EH-voordracht(StudiumGenerale) lDe inhoud van de voordrachten is voor rekening van de auteur. Fundamenteel is dat zij uitgaan van het gezag en de betrouwbaarheid van de Heilige Schrift en dat zii zich bewegen in de wetenschappelijke interessesfeer van de Evangelische Hogeschool. Zl presenteren geen dogma's maar slechts discussiemateriaal,dat van belang geacht kan worden bij de opbouw van de beoefening van bijbelgetouwe wetenschap. De geuite meningen zijn nimmer als "de" mening van de EH te beschouwen; verschillende medewerkers van de EH hebben heel andere meningen over verschillendevan de naar voren gebrachte opvattingen.)
Steentijd, b ro nstijd, tjzertijd zekerheid?
-
Dr. A. Dirkzwager(Belgiè) 1. Inleiding Dit artikel vormt een bewerking van de gelijknamige lezing die gehouden werd op de studiedag van 6 oktober 1979. Toegevoegd werden enkele uiteenzettingen van geringe omvang die zich niet leenden voor behandeling in een lezing, de illustraties en de verwiizingen. Vanzelfsprekend hebben ook de discussie van de studiedag en nadere reflexie hier en daar sporen nagelaten. Toen mij gevraagd werd een lezing te houden over een prehistorisch onderwerp, heb ik geaarzeld. lk ben classicus, geen prehistoricus. Daar evenwel geen competentere figuur beschikbaar was voor de lezing, heb ik toegezegd. De studie van de oude geschiedenis beschouw ik als verwante wetenschap, zodat de schade, die eventueel te wijten zal zijn aan mijn gebrek aan competentie, hopelijk beperkt kan blijven. Sommigenzullen bij het lezenvan mijn naam menen een artikel in lijn te kunnen verwachten. Ter geruststellingvan Velikovskiaanse wie Velikovskyafwijzen, zij medegedeeld,dat Velikovsky hieronder slechtszijdelingseen rol zal spelen. De gegevensdie hij levert, hangennauwelijkssamen met zijn grote concept. Het noemen van zijn naam zal voor sceptici ten aanzien van zijn opvattingen als waarschuwingkunnen dienen. Het was mijn opdracht een uiteenzetÍmg te geven van de evolutionistischevisie op de culturele ontwikkeling van de mens in de prehistorie.Deze uiteenzettingdiende mede aanleidingte zijn tot het plaatsenvan kanttekeningenvanuit de Bijbel en de wetenschap. Daar duidelijkzal blijken dat zekerheid in de wetenschap van de prehistorieverrete zoeken is, luidt de titel zoals hii luidt. 2. Wat is geschiedenisT Op de vraag wat de wetenschap van de geschiedenisbestudeert, komt, antwoordt de brugklaswat dus in de geschiedenisboekjes "Wat vroegergebeurd is". De consequentiezou zijn, ser normaal: zal staan, dat dat dan ook te zijner tijd in de geschiedenisboekjes ene A. Dirkzwagerop 5 oktober 1979 hamlappen, peen en doperwten als diner heeft geconsumeerd.We zien, voor deze absurditeit gesteld, dat alleen bestudeerd wordt wat belang heeft voor een groteregroep mensen. Mijn menu kan dan inderdaadeen rol spelen,maar slechts inzoverreals daardoor eelgewoonten belicht worden. In het huidig tijdsgewrichtmag hieraanmet nadruk toegevoegd worden, dat daden van enkelingen, ideeèn van denkers en het ootredenvan individualistendie zich niets aantrekkenvan wat de mode dicteert,ook invloed hebben op de gang der geschiedenis. De maatschappelijkeen economische omstandigheden zijn het niet alleendie bepalendzijn voor wat geschiedt.
Dat de bestudering van de geschiedenisons de processen en structuren van de maatschappelijkeen politieke ontwikkeling zou moeten leren kennen en dat situaties die niet te vangen zijn in stereotypeontwikkelingspatronen.niet bestaan, is een zware misvatting, die helaasveel opgeld doet (1). lk wil ter bestrijdingwijzen op de RomeinsealleenheerserSulla, die in 89, na met veel bloed (van zijn tegenstanders),zweet (van hemzelf en zijn medewerkers) en tranen (van weduwen en wezen) de macht te hebben bereikt. plotseling om ons onbekende redenen afstand deed zonder een medestanderin het zadelte helpenen zich terugtrok uit de politiek om zijn memoireste schrijven.Stereotype ontwikkelingspatronen? Waar vindt u een parallelvan Sulla'sdaad?Waar vinden we verder nog, dat een koning zijn rijk bij testament aan een grote mogendheid in expansievermaakt, zoals koning Attalus van Pergamum in 133 de Romeinenzijn rijk deed erven? Meteen lerenwe iets over de prehistorie.Daden van enkelingenen ideeên, waaronder de godsdienstige, kunnen niet achterhaald worden. We hebben een onvolledigbeeld van zowel het intelligentiepeil als het peil van technisch kunnen. Om dit laatstete illustreren: de Griekenkenden al de brandspuit, de kilometerteller(beter
De hodometer, een uitvínding van Heron lle eeuw na Chr'1, waarmee de lengte van de weg in stadíën te meten was' IJ
De stoombol van Heron. ln de afgesloten ketel wordt water verwarmd. Via twee buizen wordt de stoom naar de bol geleid, waaruit híj weer kan ontsnappen via twee buizen die zo gebogen zijn ldenk aan onze grassproeiersl, dat de bot gaat draaien. Helaas heeft men de beweging van de stoombol niet op nuttige wijze gebruikt: er waren toch slaven om het werk te verrichten!
(ttp:tj)
(voor7íjde)
,gezegdstadiënteller)en de stoommachine en wisten, dat de aarde rond was (2). Wie zou het achterhalen.als we het niet uit hun boeken wisten?
bijvoorbeeld Grieken, Romeinen en Middeleeuwen, hoewel de archeologiedáár toch steun kan vinden in de schriftelijkeoverlevering. Dat archeologischebronnen ons een vertekend beeld kunnen geven, wist de Griekse historicus Thucydides (ca. 455-ca. 396 v. Chr.)al: Want als de stad van de Spartanen ontvolkt zou worden en de tempels en de fundamenten van de gebouwen zouden overblijven,denk ik, dat na verloop van tijd onze nakomelingen nauwelijkskonden geloven, hoe hun roem was (toch besturenze2/5van de Peloponnesuszelf en hebben de leiding over de hele Peloponnesusen over vele bondgenoten daarbuiten). Omdat de stad geen grote vesting is en geen rijke tempels en gebouwen bezit, maar integendeelop de oude Griekse manier bewoond wordt (bedoeld is: zonder muur, als dorp), zou zij toch een zwakkere indruk wekken. Wanneer de Atheners echter hetzelfdezou overkomen, zou men op grond van wat er te zien is in de stad, concluderen, dat hun macht twee keer zo groot was als ze is. il 10.2) 2.3. Wanneer begint de geschiedenis? Wanneer dan nu het eminent belang van de schriÍtelijkeoverlevering geblekenis, rijst de vraag wanneer de eigenlijkegeschiedenis dan begon. Rond 4000 v. Chr., 3000 v. Chr., 2850 v. Chr., nog later? Laten we oppassen en de vraag preciezer stellen. Zien we om ons heen, dan nemen we waar dat er nÍ nog volkeren in het stenen tijdperk leven. Verschillendecultuurstadia kunnen dus naast
2.1 . Hoe kom ik achter gebeurtenissen uit het verleden? Als ik wil weten wat op 1 oktober 1979 is gebeurd, snel ik naar de stapel oude kranten en zoek die van 1 oktober en 2 oktober oo. Wie grondig te werk wil gaan, zoekt ook die van 29 september op (30 septemberwas een zondag) en zal verschillendekranten vergelijken.Wie wil weten wat een jaar geleden,op 6 oktober 197g, is gebeurd, zal kranten van rond die datum gaan raadplegen.Grondiger studie vergt bovendien het kennisnemenvan officiéle stukken en het horen van getuigen. Maar, als ik wil weten, wat op 6 oktober 1578is gebeurd, wat moet ik dan doen? Naar een modern geschiedenisboekje? Naar een wetenschappelijkhandboek?Natuurlijk wel voor een eerste oriêntatie, maar preciezestudie vergt dat we teruggaan naar geschriften uit de tijd zelf en ons zo nodig in een museum op de hoogte stellen van wat het dagelijksleven in die tijd inhield. 2.2. Prehistorie en geschiedenis Als ik terugkeer naar de herfst (3) van het jaar 3500 v.Chr. .... De vroegste schriftelijkebronnen dateren van na 3000. Zo zijn we overgeleverdaan wat de archeologieons biedt. Duidelijkblijkt hier het belang van de schriftelijkebronnen, dat zo groot is dat we de eigenlijke geschiedenis pas laten aanvangen bij het moment vanwaar de eercte voor ons begrijpelijke schriftelijke bronnen tot ons zijn gekomen. De tijd vóór de eigenlijkegeschiedenisheet prehistorie of (met een germanisme)voorgeschiedenis. We moeten ons eens rustig concreet voorstellen,wat het ontbreken van schriftelijke bronnen betekent. Bij wat de archeoloog vindt, is geen bordje gezet: Dit is een tempel, dit is een woonhuis of dit is een kinderstoel.Veel, zo niet alles, moet geïnterpreteerd worden, en al moet toegegevenworden dat het geoefend oog van de archeoloog veel herkent wat een buitenstàander onmogelijk ziet, toch berust meer op interpretatieen gissingdan ons lief is. Dit Schminkpalet van koning Narmer; bevat één van de oudste geldt zowel voor de prehistorischearcheologie als voor die van teksten uit Egypte: bovenaan in het midden.
l\
rÁl,n{Io t --':| ,\' (rY,\t'l''L {2 I
ffi
V/
-t I T '
t_ol
p0ds,0ry wtih]l,rípo,ke resijt,weÍs,u pti,is}m ,
tre,fi ri;uilFffi wÍJo (7 t li p0,rne fij0r.ve Ípo,merlijo,[r r 0 n0 elkaar oo aarde bestaan en bestaan hebben. Zo kunnen ook steen-, brons- en ijzertijd op verschillendepunten van de aarde contemporain (: tezelfdertijdbestaand hebbend) geweest zijn' We moeten dan ook de gedachte verwerpen als zou wereldwiid dezelfdeontwikkelingongeveertegelijkertijdplaatsgevondenhebben. Zo was het bijv. ook met het schrift. Onze vraag moet dus luiden: Wanneer begon de geschiedenisirt Egypte,in Mesopotamiè,in onze streken?Egypte en Mesopotamiê traden enkele honderden jaren na 3000 v. Chr. de geschiedenis binnen. Onze streken bleven tot de komst van de Romeinen in de prehistorieleven. Belgiè en het zuiden van Nederlandtraden eerder de geschiedenisin dan het noorden. Ja, zelfs zal Nederland moetentoegevendat Belgièeerderde prehistorieverliet. Toch kunnen we niet zeggen, dat hier van toen af onmiddellijkde schriftelijke geschiedbronnen begonnen te vloeien. Caesar spreekt,schrijvendover de jaren 58-52, zeer terloops over het Beneluxgebied.Tacitus kon in zijn in 98 na Chr. gepubliceerdeGermania nog schrijvenover de heerlijkeonbedorvenheidvan die primitieve Germaansestammen. Maar verder blijft het bij terloopse opmerkingen bij andere schrijvers en in de andere werken van Tacitus. Zulk een schemertoestand,waarin de prehistorievoorbij was en de eigenlijke geschiedenis nog niet begonnen was bij gebrek aan een constante stroom van schriftelijk overgeleverde gegevens,noemt men tegenwoordigwel protohistorie. Protohistorischetoestanden, maar dan van andere aard, vinden we bij de Etrusken.De waarde van hun letters is bekend, maar van hun taal niet, al meldt zich jaarliikseen aantal mensen dat dat wel pretendeertte kunnen. De EtruskenleeÍden dus niet in de prehistorie, maar hun schriftelijkenalatenschapblijft voor ons gesloten (4): schemertoestand. Weer een anderevorm van protohistoriegeeft ons de oudste fase van de geschiedenisvan de Griekente zien. De oudste Griekseinscriptiesin het zogenaamdeLineair B-schrift (tussen 1450en 1180 v. Chr.; traditioneledatering) geven ons slechts inventarislijsten van magazijnenen paleizen.Ze geven zo een beeld van de via het paleisverlopendeeconomie uit die tijden (5), maar zulks vormt nog maar slechts een onderdeel van wat we zouden willen weten: schemertoestand. 2.4. Volkerennamen Caesarontmoette in Galliède Kelten of Galliêrs.Voorwerpen uit de tijd vlak voor de komst der Romeinen kunnen de archeologen dus gevoegelijkaan de Galliërstoeschriiven.Zo werd de Keltische cultuur ons enigszinsbekend. Uit Romeinseen Griekseschrijvers weten we dat er ook Kelten in Bohemen, Zuid-Duitslanden Oostenrijk woonden. In genoemde gebieden troÍfen archeologen voorwerpenaan die zoveel overeenkomstenmet de Keltische uit Frankrijk vertonen, dat geconcludeerd kan worden dat ze de Keltentoe te schriivenziin. (6)
Tablet in Lineair B, gevonden te Pylos lZ.W.-Peloponnesusl. Elk teken heeft de waarde van een lettergreep, norplus klinker. Vertaling: Twee ketels op maliter medeklinker onderstel met drie poten, kretenzisch werk; éên ketel op drievoetig onderstel met êên voet en één oor; één ketel op drievoetig onderstel, kretenzisch werk, verbrand aan de poten; drie grote kruiken; êên grotere beker met vier oren; twee grotere bekers met drie oren; één kleinere beker met vier oren: één kleinere beker met drie oren; één kleinere beker zonder oor. Wanneer we echter verderterug de prehistorieingaan, kunnen we bij gebrek aan gegevensniet meer bepalen hoe de dragersvan een bepaaldecultuur heetten.We kunnen dan nog slechts culturen en variantendaarvan onderscheidenen een fantasienaamgeven. Zo heten de Neandertalersnaar het dal (Duits: Tal) van de Neander in het Ruhrgebied,waar voor het eerst mensen van dit type werden gevonden. Ook de Vlaardingencultuurheet naar de eerste vindplaats. De klokbekercultuuren het strijdhamervolkzijn genoemd naar typische gebruiksvoorwerpen,een beker in de vorm van een kerkklok en een strijdhamer die bij hen opvallende gebruiksvoorwerpen zijn. Culturen onderscheidenwe dus; geen volkeren. De onzekerheid op dit terrein is echter nog groter, want we moeten onmiddellijk twee belangrijkeproblemen van de archeologieaan de orde stellen. Wanneer we in een bepaald gebied dezeltde materièle cultuur vinden, betekent dat dan noodzakelijkerwiisdat deze cultuur aan één votk te danken is? De tweede vraag luidt: wanneer we gedurende zekere tijd eenzelÍdecultuur zich in een bepaald gebied zien ontwikkelen, bestaat er dan de zekerheid dat gedurende die tijd g één volksverhu izin g heeÍt plaatsgevonden? De geschiedenisvan het Romeinse rijk biedt antwoord op de genoemde vragen. In de keizertijdontwikkelde zich in de verschillende provinciesvan het rijk een door de Romeinen beïnvloede cultuur, eerst bij de bovenlaag van de bevolking, maar later ook algemeen. Galliêrs, Hispaniêrsen Brittannièrs verloren veel van hun eigen cultuur. Zou deze gecompliceerdegang van zaken uit archeologischevondsten te achterhalenzijn. indien we nu eens niet op de hoogte waren uit de geschiedschrijving?In de laatste "barbaarse" eeuwen van het Romeinserijk trokken er herhaaldelijk stammen door West- en Zuid-Europa.Sommige stammen vestigden zich in door de Romeinen beïnvloedecultuurgebieden'Veelal namen ze deel aan die cultuur. Zouden we ten volle die volksverhuizingen kunnen reconstruerenuit de archeologischevondsten? Zou het bijvoorbeeld ook mogelijk zijn, dat we uit de materiêle overblijfselen kunnen concluderen dat rond Tongeren tussen Caesaren Augustus (dus in enkele decenniavan de protohistorie) de Kelten door Germanenzijn verdrongen?U ontmoette een reeks
15
nog op grotere schaal dan heden toegepast werd? Bezoekt u eens e e n m u s e u me n d e n k d a n a a n u w e i g e ns e r v i e s . . . . . Daarbijzwijgen we dan nog over de literaireproduktie van het huidig moment. Zou dan in de prehistoriede ontwikkeling rechtlijnig zijn verlopen?
Klokbekers retorischevragen, waarop een eventueel antwoord negatieÍ zou moeten luiden. Zouden we dan menen dat we iets zinnigs kunnen beweren over essentièlegebeurtenissenuit de prehistorieals bijv. volksverhuizingen? 3. EvolutieT Niet alleen in het ontstaan van het heelal en van het leven en de diversetypen levendewezens ziet men thans een evolutie. Ook in het leven van de mens gedurende de prehistoriezou een voortgaandeevolutiewaar te nemen zijn. Het lijkt me van weinig belang per periode te schilderen,op welke punten de mens volgens het evolutionistischstandpunt al hoever was voortgeschreden. Belangrijkeris het in dit kader enkelevan de.aangenomen"evoluties" de revuete laten oasseren. 3 . 1. E v o l u t i e w e r e l d w i j d p a r a l l e l ? We ontmoetten al (onder punt 2.3.) de gedachte als zou de evolutie wereldwijd parallel verlopen. Met name de ontwikkeling van aap tot mens zou over de gehele wereld gelijktijdigzijn voortgeschreden.In de cultureleontwikkelingvan steen- naar bronstijd en van brons- naar ijzertijdwil men nog wel wat variatie per streek aannemen. Hierbijvervalt men soms in het andere uiterste. Het is toch absurd,zoalsVelikovsky(7) terecht schrijft, dat de kunst van het ijzer bewerken met eeuwen tussenruimtein Egypte en Palestina zou bekend geraakt zijn, terwijl een schip in vier dagen de reis van het ene naar het andere land maakte! 3.2. Nooitteruggang in de cultuur? De hele gedachte aan evolutie (ontwikkeling) is strijdig met het fenomeen dat er teruggang kan plaatshebbenin de cultuur. Wederom levert de (eigenlijke)geschiedenisons voorbeelden. De muur van Tongeren uit de late keizertijdvan het Romeinserijk omsloot een kleinerestad dan die uit het begin van de keizertijd.In het middeleeuwseRome graasdenkoeien op de plaats waar in de Romeinsetijd zich het centrum van het rijk bevond. Stelt u zich eens koeienvoor op de Champs ElysêesoÍ de Grote Markt van Brussel! Het huidige Griekenland, beslist niet het ontwikkelingsland dat sommige aardrijkskundeboekjes ervan maken, staat toch niet op het peil van de Myceenseof de klassiekebeschaving. En is bij ons technisch kunnen de overige cultuur zoveel verder ontwikkeld in vergelijkingmet wat de tijden boden toen handwerk
to
3.3. Steentijd, bronstijd, ijzertijd De reeks steentijd-bronstijd-ijzertijd was in de 8e of 7e eeuw v. Chr. de Griek Hesiodus (8) al bekend; ook de Romeinse filosoof Lucretiusuit de eerste helft van de 1e eeuw v. Chr. schreef erover (9). De 19-eeuwsegeleerdenaccepteerdenslechtswat de Oudheid a l a a n g e n o m e nh a d . Laten we allereerstenkele misverstandenuit de weg ruimen. "ln de steentijdwas alles van steen gemaakt, in de bronstijd alles van brons en in de ijzertijdalles van ijzer." Dit is natuurlijk niet waar. Hout, leer en been zijn minder moeilijkte bewerken materialendan steen, brons en ijzer, maar vergankelijker.Slechts bij uitzondering zullenvoorwerpen eruit vervaardigdna zoveel eeuwen nog gevonden worden. Hier blijkt dan weer, hoe fragmentarischonze kennis van zelfs maar de materièlecultuur is. Steen, brons en ijzerwaren heÍ voornaamsÍe materiaal van het gereedschap. Vanzelfsprekendis het ook niet zo dat met het aanbrekenvan de ijzertijd nu meteen iedereen ijzeren.gebruiksvoorwerpen bezit. Zulke overgangengeschieddengeleidelijken - zoals we al zagen - niet op alle plaatsengelijktijdig. Tegen het hele concept steen-brons-ijzer valt ook nog wel iets in te brengen. De Bijbel komt straks aan het woord (punt 9). Wetenschappelijkeargumenten levert Velikovsky (10). Het moet onmogelijk zijn geweest de vele keurig rechthoekiggemaakte stenen die voor de piramidenbouw gebruikt werden, zonder ijzer te bewerken. Toch brak de ijzertijdzogenaamd pas ca. 1500jaar na de tijd van de piramidenbouw aan. Zeker kunnen sarcofagen (doodskisten) van graniet en basalt uit dezelfdetijd niet zonder stalen werktuigen zo preciesgevormd zijn. Scherp uitgewerkte hièroglyfenin reliilf kunnen niet dan met staal in zo harde steensoortenaangebracht zijn. En inderdaad zijn er stalen werktuigen tussen de stenen van de piramiden gevonden. Deze ijzeren voorwerpen uit zo vroege tijd waren niet alleen van meteoorijzerafkomstig (meteoorijzerbevat nikkel en is zo te onderscheidenvan "gewoon" ijzer). Zo moet men toen al ijzer uit erts hebben kunnen winnen... 1500jaar vóór het aanbrekenvan de ijzertijdin het Midden-Oosten!Tot hier Velikovsky. 3.4. Catastrofisme contra evolutionisme "B Lezersvan A W" zijn niet onbekend met de idee dat in het vergrote leden catastrofenhebben plaatsgegrepen(11), van welke de zondvloed de bekendstewas. Velikovsky-aanhangers(12) zijn allicht nog beter op de hoogte. Met dergelijkecatastrofen rekent de
Het Romeinse Tongeren. De tuvee muren zijn duidelijk aangegeven: I de vroegere, ll de latere.
evolutionistische wetenschap niet. Toch moeten ze de cultuur beinvloed hebben. Veel werd vernietigd.Veel moest opnieuw opgebouwd worden, en dan met nog primitieveremiddelen dan ons na 1945ten dienstestonden. Aan de andere kant was niet direct alle kennis en kunde verloren. We herinnerenons een artikel uit "B & W" (13), waarin prehistorische kunst van zeer hoog gehalte werd getoond uit een voor evolutionistenonwaarschijnlijkvroege tijd. De grotschilderingen, zijn het niet evenzo misschiengetuigenissenvan kunstvaardigheid die onder invloed van grote catastrofen onder primitieveomstandighedenmoest uitgeleefdworden? Het Solutréen(ca. 60.000v. Chr. volgens de conventionelechronologie),een onderdeelvan de oude steentijd in Frankrijk,kende de kunst om zeer verfijnd gereedschapte vervaardigen. Let wel: de steenwerd in de oude steentijd niet geslepenof gepolijst,maar slechtsdoor hakken met een andere steen in de juiste vorm gebracht. Toch lijken die beitels,schaven, dolken en boren op onze metalen produkten. Weer een aanwijzing dat mensen die na een catastrofe geen metaal konden bereiken, zich tevreden stelden met stenenwerktuigen in dezelfdevorm? Dan wekt het nog algemeen verbazing,dat na het Solutrêén de kunst om zulk relatief perfect gereedschapte maken verdween. ls dit geen aanwijzing dat de normaleideeënover de steentijdrevisiebehoeven? Het is, zoals F. J. Kerkhof destijds in dit blad (14) schreef, heel goed mogelijkdat bij catastrofenuit het verledenstralingentot de aarde doordrongen in een mate die we thans niet kennen. Zulke stralingenkunnen op de cellen hebben ingewerkt en nieuwe typen levende wezens hebben doen ontstaan. Enkele weken geleden was in Belgrè in de krant te lezen (15), dat ruimtevaarders,die slechtsenkelemaandenin buitengewoneomstandighedenhadden geleefd,bij hun terugkeerop aarde lichtjesafgeplatteschedelsbezaten. Wat voor schedelszouden catastrofenmet straling veroorzaakt hebben hetzij bij de toen levendemensen, hetzij bij hun kinderen?Waarom geen schedelsà la aapmensen?
*-4na'' ' ''' 1P;it;'=') i1[ H'í" \r
3.5. Intermezzo:prehistorische dateringsmethodes Geologengebruikenfossielenom aardlagente dateren. Ze weten - ook deze kwestie is in verschillendepublicaties aan de orde geweest(16) - welke dieren (zogenaamd)typisch zijn voor welke perioden.Vindt men een bepaald Íossiel dier, dan meent men te weten tot welke geologischeperiode de laag waarin het fossiel is aangetroffen, behoort. Over de onhoudbaarheid van deze methode behoef ik hier niet te handelen: zij is onder ons genoegzaam bekend. Prehistoricigebruiken helaasgelijksoortigemethoden. Zij dateren vondsten naar het cultuurstadium waartoe ze zouden behoren. Vindt men bronzen gereedschap,dan behoort de cultuur tot de bronstijd,zelfsals men maar één of enkelestuks bronzen werktuigen vond. Ook overblijfselenvan dieren worden gebruikt om vondstenaan een bepaaldeijstijdoÍ periodetussen de ijstijdentoe te schrijven. 3 . 6 . V e r z a m e l a a r s ,j a g e r s , n o m a d e n , s e d e n t a i r e n Wederom ontmoeten we zogenaamd een reeks die van evolutie getuigt. Aangenomen wordt namelijk, dat de meest primitieve mensop goed geluk voedselverzamelde.Daarnazou men op jacht gegaanzijn en na het nomadenbestaanzou pas het kiezenvan een vaste woonplaats (het sedentair leven) in zwang gekomen zijn. Ook naar deze cultuurstadiadateert men. Behoren tot een vondst voornamelijkvoorwerpen die op jacht wijzen, dan behoort deze vondst automatischtot de jachtperiode. Het Oude Testament leert ons een andere volgorde (zie punt 4), doch ook de huidigewerkelijkheidmaakt ons duidelijkdat verschillende wijzen van voorzien in het levensonderhoud naast elkaar k u n n e nb e s t a a n .
.j.
-
;;|^;"*
I
/ ",,,ï, '-,ïï ï
I
I I i
I Werktuigenuit het Solutrêen.
I
17
3.7. Taal Ook de taal zou zich ontwikkeld hebben. Men heeft zich zelfs afge_ vraagd of de Neandertalerszich van taal bedienden.Afgezien van het Íeit dat volgens de Bijbel reeds Adam sprak, moeten we ook methodische bedenkingen koesteren. Uit voorwerpen Kan men niet concluderendat de gebruikers ervan gesproken hebben. De redeneringdie men volgt is verder deze, dat voor samenwerking en organisatietaal nodig is. Wanneer vondsten suggererendat het leven kennelijkgeorganiseerdplaatsvond,moeten de mensen aan wie we de vondsten te danken hebben, van taal gebruik gemaakt hebben. Hiertussenkan men geen speld krijgen. Wèl tussen de omgekeerderedering.Wanneer men op grond van wat men vindt niet behoeft te concluderen, dat de vroegere eigenaars van de voorwerpen samenwerking kenden, betekent dat nog niet dat ze inderdaad niet samenwerkten. Bezit van taal noopt niet tot samen_ werking, maarkan tot samenwerkingleiden. De voorzichtigelezer zal gemerkt hebben, dat ik me gedurende de laatste zinnen op evolutionistischstandpunt stelde om aan te tonen dat een en ander ook daarbinnenniet klopt. 3.8. Evolutievan de godsdienstl De godsdienstzou eveneensgeêvolueerdzijn. De primitievemens, juist ontwaakt uit het redelozeapenbestaan,zou geneigd zijn geweest hem onbekende natuurmachten als goden te zien. Na de vereringvan onpeÍsoonlijkemachten, en aanvankelijkzelfs gelijktijdig daarmee, wendde men zich tot persoonlijkegoden in het meervoud die aanvankelijkpersonificatiesvan die natuurmachten zijn. Het monotheïsme zou dan het volgende stadium vertegenwoordigen. dat de Joden eerder zouden bereikt hebben dan de omringendevolkeren. Men generaliseert,wanneer men boven geschetsteevolutieaanneemt, een ontwikkeling die inderdaad in de Grieksegodsdiensten filosofie(17) waar te nemen is. Natuurlijk moet (volgens het evolutie-standpunt)de ontwikkeling van het religieusdenken niet met het monothei'smeals afgesloten gezien worden. Zelfs onder bijbelgetrouwechristenen wordt nog wel gehoord: "Zoveel mensen gaan nog naar de kerk,,, alsof het een normale zaak is dat na het monotheisme het ongeloof moeÍ volgen. Ongeloof?Gelooft men niet in de menselijkerede, dat die de mens tot de volledigewaarheid leiden kan? OÍ gelooft men tegenwoordig niet in het gevoel, wanneer wat sympathiek is, waar en wat aangenaamis, goed wordt gevonden? Binnen de idee dat in de godsdienst een ontwikkeling had plaatsgevonden, past ook het denkbeeld dat men op zeker moment in een leven na de dood is gaan geloven. Men treft soms de opmerking aan: toen geloofde men a/ in een hiernamaals, omdat de doden gaven meekregenin het graf. Hiertegenkan men allereerst inbrengendat men ook in een hiernamaalskan geloven zónder de doden gaven mee te geven. Bovendien lijkt het me bijzondertwijfelachtig oÍ mensen ooit een hiernamaalszouden kunnen ,,uitvinden". Stel, dat er werkelijk een evolutie had plaatsgevonden.Hoe kan een mens dan irberhauptop de idee komen, als hij het sterven van soongenoten waarneemt en erover nadenkt, dat iets van een mens na de dood kan voortleven?Hoe is het bovendien te verklaren dat nagenoeg overal, zo niet overal op aarde zulk een geloof zou uitgevonden zijn? De idee van het bestaan van een hiernamaals moet te danken zijn aan een openbaring,waarvan de inhoud al of niet verwrongenoveral is doorgegeven. 4. Bijbelscommentaar Het commentaarop de evolutionistischevisie vanuit de Bijbel beschouwen we niet als tweede-rangs.Integendeel.Dat we het hier pas aan de orde stellen is geschied om praktische redenen. Eerst moet bekend zijnwaarop commentaargeleverdwordt. Dat wetenschappelijkebezwaren al tegelijk met de uiteenzetting hiervóór n a a rv o r e ng e b r a c h tw e r d e n ,l i g t v o o r d e h a n d .
18
Allereerstdient gewezen te worden op het eminent belangvan de zondvloed (18). Door de enorme watermassa'sen de daardoor losgewoelde hoeveelhedenmodder moeten restantenvan oudere beschavingenmeegesleeptzijn. lets daarvanterug te vinden behoeven we niet te verwachten. Dat wil zeggen: mogelijk vinden we aan de oppervlaktevan de toen afgezette modderlagenof bijvoorbeeld in steenkool nog iets uit de tijden voor de zondvloed, maar we kunnen gevoegelijkvergeten meerdere bij elkaar behorende voorwerpen tezamen aan te treffen. Een beeld van de cultuur van toen kunnen we zo onmogelijkontwerpen. Gevolg van een en ander is wel, dat wat we vinden, hoogstens e n k e l ed u i z e n d e nj a r e no u d i s . . . . Laten we nu enkeleteksten uit het boek Genesisnatooen. - 3:17-19 al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten; in het zweet uws aanschijns zutt gij brood eten. Zouden we deze tekst welwillend tegenover de evolutionistenwillen interpreteren,dan zouden we in het zwoegen nog wel het lukraakvoedselverzamelen van de eerste cultuurperiode(zie punt 3 . 6 . ) k u n n e nz i e n .G e n e s i s4 : 2 e n 1 2 ( z i e h i e r o n d e r )l e r e no n s e c h ter dat wel degelijksprake is van landbouw. - 4'.2 Abel werd schaapherder, Kain landbouwer. We zien dat landbouw geen late uitvinding van de mens is. In Abel zou men nog een nomade kunnen zien, ware het niet dat Genesis 4:20 lzie onder) zich hiertegenverzet. Over verzamelaarsen jagers als vroegste mensen lezenwe niets. - 4:12Wanneer gij de aardbodem bewerken zult.... Er was wel degelijksprakevan landbouw in onze zin. - 4:12 een zwerver en vluchteling zult gij op de aarde zijn. Wonen op een vaste plaatswas dus toen al gewoon. - 4:17 daarna werd hij stichter van een stad. Stedenbouw duikt zeer vroeg op in de geschiedenis. - 4'.20 hij is de vader geworden van hen, die in tenten en bij de kudde wonen. Hier blijkt dat het nomadisch bestaanlater is uitgevonden dan veeteelt met vaste woonplaats. - 4:21 hij is de vader geworden van allen, die citer en fluit bespelen. Genoemdemuziekinstrumentenzijn zeer vroeg uitgevonden. - 4:22 de vader van de smeden, allen, die koper en ijzer bewerken. Welwillend tegenoverde evolutionistenzou men nog kunnen zeggen, dat hier het principe van metaalfuwerken is uitgevonden. lmmers ondanks zekere verschillenis het bewerken van kooer en ijzer in methode gelijk. Tubal-KaïnzelÍ behoeft dan nog geen ijzer bewerkt te hebben om vader van de ijzerbewerkersgenoemd te worden. Toch blijkt in het boek Job (zie hieronder) dat koper en ijzer al vroeg bewerkt èn gedolven werden. - 9 : 19 en uit dezen is de gehele aarde bevolkt. Deze opmerking laat nog eens zien, dat alle mensen van na de z o n d v l o e dv a n N o a c h a f s t a m m e n .Z i e o o k G e n e s i s1 0 : 3 2 . - 9:20 En Noach werd een landman en plantte een wijngaard. De catastrofevan de zondvloed deed de cultuur teniet, maar belette niet dat Noach en de zijnende kennisen kunde die ze nog bezaten, en die aanzienlijkmoet zijn geweest, gezien de bouw van het enorme schip dat de ark was, direct toepasten. De nieuwe start geschieddeniet met primitieve mensen. Zo is ook verklaarbaar, dat de cultuur in Mesopotamiè plotseling (zonder dat een langzame ontwikkeling waar te nemen is) op een zeer hoog peil stond. - 10:10-12 En het begin van zijn koninkrijk was Babel, Erek, Akkad en Kalne, in het land Sinear. lJit dat land trok hij naar Assur en hij bouwde Nineve, Rechobot-lr, Kalach en Resen tussen Nineve en Kalach; dat is de grote stad.
De resten van de beroemde Aoora van Athene.
-
in strijd is met de Bijbel, zeer onvolledigis, noodzakelijkerwijs uiterst onzeker is, zoals door eerlijke en voorzichtige evolutionistischegeleerdenwordt toegegeven. lk citeer tenslotte één van hen, Antonio Arribas Palau,hoogleraaraan de universiteit v a n G r a n a d a( 2 1 ) : Rekeninghoudend met het onvolledig karakter van de methoden van de Prehistorie,het weinige dat we weten en het vele dat nog gedaan moet worden, hebben we vermeden de indruk te wekken - zoals helaasdoorgaansgebeurt -. dat alleswat we schrijven, het laatstewoord is. We hebben in alle oprechtheid de reeks moeilijkhedenuiteengezetdie de onderzoeker tegenkomt, op het gevaar af in het andere uiterstete vervallen.Maar we geven er de voorkeur aan, in de geest van onze studenten de onzekerhedente laten postvatten die een schaduw werpen op de Prehistorie,eerder dan hun de indruk te geven dat allesal vaststaandÍeit is, zodat ze zich binnen enkele jaren er rekenschapvan zouden moeten geven, dat de verbeteringen in de toekomstige handboekente wijten zijn aan de onvolledigheidvan onze kennisen aan het generaliseren.
I I
I
t
Wederom lezenwe over stedenbouw, nu op grote schaal. Hier valt ook het woord koninkrijk, wat wijst op een ontwikkelde samenleving. Het boek Job gaat terug tot gebeurtenissenuit zeer vroege tijd. Zelfs als we te maken hebben met een latere bewerking en dan nog een dichterlijke.garandeertde inspiratievan de bijbelschrijver door de HeiligeGeest ons, dat de gegevensdie we erin lezen, betrouwbaarzijn. We hebbente doen met gebeurtenissendie op zijn laatstuit de tijd van Abraham dateren (1800à 1700v. Chr.; dus 6 à 5 eeuwen voor de ijzertijdter plaatsebegon). "B Lezersvan & W" zullen weten dat waarschijnlijkgemaakt kan w o r d e n ,d a t J o b i n d e d a g e n v a n P e l e g( G e n e s i s1 1: 1 6 w . ; 1 K r o n i e k e n1 : 1 9 ) , d u s r u i m v ó ó r A b r a h a m l e e f d e ( 1 9 ) . W e l n u , w a t lezenwij? - 40:13 Zijn beenderen zijn buizen van koper, zijn knoken gelijk aan staven van ijzer. - 41 : 18 lJzer acht hij als stro, koper als vermolmd hout. Met Ouweneel(20)willen we wat in de vertaling van 1951nijlpaard en krokodil genoemd wordt, liever opvatten als twee "voorhistorische" monsters, een brachiosaurusen een mosasaurus. Voor ons onderwerpheeft een en ander weinig belang. Er blijkt dat in zo vroegetijd ijzeren koper gelijkelijkbekend waren. Van ijzerbestonden al staven, wat zeker niet wijst op een gebruik van moeizaam verzameldmeteoorijzer. - 28 : 1-4 Erzijn wel o ord en, waa r men h et z ilver te voo rsch ij n b ren gt, en plaatsen, waar men het goud wast; ijzer wordt uit de grond gehaald, en steen smelt men tot koper. Men maakt een einde aan de duisternis, en tot de uiterste diepte doorvorst men het gesteente in de donkerheid en in de diepe duisternis. Men boort een mijnschacht ver van waar mensen wonen; zonder steun voor de voet hangen zij, ver van de mensen zweven zij. Het is duidelijk.dat tijdens Peleg of Abraham al ijzermijnenvoorkwamen. - 38:17aen18a Goud noch glas kunnen haar evenaren,.... paarlemoer noch kristal komen lnaast haarl in aanmerking. Ook glasen kristalzijn geen late uitvinding. 5. Epiloog Het is m.i. genoegzaamgebleken, dat het evolutionistischbeeld van de orehistorie
6. Aantekeningen leder seriewerk over de wereldgeschiedenisbevat een gedeelte over de prehistorie.Bij wijze van voorbeeldnoemen we M. -H. Alimen. M. -J. Steve led.l , Fischer Weltgeschichte, Band I Vorgeschichte. Frankfurtam Main 1966en herdrukken. Van de inleidingenin de wetenschap van de prehistorienoem ik: H. J. Eggers: Ëinfilhrung in die Vorgeschichte, Serie Piper 93,, Munchen 19742. A. Arribas Palau, Lecciones de Prehistoria, Barcelona 19784 1) Wie een efÍectieveweerleggingvan de modieuze geschiedopvatting wil lezen, zij verwezen naar H. Bauer. Das Ende des deutschen Gymnasiums, Herderbi-rcherei2140,Freiburg i. Br. 1973, hoofdstuk 8. Aanbevolen lectuur over misbruik van de school voor politiekedoeleinden(een verwant onderwerp) G. -K. Kaltenbrunner (ed.), Klassenkampf und Bildungsreform, die neue Konfessionsschule, Herderbi.tchereiInitiative 2, Frei' burg i. Br. 1974en H. Schoeck. Schdlermanipulation, Herderbiicherei 565. 2) Belangstellendenkunnen lezen A. Sizoo, Techniek in de oudheid, Boeketreeks32, Kampen 1961 en A. G. Drachmann, G rosse g riec h ische Eríin der, Zirich 1967. 3) Vóór de Romeinsetijd bestondenonze maanden nog niet. 4) Een handzaamoverzicht over de problemen rond de taal van de Etrusken biedt P. Defosse. De Etruskische Taal: Alfabet Schrift - Verklaring, Hermeneus 45,'1973-4,p. 3ul4w. 5) L. R. Palmer, De Aegeische wereld volgens het oudste Griekse schrift, Aula-pocket 1210,Utrecht-Antwerpen 1963, (vertaling van Mycenaeansand Minoans, London 1961),p. 141 vv., interpreteerteen aantal teksten uit Pylos als getuigenissen van de mobilisatietegen de invasie van de Doriêrs. Zelfs dan bezatenwe van nog maar êên politiek feit een contemporain schriÍtelijkgetuigenis. 6) Over de Kelten - ook de uit de Bijbel bekende Galaten behoorden tot hen! - kan men lezen J. Filip, Die Keltische Zivilisation und ihr Erbe , Prag 1961. 7) l. Velikovsky, Êamses ll and his Time, 1978, hoofdstuk Bronze and lron; herinnering:Velikovskywordt niet per pagina maar per hoofdstuk geciteerd,daar er vele editiesbestaan. 8l Werken en Dagen 106-201. Hesiodus schrijÍt over een gouden, zilveren,bronzenen ijzerentijdperk, terwijl hij tussen het bronzenen het ijzerendat van de helden van de Trojaanse oorlog plaatst. Het is duidelijk,dat hij bedoeltte schrijvenover
19
9l
10) 11) 12)
de degeneratievan de mensheidvan een gouden paradijstoestand naar een brute ijzeren mentaliteit. Toch speelt het metaal waarvan de gebruiksvoorwerpen gemaakt werden, door deze ideêle indeling heen. We lezen immers in vers "Van 150-1: hen waren de wapens van brons en de huizen van brons en ze hadden bronzen gereedschappen,want het zwarte ijzerwas er nog niet". "Vroeger dienden als wapens de De rerum natura Y 1281 w.: handen, nagelsen tanden, stenen alsmede boomtakken; het vuur en het verbranden,zodra ze bekend zijn geworden. Later is de kracht van het ijzer en het brons pas ontdekt. En het gebruik van brons is eerder bekend geworden dan dat van het ijzer,omdat het gemakkelijkerte bewerken is en de voorraad groter is." Het in noot 7 aangehaaldhoofdstuk. Denkt u aan bijvoorbeeldde serie van W. J. Ouweneel, Kata' " strof isme in het boek Job , B & W" 12-17. degenen die niet ieder woord van vanzelf ook reken tot hen lk hem voor hun rekening nemen, maar overigens zijn ideeèn accepterenin grote lijnen. Christenenzullenzeker (bijna)altijd bezwaren hebben tegen Velikovsky's conclusies op theologisch terrein.
"B A W" 13, p. 8 vv. 13) H. A. Donkers, Prehistorie en Evolutie, "8 8.W" 26, 14) F. J. Kerkhof, Waar komen de rassenvandaan? p. 5. Eenen ander is overigensook te vinden bij l. Velikovsky, Earth in IJpheaval, hoofdstuk Cataclysmic Evolution. 15) A. PieV 175 dagen en nachten zonder weer!, Koerier van 5-9-79. 16) Bijvoorbeeld D. E. Chittink, Schepping, evolutie en de ouderdom der aarde, in: J. A. van Delden (ed.l , Schepping of evolutie? , Goes 1977, p. 101. 17) Verscheidenefilosofen, teleurgestelddoor het immorele karakter van de volkse Griekse godsvoorstellingen,kwamen al denkend ertoe over de godheid te schrijven. We moeten ons "de" Griekse filosofie niet bealtijd voor ogen houden, dat (veelal vele theologische) publicatiesons staat. Anders dan wel eens willen doen geloven, bestond er in de Grieksewijsbegeerteeen veelheidvan meningen. 18) Hier behoevenwe nauwelijkste wijzen op W. J. Ouweneel, De ark in de branding, Amsterdam 1976. " 19) W. J . Ouweneel, Katastrof isme in het boek Joó t3l, B A W" 1 4 ,D . 7 v . 20) W. J. Ouweneel,ibid., p.5en De ark in de branding,p. 95 vv. 2 1) A r r i b a sP a l a u ,a . w . , p . 8 .