk zelf de toon door op een stelselmatige manier onwaarheden als feiten te verkondigen, waardoor hij een wij-zij situatie creëert, die samenvalt met goede en slechte mensen. Mensen iets verwijten dat ze niet hebben gedaan is natuurlijk onfatsoenlijk. Maar als we eerlijk zijn is deze strategie - de werkelijkheid zo kneden dat deze past in jouw wereldbeeld - niet ongebruikelijk onder politici die op een dogmatische wijze geloven in een eenduidig wereldbeeld van goed en slecht. Wilders gaat hierbij natuurlijk veel te ver, met zijn ‘feiten’ plaatst hij grote groepen Nederlandse burgers in het verdomhoekje. Vrijwel alle ‘feiten’ die hij presenteert, bijvoorbeeld over moslims, zijn eenvoudig te weerleggen door serieuze studies over dit onder werp erop na te slaan. Maar zijn debatertechniek het repeteren van oneliners over ingewikkelde zaken heeft succes. Het niet zo nauw nemen met de regels trekt andere personen aan die dat natuurlijk ook doen. Ook zij zijn ‘sociale’ wezens: Geert Wilders is hun rolmodel. Zij willen zijn als Geert: “Kapot Moeilijk”. De boel verdraaien en er succes mee hebben. Dat de PVV deze mensen aantrekt heeft natuurlijk te maken met de organisatie van deze partij, maar het rolmodel van de leider zal hier ook debet aan zijn. Mahatma Gandhi had wellicht andere mensen aangetrokken.
Door: Thaddeus Müller
vervoer & douAne verzekeringsrecHt
Geregeld aflevering 5, december 2010
33
Heading Personeelsnieuws Nieuwe medewerkers
Susan Niessen
Per 1 september 2010 is mr. S.H.L. (Susan) Niessen in dienst getreden als promovendus bij de capgroep Privaatrecht, sectie Handels- en ondernemingsrecht. Susan volgde haar opleidingen bachelor Rechtsgeleerdheid en master Commercial Law aan de EUR en is onlangs afgestudeerd. Zij gaat de komende vier jaar onderzoek doen naar de juridische positie van terminal operators die zich bezig houden met vervoer van goederen naar terminals in het achterland. Dit onder zoek is een onderdeel van het project ‘Extended Gate’. In dit project doen promovendi van diverse faculteiten onderzoek naar de mogelijkheden van terminal operators om gebruik te maken van verschillende vervoersmodaliteiten om goederen naar het achterland te vervoeren. Susan zit op kamer L07-068, telefoon 010-4082651.
Per 6 september 2010 is mw. A.A.M. (Anneloes) Haak-Teijn in dienst getreden als secretaresse bij Dean’s Office. Voorheen is zij ongeveer 6,5 jaar werkzaam geweest als detacheringsecretaresse en heeft onder andere als management assistente en personal assistant mogen werken bij diverse (inter-)nationale bedrijven. Anneloes zit op kamer L05-018, telefoon 010-4081595.
Erwin van der Schee
Per 1 oktober 2010 is mr. E.V. (Erwin) van der Schee in dienst getreden als promovendus bij de capgroep Privaatrecht, sectie Burgerlijk recht. Erwin gaat binnen het programma Behavioural Approaches to Contract Anneloes Haak-Teijn and Tort onderzoek doen naar de faciliteiten en belemmeringen die het privaatrecht biedt en vormt met betrekking tot de preventie van arbeidsgerelateerde gezondheidsrisico’s. Hij is erg geïnteresseerd in de Nederlandse taal in het algemeen en in het bijzonder bij het maken van cryptogrammen. In zijn vrije tijd maakt hij cryptische puzzels voor Jaspers Cryptogrammensite en maakt hij puzzels als freelancer voor een bekende uitgeverij van puzzelboekjes. Voor deze aflevering heeft hij een speciale kerstpuzzel gemaakt. Kijk hiervoor op de achterpagina. Hij zit op kamer L07-101, telefoon 010-4088684.
Per 1 oktober 2010 is drs. R.M.C. (Regien) van Uden in dienst getreden als junior onderzoeker bij de capgroep Publiekrecht, sectie Criminologie. Regien zit op kamer L06-011, telefoon 010-4081864. Per 25 oktober 2010 is mw. A.C. (Annet) Wapenaar in dienst getreden als medewerker studentenzaken bij Academic Services. Voorheen heeft zij Geschiedenis gestudeerd. Zij zit op kamer L05-069, telefoon 010-4082672. Per 1 november 2010 is mw. S. (Susann) Handke LL.M. in dienst Regien van Uden getreden als wetenschappelijk onderzoeker bij de capgroep Publiekrecht, sectie Internationaal publiekrecht/Erasmus China Law Centre. Zij heeft haar studies Internationaal en Europees recht, Staats- en bestuursrecht en Sinologie afgerond aan de Universiteit Leiden. Een deel van de Annet Wapenaar laatstgenoemde studie heeft zij gevolgd aan de Universität Leipzig en de Renmin University of China (Beijing). Nadat zij in 2005 was afgestudeerd in Internationaal en Europees recht over een onderwerp dat vooral te maken had met internationale politieke economie, heeft zij twee jaar gewerkt bij het Instituut Clingendael, waar zij onderzoek heeft gedaan naar het buitenlands economisch beleid van China en Rusland. Hoewel dat zeer interessant was, wilde zij zich toch weer bezighouden met juridische onderwerpen en heeft toen besloten om de master staats- en bestuursrecht te volgen. Deze studie vond zij de Susann Handke leukste van alle drie. Zij is blij dat zij bij het Erasmus China Law Centre mee mag werken aan een rechtsvergelijkend project over het bestuursprocesrecht. In haar vrije tijd volgt zij de Amerikaanse politiek en luistert zij graag naar leuke muziek (zoals Mercan Dede, Ike Quebec en Rokia Traoré). Susann zit op kamer L06-091 telefoon 010-4081565.
Per 1 november 2010 is P. (Pieter) Huisman benoemd als bijzonder hoogleraar onderwijsrecht vanwege de Stichting bijzondere leerstoel Onderwijsrecht op pluriforme grondslag, als opvolger van Dick Mentink, voor een dag in de week. De overige vier dagen is hij werkzaam bij de Onderwijsraad in Den Haag als stafjurist. Hij houdt zich daar met name bezig met voorgenomen wetgeving en bestuurlijk-juridische toetsing van adviezen van de raad. Daarnaast is hij onder andere vicevoorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Onderwijsrecht en voorzitter van de redactie van School en Wet. Zijn onderzoeksinteresses liggen op het vlak van het constitutionele onderwijsrecht (het fameuze artikel 23 Grondwet), mede in internationaalrechtelijk perspectief (right to education), bestuurlijk-juridische inrichting en wetgeving van het onderwijsstelsel (verhouding overheidPieter Huisman schoolbesturen, governancemodellen) en de juridische positie/verhouding tussen betrokken partijen in het onderwijs (o.a. rechten en plichten van ouders, leerlingen, studenten, docenten, onderwijsbesturen). Zijn plan is om in ieder geval een behoorlijk aantal studenten te interesseren voor het mooie en actuele vak onderwijsrecht. De cursus zal in het vierde blok worden gegeven. Professor Huisman zit op kamer L06-047, telefoon 010-4082420.
Overige nieuwe indiensttredingen
Geboortes
Per 1 september 2010 Mr. D.J.A. (Desiré) le Large, medewerker studentenzaken, Academic Services Dr. Y. (Yuwen) Li, universitair hoofddocent, capgroep Publiekrecht, sectie Internationaal publiekrecht Mr. P. (Paulo) da Rosa, wetenschappelijk docent, capgroep Publiekrecht, sectie Internationaal publiekrecht Prof. mr. dr. C.W.A. (Christiaan) Timmermans, hoogleraar met als vakgebied Internationalisering bij de capgroep Privaatrecht R.A. (Richard) Witvliet, medewerker studentenzaken, Academic Services
16 september 2010, Bonne Linnaeus, zoon van Siewert Lindenbergh 28 september 2010, Joachim Jack Douwe, zoon van Michiel van der Wolf 20 november 2010, Salaheddin, zoon van Soulimane Fegrachi
Per 1 oktober 2010 Drs. M. (Meltem) Bayramli, Onderzoeksassistent, capgroep ARW, sectie Algemene- en rechtseconomie K. (Kateryna) Grabovets, promovendus, capgroep ARW, sectie Algemene- en rechtseconomie Drs. M.A. (Margot) Scheltema, wetenschappelijk docent, capgroep Fiscaalrecht, sectie Bedrijfseconomie
Uit dienst Per 1 oktober 2010 K. (Katka) Svatikova, capgroep ARW, sectie Algemeneen Rechtseconomie
De redactie van Geregeld wenst u fijne feestdagen!
Jubilea Op 17 januari 2011 viert drs. L.M. (Liesbeth) Oosterlaan - Zagers haar 12,5-jarig dienstjubileum Op 1 februari 2011 viert mr. P. (Pieter) Kleve zijn 25-jarig dienstjubileum en 25-jarig EUR-jubileum Op 15 februari 2011 viert M.H. (Maja) van Putten Lucas haar 12,5-jarig dienstjubileum Op 18 februari 2011 viert mr. P. (Peter) Klik zijn 25-jarig dienstjubileum Wij feliciteren hen van harte met deze mijlpaal.
Geregeld aflevering 5, december 2010
34
35
Facultaire agenda Oraties 6 januari 2011 Oratie prof. dr. K. Heine Aanvang 16.00 uur, Senaatszaal
13 januari 2011 Oratie prof. mr. T. Cohen Jehoram Aanvang 15.30 uur, Senaatszaal
4 februari 2011 Oratie prof. A. Blomberg Aanvang 16.00 uur, Senaatszaal
Congressen/Symposia/Lezingen 4 februari 2011 Symposium “Lokale handhaving langs twee sporen” georganiseerd vanuit de 'Stichting Juridische Samenwerking aan de Maas' Het symposium vindt plaats voorafgaand aan de oratie van Aletta Blomberg en duurt van 12.30 tot uiterlijk 15.30 uur.
11 en 12 februari 2011
Buluitreikingen Rechtsgeleerdheid en Bedrijfsrecht vrijdag 28 januari 2011. Aanvang 13.30 uur vrijdag 25 februari 2011. Aanvang 13.30 uur
Masterbul Financieel recht Scriptieverdediging en buluitreiking 9.00 - 17.00 uur dinsdag 11 januari 2011 dinsdag 8 februari 2011
Masterbul Fiscaal recht Scriptie verdediging en buluitreiking vrijdag 7 januari 2011 vrijdag 4 februari 2011
Masterbul Criminologie vrijdag 21 januari 2011
Juridisch cryptogram
Mid Term Meeting EMLE in Rotterdam
18 februari 2011 Winterlezing "Development in European Water Law. Regrouping 'EU territory' and implementing EU Law by Means of International Law" verzorgd door prof. dr. Ellen Hey
22 april 2011 Jaarcongres Zorg om de Jeugdzorg
20 mei 2011 Seminar to mark Anthony Ogus' last year as professor of fundamentals of private law
24 juni 2011 Zesde symposium Juridische Argumentatie
1 juli 2011 Symposium Recht i.v.m. Innovatie, Technologie, Leiderschap en Integriteit t.g.v. afscheid prof. mr. Richard De Mulder
Promoties 7 januari 2011 Promotie mr. E. Nijkeuter Aanvang 13.30 uur in de Senaatszaal
21 januari 2011 Promotie mr. H.M. Gubby Aanvang 13.30 uur, Senaatszaal
27 januari 2011 Promotie H. Wang (onder voorbehoud) Aanvang 9.30 uur, Senaatszaal
28 januari 2011 Promotie F. Murray LL.M. Aanvang 11.30 uur, Senaatszaal
17 februari 2011 Promotie mr. B. Keupink Aanvang 16.00 uur, Senaatszaal
HORIZONTAAL: 2. Mijnheer de jurist (2) 6. Rechtsbijstand via de piketcentrale (14) 9. Naar hij die zich schuldig maakt aan 239 Sr komen mensen bij bosjes kijken (15) 10. Representatieve politie-inzet (9) 11. Oudste wetboek (2) 13. Zijn te herkennen aan hun juridisch geblaat (12) 15. Gebrekkige overeenkomst (12) 16. Officierenkorps (2) 17. Dat is een verhoormethode waarmee de verdachte een streek wordt geleverd (5) 18. Daar kan men terecht voor (scheids)rechterlijke uitspraken (3)
19. Kledingstuk waarmee iemand voor de rechter wordt gebracht (5) VERTICAAL: 1. Leerstoel (8) 3. Voor de zekerheid een kledingstuk van de pannenkoekenbakster (13) 4. Berisping wegens seks op de werkvloer bij het OM (13) 5. Die dient voor de Ondernemingskamer (4) 7. Oorspronkelijke schadevergoedingsactie (10) 8. Kleedje van de surveillant (12) 12. Titel 8: daar staan de beste paarden (6 of 2+4) 14. Dat is de rechter z'n pakkie-an (4)
De letters in de Erasmusgroene vakjes vormen achterelkaar gelezen een woord. Oplossingen kunnen tot 17 januari 2011 worden gestuurd naar
[email protected]. Onder de inzenders van het juiste woord wordt een aantrekkelijke prijs verloot.