Tegenintuïtief
Rede
uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar onderzoek van onderwijs in de medische wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen op dinsdag 2 november 2010
door
Janke Cohen-Schotanus
1
Mijnheer de Rector Magnificus, Dames en Heren.
In de zomer van 1967 liet ik mij bij deze universiteit inschrijven als student scheikunde, een jaar later bij de studierichting psychologie. Ik moest 10 gulden inschrijfgeld betalen en 200 gulden collegegeld. Het academisch jaar liep van begin oktober tot begin juni. De maand september was beschikbaar voor de ontgroening waarin je ingewijd werd in het studentleven. In mijn vereniging gebeurde dat onder andere door in vivo studentvaardigheden te oefenen als ‘het passeren in de collegebank’. Kortom, het was een mooie tijd. Echter, een groot aantal studenten maakte de eens begonnen studie niet af. Degenen die wel afstudeerden, gebruikten vaak aanzienlijk meer tijd dan de formele studieduur. Geen wonder dat in de jaren zestig het rendementsprobleem op zowel de universitaire als de politieke agenda’s werd 2
gezet. Je vraagt je af hoe het komt dat in 2010 het studierendement nog steeds prominent op die agenda’s staat.
De politiek dacht het rendement met financiële prikkels te kunnen sturen. Bijvoorbeeld, voor studenten werd het collegegeld regelmatig verhoogd en de instellingen kregen te maken met verschillende vormen van ‘product’financiering. Jammer dat tot nu toe evidentie ontbreekt dat dergelijke maatregelen helpen. De huidige regering is van plan het anders aan te pakken door, ik citeer, ‘minder perverse financiële prikkels in de bekostiging op te nemen’.1 Einde citaat. De universiteiten richtten zich zoals gebruikelijk meer op de inhoud: wat is effectief onderwijs en hoe kunnen we daarmee het rendement verhogen? In dat kader werden Centra voor Onderzoek van Hoger Onderwijs opgericht. Tegelijkertijd kregen de meeste medische faculteiten hun bureaus voor onderwijsontwikkeling en onderzoek. Dit werd mijn werkterrein.
3
Onderzoek van Onderwijs
Studentkenmerken waarvan regelmatig een verband met studieresultaten is
De opdracht van mijn leerstoel is ‘onderzoek van onderwijs in de medische
aangetoond, zijn de volgende: geslacht (vrouwen doen het beter), leeftijd
wetenschappen’. Waar gaat het eigenlijk om bij onderzoek van onderwijs?
(hoe jonger hoe beter), vooropleiding (hoge prestaties beter) en ouderlijk
Ik zal dat weergeven aan de hand van de opleiding geneeskunde, maar op
milieu. 4,8,10,11
metaniveau geldt hetzelfde voor de andere opleidingen, zoals bij ons de De algemene onderzoeksvraag is: hoe kun je de gestelde doelen zo goed
Tandheelkunde en Bewegingswetenschappen.
mogelijk bereiken, met wie en waarom? Het meeste onderzoek van medisch Bij ons onderzoek hebben we te maken met de studenten, het curriculum en de
onderwijs, ook dat van ons, richt zich op een klein en gedetailleerd gedeelte
afstuderende dokters.
van het gepresenteerde schema.
Het is duidelijk dat ik niet al ons onderzoek met u kan bespreken binnen het studenten
>
curriculum
>
dokters
tijdsbestek van deze oratie. Ik heb twee onderwerpen gekozen die mij na aan het hart liggen: (1) de invloed van toetsing op numeriek propedeuserendement en doorstroomsnelheid en (2) de selectie van studenten. Ik heb deze onder-
4
Ik begin bij de laatsten. We willen dat onze afgestudeerden goede, bekwame
werpen ook gekozen omdat we intuïtief denken daar allemaal verstand van te
dokters zijn. Een bekwame dokter past op de juiste manier en op het juiste
hebben. We horen vaak: ‘studenten moeten maar wat harder studeren, dan
moment de geleerde competenties toe. In Nederland zijn deze competenties
komt het met het rendement wel goed’. En ook: ‘natuurlijk moeten we alleen
- in de vorm van eindtermen - door de 8 medische faculteiten beschreven in
de beste en meest gemotiveerde studenten toelaten: stop met dat loten en laat
het Raamplan Artsopleiding 2009. Naast bekwame dokters willen we graag dat
studenten zelf hun lot bepalen’. Echter, intuïtie is niet hetzelfde als evidentie.
2
er weinig uitval is bij de eenmaal toegelaten studenten, met andere woorden: we willen een hoog rendement. Verder willen we dat studenten de eindstreep
Rendement
halen zonder te veel studievertraging. Dus, de criteria die de kwaliteit van de
Hoe ziet het rendement van de studie Geneeskunde er eigenlijk uit?
opleiding bepalen zijn: kwaliteit van de afgestudeerden, numeriek rendement
In Nederland haalt circa 90% van de geneeskundestudenten de propedeuse
en doorstroomsnelheid. Bij onderzoek van onderwijs zijn dit de uiteindelijke
(Figuur 1).
afhankelijke variabelen.
De verschillen tussen faculteiten zijn klein, maar statistisch wel significant. Een
Wat het curriculum betreft, weten we dat de inhoud van het onderwijspro-
analyse van 10 cohorten studenten van alle 8 medische faculteiten liet zien dat
gramma, de gekozen leervormen en de manier waarop het toetsprogramma
het finale rendement van probleemgeoriënteerde opleidingen significant hoger
is samengesteld van invloed zijn op de output criteria. Daarnaast worden
is.12 Verder vonden we dat hoe meer hoorcolleges in een curriculum gegeven
studieresultaten beïnvloed door docenten en de organisatie.3-9
worden, hoe lager het finale rendement is.13 Hoorcolleges maken studenten
5
passief; de docent doet het denkwerk. Het percentage geneeskundestudenten dat binnen één jaar de propedeuse haalt, is niet stabiel (Figuur 2). De verschillen zijn zowel tussen als binnen faculteiten groot (range respectievelijk 30-70% en 20-50%). Uit onderzoek blijkt dat de inrichting en organisatie van onderwijs- en vooral toetsprogramma’s het rendement sterk beïnvloeden.5,7 Daarbij speelt ook de cesuur, de grens voor slagen of zakken, bij tentamens een belangrijke rol.14
Cesuur Om u een indruk te geven hoe de cesuur het rendement beïnvloedt, laat Figuur 1. Finale propedeuserendementen (%) geneeskunde van 8 faculteiten over een periode van 20 jaar.
ik graag enkele historische gegevens uit Groningen en Maastricht zien.15 In Groningen hingen (en hangen) we aan een absolute norm: 60% van de vragen goed beantwoord, was de grens voor een voldoende (gecorrigeerd voor
6
raadkans). Bij 54 toetsen fluctueerde het percentage gezakte studenten tussen de 20 en 97% (Figuur 3).
In Maastricht werd de slaag-zak grens bepaald door naar de groepsprestatie te kijken: een te grote (negatieve) afwijking van het groepsgemiddelde leverde een onvoldoende op. Bij een dergelijk relatieve cesuur fluctueert het vereiste kennisniveau dat nodig is om voor de toets te slagen (Figuur 4).
Het resultaat van deze twee methoden was dat in Groningen gemiddeld per toets 54% van de studenten zakte en in Maastricht 17%. Geen wonder dus dat de Groningers ruim een jaar langer over hun studie deden. De meesten van ons zullen denken dat studenten meer leren bij een strenge cesuur. Als dat zo is, dan moeten de Groningse studenten onderweg heel wat meer kennis Figuur 2. Nominale propedeuserendementen (%) geneeskunde van 8 faculteiten over een periode van 20 jaar.
hebben opgedaan dan hun collega’s uit Maastricht. Maar dat is niet zo, want op landelijke voortgangstoetsen vinden we geen verschillen. Kortom, geen
7
kenniswinst bij een absolute cesuur, maar wel grote doorstroomproblemen. Voor internationale toetsexperts is de door ons intuïtief zo geliefde absolute cesuur absoluut uit den boze, omdat geen rekening gehouden wordt met de - vaak toevallige - moeilijkheid van de toets.14-19 Een tentamen bestaat uit een set toetsvragen die wordt getrokken uit een groot aantal mogelijke vragen. De ene keer worden meer moeilijk vragen gesteld over de leerstof dan de andere keer. De absolute cesuur houdt hier geen rekening mee en is daarom arbitrair en niet goed te verdedigen. Er zijn andere, beter verdedigbare cesuren die meestal gebruik maken van panels. Om dergelijke kosten te beperken adviseer ik voor lokale toetsen de cesuur van Wijnen,20 Hofstee,21 of Cohen.15 De cesuur van mijn promotor Wijnen houdt rekening met de kwaliteit van de toets, de cesuur van mijn promotor Hofstee is de meest intelligente en de cesuur van Figuur 3. Gezakte studenten voor Groningse toetsen (%), bij een absolute cesuur van 60% (gecorrigeerd voor raadkans)
Cohen de meest pragmatische.
8
Invloed van toetsen op rendement Het studeergedrag van de student - en daarmee het studierendement en de doorstroomsnelheid - wordt het meest beïnvloed door het toetsprogramma en de examenregels van de opleiding. Kenmerkend is dat de meest effectieve rendementsverhogende maatregelen tegenintuïtief en niet duur zijn:
Figuur 4. Kennisniveau op de slaag-zak grens (%) van Maastrichtse bloktoetsen, bij een relatieve cesuur.
1.
regelmatig toetsen: student besteedt dan meer tijd aan de studie5,6,22,23
2.
niet meer dan één herkansing per toets: hoe meer herkansingen,
hoe lager het rendement3,6
3.
geen snelle herkansing: snel leidt tot uitstelgedrag24,25
4.
geen concurrentie tussen toetsen5
5.
wel compensatie tussen toetsen26,27
6.
geen absolute cesuur16,19,28
Soms spelen nog andere factoren een rol, daar kreeg ik als student-assistent van Wijnand Wijnen mee te maken. Bij de opleiding Sociale Geografie
9
maakte men zich ongerust over het propedeuserendement: het percentage
In het kader van hun professionele ontwikkeling, leren we onze studenten en
studenten dat binnen één jaar slaagde, was de laatste jaren steeds verder
aios te reflecteren op de irrationele kanten van hun functioneren.30 Dat doen
gedaald. De docenten vermoedden dat dit kwam doordat het niveau van de
ze door weerstand tegen bepaalde maatregelen en personen bij zichzelf op te
studenten daalde en ze wilden dit graag aantonen met een onderzoek naar
merken, dit serieus te nemen en kritisch tegen het licht te houden (reflective
eindexamencijfers en propedeuseresultaat. Elektronische administraties
learning) en de zo opgedane inzichten om te zetten in effectief professioneel
bestonden toen nog niet en alle vooropleiding- en studiegegevens moesten
gedrag (reflective practice). Docenten en bestuurders hebben dat ook geleerd
handmatig verzameld worden. Daarom kreeg ik een werkruimte op locatie: de
op hun eigen vakgebied. Als dergelijke kritische reflectie ook wordt toegepast
kamer van de lector die toch nooit kwam omdat hij een boek over zijn collega’s
op het terrein van onderwijs en beleid, kan veel rendement behaald worden
aan het schrijven was.
met goedkope maatregelen. En wie zou dat niet willen ...
Het verwachte verband tussen eindexamencijfer en studieresultaat vond ik Selectie van studenten
niet. Wat mij wel opviel, was dat het aantal studenten dat de propedeuse
10
binnen een jaar haalde erg stabiel was: ruim 50. Omdat ik op locatie zat, deed
Het tweede onderwerp dat ik met u wil bespreken, is selectie van studenten.
ik mee aan de koffiepauzes. Daar werd nogal eens gesproken over de excursies
Het zal duidelijk zijn dat ik er niet voor pleit om via selectie het rendement
die georganiseerd werden voor de tweedejaars studenten. Ik begreep dat er
van de studie Geneeskunde te verhogen. Dat kan beter met de hierboven
vooral niet meer moesten komen, want dan konden ze niet meer in één bus.
beschreven toetsmaatregelen.
Ineens zag ik, intuïtief, het verband. In die tijd had een bus 56 zitplaatsen...
Sinds 1972 selecteren wij geneeskundestudenten door middel van loting.
Na deze constatering - waar de opleiding het absoluut niet mee eens was -
Hoe hoger het eindexamencijfer, hoe groter de kans op een felbegeerde
ging het rendement wel omhoog.
opleidingsplaats. Dit ging zo’n 25 jaar zonder problemen. Totdat een student met een gemiddeld eindexamencijfer boven de negen tóch uitgeloot werd.
Reflectie
Dat voelde bij velen niet goed en het maatschappelijk draagvlak voor het
De generatie onderzoekers van hoger onderwijs waar ik mijzelf toe reken,
lotingsysteem brokkelde snel af. De wet werd aangepast. Het belangrijkste
heeft veel onderzoek gedaan naar rendement en sinds de jaren negentig
politieke doel van selectie was dat het individu meer invloed zou krijgen
weten we hoe de rendementen omhoog moeten. Echter, we wéten het
op de toelating tot de gewenste opleiding. Studenten met een gemiddeld
wel, maar dóen het niet. Er zijn nogal wat beleidsmakers die moeite hebben
eindexamencijfer van 8 of hoger kregen direct toegang tot de gewenste studie.
met de uitkomsten. Dat komt omdat, naar mijn mening, maatregelen
Daarnaast werden faculteiten gestimuleerd een deel (maximaal 50% van de
moeilijk opgepakt worden als ze tegenintuïtief zijn. Ik denk dat we ons
kandidaten minus de 8+ studenten) van hun studenten toe te laten door
rendementsonderzoek de komende jaren dan ook uit moeten breiden met de
middel van selectie. De daarbij geformuleerde criteria waren: het hebben van
vraag waaróm docenten en bestuurders maatregelen die bewezen effectief
specifieke talenten, het laten zien van een sterke motivatie of het tonen van
zijn, niet opnemen in hun beleid en nogal eens blijven hangen in hun intuïtie.
29
een bijzondere inzet.
11
Doel selectie
Uitkomsten van internationaal onderzoek
In het algemeen is de bedoeling van selectie een voorspelling te doen over
In het buitenland vindt al heel lang selectie van geneeskundestudenten plaats
iemands toekomstig functioneren. De verwachting daarbij is dat geselecteerde
en er is veel onderzoek naar gedaan. Goede voorspellers voor later succes zijn
studenten beter zullen presteren dan de niet-geselecteerde.
in drie groepen te verdelen:31 Persoonskenmerken: geslacht, leeftijd, afkomst, persoonlijkheid (alleen conscientiousness) en aanleg. Aanleg voor geneeskunde wordt meestal
geschikt
doorlaten
xxxxx
0
afwijzen
0
xxxxx
ongeschikt
getoetst met de Medical College Admission Test (MCAT)10,11,32 Voorgaande studieprestaties: meestal uitgedrukt in Grade Point Average (GPA, voor ons het gemiddeld eindexamencijfer)10,11,33,34 Multiple Mini-Interviews (MMI’s): een soort stationsexamen waarin
In het ideale geval worden uitsluitend studenten doorgelaten die geschikt zijn en uitsluitend ongeschikte studenten afgewezen. Met 900 aanmeldingen voor ongeveer 150 beschikbare plaatsen zal dit niet lukken. We weten, op basis 12
van de rendementen van de laatste decennia, dus ook van voor de loting, dat 85% van de studenten voor de studie geschikt is en we nemen aan dat dit de komende generaties zo blijft. Bij 900 aanmeldingen zijn er dus 135 aspiranten ongeschikt. Stel dat we een selectiemethode zouden hebben die ongeschikte studenten er perfect uithaalt, dan zouden we helaas toch nog 615 geschikte
eigenschappen van de kandidaat aan de hand van verschillende scenario’s worden beoordeeld.35,36 MCAT en GPA zijn vooral voorspellers voor prestaties op het cognitieve vlak, waarop vooral de eerste studiejaren op gericht zijn. MMI’s zijn voorspellers voor non-cognitief functioneren, met name functioneren in de medische context zoals tijdens de coschappen. Geen goede voorspellers zijn: individuele gesprekken, referenties, emotionele intelligentietests, persoonlijkheidstests (behalve conscientiousness) en persoonlijke motivatiebrieven.31 Wanneer de door de politiek voorgestelde selectiefactoren vergeleken worden met
kandidaten moeten afwijzen.
de bevindingen uit de literatuur, dan blijkt dat de 8+ alleen voorspellend is voor het cognitieve deel van de studie. Bewezen is dat motivatiebrieven geen
doorlaten
afwijzen
geschikt
ongeschikt
150
0
615
135
voorspellende waarde hebben. Voor specifiek talent en bijzondere inzet bestaat geen evidentie voor een verband met studieresultaat.
De Nederlandse situatie De tot nu toe in Nederland bij Geneeskunde gehanteerde methoden zijn lokale
Er bestaat echter geen selectiemethode met een specificiteit van 1.0. Daarom
uitwerkingen van MCAT-achtige tests. Daarnaast bestaat - conform de politieke
zal, hoe dan ook, bij elke selectiemethode een aantal ongeschikte studenten
voorschriften - interesse voor studenten die veel naast hun middelbare
doorgelaten worden.
schoolopleiding hebben gedaan.
13
Wat mooi is aan het Nederlandse dualisme van selecteren en loten, is dat we
Voor Tandheelkunde wordt dezelfde procedure gehanteerd sinds 2010.
kunnen onderzoeken hoe geselecteerde studenten het doen ten opzichte van
In onze selectieprocedure zijn alle bekwaamheden van het curriculum
niet-geselecteerde, maar daarna tòch ingelote studenten. Uit ervaringen blijkt
vertegenwoordigd, behalve de specifiek klinische bekwaamheid ‘behandelen’
dat er geen grote verschillen te vinden zijn tussen ingelote en geselecteerde
(Tabel 1).
studenten. In Rotterdam vond men dat ingelote studenten twee keer zoveel 37
kans hadden de studie te staken dan geselecteerde studenten.38 In een recent
Tabel 1. Relatie onderdelen selectieprocedure met bekwaamheden
overleg met vertegenwoordigers van alle faculteiten werd echter gemeld dat bij de opleiding, waar precies dezelfde selectieprocedure wordt gehanteerd, dit verband niet werd gevonden. Als mogelijke verklaring werd het feit genoemd
commu- probleem- omgaan met onderzoeken nicatie oplossen kennis en en handelen wetenschap
omgaan met reflecteren maatschap. context
dat de drop-out bij die opleiding al heel laag was en er dus met selecteren
eerste ronde:
nauwelijks een verbetering mogelijk was.
extra inzet
-
-
-
-
-
-
bijzondere prestaties
-
-
-
-
-
-
reflectieve opdrachten
x
-
-
-
x
x
De Groningse situatie In Groningen zijn we in 2009 begonnen met het selecteren van onze genees14
15
kundestudenten. De directe aanleiding was de invoering van de Engelstalige bacheloropleiding geneeskunde (de International Bachelor in Medicine
tweede ronde:
Groningen - IBMG) waarin elk jaar 60 studenten kunnen instromen. We
schrijfopdracht
x
x
-
-
x
x
hebben besloten meteen het maximale aantal studenten te selecteren dat
wetenschap
-
-
x
x
-
x
binnen de kaders van de wet mogelijk is en zijn op zoek naar studenten die bij
Patient college
-
x
x
x
x
x
ons curriculum passen. Het Groningse curriculum is een competentiegericht
Scenario’s (MMI’s)
x
x
-
-
x
x
curriculum waarin studenten - naast het verwerven van kennis - werken aan zeven bekwaamheden (communiceren, probleem oplossen, omgaan met kennis en wetenschap, onderzoeken en handelen, behandelen, omgaan met de maatschappelijke context en reflecteren). Daarom willen wij studenten niet
Voor de eerste ronde van de selectie levert de aspirant-student een dossier
alleen op cognitieve maar ook op non-cognitieve aspecten selecteren. Onze
in met al zijn extra activiteiten (school en werk) en bijzondere prestaties.
selectiemethode is gebaseerd op internationaal onderzoek, ervaringen van
Dit gedeelte is identiek aan de Rotterdamse procedure. Daarnaast maakt
collega’s (met name van de Erasmus Universiteit Rotterdam) en op onze wens
de aspirant een aantal opdrachten over toekomstig functioneren in de
dat de student bij ons curriculum moet passen, wat betekent dat de student
gezondheidszorg Een voorbeeld is: vraag vier mensen in jouw omgeving op
moet kunnen reflecteren.
te schrijven waarom het een goed idee is dat jij dokter wordt. Vraag ze ook om
minimaal één reden te noemen waarom het niet zo’n goed idee is. Reflecteer op de
geselecteerde studenten, ingelote studenten die hebben deelgenomen aan de
verkregen antwoorden in maximaal 400 woorden.
selectie en ingelote studenten die niet hebben deelgenomen aan de selectie.
De dossiers worden volgens vaste criteria beoordeeld en op basis van de
De propedeuse bestaat uit 6 studieonderdelen: 4 blokken, de voortgangstoets
eindscores wordt een rangorde vastgesteld. De 300 hoogst scorende aspirant-
en het onderdeel beroepsvoorbereiding. Bij beroepsvoorbereiding gaat het
studenten worden toegelaten tot de tweede ronde. Deze ronde vindt op
vooral om non-cognitieve elementen als patiëntcontacten, professioneel
locatie plaats, duurt een hele dag en bestaat uit vier onderdelen:
gedrag en reflectie. De andere studieonderdelen zijn vooral gericht op cognitie.
Schrijfopdracht. De aspirant-student krijgt één week van tevoren het onderwerp van de schrijfopdracht per email, vergezeld van een aantal artikelen. De aspirant is vrij aanvullende informatie te zoeken. In 2009 was het
Tabel 2. Propedeuseresultaten van 8+ studenten (8+), geselecteerde studenten (selectie), ingelote studenten die hebben deelgenomen aan de selectie (lot na afwijzing) en ingelote studenten die niet hebben deelgenomen aan de selectie (lot).
onderwerp de éénkindproblematiek in China. Wetenschap. Tijdens dit onderdeel krijgt de aspirant-student een wetenschappelijk artikel voorgelegd en moet daar vragen over beantwoorden. In 2009 ging het artikel over twee verschillende theorieën betreffende slaap van fruitvliegjes. Met de vragen worden aspecten als analysevermogen, 16
% geslaagd voor cognitieve deel:
8+
selectie
lot na afwijzing lot
Blok 1
95
88
79
66
Blok 2
92
66
66
51
Blok 3
88
74
74
63
probleemoplossen en creativiteit beoordeeld.39
Blok 4
92
80
87
77
Patiëntcollege. Aspirant-studenten volgen een patiëntcollege zoals dat
Voortgangstoets
98
95
91
84
gebruikelijk is tijdens de opleiding. Naar aanleiding van het college moeten zij
non-cognitieve deel:
vragen beantwoorden en opdrachten uitwerken. Het gaat daarbij om medisch
Beroepsvoorbereiding
92
95
91
87
inhoudelijke, maatschappelijke en ethische aspecten.
Met beoordeling ‘goed
53
69
45
21
60 ECTS in juli
78
54
54
33
Bindend Studie Advies
2
5
10
20
Multiple Mini-Interviews. Aspirant-studenten functioneren in een aantal scenario’s waarbij aspecten worden beoordeeld die tijdens de latere beroepsuitoefening belangrijk zijn, zoals communicatie, samenwerken,
behaalde studiepunten:
reflectie en empathie.
35
Na deze dag wordt op basis van de resultaten een rangorde vastgesteld. Daarbij telt de prestatie op de MMI’s twee keer zo zwaar.
Wat betreft het cognitieve deel zien we dat 8+ studenten de beste resultaten behalen en de ingelote studenten die niet hebben meegedaan aan de
Resultaat
selectie de slechtste (Tabel 2). We vonden weinig verschil tussen de door ons
We hebben gekeken hoe onze studenten het afgelopen jaar de propedeuse
geselecteerde studenten en de afgewezen studenten die later alsnog ingeloot
hebben gedaan en daarbij onderscheid gemaakt tussen 8+ studenten,
zijn. Bij het non-cognitieve deel van de propedeuse presteren de geselecteerde
17
student het best: ze slagen vaker en krijgen veel vaker de beoordeling ‘goed’.
Chronische Zorg en Wetenschap en Techniek. Op deze wijze krijgen we een
Deze bevinding is in overeenstemming met andere onderzoeken naar het
stromenlandschap met kleinere studiegemeenschappen van ruim 100
effect van MMI’s.
studenten in plaats van 400 in een curriculum. Binnen de IBMG merken we
Als er dit jaar sprake zou zijn geweest van een Bindend Studie Advies (BSA) dan
dat dit voor zowel docenten als studenten veel plezieriger is. Het is niet voor
zou 2% van de 8+, 5% van de geselecteerde, 10% van de niet-geselecteerde en
niets dat, zoals blijkt uit het Strategisch Plan, de Rijksuniversiteit Groningen
alsnog ingelote en 20% van de ‘gewoon’ ingelote studenten een BSA hebben
kleinschaligheid nastreeft. 42
gekregen.
Daarom zullen aspirant studenten - net als nu in Utrecht bij Diergeneeskunde
Na deze eerste resultaten zijn we voorzichtig optimistisch over onze
al gebruikelijk is - van tevoren moeten aangeven voor welke richting ze willen
selectieprocedure, vooral over de tweede ronde. De eerste ronde gaan we
deelnemen aan de selectie. 43 Dit stimuleert hen goed na te denken over hun
opnieuw bezien, omdat we onzeker zijn over de hulp die studenten thuis
studiekeuze: ‘wil ik wel werken met oudere mensen?’ (voor de meeste artsen
kunnen krijgen bij het maken van onze opdrachten. Wat we niet willen, is dat
het vooruitzicht), of ‘wil ik mij wel verdiepen in onderzoek en technologie?’
aspirant-studenten met medisch of anderszins hoog opgeleide ouders, meer
Geneeskunde studeren vanuit de vaak genoemde motivatie ‘ik weet al sinds
kans hebben om door onze selectie te komen. We onderzoeken of er een
mijn vierde dat ik dokter wil worden’ (in het dossier soms ook nog vergezeld
dergelijke bias in onze procedure zit.
van een fotootje van een vierjarige met een stethoscoopje om de hals) is dan
35,36
18
niet meer opportuun. De toekomst
We zijn dus op zoek naar getalenteerde studenten die bij onze onderwijs-
De huidige regering is van plan binnen een paar jaar de loting af te schaffen.
programma’s passen. Zij krijgen bij ons de kans zich te ontwikkelen tot
Een verdedigbare selectieprocedure bestaat uit een cognitief en een non-
gekwalificeerde en gepassioneerde professionals.
1,39
cognitief gedeelte. Ook ik pleit er daarom voor de 8+ regeling af te schaffen, 40
aangezien deze slechts gebaseerd is op cognitieve prestaties.41 Faculteiten
Tot slot
moeten zelf kunnen bepalen op welke wijze het gemiddelde eindexamencijfer
De missie van onze universiteit is ‘werken aan de grenzen van het weten’.
meeweegt. Voor studenten met een gemiddeld cijfer net onder de acht is dit
Ik heb u laten zien dat de grenzen van wat we weten over studierendement en
ook eerlijker. En hopelijk zal dan ook het aantal studenten verminderen, dat
selectie de laatste decennia verlegd zijn. De grenzen van onze intuïtie lopen
tegenwoordig voor veel geld (€ 25.000) met hulp van ‘bijscholingsbureaus’ de
daarbij achter, omdat die vaak bepaald worden door wat we willen weten.
8+ op hun eindexamen haalt.
Het is daarom voor de kwaliteit van onderwijs van belang dat de komende
In de toekomst zullen we onze selectie nog meer afstemmen op ons
jaren ook gewerkt wordt aan de grenzen van het intuïtieve weten.
onderwijsprogramma. We zullen de komende jaren de Bacheloropleiding verder differentiëren door ons te richten op maatschappelijk relevante terreinen. Het gaat hierbij, naast Global Health, om Healthy Ageing,
Ik heb gezegd.
19
Literatuur 1.
Vrijheid en verantwoordelijkheid: regeerakkoord VVD-CDA. [S.l.: s.n.] 2010. www.kabinetsformatie2010.nl/dsc?c=getobject&s=obj&objectid=127493
2. Van Heerwaarden CLA, Laan RFJM, Leunissen RMM, eds. Raamplan artsopleiding 2009. [Utrecht]: Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) 2009. 3. Jansen EPWA. Curriculumorganisatie en studievoortgang: een onderzoek onder zes studierichtingen aan de Rijksuniversiteit Groningen [dissertatie]. Groningen: GION, Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs, Opvoeding en Ontwikkeling 1996. 4. Van der Berg MN, Hofman WHA. Student succes in university education: a multimeasurement study of the impact of student and faculty factors on study progress. High Educ 2005;50:413−46. 5. Van der Drift KDJM, Vos P. Anatomie van een leeromgeving: een onderwijseconomische analyse van universitair onderwijs [dissertatie Universiteit Leiden]. Lisse: Swets & Zeitlinger 1987.
20
6. Cohen-Schotanus J. Effecten van curriculumveranderingen: studiewaardering, studeergedrag, kennis, studiedoorstroom in een veranderend medisch curriculum [dissertatie Rijksuniversiteit Groningen]. [S.l.:s.n.] 1994. 7. Cohen-Schotanus J. Student assessment and examination rules. Med Teach 1999;21:318−21. 8. Crombag HFM, Gaff JG, Chang TM. Study behaviour and academic performance. TOR: Tijdschrift voor OnderwijsResearch 1975;1:3−14. 9. Crombag HFM, van der Drift KDJM, Vos P. De inrichting van curricula en het werkgedrag van studenten. Universiteit en Hogeschool 1985;31:234−47. 10. Ferguson E, James D, Madeley L. Factors associated with success in medical school: systematic review of the literature. BMJ 2002;324(7343):952–7. 11. Ferguson E, James D, O’Hehir F, Sanders A. Pilot study of the roles of personality, references, and personal statements in relation to performance over the five years of a medical degree. BMJ 2003;326(7386):429−32. 12. Schmidt HG, Cohen-Schotanus J, Arends LR. Impact of problem-based, active learning on graduation rates for 10 generations of Dutch medical students. Med Educ 2009;43:211−8. 13. Schmidt HG, Cohen-Schotanus J, van der Molen HT, Splinter TAW, Bulte J, Holdrinet R, van Rossum HJM. Learning more by being taught less: a “time-for-self-study” theory explaining curricular effects on graduation rate and study duration. High Educ 2010;60:287−300. 14. Downing SM, Lieska NG, Raible MD. Establishing passing standards of classroom
21
achievement tests in medical education: a comparative study of four methods. Acad Med 2003;78(10 Suppl):S85−S87. 15. Cohen-Schotanus J, van der Vleuten CPM. A standard setting method with the best performing students as point of reference: practical and affordable. Med Teach 2010;32:154−60.
31. Siu E, Reiter HI. Overview: what’s worked and what hasn’t as a guide towards predictive admissions tool development. Adv Health Sci Educ Theory Pract 2009;14:759−75.
16. Bandaranayake RC. Setting and maintaining standards in multiple choice examinations: AMEE Guide No. 37. Med Teach 2008;30:836−45.
32. Julian ER. Validity of the Medical College Admission Test for predicting medical school performance. Acad Med 2005;80:910−7.
17. Downing SM.. The effects of violating standard item writing principles in tests and students: the consequences of using flawed test items on achievement examinations in medical education. Adv Health Sci Educ Theory Pract 2005;10:133−43.
33. Salvatori P. Reliability and validity of admission tools used to select students for the health professions. Adv Health Sci Educ Theory Pract 2001;6:59−75.
18. Friedman Ben-David M. AMEE Guide No. 18: standard setting in student assessment. Med Teach 2000;22:120−30. 19. Norcini JJ. Setting standards on educational tests. Med Educ 2003;37:464−9. 20. Wijnen WHFW. Onder of boven de maat: een methode voor het bepalen van de grens onvoldoende/voldoende bij studietoetsen [dissertatie Rijksuniversiteit Groningen]. Lisse: Swets & Zeitlinger 1971.
22
30. Aukes LC. Personal reflection in medical education [dissertatie Rijksuniversiteit Groningen]. [S.l.:s.n.] 2008.
21. Hofstee WKB. The case for compromise in educational selection and grading. In: Anderson SB, Helminck JS, eds. On educational testing. San Francisco: Jossey-Bass 1983:107−27. 22. Wijnen WHFW. Toetsprogrammering en redementsverlies. Onderzoek van Onderwijs 1986;15:10−5. 23. Vos P. Het ritme van het rooster. Onderzoek van Onderwijs 1992;4:51−3. 24. Starren J. De beoordeling als hefboom voor onderwijsverbetering. De Psycholoog 1990;25:109−13. 25. Van Noord F, Cohen-Schotanus J, Starren J. De effecten van selectie op eindexamencijfers en afschaffing van het jaarklassensysteem op het studierendement in de faculteit geneeskunde te Groningen. Universiteit en Hogeschool 1984;30(5):221−38. 26. Cohen-Schotanus J. De praktijk van de compensatie. Onderzoek van Onderwijs 1995;24(4):60−2. 27 De Gruijter DNM. Een propaedeuse zonder compensatie? Onderzoek van Onderwijs 1989;18:51−2. 28. Downing SM, Tekian A, Yudkowsky R. Procedures for establishing defensible absolute passing scores on performance examinations in health professions education. Teach Learn Med 2006;18:50−7. 29. Van der Vleuten CPM. Beyond intuition [inaugurele rede]. Maastricht: Universitaire Pers Maastricht 1996.
34. Cohen-Schotanus J, Muijtjens AMM, Reinders JJ, Agsteribbe J, van Rossum HJM, van der Vleuten CPM. The predictive validity of grade point average scores in a partial lottery medical school admission system. Med Educ 2006;40:1012–9. 35. Eva KW, Reiter HI, Rosenfeld J, Norman GR. An admissions OSCE: the multiple miniinterview. Med Educ 2004;38:314–26. 36. Reiter HI, Eva KW, Rosenfeld J, Norman GR. Multiple mini-interviews predict clerkship and licensing performance. Med Educ 2007;41:378–84. 37. Ten Cate TJ, Hendrix HL, de Fockert Koefoed KJJ, Rietveld WJ. Studieresultaten van toegelatenen binnen en buiten de loting. TMO 2002;21:253–8. 38. Urlings-Strop LC, Stijnen T, Themmen APN, Splinter TAW. Selection of medical students: a controlled experiment. Med Educ 2009;43:175–83. 39. Differentiëren in drievoud: omwille van kwaliteit en verscheidenheid in het hoger onderwijs. Advies van de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel [Rapport Commissie Veerman]. [S.l.:s.n.] 2010. www.rijksoverheid.nl/documentenen-publicaties/rapporten/2010/04/13/advies-van-de-commissie-toekomstbestendighoger-onderwi.html 40. Powis D. Improving the selection of medical students. BMJ 2010;340:c708. 41. Borleffs JCC. Onderwijs en opleiden, over kunst en kunde [inaugurele rede]. [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen en UMC Groningen 2009. 42. 400 Years of passion and performance: University of Groningen strategic plan 20102015. Groningen: University of Groningen 2010. 43. Van Beukelen P. Voelen in het duister: diergeneeskunde en onderwijs in het licht van kwaliteitsbevordering [inaugurele rede]. Utrecht: Universiteit Utrecht 2005.
23
24