Studium Generale
AFDELINGSPLAN
2013-2017
Inhoudsopgave 1.
Voorwoord
blz 3
2.
Academische vorming
blz 4
3.
Doelstellingen van het Studium Generale
blz 6
4.
Ontwikkelingen
5.
4.1. Strategisch programma UM 2012 – 2016
blz 8
4.2. Studenten en excellentie
blz 9
4.3. Internationalisering en de buitenlandse student
blz 10
4.4. Kennis/As Limburg
blz 11
4.5. Jongeren in Nederland
blz 12
4.6. Nieuwe media
blz 13
4.7. Vergrijzing
blz 14
Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van het SG 5.1. Sterktes
blz 16
5.2. Zwaktes
blz 17
5.3. Kansen
blz 18
5.4. Bedreigingen
blz 19
6.
Strategische doelen
blz 20
7.
Mensen en middelen
blz 22
7.1. Organisatie en cultuur
blz 22
7.2. Human Resource Management
blz 22
7.3. Financiën
blz 24
Tot Slot
blz 25
8.
2
Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
1. Voorwoord Dit afdelingsplan is een afgeleide van de perspectievennota 2013-2017 van het Studium Generale (SG) die door het bureau SG in opdracht van de commissie SG werd opgesteld. Het plan is mede geïnspireerd door het strategische programma van de Universiteit Maastricht (UM) voor 2012-2016, getiteld Inspired by Quality en wordt gekoppeld aan de strategie van het Studenten Service Centrum (SSC) 20122016. Om er voor te zorgen dat het SG van de UM zijn positie als een aantrekkelijke voorziening voor brede academische vorming niet alleen kan blijven vervullen maar ook kan uitbreiden, worden in deze nota de contouren voor het toekomstige beleid geschetst, dit op basis van een aantal ontwikkelingen binnen en buiten de UM die voor het SG van belang zijn. Op basis van die ontwikkelingen volgt een SWOTanalyse. Dit alles leidt tot een aantal strategische doelen. Maar allereerst wordt aangeven binnen welk kader het SG functioneert, namelijk dat van de academische vorming, en worden de doelstellingen van het SG beschreven in relatie tot de missie en de visie van het SSC.
3
Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
2. Academische vorming Regelmatig komt in Nederland de vraag aan de orde in welke mate universitair onderwijs garant staat voor academische vorming en of iemand die aan een universiteit is afgestudeerd ook over een academische attitude beschikt. Deze vraag wordt niet alleen gesteld om het onderscheid tussen universitaire en HBO opleidingen te accentueren, maar ook om het evidente belang van academische vorming aan de orde te stellen. Het begrip academische vorming is moeilijk in een definitie te vangen. Nochtans zijn het laatste decennium door diverse auteurs waardevolle bijdragen geleverd aan de discussie over de wenselijkheid van het (her)introduceren ervan. Zo zijn niet alleen ontwerpers van medische curricula expliciete aandacht gaan besteden aan academische vorming, maar ook bij de drie Nederlandse technische universiteiten werd een sterke behoefte gevoeld academische vorming een plaats te geven binnen hun ingenieursopleidingen. Daarbij gaan ze ervan uit dat academische vorming bedoeld is om een professional op te leiden die reflecteert op wetenschap in het algemeen en op zijn eigen wetenschappelijke discipline in het bijzonder, die ethische en juridische aspecten van zijn wetenschapspraktijk weet te doorgronden, en die doordrongen is van zijn of haar persoonlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheden als academicus. Belangrijk daarbij zijn: -
inzicht in wetenschapsfilosofie, geschiedenis van het denken, cultuurgeschiedenis, wetenschapsleer en kennistheorie. Belangrijke vragen die zich daarbij voordoen zijn: wat is wetenschap? Wat zijn haar methoden van onderzoek? Waarop is het gezag van de wetenschap gebaseerd?
-
inzicht in de geschiedenis van de wetenschap, en specifiek in die van zijn eigen wetenschapsgebied. Inzicht in de geschiedenis van wetenschap draagt ook bij tot het vermogen om begrip te tonen voor de grenzen en de betrekkelijkheid van wetenschappelijke kennis.
-
kennis van ethiek en recht. Hierdoor leert de wetenschapper de ethische grondslagen van het beroep, en wordt hij of zij zich ervan bewust dat ethische en juridische normen en systemen niet alleen gebonden zijn aan de samenleving maar ook aan persoonlijke belangen, mogelijkheden en waardesystemen.
Dus moeten we studenten: -
niet alleen opleiden tot vakspecialist in één van de vele wetenschappelijke disciplines, maar hen ook inzicht bieden in de samenhang.
4
Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
-
maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef bijbrengen met begrip voor de ethische problemen die de beoefening van de wetenschap met zich brengt.
-
in staat stellen als volwaardig lid van de samenleving te functioneren, dat wil zeggen actief of passief aan de cultuur bij te dragen en op basis van historische en filosofische argumenten keuzes te kunnen maken in ethische en esthetische kwesties.
Dit alles met het doel om: -
aan de hand van eigen inzichten complexe problemen te kunnen conceptualiseren en op metaniveau te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk debat over zijn/haar beroep.
-
verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Deze verantwoordelijkheid is onder meer gebaseerd op een gedegen inzicht in en reflectie op ethische aspecten van zijn of haar professionele handelen, en op analyse van informatiebronnen, meningen/ opvattingen, etc.
-
het vermogen te hebben om op het eigen functioneren als wetenschappelijk onderzoeker en als uitvoerder van wetenschappelijk verkregen kennis te kunnen reflecteren.
-
persoonlijke leerstrategieën te ontwikkelen omdat wetenschap voortdurend in beweging is en gekenmerkt wordt door een snelle ontwikkeling.
Bij wijze van stimulering, ondersteuning en begeleiding kennen de meeste universiteiten aanvullende voorzieningen op het gebied van onderwijs, zoals het SG. Het biedt aanvullend onderwijs op het gebied van wetenschap, kunst, filosofie, politiek, ethiek en vele andere denkbare onderwerpen waarvan verwacht kan worden dat ze van belang zijn voor de algemene ontwikkeling van (aanstaande) academici.
5
Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
3. Doelstellingen van het SG Het SG is onderdeel van het SSC en wordt geschaard onder de pijler ‘student life’. Vanuit deze pijler, waar ook UM Sport en studentenekklesia Tafelstraat13 onder vallen, wordt bijgedragen aan de vorming van studenten door activiteiten en producten aan te bieden op het gebied van: 1. persoonlijke ontwikkeling 2. academische vorming 3. sociale vaardigheden en integratie 4. omgevingsbewustzijn 5. gezondheid/ welzijn Met de doelstellingen sluit het SG hierbij aan alsook bij de missie en visie van het SSC. Missie SSC: Wij ondersteunen studenten en verrijken hun tijd als student aan de Universiteit Maastricht gedurende de gehele life cycle van studiekiezer tot en met alumnus. Zo dragen wij bij aan het onderscheidend vermogen van de Universiteit Maastricht. Visie SSC: Het bestaansrecht van het SSC is gelegen in de toegevoegde waarde die het heeft voor (aanstaande) studenten en medewerkers van de Universiteit Maastricht. Het SSC geeft invulling aan zijn opdracht, zoals verwoord in de missie, door het bieden van een breed pakket aan services en activiteiten in aanvulling op de door de student gekozen studie. Het SSC biedt een thuisbasis voor studenten en draagt zo bij aan de integratie van studenten in het algemeen en van internationale studenten in het bijzonder. Het SSC speelt een belangrijke rol in de vorming en ontwikkeling van studenten. Wij leveren onze diensten in een complexe universiteit. De UM heeft een zeer internationaal studentenpubliek, een specifieke onderwijsfilosofie en is één van de meest studentgerichte universiteiten van Nederland. Juist voor onze universiteit, die scherp stuurt op de werving van internationale studenten en de kwaliteit van de studentenpopulatie, is een concurrerend en aantrekkelijk aanbod van services voor studenten van groot belang. Doelstellingen van het SG: 1.
het bevorderen van het inzicht in de samenhang van de wetenschappen;
2.
het bevorderen van de individuele, culturele en sociale vorming van studenten;
6
Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
3.
het, uitgaande van de overweging dat de universiteit een sociale en culturele betekenis heeft voor de regio, openstellen van de activiteiten voor belangstellenden uit de regio;
4.
studenten in aanraking brengen met uitingen van kunst en cultuur.
Door het organiseren van interdisciplinaire lezingen, debatten, kenniscafés en collegereeksen en door het mede programmeren van concerten, filmvertoningen en cabaretvoorstellingen wil het SG de horizon van elke student verbreden. De activiteiten worden goed bezocht. In 2011 ging het om ca. 19.000 mensen. Ter vergelijking: in 1999 waren dat er ca. 8000. Zowel publiek als gastsprekers hebben veel waardering voor de kwaliteit van het programma. Niet alleen cijfers van bezoekersaantallen vormen een indicatie voor de waardering voor onze activiteiten, maar ook de evaluatie door het publiek (vertrekpercentage in de pauze, uitgesproken waardering in de pauze of na afloop, evaluatierapporten bij de collegereeksen), door recensenten (pers, mede-betrokkenen bij de organisatie etc.) en door de sprekers. Elke activiteit kent overigens haar eigen publiek. Nederlandstalige lezingen en collegereeksen en concerten van wereldmuziek doen het goed bij het wat oudere regionale publiek, de Engelstalige lezingen, lecture series en filmavonden trekken in hoofdzaak een publiek van buitenlandse studenten. Nederlandse studenten treffen we vooral aan bij cabaretvoorstellingen. Sinds zijn oprichting in 1979 kan het SG niet alleen als een universitaire vrijplaats van openheid, vrijheid van denken en van meningsuiting, worden beschouwd, maar ook als voorganger in de strijd voor een rechtvaardigere wereld. Denken we maar aan de jaarlijkse Tans Lecture, de collegereeksen over Human Rights, lezingen over de holocaust, multiculturalisme en discriminatie, mondiale kwesties en debatten over politieke, economische en wetenschappelijke problemen. Het SG biedt deze brede waaier aan activiteiten, ook aan het regionale publiek, waardoor het een bijdrage levert aan de ontwikkeling van een academische cultuur in Maastricht en een brug slaat tussen universiteit en samenleving.
7
Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
4. Ontwikkelingen 4.1. Strategisch programma UM 2012 – 2016 De UM is een universiteit met een aansprekende, sterk maatschappelijk bepaalde missie. Ze is niet alleen onderscheidend door haar thematische speerpunten – Kwaliteit van leven, Europa en een globaliserende wereld en Leren & Innovatie – maar ook door de manier waarop ze haar doelstellingen nastreeft. Het profiel van de universiteit heeft drie duidelijke kenmerken: -
internationaal gericht, maar stevig verankerd in Limburg, Nederland en de Euregio;
-
probleemgestuurd onderwijs, onderwijskundige innovatie en de ‘international classroom’;
-
een integrale, multidisciplinaire en interdisciplinaire aanpak van onderwijs en onderzoek.
Het is haar doelstelling om zowel studenten en staf als belanghebbenden buiten de universiteit het best mogelijke onderwijs en onderzoek te bieden. De missie van de UM vatten we samen in de volgende zeven punten: 1.
Wij zijn een Nederlandse universiteit, gevestigd in Limburg en we vervullen een specifieke rol voor Zuid-Nederland en de regio Brainport 2020. Door onze krachten te bundelen met de provincie Limburg, de steden en de particuliere en economische sector zullen wij een motor zijn voor de economische, sociale, demografische, culturele en infrastructurele ontwikkeling van deze regio.
2.
Wij willen een bij uitstek internationale universiteit zijn en bereiden onze studenten zo goed mogelijk voor op de uitdagingen van de Europese en mondiale kennismaatschappij.
3.
Wij zullen een echte netwerkuniversiteit zijn die zich verbindt en samenwerkt met andere kennisinstituten op regionaal, nationaal en internationaal niveau.
4.
Wij blijven innovator in het educatieve proces, voortbouwend op ons devies Leading in Learning, in combinatie met gefocust en maatschappelijk relevant onderzoek en onderwijs.
5.
Als een onderwijs- en onderzoeksuniversiteit met onderwijskundige excellentie als Leitmotiv, zullen wij een toegangspoort zijn voor internationale mobiliteit van studenten en medewerkers: de import van kennis naar Ne-
8
Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
derland, en de export van Nederlandse cultuur en kennis naar onze samenwerkingspartners. 6.
Wij zullen een centrum zijn voor openheid, vrijheid van denken en meningsuiting en een motor in de strijd om gerechtigheid.
7.
Wij zijn een academische kern van deze regio die ertoe doet, door in het centrum van de interactie tussen cultuur, kennis, economie en maatschappelijke behoeften te staan.
Op alle punten sluit het SG aan bij de missie van de UM en thematische speerpunten voor het onderzoek aan de UM bieden legio mogelijkheden om daar met inhoudelijke programma’s op aan te sluiten.
4.2. Studenten en excellentie Wij zullen streven naar een gedifferentieerde en kwalitatief hoogwaardige studentenbevolking; om mensen te motiveren een waardevolle bijdrage te leren leveren aan de samenleving met een oog voor de context van waaruit ze werken. Juni 2012 - UM profilering ‘Studieduurverkorting’ en ‘studeerbaarheid’ zijn de laatste jaren dé toverwoorden. Om te kunnen voldoen aan de eisen die de politiek stelde, moesten de curricula worden gestroomlijnd tot programma’s die niet alleen korter maar ook nog goed te doorlopen waren. Uit een aantal recente visitaties in het land blijkt dat daarbij is ingeleverd op het breed vormende karakter van de opleidingen. Feit is echter dat het ideaal van de academische vorming nog steeds formeel aanwezig is, zowel in de wetgeving op het hoger onderwijs, als in de statuten van iedere zichzelf respecterende instelling. De universiteit heeft zich de laatste jaren daarnaast ook nog meer en meer moeten conformeren aan de arbeidsmarkt, zowel onder directe druk van het bedrijfsleven en de overheid, als ook van studenten die steeds vaker een beroepsgerichte opleiding verwachten. De uit de curricula verdwenen vakken als ethiek, wetenschapsfilosofie, logica, methodologie en wetenschapsgeschiedenis worden nu wel vaker in de vorm van honoursprogramma’s aangeboden. Sinds kort wordt er vanuit de rijksoverheid beleid gevoerd om excellentie in het onderwijs te bevorderen. In 2014 moet meer dan 10% van de studenten in het hoger onderwijs meer dan het reguliere bachelorprogramma volgen. In het kader hiervan worden door universiteiten extra colleges, programma’s van research based learning en honoursprogramma’s aangeboden. Dit beleid sluit aan bij de wensen van ongeveer 20% van de studenten die vindt dat de opleiding niet uitdagend
9
Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
genoeg is en van ongeveer 10% die vindt dat het niveau te laag is. Een voorwaarde voor excellentie is natuurlijk het ambitieniveau van de studenten zelf. Ze zullen zich meer moeten inzetten. Bijna 20% van de WO-studenten geeft zelf aan zich te weinig in te zetten voor hun studie. In 2005 is de UM begonnen met een beleid dat gericht is op het extra uitdagen van excellente studenten. Dit heeft geresulteerd in een groot aantal excellentietrajecten binnen de verschillende opleidingen. In het kader van het Sirius programma heeft de UM zowel in de bachelor- als de masterfase een subsidie verworven om haar visie op excellentie in de onderwijspraktijk gestalte te geven. Dit heeft vorm gekregen in het project Maastricht Research-Based Learning programme for excellence (MaRBLe). Naast MaRBLe is de UM in 2012 gestart met het programma PREMIUM voor excellente studenten en zijn er binnen elke faculteit één of meerdere honoursprogramma’s. De vorm van deze programma’s is toegesneden op de specifieke context van de betreffende faculteit. In het academiejaar 2014-2015 wil de UM, dat 10% van de studenten deelneemt aan een excellentietraject. Het SG is er voor de breder geïnteresseerde student die wat extra wil halen uit de studie en sluit dus met het programma aan bij excellentietrajecten. Bestaande programma’s kunnen in de trajecten worden geïntegreerd of nieuwe programma’s kunnen worden ontwikkeld. Bezien moet worden in hoeverre de SG collegereeksen zijn aan te sluiten bij de MaRBLe- of honoursprojecten. Ten aanzien van PREMIUM geldt dit minder omdat dit op competenties is gericht, minder op inhoud.
4.3. Internationalisering en de buitenlandse student De UM is het laatste decennium uitgegroeid tot een zeer internationale netwerkuniversiteit die in veel opzichten functioneert als een toegangspoort van Nederland naar Europa en visa versa. En gelukkig maar, want de Nederlandse op kennis gebaseerde samenleving heeft behoefte aan hoogopgeleide afgestudeerden uit binnen- en buitenland, aan verbanden die haar toegang bieden tot het beste onderzoek dat internationaal beschikbaar is, aan relaties met buitenlanders die als student of stafmedewerker vertrouwd zijn met Nederland. De UM kent de meest internationaal samengestelde studentenpopulatie van het Nederlandse hoger onderwijs. In 2012 was 44% van de studenten afkomstig uit het buitenland; het landelijk gemiddelde is 11%. Het gaat daarbij om maar liefst 162 verschillende nationaliteiten.
10 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
De komst van buitenlandse studenten is voor Maastricht van het grootste belang. Ze zorgen veelal voor een dynamiek die afwijkt van wat de Nederlandse studenten te bieden hebben. Met hun verschillen in culturele achtergronden brengen ze een hoop nieuwe ideeën binnen. De UM kent niet alleen veel buitenlandse studenten, zij groeit ook uit tot een werkelijk internationale academische gemeenschap. De strategische keuze hier is dat de UM de samenstelling van de staf in de pas wil laten lopen met de studentenpopulatie. In 2011 was 30% van de staf van buitenlandse afkomst. Van de wetenschappelijke staf heeft 37% een niet-Nederlandse nationaliteit; het landelijk gemiddelde is 31%. De 1.191 fte waar het hier om gaat omvat 71 verschillende nationaliteiten.
Het SG kan door middel van zijn programma-aanbod een belangrijke rol spelen bij de integratie van internationale studenten en medewerkers in de universitaire gemeenschap en in de stad Maastricht. Het programma zal bijdragen en draagt bij aan een dynamische intellectuele en culturele leefomgeving waarin openheid, vrijheid van meningsuiting en debatcultuur belangrijk zijn. Hierdoor wordt deze regio niet alleen interessant als plek om te studeren, maar ook om na de studie te blijven.
4.4. Kennis/As Limburg Kennis/As Limburg is een ambitieus tienjarig strategisch programma van de kennispartners UM, Maastricht Universitair Medisch Centrum (Maastricht UMC+) en Zuyd Hogeschool. Het is een voorstel gericht op economische en maatschappelijke structuurversterking in Limburg, voortkomend uit de kracht van gezamenlijke kennisontwikkeling, waarbij actief de hand wordt uitgestoken naar grote en kleine bedrijven in Limburg om mee te doen en waarbij steun wordt gezocht bij Provincie Limburg. De kennispartners kiezen ervoor een leidende maatschappelijke rol te spelen en willen daarom als actieve partners in regioverband acteren. Daaraan wordt onder meer vorm gegeven door in de hele regio in te zetten op de uitbreiding van innovatieve gezondheidszorg, het opleiden van kenniswerkers die voorzien in de behoefte van de arbeidsmarkt, het bevorderen van mobiliteit en migratie van kenniswerkers en op het ontwikkelen van onderzoekslijnen en valorisatieprogramma’s in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven en overheden. Onderwijs
11 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
en onderzoek binnen het programma van Kennis/As Limburg richten zich zoveel mogelijk op de vraagzijde van bedrijfsleven en maatschappij. Het SG-programma sluit aan bij de ontwikkelingen van de Kennis/As Limburg. Het door het SG te ontwikkelen programma van kenniscafés kan een podium bieden voor onderzoek dat door de partners van Kennis/As Limburg wordt gerealiseerd en een breed publiek aanspreken. Omdat de activiteiten van het SG toegankelijk zijn voor iedereen biedt het de gelegenheid om een rol te spelen in de maatschappelijke rol waarvan in het programma Kennis/As Limburg sprake is. Het SG kan een podium zijn waar de UM, het bedrijfsleven en de maatschappij elkaar ontmoeten.
4.5. Jongeren in Nederland Is de jeugd van nu anders dan die van vroeger? Veel onderzoekers menen van wel. Jongeren zijn minder idealistisch geworden, zeggen sommigen. Geen dogmatisch idealisme meer, de wereld wordt niet meer verbeterd met theoretische abstracties. Wat dat betreft wijken ze niet af van de trend die we bij de Nederlandse bevolking in zijn algemeenheid zien. Zo constateerde het Bureau Veldkamp in 2010 in het onderzoek Prioriteiten van de Nederlandse burger dat Nederlanders aanmerkelijk minder idealistisch is. In De sociale staat van Nederland 2011 lezen we dat de politieke activiteit niet zozeer verminderd is, als wel verschoven is van politieke acties met fysiek aanwezigheid naar participatie en acties via internet. Meer algemeen willen jongeren zich niet langer gebonden voelen, maar laten ze hun engagement afhangen van hun behoeften van het moment. Jongeren kiezen wat ze leuk vinden en ondanks alle geklaag over de eenheidsworst van de massacultuur is er tegenwoordig ongelooflijk veel te kiezen en een continue dwang om dat ook daadwerkelijk te doen. ‘Live life to the max’, is het credo – en dat ze daarin slagen moge blijken uit het feit dat het CBS sinds enkele jaren telkens weer constateert dat jongeren van alle bevolkingsgroepen het hoogst scoren op de ‘persoonlijk-geluk-schaal’. De status die een ‘goede ontwikkeling’ met zich brengt, begint af te kalven. ‘Tegenwoordig is het niet erg als men iets niet weet; jongeren worden niet afgerekend op gebrek aan algemene ontwikkeling,’ aldus het tijdschrift Psychologie. Dat hoeft niet heel erg te verbazen. Er is zoveel kennis om uit te kiezen, dat velen niet meer kiezen. De informatie ligt overal binnen handbereik, dus waarom zou je het met veel moeite opslaan in je hoofd? Voor studenten, die zich in een belangrijke ontwikkelingsfase van hun leven bevinden, is het van groot belang hun eigen morele basis te ontwikkelen. Niet om daar dan dogmatisch aan vast te houden, maar als uitgangspunt voor een verdere ontwikkeling.
12 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
Je kunt je eigenlijk pas ontwikkelen als je een soort innerlijke zekerheid hebt. Alleen dan kun je openstaan voor wat de ander te bieden heeft. Op het moment dat je een stevige basis hebt, kun je anderen waarderen. Dan is de ander niet bedreigend, eerder een bron van nieuwsgierigheid. 23 april 2011 - de Volkskrant: interview met Paul Cobben. Volgens de Maastrichtse historicus Pieter Caljé zijn we geneigd te kijken naar studenten vanuit het spanningsveld tussen hoge academische idealen en een realiteit van plat vermaak. Dat perspectief verklaart veel van ons pessimisme, maar het vertroebelt ook veel van de nuances die er bestaan in de studentenpopulatie. Caljé ziet daarom meer in een analyse vanuit het bredere perspectief van de jeugdcultuur, echter met de aantekening dat de studenten hierbinnen een specifieke groep vormen. Post-adolescenten noemt hij hen: jongeren die bewust in het vacuüm tussen jeugd en volwassenheid bivakkeren, en daar uit beide werelden het beste uitpikken. Het SG houdt rekening met de diversiteit van de studentenpopulatie en speelt daarop in door een breed programma, zowel inhoudelijk als qua vorm.
4.6. Nieuwe media Tegenwoordig leven we in een global village waar iedereen voortdurend met elkaar via internet in contact staat. Crowd sourcing, social media, virtuele media, open source, delen van informatie, gratis informatie, versnippering van de aandacht. Het is de laatste jaren allemaal aan de orde en ontspint zich tot een groot metaversum. Tegenwoordig zijn wijzelf de media. De autoriteit van degene die de informatie beschikbaar stelt en de betrouwbaarheid van de informatie lijken minder belangrijk te worden. (bron: Bloem, J. e.a. (2008). Me the Media. Verkenningsinstituut Nieuwe Technologie VINT) Het CBS registreert in een persbericht van 25 oktober 2011 de volgende ontwikkelingen: -
in Nederland gebruikte 12,2 miljoen mensen in 2011 het internet. (93 procent van de onderzochte populatie);
-
de helft van de internetters gebruikt mobiele apparatuur;
-
online met mobiele telefoon is in jaar tijd verdubbeld: in 2011 gaf 43 procent van de internetgebruikers aan online te gaan via een mobiele telefoon (een jaar eerder 21%);
13 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
-
sociale netwerken zijn populair onder internetgebruikers: In 2011 gaf 53 procent van de internetgebruikers aan dat ze in de voorafgaande drie maanden actief waren geweest op sociale netwerken. Vooral jongeren tot 25 jaar maken hier veel gebruik van (ca. 90 procent). (bron: www.cbs.nl)
Facebook Van de sociale media is Facebook veruit de meest gebruikte. Ook de UM-student maakt hier veelvuldig gebruik van. Ontwikkelingen die voor het SG van belang zijn: -
vrijwel de gehele potentiële doelgroep is actief op Facebook;
-
Facebook is toegerust op gebruik mobiele apparaten (smartphones);
-
als platform is Facebook goed ontwikkeld bij het SG; het SG is volop aanwezig op Facebook;
-
de SG Facebook-page heeft veel actieve gebruikers (3.212 op 5 december 2012)
-
binnen Facebook worden talloze applicaties ontwikkeld: de toekomst moet uitwijzen in hoeverre deze te gebruiken zijn als digitale “learning spaces”.
-
Facebook combineert sociale aspecten met het aspect van ideeën en informatie uitwisselen. Liefst 91 procent van de jonge internetters in Nederland is in 2010 actief op sociale netwerken zoals Hyves, Twitter en Facebook. Hiermee lopen Nederlandse jongeren in de Europese Unie (EU) voorop. Jonge internetters, van 16 tot 25 jaar, maken steeds meer gebruik van sociale netwerken om informatie uit te wisselen. (bron: www.cbs.nl)
Het unique selling point van het lezingen- en debattenprogramma is het gesproken woord. Hierbij speelt het sociale aspect een belangrijke rol. Bovendien wordt de directe interactie door middel van vragen, debat en discussie zeer gewaardeerd (tussen studenten en niet-studenten, hoogleraren en staf etc.). Gezocht moet worden naar ontwikkelingen binnen de nieuwe, mobiele en de sociale media die (de interactie met) het SG-programma versterken of aanvullen zonder daarbij aan dit unique selling point afbreuk te doen.
4.7. Vergrijzing
De politiek vindt dat Nederland een kennismaatschappij moet worden. Om internationaal mee te kunnen blijven draaien, moeten we ons in Nederland voortdurend
14 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
blijven bijscholen. Alleen dan kunnen we flexibel inspelen op alle veranderingen die op ons afkomen. Uit studies is bekend hoe belangrijk algemene competenties voor het latere beroepssucces zijn. Omdat de arbeidsmarkt in toenemende mate dynamisch en competitief is, kiest de UM bewust voor een onderwijsbenadering waarin veel aandacht aan algemene competenties wordt besteed. Tot deze algemene competenties rekent de UM ook het vermogen om te (blijven) leren. Wie eenmaal heeft geleerd hoe relevante informatie kan worden gezocht, beoordeeld en toegepast, zal deze aanpak ook na afronding van de studie voortzetten. Een deel van het publiek van het SG–programma bestaat uit senioren. Als gevolg van demografische ontwikkelingen (daling geboortecijfers en verhoging gemiddelde leeftijd) neemt het aantal ouderen in de samenleving de komende jaren toe. Een belangrijke functie die het SG voor deze groep vervult is de zogenaamde agorafunctie: het SG als plaats voor oriëntering en bezinning over de wetenschappelijke, geestelijke, maatschappelijke en kunstzinnige ontwikkelingen, als plaats voor kennismaking met het onderzoek van de UM, als plaats voor de eigen persoonlijke verbetering en tot slot een ontmoetingsplaats.
15 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
5. Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van het SG 5.1. Sterktes 1.
De jarenlange organisatie van een groot aantal kwalitatief hoogstaande activiteiten en het in de loop van ruim dertig jaar tot stand gekomen netwerk van formele en informele contacten heeft geleid tot een hechte verankering binnen en buiten de universitaire gemeenschap.
2.
De omvang van de organisatie en de grote mate van vrijheid van handelen zorgen voor een grote mate van flexibiliteit en effectiviteit, waardoor het SG snel verbindingen kan leggen tussen verschillende mensen en onderwerpen en goed kan inspelen op de actualiteit. De makelaarsfunctie tussen wetenschappers en publiek is goed ontwikkeld.
3.
De kwaliteit van zowel de inhoud als de organisatie van het programmaaanbod is hoog: belangwekkende onderwerpen, meestal goede sprekers, goed gastheerschap. Dit wordt algemeen onderkend door het publiek (zo krijgt het SG steeds hoge waarderingscijfers in onderzoek van Flycatcher), sprekers (die lovend zijn over het gastheerschap en de betrokkenheid en het niveau van het publiek) en bestuurders binnen en buiten de UM.
4.
Bij de uitvoering van de activiteiten staan de laagdrempeligheid (gratis of zeer betaalbaar) en de klantvriendelijkheid voorop.
5.
Het SG biedt een unieke combinatie van lezingen en culturele activiteiten en geeft een goede aanvulling op het facultaire onderwijs.
6.
Het SG is uniek in Nederlands en Belgisch Limburg. Er is een hechte verankering in de lokale en regionale samenleving. Het heeft een grote bekendheid bij het regionale publiek en vormt een prima visitekaartje voor de UM.
7.
Het SG bevredigt een bepaalde behoefte aan kennis en aan culturele activiteiten.
8.
Het SG vormt een ontmoetingsplek voor mensen met zeer uiteenlopende achtergronden: studenten, medewerkers, mensen uit stad en regio, professionals.
9.
Er wordt veel samengewerkt met andere organisaties (studieverenigingen, instellingen, docenten, cap-groepen).
10.
Hoewel een lezing een relatief traag medium is, dat van begin tot einde op een bepaalde plek gevolgd moet worden, lijkt ze vooralsnog geen terrein te verliezen. Sterker nog: het ‘lezingencircuit’ mag zich in een toenemende belangstelling verheugen.
16 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
11.
Het bureau SG beschikt over een jarenlange ervaring, kent intern korte lijnen, is resultaatgericht, verwerkt snel de ervaringen van successen en mislukkingen, heeft een grote arbeidsmotivatie en een voortreffelijke teamgeest, een uitermate gering ziekteverzuim.
5.2. Zwaktes 1.
Het SG staat los van het primaire proces van onderwijs en onderzoek. Binnen de UM is het SG dan ook voor zijn voortbestaan in hoge mate afhankelijk van de goodwill binnen de UM.
2.
Er is sprake van een losse binding met het publiek. Sympathie bij het publiek is moeilijk om te zetten in harde (bijvoorbeeld financiële) steun.
3.
De bekendheid onder vooral Nederlandse studenten is gering. Het programma lijkt voor Nederlandse studenten weinig aantrekkelijk te zijn.
4.
Het ontbreken van een eigen college- en theaterzaal leidt vaak tot organisatorische problemen, vermindert de herkenbaarheid van het SG en levert kwaliteitsverlies in het programma-aanbod op.
5.
De inbedding in de universitaire financieel-bureaucratische structuur leidt tot efficiencyverlies. Eenvoudige digitale betalingen voor entreekaarten en cursusgelden zijn nog steeds onmogelijk.
6.
Binnen de UM gelden over het algemeen andere financiële prioriteiten dan voor een afgeleide functie als die van brede academische vorming.
7.
Er is sprake van een vast, ouder publiek bij de Nederlandstalige lezingen.
8.
Het studentenpubliek winkelt erg selectief: hiermee is het lastig de doelstelling van brede academische vorming te realiseren.
9.
Een deel van het programma is afhankelijk van externe subsidies en is daarmee extra kwetsbaar.
5.3. Kansen 1.
Binnen de UM wordt de roep om meer aandacht te schenken aan academische vorming steeds sterker.
2.
Steeds meer excellente studenten hebben behoefte aan een sterk SG in het kader van curriculum-management (het volgen van SG-activiteiten opnemen in de portfolio).
3.
Als gevolg van de internationalisering komen er steeds meer potentieel geïnteresseerde studenten naar Maastricht.
4.
Het hoorcollege is voor een groot deel afgeschaft in het reguliere onderwijs, maar, mits gegeven door een bevlogen docent, is het nog steeds een onovertroffen vorm van kennisoverdracht en kan het studenten enthousiasmeren om
17 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
zich verder te verdiepen in een onderwerp. De directe interactie door middel van vragen en discussie wordt zeer gewaardeerd door het publiek. 5.
Levenslang leren biedt mogelijkheden voor een krachtige ontwikkeling van het SG. Vergrijzing leidt tot een toename van een belangrijke publieksgroep.
6.
De maatschappij vraagt om een herwaardering van normen en waarden. Het SG kan daaraan een goede bijdrage leveren.
7.
Er is in de maatschappij een toenemende vraag naar kennis over ontwikkelingen op het gebied van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.
8.
Nieuwe media bieden kansen, niet alleen als PR-instrument maar ook als middel om de interactie met het publiek bij de activiteiten te versterken.
9.
In haar nieuwe strategisch programma 2012-2016 heeft de UM gekozen voor een focus in onderwijs en onderzoek langs drie hoofdlijnen: Leren en Innoveren, Kwaliteit van Leven en Europa en een Globaliserende Wereld. De twee laatste hoofdlijnen hebben voldoende raakvlakken met het SG-programma om in aanmerking te komen voor financiering uit daartoe nog vrij te geven kaders.
10.
De UM erkent dat zij ook een taak heeft op het gebied van het verlenen van diensten die een toegevoegde waarde leveren voor de student doordat ze van de universiteit een aantrekkelijk plaats maken om te studeren en te vertoeven én die de inbedding van de universiteit in de regio verder vorm geven.
11.
De UM hecht veel belang aan haar relatie met alumni. Voor het SG is dit een interessante doelgroep te meer daar veel alumni graag SG -activiteiten bezoeken.
5.4. Bedreigingen 1.
De grotere aandacht voor efficiëntie en studeerbaarheid leidt ertoe dat studenten minder geneigd zijn tijd vrij te maken voor algemene ontwikkeling. Daar komt bij dat ze hoge eisen stellen aan hun welvaartsniveau. Veel studenten zorgen dan ook voor een aanvulling op de studiebeurs en de ouderbijdrage door te gaan werken. Dit leidt ertoe dat er minder tijd overblijft voor extracurriculaire activiteiten. De geringe deelname door met name Nederlandse studenten aan het lezingenprogramma, die het gevolg hiervan kan zijn, kan de steun vanuit bestuurlijke kringen van de UM onder druk zetten.
2.
De structurele basisfinanciering van het hoger onderwijs uit publieke middelen neemt af. Bezuinigingen binnen de UM leiden vaak tot ingrepen in budgetten van afdelingen die geen deel uitmaken van het primaire proces van onderwijs en onderzoek. In 2012 is i.v.m. bezuinigingen binnen de UM het totale budget van het SG gekort met 10%.
18 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
3.
De doelstellingen van het SG (academische vorming) en van de faculteiten (beroepsgerichte opleidingen) kunnen sterk uiteen lopen. De faculteiten zelf lijken – mede door de aandacht voor grotere efficiëntie in het onderwijs verder gefocust te raken op het primaire onderwijs en de accreditaties.
4.
De groei van het opleidingenaanbod én de opvang van de grote aantallen studenten vraagt bijzonder veel energie van de staf. De onderwijsbelasting trekt een zware wissel op medewerkers waardoor ze minder snel geneigd zijn bijdragen te leveren aan het SG-programma.
5.
Door de BAMA-structuur (kortere studieduur) en de internationalisering hebben studenten steeds minder een binding met de universiteit en de stad waarin ze studeren.
6.
Het aantal studenten in Limburg, Belgisch Limburg en het Duitse grensgebied dat thuis woont, neemt toe. Deze studenten zijn niet bereid ’s avonds naar een activiteit in Maastricht te komen.
7.
Bezuinigingen in de kaders voor cultuur bij andere subsidiërende overheden leiden tot het annuleren van een aantal culturele activiteiten. Zo wordt vanaf 31/12/2012 de gemeentelijke subsidie voor het Global Culture Festival beëindigd.
19 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
6. Strategische doelen Met de strategische doelen sluit het SG aan bij de vier kernwaarden van het SSC zoals beschreven in de nota Engage!, strategie SSC 2012-2016: · Studentgericht · Zichtbaar en toegankelijk · Ondernemend en innovatief · Professioneel De doelen voor het SG voor 2013-2017: 1.
Nagaan hoe het programma kan aansluiten bij de drie onderzoekshoofdlijnen uit het strategisch programma van de UM.
2.
Aandacht besteden aan de maatschappelijke relevantie van onderzoek door het organiseren van maandelijkse kenniscafés.
3.
Vooral met deze kenniscafés, maar ook met andere programma’s aansluiten bij ontwikkelingen van de Kennis/As Limburg en een podium zijn waar de UM, het bedrijfsleven en de maatschappij elkaar ontmoeten.
4.
Nagaan op welke wijze het SG kan samenwerken met faculteiten op het gebied van extra-curriculaire activiteiten voor excellente studenten.
5.
Het aanbod van collegereeksen uitbreiden om op korte termijn 10% en later 20% van alle bachelorstudenten (drie jaar lang) in staat te stellen verschillende collegereeksen bij te wonen.
6.
De samenwerking met studentenverenigingen intensiveren. Steeds meer studenten organiseren zelf binnen het facultaire onderwijs activiteiten die een aanvulling vormen op het curriculum. Het SG wil zijn programma met name onder de aandacht brengen van deze studenten én zoveel mogelijk met hen samenwerken.
7.
Voor de buitenlandse studenten wil het SG een gericht aanbod van lezingen, debatcafés, lecture series, concerten, filmvertoningen en comedyavonden (zie ook 9.) organiseren.
8.
Voor de uitbouw van dit programma wil het SG zoveel mogelijk internationaal vermaarde sprekers uit het buitenland naar Maastricht halen. Het spreekt voor zich dat hiervoor extra middelen beschikbaar moeten zijn in verband met hogere honoraria en hogere reis- en verblijfskosten. Via samenwerking met capgroepen en faculteiten binnen de UM en met andere universiteiten in Nederland en Vlaanderen zal getracht worden deze kosten te delen.
9.
Dit aanbod moet op termijn zó worden uitgebreid dat het als een Unique Selling Point van de UM op de internationale studentenmarkt kan worden beschouwd. Het is van belang dit ook in de marketing van de UM terug te zien.
20 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
10.
We willen activiteiten die niet direct binnen de sector academische vorming vallen, continueren. Dat gaan we vormgeven door het aangaan van coalities met culturele partners in Maastricht. Dit geldt zowel voor de concerten van de Global Culture Nights (Theater aan het Vrijthof), filmvertoningen (Filmtheater Lumière), cabaretvoorstellingen (Theater aan het Vrijthof) als World Grooves concerten (Muziekgieterij).
11.
Er moet onderzocht worden waarom vooral studenten een drempel ervaren om daadwerkelijk deel te nemen aan SG-activiteiten. Uit het Flycatcheronderzoek UM Student Monitor Student satisfaction 2010-2011 van juli 2012 blijkt dat van alle studenten slechts 17% gebruik maakt van het aanbod van het SG, terwijl 62% het belangrijk vindt en 87% zelfs tevreden is over het aanbod.
12.
Op basis van de gedachte dat ‘een leven lang leren’ belangrijk is voor de toekomst van onze samenleving zal het SG activiteiten blijven aanbieden die voor een breed niet-universitair publiek geschikt zijn. Hiermee draagt het SG bij aan de verankering van de UM in de euregio en wordt aangesloten op ontwikkelingen van de Kennis/As Limburg. […] de UM heeft een unieke functie in Limburg wat betreft het overdragen van wetenschappelijke kennis en het waarborgen van de samenhang der wetenschappen. Deze plicht heeft de UM dus niet alleen ten opzichte van studenten en medewerkers van de UM, maar ook ten opzichte van de externe gemeenschap. Voor de UM zijn deze doelgroepen even belangrijk. Overigens: het SG weet op voortreffelijke wijze de samenleving aan te trekken. (Gerard Mols)
13.
Omdat de SG-activiteiten een uitgelezen plek voor informele ontmoetingen tussen studenten onderling en studenten en wetenschappers en burgers vormen is het van belang aandacht te schenken aan de vorm waarin het programma wordt gepresenteerd.
14.
Bij het ontwikkelen van nieuwe ICT-activiteiten moeten we als gouden regel onthouden dat het gaat om media die in hun voorbereiding en onderhoud bijzonder veel tijd vergen. Het is van belang goed te letten op de balans tussen investering en resultaat.
Om een beeld te geven van hoe dit zich in de praktijk vertaald verwijzen we naar de bijlage met het programma van het seizoen 2013-2014.
21 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
7. Mensen en middelen 7.1. Organisatie en Cultuur In de nota Engage!, strategie SSC 2012-2016 wordt het belang van samenwerking tussen de afdelingen en innovatie onderschreven. Het SG draagt hier uiteraard aan bij middels de strategische doelen, maar zal wat betreft de samenwerking deze ook duidelijke zoeken met de faculteiten van de UM en met instituten en culturele instellingen in Maastricht en regio. Op het gebied van innovatie gaat het erom dat de dynamiek, het ondernemerschap en de creativiteit binnen het SSC, en dus het SG, worden gestimuleerd door het bevorderen van: · suggesties van werknemers · weloverwogen risicobereidheid · luisteren naar klanten · eigen verantwoordelijkheid van medewerkers.
7.2. Human Resource Management (HRM) De speerpunten van het SSC op HRM-gebied, en dus ook van het SG, zijn de volgende: 1. Kwaliteit van medewerkers Het is een uitdaging om alle medewerkers van het SSC bewust te maken van de strategie en de kernwaarden van het SSC. De HR-gesprekscyclus wordt hierbij als hulpmiddel ingezet. Jaarlijks wordt met 100% van de medewerkers een jaargesprek of een beoordelingsgesprek gevoerd. De kerncompetenties vormen een vast onderdeel van zowel de jaar- als beoordelingsgesprekken. Ook krijgt het sturen op prestaties meer aandacht. Kort na indiensttreding en tijdens het jaargesprek worden resultaatgerichte, individuele werkafspraken gemaakt, die zijn afgeleid uit dit afdelingsplan van het SG en de strategienota van het SSC. 2. Competentiemanagement Om ook de klant meer te betrekken bij de ontwikkeling van de competenties van de medewerkers maakt het SSC gebruik van het 360 graden digitale feedback instrument van de VSNU. Medewerkers worden om de twee jaar gevraagd om het instrument in voorbereiding op hun jaargesprek in te vullen en de resultaten in te brengen als input voor het gesprek. Op die manier ontstaat beter inzicht in de competenties van de medewerkers en kan worden gewerkt aan de ontwikkeling hiervan. Na 1 jaar wordt de toegevoegde waarde van het instrument geëvalueerd en de inbedding in de HR cyclus bepaald.
22 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
3.
4.
5.
6.
Elk UFO-functieprofiel heeft gemiddeld vier competenties die van wezenlijk belang zijn voor het succesvol uitoefenen van de functie. Hier worden de generieke SSC kerncompetenties klantbetrokkenheid en inventiviteit aan toegevoegd. Voor leidinggevenden wordt de kerncompetentie sturen op resultaat toegevoegd. Leiderschap De leiding van het SSC speelt een cruciale rol in de vertaling van de strategie naar beleid, het beïnvloeden van de cultuur en de motivatie en stimulering van medewerkers. Belangrijke aspecten voor het SG uit de speerpunten van het SSC voor 2012-2016 op het gebied van leiderschap: · Een open communicatie langs heldere lijnen vormt de voorwaarde voor structurele samenwerking en dit begint met een open leiderschapsstijl. Leidinggevenden zoeken bewust de raakvlakken met collega’s uit andere disciplines, samenwerking is de standaard. · De leidinggevende geeft medewerkers het goede voorbeeld, geeft medewerkers feedback, coacht hen en zorgt dat medewerkers elkaar op een goede manier feedback geven. · Medewerkers binnen afdelingen zijn volledig op de hoogte van de inhoud van de afdelingsplannen en worden aangesproken op hun bijdrage aan de realisatie ervan. Medewerkers weten welke doelen worden nagestreefd, welke bijdrage van hen wordt verwacht en op welke resultaten ze worden aangesproken. · De ontwikkeling naar een klantgerichte cultuur waar ruimte is voor vernieuwing, vraagt om leidinggevenden die initiatief en vrijheid bevorderen, en het nemen van risico’s niet uit de weg gaan. Daarnaast blijft betrouwbaarheid en efficiënt werken van groot belang. Formatie Het bureau SG heeft op dit moment 3.6 fte aan formatie. Dit is minimaal nodig bij het realiseren van het huidige programma met als ijkpunt het aantal activiteiten in 2012. Bij uitbreiding van het programma moet er formatie bij. Voor wat betreft de flexibele schil waarvan sprake is in de SSC strategienota, bekijkt het SG of er een verschil kan worden gemaakt in de bezetting in de zomer (minder) en winter (meer). Ook worden studentmedewerkers ingezet voor het verwerken van inschrijvingen voor de collegereeksen en de publiciteit, zover het budget het toelaat. Instroom Het selectieproces bestaat standaard uit drie gesprekken zoals beschreven in de strategienota van het SSC. Het gaat hierbij om een matchingsproces waarbij niet alleen wordt gekeken of de persoon past in de gegeven situatie maar ook of deze persoon past bij het SSC van de toekomst. Doorstroom Om mobiliteit te stimuleren worden elke 3 tot 5 jaar mobiliteitsgesprekken met medewerkers gevoerd waarin onder andere wordt besproken of de functie nog voldoende uitdaging biedt, nog aansluit bij hun ontwikkeling en of de functievervulling nog voorziet in de behoefte van de organisatie. Bij mobiliteit wordt niet alleen aan doorgroei in de functie gedacht maar ook
23 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
aan horizontale mobiliteit of taakverbreding en/of taakverdieping. Ieder jaar worden de kwaliteiten en de ontwikkeling van medewerkers in kaart gebracht en gekeken daar waar mogelijk en/of noodzakelijk medewerkers kunnen doorgroeien, of extra taken en projecten kunnen krijgen. 7. Uitstroom Het SG heeft in 2012 en 2013 afscheid genomen van drie medewerkers en twee nieuwe medewerkers verwelkomd. Voorlopig zijn er geen wijzigingen te voorzien. Met alle medewerkers die het SSC verlaten uit een vast of tijdelijk dienstverband vindt een exitgesprek plaats met de HR-adviseur.
7.3. Financiën De financiën van het SG zijn beperkt. Het SG zit reeds vele jaren op de nullijn. Daarbij is in 2012 een bezuiniging doorgevoerd van 10% op de middelen die direct via de UM worden gerealiseerd. Hierdoor is voor een groot gedeelte het eigen programma van culturele activiteiten voor studenten komen te vervallen. Het culturele programma dat nu nog wordt aangeboden wordt in samenwerking met culturele partners in de stad georganiseerd. De broekriem is duidelijk aangehaald en de rek is eruit. Er is dus weinig of geen ruimte voor nieuwe initiatieven als er geen extra middelen bijkomen. Plannen voor uitbreiding van het programma, zoals een plan voor de uitbreiding van collegereeksen, kunnen alleen van de grond komen als van te voren duidelijk is dat er ook middelen beschikbaar komen.
24 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017
8. Tot slot De Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum, hoogleraar aan de universiteit van Chicago, heeft de afgelopen jaren in twee boeken sterk gepleit voor onderwijs van de ‘humaniora’. In Cultivating Humanity en Not for the profit wijst ze op de vaardigheden die jonge mensen moeten hebben om onze democratie voortdurend te bevragen en scherp te houden. Daarvoor heb je kennis nodig van vreemde talen, kunst, geschiedenis, filosofie en literatuur. Studenten moeten op socratische wijze worden uitgedaagd om te leren discussiëren, disputeren en argumenteren in alle openheid. Kortom, een Werdegang die je kunt omschrijven als ‘menselijker’ worden. Dat is trouwens de betekenis van de comparatieve trap in het woord humaniora. Hier een kernachtige visie van haar: “Democracy needs citizens who can think for themselves rather than deferring to authority and who can reason together about their choices rather than simply trading claims and counterclaims. All young citizens should learn the rudiments of world history and gain a rich and nonstereotypical understanding of the major world religions. They should become proficient in at least one foreign language. They ought to learn about the major traditions—majority and minority—within their own nation. We can and must produce students whose moral and political beliefs are not simply a function of talk radio or peer pressure and who have gained the confidence that their own minds can confront the toughest questions of citizenship.”
25 Studium Generale: Afdelingsplan 2013-2017