VERBINDENDE VATEN
Rede uitgesproken door bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar ‘Interne Geneeskunde, in het bijzonder de Vasculaire Geneeskunde’ aan de Rijksuniversiteit Groningen op dinsdag 23 april 2013 door Pieter Willem Kamphuisen
1
ver·bin·den (werkwoord; verbond, heeft verbonden) 1 samenbinden; (innig) verenigen: er zijn voordelen aan verbonden gaan ermee gepaard 2 van een verband (2) voorzien: een wond verbinden 3 telefonisch aansluiten: verkeerd verbonden zijn een verkeerd nummer gekozen hebben 4 verplichten: verbindende bepalingen 5 (chemie) samen overgaan in een nieuwe stof: waterstof en zuurstof verbinden zich tot water
Van Dale, Groot woordenboek van hedendaags Nederlands
2
Mijnheer de Rector Magnificus, geachte toehoorders, Ik ben buitengewoon vereerd en trots dat ik vandaag mijn inaugurele rede als hoogleraar vasculaire geneeskunde voor u mag uitspreken. Ik vind het heel bijzonder dat u speciaal voor deze oratie naar dit prachtige academiegebouw in Groningen bent gekomen. Het woord oratie leidde in mijn omgeving tot nogal wat verwarring. Sommigen vroegen of ik ondervraagd zou worden, als bij een promotie. Een ander merkte op dat ik toch wat oud was om af te studeren. Het woord oratie betekent feitelijk ‘een inaugurele rede, uitgesproken door een hoogleraar bij de ambtsaanvaarding’. Geenszins een alledaagse aangelegenheid dus, ook niet voor mij. Het schrijven van deze oratie begon met het afwegen van de onderwerpen die ik graag wilde bespreken. Ik heb uiteindelijk gekozen om vooral in te gaan op datgene, dat mij op dit moment na aan het hart ligt, namelijk de toekomst van de vasculaire geneeskunde.
Vandaag
dus
geen
inhoudelijke
verhandeling
over
mijn
wetenschappelijke werk, maar wie hierover meer wilt weten, schiet mij na afloop gerust aan. Om u een beeld te schetsen van de huidige situatie, neem ik u mee naar een doordeweekse dag op de polikliniek vasculaire geneeskunde in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Op mijn spreekuur meldt zich een wat vermoeid ogende man. Ik schrik wanneer ik lees dat hij pas 49 jaar oud is: ik had hem minstens tien jaar ouder geschat. Hij vertelt mij dat hij enkele maanden eerder getroffen is door een hartinfarct tijdens het grasmaaien. De patiënt is duidelijk te zwaar en doet niet aan sport. Hij is enkele jaren geleden gestopt met roken. Bij lichamelijk onderzoek heeft hij een bloeddruk van 165/100 mmHg (te hoog) en een onregelmatige hartfrequentie van 88 slagen per minuut. Ja, zegt patiënt, de cardioloog heeft boezemfibrilleren bij mij vastgesteld en heeft antistollingstabletten
3
voorgeschreven. Hiervoor loopt hij bij de trombosedienst. Ik zie de uitslagen van het bloedonderzoek dat via de afdeling cardiologie bij hem verricht is en hieruit blijkt tevens dat deze patiënt een te hoog cholesterol van 8.2 mmol/l heeft. Ook het glucosegehalte is te hoog, net als het HbA1c, een maat voor de versuikering van rode bloedcellen. In de urine zit een verhoogde hoeveelheid eiwit. Kortom, dit is een patiënt met vaatlijden op jonge leeftijd, zogenaamde premature atherosclerose, met multipele
risicofactoren.
Mijn
patiënt
heeft
overgewicht,
diabetes
mellitus,
hypertensie, verhoogd cholesterol en boezemfibrilleren. Het zal u niet verrassen dat hij een grote kans heeft op een nieuw hartinfarct of wellicht een herseninfarct. Het is dus zaak om al deze risicofactoren agressief te behandelen. Maar ja, moeten de risicofactoren niet eerst verder onderzocht worden? Komt de hoge bloeddruk wellicht door atherosclerose, of in de volksmond “aderverkalking”, van de nierslagaders? Moet er geen echo worden gemaakt van de nieren? Of een CT scan? Of toch een MRI scan, want is de CT scan wel gevoelig genoeg om een vernauwing van de nierslagaders aan te tonen? En als je een vernauwing vindt, moet de interventieradioloog hier in het UMCG een stent plaatsen? Of is medicamenteuze behandeling al voldoende? En wat zegt het cholesterol van 8.2 mmol/l? Dit zogenaamde totale cholesterol bestaat onder andere uit LDL-cholesterol, het slechte cholesterol, en HDL-cholesterol, het goede cholesterol. Een hoog LDL-cholesterol gehalte is slecht voor je vaten, dat weten zelfs de Becel-producenten. Omlaag dus met dat cholesterol, maar hoe laag? 2.5, 1.8 of zelfs 1.3 mmol/l? En moet er geen onderzoek verricht worden naar een familiaire vorm van hoog cholesterol? De afdeling Klinische Genetica in het UMCG is prima in staat om veranderingen in het DNA die gepaard gaan met een hoog LDL-cholesterol op te sporen. Deze opsporing is belangrijk voor de drie kinderen van patiënt, aangezien zij 50% kans hebben om
4
het hoge cholesterol te erven van hun vader met als gevolg een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Anderzijds is het genetisch onderzoek kostbaar, niet alleen voor de maatschappij maar ook voor de patiënt zelf. Kortom, ik moet inschatten of deze patiënt voldoet aan de criteria voor genetische screening. En heeft hij geen te traag werkende schildklier, hypothyreoïdie? Dit kan leiden tot overgewicht en geeft een hoog cholesterol. Na deze diagnostische bespiegelingen buig ik mij over de medicatie. Patiënt gebruikt een heel arsenaal aan medicijnen: een beta-blokker en ACE-remmer voor de bloeddruk, een statine voor het cholesterol, een maagbeschermer, acenocoumarol de bloedverdunner via de trombosedienst-, en aspirine en ticagrelor, medicijnen die de bloedplaatjesfunctie tegengaan en die worden gegeven na plaatsing van een stent in de kransslagaders. De bloeddruk is nog te hoog, het LDL-cholesterol is nu 3.2 mmol/l. Kortom, de dosering moet omhoog of ik moet extra medicijnen voorschrijven. Wat het nog lastiger maakt, is dat de patiënt spierpijn heeft in de armen en benen en zich moe voelt. Dat komt vast door de statine, denkt hij, want dat zeiden ze laatst bij het televisieprogramma Radar. En zijn drie bloedverdunners wel nodig, of kan er één gestopt worden? Weegt de bescherming van deze medicijnen wel op tegen het risico op bloedingen? In de recente “Woest studie” leidde deze zogenaamde triple therapie bij patiënten met een stent in de kransslagaders toch tot een verdubbeling van het aantal bloedingen ten opzichte van alleen orale antistolling en plaatjesremmer?
Tot zover deze situatieschets, die in de dagelijkse praktijk maar al te vaak voorkomt. Om enkele cijfers te noemen: in 2010 stierven in Nederland 39.000 mensen aan een hart- of vaatziekte en werden ruim 380.000 mensen hiervoor opgenomen in een
5
ziekenhuis. Het aantal patiënten met hart- of vaatziekten neemt jaarlijks toe. En aangezien de sterfte aan hart- en vaatziekten daalt, zal de zorg voor de chronische vaatpatiënt toenemen. De gezondheidszorg zal op niet al te lange termijn worden geconfronteerd
met
een
enorme
toename
aan
patiënten
met
complexe
multiproblematiek van de vaten. Multi, want atherosclerose is een systemisch proces, dat zich niet beperkt tot één deel van het lichaam. Ik zal dat verduidelijken. Uit epidemiologische studies is gebleken dat patiënten met vaatlijden van de benen vaker eveneens een hart- of herseninfarct hebben doorgemaakt. Onderzoek door Joop Lefrandt en Clark Zeebregts van het UMCG bevestigde dat bijna de helft van de patiënten met perifeer vaatlijden tevoren een hartinfarct had doorgemaakt. Kortom, het proces van atherosclerose treedt op in het gehele vaatbed en beperkt zich niet tot één orgaan, zoals hersenen of hart. Behandelingen om dit proces van dichtslibbende vaten tegen te gaan zouden dan ook uniform en universeel van aard moeten zijn. En hier wringt de schoen in de huidige geneeskundige praktijk. Want al decennia lang zijn orgaanspecifieke behandelingen de norm. Ieder orgaan heeft zijn eigen dokter, of het nu de longen betreft, het hart, de lever of de nieren. Het menselijk lichaam wordt als het ware virtueel in stukjes gehakt, vergelijkbaar met een CT scan. Het voordeel van deze benadering is dat artsen enorme kennis en ervaring op kunnen doen op een relatief klein gebied. Zodoende wordt de superspecialist gecreëerd, een arts die uitstekend zorgt voor één specifiek stukje lichaam. Ook de vaatgeneeskunde kent dit fenomeen. De neuroloog behandelt de hersenvaten, de cardioloog de kransslagaders en de vaatchirurg de beenvaten. Natuurlijk staat het belang van expertise van deze specialisten ten aanzien van dotterprocedures en vaatoperaties buiten kijf. Maar het proces van atherosclerose beperkt zich niet tot één vaatbed: het principe van de verbindende vaten maakt een
6
uniforme
behandeling,
noodzakelijk.
Een
onafhankelijk
ander,
veel
van
plaats
aangehaald
van
de
voorbeeld
vaataandoening,
van
orgaangerichte
behandeling, is de dosering van aspirine. In Nederland werden tot voor kort patiënten met een hartinfarct standaard behandeld met 100 mg aspirine, terwijl na een herseninfarct 38 mg werd aangehouden. Het verschil in de dosis is onlogisch: de remming van de werking van de bloedplaatjes is niet afhankelijk van het vaatbed waar het bloedplaatje zich bevindt. Ook bij de behandeling van hoge bloeddruk traden verschillen op tussen de vaatspecialismen. Erger nog, cholesterol-verlagende medicijnen zoals statines, werden niet standaard voorgeschreven aan patiënten met een infarct, terwijl het beschermend effect op atherosclerose en dus op een nieuw infarct ondubbelzinnig vaststaat. Dat dit gebrek aan uniformiteit aan de kwaliteit van de behandeling van de vaatpatiënt raakt, laat zich raden. Er was kortom sterke behoefte
aan
een
orgaanoverstijgend
specialisme,
dat
met
een
soort
helikopteroverzicht naar vaatziekten kon kijken. Om te komen tot een effectievere vaatzorg met meer inhoudelijke samenhang, is dan ook tien jaar geleden de vasculaire geneeskunde opgericht.
Tijdens de opleiding tot vasculair geneeskundige, in de laatste twee jaar van de opleiding tot internist, worden de zogenaamde fellows geschoold in de diagnostiek en behandeling van belangrijke risicofactoren voor vaatziekten, zoals stoornissen van het cholesterol en bloeddruk, vaatontstekingen, diabetes, en trombose en longembolie. Deze fellows lopen stages bij onder andere neurologie, cardiologie, vaatchirurgie en interventie-radiologie, waardoor zij aan het einde van de opleiding voldoende expertise hebben opgedaan om zich een echte vaatspecialist te mogen noemen. Zij zijn in staat om de verschillende risicofactoren van de patiënt, die ik
7
eerder beschreef, volgens de nieuwste richtlijnen op te sporen en te behandelen. In de dagelijkse praktijk is de vasculair geneeskundige de centrale speler bij overleg met de andere vaatspecialismen, waarbij patiëntenproblematiek tactisch en doelgericht wordt behandeld. De vasculair geneeskundige als een soort Lionel Messi.
In het UMCG is de opleiding tot vasculair geneeskundige recent beoordeeld door de sectie vasculaire geneeskunde. De visitatoren roemden de zeer positieve inbreng van de bij de opleiding betrokken specialismen. Enkele stages werden betiteld als ‘parels’. Die uitstekende beoordeling hebben wij te danken aan Karina Meijer van hematologie, Henrika Bootsma van reumatologie, Ted Prins van radiologie, Gert-Jan Luijckx van neurologie, Maarten van den Berg van cardiologie en Jan van den Dungen van vaatchirurgie. Zij maken de opleiding vasculaire geneeskunde in Groningen tot een top-opleiding! Het zal u dan ook niet verbazen, dat het mij met grote trots vervult om hier in Groningen opleider vasculaire geneeskunde te zijn.
Vasculaire geneeskunde is een jong vakgebied. Waar staat de vasculaire geneeskunde nu, wat is er bereikt? Inmiddels zijn er in Nederland 150 internisten die geregistreerd zijn als vasculair geneeskundigen, en worden momenteel zo’n 20 fellows opgeleid. Een belangrijke rol speelt het Internistisch Vasculair Genootschap, het IVG. Het IVG verzorgt het onderwijs voor de fellows en nascholing voor internisten op vasculair gebied. Verder behartigt het IVG de belangen van de vasculaire internisten en is zij vertegenwoordigd in verschillende landelijke vasculaire platforms, zoals Vitale Vaten. De rol van het IVG als spreekbuis voor de vasculaire geneeskunde is zeer belangrijk, ook omdat er nog een lange weg te gaan
8
is: Medisch Nederland ziet of erkent de meerwaarde van de vasculaire geneeskunde op dit moment nog onvoldoende. Zo heeft de vasculaire geneeskunde slechts op een paar plaatsen in Nederland, zoals in het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem, een centrale plaats in de organisatie van de vaatzorg. De vaatspecialismen buiten de interne geneeskunde hebben vaak geen duidelijk beeld van wat de vasculair geneeskundige in de praktijk doet en kan betekenen. Bovendien meent men binnen de interne geneeskunde zelf voldoende expertise te hebben. Het gevolg is dat de vasculaire geneeskunde nog onvoldoende tot ontwikkeling komt in de Nederlandse ziekenhuizen. Dit uit zich onder meer in een tekort aan vacatures voor de net opgeleide vasculair geneeskundigen. Hiermee blijft beschikbare expertise onbenut.
Het is makkelijk om naar anderen te wijzen als oorzaak voor dit probleem, maar enige zelfreflectie is op zijn plaats. Wij moeten veel meer reclame maken voor ons vakgebied, niet alleen binnen de interne geneeskunde, maar ook bij de andere vaatspecialismen van de Nederlandse ziekenhuizen. De vasculaire geneeskunde is bij uitstek een moderne vorm van gezondheidszorg, strevend naar excellente en efficiënte patiënt-georiënteerde behandeling. Ik denk dat hier een belangrijke taak is weggelegd voor het IVG, als spreekbuis van de vasculaire geneeskunde. Zij kan duidelijker dan nu een rol spelen in de ontwikkeling van landelijke cardiovasculaire richtlijnen. Ook zou het IVG een plaats kunnen opeisen als gesprekspartner van de zorgverzekeraars bij nieuwe vasculaire zorgplannen. En dan heb ik het niet alleen over het verplaatsen van complexe patiëntenzorg naar de huisarts; ik denk dat het IVG de zorgverzekeraars ook zou kunnen adviseren op het gebied van zorgvernieuwing. De oprichting van gespecialiseerde vaatcentra past hier heel goed bij. Ik kom hier zo direct nog op terug. Daarnaast komt een strenge selectie de
9
kwaliteit van de vaatzorg ten goede. Bij de registratie van specialisten in de vasculaire geneeskunde is de sectie vasculaire geneeskunde de belangrijke ‘gatekeeper’: alleen antegraad opgeleide internisten of internisten die zich voornamelijk met de vasculaire geneeskunde bezig houden, mogen in ons vakgebied geregistreerd worden. Als eerste hoogleraar vasculaire geneeskunde in Groningen zal ik mij vanzelfsprekend ook persoonlijk inzetten voor een sterk vakgebied. Ik hoop van harte dat ik met deze rede op zijn minst een bescheiden bijdrage aan de bekendheid van dit bijzonder mooie vakgebied kan leveren.
Delen = vermenigvuldigen Zojuist hebben we vastgesteld, dat wanneer de zorg van een patiënt met een vaataandoening in stukken gedeeld wordt, de efficiëntie zal afnemen. De patiënt zal meerdere dokters bezoeken, bijvoorbeeld de één voor zijn vaatziekte en de ander voor behandeling van een hoge bloeddruk. Deze aanpak leidt ontegenzeggelijk tot hogere kosten en een grotere belasting voor de patiënt. Bovendien kost het veel meer tijd. In deze vorm van fragmentarische geneeskunde leidt vermenigvuldigen dus tot een toename van zorg. Ik weet nog hoe omslachtig en onbenullig ik mijn gemeente vond, toen ik een kapvergunning voor een boom in mijn tuin wilde aanvragen. Bij het ene loket legde een medewerker mij uit dat ik een foto moest maken van de boom en die bij hem moest inleveren. Bij het volgende loket werd ik geïnformeerd over de kosten en werd mij ook uitgelegd dat ik 6 weken geduld moest hebben, want er moest eerst een aankondiging in de plaatselijke krant komen. Tenslotte was er nóg een ander loket waar ik mij moest melden voor de zogenaamde herplanting, want tja, er moest wel een soortgelijke boom voor terugkomen. Klinkt het u belachelijk in de oren? Toch kom je dit ook in de gezondheidszorg tegen.
10
Sterker nog, het is in veel gevallen de dagelijkse praktijk waar patiënten tegenaan lopen. Bij ieder medisch loket wordt een stukje ziekte behandeld. Het is zoveel logischer om de zorg rond de patiënt te centreren. Het is nu eenmaal eenvoudiger wanneer medisch specialisten rond de patiënt staan dan andersom. Wanneer wij als medisch specialisten in staat zijn om onze kennis beter te delen, dan krijgt vermenigvuldigen een totaal andere lading. Door bundeling van kennis van de verschillende experts zal de kwaliteit en uniformiteit van de behandeling verbeteren. Want juist in deze tijd van snel voortschrijdend inzicht met talloze nieuwe diagnostische en therapeutische mogelijkheden, helpt het om door deze kennis de juiste keuzes voor de patiënt te maken. Ik ben er dan ook van overtuigd dat ‘wij gaan het gezamenlijk aanpakken’ een veel betere filosofie is dan ‘zoek het zelf maar uit’. Met een zogenaamde systemische vorm van geneeskunde, waar de behandeling van de patiënt de som der delen vormt, staat de kennis van de verschillende specialisten in dienst van de patiënt. Met een hogere kwaliteit, efficiëntere benutting van de gezondheidszorg en een grotere patiënttevredenheid tot gevolg.
De vraag, waaróm de vasculaire zorg zo gefragmenteerd is, vind ik op dit moment minder relevant. Liever concentreer ik me op de vraag, hoe we een meer systemische vaatgeneeskunde in Nederland kunnen bereiken. De grote uitdaging in dit kader is, hoe de kennis van de individuele specialist in dienst kan staan van het grotere geheel, een groot contrast met de huidige organisatie in de zorg, waar de verschillende afdelingen redelijk onafhankelijk van elkaar functioneren. Bij de vorming van een orgaanoverstijgend centrum kunnen we een voorbeeld nemen aan de oncologie. Zo heeft het UMCG een oncologisch centrum ingericht, dat de kennis van verschillende medisch specialisten uitstekend bundelt bij de behandeling van
11
patiënten met kanker. Ook op het gebied van vaataandoeningen is dit een gewenste ontwikkeling. Idealiter wordt in ieder ziekenhuis in Nederland een multidisciplinair vaatcentrum opgericht, bestaande uit vaatchirurgen, neurologen, cardiologen, interventieradiologen en vasculair geneeskundigen, die onder één dak patiënten diagnosticeren en behandelen. Het is mijn ambitie in Groningen te bouwen aan een dergelijk vaatcentrum en de eerste stap hiervoor is recent gezet. Dankzij de inspanning van Jan van den Dungen vanuit vaatchirurgie en Ewout Houwerzijl vanuit vasculaire geneeskunde en de projectmanagers Astrid Koek en Anita Leyendijk, heeft het UMCG nu de beschikking over een prachtig vaatlaboratorium. Dit vaatlab is een samenvoeging van de vaatlaboratoria van de vasculaire geneeskunde en de vaatchirurgie
en
biedt
een
breed
palet
aan vaatdiagnostiek.
De
nauwe
samenwerking tussen de vasculaire geneeskunde en de vaatchirurgie op diagnostisch gebied vertaalt zich ook in de behandeling. Een patiënt met vernauwing van een beenslagader bijvoorbeeld, wordt nu in de meeste gevallen door beide disciplines op dezelfde dag gezien. De vaatchirurg schat in of de patiënt een operatie of dotterbehandeling moet ondergaan, terwijl de vasculair geneeskundige de risicofactoren van de onderliggende atherosclerose van de vaatwand behandelt. Al met al een prachtige opmaat naar een Gronings vaatcentrum. Dat de realisatie hiervan nog de nodige inspanning vereist, moge duidelijk zijn. De overgang van monodisciplinaire zorg naar gezamenlijke behandeling van vaatpatiënten is groot, zeker zolang de meerwaarde van deze benadering niet door iedereen gedeeld wordt. De sceptici overtuig ik graag.
Mijns inziens gaat een vaatcentrum het UMCG veel opleveren, zeker op het gebied van de drie academische pijlers: patiëntenzorg, opleiding en wetenschap. Laat ik u
12
voor alle drie onderwerpen een illustratie geven. Ik vertelde u eerder over het belang van systemische geneeskunde met patiënt-georiënteerde zorg. Het grote aantal vaatpatiënten stelt ons organisatorisch en financieel voor een enorme uitdaging. Terwijl de zorg in Nederland moet bezuinigen, neemt de stroom patiënten met harten vaatziekten alleen maar toe. Dit vraagt om een goede coördinatie van patiëntenstromen, één loket voor alle vaatpatiënten en achter dit loket een behandelteam dat werkt volgens uniforme richtlijnen. Verder stimuleren de overheid en ziektekostenverzekeraars de eerstelijns behandeling van risicofactoren voor vaatziekten, zoals diabetes en hypertensie. De druk op de huisartsen zal hierdoor verder toenemen. Het beoogde vaatcentrum in het UMCG en de vasculaire geneeskunde in het bijzonder kunnen een coördinerende rol spelen in de regio voor de eerstelijn, in het verlengde van initiatieven als de bestaande samenwerking met LabNoord, het huisartsenlaboratorium in de noordelijke regio, waarbij patiënten van de huisarts door de vasculaire geneeskunde worden gescreend op het risico op harten vaatziekten en een individueel behandeladvies aan de huisarts wordt gegeven. In de meeste gevallen is een eenmalig schriftelijk consult afdoende, maar zo nodig kan de patiënt in het UMCG poliklinisch worden gezien. Samen met de Groningse Huisartsen Combinatie ontwikkelt de vasculaire geneeskunde in dit kader regionaal onderwijs voor huisartsen. Ik voorzie een prominente rol voor het vaatcentrum in de regio. Binnen het UMCG kunnen patiënten met allerhande vaataandoeningen op het vaatcentrum worden gezien, maar wij zien ook graag complexe vaatpatiënten van de omliggende ziekenhuizen voor diagnostiek en behandeling. Huisartsen kunnen voor hun patiënten laagdrempelig ons advies raadplegen via digitale consulten en door het opstellen van transmurale protocollen kan er regionaal worden afgesproken welke patiënten worden verwezen naar het vaatcentrum. Tevens verwacht ik een
13
nauwe samenwerking op het gebied van de vaatgeneeskunde met het nu in aanbouw zijnde OZG-ziekenhuis in oost-Groningen, een samenvoeging van de ziekenhuizen in Delfzijl en Winschoten.
Ook bij de opleiding tot medisch specialist heeft het vaatcentrum een meerwaarde. Eerder stelden we vast dat een vasculair geneeskundige bij uitstek multidisciplinair geschoold moet zijn. Het is daarom van belang dat de vasculair geneeskundige in opleiding actief kan ervaren hoe andere vaatspecialisten hun patiënten behandelen. Ook voorzie ik dat specialisten in opleiding van andere vaatspecialismen, zoals vaatchirurgie en neurologie, zich bij uitstek via het vaatcentrum kunnen bekwamen in de behandeling van cardiovasculaire risicofactoren. Deze kruisbestuiving creëert een nieuw soort vaatspecialist, die over zijn eigen vakgebied heen kan kijken. Een enorme slag kan nog worden gemaakt in het regionale onderwijs voor vaatgeïnteresseerde specialisten. Via regionaal onderwijs kan kennis gedeeld worden, kunnen nieuwe richtlijnen besproken worden en wetenschappelijk onderzoek regionaal worden georganiseerd.
Tenslotte: ook voor wetenschappelijk onderzoek zal het vaatcentrum een enorme aanwinst zijn. Het vaatlaboratorium, onderdeel van het te ontwikkelen centrum, is nu al een prachtig voorbeeld van wetenschappelijk succes. Al jaren wordt hier onder leiding van Andries Smit onderzoek verricht naar de functie van de vaatwand, zoals de vaatwandstijfheid bij patiënten met diabetes of reumatoïde arthritis, of atherosclerosevorming bij patiënten met kanker of met boezemfibrilleren. Bij deze projecten is sprake van een uitstekende samenwerking met vaatchirurgie, reumatologie, oncologie en cardiologie.
14
Toegegeven, als wetenschapper heb ik zelf ook baat bij een vaatcentrum, waarin uiteenlopende disciplines samenkomen en --werken. Een goed voorbeeld hiervan is het
lopende
onderzoek
naar
stolling
en
kanker.
Ondanks
verbeterde
behandelingsmogelijkheden is kanker – samen met vaatziekten– nog altijd doodsoorzaak nummer 1 in Nederland. Onze uitdaging is om te onderzoeken of antistollingsbehandeling bij patiënten met een vroeg stadium van kanker uitzaaiingen kan tegengaan. Dit onderzoek is opgezet vanuit de kennis dat bij patiënten met kanker een toegenomen activiteit van het stollingssysteem bestaat. Deze wordt veroorzaakt door de tumor, die voor groei en uitzaaiing gebruik maakt van het stollingssysteem. Via de vorming van fibrine, het eindproduct van de stolling, bouwt de tumor een soort schild, waardoor het beter bestand is tegen aanvallen van de gastheer. Het remmen van de stolling zou dus de tumor kwetsbaarder maken. Inderdaad blijkt uit muizenstudies van onder andere Arnold Spek van het AMC in Amsterdam, dat uitzaaiingen van de tumor na behandeling met antistolling minder frequent optraden. In het verlengde hiervan is vastgesteld dat patiënten met kanker door de extra stollingsactiviteit een verhoogd risico hebben om trombose te ontwikkelen. Dit tromboserisico neemt toe door behandeling met chemotherapie. Wanneer we in staat zijn patiënten met kanker met het grootste tromboserisico te identificeren, biedt dat de mogelijkheid bij deze patiënten trombose te voorkomen met antistolling. Multidisciplinair onderzoek naar betere risicostratificatie middels zogenaamde biomarkers is in volle gang. Ik hoop van harte dat wij binnenkort in een groot internationaal onderzoek het nut van antistolling bij patiënten met kanker kunnen vaststellen.
15
Ook op belendende gebieden is interdisciplinair onderzoek, zoals het vaatcentrum dat zal kunnen faciliteren, noodzakelijk. Zo leidt behandeling met chemo- en radiotherapie bij kanker regelmatig tot vasculaire complicaties als een hartinfarct. Door een betere inschatting van het vaatrisico van patiënten en een beter begrip van het onderliggende mechanisme zal de behandeling van patiënten met kanker verbeteren. Bij deze projecten zal ik de komende tijd nauw samenwerken met onder andere Jourik Gietema, hoogleraar oncologie en Ton Lisman, hoogleraar stollingsbiochemie. Het vaatcentrum en het vaatlab zullen in dit onderzoek een belangrijke plaats innemen.
Uit mijn voorgaande woorden kunt u het wellicht opmaken: ik ben er zonder enige reserve van overtuigd dat er voldoende argumenten zijn om een topacademisch vaatcentrum in Groningen verder te ontwikkelen. Hier wordt door velen al geruime tijd hard aan gewerkt, mede met de steun van de afdelingshoofden interne geneeskunde, professor Rijk Gans, en chirurgie, professor Erik Heineman, waarvoor mijn expliciete dank. Zelf zie ik het als een verplichting naar onze patiënten om de beste krachten te bundelen en juist gebruik te maken van onze verschillen in kennis, ervaring en aanpak. Voor cynisme of kaderdenken is dan ook geen plaats. Het succes van het vaatcentrum ligt besloten in het vertrouwen dat het geheel meer is dan de som der delen: verbindende vaten met het vaatcentrum als kloppend hart.
Tot slot Ik ben nu bijna aan het einde van mijn rede gekomen en ik wil graag nog enkele woorden van dank uitspreken. Want mijn huidige bijzondere en figuurlijk hoge positie heb ik mede te danken aan verschillende mensen in mijn werk. Groningen is mijn
16
vijfde academische werkplek, na Leiden, Nijmegen, Perugia en Amsterdam. Ik heb op al deze plaatsen belangrijke ervaringen en inspiratie opgedaan. Een mens leidt zichzelf op, maar zijn leermeesters bepalen mede de koers. Veel dank voor de steun, adviezen en ook het geduld van mijn collega’s.
Professor Frits Rosendaal. Jij was samen met Rogier Bertina mijn promotor in mijn Leidse tijd. Jij hebt het vermogen om resultaten van een onderzoek in prachtige woorden om te zetten. Bij vrijwel ieder artikel dat ik schrijf bedenk ik hoe jij het zou verwoorden. En je hebt een zeer scherpe geest. Recent werd je op de radio geïnterviewd over de Diane pil. De interviewer stelde dat het absolute effect van de Diane pil op overlijden toch erg laag was. Tja, zei je toen, als ik zonder gordel in mijn auto naar huis rij, dan zal mij waarschijnlijk niks overkomen. Maar als honderdduizenden mensen dat doen…. Ik hoop nog lang met je te kunnen samenwerken.
Professor Harry Büller, jij bent al lang een grote inspirator voor mij. Al voordat ik in het AMC ging werken, gaf jij richting aan mijn wetenschappelijk onderzoek en leerde mij de kneepjes van het patiëntgebonden onderzoek. Bij alle stappen in mijn carrière kon ik bij je terecht om advies, dat je met volle respect voor mij als persoon gaf. Ik zal nog vaak van je wijze raad gebruik maken. En we delen de liefde voor Italië!
Professor Rijk Gans. Jij haalde mij naar Groningen om hoofd van de vasculaire geneeskunde te worden. Ik heb hier nog geen dag spijt van. Het UMCG is een broedplaats voor vasculair onderzoek, daar kwam ik al snel achter. Verder stimuleer je patiëntenzorg en opleiding op hoog niveau, twee facetten die samen met de
17
wetenschap maken dat ik de leukste baan ter wereld heb. De groei en bloei van de vasculaire geneeskunde is mede mogelijk dankzij de ruimte die jij biedt. Verder heb je mij wegwijs gemaakt in de organisatie en mij gesteund en soms (terecht) tegengehouden in mijn plannen voor verandering. Ik wil je hiervoor bedanken.
Lieve ouders, ik ben blij met jullie liefde en steun. Niet altijd makkelijk, met een zoon die bijvoorbeeld acht jaar over zijn middelbare school deed. Onze band heeft zich nog verder verdiept sinds jullie bij ons in de buurt wonen, daar ben ik dankbaar om. Ik vind het zeer bijzonder dat we het moment van vandaag met elkaar mogen beleven.
Lieve Bastijn en Jula, mijn grote apenkoppen, ik ben enorm trots dat ik de papa ben van zulke bijzondere kinderen.
Lieve Willemijn, ik kan niet in woorden beschrijven hoe belangrijk jij voor mij en ook voor mijn carrière bent. Ik weet nog goed dat toen ik tegen je zei dat mij een baan in Groningen werd aangeboden, dat jij antwoordde dat dit een unieke kans voor mij was. Terwijl dit niet de eerste keer is dat ons leven mijn carrièrepad volgt. Ook nu hebben we een balans gevonden in ons dynamische leven. Het leven dat jij mij zo leert te omarmen. Vandaag heb je weer een steen verlegd in de rivier op aarde.
Lieve Florien, jij kijkt van boven met mij mee.
Ik heb gezegd.
18