CULTUREEL ERFGOED II Architectuur en sites in Nederland georganiseerd door Studium Generale, de Nationale UNESCO Commissie en de Opleiding Kunstgeschiedenis UNESCO is onderdeel van de Verenigde Naties en staat als wereldorganisatie met name bekend door de inspanningen op het gebied van cultuur en erfgoed. In 1972 tekenden een groot aantal landen het door UNESCO geïnitieerde Werelderfgoedverdrag. Volgens het Werelderfgoedverdrag vormen de kostbaarste schatten van het culturele en natuurlijke erfgoed van de mensheid een gedeeld erfgoed en daarom een gedeelde verantwoordelijkheid. Om dit idee te effectueren heeft de Wereld Erfgoed Commissie methoden en instrumenten ontwikkeld ten behoeve van de identificatie en bescherming van dit gemeenschappelijk legaat.
Ook Nederland heeft een aantal monumenten, monumentale complexen en cultuurlandschappen voorgedragen als werelderfgoed. Dat is gebeurd aan de hand van twee thema's, te weten 'Nederland in het gevecht tegen het water' en 'Het nieuwe bouwen'. De meest bekende zijn de molens bij Kinderdijk/Elshout, Droogmakerij De Beemster, Schokland en het ir. Woudagemaal. Allemaal voorbeelden van het gevecht tegen het water. De Stelling van Amsterdam heeft eveneens te maken met water. Maar nu als een wapen in de verdedigingslinies van Amsterdam. De jongste aanwinst op de lijst van Nederlandse Werelderfgoederen, het Rietveld-Schröder huis is een voorbeeld van het Nieuwe Bouwen. Maar ook onderwerpen van de voorlopige lijst - o.a. het Forum Hadriani, de Van Nelle fabriek en scheepswrakken worden besproken. Door de directe samenwerking met de Opleiding Kunstgeschiedenis komen in deze reeks ook een aantal aspecten aan bod die te maken hebben met het behoud van het Cultureel erfgoed in Nederland. Centraal staan daarbij praktijkvoorbeelden op het gebied van de architectuur. Onder dat laatste moet o.a. worden verstaan de bestudering van de gebouwde omgeving, zowel buiten als binnen. 28 januari 2003 Prof.dr. Guus J. Borger Hoogleraar Historische Geografie, Universiteit van Amsterdam. Landverovering en landverandering in de Rijn-Maas delta. Schokland / Beemster / Kinderdijk Delta’s worden vanouds intensief bewoond en zijn sterk dynamisch door endogene ontwikkelingen en exogene invloeden. Dat geldt ook voor de delta van Rijn en Maas. Bevolkingsgroei en welvaartsontwikkeling hebben de eeuwen door aangezet tot landaanwinning en intensivering van het grondgebruik. Nieuwe ontwikkelingen
verdringen echter oude functies en vernietigen oude vormen. Die selectieve vernietiging van het verleden laten we in Nederland niet meer over aan de natuur of het toeval. Maar wie bepaalt wat er in de toekomst nog herkenbaar zal zijn van het verleden? Zijn dat de bewoners, de burgers, de bestuurders of de deskundigen? En wie bepaalt wat Werelderfgoed is? 4 februari 2003 Prof.dr. Dirk J. de Vries Hoogleraar Bouwhistorie, Universiteit Leiden - Coördinator bouwhistorie, Rijksdienst voor de Monumentenzorg Zeist Authenticiteit exterieur De gebouwde omgeving en het door mensen ingerichte landschap staat permanent bloot aan erosie en verandering. Een historisch gebouw is daarvan een afspiegeling, de optelsom van de eerste opzet plus de sporen van gebruik en aanpassing. Wat verstaat monumentenzorg onder authenticiteit als we kijken naar materie, context, functie en betekenis? Is het mogelijk daaraan waarden toe te kennen en keuzen te maken als het gaat om behoud en herstel? Aan de hand van voorbeelden kijken we vooral naar de buitenkant van gebouwen, maar vragen ons tevens af wat daaraan valt af te lezen over het interieur. 11 februari 2003 Mw. prof.dr. C. Willemijn Fock Hoogleraar Geschiedenis van de Kunstnijverheid, Universiteit Leiden Authenticiteit in het interieur Het authenticiteitbegrip dat bij restauraties tegenwoordig cruciaal is, schept in het interieur een heel eigen problematiek. Vrijwel geen interieur is nog authentiek behouden, inclusief de oorspronkelijke inrichting. Maar ook de nog aanwezige vaste elementen stammen vaak niet uit eenzelfde periode. Bij de vraag naar welke situatie men bij restauratie streeft, zal men daarom afwegingen en keuzes moeten maken, in elke situatie opnieuw en vaak in één gebouw per vertrek ook verschillend. Het feit dat de meeste interieurs ook een huidige gebruiksfunctie hebben, werkt daarbij extra complicerend. Een aantal voorbeelden uit binnen- en buitenland zal deze problematiek verduidelijken. 18 februari 2003 Mw. prof.dr. C. Willemijn Fock Universiteit Leiden De zes wanden van het interieur Restauraties van gebouwen hebben zich lang vooral gericht op constructie en indeling. De interieurafwerking was daarbij hoogstens sluitpost en was tot voor kort ook niet subsidiabel. Kennis van de ontwikkelingen en materialen van de afwerking van de wanden - de architectonische schil - was daardoor onvoldoende, zelfs nauwelijks voorhanden. Eerst recent is daarin een verheugende kentering te bespeuren en richt ook het wetenschappelijke en technische onderzoek zich steeds meer op de decoratieve afwerking van wanden, plafond en vloer. Hier zal een aantal aspecten de revue passeren, vooral uit de 17de en 18de eeuw in Nederland. 25 februari 2003 Mw. prof.dr. C. Willemijn Fock Universiteit Leiden De zes wanden van het interieur II (Zaal 028 - 20.30- 22.00 uur) 4 maart 2003 Dr. Thijs J. Maarleveld Hoofd Maritiem Erfgoed, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB /
NISA), Amersfoort. Erfgoed onder water wereldwijd Sinds de jaren vijftig van de twintigste eeuw is de bodem van de zee in hoog tempo toegankelijk geworden voor onderzoek en exploratie. Het blijkt een fascinerend rijk studiegebied te zijn voor het verleden van aarde en mensheid. Door de hoge zeespiegelstand zijn grote delen van de continenten in de laatste 10.000 jaar overspoeld geraakt. Zeevaart en schipbreuk hebben de bodem bovendien bezaaid met materiaal uit alle perioden. Scheepsvondsten zijn tijdcapsules en vormen een unieke afspiegeling van de culturen waartussen zij opereerden. De vrijheid van de zee brengt met zich mee dat onderzoek, berging en schatgraverij naast elkaar en in concurrentie tot ontwikkeling kwamen. Verantwoord beheer van het ‘wereld’-erfgoed onder water is een belangrijk aandachtspunt voor UNESCO. In 2001 werd een verdrag afgerond dat de algemene regels stelt. Het is een welkome aanvulling op het Werelderfgoedverdrag. Bij een voordracht van de Waddenzee als Werelderfgoed spelen niet alleen de natuurwaarden, maar nadrukkelijk ook de scheepsarcheologische waarden die dit getijdengebied kenmerken een belangrijke rol. 11 maart 2003 Prof.dr. Dirk J. de Vries Universiteit Leiden Historische materialen en constructies Bouwmaterialen werden in het verleden dikwijls over grote afstand, via rivieren aangevoerd. We behandelen de kenmerken en herkomst van verschillende soorten en sporen die wijzen op transport en montage. Vanouds handelen metselaars en timmerlieden onafhankelijk van elkaar, ondergebracht in verschillende gilden die tot de Franse tijd bestonden. Wie bepaalde de vorm van een gebouw, welke rol speelde de opdrachtgever en wat vinden we daarvan terug op historische afbeeldingen? Dit college is een inleiding op de bouwhistorie, een specialisme en afstudeerrichting, sinds 2000 met steun van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg bij Kunstgeschiedenis in Leiden aanwezig. 18 maart 2003 Dr. Ruurd B. Halbertsma Conservator Griekse en Romeinse afdeling, Rijksmuseum van Oudheden, Leiden. Van Forum Hadriani naar Voorburg: geschiedenis van een opgraving Tussen 1827 en 1833 werden door C.J.C. Reuvens de eerste wetenschappelijke opgravingen in Nederland ondernomen. Reuvens was hoogleraar archeologie aan de Universiteit Leiden en tevens directeur van het in 1818 opgerichte Rijksmuseum van Oudheden. Voor zijn eerste stappen op het pad van de ‘experimentele’ archeologie had Reuvens zijn oog laten vallen op het landgoed Arentsburg in de gemeente Voorburg, dat in 1826 door de overheid gekocht werd. In vorige eeuwen waren op dit landgoed aan de Vliet belangrijke Romeinse vondsten gedaan. Er was een vermoeden dat hier de resten van een civiele nederzetting uit de Romeinse tijd lagen: het Forum Hadriani, dat op de laat-romeinse wegenkaart de Tabula Peutingeriana wordt vermeld. De opgravingen van Reuvens legden inderdaad een gedeelte van deze Romeinse stad bloot. Tijdens de 1e wereldoorlog werd door een van Reuvens’ opvolgers, J.H. Holwerda, opnieuw bij Arentsburg gegraven. Tegenwoordig wordt de herinnering aan de archeologische achtergrond van deze plaats door een aantal monumenten levendig gehouden. (zaal 028 / 20.30 -22.00 uur) 25 maart 2003 Ir. Kees Tak Restauratie architect Industrieel erfgoed.
Objecten van bedrijf en techniek De industriële revolutie, ingezet rond de jaren dertig van de achttiende eeuw in de katoenindustrie in Engeland, kwam in ons land pas laat (ruim een eeuw later) aarzelend op gang. De industriële ontwikkelingen werden voor een belangrijk deel bepaald door technologische vernieuwingen terwijl ook de veranderingen op het gebied van de energievoorziening een belangrijke rol speelden. De introductie van de stoommachine had tot gevolg dat in relatief korte tijd de huisnijverheid vervangen werd door het "fabriekssysteem". Deze maatschappelijke en industriële ontwikkelingen leidden tot nieuwe bouwopgaven of aanpassingen aan de bestaande bouwtypen. Ook door de toepassing van nieuwe bouwmaterialen als ijzer, staal en later beton onderging de bouwkunst halverwege de negentiende en begin twintigste eeuw vele ingrijpende veranderingen. De nieuwe industriële gebouwtypen als stations, fabrieken, gemalen, watertorens en sluizen die in deze periode ontstonden, zijn de herkenbare vertegenwoordigers van die tijd. Veel van deze gebouwen zijn inmiddels functioneel overbodig geworden omdat ze niet meer aan de huidige (hygiëne, brandveiligheid, arbo, etc) normen voldoen of omdat de industrieën inmiddels sterk zijn veranderd of overgeheveld naar andere landen. Dit stelt de monumentenzorg voor de vraag hoe met dit deel van het cultureel erfgoed om te gaan, zodanig dat een representatief beeld van deze periode behouden blijft. 1 april 2003 Mw. prof.dr. Marieke C. Kuipers Bijzonder hoogleraar Cultureel Erfgoed Universiteit Maastricht Senoir-mederwerker Cultuurwaardenonderzoek Rijksdienst voor de Monumentenzorg Zeist Moderne monumenten, werken van het nieuwe bouwen als Werelderfgoed De architectuur en stedenbouw van het Nieuwe Bouwen is bij uitstek gericht op de toekomst, op vernieuwing en internationalisering. Op het eerste gezicht lijkt het dan ook paradoxaal om te spreken van moderne monumenten en om de werken van Rietveld, Duiker, Brinkman en Van der Vlugt in hetzelfde domein te brengen als de tempels van Gizeh, de Borobudur en Macchu Picchu. Toch zijn al twintigste-eeuwse gebouwen van de Moderne Beweging op de werelderfgoedlijst geplaatst, zoals het Bauhaus in Dessau en het Schröderhuis te Utrecht. Waar liggen de verschillen ten opzichte van de 'traditionele' monumenten, zowel in de selectie en de evaluatie als in de huidige gebruikseisen? Of zijn er ook overeenkomsten? Juist omdat de oorspronkelijke functie of eigenlijk de interpretatie daarvan voor de gebruikseisen - zo bepalend is voor de oorspronkelijke architectuur, kunnen nu spanningen optreden tussen dynamiek en behoud, die meer dan gemiddeld het wezen van het monument raken. Hoe daarmee om te gaan? Daarnaast doen zich ook nieuwe technische problemen voor. Al met al vormt het erfgoed van het Nieuwe Bouwen een heel nieuw thema voor de internationale monumentenzorg. 8 april 2003 Drs. Joep P.C.M. van Hoof Wetenschappelijk medewerker Instituut voor Militaire Geschiedenis Koninklijke Landmacht, Den Haag Water als verdediging: de Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam Door de eeuwen heen hebben in vredestijd voorbereide onderwaterzettingen het Nederlandse grondgebied beschermd tegen aanvallen van over de landsgrenzen. Hoe dat in zijn werk ging, valt goed te illustreren aan de hand van de geschiedenis van de Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. De historie van beide linies en hun inrichting vormen het centrale thema in de lezing. Daarbij zal tevens worden ingegaan op hun functie in het Nederlandse verdedigingssysteem.
29 april 2003 Prof.dr. Aart J.J. Mekking Hoofd sectie Architectuur /Geschiedenis van de Bouwkunst, Bouwhistorie & Kastelenkunde Universiteit Leiden. Gebouwd erfgoed en identiteit Er zijn nog maar weinig historici die durven beweren dat de 'geschiedenis' van een natie, een staat of een regio geen bewuste constructie is, waaraan zowel in het verleden als in het heden werd en wordt gewerkt. Wat het gebouwde erfgoed betreft, is dit bewustzijn veel minder aanwezig. Dit heeft alles te maken met de naïviteit van de kunsthistoricus en hoegenaamd niets met stedenbouwkundige en architectonische keuzes die in het verleden werden gemaakt en met de selectie van erfgoed in het heden. Een verschijnsel dat daarbij sterk naar voren treedt is dat van de 'kolonisatie' van een omgeving door de architectuur van dominante, vaak‚ etnische groepen. Dit geldt zowel voor nabije regio's als voor andere werelddelen. Omdat de Leidse Kunstgeschiedenis een mondiaal profiel heeft, zal veel aandacht worden geschonken aan niet-Europese voorbeelden. 6 mei 2003 Dr. Henk M.H. van de Schoor Universitairdocent Architectuur, Universiteit Leiden Moskeeën in Nederland: Cultureel Erfgoed voor de toekomst? Niemand in Nederland zal er nog aan twijfelen of gebedshuizen van immigranten uit vroeger eeuwen, zoals synagogen, behoren tot het Nederlands Cultureel Erfgoed. Een interessante vraag is wat er in de toekomst gaat gebeuren met de gebedshuizen van de 20ste-eeuwse immigranten, zoals de moskeeën van Islamieten en de tempels van Hindoes en Boeddhisten. Nederland telt op dit moment (2002) circa 450 moskeeën, voor het merendeel gevestigd in de randstad. De eerste generatie moskeeën was vaak ondergebracht in bestaande panden (scholen, kerken, wijkcentra). De laatste jaren worden er ook steeds vaker moskeeën gesticht als nieuwbouwproject. Het opvallende fenomeen doet zich daarbij voor dat de betreffende lokale Islamitische gemeenschap voor het ontwerp vaak contact zoekt met een Nederlands architectenbureau. Dat heeft te maken met de ingewikkelde Nederlandse regelgeving. Er bestaan opvallende verschillende tussen een Turkse en een Marokkaanse moskee. Daarnaast lijkt er een typisch Nederlandse variant van de moskee te ontstaan. De Sultan Ahmet-moskee in Zaandam (1994; Turkse moskee. Architect Bedri Senvincoy) en de Mevlana-moskee in Rotterdam (2001; eveneens een Turkse moskee. Architect Bert Toorman) zijn twee van de allergrootste moskeeën in Nederland. Beide hebben een capaciteit van 2000 plaatsen. 13 mei 2003 Dr.ir. Ron van Oers Project Manager UNESCO's World Heritage Centre, Parijs Mutual Heritage als World Heritage In juni dit jaar werd het historische hart van Paramaribo in Suriname als de 730ste site op UNESCO's Werelderfgoed Lijst geplaatst, een bekroning van 10 jaar planning en werk in conservation, door ondergetekende van nabij begeleid. Naast Paramaribo staan nog twee andere aan de Nederlands-koloniale tijd gerelateerde sites op de Werelderfgoed Lijst, te weten Galle (Sri Lanka) en Willemstad (Curaçao), terwijl een nominatie van Georgetown (Guyana), dat van grofweg 1600 tot 1800 onder Nederlands koloniaal bestuur stond, in voorbereiding is. De lezing zal ingaan op het proces van nominatie van 'mutual heritage' voor de Werelderfgoed Lijst: de criteria die eraan ten grondslag liggen, de verschillende aspecten van planning en management, en toekomst-mogelijkheden voor plaatsing van ander met Nederland gedeeld overzees cultureel erfgoed.
Deze serie lezingen is het resultaat van de samenwerking van de Nationale UNESCO Commissie met het Studium Generale en de Opleiding Kunstgeschiedenis van de Universiteit Leiden. De toegang is gratis en iedereen is welkom Tijd
18.45 - 20.15 uur (20.30-22.00 uur)
Plaats
zaal 011 (028), Cleveringaplaats 1, Leiden (WSD-complex, gebouw 1175)
Studiepunten
studenten kunnen 6 studiepunten behalen
Organisatie
Studium Generale Universiteit Leiden, Postbus 9500, 2300 RA Leiden 071 5277283/7295 E-mail:
[email protected] Opleiding Kunstgeschiedenis: dr. H.M.H. van de Schoor 071 5272685 E-mail:
[email protected]