Werkprogramma Nationale UNESCO Commissie 2014-2015
Den Haag Vastgesteld 14 januari 2014
1
INLEIDING UNESCO’s Algemene Conferentie heeft in november 2013 een nieuwe meerjarenstrategie vastgesteld. Zij heeft daarbij het dringende verzoek van veel lidstaten ter harte genomen om scherpe inhoudelijke keuzes te maken en financiële prioriteiten te stellen. Het aantal strategische doelstellingen is teruggebracht tot negen. Het overkoepelend richtsnoer is samengevat in vijf woorden: lasting peace and sustainable development. Deze prioriteringsoperatie was al enkele jaren geleden in gang gezet naar aanleiding van de uitkomsten van een externe evaluatie. Maar de noodzaak tot uitvoering ervan werd verscherpt door de financiële problemen waarin de organisatie verkeert door het wegvallen van de contributie van de Verenigde Staten en Israël naar aanleiding van het toelaten van Palestina als volledig lid in 2011. Tegelijkertijd blijkt in deze omstandigheden de werkelijke kracht van UNESCO. Die is dat zij niet alleen bestaat uit regeringen, maar ook uit een groot en hecht netwerk in de samenleving: bijna tweehonderd Nationale UNESCO- Commissies, vele wetenschappelijke, educatieve en culturele instituten, internationaal samenwerkende leerstoelen, een netwerk van ASP-scholen. Die krachtige schil van inhoudelijke betrokkenheid geeft een flexibiliteit in de uitvoering van UNESCO’s programma’s die de meeste andere VN-organisaties niet hebben. Des te belangrijker is het dat de lidstaten hun programmerende verantwoordelijkheid serieus nemen en geloofwaardig vorm geven, zoals nu gebeurt. Ook Nederland heeft, samen met veel andere lidstaten, de afgelopen jaren benadrukt dat UNESCO de juiste prioriteiten moet stellen om relevant te blijven. Uitgangspunt daarbij is dat de organisatie zich concentreert op de taken en rollen waarin zij echte meerwaarde biedt, en inhoudelijk focust op de meest urgente wereldwijde vraagstukken in de domeinen wetenschap, onderwijs, cultuur en communicatie & informatie. UNESCO’s kracht is het geven van gefundeerde beleidsadviezen aan regeringen, het creëren en in stand houden van de noodzakelijke kennisinfrastructuur op het gebied van onderwijs, wetenschap en cultuur, het bieden van een platform voor overleg en uitwisseling van kennis, gegevens en best practices, het realiseren van capaciteitsversterking op hoog niveau en wereldwijde normstelling op haar beleidsterreinen. Die sterktes worden breed gewaardeerd, ook in de samenwerking met andere VN-organisaties. Die samenwerking met andere VN-organisaties is, eveneens op aandringen van de lidstaten, de afgelopen jaren versterkt; ook op die manier kunnen met minder middelen betere resultaten worden bereikt. Het meest sprekende succes van dit ‘acting as one UN’-streven is UNESCO’s betrokkenheid bij de zogeheten ‘post 2015-agenda’ van de VN. Op deze agenda worden de nog onvoltooide Millennium Development Goals (MDG’s) vervlochten met de nieuwe Sustainable Development Goals (SDG’s), waaraan wordt gewerkt sinds de grote VNconferentie voor duurzame ontwikkeling in 2012. Goed en toegankelijk onderwijs wordt bij vrijwel alle doelstellingen genoemd als onmisbare voorwaarde. Hetzelfde geldt voor internationale wetenschappelijke samenwerking als basis voor beleidsbeslissingen ten aanzien van wereldwijde vraagstukken. De belangrijke rol van cultuur, onder meer in conflict- en oorlogssituaties, wordt eveneens benadrukt in de voorbereidingen voor de VN agenda.
2
Voor de Nationale Commissie zal de verdere voorbereiding van UNESCO’s bijdragen aan deze agenda een concrete invalshoek zijn bij veel van haar activiteiten. Ook wij concentreren ons immers bij het opstellen van ons werkplan op de onderwerpen en rollen waarin de meerwaarde van UNESCO en van onze betrokkenheid evident is. Het inhoudelijke kader wordt, zoals steeds, gevormd door de combinatie van vier uitgangspunten: - de internationale UNESCO-programma’s zoals vastgesteld door de Algemene Conferentie; - de meest urgente vraagstukken waarop die programma’s zich richten; - de expertise die het Nederlandse veld te brengen en/of te halen heeft ten aanzien van die vraagstukken; - het beleid van de Nederlandse regering ten aanzien van de UNESCO-domeinen. Nu Nederland tot lid van de Uitvoerende Raad is gekozen, zal de Commissie extra aandacht besteden aan de inhoudelijke bijdrage die zij in haar adviserende rol kan leveren aan de vervulling van dat lidmaatschap. Wij kunnen dat het beste doen als wij onze schakelrol tussen UNESCO en het Nederlandse veld actief en effectief vervullen. Vele Nederlandse instellingen, organisaties en individuele experts dragen structureel en incidenteel bij aan de concretisering van UNESCOprogramma’s, ook internationaal. En omgekeerd profiteren zij van de meerwaarde die UNESCO te bieden heeft voor hun kernactiviteiten. Meer en meer geldt dat ook voor de Caribische delen van het Koninkrijk: de BES-eilanden en de zelfstandige landen Aruba, Curaçao en St. Maarten. Er is alle reden om ook in die context onderzoek, expertise en kennis met elkaar te delen, onder meer door samenwerking met en via het nieuwe Caribbean Netherlands Science Institute op St. Eustatius. Tot slot: om de resultaten van ons werk te verduurzamen, moet het draagvlak voor UNESCO ook aanwezig blijven in de samenleving als geheel. Daarom heeft de Commissie in de afgelopen jaren haar rol op het gebied van externe communicatie over UNESCO met kracht vernieuwd. De resultaten zijn bemoedigend, en nodigen uit tot voortzetting en verbreding van de gekozen aanpak. We zullen daarbij blijven streven naar een helder imago van UNESCO als organisatie waarvan de doelstellingen gebaseerd zijn op mensenrechten en sociale gerechtigheid. Een organisatie die het stimuleren van wereldburgerschap ziet als een belangrijke opdracht voor het onderwijs en die streeft naar een effectieve bijdrage van de wetenschap aan beleid dat gericht is op ecologische, economische en sociale duurzaamheid. Een organisatie die behoud en bescherming van materieel en immaterieel cultureel erfgoed nastreeft in de context van menselijke waardigheid en identiteitsvorming, en die met het samenbrengen van de relevante partners om digitaal geheugenverlies tegen te gaan de toegang tot informatie en wetenschappelijke productie voor iedereen beoogt. En de beste manier om dat imago helder te maken, is dat wij aan die doelstellingen samen met al onze partners de komende jaren een relevante bijdrage leveren.
3
ONDERWIJS UNESCO-scholen Het internationale netwerk van UNESCO-scholen (ASP Network) heeft zich in 60 jaar bewezen als een van de succesvolste initiatieven van UNESCO. De 33 scholen in 15 landen waarmee het project in 1953 van start ging, zijn uitgegroeid tot bijna 10.000 onderwijsinstellingen in ruim 180 landen. Door aandacht te besteden aan vrede, mensenrechten, interculturele dialoog, wederzijds respect en duurzame ontwikkeling, geven zij een concrete invulling aan het stimuleren van `wereldburgerschap’ via het onderwijs. In de periode 2008-2013 zijn de Nederlandse scholen die deel uitmaken van het UNESCOscholennetwerk steeds meer gaan samenwerken. Dat heeft geleid tot een goed draaiend netwerk van 24 scholen (PO, VO, MBO en HBO), waar ieder jaar nieuwe scholen bijkomen. Per schooltype is regelmatig onderling overleg, de scholen beoordelen zichzelf en elkaar aan de hand van een kwaliteitskader binnen een systeem van collegiale visitaties en er zijn diverse inhoudelijke projecten ontplooid. Voorbeelden daarvan zijn MUNESCO (Model UNESCO naar het voorbeeld van de Model United Nations), een samenwerkingsactiviteit van twee Nederlandse en een Vlaamse hogeschool waarbij hen gevraagd werd om de Nationale Commissies te adviseren en het ontwikkelen en delen van digitaal lesmateriaal in Wikiwijs. Het netwerk gebruikt de website unescoscholen.nl steeds intensiever voor het uitwisselen van ervaringen. De scholen waarderen deelname aan het netwerk vanwege het wereldwijde bereik, de onderlinge betrokkenheid en de innovatiemogelijkheden, maar zeker ook vanwege de mogelijkheid om een inhoudelijk element toe te voegen aan internationalisering in brede zin. Zij geven hun leerlingen in het onderwijs de waarden van UNESCO mee en dragen zo bij aan een betere wereld. In de periode 2014-2015 wil de Commissie voortgaan op de ingeslagen weg. De inhoudelijke kwaliteit blijft voorop staan, maar het netwerk mag ook groeien. Nieuwe aanvragen om UNESCO-school te worden zijn welkom, en kunnen rekenen op inhoudelijke ondersteuning vanuit de Commissie. De deelname van scholen voor primair onderwijs is nog heel beperkt, dus daar ligt de eerste prioriteit. Waar mogelijk worden de lerarenopleidingen van deelnemende HBO-instellingen daarbij ingeschakeld. In het MBO is men nog zoekende naar de juiste vorm. De schaalgrootte maakt het lastig om de UNESCO-kenmerken op alle niveaus te laten doordringen, daarom gaat de Commissie met de ROC’s het gesprek over een toespitsing van de aandacht voor UNESCO in een beperkt aantal opleidingen of locaties om van daaruit organisch uit te groeien en andere opleidingen te betrekken. De Commissie wil bevorderen dat scholen in het UNESCO-scholennetwerk relaties leggen met scholen in de herkomstlanden van (een deel van) het leerlingenbestand, zoals Marokko, Turkije, landen in Oost-Europa, Afrika of elders. Door het (digitaal) delen van lesmateriaal en ervaringen door docenten en leerlingen kan het intercultureel leren een extra dimensie krijgen. In dat kader zal de Commissie ook contacten leggen met scholen in de Caribische delen van het Koninkrijk om na te gaan of van die kant behoefte bestaat aan het intensiveren van contacten en het uitwisselen van ervaringen. Om de kwaliteit te borgen en de scholen effectiever en efficiënter van elkaar te laten leren, bevordert de Commissie het gebruik van het kwaliteitskader en het systeem van collegiale visitaties in alle schooltypes.
4
Het lukt steeds beter om UNESCO schoolbreed in de hoofden van personeel en leerlingen te krijgen, zo rapporteren de scholen. Echter, de scholen geven aan daarbij inhoudelijke ondersteuning door de Commissie goed te kunnen gebruiken. Daartoe onderneemt de Commissie een aantal activiteiten: • Ze organiseert voor de scholen een lezingenreeks die aansluit bij de vier thema’s (vrede en mensenrechten, wereldburgerschap, intercultureel leren en duurzame ontwikkeling) om bij docenten, coördinatoren en schoolleiders de kennisbasis over UNESCO en haar thema’s te verbreden (en daarmee de inbedding op de scholen te vergroten). • Ze zal het bereik van de UNESCO-scholennieuwsbrief, de jaarlijkse scholendag en de scholenwebsite vergroten, want deze middelen staan centraal in het delen van good practices. • Ze stimuleert de scholen om de collectie digitale lesmaterialen in Wikiwijs verder uit te breiden. • Ze ontwikkelt in samenwerking met de Nuffic en het Europees Platform een online module die coördinatoren beter in staat stelt het UNESCO-profiel inhoud te geven en uit te dragen. In deze module vinden coördinatoren praktische informatie over bijvoorbeeld de aanmeldingsprocedure en jaarverslagen, maar ook voorbeelden hoe andere scholen omgaan met de vier UNESCO-thema’s. De in 2013 ontwikkelde Nederlandse vertaling en bewerking van World Heritage in Young Hands is enthousiast ontvangen. De Surinaamse overheid toont interesse in (her)gebruik van het bewerkte pakket, en in het starten van een scholennetwerk aldaar. De Commissie zal onderzoeken of ze ook voor andere UNESCO-onderwerpen, zoals immaterieel erfgoed of burgerschap, lesmodules kan (laten) ontwikkelen bijvoorbeeld in samenwerking met de koepel van jongerenorganisaties NJR, die op het terrein van immaterieel erfgoed al langer actief is De samenwerking met The European International Model United Nations (TEIMUN) zal in 2014 worden voortgezet. Dit jaar zal de gesimuleerde UNESCO-council onder meer in het teken staan van het thema onderwijs. Beoogde resultaten Om de kwaliteit van het netwerk verder te bevorderen: • per schooljaar 3 visitaties VO, 2 MBO en 1 HBO; • ieder kwartaal een lezing over relevante thema’s; • online coördinatiemodule voor scholen opgeleverd voorjaar 2014; Om de zichtbaarheid van het netwerk en daarmee UNESCO te vergroten: • groei van het aantal scholen naar 30-35 scholen; • minimaal eens per twee maanden een nieuwsbrief UNESCO-scholen; • aantal ontvangers nieuwsbrief stijgt naar ca 175; • jaarlijkse scholendag met ten minste 75 deelnemers; • Surinaamse versie World Heritage in Young Hands; • een of meerdere lespakketten over UNESCO-onderwerpen; • samenwerkingsrelaties tussen scholen in het UNESCO-netwerk in Nederland en in (herkomst)landen van leerlingen.
Capaciteitsopbouw voor curriculumontwikkeling De Commissie is op basis van het werkprogramma 2012-2013 een onderzoek gestart dat zich richt op versterking van de professionele capaciteit voor curriculumontwikkeling, om een bijdrage te leveren aan de inhoudelijke kwaliteit van onderwijs en aan duurzame interventies op dit gebied.
5
Ze voert het onderzoek uit in samenwerking met de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO); tevens wordt aansluiting gezocht bij activiteiten van het International Bureau of Education (IBE) en het International Institute for Educational Planning (IIEP). In gesprekken met diverse partners (UNESCO, NGO's) bleek dat er behoefte bestaat aan een denkkader dat curriculumontwikkelaars wereldwijd richting verschaft. Vragen daarbinnen zijn: Hoe kun je ervoor zorgen dat er voldoende hoogwaardige capaciteit beschikbaar is voor curriculumontwikkeling op diverse systeemniveaus binnen een land (dus zowel op centraal beleidsniveau als op lokale praktijkniveaus)? Hoe is te bewerkstelligen dat die capaciteit en de opgeleverde curriculumproducten duurzaam zijn? Welke ontwerpprincipes zijn van belang en hoe contextafhankelijk zijn die? Is het mogelijk om een aantal principes te formuleren dat overal ter wereld ingezet kan worden? Op basis van de eerste fase van het onderzoek (’12-’13) is een aantal ontwerpprincipes geformuleerd. Deze komen voort uit literatuurstudie en uit gesprekken met experts van diverse organisaties in het internationale veld. De tweede fase van het onderzoek bestaat uit het valideren van deze ontwerpprincipes door ze aan een bredere groep van experts voor te leggen en ze bovendien te toetsen in een aantal praktische casus in uiteenlopende contexten. De derde fase omvat het delen van de bevindingen. In overleg met IBE, IIEP en VSO zoekt de Commissie geschikte casussen om het kader te valideren. Beoogde resultaten • een verzameling gevalideerde ontwerpprincipes voor duurzame curriculaire capaciteitsversterking; • presentaties tijdens internationale onderwijsonderzoeksconferenties; • presentaties/workshops over de opbrengsten voor relevante, (inter)nationale organisaties in beleid en praktijk van curriculumontwikkeling; • publicaties in wetenschappelijke tijdschriften; • publicaties voor een breder publiek via unesco.nl en onderwijstijdschriften; • gerichte kennisdeling over de onderzoeksopbrengsten binnen de UNESCO-organisatie.
UNESCO en onderwijs in de post-2015 agenda Wereldwijd staan de post-2015-prioriteiten hoog op de agenda. UNESCO is in diverse overlegorganen vertegenwoordigd voor de thema’s die binnen haar mandaat vallen. Binnen het onderwijsdomein is overeenstemming over de belangrijkste prioriteit: het organiseren van kwalitatief hoogwaardig onderwijs voor iedereen (Equitable Quality Education and Lifelong Learning for All). Hierbij is een gezamenlijk optreden van de belangrijkste spelers in het veld (UNESCO, UNICEF, UNDP, UNwomen, Wereldbank, Global Partnership for Education (GPE), speciaal VN-gezant Gordon Brown) essentieel. De meerwaarde van UNESCO ligt vooral in haar holistische, op waarden gebaseerde visie op onderwijs en in haar mondiale rol in inhoudelijke (beleids)advisering, normstelling, capaciteitsopbouw en het delen van kennis (clearing-house). Met het toetreden tot de Uitvoerende Raad zal ook Nederland input moeten leveren voor de bijdrage van UNESCO aan de post-2015 onderwijsagenda. Als lid van de Uitvoerende Raad kan het de focus op deze sterke kanten van de organisatie benadrukken. De Nationale Commissie kan daaraan een inhoudelijke bijdrage leveren door expertise in het veld te verbinden met het werk van UNESCO.
6
De Commissie werkt daarom mee aan de voorbereiding van een op kwaliteit en relevantie gerichte onderwijsagenda met een inhoudelijke visie op het onderwijs voor de 21e eeuw. Zij brengt haar advies daarover uit in de vorm van een policy brief, naar Brits voorbeeld (zie http://www.unesco.org.uk/policy_briefs), op basis van de input van vooraanstaande experts. In dit document worden de UNESCO-ideeën voor de post-2015 agenda concreter uitgewerkt. Concepten en principes zullen worden verhelderd vanuit beleidsperspectief: wat betekent Equitable Quality Education and Lifelong Learning for All (en de concepten daarachter); binnen welke kaders valt dat, hoe zijn diverse perspectieven (kennisontwikkeling, vorming, maatschappelijke voorbereiding, persoonlijke ontwikkeling) te combineren, waarom past zo'n visie bij UNESCO, welke goede voorbeelden zijn er te vinden, wat heb je nodig om dit te realiseren, welke succes- en faalfactoren doemen op, en welke (universele) vragen kun je bij deze ambities stellen? Belangrijk is om hierbij de verbinding te zoeken: het document kan de inhoudelijke discussie in verschillende landen en fora stimuleren, en kan helpen bij het scherp formuleren van verdere vragen en antwoorden. SLO en de Commissie bereiden de policy brief gezamenlijk voor, waarna diverse experts hun licht erover kunnen laten schijnen. Vóór de zomer van 2014 is de policy brief gereed, zodat deze als input kan dienen voor Nederland in de Uitvoerende Raad en voor andere landen in aanloop naar de Algemene Vergadering van de VN in het najaar van 2014, waar de belangrijkste discussies voor de post- 2015 agenda zullen worden gevoerd. De definitieve vaststelling van de agenda vindt plaats in het najaar van 2015. Beoogde resultaten • voorbereidend paper begin 2014, inclusief consultatie van experts en stakeholders; • expertmeeting voorjaar 2014, teneinde discussie en interactie te stimuleren; • publicatie policy brief juni 2014, waarna introductie in het internationale UNESCO-circuit.
7
WETENSCHAP Tot dit domein behoren zowel de Natuurwetenschappen als de Sociale Wetenschappen. Binnen het thema wetenschap ziet UNESCO het als haar belangrijkste rol de science-policy-society interface te creëren en ondersteunen: de schakel tussen wetenschappelijke kennisontwikkeling en innovatie enerzijds en bestuur en beleid anderzijds. Voor de komende periode zijn door de Algemene Conferentie van UNESCO de Strategische doelstellingen voor wetenschap geformuleerd als (i) Strengthening science, technology and innovation systems and policies – nationally, regionally and globally, (ii) Promoting international scientific cooperation on critical challenges to sustainable development en (iii) Supporting inclusive social development, fostering intercultural dialogue for the rapprochement of cultures and promoting ethical principles. In de bijbehorende wetenschappelijke programma’s benadert UNESCO zo complexe vraagstukken rond duurzame ontwikkeling, waarbij met inzichten vanuit verschillende disciplines interactief wordt samengewerkt met maatschappelijke partners. Het International Hydrological Programme (IHP), de Intergovernmental Oceanographic Commission (IOC) en het Man and Biosphere Programma (MAB) zijn de belangrijkste voorbeelden van zulke programma’s. Verder ondersteunt UNESCO het International Geoparks Network. I.
Duurzame ontwikkeling als overkoepelend thema
UNESCO’s activiteiten in het wetenschapsdomein beogen bij te dragen aan nieuwe kennis, processen en samenwerkingsvormen die maatschappelijke ontwikkelingen op een duurzame wijze mogelijk maken. Dat vraagt om een transitieproces waarin innovatie op het gebied van producten, processen, instituties en manieren van werken cruciaal zijn. En het vraagt om grensoverschrijdend samenwerken: tussen disciplines, landen, regio’s, economische sectoren en tussen publiek, privaat en civil society. Met die inzet is UNESCO nauw betrokken bij het opstellen van de Sustainable Development Goals (SDGs) die samen met de nog onvoltooide Millennium Development Goals de post-2015 ontwikkelingsagenda van de VN vormen. Voor Nederland is water een belangrijk inhoudelijk speerpunt binnen het wetenschapsmandaat van UNESCO. Het is een van de sleutelthema’s van het Nederlandse innovatiebeleid en Nederland levert een bijdrage aan de totstandkoming en verwezenlijking van de post-2015 Sustainable Development Goals op watergebied. Aanwezigheid van Nederland in de watergremia wordt van strategisch belang gevonden vanwege de rol die ons land internationaal wil spelen als land met een sterke watersector die waar ook ter wereld ingezet kan worden. Ook het veld heeft belang bij het gebruiken en voeden van UNESCO als unieke netwerkorganisatie, die wereldwijd wetenschappers en beleidsmakers met elkaar in verbinding brengt en daardoor bijdraagt aan beter geïnformeerde beleidsontwikkeling en aan zowel wetenschappelijk als politiek relevante wetenschappelijke ontwikkelingen. Verder wil de Nederlandse overheid kansen benutten op het gebied van waterdiplomatie en wateronderwijs. Ook de Nationale UNESCO Commissie heeft zich in de afgelopen jaren in de context van klimaatverandering en andere Global Challenges vooral geconcentreerd op het thema water, vanuit het perspectief van een interdisciplinaire benadering en verbinding tussen wetenschap en praktijk. In overeenstemming met de hoofdlijnen van het nieuwe meerjarenprogramma van UNESCO - sustainable peace for sustainable development – en het internationale streven om de VNorganisaties nauwer te laten samenwerking ('acting as one UN') verbreedt zij in 2014-2015 het perspectief naar duurzame ontwikkeling als overkoepelend thema. Dit thema vult zij in met de volgende onderwerpen.
8
-
Man and Biosphere Programme (MAB) informatieworkshop
In dit programma staat de interactie tussen de mens en zijn natuurlijke omgeving centraal. In interdisciplinaire onderzoeksnetwerken, geclusterd in zes thematische deelprogramma’s rond specifieke ecosystemen, wordt onderzoek gedaan en gestimuleerd naar innovatieve methoden om natuurbehoud en de bescherming van biodiversiteit te verenigen met sociale en economische ontwikkeling. Veel UNESCO-lidstaten zijn actief betrokken bij het programma. MAB omvat naast de thematische netwerken voor kennisdeling, onderzoek en monitoring een mondiaal netwerk van 621 biosfeerreservaten in 117 landen. In deze gebieden staat de interactie tussen mens en natuur centraal. Zij functioneren als ‘learning sites for sustainable development’, waar onderzoekers duurzame manieren testen om deze gebieden te ontwikkelen in samenspraak met alle belanghebbenden: overheden, bewoners, bedrijven, scholen, kennisinstellingen, ngo’s. Door het vertalen van de principes van duurzame ontwikkeling naar een lokale context legt het MABprogramma de verbinding tussen wetenschap, maatschappij en beleid. In Nederland is tot nu toe de MAB-status alleen toegekend (in 1986) aan het Waddengebied. In 2014 organiseert de Nationale UNESCO Commissie een workshop over dit programma, met als doel beheerorganisaties van natuurgebieden, provincies en ministeries inzicht te geven in de meerwaarde die de status van UNESCO-biosfeerreservaat een gebied kan opleveren. Dit wordt toegelicht met concrete voorbeelden uit omringende landen (Duitsland en Zweden). Beoogde resultaten • Aanbevelingen over hoe de status van UNESCO-biosfeerreservaat zich kan verhouden tot het Nederlandse natuurbeleid; • Samen met een of twee Nederlandse natuurgebieden onderzoeken of een aanvraag om de MAB-status te verkrijgen tot de mogelijkheden behoort; • Oprichten van een nationaal MAB-Comité als blijkt dat er voldoende interesse en draagvlak is voor een intensivering van de Nederlandse deelname aan MAB. -
Deltagebieden
Deltagebieden staan in de wisselwerking tussen de mens en zijn ecologische omgeving steeds meer in de belangstelling vanwege de sterke toename van zowel de bevolkingsdruk als de economische bedrijvigheid. De vraagstukken waarmee delta’s te maken hebben vereisen onder meer een combinatie van inzichten op het gebied van zoetwater- en zoutwaterbeheer. Naast het MAB-programma zijn daarom ook de twee belangrijke waterprogramma’s van UNESCO in deze context van belang. In Nederland is veel kennis over delta’s aanwezig, zowel wetenschappelijk als in de vertaalslag naar de praktijk. Deze kennis wordt ook internationaal uitgedragen. Tegelijkertijd is er behoefte aan reflectie op de huidige aanpak. In het kader van het MAB-programma zal de Commissie daarom in samenwerking met het UNESCO-IHE in een eerste bijeenkomst met name Nederlandse experts bij elkaar brengen om te reflecteren op de problematiek van het gevoerde delta beleid: wat zijn de succes- en faalfactoren als het gaat om de aanpak van deltavraagstukken? Op basis daarvan zal de vraagstelling worden aangescherpt voor een tweede reflectiebijeenkomst met internationale deskundigen uit verschillende delen van de wereld. Daarbij zullen ook nationale UNESCO Commissies uit omringende landen worden betrokken. Deze tweede bijeenkomst wordt zo mogelijk
9
georganiseerd in de marge van de internationale deltaconferentie in Rotterdam in september 2014. Daarnaast zal de Commissie de mogelijkheden onderzoeken voor het instellen van een Nederlandse UNESCO leerstoel Deltagebieden en voor nauwere samenwerking met relevante categorie 2-instituten op dit gebied, zoals het International Centre on Coastal Ecohydrology (ICCE) en het Stockholm International Water Institute (SIWI). Beoogde resultaten
•
Expertmeeting met Nederlandse deskundigen over deltaproblematiek (april 2014) Internationale reflectiemeeting over deltavraagstukken in het kader van interactie mensnatuurlijke omgeving (september 2014) Instelling van een Nederlandse UNESCO-leerstoel Deltagebieden (2014-2015).
-
Samenwerking met de Cariben
• •
Als derde onderdeel binnen dit domein zal de Commissie samen met het IHE nagaan op welke manier de samenwerking met het Caribbean Netherlands Science Institute (CNSI) op St. Eustatius kan worden versterkt voor de aanpak van waterproblemen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ook de SIDS-activiteiten van het The Hague Institute for Global Justice zullen daarbij worden betrokken. Beoogde resultaten •
Samenwerking met het CNSI ter bevordering van aanpak zoet- en zoutwaterproblemen in de Cariben
- Geoparken Het Global Geoparks Network (GGN) heeft als doel om gebieden met geologisch erfgoed van internationale betekenis, zeldzaamheid of schoonheid te beschermen en de daarbij behorende cultuurhistorische geschiedenis en natuur onder de aandacht te brengen. De parken dienen duurzame economische ontwikkeling te ondersteunen, onder meer op het gebied van toerisme. In 2013 werd de eerste Nederlandse aanvraag – de Hondsrug – goedgekeurd door het Global Geoparks Network. Om de verschillende Geopark-initiatieven en activiteiten op nationaal niveau te coördineren wordt er een Nationaal Geopark Forum opgezet. De Commissie zal hierin participeren. Dit heeft als doel de coördinatie van Geopark- initiatieven en - activiteiten zowel op nationaal niveau als met andere Geoparken binnen het Global Geoparks Network te bevorderen. Beoogd resultaat • De totstandkoming van een nationaal overlegorgaan rondom Geoparken - Water en erfgoed In september 2013 heeft de Commissie bijgedragen aan de ICOMOS conferentie ‘Protecting delta’s: Heritage helps!’, die beoogde om in het kader van de gevolgen van klimaatverandering voor laaggelegen delta’s en steden de kennis uit de watersector en de erfgoedsector dichter bij elkaar te brengen. In de uitkomsten van deze conferentie zoals neergelegd in de Amsterdam Statement wordt een duidelijke link gelegd met verschillende UNESCO programma’s op het gebied van Water Governance, disaster risk reduction en erfgoed. De Commissie zal in 2014-2015 participeren in de verdere samenwerking tussen de verschillende partners en UNESCO bij de uitwerking van ‘The statement of Amsterdam’. Daarmee ontstaat zowel een link met het Post-Disaster programma van UNESCO als met de (inter)nationale wateragenda ten behoeve van de post-2015 agenda.
10
II. Sociale cohesie en interculturele dialoog Binnen het wetenschapsdomein van UNESCO is Major Programme III gericht op het inzetten van onderzoeksresultaten uit de sociale wetenschappen en humaniora voor het bevorderen van sociale cohesie en interculturele dialoog. Dat is wereldwijd een onderwerp van grote actualiteit, zowel waar het de relaties tussen delen van de wereld betreft, bijvoorbeeld tussen het MiddenOosten en Europa, als waar het gaat om de spanningen binnen maatschappijen. Het is belangrijk dat bestuurlijke en beleidsmatige inzichten worden verdiept in interactie met inzichten uit de sociale wetenschappen en humaniora. In het kader van de doelstelling Building inclusive knowledge societies zal de Commissie zich in de komende jaren daarbij concentreren op de rol van cultuur en geschiedenis in identiteitsvorming en het bevorderen van een inclusieve samenleving op basis van menselijke waardigheid. De manier waarop historisch erfgoed – materieel en immaterieel – wordt bewaard en geïnterpreteerd, speelt immers vaak een belangrijke rol in de definitie van identiteiten en in sociale en politieke conflicten. Inzicht in deze rol is onmisbaar voor beleid dat conflict en uitsluiting wil voorkomen en sociale cohesie bevorderen. Het versterkt daarnaast ook de aandacht voor het belang van bescherming van erfgoed dat bedreigd wordt door menselijk handelen. Met het project Evidence-based heritage policies for inclusive societies wil de Commissie een dubbele verbinding leggen: tussen (sociale) wetenschappen en beleid, en tussen Major Programme III (Social Sciences & Humanities) en Major Programme IV (Cultuur). Door internationale state-of-the-art kennis over de rol van erfgoed voor inclusive societies en sociale cohesie bij elkaar te brengen vanuit een mondiaal perspectief, wil zij tot concrete beleidsaanbevelingen komen die van belang zijn voor UNESCO, voor Europa en voor Nederland. Het project wordt toegespitst op twee regio’s: de Caraïben en de Zuidoostelijke Balkan. In de Caraïben wordt de achtergrond van historisch erfgoed gevormd door een geschiedenis van kolonialisme, imperialisme en slavernij, en speelt door het ontbreken van geschreven bronnen archeologie een belangrijke rol. De regio wordt geconfronteerd met gedeelde problemen bij de bescherming van erfgoed – zowel natuurrampen als menselijk handelen – maar heeft door de geopolitieke diversiteit (politiek-bestuurlijke invloed van Frankrijk, Engeland, Spanje, Nederland) een versnipperde wetgeving en gebrek aan capaciteit voor effectieve implementatie. De Zuidoostelijke Balkan heeft een lang gemeenschappelijk verleden dat bij de vorming van nationale staten is opgeknipt en daarna geherinterpreteerd in termen van uitsluiting in plaats van gezamenlijkheid. De recente wens in verschillende Balkanlanden om in UNESCO-context het erfgoed in de regio weer te beschouwen in de context van het gedeelde verleden is een goed aanknopingspunt. Beide gebieden zijn ook voor de Europese Unie relevant. Beoogde resultaten • Expertmeeting van wetenschappers en andere deskundigen over state-of-the-art inzichten vanuit de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen en de daaruit voortvloeiende vraagstelling voor de vervolgmeeting (voorjaar 2014) •
Op basis van de uitkomsten van de eerste bijeenkomst: expertmeeting van internationale experts en beleidsmakers (najaar 2014) met het doel te komen tot: Evidence-based heritage
11
policies for inclusive societies: adviezen en aanbevelingen gericht op UNESCO, Europese Unie en Nederland (2015)
III. Samenwerkingsverbanden - UNESCO Leerstoelen Nederland kent momenteel vijf UNESCO-leerstoelen aan vier universiteiten. Zij hebben ieder hun eigen internationale thematische netwerk en samenwerkingsverbanden, maar worden ook zoveel mogelijk betrokken bij de activiteiten van de Nationale Commissie. In de komende periode zal de Commissie met verschillende activiteiten de bekendheid van het werk van deze leerstoelen stimuleren. Daarnaast streeft zij naar de instelling van een UNESCO-leerstoel Deltagebieden en – in goed overleg met het ministerie van OCW - een UNESCO-leerstoel Cultureel erfgoed. - L’Oréal-UNESCO for Women in Science Programma Vanwege de achterstand die vrouwen nog altijd hebben in de wetenschap heeft de Nationale Commissie zich in de periode 2012-2013 ingezet voor de ontwikkeling van het L’Oréal-UNESCO for Women in Science’-Programma in Nederland. Dat heeft geleid tot de totstandkoming van het nationale ‘For women in science’-Beurzenprogramma in samenwerking met L’Oréal Nederland, het Netherlands Institute for Advanced Study (NIAS) en het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH). Drie vrouwelijke wetenschappers hebben inmiddels een beurs ontvangen. In de periode 2014-2015 zal de Commissie de samenwerking met bovengenoemde partners voortzetten. De uitreiking van de beurzen vindt plaats tijdens het World Science Festival Amsterdam In 2012 won een Nederlandse vrouwelijke wetenschapper ook een van de vijftien Internationale Fellowships. Net als in de afgelopen jaren zal de Nationale Commissie in nauwe samenwerking met de KNAW, FOM (Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie) en LNVH ook in de komende jaren uitmuntende vrouwelijke wetenschappers voordragen voor de internationale L’Oréal-UNESCO award en -fellowships. Beoogde resultaten • Het bevorderen van de loopbaanontwikkeling van vrouwelijk toptalent door het bieden van extra onderzoeksmogelijkheden; • Het stimuleren van de aandacht voor talentvolle jonge vrouwelijke wetenschappers door effectieve media-aandacht voor de laureaten en het FWIS-programma in het algemeen.
12
CULTUUR Vanaf haar oprichting heeft UNESCO het belang van de rol van cultuur benadrukt in het scheppen van voorwaarden voor vrede. Het gaat daarbij zowel om materiële cultuurgoederen waaraan wij waarde hechten als om uitingen, tradities en gebruiken die mensen ervaren als deel van hun (gezamenlijke) identiteit, hun een sense of belonging geven. Die identiteitsbepalende rol van cultuur levert een belangrijke bijdrage aan het bevorderen van sociale cohesie en duurzame conflictpreventie, maar kan in sommige gevallen ook worden misbruikt en leiden tot uitsluiting en juist het aanjagen van conflict. UNESCO benadrukt daarom zowel de bescherming van materieel erfgoed, als ook het belang van culturele uitwisseling en interculturele dialoog. Om daarover internationaal bindende normatieve afspraken tussen lidstaten mogelijk te maken, heeft zij een aantal Conventies aangenomen. Deze hebben tot doel om cultuur en culturele diversiteit, in al hun verschillende uitingsvormen, wereldwijd te beschermen en te bevorderen, voor zowel huidige als toekomstige generaties. Daarnaast benadrukt UNESCO steeds vaker de belangrijke rol die cultuur en creativiteit spelen in de bevordering van duurzame sociale en economische ontwikkeling. De organisatie streeft er daarom naar ook cultuur een zichtbare plek te geven op de post-2015 agenda van de VN. Zij weet zich daarbij gesteund door de Economische en Sociale Raad van de VN, die het onderwerp in 2013 agendeerde. De Nederlandse overheid geeft, net als de andere UNESCO-lidstaten, binnen het domein Cultuur prioriteit aan de implementatie van de zes internationale Cultuurconventies 1 van UNESCO. Ook de Nationale UNESCO Commissie richt zich binnen het cultuurdomein van UNESCO vooral op de Cultuurconventies en Erfgoed in crisis- en conflictgebieden (als onderdeel van het PCPD-thema). Zij onderscheidt daarbij drie taken: I. Advisering en bewustmaking De Commissie adviseert de Nederlandse overheid en (inter)nationale organisaties over de ratificatie en implementatie van de Cultuurconventies en draagt vanuit haar netwerkfunctie bij aan het realiseren van de doelstellingen van de UNESCO-Cultuurverdragen. Naast de bescherming en bevordering van cultuur hebben de conventies ook tot doel om op deze terreinen de samenwerking en kennisuitwisseling tussen staten te bevorderen. De Commissie stemt haar werkzaamheden voortdurend af op actuele ontwikkelingen rond de Conventies en legt daarbij de nadruk op het versterken van de internationale samenwerking. De Commissie organiseert activiteiten die gericht zijn op bewustwording bij beleidsmakers, bewindspersonen en leden van het parlement met als doel ratificatie en effectieve implementatie van de Cultuurconventies te bevorderen. Om deze taak te kunnen uitvoeren volgt de Commissie de internationale ontwikkelingen rond deze Conventies op de voet. Zij kan op relatief korte termijn en in samenspraak met experts uit het culturele veld, advies uitbrengen aan de
1
UNESCO Cultuurconventies: •
• • • • •
1954 Conventie (en 2e protocol uit 1999) inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict 1970 Conventie ter bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen 1972 Werelderfgoedverdrag 2001 Conventie ter Bescherming van Cultureel erfgoed onderwater 2003 Immaterieel erfgoed Verdrag 2005 Conventie ter Bescherming en bevordering van diversiteit van cultuuruitingen
13
Nederlandse overheid of andere betrokken instanties, en activiteiten organiseren om de doelstellingen van de Conventies onder de aandacht te brengen. Daarnaast is de Commissie betrokken bij monitoring van de Conventies en bij de rapportages over de werking van de Verdragen die Nederland bij UNESCO moet indienen. Conventie 1954: erfgoed tijdens gewapend conflict (Haags verdrag) Nederland kent een nauwe verbondenheid met het Verdrag omtrent de bescherming van cultureel erfgoed in tijden van een gewapend conflict, beter bekend als het Haagse Verdrag. Ook de Commissie heeft de bescherming van cultureel erfgoed in conflictsituaties hoog op de agenda staan. Het Haagse Verdrag uit 1954 bestaat in 2014 zestig jaar. Daarom zal de Commissie dit Verdrag in 2014 extra onder de aandacht brengen. Het onderwerp is zeer actueel, gezien de huidige situatie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De Commissie bereidt met verschillende partners (waaronder Blue Shield, de Bibliotheek van het Vredespaleis, de Vlaamse UNESCO Commissie en de gemeente Den Haag) een internationale fototentoonstelling in Den Haag voor over erfgoed in conflictsituaties (zie ook Thema Post-conflict Post-disaster). Conventie 1970: illegale handel De 1970 Conventie tegen illegale handel in cultuurgoederen staat nationaal en internationaal steeds meer in de schijnwerpers. Hoewel de Conventie al jaren van kracht is, is er pas recent aandacht gekomen voor het formuleren van praktische richtlijnen en het maken van concrete afspraken om illegale handel tegen te gaan. In samenspraak met de Erfgoedinspectie en het ministerie van OCW stelt de Commissie een projectgroep in, waar instanties en personen voor worden uitgenodigd die betrokken zijn bij de implementatie in Nederland. Om bij relevante doelgroepen de bewustwording rond juridische en ethische vraagstukken betreffende illegale handel te versterken, zal de Commissie een discussiebijeenkomst met studenten van onder meer Rechten- en Archeologiefaculteiten, de kunsthandel en erfgoedprofessionals organiseren. Daarbij is aandacht voor de samenhang met andere verdragen, zoals die van UNIDROIT, en de ervaring en expertise uit zogeheten ‘bronlanden’. Conventie 1972: Werelderfgoed De Commissie is sinds 2012 nauw betrokken bij de verbetering van de implementatie van de Werelderfgoedconventie. In dat kader neemt ze actief deel aan de Nederlandse delegatie bij het Werelderfgoedcomité en de Projectgroep Werelderfgoed van het Ministerie van OCW. Samen met dit Ministerie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bevordert de Commissie de follow up van de uitgangspunten en acties die zijn uitgewerkt in: - Global Strategy for a representative, balanced and credible World Heritage List; - Future of the World Heritage Convention Outcomes en de implementatie van het Strategic Action Plan; - Outcomes “The World Heritage Convention: Thinking Ahead” (2-3 oktober 2012). Tevens geeft de Commissie een vervolg aan de bijeenkomsten over depolitisering van het Werelderfgoedverdrag in Leuven en Bratislava in samenwerking met andere Europese Nationale UNESCO Commissies. De Nationale Commissie is een van de vijf partners in het Werelderfgoed Podium, gevestigd in De Bazel in Amsterdam, en samen met de RCE/OCW, de Stichting Werelderfgoed, het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) en de gemeente Amsterdam vertegenwoordigd in de stuurgroep. De Commissie is zowel qualitate qua als inhoudelijk betrokken bij de
14
programmering van het Werelderfgoed Podium. Daarbij ligt de focus op de internationale aspecten van het Werelderfgoed Verdrag en het verbeteren van de communicatie over werelderfgoed. Mede naar aanleiding van de ervaringen met de nominatieprocessen van Teylers, Van Nelle en het Plantagesysteem van West Curaçao heeft de RCE een procedure opgesteld voor de overige zeven erfgoederen op de Voorlopige Lijst. Een commissie bestaande uit deskundigen zal een eerste check doen om te bepalen of de nominatie kansrijk is. De Nationale UNESCO Commissie is daarbij betrokken en is gevraagd om vanuit haar netwerk een deskundige voor te dragen. Conventie 2001: cultureel erfgoed onderwater In 2014 onderzoekt de Nederlandse overheid de mogelijkheid om de Conventie ter Bescherming van Cultureel erfgoed onderwater te ratificeren. De verwachting is dat Nederland partij zal worden bij het Verdrag. De Commissie zal de nodige aandacht besteden aan deze – eerder door haar geadviseerde – ratificatie en aan de implementatie ervan. Conventie 2003: immaterieel erfgoed De Nederlandse overheid ontwikkelt een procedure voor het nomineren van de internationale lijst(en) van de 2003 Conventie. De Commissie zal hieraan bijdragen door een analyse te maken van de werking van het Verdrag, kennis uit te wisselen met andere Nationale Commissies en goede internationale voorbeelden te verzamelen. Conventie 2005: diversiteit cultuuruitingen De Nederlandse overheid benut het overleg in UNESCO-verband rond diversiteit van cultuuruitingen vooral om op de hoogte te blijven over wat er internationaal speelt. De Nationale UNESCO Commissie zal gevraagd en ongevraagd adviseren over de verplichtingen die het verdrag stelt aan de lidstaat. Advisering Permanente Vertegenwoordiging van Nederland / UNESCO Secretariaat Nederland is de komende vier jaar lid van de Uitvoerende Raad (UR) van UNESCO en aandacht voor de Cultuurconventies heeft binnen dit lidmaatschap prioriteit. De Commissie zal de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging (PV) hierbij inhoudelijk adviseren. Daarvoor zal ze onder meer gebruik maken van een grootschalige evaluatie en audit die UNESCO in 2013-2014 uitvoert naar de zes Cultuurconventies. De uitkomsten hiervan moeten helpen om de Conventies effectiever te maken en meer synergie te creëren tussen de verdragen. De Commissie zal deze uitkomsten delen met betrokken beleidsmedewerkers en NGO’s die een rol hebben bij de implementatie van de Cultuurconventies in Nederland. Een voorbeeld: hoewel de complete rapportage pas tijdens de 194e Uitvoerende Raad (voorjaar 2014) wordt gepresenteerd, zijn de conclusies en aanbevelingen met betrekking tot de Conventie Immaterieel Erfgoed al beschikbaar. Daaruit blijkt dat zowel lidstaten, Nationale Commissies als NGO’s veel waarde hechten aan dit internationale normatieve instrument. Zo heeft de Conventie onder meer geleid tot een belangrijke versterking van de aandacht voor de immateriële aspecten van cultuur, naast de materiële. Anderzijds blijkt dat de lidstaten de Representatieve lijst onevenredig veel aandacht geven ten opzichte van de Urgente lijst en het ‘Best Practices’programma. Ook de organisatorische en inhoudelijke samenhang met de andere Conventies zou moeten worden versterkt. Zo zou er meer gebruik gemaakt kunnen worden van elkaars kennis op het gebied van: het betrekken van lokale gemeenschappen bij de bescherming van erfgoed, de
15
inzet van adviesorganen, het aangaan van publiek-private partnerschappen en maatregelen ten behoeve van (duurzaam) toerisme. Daarnaast zal de Commissie een bijdrage leveren aan de discussies rondom de ontwikkeling van een nieuw normatief instrument voor musea en collecties. Beoogde resultaten Advisering en bewustwording: - fototentoonstelling erfgoed in conflict, Den Haag (medio 2014); - versterking kennis en bewustwording van juridische en ethische vraagstukken rondom illegale handel door het organiseren van discussiebijeenkomst (eind 2014); - informatie over internationale aspecten Werelderfgoed via Werelderfgoed Podium (doorlopend); - bijdragen aan depolitisering Werelderfgoed-conventie via inbreng in de geëigende gremia (doorlopend); - bijeenkomst analyse van werking Conventie Immaterieel erfgoed, ten behoeve van opstellen procedure internationaal nomineren (medio 2014); - bijdrage aan de implementatie van de Cultuurconventies (doorlopend); - advies over de evaluatie en audit aan de Permanent Vertegenwoordiger voor de 194e Uitvoerende Raad (voorjaar 2014); - informatieve bijeenkomst voor betrokken beleidsmedewerkers en NGO’s (najaar 2014). II. Afstemming tussen de verschillende Conventies Voor de bescherming van erfgoed in conflictgebieden spelen meerdere UNESCO-Conventies een rol. De maatregelen uit de conventies (1954 en haar 2e protocol, 1970, 1972 en 2003) moeten goed op elkaar aansluiten om snel te kunnen handelen om cultureel erfgoed effectieve bescherming te kunnen bieden. De activiteiten die de Commissie hiervoor onderneemt maken ook onderdeel uit van het thema PCPD (zie aldaar). Vanuit het 1954-Comité is het initiatief genomen om meer samenhang te creëren tussen de 1954Conventie en het Werelderfgoedverdrag. De link tussen de Enhanced Protected-status en de Gevarenlijst wordt nu in de Operational Guidelines van de twee verdragen concreet uitgewerkt. Ook de Cultuursector van het UNESCO-Secretariaat maakt zich sterk voor meer synergie tussen de verschillende cultuurvelden. Lidstaten zijn nog terughoudend in het aanpassen van juridische verdragen. Inhoudelijke synergie is niet altijd evident. De Nationale UNESCO Commissie wil samen met onder meer de Vlaamse, Duitse en wellicht de Britse Commissie onderzoeken of er meer samenhang mogelijk is tussen de Operational Guidelines van de verschillende conventies. De Nationale UNESCO Commissies kunnen vanuit hun netwerkpositie tussen civil society en overheden de ontwikkeling van concrete richtlijnen helpen bevorderen. Beoogde resultaten: - Onderzoek naar mogelijk inhoudelijke samenhang tussen de Operational Guidelines van de Cultuurconventies; uitkomsten worden gedeeld met Nationale UNESCO Commissies en het UNESCO Secretariaat in Parijs. (medio 2015)
16
III. Versterking netwerk; kennisdeling De Nationale UNESCO Commissie zet zich in om op het gebied van Werelderfgoed en Immaterieel erfgoed haar specifieke netwerken te versterken ten behoeve van capaciteitsopbouw en meer bewustwording. Ook de UNESCO–scholen spelen hierbij een rol. Werelderfgoed In Nederland zijn veel organisaties actief rond het Werelderfgoed: de negen Werelderfgoedsites in het Koninkrijk der Nederlanden, de Stichting Werelderfgoed.nl, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Economische Zaken, de Nationale UNESCO Commissie, provincies, gemeenten en particuliere initiatieven. In het Werelderfgoed Podium, het informatiecentrum over Werelderfgoed in Nederland, wordt de samenwerking tussen de verschillende partijen zichtbaar. De Commissie ziet bij het grote publiek, bij onderwijsinstellingen en ook bij commerciële partijen, met name in de reisbranche, een groeiende belangstelling voor Werelderfgoed en duurzaam toerisme. Zij wil in samenwerking met haar netwerk de kennis bij de betrokken partijen versterken en bewustwording creëren bij het algemene publiek. Beoogde resultaten: - De Commissie geeft in samenwerking met de RCE en de Stichting Werelderfgoed.nl uitleg (indien gewenst training) over de rol van UNESCO alsmede over praktische zaken als logogebruik en dergelijke (doorlopend). - De Commissie participeert samen met de Stichting Werelderfgoed.nl, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en hogschool InHolland (Minor cultuur en toerisme van de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs) in de Vakantiebeurs om vakantiegangers en reisorganisaties bewust te maken van duurzaam toerisme en erfgoed (januari 2014).(Zie verder bij Externe Communicatie). Samenwerking Caribisch gebied De Conventies ter bescherming van Immaterieel erfgoed (2003) en Cultureel erfgoed onderwater (2001) zijn van groot belang voor de Caribische gebiedsdelen binnen het Koninkrijk. Op het gebied van capaciteitsopbouw en bewustwording zijn er vanuit Nederland samenwerkingsprojecten gestart met Curaçao, Aruba, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Nederlandse overheid heeft via UNESCO budget beschikbaar gesteld voor trainingen en workshops met betrekking tot de bescherming van Immaterieel erfgoed. Het UNESCOveldkantoor in de regio en de Nationale UNESCO Commissies van Curaçao, Aruba en Sint Maarten spelen een belangrijke rol bij de uitvoering. Aan de Nederlandse Commissie is gevraagd ook actief te participeren vanwege haar inhoudelijke kennis en netwerk. Zij fungeert als het aanspreekpunt voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Mede naar aanleiding van het advies van de Nationale UNESCO Commissie met betrekking tot de Conventie Cultureel erfgoed onderwater onderzoekt de Nederlandse overheid de stappen voor ratificatie van deze 2001 Conventie. Curaçao, Aruba en Sint Maarten zullen eigenstandig onderzoek doen naar de implicaties van ratificatie en implementatie van het verdrag. Bij dit proces zijn diverse organisaties en experts betrokken. Afstemming en samenwerking tussen de Koninkrijksdelen is essentieel. De Nationale UNESCO Commissies spelen een belangrijke rol bij
17
het bijeenbrengen en delen van kennis, en bij het creëren van bewustwording van het belang van bescherming van cultureel erfgoed onderwater. Beide activiteiten zullen zorgvuldig worden afgestemd met het project Evidence-based heritage policies for inclusive societies (zie hoofdstuk Wetenschap). Beoogde resultaten: - inzet van expertise en van het professionele netwerk als bijdrage aan het capaciteitsprogramma Immaterieel erfgoed in het Caribisch gebied (januari 2014december 2015); - inrichting van een (digitale) overlegstructuur die voor het gehele Koninkrijk als platform kan dienen met betrekking tot capaciteitsopbouw en bewustwording rond de UNESCOCultuurconventies (medio 2015 gereed).
18
COMMUNICATIE & INFORMATIE Inleiding Veel van wat UNESCO tot stand wil brengen op het gebied van cultuur, onderwijs en wetenschap loopt via digitale kanalen, en dat niet alleen in het westen, maar in toenemende mate ook in het mondiale zuiden. Betrouwbare informatie is een belangrijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling in alle landen. De baten van optimale toegang tot informatie zijn universeel, en het probleem om digitale informatie langdurig beschikbaar en interpretabel te houden speelt over de hele wereld. In de voorbereiding van UNESCO’s nieuwe meerjarenprogramma’s is veel aandacht besteed aan een goede interactie tussen de verschillende Major Programs, omdat Open Access, Open Education en digitale duurzaamheid van groot belang zijn voor onderwijs, wetenschap en cultuur. Het Communicatie- en Informatie Programma verkeert echter in een moeilijke positie als gevolg van de financiële problemen waarmee UNESCO te maken heeft. Gezien het belang van de C&Iagenda zullen Nationale Commissies juist daarom een krachtige rol moeten spelen bij de uitvoering van dit onderdeel van UNESCO’s meerjarenplannen. Instemming van en afstemming met het Secretariaat is daarbij essentieel, maar actieve deelname vanuit Parijs of de veldkantoren kan niet altijd worden gegarandeerd.
Vrijheid van meningsuiting en vrije journalistiek Nederland is in de periode 2014-2015 lid van de Intergouvernementele Raad van het International Programme for the Development of Communication (IPDC) en vindt dit programma, het platform dat de meeste UNESCO-activiteiten rond vrijheid van meningsuiting organiseert, bijzonder belangrijk. Er is een duidelijke overlap tussen IPDC en het werk van de door Nederland geïnitieerde Freedom Online Coalition. Tijdens de Algemene Conferentie van 2013 heeft de Minister van OCW de noodzaak van UNESCO’s werk voor de veiligheid van journalisten nogmaals benadrukt. (Zie in dit verband ook thema Post Conflict & Post Disaster). De Commissie deelt het standpunt van de Nederlandse regering en zal actief bijdragen aan de verdere versterking van dit programma. Voor de 29ste Raadsvergadering van het IPDC zal zij samen met experts uit de academische wereld en van relevante NGO’s een advies opstellen voor de Nederlandse inbreng in deze vergadering. Het IPDC Secretariaat heeft de Nederlandse IPDC-werkgroep in 2013 gevraagd om assistentie te verlenen bij het oplossen van enkele juridische vragen waarmee het IPDC worstelt, zoals de definitie van ‘journalist’ in de huidige tijd, waarin zoveel nieuws de wereld via bloggers en andere ongeaccrediteerden bereikt, of de vraag naar de mogelijkheid om de VN-resolutie over de positie van journalisten in oorlogstijd te verbreden naar conflictsituaties die geen ‘oorlog’ zijn in traditionele zin. De IPDC-werkgroep zal zich in samenspraak met het IPDC- Secretariaat en de Nederlandse zetelhouder in de Raad over een of enkele van deze kwesties buigen en indien mogelijk de resultaten voorleggen in bovengenoemde Raadsvergadering . Bij dit werk zullen de resultaten van de Raad van Europa op deze gebieden worden meegenomen. In 2015 zal de Werkgroep zich richten op de vraag hoe dergelijke juridische kwesties in de journalistenopleidingen behandeld worden. Hiervoor zal in 2014 begonnen met het versterken van de Werkgroep.
19
Beoogd resultaat: - Discussiestuk over juridische kwestie(s) (najaar 2014) - Aandacht voor deze kwesties in de opleidingen journalistiek (2015) - Advies aan Nederlandse overheid ten behoeve van 29e raadsvergadering IPDC (najaar 2014) ‘Digital Roadmap’ In vervolg op de UNESCO-conferentie The Memory of the World in the digital age: digitisation and preservation in Vancouver (september 2013) is tijdens een internationale bijeenkomst in Den Haag (december 2013) besloten dat UNESCO in 2014 van start gaat met de ‘Digital Roadmap’, een internationaal platform waar overheden, industrie en bewaarinstellingen – in de brede zin, ook wetenschappelijke datarepositoria omvattend – gezamenlijk zullen werken aan het oplossen van problemen rond digitale duurzaamheid, en daardoor meer inzicht zullen krijgen in de verschillende zienswijzen en belangen die deze stakeholders hebben. De Haagse bijeenkomst werd georganiseerd samen met het UNESCO Secretariaat, IFLA, ICA, Nationaal Archief, het Ministerie van OCW, Stichting DEN, Liber en de Koninklijke Bibliotheek. Dit organiserend comité zal worden uitgebouwd tot een Digital Preservation Board onder de aegis van UNESCO. De uitgangspunten van waaruit de Roadmap verder zal worden ingevuld zijn (a) selectie; (b) verantwoordelijkheid en (c) acties vanuit die (veranderende) verantwoordelijkheden. De Commissie zal in het komende twee jaar de coördinatie van dit platform continuëren. Zij verzorgt het secretariaat van de Digital Roadmap en beheert de door het Ministerie van OCW verleende subsidie. Speciale zorg zal gegeven worden aan het betrokken houden van het UNESCO Secretariaat en het verder mobiliseren van industriepartners. De bijeenkomsten zullen georganiseerd worden in het kader van bestaande mondiale congressen, zoals de vergaderingen van ICA, IFLA of de Research data Alliance (RDA), of tijdens Memory of the World congressen. Voor het identificeren van te behandelen vraagstukken en de oplossing ervan kunnen studieopdrachten worden uitgezet. Het netwerk van meewerkende Nationale UNESCOcommissies zal worden uitgebreid, ook met het oog op de continuïteit na 2015. Ook zal gezocht worden naar mogelijkheden om de problematiek van de bewaarinstellingen te agenderen in de conferenties van de industrie. Beoogd resultaat: - organisatie van het Digital Roadmap project in 2014 en 2015, waarbij de digital roadmap nader wordt gepreciseerd, en in vervolgbijeenkomsten een start wordt gemaakt met het werken aan oplossingen voor een of meer geselecteerde kwesties waarin industrie, bewaarinstellingen en overheden alle drie een rol te vervullen hebben. De deelname vanuit industrie en andere Nationale UNESCO Commissies wordt versterkt. Memory of the World De Commissie heeft in 2012 – 2013 de Nederlandse overheid geadviseerd over de voornemens voor een juridisch instrument voor documentair erfgoed. Op de Algemene Conferentie van 2013 is besloten dat in 2015 een concept instrument gereed moet zijn. De Commissie zal op basis van de eerdere adviezen Nederlandse deelnemers aan expertmeetings ondersteunen en de overheid adviseren wanneer de Aanbeveling in de Uitvoerende Raad besproken wordt.
20
Beoogd resultaat - Inzet van Nederlandse expertise op het gebied van documentair erfgoed om de kwaliteit van de concept- Aanbeveling zo goed mogelijk te maken. Open Access Tijdens de Open Access Regional Consultation in Berlijn (november 2013) die de Commissie organiseerde in samenwerking met het UNESCO- Secretariaat en de Duitse Nationale Commissie, is met verschillende potentiële partners (Open Society Institute, Scholarly Publishing and Academic Resourses Coalition- SPARC, Europese Commissie) de koers van de UNESCOstrategie voor Open Access in de komende periode besproken. De mensenrechtelijke benadering van Open Access is door de Nederlandse UNESCO Commissie succesvol geïntroduceerd. Een belangrijk resultaat was dat UNESCO door relevante organisaties als de Open Society Institute en SPARC nu als een goede partner voor samenwerking gezien wordt. De Commissie zal deze contacten inzetten bij haar ondersteuning van het geplande Open Access project van het Network of African Science Academies (NASAC), in het kader van de samenwerking van NASAC met de KNAW. Doel van dit project is het bewustzijn voor de betekenis van Open Access bij NASAC Academies en partners te versterken en anderzijds om de problemen die Open Access oplevert voor Afrika te agenderen bij de noordelijke landen. In november 2013 heeft de staatssecretaris van OCW zijn beleidsbrief over Open Access aan de Tweede Kamer gestuurd. Deze heeft ook een internationale component, die van belang is voor de activiteiten van de Commissie in de komende periode. UNESCO heeft positief gereageerd op de suggestie van de Nederlandse Commissie om een volgende Berlin Conference on Open Access in Parijs te organiseren. Het UNESCO-Secretariaat en de Max Planck Society zijn hierover in gesprek. Een positieve uitkomst van dit overleg zal uitstekende kansen bieden om de visie van de Commissie op UNESCO’s rol bij Open Access verder uit te dragen. Elementen van die visie zijn de mensenrechtelijke benadering, de noodzaak acht te slaan op de positie van de wetenschap in het mondiale zuiden en de positie van alle wetenschap die niet-exact en niet-Engelstalig is. Nederland kan als lid van de Uitvoerende Raad het belang van het Open Access-dossier bij het UNESCO-Secretariaat en de Lidstaten onder de aandacht brengen. Bovengenoemde visie en de uitgangspunten van de OCW-beleidsbrief zullen daarbij worden betrokken. Daarnaast zal de Commissie in 2014 een bijeenkomst organiseren met onder andere het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek (Nijmegen) en de Foundation for Endangered Languages, om te onderzoeken hoe dit instituut gebruik kan maken van de diensten van UNESCO bij het project om de ISO-codes voor talen te harmoniseren, en hoe het Max Planck Instituut en andere Nederlandse organisaties kunnen helpen bij het in stand houden en uitbreiden van UNESCO’s digitale ‘Atlas for Endangered Languages’. Beoogde resultaten: - Open Access hoger op de agenda van de UNESCO-lidstaten plaatsen door het onderwerp samen met Duitsland te agenderen in de Uitvoerende Raad; - Ondersteunen van de organisatie van de volgende Berlin Conference on Open Access door UNESCO en de Max Planck Society gezamenlijk; - Ondersteuning van de Open Access-bijeenkomst van NASAC en KNAW (2014);
21
-
Expertmeeting rond de Endangered Languages-activiteiten van UNESCO en het Max Planck Instituut in Nijmegen (voorjaar 2014).
22
(POST-)CONFLICT & (POST-)DISASTER UNESCO heeft als een van haar doelstellingen om tijdens en na conflicten en rampen herstel te ondersteunen en te bevorderen in de domeinen onderwijs, wetenschap, cultuur en media. UNESCO is geen humanitaire organisatie, noch een uitvoerende organisatie, maar wel een belangrijke speler in internationale discussies over het optreden van de internationale gemeenschap tijdens en na gewapende conflicten en rampen. Het post-conflict & post-disaster programma (PCPD) krijgt een steeds belangrijker plaats in het werk en de organisatorische structuur van UNESCO. Sinds 2006 besteedt de Nationale UNESCO Commissie aandacht aan dit onderwerp. Na een casestudy over de effecten van samenwerkingsprojecten op het gebied van onderwijs, cultuur en media in Afghanistan werd in de afgelopen jaren de aandacht gericht op de actuele conflicten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en de complexe transitiesituaties in deze regio. De Commissie onderzocht met name de rol die UNESCO kan spelen in dergelijke transitieprocessen. Tijdens een door haar georganiseerde expertbijeenkomst over dit onderwerp eind 2012 stelden nationale en internationale experts en vertegenwoordigers van verschillende UNESCO-regiokantoren lessons learned en aanbevelingen op: de Leiden Recommendation. Een van de belangrijkste conclusies van de bijeenkomst was dat er een grote kloof bestaat tussen de bestaande internationale beleidskaders en de praktijk. Er is behoefte aan praktische instrumenten om werkzaamheden op het gebied van PCPD in ‘het veld’ te ondersteunen, met name op het gebied van cultuur. Ook het belang van UNESCO’s activiteiten op het gebied van onderwijs dient in dit kader benadrukt te worden. Onderwijs speelt een essentiële rol in het herstel van sociale structuren en van toekomstperspectieven voor de bevolking na rampen en conflicten. Van de 132 miljoen kinderen in de wereld die niet naar school gaan, woont een groot deel in gebieden die door oorlog en natuurrampen zijn getroffen. Meer en meer wordt erkend dat onderwijs juist in zulke situaties een houvast geeft dat bijdraagt aan de hervatting van het dagelijks leven en hoop geeft voor de toekomst. Vredesonderwijs en herstel van onderwijssystemen kunnen een terugval in het conflict voorkomen en op langere termijn bijdragen aan sociale cohesie en economisch herstel. Er zijn goede voorbeelden van samenwerking tussen UNESCO en UNICEF op dit terrein. Van belang zijn verder ook de activiteiten van het International Programme for the Development of Communication (IPDC) om de rol van onafhankelijke media en de journalistieke vrijheid te ondersteunen in deze gebieden in transitie (zie ook hoofdstuk C&I). Nederland ondersteunt een aantal daarop gerichte projecten in de regio. Opvolging Leiden Recommendation De afgelopen jaren heeft de Commissie gewerkt aan de ontwikkeling van het theoretisch kader rond cultuur-, onderwijs- en media-interventies in post-conflict-situaties en heeft ze in nationaal en internationaal verband met partijen als ICCROM, het Prins Claus Fonds en Blue Shield samengewerkt. In de komende twee jaar zal de Commissie dit netwerk verder versterken en praktisch gevolg geven aan de aanbevelingen die zijn voortgekomen uit de verschillende expertbijeenkomsten. De Leiden Recommendation biedt daarvoor een concrete leidraad. Een van de belangrijkste aanbevelingen is de ontwikkeling van praktische richtlijnen op het gebied van cultuur voor PCPD-situaties, zoals deze reeds beschikbaar zijn voor onderwijs en media. De Commissie coördineert de ontwikkeling van een toolkit op het gebied van cultureel erfgoed in tijden van gewapend conflict, in samenwerking met onder meer ICCROM en het Prins
23
Claus Fonds, en levert daaraan een inhoudelijke bijdrage door het inzetten van haar netwerk van experts op het gebied van erfgoed in conflict. Indien er extrabudgettaire fondsen worden gevonden, zal een online versie van de toolkit worden ontwikkeld. Daarnaast zal de Commissie inhoudelijke ondersteuning bieden aan training- en capaciteitsopbouw-projecten op het gebied van PCPD. Onder meer zal ze in samenwerking met Nederlandse partnerorganisaties toewerken naar de organisatie van de First-Aid Course for Cultural Heritage in Times of Conflict van ICCROM in Nederland eind 2014. In 2013 hebben reeds voorbereidende gesprekken plaatsgevonden met potentiële partners, zoals het Smithsonian Institute, het Rijksmuseum, de Reinwardt Academie en het LDE Centre for Global Heritage & Development, een samenwerkingsverband van de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam. Bij de coördinatie en implementatie van zowel het nationale als internationale PCPD-beleid ligt de nadruk op het stimuleren van preventieve maatregelen. De Commissie werkt in dit kader ook samen in het Disaster Risk Management programma met ICCROM, de klankbordgroep voor crisiscoördinatie voor erfgoed in gevaar, en partners in binnen- en buitenland. Daartoe behoren zowel onderwijsinstellingen als overheidsdiensten, waaronder de Erfgoedinspectie. Het bevorderen van de synergie tussen de cultuurconventies van UNESCO en een betere afstemming van de verschillende operational guidelines zal ook in de context van PCPD-beleid tot een grotere effectiviteit van de relevante conventies leiden. Ook de relatie tussen onderwijs en cultuur in post-conflict situaties verdient verdere aandacht, met name de rol van vredesonderwijs om terugval in conflict te voorkomen en ontwikkeling in de wederopbouwfase te ondersteunen. In samenwerking met partners zal de Commissie het belang van vredesonderwijs onder de aandacht brengen.
Beoogde resultaten • verbreding en versterking van het internationale netwerk rondom PCPD-activiteiten (doorlopend); • ontwikkeling van een (online) toolkit op het gebied van cultureel erfgoed in PCPD-situaties (2014-2015); • inhoudelijke ondersteuning aan training en capaciteitsopbouwprojecten (vanaf eind 2014); • advies over betere afstemming van operational guidelines van UNESCO’s cultuurconventies, om de synergie tussen deze verdragen te verbeteren (2015). Bewustwording Ook op nationaal niveau is het wenselijk UNESCO’s beleid ten aanzien van herstel bij en na conflicten en rampen duidelijker onder de aandacht te brengen. Onder meer de programmering rond de geplande fototentoonstelling in Den Haag, aanhakend op het 60-jarig bestaan van de Haagse Conventie, is gericht op het vergroten van de publieke bewustwording (zie ook hoofdstuk Cultuur). Verder zal de Commissie de samenwerking met andere (VN-)instellingen in Nederland (UNHCR, UNICEF, Humanity House) vergroten en onderzoeken of het mogelijk is om partner te zijn in de organisatie van een vredesconferentie. Beoogde resultaten • vergroten van de aandacht voor PCPD op nationaal niveau, onder meer door een fototentoonstelling over ‘erfgoed in conflictsituaties’ (medio 2014).
24
• •
inbreng leveren bij de ontwikkeling van de internationale strategie UNESCO op het gebied van PCPD voor de komende jaren (2014); aanbevelingen naar andere Nationale Commissies om de opgebouwde PCPD-expertise te delen, met als doel de betrokkenheid ten aanzien van PCPD van Nationale Commissies te vergroten;
25
EXTERNE COMMUNICATIE Een van de drie kerntaken van de Commissie is het informeren van het Nederlandse publiek over UNESCO en over UNESCO-gerelateerde onderwerpen. Het belangrijkste kanaal voor deze informatie blijft ook in de komende periode de eigen website: www.unesco.nl, alhoewel het belang van sociale media verder toeneemt. Na een volledige vernieuwing van de website en een continu proces van verdere inhoudelijke verbetering, draagt de site van de Commissie steeds meer bij aan de verwezenlijking van de communicatiedoelstellingen. De stormachtige ontwikkeling van sociale media heeft de Commissie in 2011 doen besluiten om op deze platforms actief te gaan participeren. Zowel op Twitter, Facebook als Linkedin is de Commissie actief. Verbetering website Technische ontwikkelingen gaan snel en de Commissie wil de website – zeker gezien de snelle groei van het aantal bezoekers en de groei van de ‘time-on-site’ – up-to-date houden. De Commissie zal daarom in de komende periode verdere verbeteringen aanbrengen. De groei van het aantal volgers op sociale media, zoals Twitter en Facebook, spoort de Commissie verder aan om ook deze media structureel te bedienen bij het informeren van het publiek. Verbeteren bereik Om het netwerk van de Commissie gedetailleerder in kaart te brengen en zo efficiënt en effectief mogelijk te laten functioneren heeft de Commissie eind 2013 een CRM-systeem in gebruik genomen. Dit systeem zal in 2014 verder worden vormgegeven. Vakantiebeurs Om duurzaam toerisme en de zorgvuldige omgang met (kwetsbaar) erfgoed in andere landen te bevorderen heeft de Commissie de coördinatie op zich genomen voor de organisatie van een uitgebreide stand op de Vakantiebeurs, begin 2014. Samen met de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE) en de Stichting Werelderfgoed.nl bemenst de Commissie een grote stand, en organiseert ze sprekers en materiaal. Als geste aan het publiek ontwikkelt ze een kaartspel waarin ze het belang van een duurzame omgang met kwetsbaar Werelderfgoed op een toegankelijke manier onder de aandacht brengt. North Sea Jazz UNESCO heeft jazzmuziek ‘geadopteerd’ vanwege de verbindende en cultuuroverstijgende waarde die deze vorm van muziek vertegenwoordigt. Naast de internationale Jazz-dag heeft de organisatie diverse ambassadeurs uit de jazzwereld. De Commissie onderzoekt de mogelijkheden om op het North Sea Jazz festival in Rotterdam deel te nemen aan het programma en daarbij de UNESCO-ambassadeurs om een bijdrage te vragen. Lezingen De Commissie heeft de ambitie om door de actualiteit ingegeven lezingen over UNESCO-thema’s te organiseren in samenwerking met andere partners. De komende periode onderzoekt ze hiervoor de mogelijkheden. Beoogde resultaten: - Het aantal bezoekers van UNESCO.nl groeit naar gemiddeld 10.000 per maand;
26
-
Het aantal volgers op sociale media groeit door: op Twitter naar 2000; op Facebook naar 1000, op Linkedin naar 500. Groei van het aantal nieuwsbriefabonnees naar 2000 Optimaal bereik van doelgroepen door effectieve inzet CRM-systeem
27
ALGEMEEN Samenwerking in Koninkrijksverband Sinds de staatkundige hervormingen in het Koninkrijk der Nederlanden (oktober 2010) onderhoudt de Nationale Commissie contact met de openbare lichamen Bonaire, Saba en St. Eustatius in de context van de haar bij KB opgedragen rol. Daarnaast streeft zij naar een vruchtbare samenwerking met de UNESCOCommissies van de andere zelfstandige landen binnen het Koninkrijk: Aruba, Curacao en Sint Maarten. In dit werkprogramma is aangegeven bij welke inhoudelijke onderwerpen de Commissie zich inzet om onderzoek, expertise en kennis met elkaar te delen. Ook de samenwerkingsmogelijkheden met en via het nieuwe Caribbean Netherlands Science Institute op St. Eustatius krijgen hierbij aandacht. Samenwerking Nationale UNESCO Commissies in Europa De Nationale Commissie zet zich op verschillende terreinen in om de samenwerking met andere Nationale UNESCO Commissies te intensiveren. Onder meer met de Commissies van Vlaanderen, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn in 2013 reeds verkennende bijeenkomsten georganiseerd waarop de komende tijd zal worden voortgebouwd. Met name de bijeenkomst die de Duitse, Vlaamse en Nederlandse Commissie voor hun Europese collega’s organiseerden in Leuven (mei 2013) heeft een solide basis voor verdere samenwerking gelegd. De conclusie van deze bijeenkomst was dat het Memorandum of Understanding tussen de Europese Gemeenschap en UNESCO (2012) een krachtige impuls is voor een meer gezamenlijke invulling van de schakelfunctie tussen UNESCO en de civil society door de Nationale Commissies. De regionale Open Access bijeenkomst die de Duitse en de Nederlandse Commissie samen organiseerden in november 2013 is een goed voorbeeld van de meerwaarde van deze internationale samenwerking. Het Nederlandse lidmaatschap van de Uitvoerende Raad In het kader van het Nederlandse lidmaatschap van de Uitvoerende Raad zal de Nationale Commissie op basis van haar expertise zo veel mogelijk inhoudelijke ondersteuning leveren. In goede samenwerking met de betrokken ministeries en PV UNESCO zal zij waar gewenst actief participeren in de vergaderingen van de Uitvoerende Raad, met name bij onderwerpen die rechtstreeks verband houden met de werkzaamheden en netwerken van de Commissie. In de aanloop naar de 38e Algemene Vergadering in november 2015 zal de Commissie haar advies aan de regering uitbrengen. Zoals gebruikelijk zal zij daarnaast actief deelnemen aan de delegatie naar deze conferentie. Jongeren De jongerenvertegenwoordigers van de NJR zijn betrokken bij de Commissie. Zij wonen de vergaderingen bij en nemen deel aan enkele themagroepen. Het is de wens van de Commissie en de jongerenvertegenwoordigers de activiteiten in de periode van het voorliggend werkprogramma verder te intensiveren. Daartoe vindt in het
28
voorjaar van 2014 een tweetal bijeenkomsten plaats waarin deze nauwere samenwerking zal worden vormgegeven. De jongeren spelen een belangrijke rol bij de bewustwording bij het jonge publiek over de doelstellingen en activiteiten van UNESCO en zijn van groot belang voor het versterken van het draagvlak onder jongeren. Evaluatie Op grond van het gewijzigde KB Nationale UNESCO Commissie dient de Commissie zorg te dragen voor een evaluatie van haar werkzaamheden en taakvervulling in 2015, uit te voeren door onafhankelijke personen die niet werkzaam zijn voor de Commissie. Aan de hand van door de Minister van OCW vastgestelde randvoorwaarden stelt de Commissie een plan op voor de evaluatie en doet zij een voorstel voor de samenstelling van de evaluatiecommissie.
29