Buitenschools kunstonderwijs in Vlaanderen en Nederland Verslag symposia 27 maart en 27 november 2002/Gent 5 akkoord
Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht 2003
Inhoud Vooraf
5
Buitenschoolse kunsteducatie in Nederland
6
Buitenschoolse kunsteducatie in Vlaanderen Symposium Sint-Niklaas 27 maart 2002
8
11
Introductie deeltijds kunstonderwijs in Vlaanderen - door Ingrid Leys en Mieke Quintens Introductie binnenschoolse en buitenschoolse cultuureducatie in Nederland - door Martin Berendse
14
Symposium Bergen op Zoom 27 november 2002
17
Cultuuronderwijs tussen traditie en vernieuwing - door Jan Wagemakers
19
Snelle veranderingen in Vlaams kunstonderwijs - door Jurgen Wayenberg Elke jongere een culturele loopbaan - door Peter Maissan
25
De jongere als rolmodel voor leeftijdgenoten - door Hildegard Draaijer
29
Vernieuwingen zijn vaak afhankelijk van de docent - door Jo De Blieck
31
Samenvatting van de werkgroepen Eindrapportage en afsluiting
33
37
Bijlage 1 Inleiders en voorzitters
39
Bijlage 2 Deelnemers 27 maart 2002 41 Bijlage 3 Deelnemers 27 november 2002
46
20
12
Vooraf In het kader van het Gent 5-akkoord voor de onderwijssamenwerking tussen Nederland en Vlaanderen is afgesproken dat de subwerkgroep Deeltijds Kunstonderwijs/Cultuureducatie (binnen de werkgroep Beroepsonderwijs/Volwasseneneducatie/Permanente Vorming) zich zal richten op de vergelijking van de systemen voor deeltijds kunstonderwijs in Vlaanderen en cultuureducatie in Nederland. Tevens is de subwerkgroep gevraagd om het initiatief te nemen om concrete samenwerkingsprojecten te ontwikkelen (zie artikel 2.5.3 van het Gent 5-akkoord). De Vlaamse leden van de subwerkgroep zijn vertegenwoordigers van de Administratie Permanente Vorming en de afdeling Deeltijds Kunstonderwijs: Christel Rutten (Administratie Permanente Vorming – directoraat-generaal) Ingrid Leys (afdeling Deeltijds Kunstonderwijs) Mieke Quintens (afdeling Deeltijds Kunstonderwijs) Van Nederlandse zijde hebben zitting in de subwerkgroep: Jan Jaap Knol (Ministerie OCenW, directie Kunsten) Marjo van Hoorn (senior medewerker onderzoek & beleid Cultuurnetwerk Nederland) Ap de Vries (directeur De Kunstconnectie, branchevereniging voor educatie en participatie in de kunsten) Paul de Vries (beleidsmedewerker De Kunstconnectie) De subwerkgroep heeft concreet invulling gegeven aan haar opdracht door het organiseren van twee symposia: op 27 maart 2002 in de Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten in Sint-Niklaas en op 27 november 2002 in Museum De Markiezenhof in Bergen op Zoom. Het ‘Vlaamse’ symposium werd georganiseerd onder verantwoordelijkheid van de Vlaamse administratie en het ‘Nederlandse’ door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, in nauwe samenwerking met De Kunstconnectie en Cultuurnetwerk Nederland. Op het eerste symposium stond de vergelijking van elkaars systemen centraal en op het tweede symposium ging het om de vak-en beleidsinhoudelijke verdieping van het thema traditie en innovatie. Aan beide symposia nam een ruime vertegenwoordiging deel van directeuren van de Vlaamse academies voor deeltijds kunstonderwijs respectievelijk de Nederlandse centra voor de kunsten. Daarnaast waren vertegenwoordigers van de Inspectie aanwezig, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en van het Interprovinciaal Overleg (IPO cultuur).
Gemeenschappelijke beleidsprioriteiten Zowel de vergaderingen van de subwerkgroep als de beide symposia brachten aan het licht dat - hoe verschillend van opzet beide systemen ook zijn (regelgeving, bekostiging, inrichting van het onderwijssysteem et cetera) - er ook sprake is van belangrijke gemeenschappelijke beleidsprioriteiten. Vlaanderen en Nederland hebben gemeenschappelijk: een bezinning op de traditionele methoden en een behoefte aan onderwijskundige vernieuwing, waarbij interdisciplinair en projectmatig werken in opmars zijn alsmede het werken met nieuwe media; een noodzaak tot meer doelgroepgericht werken, waarbij met name jongeren en allochtone groepen prioriteit zijn; een toenemende samenwerking met het reguliere onderwijs. Deze publicatie bestaat uit lezingen en verslagen van beide symposia, voorafgegaan door een korte vergelijking van de Vlaamse en Nederlandse systemen voor buitenschools kunstonderwijs.
5
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Buitenschoolse kunsteducatie in Nederland Centra voor de kunsten Onderwijsinstellingen buitenschools Verzamelnaam: centra voor de kunsten, te verdelen in: − muziekschool: instellingen waar muzieklessen en soms ook danslessen gegeven worden; −
creativiteitscentrum: instelling waar cursussen gegeven worden als dans, beeldende kunst, audiovisuele, dramatische en/of literaire vorming;
−
gecombineerde instelling: een combinatie van muziekschool en creativiteitscentrum.
In oktober 2002 zijn er in totaal 242 centra voor de kunsten: 118 muziekscholen, 58 creativiteitscentra, 55 gecombineerde instellingen en 11 steunfunctie-instellingen.
Aanbod, eisen leerinhoud en examens ? Kortlopende en langlopende lessen en cursussen in groepsverband, workshops en lezingen. Zowel breedte-aanbod (in één discipline tot en met meerdere disciplines) als diepte-aanbod (oriëntatie voor beginners, gevorderden, specialisten op verschillende niveaus). Er zijn geen vastgestelde examens en leerstofeisen, met uitzondering van het muziekonderwijs, dat ingedeeld is in vier niveaus: A, B, C en D, waarbij A het hoogste niveau is (certificaatcursussen). Examens hebben geen landelijk erkende status. ? (Projectmatige) activiteiten voor het regulier onderwijs (primair en voortgezet): workshops, bemiddeling van aanbod op het gebied van de professionele kunsten (zoals voorstellingen, concerten en toonstellingen). Geen eisen en examens. ? (Projectmatige) activiteiten voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld jongeren in (achterstand)wijken en verstandelijk gehandicapten. Geen eisen en examens.
Organisatie en bestuur, financiering en kwaliteitszorg ? Organisatie en bestuur − privaatrechtelijke organisaties met eigen bestuur (stichtingen); −
publieksrechtelijke organisaties: onderafdeling van de gemeente, bijvoorbeeld Gemeentelijke Muziekschool; openbaar lichaam (Wet Gemeente Regelingen), bijvoorbeeld Streekmuziekschool.
? Financiering Gemeentelijke subsidie, les- en cursusgelden en overige inkomsten. Overige inkomsten zijn: vergoedingen van amateurverenigingen voor facilitaire dienstverlening; vergoedingen voor dienstverlening aan het regulier onderwijs, incidentele projectsubsidies van gemeenten en/of provincies voor specifieke activiteiten en commerciële dienstverlening. ? Kwaliteitszorg − een waarderingskader voor toetsing door Inspectie Onderwijs Cultuureducatie is in ontwikkeling; −
deelname aan Kwaliteitssysteem Kunstzinnige Vorming (ingevoerd sinds 1997 door de VKV, thans brancheorganisatie De Kunstconnectie): systeem ter bevordering positionering en profilering, arbeidsverhoudingen en bedrijfsvoering; niet verplicht.
6
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Docenten Docenten moeten voldoen aan de benoembaarheideisen, zoals omschreven in de CAO Kunstzinnige Vorming. Deze omschrijven in detail de eisen voor een docentschap audiovisueel, beeldende kunst, dans, drama, muziek en literaire vorming. Over het algemeen wordt een erkende kunstvakopleiding, aangevuld met een pedagogischdidactische scholing vereist. Voor docenten beeldende kunst, met uitzondering van kunstgeschiedenis, wordt bovendien een actuele kunstenaarspraktijk vereist. Op deze benoembaarheideisen zijn uitzonderingen gemaakt voor nieuwe kunstvormen, waarvoor (nog) geen kunstvakopleidingen zijn, zoals acrobatiek, grime, poppenspel, circus, kalligrafie, airbrush, glas (in lood) en zijdeschilderen.
Trends en actuele beleidsvragen ? Inhoudelijke trends Vernieuwing van het aanbod, zowel breedte als diepte; aanbod dat afgestemd is op specifieke groepen/activiteiten buiten de instelling (bijvoorbeeld wijkgericht); aanbieden van kortlopende workshops; aanbod dat aansluit op vragen van het regulier onderwijs (met name in het kader van het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming in het voortgezet onderwijs); projectmatiger werken; meer interdisciplinair aanbod. Ook stellen steeds meer instellingen zogenoemde raamleerplannen op. ? Trends op het gebied van organisatie en bestuur Privatisering van gemeentelijke instellingen; positionering ten aanzien van de gemeente; samenwerking met andere instellingen (andere centra voor de kunsten, onderwijs, sociaal-cultureel werk, professionele kunst en amateurkunst.); kwaliteitsverbetering management en bedrijfsvoering.
7
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Buitenschoolse kunsteducatie in Vlaanderen Academies voor deeltijds kunstonderwijs Onderwijsinstellingen Verzamelnaam: academies voor deeltijds kunstonderwijs, te verdelen in: − academies voor muziek, woord en dans: instellingen met opleidingen in podiumkunsten; −
academies voor beeldende kunst: instellingen met vrije en toegepaste beeldende kunsten, soms ook kunstambachten;
−
de koninklijke Beiaardschool in Mechelen: specifieke opleiding beiaardkunst (carillon).
In februari 2002 zijn er honderd academies voor muziek, woord en dans; 98 van die academies organiseren zowel de studierichtingen muziek als woordkunst. In 52 academies is er ook een studierichting dans. Er zijn 66 academies voor beeldende kunst. Leerlingenaantallen in februari 2002: 68.558 leerlingen muziek, 19.623 leerlingen woordkunst, 5047 dans en 52.000 leerlingen beeldende kunst. In totaal zijn dat 145.608 leerlingen, waarvan 78% jongeren (6 tot 17 jaar) en 22% volwassenen (vanaf 18 jaar), waarvan 67% vrouwen en 33% mannen.
Aanbod, eisen leerinhoud en examens ? Aanbod deeltijds kunstonderwijs Inhoudelijk beogen de opleidingen in het deeltijds kunstonderwijs een dubbele doelstelling: kunstbeleving en kunstbeoefening. Hoewel leerlingen het deeltijds kunstonderwijs in hun vrije tijd volgen, is het een vrij intensieve kunstopleiding. Op de eerste plaats leren de leerlingen in de studierichting muziek een instrument bespelen, maar naast de instrumentles volgen ze ook nog algemene muzikale vorming en algemene muziekcultuur. Leerlingen in de toneelcursus krijgen ook repertoirestudie. In beeldende kunst staat bijvoorbeeld ook het vak kunstgeschiedenis op het programma. ? Initiatieven voor het regulier onderwijs (basisonderwijs) Docenten van het deeltijds kunstonderwijs geven nascholing muzische vorming voor leerkrachten basisonderwijs. De nascholing is praktijkgericht. Dat betekent dat leerkrachten basisonderwijs concrete lesideeën aangereikt krijgen voor de verschillende muzische domeinen in het basisonderwijs (muziek, drama, beweging, media, beeld). De nascholing omvat een aantal sessies gespreid over een heel schooljaar. Dat zorgt voor een zeker continuïteit in de cursus. Omdat de leerkrachten ook meteen de verworven kennis en vaardigheden kunnen toepassen in hun lessen, is er daardoor mogelijkheid tot zelfevaluatie en evolutie. De DKO-docenten die de nascholing geven hebben een dubbele troef: ze zijn zowel kunstenaars als leerkrachten. Ze zijn dus in staat om vakinhoudelijke kennis (bijvoorbeeld kunstgeschiedenis) te koppelen aan pedagogische vaardigheden. ? Initiatieven voor specifieke doelgroepen Met het tijdelijke project Kunstinitiatie krijgen academies voor deeltijds kunstonderwijs de kans om in samenwerking met basis- en secundaire scholen en culturele organisaties projecten uit te werken die de deelname van kansarme en/of allochtone jongeren aan het deeltijds kunstonderwijs zullen verhogen. De doelstelling van de projecten wordt geoperationaliseerd door:
8
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
−
peter-/meterschapsinitiatieven, waarbij de jongeren individueel begeleid worden door docenten deeltijds kunstonderwijs of andere professionele kunstenaars;
−
nascholing ‘muzische vorming’ voor leerkrachten van basis- en secundaire scholen met een groot aantal allochtone en kansarme autochtone leerlingen;
−
de organisatie van een specifiek onderwijsaanbod in de academies, aangepast aan de culturele en sociale achtergrond van de doelgroep.
Organisatie en bestuur, financiering en kwaliteitszorg ? Organisatie en bestuur − privaatrechtelijke organisaties met eigen bestuur: vrije academies, georganiseerd als vzw’s, de raad van beheer van de vzw is het schoolbestuur (= vrij gesubsidieerd onderwijs); −
publiekrechtelijke organisaties: stedelijke en gemeentelijke academies: het gemeentebestuur is hier het schoolbestuur (= officieel gesubsidieerd onderwijs) en academies van het Gemeenschapsonderwijs: de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs (Vlaamse Openbare Instelling) zijn het schoolbestuur.
In februari 2002 zijn er: negen vrije academies, 143 stedelijke en gemeentelijke academies en 15 academies van het Gemeenschapsonderwijs. De meerderheid van de academies is aangesloten bij een onderwijskoepel (= belangenvereniging). Er zijn in Vlaanderen drie onderwijskoepels: Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG) en het Gemeenschapsonderwijs ? Financiering Het schoolbestuur van de academie (vzw, gemeentebestuur, Gemeenschapsonderwijs) zorgt voor gebouwen, infrastructuur en leermiddelen. De Vlaamse overheid neemt voor alle academies de lonen van de leerkrachten voor haar rekening. De leerlingen betalen per schooljaar inschrijvingsgeld: volwassenen 158 euro (91 euro verminderd tarief) en jongeren 48 euro (31 euro verminderd tarief). Voor het verminderde tarief komen de volgende leerlingen in aanmerking: werklozen, leefloners (bestaansminimum), gehandicapten, residenten van een gezinsvervangend tehuis, politieke vluchtelingen, studenten, jongeren met een gezinslid dat al het basistarief betaald heeft en jongeren die zich in een tweede studierichting inschrijven. ? Kwaliteitszorg De Vlaamse regering bepaalt de minimumlessenroosters voor de verschillende opties en de minimumleerplannen voor elk vak. De onderwijskoepels werken de leerplannen concreet uit volgens hun eigen onderwijsvisie. De kwaliteitscontrole van de inspectie is op de eerste plaats schoolgericht. De inspecteurs controleren niet de leerlingen of de individuele leerkrachten, maar ze controleren of de academie een gepaste leersituatie creëert zodat de leerlingen de minimumdoelstellingen kunnen bereiken. Vanuit een breder denkkader over de kwaliteit van het onderwijs ontwikkelde de inspectie een doorlichtingsinstrument rond vier assen: context – input – proces – output (CIPO). Met het CIPOmodel kan de inspectie de academie als organisatie in beeld brengen en de kwaliteit van het onderwijs onderzoeken vanuit de eigenheid van de academie. De doorlichting wil een zo duidelijk mogelijk beeld van de academie geven waarbij de onderwijsresultaten (de zogenaamde output) gesitueerd worden tegenover de contextuele achtergrond, rekening houdend met de inputgegevens (leerlingen, personeelsleden) en met de procesmatige aanpak.
9
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Voor pedagogische ondersteuning of nascholing kunnen de leerkrachten en directeuren terecht bij de pedagogische begeleidingsdienst van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap en het Gemeenschapsonderwijs.
Docenten De docenten in het deeltijds kunstonderwijs moeten beschikken over vrij uitgebreide kwalificaties. Naast een basisdiploma van het hoger kunstonderwijs (hogescholenonderwijs) hebben zij ook een lerarenopleiding gevolgd. Hoewel de Vlaamse overheid de lonen van de docenten bepaalt, kan het plaatselijke schoolbestuur van een academie zelf leerkrachten aanstellen.
Trends en actuele beleidsvragen ? Inhoudelijke trends − Vernieuwing van het aanbod: experimenten. Als een academie een opleiding wil organiseren die nog niet in het Besluit van de Vlaamse regering is opgenomen, kan dat met een experiment. Een experiment is een kort project (3 tot 6 jaar) dat een academie de kans geeft om in te spelen op nieuwe maatschappelijke en artistieke trends. De academie krijgt extra lestijden om nieuwe lesmethoden, nieuwe lesinhouden, nieuwe media op experimentele basis toe te passen. Voorbeelden: volksmuziek, animatiefilm, beeldende vorming voor leerlingen met een mentale handicap en nascholing muzische vorming. −
Nieuwe doelgroepen: tijdelijke projecten Kunstinitiatie voor allochtonen en kansarmen.
−
ICT: academies krijgen een toelage voor de aankoop van specifieke hard- en software (digitale gehoortraining, digitaal keyboard, DTP-programma’s, cd-roms). Sinds dit schooljaar kunnen academies een ICT-coördinator aanstellen.
− ? Trends op het gebied van organisatie en bestuur Projecten intergemeentelijke samenwerking: academies van verschillende gemeenten vormen een samenwerkingsverband en organiseren in alle gemeenten van de regio een behoeftegericht onderwijsaanbod.
10
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Symposium Sint-Niklaas 27 maart 2002 Vergelijking van buitenschoolse onderwijssystemen in Vlaanderen en Nederland Tijdens het symposium in Sint Niklaas werden 's ochtends de Vlaamse en Nederlandse systemen op het gebied van buitenschoolse cultuureducatie met elkaar vergeleken : informatie-uitwisseling over infrastructuur en organisatie, regelgeving, beleid en financiering. In het middaggedeelte stond door middel van een panelgesprek de kwaliteit van de buitenschoolse kunsteducatie in Vlaanderen en Nederland centraal. Onder leiding van dagvoorzitter Hugo Buermans werd toen gesproken over kwaliteitsontwikkeling en kwaliteitstoezicht alsmede het belang van doelgroepenbeleid (zoals voor jongeren en allochtonen). Aan het panel namen van Vlaamse zijde deel Luc Ponet (inspecteur Muziek en Dans DKO), Herman De Vleeschhouwer (directeur Stedelijke Academie voor Muziek-Woord-Dans Sint-Niklaas) en Philippe Vanderschaeghe (niveaucoördinator Deeltijds Kunstonderwijs). De Nederlandse deelnemers waren Arthur Gieles (inspecteur cultuureducatie), Jan van Muilekom (directeur Utrechts Centrum voor de Kunsten) en Carrie Renders (De Werkschuit Gouda).
Programma Tot 9.45 uur 9.45 - 10.45 uur
Ontvangst met koffie in de foyer Introductie van het deeltijds kunstonderwijs in Vlaanderen (presentatie Ingrid Leys en Mieke Quintens; aansluitend vragenronde)
10.45 - 11.00 uur
Koffiepauze
11.00 - 12.00 uur
Introductie binnen- en buitenschoolse cultuureducatie in Nederland (presentatie door Martin Berendse; aansluitend vragenronde)
12.15 - 13.30 uur
Lunch in ’t Begijnhofken in Sint-Niklaas
14.00 - 16.00 uur
Panelgesprek over ‘kwaliteit’ en ‘kwalificaties’ in het deeltijds kunstonderwijs/cultuureducatie in Vlaanderen en Nederland
16.00 - 17.00 uur
Rondleiding in de academie en bezoek aan verschillende ateliers en de tentoonstelling ‘Licht’
11
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Introductie deeltijds kunstonderwijs in Vlaanderen Door Ingrid Leys en Mieke Quintens (adjuncten van de directeur Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs) Kunstonderwijs bevindt zich op het raakvlak van cultuur en onderwijs. Daardoor zijn er in Vlaanderen veel verschillende organisaties bezig met kunstonderwijs. Vanzelfsprekend hebben zij verschillende invalshoeken. In de culturele sector zijn er kunsteducatieve organisaties (bijvoorbeeld de Stichting Lodewijk De Raet) werkzaam, die subsidies van het Departement Cultuur krijgen. Ook culturele centra in een stad of gemeente hebben vaak een educatieve opdracht. Het gaat hier meestal om kortlopende cursussen van een aantal lessen rond één onderwerp of specialisatie, bijvoorbeeld tangodansen of zijdeschilderen. In het voltijdsonderwijs (basis- en secundair onderwijs) gelden voor alle leerlingen eindtermen muzische vorming. De cultuurcel van het Departement Onderwijs CANON helpt leerkrachten en leerlingen om die eindtermen te realiseren. Bijvoorbeeld door informatie en leermiddelen te verspreiden, scholen in contact te brengen met kunstenaars, concerten en theatervoorstellingen te organiseren. Het secundair onderwijs kent naast het reguliere onderwijs nog een specifieke onderwijsvorm: het kunstsecundair onderwijs. Leerlingen die zich willen voorbereiden op hoger kunstonderwijs (muziek, architectuur, dans, beeldende kunsten) krijgen naast algemene vakken een uitgebreid aantal kunstvakken. Het deeltijds kunstonderwijs staat los van het leerplichtonderwijs. De leerlingen - dat zijn voor de grote meerderheid jongeren, maar ook volwassenen - volgen een specifieke opleiding in hun vrije tijd. In de meeste steden en gemeenten in Vlaanderen zijn er academies voor deeltijds kunstonderwijs. Het gemeentebestuur is vaak ook het schoolbestuur van de academie en zorgt voor gebouwen, infrastructuur en leermiddelen. Daarnaast is er ook een aantal academies die bestuurd worden door het Gemeenschapsonderwijs, een Vlaamse openbare instelling. De Vlaamse overheid neemt voor alle academies de lonen van de leerkrachten voor haar rekening. Het deeltijds kunstonderwijs is vrij sterk gestructureerd. Dat betekent dat de leerlingen per schooljaar een geheel van vakken volgen die passen in een welomschreven leertraject. Per schooljaar betalen de leerlingen inschrijvingsgeld (maximaal 154 euro en minimaal 30 euro).
Motto deeltijds kunstonderwijs: ‘beoefenen en beleven’ Het deeltijds kunstonderwijs stimuleert een bewuste cultuur- en kunstbeleving en een cultuur- en kunstbeoefening zowel bij jongeren als volwassenen. Deze onderwijsvorm met zijn emancipatorisch karakter zal zowel kwalitatief als kwantitatief op peil moeten worden gehouden. Opmerkelijk is de dubbele doelstelling van het deeltijds kunstonderwijs: kunstbeleving en kunstbeoefening. Hoewel leerlingen het deeltijds kunstonderwijs in hun vrije tijd volgen, is het een volwaardige kunstopleiding. Natuurlijk leren de leerlingen in de studierichting muziek een instrument bespelen, maar naast de instrumentles volgen ze ook nog algemene muzikale vorming en algemene muziekcultuur. Leerlingen in de toneelcursus krijgen ook repertoirestudie. In beeldende kunst staat bijvoorbeeld ook kunstgeschiedenis op het programma. De leerlingen worden gedurende het schooljaar geëvalueerd en voor een aantal vakken zijn er ook overgangs- en eindproeven.
Structuur Het deeltijds kunstonderwijs heeft vier studierichtingen: beeldende kunst, woordkunst, dans en muziek. De podiumkunsten worden meestal samen georganiseerd door academies voor muziek, woord en dans. Daarnaast zijn er aparte academies voor beeldende kunst.
12
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
De volledige opleiding duurt in de studierichtingen muziek, woordkunst en dans tien jaar en in de studierichting beeldende kunst maar liefst 18 jaar. De studierichtingen zijn verdeeld in graden. De lagere graad duurt in de studierichtingen muziek en woordkunst maximaal vier leerjaren en in de studierichtingen beeldende kunst en dans zes leerjaren. De middelbare graad kan je in de studierichtingen muziek, woordkunst en dans drie jaar volgen en in de studierichting beeldende kunst zes jaar. De hogere graad duurt in de studierichtingen muziek, woordkunst en dans drie jaar en in de studierichting beeldende kunst vier of vijf jaar. In de studierichting beeldende kunst is er ook nog een specialisatiegraad van twee jaar. In de studierichting muziek starten de leerlingen in principe in het eerste leerjaar. In de andere studierichtingen volgen leerlingen van dezelfde leeftijd samen les. Volwassenen kunnen in de studierichting beeldende kunst onmiddellijk in de hogere graad starten. De lagere graad is inhoudelijk vooral algemeen vormend. Vanaf de middelbare graad kiezen de leerlingen voor een bepaalde optie. In de hogere graad beeldende kunst kunnen ze kiezen uit meer dan vijfentwintig verschillende opties zoals schilderkunst, weefkunst, keramiek en fotografie. In de studierichting muziek zijn er meer dan vijftig instrumenten: piano, viool maar ook gamba of harp. Sinds het schooljaar 2001-2002 is het onderwijsaanbod van de verschillende studierichtingen nog uitgebreid met nieuwe opties: jazz & lichte muziek, digitale beeldende vorming, animatie, literaire creatie en dansinitiatie.
Vernieuwing De opties en de vakken die een academie kan organiseren, zijn vastgelegd in een Besluit van de Vlaamse regering. Uiteraard organiseert geen enkele academie alle opleidingen. De academie kan kiezen uit de mogelijke opties en zo zelf een eigen profiel bepalen op basis van de sociaal-culturele context van stad of gemeente. Als een academie een opleiding wil organiseren die nog niet in het Besluit van de Vlaamse regering is opgenomen, kan dat met een experiment. Een experiment is een kort project (drie tot zes jaar) dat een academie de kans geeft om in te spelen op nieuwe maatschappelijke en artistieke trends. De academie krijgt extra lestijden om nieuwe lesmethoden, nieuwe lesinhouden, nieuwe media op experimentele basis toe te passen. Zo is er bijvoorbeeld een experiment volksmuziek in Gooik en in Dranouter. In een aantal academies voor beeldende kunst zijn er experimenten met digitale beeldvorming. Die experimenten worden gevolgd door de inspectie deeltijds kunstonderwijs. Als de eindevaluatie van het experiment gunstig is, wordt het ook in het Besluit van de Vlaamse regering opgenomen.
Leerkrachten De leerkrachten in het deeltijds kunstonderwijs moeten over vrij uitgebreide kwalificaties beschikken. Naast een basisdiploma van hoger kunstonderwijs (hogescholenonderwijs) hebben zij ook een lerarenopleiding gevolgd. Hoewel de Vlaamse overheid de lonen van de leerkrachten bepaalt, kan het plaatselijke schoolbestuur van een academie zelf leerkrachten aanstellen. Voor pedagogische ondersteuning of nascholing kunnen leerkrachten en directeuren terecht bij de pedagogische begeleidingsdienst van het Onderwijssecretariaat van de Vereniging voor de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap of het Gemeenschapsonderwijs.
13
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Introductie binnenschoolse en buitenschoolse cultuureducatie in Nederland Door Martin Berendse (plaatsvervangend directeur kunsten, Ministerie van OCenW) Cultuur en cultuureducatie Definitie cultuur: alle uitingen en bronnen op het gebied van beeldende kunst, letteren, drama, dans muziek, audiovisuele kunst en het materiële erfgoed (zoals gebouwen, tuinen, monumenten, archieven en archeologische artefacten). Definitie cultuureducatie: omvat alle vormen van educatie waarbij kunst en het culturele erfgoed als doel of als middel worden ingezet. Cultuureducatie speelt zich af in de school: kunstzinnige oriëntatie en expressie in het primair onderwijs; kunstvakken in het voortgezet onderwijs; maar ook kunst en cultuur verweven met andere vakken, zoals geschiedenis en aardrijkskunde. Cultuureducatie speelt zich ook af buiten de school, in de vrije tijd: actieve en receptieve kunst- en cultuurbeoefening in centra voor de kunsten, amateurkunstverenigingen en het particulier circuit.
Centra voor de kunsten Centra voor de kunsten zijn stichtingen of publieksrechtelijke organisaties die erkend zijn en gesubsidieerd worden door gemeentelijke of provinciale overheden. Zij verzorgen cursusaanbod op het gebied van muziek, dans, beeldende kunst inclusief audiovisueel, theater en literatuur. Zij leveren ook steeds diensten voor het primair en voortgezet onderwijs; bijvoorbeeld vakdocenten, kunstaanbod en scholing. Het aantal centra voor de kunsten is 242, waaronder 118 muziekscholen met 166.000 cursisten, waarvan 81% jonger dan 18 jaar; 58 creativiteitscentra met 59.000 cursisten, waarvan 25% jonger dan 18 jaar; 55 gecombineerde muziek- en creativiteitscentra met 159.000 cursisten, waarvan 63% jonger dan 18 jaar (oktober 2002). Daarnaast bestaat er, met name in de muziek- en danssector, een uitgebreid particulier, commercieel circuit van aanbieders (privé-docenten, particuliere scholen).
Baten en lasten van de centra voor de kunsten (1999) Baten Gemeentelijke en provinciale subsidie
€ 143,5 miljoen
67,7%
Les, cursus en overige baten
€ 68,4 miljoen
32,3%
Personeelskosten
€ 156,6 miljoen
73,9%
Huisvestingskosten
€ 22 miljoen
10,3%
Overige kosten
€ 33,3 miljoen
15,8%
Kosten
Amateurkunst In Nederland beoefenen meer dan zes miljoen mensen in hun vrije tijd amateurkunst, al of niet in verenigingsverband. Met name de korenwereld, met meer dan 10.000 koren, de drum- en showbandsector, het amateurtheater en de audiovisuele sector hebben hun eigen opleidings- en (na)scholingsvoorzieningen. Maar ook in de dans hebben gymnastiekverenigingen (jazzdans), volksdansverenigingen en het particuliere circuit eigen opleidingen.
14
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Onderwijs in Nederland van 4 tot 18 jaar ? Primair onderwijs (4-12 jaar) Aantal scholen: 7.224 (openbaar en bijzonder) Aantal leerkrachten: 162.000 Aantal leerlingen: 1.543.000 De kunstvakken zijn bijeengebracht in het leergebied ‘kunstzinnige oriëntatie’, waaraan gemiddeld 12% van de wekelijkse lesuren wordt besteed. Muziek en beeldende vakken krijgen daarbij de meeste aandacht. Het leergebied kunstzinnige oriëntatie bestaat uit de vakken muziek, beweging, tekenen en handvaardigheid, en spel en bevordering van het taalgebruik. Naast lessen door de ‘gewone’ leerkracht en (in mindere mate door een vakleerkracht) worden ook voorstellingen en tentoonstellingen in het kader van kunstzinnige oriëntatie bezocht. Circa driekwart van de scholen neemt professioneel kunstaanbod af. Bijna 80% hiervan doet dat in georganiseerde vorm (kunstenplan, menustructuur), waarbij iedere leerling minstens éénmaal per jaar in aanraking komt met kunst. ? Voortgezet onderwijs (12-18 jaar) Aantal scholen: 635 Aantal leerlingen: 769.600 Aantal kunstvakdocenten: 5.300 − basisvorming (12-14 jaar): 332.300 leerlingen −
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), derde en vierde leerjaar: 180.600 leerlingen
−
tweede fase (vierde, vijfde en zesde leerjaar) hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) (15 tot 18 jaar): 256.700 leerlingen
De kunstvakken in vmbo, havo en vwo (basisvorming en tweede fase) zijn beeldende vorming, audiovisuele vormgeving, drama, dans en muziek. Beeldende vorming en muziek worden het meest aangeboden. De kunstvakken worden verzorgd door kunstvakdocenten. Naast de kunstvakken is er voor vmbo, havo en vwo het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV), dat expliciet cultuurdeelname als doel (en eis) heeft. In het schooljaar 2000-2001 ontvingen 200.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs vouchers (cultuurbonnen ter waarde van 22,70 euro) om kunst en cultuuruitingen te bezoeken. ? Beroeps- en volwasseneneducatie Er zijn in Nederland in de sector beroeps- en volwasseneneducatie (BVE) 46 Regionale Opleidings Centra (ROC’s) met 400.000 deelnemers. De ROC’s bieden basiseducatie, volwassenenonderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Sinds 2000-2001 stimuleert het ministerie van OCenW ook in deze sector cultuureducatie door middel van een zogenoemde Regeling. Alle (bekostigde) BVE-instellingen kunnen een aanvraag voor aanvullende financiering voor cultuureducatieprojecten indienen van ten hoogste 50.000 euro. Het doel van de Regeling is om via het onderwijs deelnemers in aanraking te brengen met cultuur. Bovendien is het de bedoeling beleid en inhoud van cultuureducatie in de BVEsector een structurele plaats te geven in het onderwijs.
Cultuur en School Sinds 1994 wordt de verbondenheid tussen cultuur en onderwijs weer aangescherpt in het beleidstraject Cultuur en School. In dit traject wordt het draagvlak van cultuur versterkt en worden stimulerende maatregelen genomen om scholen en culturele instellingen nader tot elkaar te brengen.
15
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Cultuur en School richt zich op onderwijsinhoud, onderwijsklimaat en op de oriëntatie op de omgeving. De rijksoverheid wil dat provincies en gemeenten in dit beleid participeren en heeft daartoe met hen bestuursconvenanten afgesloten. In de 12 provincies en in 30 gemeenten ondersteunen contactpersonen van het project Cultuur en School de uitvoering van overheidsbeleid op het gebied van cultuureducatie.
Financiering en ondersteuning cultuureducatie Het onderwijs heeft een wettelijk kader (bijvoorbeeld eindtermen en kerndoelen per vak) en wordt door de rijksoverheid gefinancierd. De culturele instellingen, inclusief de centra voor de kunsten, worden gefinancierd door de landelijke, provinciale en/of gemeentelijke overheid. Andere bronnen van financiering voor deze instellingen zijn fondsen, sponsoring en eigen inkomsten. Er bestaan in provincies en in een aantal gemeenten instellingen voor ondersteuning van de cultuureducatie in het onderwijs. Er zijn zowel instellingen met uitsluitend werkzaamheden voor het onderwijs (provinciaal en/of gemeentelijk) als centra voor de kunsten die diensten aan het onderwijs leveren. Deze instellingen ontwikkelen projecten en voeren deze uit, stellen leermiddelen samen, geven bij- en nascholing aan leerkrachten en bemiddelen in kunstaanbod. Er zijn bovendien provinciale ondersteuningsinstellingen voor erfgoededucatie. Ook archieven en andere erfgoedinstellingen verzorgen erfgoededucatie. Veelal worden hierbij ook archieven en andere erfgoedinstellingen betrokken.
16
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Symposium Bergen op Zoom 27 november 2002 Vak- en beleidsinhoudelijke verdieping bij traditie en innovatie Stond het symposium in Sint-Niklaas vooral in het teken van de vergelijking van de Vlaamse en Nederlandse systemen, in Bergen op Zoom draaide het om de vak- en beleidsinhoudelijke verdieping. Het thema is traditie en innovatie, toegespitst op ontwikkelingen in het onderwijskundige aanbod en het bereiken van doelgroepen. Zowel Vlaanderen als Nederland kunnen bogen op een lange traditie van kunstonderwijs. De structuren tussen beide landen mogen verschillen, maar aan beide zijden van de grens is er sprake van een goed gespreid stelsel voor (buitenschools) kunstonderwijs in de meer ‘klassieke’ kunstdisciplines als muziek, beeldende kunst, theater en dans, als ook – in toenemende mate – in nieuwe disciplines, zoals digitale kunst en audiovisuele media. Het aantal disciplines breidt zich uit en tegelijk vernieuwen de onderwijskundige methoden zich. De opleidingen zien zich geplaatst voor de vraag of de beproefde methoden uit het verleden de huidige deelnemers nog wel voldoende aanspreken. Een dilemma daarbij kan zijn dat de beoefening van kunstdisciplines nog steeds een gedegen beheersing van techniek en vakmanschap vergt. De bedoeling van het tweede symposium is sprekers en deelnemers uit te dagen tot vakinhoudelijke verdieping. Dit gebeurt door hen te laten reflecteren op het vraagstuk van de keuze voor traditionele en/of innovatieve methoden van kunstonderwijs in zowel het aanbod van het deeltijds kunstonderwijs in Vlaanderen als het aanbod van de centra voor de kunsten in Nederland. Welke ‘oude’ methoden in het buitenschoolse kunstonderwijs hebben nog niets aan waarde verloren en waarom is dat zo? Welke ‘nieuwe’ vormen van buitenschools kunstonderwijs dienen zich aan? De volgende vraag is hoe de methoden zich verhouden tot het bereiken van doelgroepen. Vragen jongeren bijvoorbeeld om andere methoden kunstonderwijs? Hoe speelt het kunstonderwijs in op de veranderende samenstelling van de bevolking? En als laatste vraag: welke nieuwe relaties kan het buitenschoolse kunstonderwijs aangaan met het onderwijs en met de wereld van de professionele kunsten? De dag beoogt antwoorden te geven op deze vragen aan de hand van inleidingen en presentaties en het bevorderen van contacten tussen Vlaamse en Nederlandse instellingen.
Programma 9.30 uur
Ontvangst met koffie/thee in de Markiezenhof
10.00 uur
Opening door dagvoorzitter Jan Wagemakers (Tweede Fase Adviespunt)
10.10 uur
Inleidingen over traditie en vernieuwing in de cultuureducatie door Jurgen Wayenberg (directeur Academie voor Muziek en Woord in Hemiksem) en Peter Maissan (directeur Kunstweb, Amsterdam)
11.10 uur 11.30 uur
Koffie Presentaties door Jo de Blieck (directeur Academie Beeldende Kunsten, Anderlecht) en Hildegard Draayer (artistiek leider jongerentheatergroep Dox in Utrecht)
12.30 uur
17
Lunch met de mogelijkheid tot een rondleiding door de Markiezenhof
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
14.00 uur
Werkgroep 1: traditie en vernieuwing in de dienstverlening aan het basisonderwijs. Voorzitter Jan Wagemakers; inleiders Jan Stoel (project Kunstenaars in de Klas in Tilburg) en Jurgen Wayenberg Werkgroep 2: traditie en vernieuwing in het (buitenschoolse) muziekonderwijs Voorzitter Dirk Rombaut (inspecteur Muziek); inleiders Leo Pustjens (Muziekschool Sittard) en Piet Nijsten (Muziekacademie Maasmechelen) Werkgroep 3: traditie en vernieuwing bij het bereiken van doelgroepen Voorzitter Oeds Westerhof (voorzitter De Kunstconnectie, branchevereniging voor cultuureducatie en cultuurparticipatie); inleiders Alice Erens (Kunstweb Amsterdam) en Herman de Vleeschhouwer (directeur Stedelijke Academie voor Muziek-Woord-Dans Sint Niklaas)
15.30 uur
Theepauze
15.45 uur
Rapportage uit de werkgroepen door de voorzitters Toespraken van Freddy Mariën (directeur en raadgever DKO kabinet Minister Vanderpoorten) en Jan Jaap Knol (directie Kunsten, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen)
16.15 uur
18
Afsluiting door Jan Wagemakers
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Cultuuronderwijs tussen traditie en vernieuwing Door Jan Wagemakers ‘In Nederland maakt op dit moment een boek van de bioloog Midas Dekkers furore. Met de titel De Larf schrijft hij over metamorfoses in het dierenrijk, maar ook over kinderen en hun metamorfose. Ik citeer: ‘Niets loopt zo uit de pas als school en kind. Een mens na zijn tiende biologie of vreemde talen leren is een vorm van kindermishandeling. Wat er met de paplepel in had gekund, moet er nu met de kolenschop doorgeramd. Als er een leeftijd is waarop de mens totaal niet in taal is geïnteresseerd, is het wel de schoolleeftijd. Oude zeikerds, die vitten met hun ingezonden brieven op spel- en stijlfouten, jonge zeikerds hebben wel iets beters te doen. Om over literatuuronderwijs maar te zwijgen. De ideale leeftijd om kinderen liefde voor de literatuur bij te brengen is vijfendertig, veertig. Maar dan zijn ze allang van school af. Een kwart van je leven op school doorbrengen vindt een normaal mens zat. Dat werpt een schril licht op hen die langer blijven. Op onderwijzers. Soms vraag je je af wat dat voor mensen zijn die vanuit hun verre ministerie het schoolcurriculum voorschrijven. Welke stof geleerd moet worden, daar is over nagedacht. Maar wat ze vergeten, is het wanneer. Je zou kinderen leerstof moeten aanbieden wanneer ze daar behoefte aan hebben - geen literatuurles als je twaalf bent, maar muziek - en voor veel vakken begint de school pas als de behoefte is verdwenen…’ Tussen traditie en vernieuwing beweegt zich het onderwijs en dus ook het cultuuronderwijs. Door rekening te houden met verschillen tussen mensen zal juist de cultuureducatie een brug slaan tussen traditie en vernieuwing. Maar om met Willem Elsschot te spreken: ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren en weemoedigheid die niemand kan verklaren.’ Boeiend om daar aan te werken en te luisteren wat we van elkaar kunnen leren aan twee kanten van in veel opzichten een toevallige grens. Tussen Nederlanders en Belgen leiden contacten snel tot misverstanden, verwijten en verwijdering. We gebruiken vaak dezelfde woorden, maar bedoelen toch andere dingen. Het gaat pas goed als men beseft dat men anders is geprogrammeerd en men de verschillen ook kan benoemen. Je wordt dan vanzelf minder vreemde buren. Graag wens ik u die praktische wijsheid toe die u boven de wet stelt en toch rekening laat houden met de verkenningen vanuit uw landen en mogelijkheden. En vergeet het kind niet.’
19
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Snelle veranderingen in Vlaams kunstonderwijs Door Jurgen Wayenberg ‘In een tijdspanne van dertig minuten een inleiding houden over de traditie en vernieuwing in het deeltijds kunstonderwijs is eigenlijk onbegonnen werk. In deze korte lezing zal ik mij dan ook beperken tot de grote lijnen. De structuur van het deeltijds kunstonderwijs is gebaseerd op een eeuwenlange traditie ontstaan vanuit de gilden. De gilden verdwenen na de Franse revolutie en een twintigtal jaren later ontstond de structuur van de conservatoria. Deze structuur bleef vanaf 1830 tot 1990 nagenoeg onveranderlijk. Sinds 1990 kreeg het deeltijds kunstonderwijs een nieuwe structuur. Een structuur die enerzijds een aantal voordelen met zich meebracht, maar anderzijds ook zorgde voor een strenge wetgeving met weinig ruimte voor initiatief en differentiatie. De structuur van het deeltijds kunstonderwijs bestaat uit drie graden: de lagere graad (vier leerjaren), de middelbare graad (drie leerjaren) en de hogere graad (drie leerjaren). De leerling is verplicht om een optie te kiezen. Een optie bestaat uit een pakket vakken. Onze leerlingen in Vlaanderen hebben een groot aantal wekelijkse contacturen in vergelijking met Nederland. De leerlingen in de lagere graad muziek zijn bijvoorbeeld 3,5 uur per week aanwezig. Ze krijgen dan twee uren algemene muzikale vorming, dertig minuten samenzang en één uur instrumentles. Omdat onze structuur gebaseerd is op onderwijs en niet op cultuur kennen we in de academies een volledig uitgebouwd en gereglementeerd evaluatiesysteem. De leerlingen moeten jaarlijks voor de meeste vakken eindproeven afleggen en krijgen bovendien aan het eind van elke graad een reeks eindproeven.* Grosso modo kent het deeltijds kunstonderwijs drie soorten lessen met elk hun eigen methodiek. De eerste groep zijn de groepslessen waarbij de leerlingen in groepen van maximaal 35 leerlingen een opleiding genieten. De algemene muzikale vorming is zo’n groepsles. Naast deze groepslessen hebben we de klassen samenspel en instrumentaal ensemble. Variërend van kleine bezettingen van vijf leerlingen tot reusachtige orkesten krijgen onze leerlingen wekelijks een uur samen musiceren. Tot slot hebben we als derde methodiek de groepsgerichte individuele lessen. De leerlingen krijgen hierbij in groepjes van maximaal vier leerlingen een wekelijkse les. Onze structuur vormt een uitstekende basis om op een vernieuwende en verfrissende wijze het deeltijds kunstonderwijs verder te laten evolueren. Ik wil hierbij de rol van VerDi, de Vereniging van Directeuren uit het Deeltijds Kunstonderwijs die er in slaagde om negentig procent van de sector te vertegenwoordigen en een eigen zelfevaluatie te realiseren, benadrukken. De vernieuwingen hebben een sterke impuls gekregen door de laatste decreten en omzendbrieven. Sinds 1990 kenden we een structuur met weinig mogelijkheden tot het leggen van eigen accenten. De academies hebben tot vorig schooljaar moeten wachten voor men naast het klassieke genre andere genres kon aanbieden. Uiteraard liepen reeds enkele jaren experimenten. Onze leerlingen kunnen nu een opleiding volgen vanaf de middelbare graad voor jazz, lichte muziek, volksmuziek enzovoort. Ook op het vlak van methodiek is een aantal vernieuwingen merkbaar. Een hot item is momenteel het vernieuwen van de cursussen algemene muzikale vorming en algemene muziekcultuur. Zo is er een werkgroep opgericht die de bestaande initiatieven wil bundelen om een globale vernieuwende visie uit te werken. We willen proberen deze
*
In de studierichtingen beeldende kunst en woordkunst volgen jongeren les in leeftijdsgroepen, op het einde van het schooljaar gaan ze automatisch over naar de volgende leeftijdsgroep.
20
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
cursussen een minder abstract gehalte te geven. Een tweede uitdaging vormt de integratie van ICT in de academies. Sinds dit jaar krijgen wij als academie subsidie om de nodige ICT-middelen aan te schaffen. Daarnaast werden er ook gelden vrijgemaakt om in een samenwerkingsplatform ICTcoördinatie en ICT-middelen te verkrijgen. Een gunstige evolutie, want volgens mij moeten we het gebruik van computer, keyboard en synthesizer en nieuwe software zoals Sibelius en Cubase integreren in onze opleidingen. Niet als doel op zich maar als handig hulpmiddel. Wij mogen als academies deze boot niet missen. Ook mevrouw Annemie Dewael, afdelingshoofd van de afdeling Deeltijds Kunstonderwijs, heeft het belang en het nut van ICT-implementatie meermalen benadrukt. Naast de inhoudelijke vernieuwingen lopen momenteel in heel wat scholen experimenten rond projectonderwijs. Zo proberen wij in onze academie de liefde voor kunst- en de cultuurbeleving van de jongeren aan te wakkeren door de bestaande cursussen om te vormen tot praktijkgerichte opleidingsonderdelen. Zo wordt de groepsles in de klas vervangen door een tiental deelprojecten, bijvoorbeeld het project Orgel. Na een uitgebreide toelichting door de leerkracht gaan de leerlingen op bezoek bij een orgelbouwer, daarna wonen ze een orgelrecital bij. Daarnaast zijn er ook grotere projecten zoals De opera. Omdat het fenomeen opera voor de meeste jongeren een ver-van-mijnbed-show is, moeten we dergelijke projecten grondig en gestructureerd uitwerken: wat niet gekend is, is ook niet geliefd. Dit jaar werken we bijvoorbeeld rond de opera De toverfluit van Mozart. Vorige maand kregen de leerlingen een boek mee waarin op een heel kindvriendelijke manier de structuur van de opera en het libretto wordt aangereikt. In de weken voorafgaand aan de uitvoering worden in de klas de muzikale thema’s beluisterd en besproken. Vervolgens zijn we met een volle bus leerlingen naar De Munt in Brussel getrokken om daar een kijkje te nemen achter de schermen van de opera. Dit is een verbluffende ervaring voor deze jongeren als zij zien wat voor gigantische organisatie schuilgaat achter de uitvoering van een opera. Daarna gingen in totaal 75 leerlingen middelbare graad de opera bekijken. Eenzelfde project richten we ook in voor onze leerlingen uit de woordafdeling. Ook daar is de reactie uitgesproken positief. De herwaardering van het samen musiceren heeft sinds 1990 gezorgd voor het ontstaan van harmonieorkesten, strijkensembles, symfonieorkesten, jazzbands, koren, kamermuziekgroepen, klarinetchoirs, flutechoirs, samenzangklassen, toneel, lyrische kunst. Deze ensembles hebben een nieuwe dynamiek in ons deeltijds kunstonderwijs op gang gebracht. De afgelopen jaren zien we steeds grotere projecten ontstaan in academies. In plaats van het klassieke leerlingenconcertje of het optreden van de leerkrachten merken we een toevloed van groot opgezette en uitgebouwde projecten: musicals, toneelvoorstellingen, cd-opnamen en samenwerkingsconcerten tussen verschillende academies. Plotseling merk je dan dat leerlingen zichzelf overstijgen en tot grote prestaties in staat zijn. Ik zou zeggen: kom kijken op 22 februari 2003 op de Dag van het Deeltijds Kunstonderwijs. In de academie van Hemiksem sloten we net een groot project af. Gespreid over twee schooljaren werden liederen gecomponeerd, teksten geschreven, repetities ingelast, studio-opnamen georganiseerd, een show in elkaar gezet en tot slot twee cd’s uitgegeven. De dynamiek, sfeer en uitstraling van dergelijke projecten vallen moeilijk onder woorden te brengen. Leerlingen die in contact komen met moderne opnameapparatuur, het in elkaar steken van een voorstelling, het beluisteren van hun eigen werk. Het is trouwens de eerste keer in mijn carrière als directeur dat leerlingen en ouders spontaan een gedicht met dank aan de deur van het secretariaat ophingen! Geachte Vlaamse beleidsmakers, ik wil dan ook een warm pleidooi houden om de vakken samenspel en ensemble absoluut in ons pakket te behouden. In het kader van de beeldvorming van het deeltijds
21
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
kunstonderwijs en de inplanting in het plaatselijk cultureel leven kunnen we geen grotere blunder begaan dan het nut van deze ensembles in twijfel te trekken. Op het vlak van vernieuwing denk ik dat inplanting in het plaatselijk cultureel leven van groot belang is voor elke academie. Omdat negentig procent van de academies in Vlaanderen behoort tot het gemeentelijk onderwijs zijn hier grote uitdagingen te vinden. Door de jaren heen hebben we in onze academie een zeer verfijnd samenwerkingsverband uitgebouwd met de zeven plaatselijke basisscholen. Ik zet alles even op een rijtje. Via het experiment Muzische vorming brengen we de leerkrachten uit de basisscholen naar de academie om, begeleid door professionele musici en woordkunstenaars (in sommige academies ook met dansers en beeldende kunstenaars), de eindtermen muzische vorming in de basisscholen te realiseren. Concreet leren de leerkrachten uit het basisonderwijs hoe ze op een artistieke en creatieve manier kunnen omgaan met muziek, woord, beweging en beeld. Naast het experiment Muzische vorming kregen we budgetten vanuit het gelijke-kansenbeleid om een tijdelijk project Kunstinitiatie te organiseren. Kansarmen willen we de weg naar de academie tonen door rechtstreekse samenwerking tussen de leerkrachten van de academie en de basisscholen. Onze leerkrachten werken in de basisscholen actief samen met klassen van de basisschool. De samenwerking met de basisscholen werd nog verder ingevuld door het organiseren van drie cultuurdagen (één in elke gemeente waar mijn academie aanwezig is). Basisschool en academie werken in navolging van de klassieke sportdag een cultuurdag uit waarbij elke leerling uit de basisschool in de academie een aantal workshops kon volgen. Wij organiseren dit reeds meerdere jaren en de respons vanuit leerlingen, gemeentebesturen en basisscholen is enorm positief. Tot slot bieden we in een samenwerkingsverband met de basisscholen onze knowhow. Concreet organiseren we elk jaar een aantal vergaderingen tussen de academie en de basisscholen om een gemeenschappelijke concertprogramma op touw te zetten. Zo organiseren wij dit jaar in samenwerking met de basisscholen en Jeugd en Muziek niet minder dan 27 concerten voor 4500 leerlingen. Al deze leerlingen komen naar onze academie wat uiteraard drempelverlagend werkt. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat verregaande samenwerking tussen basisschool en academie een win-winsituatie oplevert. Wat mij betreft mag deze samenwerking op termijn nog verder worden uitgebouwd. Als je deze projecten samenvoegt, merk je dat de cirkel rond is: leerkrachten uit de basisschool komen naar de academie om muzisch te leren werken met hun leerlingen. De leerkrachten uit de academie gaan naar de basisschool om hier hun kennis in te zetten. De leerlingen uit de basisschool beleven kunst door het organiseren van kunst; anderzijds komt de kunstenaar rechtstreeks in de klas om de leerkracht professionele ondersteuning en feedback te geven. Door de nauwe samenwerkingsverbanden met onder meer de basisscholen krijgt de academie meer en meer een spilfunctie in het plaatselijke culturele leven. Dit is trouwens één van de doelstellingen op mesoniveau van het deeltijds kunstonderwijs. In Hemiksem hebben we dit pad verder bewandeld en dit resulteert in samenwerkingsverbanden op allerlei andere vlakken. Wegens tijdsgebrek beperk ik mij tot een korte opsomming. Veel leerkrachten uit de academie zijn actief als professioneel kunstenaar in één of ander ensemble. De cultuurraden en de cultuurbeleidcoördinator reserveren in hun concertuitwerking een aantal concerten met leerkrachten uit de academie. Een win-win-situatie, want de leerkracht brengt uiteraard zijn leerlingen naar de concerten. De leerlingen brengen hun ouders mee en de belangstelling voor de concertreeksen groeit. In Hemiksem worden tot vijftig procent van de concerten van de cultuurraden door leerkrachten uit de academie verzorgd. Door samen te werken met de plaatselijke harmonieorkesten ontstaat opnieuw een win-win-situatie. Zo organiseerden wij een drietal jaar terug een driedaagse rond de promotie van het mooiste instrument ter wereld: de klarinet. Dit jaar organiseren we samen met de orkesten een koperproject.
22
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
De samenwerking tussen Jeugd en Muziek, het gemeentebestuur en de plaatselijke kunstenaars wordt gerealiseerd door de organisatie van de reeds vermelde cultuurdagen, maar daarnaast ook via workshops, vernissages en dergelijke kleine projecten. Er ontstaat momenteel een gezonde samenwerking tussen academies onderling: collega’s helpen elkaar bij het lenen van instrumenten, waarvan er bijvoorbeeld in de ene academie te weinig zijn en die bij een andere academie op voorraad zijn, academies zitten samen in een samenwerkingsplatform rond ICT, organisatie van navorming en dergelijke. Ook hierin kunnen we nog verder samenwerken. Het is immers niet de bedoeling dat elke academie alles aanbiedt, maar dat elke academie zich profileert in een bepaalde richting. Al deze vernieuwingen zorgen er uiteraard voor dat nieuwe doelgroepen worden aangesproken: het project Kunstinitiatie richt zich rechtstreeks tot kansarmen en/of allochtonen, het project Muzische vorming richt zich tot leerkrachten uit de basisscholen. Daarnaast lopen er experimenten rond het werken met gehandicapten. In Boom loopt een project rond muziekbeleving van kinderen met het syndroom van Down en in Sint-Niklaas is een gehandicaptenkoor opgericht. Wat betreft de doelgroep volwassenen is enige nuancering noodzakelijk. ‘De’ volwassene bestaat niet. Momenteel biedt het deeltijds kunstonderwijs alleen een opleiding aan voor starters, die dan een curriculum van negen jaar kunnen doorlopen. Maar wat met de volwassenen die met een specifieke doelstelling willen instromen? Bijvoorbeeld zij die al jaren zingen in een koor of spelen in een harmonieorkest en alleen een coach nodig hebben om hen enige bijsturing te geven. Wat met de afgestudeerde leerling die in een groep wil blijven spelen? Wat met de melomaan die geïnteresseerd is in specifieke vorming rond een bepaalde stijl, genre of componist? We zitten hier op het overlappend gedeelte tussen cultuur en onderwijs. Ik denk dat naast de klassieke opleiding gedacht moet worden aan de opzet van modules. Het gaat bijzonder goed met het Vlaams deeltijds kunstonderwijs. Dankzij overleg tussen kabinet, departement, koepel en VerDi is een aantal pijnpunten in ons onderwijssysteem opgelost en is de nodige ruimte gecreëerd om te experimenteren, te differentiëren en een eigen schoolcultuur uit te bouwen. In onderling overleg tussen onze sector en de overheid hebben we gekozen voor een stapsgewijze vernieuwing. We wilden niet het kind met het badwater weggooien, maar op een kritische manier verder bouwen vanuit de traditie. Ik denk persoonlijk dat we nog maar aan het begin van een grote evolutie staan. Geef ons de tijd en de financiële middelen om de nieuwe wind die door het deeltijds kunstonderwijs waait verder uit te werken. Van één ding ben ik zeker: binnen vijf jaar is ons kunstonderwijs niet meer te herkennen. Tot voor een paar jaar was de opleiding aan bijvoorbeeld de academie in Knokke identiek aan de opleiding in de academie van Voeren, aan het andere uiterste van Vlaanderen. Nu verandert dit allemaal heel erg snel: zo zal in mijn academie de cursus begeleidingspraktijk gebaseerd zijn op verregaand gebruik van ICT, terwijl een collega op een klassieke manier verder gaat en zich bijvoorbeeld specialiseert in oude muziek. Automatisch worden nieuwe doelgroepen aangesproken en zullen nieuwe initiatieven blijven ontstaan. Er moet verder gezocht worden naar pedagogische en didactische vernieuwing. De aangehaalde tendensen staan garant voor boeiend onderwijs. Onze directies zijn er klaar voor, ik denk dat ook het departement en het kabinet er klaar voor zijn. Een kanttekening: koken kost geld. Ons deeltijds kunstonderwijs zal uiteraard in zijn creativiteit geremd worden door een gebrek aan voldoende middelen om al deze doelstellingen te realiseren. Een verhoging van het rendement moeten we ook tot onze doelstellingen durven rekenen en de waardering van onze leerlingen van aanbod en visie zal steeds belangrijker worden. Ons deeltijds kunstonderwijs moet zich blijven aanpassen aan nieuwe sociale en culturele verschijnselen, op een rustige en georganiseerde manier zonder onmiddellijk op elke nieuwe trend in te spelen.
23
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Tot slot nog dit: vanuit de jaarlijkse internationale contacten tussen directies uit Nederland, België, Duitsland en Luxemburg hebben we reeds veel knowhow met elkaar kunnen uitwisselen. Ik kan u met de hand op het hart melden dat onze Nederlandse collega’s vorig schooljaar op bezoek in Vlaanderen met het kwijl op de lippen zaten tijdens de bezoeken aan onze academies, hun organisatie en structuur. Tegelijkertijd werd vanuit Vlaanderen gekeken naar de creativiteit en doelgerichtheid waarmee onze Nederlandse collega’s hun organisatie uitbouwen. Ik denk dat we nog heel wat van elkaar kunnen leren. Maar we moeten vooral vermijden dezelfde fouten te maken.’ Meer informatie op de website van VerDi: http://www.dagvanhetdko.be/
24
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Elke jongere een culturele loopbaan Door Peter Maissan ‘Denkt u zich eens de volgende situatie in: twee ouders spelen samen piano. Moeder speelt vooral ‘knap’: precies en technisch begaafd, vader speelt ‘geraakt’. Zo’n achtergrond biedt kinderen de perfecte basis voor interesse in kunst en cultuur. Kunstweb wil jongeren die dit niet van thuis meekrijgen ook in aanraking brengen met kunst en cultuur. Het is een uitdaging om beleid te ontwikkelen dat gericht is op deze pluriform samengestelde doelgroep. Mijn persoonlijke missie is: het innoveren van de werkwijze en organisatie om de deelname van een brede groep jongeren aan kunst en cultuur te bevorderen. Als eerste moet je de doelgroep leren kennen. Ik denk daarbij vaak aan een uitspraak van Tom Oosterhuis van Chatrats: ‘Als ik vmbo-scholen inga, gaat het mij om ‘kennen’. Je leert jezelf kennen en de groep kennen en her-kennen. Daarna kun je kennis-maken met elkaar.’ Ik las in de Volkskrant van 21 november een stukje over een goede jazzband: ‘De overeenkomst tussen al die lichtingen bestaat voor een groot deel uit welopgevoede jongens uit gegoede families, de zogenaamde Amsterdam-Zuid kinderen. De enige manier waarop je er als kind mee in aanraking kunt komen is doordat je ouders op een of andere manier cultureel geïnteresseerd zijn. Helaas is dat toch meestal de hogere klasse. Opvallend veel jazzmusici zijn kinderen van wetenschappers…’ Het vocabulaire moet dus thuis al aanwezig zijn. De traditionele kunsteducatie staat of valt bij de sociaalculturele omgeving thuis. Veel jongeren in Amsterdam ontberen deze steun. Wij hebben als Kunstweb de opdracht deze doelgroep te bereiken. Wij proberen bij de kunstontwikkeling aan te sluiten bij de voorstelling van het kind. Kinderen weten vaak al heel veel. Je moet je als leerkracht realiseren dat kinderen al een belevingswereld hebben en daarbij aansluiten. Dat geldt natuurlijk ook voor de benadering van allochtone jongeren met andere culturele roots dan de Nederlandse. Voordat we zover zijn, moeten we nog flink wat obstakels nemen. Zo gaan kunstvakopleidingen nog vaak uit van het model gezel - meester. En van onder - wijs. Degene die wijs is, onder-wijst. Leerlingen moeten zich gedragen volgens de normen van de docent en anders krijgen ze een laag cijfer of worden ze afgekraakt. Kenmerkend voor deze generatie jongeren is dat ze zappen en zoveel mogelijk uitproberen. Het onderwijssysteem van de kunstvakopleiding sluit daar niet bij aan. Het onderwijs is daar nog steeds gericht op de overdracht van het ambacht in de stijl van de meester. Maar je ziet ook nieuwe ontwikkelingen, zoals bij de Rock Academy in Tilburg, waar een gevecht plaatsvindt tegen de gevestigde orde. Hier is een onderwijssysteem geïntroduceerd dat uitgaat van de talenten en de belangstelling van de student en waarbij de student zijn eigen leerweg ontwikkelt. Een ander knelpunt voor vernieuwing is de gebrekkige opleidingskansen voor nieuwe docenten. We moeten zoeken naar mogelijkheden om allochtone jonge talenten kunstopleidingen te laten volgen. We hebben namelijk mensen nodig die de taal spreken van de nieuwe doelgroepen. Er moeten daarom bijvoorbeeld meer kunstopleidingen op mbo-niveau worden opgezet.
25
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Verder zijn interactief onderwijs en nieuwe onderwijsvormen als probleemgestuurd onderwijs niet of nauwelijks geïntroduceerd in de kunsteducatie. Terwijl deze vormen juist perfect aansluiten bij permanent leren, permanent informatie tot je nemen en permanent je weg zoeken en vinden in nieuwe informatie. Verder speelt de organisatie van de kunstinstellingen een rol. Introductie van integraal management is nodig om cultureel ondernemerschap te stimuleren. Als je goed om je heen kijkt in onze sector zie je dat de gemiddelde leeftijd ongeveer vijftig jaar is. Ik ben zelf ook 52 jaar. In het algemeen is het zo dat de directeur bepaalt wat er gebeurt en de coördinator dit mag uitvoeren. Kunsteducatie-instellingen worden traditioneel top-down geleid door 45-plussers. Er worden weinig kansen geboden aan jonge docenten die iets willen en kunnen. Alleen inhoudelijke verantwoordelijkheden worden gedelegeerd aan docenten. De leiding trekt aan de touwtjes en innovatie is afhankelijk van top. Je moet echter het lef hebben om jonge mensen op belangrijke plekken neer te zetten. Dit is een belangrijke voorwaarde voor innovatie.
Management
Instellingen en relaties
Cursussen en activiteiten
Bedrijfsbureau
Wat houden deze verschillende organisatie-onderdelen in? − Instellingen en relaties richt zich op het onderhouden van relaties met onderwijs, welzijnsinstellingen, culturele instellingen in de wijken. −
Cursussen en activiteiten richt zich vooral op de vrijetijdsmarkt. Binnen de afdelingen zijn er autonome productgroepen die elk hun eigen targets hebben ten aanzien van onder andere innovatie en het bereik van nieuwe doelgroepen.
−
Verder moet er een goed bedrijfsbureau worden opgezet dat adequate managementinformatie geeft om te kunnen sturen, plannen en toetsen. Deze informatie omvat onder andere het bereik, tevredenheid, budget, personele inzet.
Bij integraal management heeft het management de volgende taken: − Kaders stellen en kaders invullen. Als je uitgaat van integraal management geef je als management alleen de kaders aan en geef je je mensen verder veel vrijheid. Je moet mensen de kans geven om binnen een veilige situatie hun eigen ideeën te realiseren. Je moet veel energie steken in het formuleren en opstellen van duidelijke en eenduidige kaders en doelstellingen. Deze doelstellingen moeten aan de volgende eisen voldoen: simpel, meetbaar, aanvaardbaar, realiseerbaar en tijdgebonden (smart). −
Condities scheppen en vooruitzien. Je moet vooraf nadenken over potentiële kansen en bedreigingen en hoe daarop te anticiperen.
−
Delegeren: zo min mogelijk tussenlagen om nodeloze overlegcircuits, verstoppingen en kansen op miscommunicatie te minimaliseren. Dit vraagt om delegatie van bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie, tot op de werkplek van docenten en consulenten en ondersteunende medewerkers.
−
Onzekerheden accepteren. De focus is gericht op het stellen van kaders en niet op regels. Vanuit deze duidelijkheid kunnen leidinggevenden hun verantwoordelijkheid nemen in het sturen op goede condities wat betreft de inhoud, mensen en middelen en het periodiek evalueren van de resultaten.
26
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Voorwaarden voor succes zijn daarbij: − Inzicht in jezelf en anderen De integraal werkende manager is gericht op het samenbrengen van functies, mensen en ideeën. Hij is georiënteerd op werkelijke synergie in plaats van op de som der delen. De integrale manager selecteert zijn team op complementariteit in eigenschappen, kennis en kunde en stuurt expliciet op de sterke eigenschappen van zijn mensen. −
Communiceren in plaats van informeren. Communicatie neemt de plaats in van verantwoording afleggen en informatie overdragen. Niet in de klassieke top-down zin van aansturen/instrueren en periodieke terugkoppeling. Wel in het signaleren van en anticiperen op mogelijke kansen en bedreigingen in het uitvoeringsproces en duidelijkheid over de wederzijdse verantwoordelijkheden.
−
Veranderingen accepteren als regel. Verandering is regel, geen uitzondering. Instellingen moeten minder kijken naar kortetermijnoplossingen en meer periodiek onderzoeken of nog steeds aan de basisvoorwaarden wordt voldaan. Niet hollen of stilstaan, maar voortdurend alert zijn, bedreigingen neutraliseren en kansen benutten.
−
Samenhang creëren. Dit vereist scenario-denken. Hierbij is het debat belangrijk. Kennis moet gedeeld worden en er moeten evaluaties plaatsvinden.
In het algemeen zijn er in de kunsteducatie-instellingen te veel babyboomers die bekwaam zijn in de overdracht van de West-Europese cultuur met een leeftijd van 45+ en een diensttijd van 15 jaar. Ingrijpen in het personeelsbeleid is moeilijk, want natuurlijk leeft het idee: ‘Wij zijn vakbekwaam, beschikken over een goede opleiding en veel ervaring.’ Het is buitengewoon moeilijk om dit in beweging te krijgen. Verder zijn er weinig allochtone kunstenaars/docenten die kunnen her-kennen en kennis-maken. Er zijn te weinig mensen die de taal spreken van de nieuwe doelgroepen. Ze zijn moeilijk te vinden en wanneer je ze hebt moet je ze opleiden en met allerlei middelen aan je binden. Bovendien verhindert de CAO flexibiliseren. Maar in mijn optiek is het personeelsbestand de belangrijkste voorwaarde om op tempo te kunnen innoveren. Wat willen wij als Kunstweb? Door het smeden van allianties willen wij de mogelijkheden vergroten dat jongeren een culturele loopbaan ontwikkelen. Wij willen een ketenaanbod ontwikkelen: voor, onder en na schooltijd en van de wijk naar de stad. Zorgen voor verbindingen tussen de jongeren in de buitenwijken en de activiteiten die daar plaatsvinden en de activiteiten van de kunstinstellingen in de binnenstad. Zodat elke jongere zijn culturele loopbaan kan ontwikkelen. Wij willen dus: − een bijdrage leveren aan de begripsvorming voor leefwijze en uitingsvorm van de eigen en van andere culturen; −
een bijdrage leveren aan de (ontwikkeling van) meervoudige intelligentie van jongeren;
−
bevorderen van participatie van kunst en cultuur door jongeren;
−
het versterken van de sociale samenhang in de wijken;
−
het bieden van opleidingsmogelijkheden voor talenten om actief deelt te kunnen nemen aan het amateur- en professionele kunstleven;
−
duidelijk maken dat in een netwerkorganisaties politiek, onderwijs, bedrijven, welzijnsinstellingen kunstinstelling allemaal een eigen invalshoek hebben en dat je daarbij moet proberen aan te sluiten en moet proberen te verbinden.
Kunstweb richt zich daarbij op de volgende partners: scholen voor primair en voortgezet onderwijs, kunstvakopleidingen en ROC’s, peuterspeelzalen, welzijnsinstellingen, stadsdelen, culturele wijkorganisaties, woningbouwverenigingen, bedrijven, kunstinstellingen en collega-kunsteducatieinstellingen. De samenwerking met het bedrijfsleven behoeft wellicht enige toelichting. Voor
27
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
bedrijven is het van belang dat er sociaal-cultureel aantrekkelijke wijken ontstaan zodat het investeringsklimaat verbetert. Zo wil ABN AMRO een deel van de winst steken in sociale cohesie. Bedrijven willen tegenwoordig ook worden afgerekend op maatschappelijke betrokkenheid. Wat zijn onze kerncompetenties? We zijn als Kunstweb niet zozeer op zoek naar vakbekwaamheid. Ons personeelsbeleid richt zich op ontwikkeling van kerncompetenties om samen te werken, cultureel te ondernemen en te innoveren. Bij samenwerken in het veld van vraag en aanbod denken we aan: − inzicht in samenwerkingsprocessen; −
oog voor de positie en belangen van mogelijke samenwerkingspartners;
−
in- en externe commitment kunnen organiseren;
−
klant- en partnergericht zijn zonder jezelf te verliezen;
−
open communiceren;
−
zicht hebben op de fases van een project en de eigen rol in een project en past handelswijze daarop aan.
Verder is cultureel ondernemen belangrijk. De cultureel ondernemer: − onderscheidt kansen en bedreigingen in de omgeving; −
kent de sterktes en zwaktes van de organisatie/het organisatieonderdeel;
−
kan vragen vertalen in passend aanbod;
−
vertaalt sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen in actieplannen;
−
werkt resultaatgericht en stuurt op grond van evaluaties bij;
−
heeft durf, is initiatiefrijk en kan dealen met instellingsprocedures.
Daarnaast is ook innoveren van belang. Het vernieuwen van werkwijze en product, geïnspireerd door nieuwe doelgroepen en door een veranderde omgeving. Dit vereist: − zicht op beschikbare kennis en bestaande expertise, zowel binnen als buiten de organisatie; −
gericht zijn op het verwerven en doorgeven van kennis en het behouden van verworven kennis
−
verworven kennis ontsluiten voor partners en collega’s.
voor de netwerkorganisatie;
We gaan dus op zoek naar de nieuwe docent. Bijvoorbeeld door workshops te geven op scholen. Op deze manier kunnen we nieuwe talenten scouten voor onze producties. De echte talenten kunnen vervolgens docent worden bij Kunstweb. Deze nieuwe mensen kunnen we goed gebruiken, niet alleen om de eigen organisatie te vernieuwen, maar ook om weer nieuwe mensen te bereiken.’
28
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
De jongere als rolmodel voor leeftijdgenoten Door Hildegard Draaijer ‘Dox is het bontgekleurde jongerentheatergezelschap uit Utrecht. Samen met professionele regisseurs en choreografen werken de spelers aan theatrale, dynamische danstheatervoorstellingen, waarin westerse en niet-westerse kunstvormen, verschillende disciplines en elitaire en populaire cultuur met elkaar geconfronteerd en verbonden worden. Met voorstellingen als Lonesome Cowboy, Floris & Blancefloer, Verborgen Labyrint en Poldergasten heeft de groep een eigen plek binnen het Nederlandse jongerentheater verworven. De voorstellingen slaan aan bij een overwegend jong en divers publiek, zonder dat het bereiken daarvan een doel op zich wordt. Dox heeft in de afgelopen jaren een eigen formule ontwikkeld om theater te maken voor en door jongeren. Professionele theatermakers en docenten spijkeren de kennis en vaardigheden van de (amateur)spelers van Dox bij. Deze broodnodige praktijklessen brengen het niveau van spelen en dansen niet alleen naar een meer dan aanvaardbaar niveau, in veel gevallen leidt deze eerste kennismaking met het theater later tot een beroepskeuze binnen de professionele theaterwereld. Voor Dox betekent dit seizoen een nieuw jaar vol met experimenten; nieuwe spelers, nieuwe producties en Doxworks: een nieuw project dat vijftien jongeren van 16 tot en met 25 jaar de kans biedt een jaar lang dagelijks theater- en dansklassen te volgen, deze kennis weer door te geven in workshops aan leeftijdsgenoten, de zogenoemde peereducation. Doxworks biedt de jongeren ook mogelijkheid podiumervaring op te doen in twee nieuwe theaterproducties van Dox: de schoolvoorstelling Kermis in de hel en de schouwburgvoorstelling Eden. Deze voorstellingen behandelen uiterst gevoelige onderwerpen, namelijk eerwraak en religie. Deze onderwerpen kunnen voor jongeren explosief van aard zijn. Dox werkt altijd dicht op de huid van de spelers. Persoonlijke ervaringen, emoties en frustraties spelen een grote rol bij de totstandkoming van een voorstelling. Dat extra onderzoek, aandacht en begeleiding juist bij deze twee gevoelige onderwerpen noodzakelijk zijn, spreekt voor zich. In Doxworks is sinds oktober een vaste groep spelers fulltime aan het werk. Ze worden geschoold in verschillende dansstijlen, spel, beweging, mime, zang, stem en dramaschrijven. Ze spelen in twee voorstellingen van Dox en krijgen een intensieve training van trainingscoaches in peereducation, waardoor zij op hun beurt weer andere jongeren kunnen enthousiasmeren en stimuleren in theater en dans. Peereducators worden ingezet bij het geven van de workshops omdat steeds duidelijker wordt dat jongeren effectieve trainers zijn. Zij zijn als docenten energiek en enthousiast. Zij spreken letterlijk en figuurlijk de taal van hun peergroup en kunnen op die manier als rolmodel fungeren. Dox krijgt veel vraag naar workshops en lessen op scholen en in culturele centra. Inmiddels zijn veel scholen met Dox een band aangegaan in de vorm van eenmalige workshops van een aantal dagen of wekelijkse lessen, uitmondend in een presentatie. Dox is geen einddoel, maar een schakel voor jonge mensen die aan het begin van een eventuele theatercarrière staan. Dox is ook geen school voor jonge mensen, maar een broeinest om geïnspireerd te raken rondom theater. Het meespelen en creëren van voorstellingen, het leren lesgeven aan de eigen doelgroep en het maken van eigen kleinschalige voorstellingen vormen de leerdoelen. Ieder jaar vindt er een auditie plaats. Gemiddeld doen daar driehonderd jongeren aan mee. Dox wil graag een open podium zijn voor alle jongeren die iets van zichzelf wil laten zien. De behoefte om jezelf te laten zien is met name te vinden bij jonge, ambitieuze mensen met talent variërend in de leeftijdscategorie van 16 tot en met 25 jaar. De ervaring leert dat deze doelgroep bovendien de
29
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
behoefte heeft te experimenten. Op die manier vormen de voorstellin-gen een middel tot werving, een visitekaartje voor nieuwe talenten en een plek waar plaats is voor vernieuwing en experiment, waarvan de bron bij de jongeren ligt. Bij Dox krijgen jongeren van verschillende culturele achtergronden de gelegenheid theaterervaring te ontwikkelen. Vaak zijn dit talentvolle jongeren die niet beschikken over voldoende financiële middelen of die door opvoeding en achtergrond niet of nauwelijks gestimuleerd zijn om zich in de theaterwereld te ontwikkelen. De jongeren kunnen zich bij Doxworks een jaar lang voluit richten op hun toekomst door te leren, te doceren en te werken in de praktijk. De overstap naar of de keuze voor bijvoorbeeld een kunstvakopleiding of juist een totaal andere studie of beroep, wordt mede dankzij dit intensieve jaar helder. Dox bestaat in januari 2003 vijf jaar. Ooit begonnen als klein clubje met een vernieuwend label: ‘intercultureel’. Vragen als ‘hoe is het om met verschillende culturen samen te werken’ waren toen vernieuwend! Inmiddels lijken dit soort vragen tot een traditie te zijn verworden. Dox wil actueel zijn en blijven. Signaleren wat er in de samenleving gebeurt, zelfs zo, dat het ingrijpt zodra een vernieuwing een traditie dreigt te worden. Vernieuwen! Of zoals een van de spelers het laatst tijdens een discussie zo mooi verwoordde: ‘Nieuw hoeft toch niet alleen van ver te komen? En ver hoeft toch niet per definitie vernieuwend te zijn?’
30
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Vernieuwingen zijn vaak afhankelijk van de docent Door Jo De Blieck ‘Mijn ervaring is dat innovatie in het onderwijs in de beeldende kunsten vaak erg afhankelijk is van de docent. Enkele jaren geleden kwam ik in aanraking met nieuwe technologieën op het gebied van ICT. De nieuwe mogelijkheden met beeld maakten veel indruk op mij. We stelden ons als academie de vraag of het in de toekomst nog wel nodig is dat er getekend of gebeeldhouwd wordt. Misschien moesten wij ons ook meer richten op de mogelijkheden van ICT. Hoewel ik er zelf bijna niets van weet, sprak het mij wel aan. Ik had het voorgevoel dat hier de toekomst ligt; dat we hier iets mee moesten doen. In het voltijds onderwijs wordt de invoering van ICT door het ministerie ondersteund. Helaas niet bij het deeltijds kunstonderwijs, omdat dit onderwijs niet verplicht is.* Wel ontvingen we subsidie voor grafische vormgeving. Alle docenten in het deeltijds kunstonderwijs werden erop gewezen welke technologieën hun intrede deden in het kunstonderwijs. Deze nieuwe tendensen werden niet overal even goed onthaald. Onder docenten bevinden zich nogal al wat betweters, die niet altijd geïnteresseerd zijn in vernieuwingen. Vernieuwingen zijn dus zeer afhankelijk van de persoon die op een bepaalde plek werkt. Sommige docenten hebben het moeilijk met het nieuwe beleid. De een (de vernieuwer) krijgt meer geld dan de ander. We hebben nu twee nieuwe richtingen ontwikkeld: digitale vormgeving en beeldverwerking. Kunnen we veel heil verwachten van ICT? Ja, ik denk van wel. Straks wordt alles gedigitaliseerd. Natuurlijk zullen ook de klassieke richtingen altijd worden uitgeoefend. Want, zoals een leraar mij laatst zei: ‘Ik merk dat veel leerlingen terug willen naar de materie.’ Wij zijn als academie nu in de overgang van de traditionele benadering naar de digitale. Bijvoorbeeld bij fotografie: daar vindt de overgang plaats van analoog naar digitaal. Voor het vak beeldverwerking geldt dat leerlingen van verschillende disciplines twee tot vier uur per week les krijgen vanuit een traditioneel project. Eerst wordt bijvoorbeeld een ontwerptekening gemaakt met potlood, daarna wordt deze bijgewerkt op de computer. De invoering van ICT vereist ook een andere manier van denken. Werken met nieuwe methoden is niet alleen afhankelijk van de technologie, maar ook van de mensen die zich hiermee bezighouden. In de toekomst zullen de nieuwe digitale technieken zorgen voor een andere manier van uiten en nieuwe expressievormen. Wij willen deze middelen zoveel mogelijk inzetten bij het creatieve proces. Ook bij de oude disciplines zie je veel verschillen tussen vernieuwing en traditie. Zo willen de leraren restauratie het liefst alles bij het oude houden, terwijl zij toch baat zouden kunnen hebben bij nieuwe technieken. Ook bij andere disciplines, zoals beeldhouwen, blijft het oude metier bewaard. Dat moet kunnen, maar soms is er wel erg weinig ruimte voor vernieuwing. Ik maak altijd een onderscheid in profielen van docenten: de creatievelingen, de einzelgängers en de betweters. Als ik met de creatievelingen praat, is dat erg interessant, maar weten we na drie uur nog niet wat we gaan doen. Als ik met de betweters en einzelgängers praat, kom ik helemaal niet verder. De gedragspatronen bij docenten zorgen vaak voor veel belemmeringen. Maar ook docenten beeldende kunst moeten notie nemen van informatica. Het lerarencorps moet zich gevoelig tonen voor waar de jeugd mee bezig is. Daarom hebben wij als academie nu gekozen voor twee richtingen. Voor de meer creatieve vakken geldt dat we ons moeten
*
Sinds het schooljaar 2002-2003 verleent de Vlaamse regering ook middelen aan het deeltijds kunstonderwijs voor specifieke ICT-infrastructuur. Academies kunnen ook deel uit maken van een scholenplatform en een beroep doen op ICT-coördinatoren.
31
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
aanpassen aan de realiteit. Daarbij is verjonging van het lerarencorps nodig. Er zal niet beter, maar anders worden lesgegeven. Bij de kunstambachten hebben we ervoor gekozen de traditie voort te zetten. Op deze manier hopen we het beste van vernieuwing en traditie te verenigen.’
32
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Samenvatting van de werkgroepen Werkgroep 1: Traditie en vernieuwing in de dienstverlening aan het basisonderwijs Inleiding door Jan Stoel (coördinator Cultuur voor het onderwijs) ‘Cultuur en School Tilburg (Cist), dat is ondergebracht bij de Stichting Onderwijsbegeleiding MiddenBrabant, vervult een scharnierfunctie tussen culturele instellingen en scholen in de stad. Vaak weten scholen niet wat er allemaal georganiseerd wordt in de stad. Cist biedt scholen een duidelijk programma en zorgt ervoor dat de culturele instellingen een samenhangend pakket aanbieden. Cist is nu het enige loket voor aanbod van cultuureducatie. Speerpunten van Cist zijn het basisonderwijs en het vmbo. We bereiken zestig procent van de basisscholen en alle scholen voor voortgezet onderwijs. We ondersteunen instellingen en scholen op inhoudelijk, organisatorisch en financieel gebied. Een van onze kernpunten is het project Beroepskunstenaars in de Klas (BIK). Het doel van BIK is kunstenaars vanuit de eigen discipline les te laten geven op scholen. Het project staat uit drie verschillende modules, variërend van vijf weken tot anderhalf jaar. Onze voorkeur gaat uit naar de laatste variant. Hierbij is het de bedoeling dat kunstenaars in anderhalf jaar (inclusief stage) hun onderwijsbevoegdheid halen. Vervolgens helpen wij de kunstenaars zoeken naar een werkplek. Hoe gaan we in Tilburg de kunsteducatie vormgeven? We willen de kunsteducatie verankeren in het onderwijs, bijvoorbeeld door het een plek te geven binnen reguliere activiteiten. Nu is kunst- en cultuureducatie vaak een ondergeschoven kindje. Of er iets gedaan wordt op school is vaak afhankelijk van de affiniteit van de docent. We gaan cultuureducatie koppelen aan de vakken die op school gegeven worden. Wil je een doorgaande lijn in deze educatie hebben dan moet er toegewerkt worden naar de eindtermen van het primair onderwijs. Voor basisscholen die hun leerlingen met professionele kunst in aanraking willen brengen kan Cist als mediator dienen, maar zeker ook daar waar scholen op zoek zijn naar kunstenaar-docenten die inhoud willen geven aan de reguliere schoolse activiteiten. Het zou goed zijn om op de basisschool een vaste contactpersoon te hebben voor cultuureducatie, een cultuurcoördinator. Zo’n cultuurcoördinator kan onder meer de cultuureducatie op school bewaken en ervoor zorgen dat kinderen tijdens hun schoolloopbaan op afgewogen wijze in aanraking komen met de diverse kunstdisciplines door zowel actieve als receptieve activiteiten. Verder zullen we ons als Cist richten op buitenschoolse activiteiten. Hierbij komt cultuureducatie in beeld bij onder meer Brede School-activiteiten. Het verdient hier de voorkeur om het buitenschoolse te koppelen aan het schoolse (reguliere). Hierbij wordt gebruikgemaakt van de culturele infrastructuur van de stad. Op dit moment doen vijfentwintig kunstenaars mee aan het project. De scholen zijn enthousiast en krijgen dit project bovendien gesubsidieerd.’ Inleiding door Jurgen Wayenberg (directeur Gemeentelijke Academie voor Muziek en Woord van Hemiksem)
‘Wij kennen voor een deel dezelfde problematiek als in Nederland. Hoe fantastisch moeten onze leraren kunstonderwijs zijn? Moeten ze voor alle vakken een bevoegdheid hebben? Moeten ze in staat zijn leerlingen naar alle eindtermen te begeleiden? Hoe kun je aan al die gretigheid van leerlingen voldoen? We moeten de kunstenaars naar de scholen brengen en de scholen naar de kunstenaars. En dan ontstaat de vraag: hoe ga je op een andere manier met kunst om, als je niet kiest voor de traditionele methoden? En moet een kunstenaar over een onderwijsbevoegdheid beschikken? In ieder geval moeten ze wel met kinderen kunnen en willen werken. De scholen hebben veel belangstelling,
33
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
te veel zelfs. Ook kunstenaars willen meedoen, hoewel velen huiverig zijn om met heel jonge kinderen te werken.’ Discussie In Nederland kampen leerkrachten met gebrek aan tijd. Ze beschouwen kunst- en cultuureducatie als iets extra’s. In Vlaanderen worden de leerkrachten enkele uren per week uitgeroosterd. Bovendien krijgen ze ‘in de baas zijn tijd’ nascholing door kunstenaars. Dit werkt erg motiverend. De aanwezigen zijn het erover eens dat je de gretigheid van kinderen moet gebruiken: kinderen groeien niet alleen door taal en rekenen. De Vlamingen hebben een tip: ‘Benader de scholen anders. Zeg tegen hen: u heeft de kans met ons samen te werken. Dat werkt fantastisch. En als de directeur vraagt wat je de school te bieden hebt, zeg je: verwondering, je krijgt andere kinderen door kunsteducatie.’ Zowel de Nederlanders als de Vlamingen vinden bevlogenheid van de kunstenaar belangrijker dan een onderwijsbevoegdheid. Een deelnemer: ‘Je moet in ieder geval niet proberen om op deze manier het lerarentekort op te lossen.’
Werkgroep 2: Traditie en vernieuwing in het buitenschoolse kunstonderwijs Inleiding door René Lebens (directeur Gemeentelijke Muziekschool Sittard) ‘Ik wil een beeld geven van de organisatie van de muziekschool. De muziekschool van Sittard is een gemeentelijke muziekschool. Aan het hoofd staat het managementteam met daaronder drie afdelingen, de Hafabra (harmonie, fanfare en brassband), particulier en kunsteducatie. De laatste afdeling is vrij nieuw. Hafabra heeft achthonderd leerlingen, particulier negenhonderd leerlingen wekelijks en drieduizend cursisten op projectbasis en met kunsteducatie worden 5200 leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs bereikt. De kunsteducatieafdeling bestaat uit projecten en een kunstmenu. Het kunstmenu is een structureel aanbod; er worden afspraken gemaakt voor een termijn van vier jaar. Uit cijfers blijkt dat negentig procent van de jongeren nog nooit een culturele instelling heeft bezocht. En slechts 3,6 procent van de totale bevolking neemt deel aan het onderwijs op muziekscholen.’ Discussie In de discussie werd benadrukt dat de Nederlandse overheid een brede culturele kennismaking stimuleert. Bij het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming gaan de leerlingen zes tot tien maal naar een culturele instelling. De invulling van het programma is vrij. In Vlaanderen bestaan veel strakkere keurslijven. Het Vlaamse deeltijds kunstonderwijs is moeilijk te vergelijken met het aanbod van de Nederlandse centra voor de kunsten. Typerend voor het Vlaamse onderwijs is de continuïteit, regelmaat en structuur. In Vlaanderen wil men het ‘shoppen’ door de cursist tegengaan en een meer gestructureerd aanbod aanbieden. Inleiding door Piet Nijsten (directeur Muziekacademie Maasmechelen) ‘Bij de Muziekacademie Maasmechelen starten cursisten vanaf hun achtste jaar. De richting muziek en woord telt zeshonderd cursisten en de richting beeldende kunst achthonderd. In Vlaanderen zitten veel Nederlandse cursisten, omdat hier veel richtingen worden aangeboden die je in Nederland niet kunt volgen. En voor jonge gezinnen is het lonend onderwijs in Vlaanderen te volgen, het is veel goedkoper dan in Nederland. In Vlaanderen beschouwen we het deeltijds kunstonderwijs als een volledige opleiding van tien jaar en als een commitment for life. In 1990 kreeg het deeltijds kunstonderwijs een nieuwe structuur. Het is nu mogelijk nieuw onderwijs te testen. Een van de nieuwe genres is de lichte muziek. Vroeger werd jazz wel gedoogd, maar slechts in de vorm van seminars. Het werd toch als ‘minder’ gezien. Toen op de conservatoria de jazz- en lichte-
34
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
muziekafdelingen ontstonden, is het DKO daarin meegegaan. Momenteel zijn er zestig studenten jazz en lichte muziek.’ Discussie Een van de deelnemers over het beleid in de beeldende hoek: ‘Er is bij beeldend wel sprake van vernieuwing, maar in feite vindt de vernieuwing plaats binnen het atelier. Binnen de afdeling beeldend zijn er zes leraren schilderkunst. De cursisten volgen zes tot acht jaar een cursus van tien uur in de week. Men zou wel van leraar kunnen wisselen, maar dat gebeurt niet, want mensen zijn verslaafd aan hun leraar. Leren is een intieme bezigheid. Inzicht krijgen en handigheid verkrijgen komt in de loop der tijd en verloopt schoksgewijs. Dit komt tot stand door interactie in een groep en de leraar die dat begeleidt.’ ‘Wat je ook doet, als je het maar met aandacht doet’, werd er gezegd. Maar binnen het Vlaamse muziekonderwijs is dat een probleem. De leerling komt een half uurtje op les en de rest van de week komt de leerling niet aan oefenen toe vanwege de rest van het overvolle programma. Reactie vanuit de beeldende hoek: ‘De leraar moet erop gewezen worden dat hij de leerling verleidt tien uur per week te komen.’ In Nederland ligt dit heel anders. Daar worden de muziekscholen gefinancierd door de gemeenten. Veel gemeenten verwachten een bepaald rendement van de muziekschool. De discussie tussen rendement en kwaliteit is continu aan de gang. Enerzijds wil men graag een groot publiek bereiken, maar anderzijds wil men ook een betere kwaliteit binnen het onderwijs stimuleren. Vlaanderen: ‘Door onze jazz- en lichte-muziekafdeling ontstaan er nieuwe ideeën en een andere sfeer in de hele school. Maar soms is er een administratief probleem. Bijvoorbeeld de afspraak om met de jazz en lichte muziek te beginnen bij de middelbare graad. Het kan zijn dat een leerling daarvoor te weinig theoretische achtergrond heeft. Om het dan toch zodanig in te richten dat leerlingen vanaf die bepaalde graad mee kunnen komen, is administratief niet mogelijk.’ Wanneer we het aanbod van beide landen vergelijken, zien we dat in Nederland de centra voor de kunsten losstaan van de muziekscholen. In Vlaanderen leunt de woordkunst dichter tegen de beeldende kunst aan. Veel instituten in Vlaanderen hebben verschillende kunstvorm-afdelingen. Iedere afdeling wordt aangestuurd door een inhoudelijk specialist. Men vindt dat de richtingen dans, muziek, beeldend en woord aangevuld moeten worden met nieuwe media. Daarnaast bestaat er voorkeur voor interdisciplinaire projecten. Men probeert de docenten van de verschillende richtingen bij elkaar te brengen. Deze gecombineerde experimenten zijn interessant, alleen de gerichte aandacht kan dan verloren gaan. De meerwaarde van multidisciplinair werken is de vakinhoudelijke uitwisseling.
Werkgroep 3: Traditie en vernieuwing bij het bereiken van doelgroepen Inleiding door Alice Erens (medewerker Kunstweb Amsterdam) ‘In het PEP-project in Amsterdam staat vernieuwing van de kunsteducatie in de Amsterdamse stadsdelen centraal. PEP is een jongerenproject, waarbij het bereiken van nieuwe doelgroepen (autochtonen en allochtonen) voorop staat. Het project gaat van jongeren op jongeren waarbij er bij elke stap sprake is van toename in kwaliteit en inspanning. Als ik terugkijk op vijftien jaar vernieuwing in de kunsteducatie, concludeer ik dat er een vraag bestaat van scholen om meer leerlingen te betrekken bij cultuureducatieve activiteiten. Het is daarbij van belang dat projecten landelijk verspreid worden. Tegelijkertijd zie ik ook dat er te veel wordt gekeken naar het bereiken van nieuwe doelgroepen, waardoor soms aan de kunsteducatie als doel en daarmee de kwaliteit voorbijgegaan werd.
35
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Daarom is het nu nodig om binnen de kunsteducatieorganisatie de kwaliteit en de verdieping op te zoeken. Dat slaat trouwens ook bij jongeren meer aan; zij erkennen uiteindelijk ook kwaliteit en professionaliteit.’ Inleiding door Herman de Vleeschhouwer (directeur Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans van Sint-Niklaas) ‘In de evolutie van het kunstonderwijs in Sint-Niklaas is niet zozeer vernieuwing het doel, als wel het bereiken van nieuwe doelgroepen. De gemeente heeft sinds twee jaar een socialistisch bestuur en wilde de minvermogende inwoners – dat zijn er tienduizend op een totaal van zeventigduizend – bijstaan met een ‘Kansenpas’. De Academie besloot deel te nemen aan de Kansenpas. Een steunfonds voorziet in eenderde deel van de inschrijfkosten voor lessen. Aansluitend op het overheidsbeleid dat voorziet in meer kansen voor iedereen, diende de Academie een projectaanvraag in (het project Kunstinitiatie) voor bijscholing van een docent in Turkse en Noord-Afrikaanse muziekinstrumenten. Doel hiervan was aan te sluiten op de muzikale traditie van allochtone bevolkingsgroepen. Het project werd toegekend. Ook een tweede project (Droomschool) voor het basisonderwijs met grote aantallen sociaal-economisch kansarmen werd toegekend. Op deze wijze is het ons gelukt nieuwe doelgroepen te bereiken.’ Discussie In de discussie werd onder andere opgemerkt dat het ‘denken en werken met doelgroepen’ wellicht in Nederland verder ontwikkeld is dan in Vlaanderen. De organisatie en overheidsfinanciering in Vlaanderen maakt marketing vanuit bedrijfseconomische redenen minder noodzakelijk dan in Nederland. Enige weerstand tegen begrippen als ‘klant’ en ‘product’ werd geuit. In de discussie werd duidelijk dat vernieuwing naar doelgroepen niet mocht leiden tot verval van kwaliteit, maar ook dat de docenten vaak niet goed toegerust zijn voor nieuwe doelgroepen. Zowel in Nederland als in Vlaanderen is er sprake van vergrijzing onder docenten.
36
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Eindrapportage en afsluiting ? Werkgroep Traditie en vernieuwing in de dienstverlening aan het basisonderwijs Voorzitter Dirk Rombaut: ‘Door meer autonomie en zelfstandigheid van de culturele instellingen kan zeer snel een ander aanbod worden gegenereerd, dat andere doelgroepen aanspreekt. In Nederland vindt de vernieuwing niet zozeer plaats vanuit de centra voor de kunsten, maar door samenwerking met onder andere de scholen. In Vlaanderen vindt de vernieuwing meer plaats vanuit de inhoud. De missie van de academies is heel anders dan van de centra voor de kunsten in Nederland. In Nederland gaan de centra vaak uit van sociaal-culturele doelstellingen, in Vlaanderen is de missie meer filosofisch van aard.’ ? Werkgroep Traditie en vernieuwing bij het bereiken van doelgroepen Voorzitter Oeds Westerhof:‘Ik heb drie tips: 1. Voor Vlaanderen: Kijk eens naar andere vakken, bijvoorbeeld de sociaal-culturele sector, om mensen meer in de breedte te bereiken. Voor Nederland: Wij kunnen veel leren van het gezegde: vakmanschap is meesterschap. We moeten dichter bij de oorspronkelijkheid blijven.’ 2.
Voor Vlaanderen: Het zou wellicht gunstig zijn om wat meer marktwerking toe te laten. Voor Nederland: We moeten kijken naar andere vormen om te innoveren dan alleen vanuit de markt.
3.
Voor beide landen geldt: Start intern. Heb je de juiste mensen in huis? Vervolgens kun je dan op zoek naar nieuwe doelgroepen. En: kijk goed naar je omgeving. Wat bieden andere instellingen aan? Zit er overlap in het aanbod of zijn er juist hiaten?
En als laatste: be good and tell it.’ ? Werkgroep 3 Traditie en vernieuwing in de dienstverlening aan het basisonderwijs Voorzitter Jan Wagemakers: ‘Eén woord kwam duidelijk naar voren: verwondering. Het zou fantastisch zijn als we kunnen aansluiten bij de verwondering van de jeugd. Verder werden er vooral vragen gesteld tijdens de werkgroep als: − Is de bevlogenheid van de docent belangrijker dan een onderwijsbevoegdheid? −
Hoe ga je om met specialismes?
−
Hoe kun je met het kunstonderwijs aansluiten bij meervoudige intelligentie?
−
Hoe maak je kunstonderwijs tot onderdeel van het schoolleven?
−
Netwerken tussen organisaties zijn belangrijk
−
En het blijven stellen van vragen is van belang.
Afsluiting Afsluiting door Freddy Mariën, directeur en raadgever DKO kabinet minister Vanderpoorten en Jan Jaap Knol, directie Kunsten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Freddy Mariën: ‘Het doel van dit symposium is de contacten en samenwerking op het gebied van onderwijs tussen Vlaanderen en Nederland te bevorderen. Vooralsnog leveren deze gezamenlijke dagen meer vragen dan antwoorden op. Maar we staan voor een gedeelte ook voor dezelfde uitdagingen: de invoering van de bachelor-masterstructuur en de vernieuwing van het kunstonderwijs. We zijn daarnaast beide op zoek naar nieuwe leerkrachten. Hier ligt een uitdaging voor de kunstopleidingen en de pedagogische leergangen. We moeten ons echter realiseren dat we niet
37
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
moeten vernieuwen om te vernieuwen.Ik ben zelf een voorstander van vernieuwen binnen de traditie. Zo lopen we geen gevaar dat we de goede dingen van ons kunstonderwijs weggooien.’ Jan Jaap Knol: ‘Het is duidelijk dat de onderwijssystemen op het gebied van kunsteducatie in Vlaanderen en Nederland verschillend zijn. Kennis over elkaars systemen hebben we natuurlijk wel nodig als we willen gaan samenwerken. We hebben beide de ambitie om te kijken waar we elkaar kunnen ontmoeten. En natuurlijk kunnen we van elkaar leren. Nederlanders zie je watertanden bij het aanbod van de Academie van Anderlecht. Naast alle verschillen delen we de gemeenschappelijke interesse in het samenwerken met de omgeving. En we hebben een gemeenschappelijke nieuwsgierigheid naar vernieuwing en traditie. Het kunstonderwijs draait uiteindelijk om betrokkenheid. Het kunstonderwijs moet het passende antwoord zijn op de nieuwsgierigheid en creativiteit van onze leerlingen.’
38
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Bijlage 1 Inleiders en voorzitters Jo De Blieck is directeur van de Academie voor Beeldende Kunsten van Anderlecht. De academie heeft een groot aanbod van verschillende kunstambachten. Ze trekken leerlingen uit heel Vlaanderen aan. Naast traditionele opties organiseert de academie eveneens een experiment Digitale vormgeving. Zij organiseert regelmatig tentoonstellingen zodat de leerlingen met hun werk naar buiten kunnen treden. Hildegard Draayer werkt bij theatergroep Dox, een bontgekleurd gezelschap te Utrecht. Dox geeft enthousiaste jongeren de mogelijkheid om bijna een jaar lang onder professionele begeleiding op intensieve wijze te werken aan een productie met spel, dans en muziek. De interculturele groep biedt plaats aan enthousiaste jongeren van alle nationaliteiten. De invloed van deze verschillende culturele achtergronden vormt een belangrijk uitgangspunt voor de producties van de groep. Alice Erens is werkzaam bij Kunstweb, een Amsterdamse netwerkorganisatie voor kunsteducatie. Door een brug te slaan tussen vraag en aanbod wil Kunstweb de deelname aan kunst en cultuur voor iedere Amsterdammer zo gemakkelijk mogelijk maken. Daarbij schaart Kunstweb zich nadrukkelijk aan de zijde van de afnemers: onderwijs- en welzijnsinstellingen, bedrijven en andere organisaties, maar ook losse cursisten. Veel aandacht gaat uit naar de zogeheten nieuwe doelgroepen in de multiculturele samenleving. René Lebens is aan de Sittardse Muziekschool verbonden als coördinator voor de Harmonie en Fanfare-sector en als coördinator Kunsteducatie voor het voortgezet onderwijs. Tevens is hij projectleider voor het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming in het vmbo bij de landelijke stichting Uit de Kunst. Peter Maissan is directeur van Kunstweb, een Amsterdamse netwerkorganisatie voor kunsteducatie. Door een brug te slaan tussen vraag en aanbod wil Kunstweb de deelname aan kunst en cultuur voor iedere Amsterdammer zo gemakkelijk mogelijk maken. Daarbij schaart Kunstweb zich nadrukkelijk aan de zijde van de afnemers: onderwijs- en welzijnsinstellingen, bedrijven en andere organisaties, maar ook losse cursisten. Veel aandacht gaat uit naar de zogeheten nieuwe doelgroepen in de multiculturele samenleving. Piet Nijsten is directeur van de Gemeentelijke Academie van Maasmechelen. De muziekacademie en de academie voor beeldende kunsten zijn gezamenlijk gehuisvest. De muziekacademie biedt zowel de studierichtingen Muziek als Woordkunst aan. De directeur staat aan het hoofd van een school waar veel ruimte is voor boeiende initiatieven en artistiek-pedagogische projecten. Zo was de academie een van de pionierscholen bij het inrichten van een optie Jazz en Lichte Muziek. Dirk Rombaut is sinds 1993 werkzaam als inspecteur in het deeltijds kunstonderwijs.Daar staat hij met zijn collega-inspecteur Luc Ponet in voor de inspectie van de 101 muziekacademies. Naast zijn werkzaamheden als inspecteur is Rombaut actief als pianist.
39
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Jan Stoel is in Tilburg coördinator Cultuur voor het Onderwijs. Hij coördineert tevens in deze stad het project Beroepskunstenaars in de Klas. Kunstenaars die in Nederland deelnemen aan de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars (WIK), kunnen in het kader van dit project sinds begin oktober een opleiding volgen om in het basisonderwijs educatieve projecten te verzorgen. De opleiding is ook te volgen in Amsterdam, Enschede, Groningen en Rotterdam. Jan Wagemakers werkt bij het Tweede Fase Adviespunt, de opvolger van het Procesmanagement Voortgezet Onderwijs. Hij was nauw betrokken bij de herinrichting van de bovenbouw van het secundair onderwijs in Nederland. Centraal hierin staat de invoering van het zogeheten studiehuis waarin het zelfstandig leren bevorderd wordt. De belangrijkste taken van het Tweede Fase Adviespunt zijn het volgen van de invoering van het studiehuis, het coördineren van het ‘groot onderhoud’ van de examenprogramma’s en het gevraagd en ongevraagd informeren en adviseren van het veld en het ministerie. Jurgen Wayenberg is directeur van de Gemeentelijke Academie voor Muziek en Woord van Hemiksem. De academie heeft in de regio een heel eigen plaats verworven op het gebied van onderwijs en cultuurspreiding. Het is een van de academies die het experiment Muzische vorming inrichten. Met dit experiment wil het deeltijds kunstonderwijs een nascholing muzische vorming aanbieden voor leerkrachten van het basisonderwijs. De academie komt ook naar buiten met een zeer uitgebreid concertprogramma. Een ander boeiend project van de school was de opname van een cd waaraan 220 leerlingen tussen 8 en 12 jaar meewerkten en waarbij uitsluitend gekozen werd voor eigen creaties. Oeds Westerhof is voorzitter van De Kunstconnectie, de brancheorganisatie waarin enkele honderden centra voor de kunsten en organisaties voor ondersteuning op het gebied van de kunsten aan het onderwijs verenigd zijn. Hij is directeur van Keunstwurk, de provinciale organisatie in Friesland voor kunsteducatie en kunstparticipatie.
40
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Bijlage 2 Deelnemers 27 maart 2002 Deelnemers Vlaanderen Freddy Mariën Directeur & Raadgever DKO kabinet minister Vanderpoorten
[email protected] Vital Muylaert Pedagogisch begeleider Gemeenschapsonderwijs
[email protected] Luc Delanghe OVSG - Pedagogisch adviseur DKO Muziek
[email protected] Philippe Vanderschaeghe OVSG - Pedagogisch adviseur DKO Beeldende Kunsten
[email protected] Hilde Quix OVSG - Pedagogisch adviseur DKO Woord & Dans
[email protected] Patrick Delbaere OVSG - Afdelingshoofd DKO
[email protected] Lief Van Asbroeck OVSG - Pedagogisch medewerker
[email protected] Luc Ponet Inspecteur Muziek en Dans DKO
[email protected] Dirk Rombaut Inspecteur Muziek en Dans DKO
[email protected] Albert Tersago Inspecteur Beeldende Kunst DKO
[email protected]
41
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Francis Verdoodt Inspecteur Woord DKO
[email protected] Herman de Vleeschhouwer Directeur Stedelijke Academie voor Muziek-Woord-Dans Sint-Niklaas
[email protected] Hans De Volder Directeur Gemeentelijke Academie voor Muziek-Woord-Dans Beveren
[email protected] Johan de Vos Directeur Stedelijke Academie voor Schone Kunsten Sint-Niklaas
[email protected] Roger Seldeslachts Directeur Stedelijke Academie voor Beeldende Kunst Leuven
[email protected] Guido Verhaeghe Voorzitter Comité Directeuren DKO Beeldende Kunst
[email protected] Guy De Smet Adjunct v/d directeur Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Ferre Malfait Adjunct v/d directeur Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Johan Krygelmans Deskundige Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Ingrid Leys Adjunct v/d directeur Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Annemie Dewael Afdelingshoofd DKO Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Christel Rutten Adjunct v/d directeur Directoraat-Generaal Administratie Permanente Vorming
[email protected]
42
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Mieke Quintens Adjunct v/d directeur Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Patrick Lemahieu Hoofdmedewerker Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Gilberte Peeraer Hoofdmedewerker Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Marie-Christine Steeman Hoofdmedewerker Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected]
Deelnemers Nederland Margot Prins De Kunstconnectie
[email protected] Paul de Vries De Kunstconnectie
[email protected] Jan van Muilekom Directeur Utrechts Centrum voor de Kunsten
[email protected] Ap de Vries De Kunstconnectie
[email protected] Han Eijgenraam Directeur Edu-Art Gelderland
[email protected] Marco Bentz van den Berg Directeur Kunstgebouw
[email protected] Carrie Renders Directeur Werkschuit Gouda
[email protected]
43
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Ko van der Velpen Directeur Muziekschool Venray
[email protected] Dirk van den Bout Directeur SCOOP
[email protected] Ran Dur Directeur Centrum voor de Kunsten Bergen op Zoom
muziek@ckboznet Paul Winters Muziekcentrum Kennemerland
[email protected] Rianne Lannoye Vereniging van Nederlandse Gemeenten
[email protected] Jan van Maasakkers Hoofd Cultuur Provincie Gelderland
[email protected] Sebastiaan Spit Directeur MIKV
[email protected] Arthur le Cosquino de Bussy De Bussy Consult
[email protected] Marjo van Hoorn Cultuurnetwerk Nederland
[email protected] Geneviève van Dijk Cultuurnetwerk Nederland
[email protected] Hildegard Nefs Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, directie Voortgezet Onderwijs
[email protected] Jan Jaap Knol Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, directie Kunsten
[email protected]
44
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Arthur Gieles Inspectie van het Onderwijs, Cultuureducatie
[email protected] Martin Berendse Plv. directeur Kunsten, Projectleider Cultuur en School
[email protected]
45
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Bijlage 3 Deelnemers 27 november 2002 Deelnemers Vlaanderen Freddy Mariën Directeur & Raadgever DKO kabinet minister Vanderpoorten
[email protected] Vital Muylaert Pedagogisch begeleider Gemeenschapsonderwijs
[email protected] Luc Delange OVSG - Pedagogisch adviseur DKO Muziek
[email protected] Philippe Vanderschaeghe OVSG - Pedagogisch adviseur DKO Beeldende Kunsten
[email protected] Dirk Rombaut Inspecteur Muziek en Dans DKO
[email protected] Herman de Vleeschhouwer Directeur Stedelijke Academie voor Muziek-Woord-Dans Sint-Niklaas
[email protected] Johan de Vos Directeur Stedelijke Academie voor Schone Kunsten Sint-Niklaas
[email protected] Guido Verhaeghe Voorzitter Comité Directeuren DKO Beeldende Kunst
[email protected] Ferre Malfait Adjunct v/d directeur Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Johan Krygelmans Deskundige Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected]
46
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Ingrid Leys Adjunct v/d directeur Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Annemie Dewael Afdelingshoofd DKO Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Christel Rutten Adjunct v/d directeur Directoraat-Generaal Administratie Permanente Vorming
[email protected] Mieke Quintens Adjunct v/d directeur Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Patrick Lemahieu Hoofdmedewerker Afdeling Deeltijds Kunstonderwijs
[email protected] Marc Hermans Directeur Gemeentelijke Academie voor Schone Kunsten Arendonk
[email protected] René Borzee Directeur Stedelijke Academie voor Schone Kunsten Hasselt
[email protected] Jef Lysens Directeur Muziekacademie vzw De Noorderkempen Baarle-Hertog
[email protected] Henri van Tieghelt Voorzitter Muziekacademie vzw De Noorderkempen Baarle-Hertog
[email protected] Francis van Bree Directeur Stedelijke Academie voor Muziek en Woord Maaseik
[email protected] Jef Martens Directeur Instituut voor Kreatieve Opvoeding Hoogstraten
[email protected] René Vanbrabant Directeur Academie voor Schone Kunsten van het Gemeenschapsonderwijs Tongeren
[email protected]
47
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Jan Nihoul Directeur Academie voor Muziek en Woord Tongeren
[email protected] Roger Seldeslachts Directeur Stedelijke Academie voor Beeldende Kunst Leuven
[email protected] Jurgen Wayenberg Directeur Gemeentelijke Academie voor Muziek en Woord
[email protected] Jo Deblieck Directeur Academie Beeldende Kunsten van het Gemeenschapsonderwijs Anderlecht
[email protected] Piet Nijsten Directeur Gemeentelijke Muziekacademie Maasmechelen
[email protected]
Deelnemers Nederland Barend Lutgendorff Directeur Stg. Veldhovense Muziekschool
[email protected] Anton de Kort Directeur Zeeuwse muziekschool
[email protected] Nico Out Adviseur Cultuur Scoop
[email protected] Conny van der Bijl Edu-Art Gelderland
[email protected] René Eijsermans Directeur De Muzerije
[email protected] Ko van der Velpen Muziekschool
[email protected]
48
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Karin Sorbi Inspecteur Cultuureducatie
[email protected] Joop Biegelaar Directeur Centrum voor de Kunsten Etten Leur
[email protected] Tony Klaasen Directeur Kunstencentrum Helmond
[email protected] Paul Winters Directeur Muziekcentrum Zuid-Kennemerland
[email protected] Ton van de Geijn Directeur Kempisch Centrum voor Muziek & Dans
[email protected] Francesco van Mierlo Directeur Centrum voor de Kunsten Halderberge
[email protected] Eite Wolfis Directeur Centrum voor de Kunsten Oosterhout
[email protected] Ap de Vries De Kunstconnectie
[email protected] Matty Veldkamp Inspecteur Cultuureducatie
[email protected] Sebastiaan Spit Directeur MIKV
[email protected] Nathalie Jansen Beleidsmedewerker Cultuur & Welzijn provincie Zeeland
[email protected] Annemie Hermans Muziekschool Kumulus Maastricht
[email protected]
49
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Joop Mols Edu-Art Gelderland
[email protected] Leontien Poppe Scoop Zeeland
[email protected] Jettie Rattink Centrum voor de Kunsten Breda
[email protected] Leon Arninkhof Centrum voor de Kunsten Roosendaal
[email protected] Guy Miellet Cultuurnetwerk Nederland
[email protected] Genevieve van Dijk Cultuurnetwerk Nederland
[email protected] Ernst Lamers Centrum voor de Kunsten Boxmeer
[email protected] Ran Dur Centrum voor de Kunsten Bergen op Zoom
[email protected] Patrick Milbau Centrum voor de Kunsten Roosendaal
[email protected] Cees Meijer Centrum voor de Kunsten Bergen op Zoom
[email protected] Pierre van Broekhoven Centrum voor de Kunsten Bergen op Zoom
[email protected] Paul de Vries De Kunstconnectie
[email protected]
50
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Daphna Plaschkes Vereniging van Nederlandse Gemeenten, afdeling Cultuur
[email protected] Hildegard Nefs Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, directie Voortgezet Onderwijs
[email protected] Ineke Friesen Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, directie Kunsten
[email protected] Jan Wagemakers Dagvoorzitter
[email protected] Peter Maissan Directeur Kunstweb
[email protected] Hildegard Draayer Artistiek leider Jongerentheatergroep Dox
[email protected] Jan Stoel Project Kunstenaars in de klas
[email protected] René Lebens Muziekschool Sittard
[email protected] Oeds Westerhof Voorzitter De Kunstconnectie
[email protected] Alice Erens Kunstweb Amsterdam
[email protected] Jan Jaap Knol Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, directie Kunsten
[email protected] Anja Geldermans Journalist
[email protected]
51
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND
Colofon Buitenschools kunstonderwijs in Vlaanderen Nederland. Verslag symposia 27 maart en 27 november 2002/Gent 5-akkoord is een uitgave van Cultuurnetwerk Nederland. Samenstelling Subwerkgroep Deeltijds Kunstonderwijs/Cultuureducatie (binnen de werkgroep Beroepsonderwijs/Volwasseneneducatie/Permanente Vorming) in het kader van het Gent 5-akkoord voor de onderwijssamenwerking tussen Nederland en Vlaanderen Redactie en productie Cultuurnetwerk Nederland
Cultuurnetwerk Nederland Ganzenmarkt 6 Postbus 61 3500 AB Utrecht Telefoon 030-236 12 00 Fax 030-236 12 90 E-mail
[email protected] Internet www.cultuurnetwerk.org
2003.010
52
BUITENSCHOOLS KUNSTONDERWIJS IN VLAANDEREN EN NEDERLAND