20 1 5 - 2 0 4 20 1 5 - 2 0 5 Nieuwegein
Gemeenteraad
Onderwerp Verordening Individuele studietoeslag WIL en Participatieverordening WIL Datum 22 april 2015
Raadsvoorstel
Afdeling Strat gie Maatschappelijke Ontwikkeling Portefeuillehouder M.C. Stekelenburg
1
Onderwerp
Verordening individuele studietoeslag WIL en Participatieverordening V 2
Gevraagd besluit 1. 2.
3
De Verordening individuele studietoeslag WIL vast te stellen. De Participatieverordening WIL vast te stellen.
Aanleiding en probleembeschrijving
Participatieverordeninq WIL Per 1 januari 2015 is de Participatiewet inwerking getreden. Het doel van de Participatiewet is dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen meedoen aan de samenleving, bij voorkeur via regulier werk. Dit geldt ook voor mensen met een arbeidsbeperking. >inds 1 januari zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de ondersteuning van een grotere groep mensen bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt. Per 1 januari 2015 is er geen nieuwe instroom meer mogelijk in de Wet sociale werkvoorziening. Daarnaast is instroom in de Wajong alleen nog mogelijk voor jonggehandicapten die duurzaam en structureel geen arbeidsvermogen hebben. Deze wetswijzigingen zorgen voor een toename van het beroep op de Participatiewet. Op grond van de Participatiewet kunnen gemeenten vanaf 1 januari 2015 een aantal nieuwe instrumenten inzetten bij de ondersteuning van inwoners bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om bij verordening regels te stellen over de voorwaarden waaronder zij deze instrumenten inzetten en voor welke doelgroepen. De regels die de WIL-gemeenten hierbij hanteren zijn uitgewerkt in de Participatieverordening WIL. Het bestuur van WIL heeft deze verordening op 25 maart 2015 vastgesteld. Verordening individuele studietoeslaq WIL Voor jongeren met een beperking ligt de financiële drempel om te gaan studeren hoger omdat zij naast hun studie vaak geen bijbaan kunnen hebben. Om deze drempel te
Bladnummer 2/8 Raadsvoorstel 22 april 2015
verlagen is in de Participatiewet de individuele studietoeslag geïntroduceerd. Hiermee krijgen gemeenten de mogelijkheid om aan studerende jongeren met een beperking van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Voor de inwerkingtreding van de Participatiewet was het verstrekken van de individuele studietoeslag een taak van het UWV. Studerende jonggehandicapten kregen op grond van de landelijke Studieregeling een toeslag ter hoogte van 2 5 % van het m i n i m u m l o o n , De gemeente is verplicht om bij verordening regels op te stellen over de voorwaarden waaronder de individuele studietoeslag wordt verstrekt. Deze voorwaarden zijn uitgewerkt in de Verordening individuele studietoeslag WIL. Het bestuur van WIL heeft deze verordening op 5 februari 2015 vastgesteld. Verordenende bevoegdheid De raad van de gemeente Nieuwegein heeft haar verordenende bevoegdheid niet overgedragen aan het bestuur van WIL. Dit betekent dat de Participatieverordening WIL en de Verordening individuele studietoeslag WIL vastgesteld moeten worden door de gemeenteraad van Nieuwegein. De kaders voor de beide verordeningen zijn uitgewerkt in het Meerjarenbeleidsplan Werk en I n k o m e n Lekstroom 2014 - 2018 (versie 2.0). De raad heeft hierop in januari 2015 haar zienswijze gegeven. De vaststelling van de Participatieverordening WIL en de Verordening individuele studietoeslag WIL vormen het sluitstuk van de doorvertaling van de Participatiewet in het beleid van de WIL-gemeenten.
4
Gewenst maatschappelijk effect
De ondersteuning van bijstandsgerechtigden bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt is gericht op economische participatie. Door bijstandsgerechtigden te ondersteunen bij hun re-integratie wordt de kans op een baan en uitstroom uit de bijstand vergroot en zijn mensen weer in staat om in hun eigen inkomen te voorzien. De individuele studietoeslag stimuleert jongeren met een beperking om de stap te zetten om een studie te gaan volgen. De toeslag biedt een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. Door het volgen van een studie vergroten jongeren met een beperking hun kansen op de arbeidsmarkt en wordt de kans kleiner dat zij in de bijstand terecht komen.
5
6
Bestaand beleidskader •
Gemeenschappelijke Regeling Werk en Inkomen Lekstroom
•
Beleidsplan Armoedebeleid 2015 - 2018
•
Participatieverordening WIL (2013-378)
•
Meerjarenbeleidsplan Werk en Inkomen Lekstroom 2014 - 2018 versie 2.0
Voorgestelde oplossing
De raad wordt voorgesteld in te stemmen met de Verordening individuele studietoeslag
Bladnummer 3/8 Raadsvoorstel 22 april 2015
WIL en de Participatieverordening WIL. Verordening individuele studietoeslaq WIL De individuele studietoeslag wordt verstrekt aan studerende jongeren vanaf 18 jaar met een arbeidsbeperking, die niet in staat zijn om door hun beperking het wettelijk minimumloon te verdienen, maar wel arbeidscapaciteit hebben. Het verstrekken van een individuele studietoeslag is een wettelijke taak. De gemeente bepaalt zelf de hoogte van de individuele studietoeslag. De hoogte van de studietoeslag bedraagt in de Lekstroomgemeenten 20% van het wettelijk minimumloon dat voor een persoon van toepassing is. Dit bedrag staat ongeveer gelijk aan een dag per week werken in een bijbaan. Leeft 18 19 20 21 22
M a x i m a l e toeslag per j a a r € 1.640 € 1.892 €2.217 €2.613 €3.064
Een persoon kan eenmaal per 6 maanden voor de toeslag in aanmerking komen, omdat studenten doorgaans eens per halfjaar kunnen starten met een opleiding. Indien een persoon na zes maanden nog steeds studeert en voldoet aan de voorwaarden, kan hij opnieuw in aanmerking komen voor de toeslag voor de volgende zes maanden. Participatieverordeninq WIL In de Participatieverordening WIL is vastgelegd welke re-integratievoorzieningen het dagelijks bestuur van WIL (DB van WIL) kan inzetten bij de ondersteuning van bijstandsgerechtigden bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt. De verordening heeft betrekking op de klantgroepen met arbeidsvermogen (klantgroep 1 tot en met klantgroep 3). Bijstandsgerechtigden zonder arbeidsvermogen (klantgroep 4) zijn voor ondersteuning aangewezen op de gemeente zelf. Ook niet uitkeringsgerechtigden en ANW-ers kunnen in aanmerking komen voor ondersteuning bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt, indien hun inkomen niet hoger is dan 110% van het wettelijk minimumloon. De ondersteuning aan deze doelgroep heeft een duur van maximaal 4 weken. De nieuwe Participatieverordening WIL vervangt de Participatieverordening WIL die in oktober 2013 is vastgesteld. In de Participatieverordening zijn de kaders van de reintegratievoorzieningen vastgelegd. In het Besluit Participatievoorzieningen worden de re-integratievoorzieningen nader uitgewerkt. Het vaststellen en wijzigen van dit besluit is een bevoegdheid van het bestuur van WIL. De nadere uitwerking van de reintegratievoorzieningen is vastgelegd in een besluit, zodat WIL snel wijzigingen kan doorvoeren en kan inspelen op veranderingen op de arbeidsmarkt. Het besluit is ter informatie als bijlage bij dit voorstel gevoegd. In de nieuwe Participatieverordening WIL is een aantal nieuwe instrumenten opgenomen die het DB van WIL kan inzetten ten behoeve van re-integratie. Deze nieuwe reintegral voorzieningen worden hieronder nader toegelicht. De overige wijzigingen in de nieuwe Participatieverordening WIL in vergelijking met de oude Participatieverordening WIL zijn opgenomen in de bijlage. De nieuwe Participatieverordening WIL geeft het DB van WIL nieuwe instrumenten in handen om mensen met een bijstandsuitkering (en bijstandsgerechtigden met een
Bladnummer 4/8 Raadsvoorstel 22 april 2015
beperking in het bijzonder) te ondersteunen bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt. Om dit doel te bereiken is samenwerking met en betrokkenheid van werkgevers nodig. WIL zal samen met werkgevers optrekken om zoveel mogelijk mensen een werkplek te bieden. De tweede helft van 2015 wordt beschouwd als een periode waarin WIL samen met werkgevers kan experimenteren met de nieuwe instrumenten. Participatievoorzieninq beschut werken Beschut werk is een instrument dat kan worden ingezet voor mensen die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden hebben om te werken in een dienstbetrekking. Het DB van WIL is verantwoordelijk voor het selecteren van personen die in aanmerking komen voor een beschutte werkomgeving en/of voor wie een indicatie beschut werk bij het UWV wordt aangevraagd. Het bestuur van WIL is verplicht om voor personen die een indicatie voor beschut werk hebben ook daadwerkelrk een beschutte werkplek te realiseren. Loonkostensubsidie BUIG Het DB van WIL kan loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers indien zij werknemers met een arbeidsbeperking, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijke minimumloon maar die wel mogelijkheden hebben tot arbeidsparticipatie in dienst hebben. De loonkostensubsidie compenseert de werkgever voor het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde (productiviteit) van de werknemer. Het bestuur van WIL is verantwoordelijk voor het vaststellen van de loonwaarde. Gemeenten hadden ook voor 1 januari 2015 de bevoegdheid om loonkostensubsidie te verstrekken. Nieuw per 1 januari 2015 is dat gemeenten loonkostensubsidie structureel mogen inzetten. Loonkostenteqemoetkominq Het doel van de loonkostentegemoetkoming is het bieden van compensatie voor het feit dat voor een werknemer ten minste het wettelijk minimumloon moet worden betaald, terwijl de werkgever een werknemer (nog) niet ten volle kan inzetten. Zo kan het DB een loonkostentegemoetkoming aan de werkgever verstrekken om tij< k het verschil in arbeidsproductiviteit te compenseren en zo de re-integratie van een bijstandsgerechtigde met een lange afstand tot de arbeidsmarkt bewerkstelligen. De loonkostentegemoetkoming wordt ingezet voor werknemers zonder arbeidsbeperking, maar met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. In dit opzicht onderscheid te loonkostentegemoetkoming zich dus van de loonkostensubsidie. Persoonlijke on ersteuninq Bij persoonlijke ondersteuning krijgt een werknemer persoonlijke begeleiding op zijn werkplek (bijvoorbeeld van een jobcoach) bij het verrichten van zijn taken. Het doel van persoonlijke ondersteuning is dat de werknemer uiteindelijk zonder begeleiding via deze voorziening bij een reguliere werkgever kan werken. Persoonlijke ondersteuning wordt alleen ingezet als een werknemer zonder die ondersteuning niet in redelijkheid zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. No risk polis De no-riskpolis BUIG is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met arbeidsbeperkingen in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt. Een werkgever komt niet in aanmerking voor een no-risk polis als artikel 29b van de Ziektewet van toepassing is (artikel 8a,
Bladnummer 5/8 Raadsvoorstel 22 april 2015
tweede lid, onderdeel b Participatiewet).
7
Alternatieven
Gemeenten zijn op grond van de Participatiewet verplicht om bij verordening vast te leggen onder welke voorwaarden zij de verschillende re-integratievoorzieningen inzetten en voor welke doelgroepen. Deze verordeningsplicht geldt ook ten aanzien van de individuele studietoeslag. Gemeenten kunnen niet besluiten om de individuele studietoeslag niet te verstrekken.
8
Financiële aspecten
Verordening individuele studietoeslaq Via het gemeentefonds ontvangt de gemeente Nieuwegein middelen voor de uitvoering van de individuele studietoeslag. In het Beleidsplan armoedebeleid 2 > - 2018 zijn middelen begroot voor de individuele studietoeslag. In de begroting is uitgegaan van de middelen die de gemeente van het Rijk heeft gekregen voor de uitvoering van deze regeling. Deze middelen zijn toegevoegd aan het budget bijzondere bijstand (FCL 62203001). Op basis van prognoses van het ministerie van SZW wordt verwacht dat er jaarlijks 10 aanvragen voor de individuele studietoeslag worden gedaan. Er vanuit gaande dat een studie vier jaar duurt, ontwikkelt het aantal aanvragen van de individuele studietoeslag zich de komende jaren als volgt:
Aantal aanvragen individuele studietoeslag
2015 10
2016 20
2017 30
2018 40
De gemiddelde hoogte van de studietoeslag is € 2.505 per jaar. In onderstaande tabel worde de verwachte kosten voor de individuele studietoeslag in de komende jaren weergegeven (bedragen *1000).
Beschikbare middelen individuele studietoeslag Kosten individuele studietoeslag saldo
2015 € 13
2016 € 38
2017 € 63
2018 € 76
€ 25
€ 50
€ 75
€ 100
-€12
-€12
-€12
-€24
De indix iduele studietoeslag valt onder de bijzondere bijstand en is een open einde regeling. Verwacht wordt dat de kosten niet volledig gedekt kunnen worden uit de middelen die de gemeente hiervoor van het Rijk krijgt. Het tekort zal gedekt worden uit het totale budget bijzondere bijstand (FCL 62203001). Op het budget bijzondere bijstand was de afgelopen jaren sprake van lichte onderbesteding (€ 143.190 in 2013, € 83.730 in 2014). De verwachting is daarom dat het negatieve saldo op de beschikbare middelen voor de individuele studietoeslag uit het budget bijzondere bijstand kan worden gedekt. Door het volgen van een studie vergroten jongeren met een beperking hun kansen op de arbeidsmarkt en wordt de kans kleiner dat zij in de bijstand terecht komen. Door de individuele studietoeslag te verstrekken, kan de gemeente dus indirect het beroep op de
ladnummer 6/8 Raadsvoorstel 22 april 2015
algemene bijstand verkleinen. De verstrekking van de individuele studietoeslag gedurende een periode van 3 jaar kost gemiddeld € 7.515. De verstrekking van een bijstandsuitkering kost gemiddeld € 8.535 per jaar (uitgaande van de norm voor alleenstaande tot 21 jaar, incl. vakantietoeslag). Participatieverordening WIL De re-integratievoorzieningen worden gefinancierd uit het re-integratiebudget (FCL 62205002). De gemeente krijgt van het Rijk voor de financiering van de re-integratievoorzieningen middelen via de integratie-uitkering Sociaal Domein. Deze integratie-uitkering wordt gestort in het gemeentefonds. De totale integratie-uitkering is opgebouwd uit de volgende budgetten: • Middelen voor de Wmo • Middelen voor de Jeugdzorg • Participatiemiddelen, opgebouwd uit het voormalige Participatiebudget (bestemd voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden) en middelen voor de ondersteuning van de doelgroep Wsw-oud. De integratie-uitkering is niet geoormerkt en gemeenten kunnen dus zelf bepalen hoe zij de middelen inzetten. De WIL-gemeenten hebben met WIL afgesproken dat de middelen die de gemeente krijgen voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden (het voormalige Participatiebudget) beschikbaar zijn voor de financiering van de reintegratievoorzieningen. WIL mag dit budget niet overschrijden (artikel 30, lid 2 GR WIL). De toerekening van kosten van de re-integratievoorzieningen per deelnemende gemeente is gebaseerd op een verdeelsleutel (artikel 30, lid 3 GR WIL). Deze middelen worden in voorschotbedragen aan de WIL verstrekt.
9
Communicatie aspecten
De Bijzondere Cliëntenraad WIL (BCR WIL) heeft het bestuur van WIL geadviseerd over de inhoud van de beide verordeningen. In de bijlage is het advies van de BCR en de reactie van het bestuur van WIL op het advies opgenomen. Na besluitvorming door de gemeenteraad worden de verordeningen verzonden aan WIL en overgenomen door het bestuur van WIL. Hierna wordt de verordeningen gepubliceerd in het gemeenteblad. 10 Juridische aspecten Verordende bevoegdheid gemeente Nieuwegein In de GR WIL is vastgelegd dat de gemeente Nieuwegein haar verordenden bevoegdheden heeft behouden (artikel 5, lid 3). Wanneer het bestuur van WIL een nieuwe verordening vaststelt, moet deze ter goedkeuring langs de gemeenteraad van Nieuwegein, voordat de verordening definitief door het bestuur wordt vastgesteld en in werking kan treden. Nadat de verordeningen zijn vastgesteld door de gemeenteraad, worden deze opnieuw behandeld in het bestuur van WIL. Indien de gemeenteraad van Nieuwegein wijzigingen
Bladnummer 7/8 Raadsvoorstel 22 april 2015
aanbrengt in de verordeningen, worden deze wijzigingen ook doorgevoerd in de verordeningen voor de andere vier WIL-gemeenten, indien de overige WIL-gemeenten zich in deze wijzigingen kunnen vinden. Mocht dit niet zo zijn, dan blijft er een separate verordening voor Nieuwegein van toepassing.
Participatieverordeninq WIL De gemeenteraad is op grond van artikel 8a van de Participatiewet verplicht op bij verordening regels te stellen met betrekking tot: • Het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling Het opdragen van een tegenprestatie Het aanbieden van participatieplaatsen Het verstrekken van een premie aan deelnemers van participatieplaatsen Het aanbieden van de participatievoorziening beschut werk Het aanbieden van loonkostensubsidie Met de vaststelling van de Participatieverordening WIL voldoet de gemeente Nieuwegein aan deze verplichtingen. Bij het opstellen van de verordening is gebruik gemaakt van de modelverordening van de VNG. De Participatieverordening WIL treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015. Met ingang van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Participatieverordening WIL zoals vastgesteld in de gemeenteraad op 27 november 2013 (2013-378) ingetrokken. Voorzieningen die op grond van de oude Participatieverordening WIL (2013-37£i) zijn toegekend blijven van kracht tot de voorziening is afgerond. Eventuele verlengingen worden beoordeeld op basis van de nieuwe verordening, om te voorkomen dat de oude verordening nog lang kan doorwerken. Verordening individuele studietoeslaq WIL De gemeenteraad heeft op grond van artikel 8 li I 1 c van de Participatiewet de verplichting op bij verordening regels te stellen over de verstrekking van de individuele studietoeslag. Met de vaststelling van de Verordening individuele studietoeslag WIL voldoet de gemeente Nieuwegein aan deze verplichting. De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten of de hoogte van het inkomen. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor jongeren met een beperking van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen. De verordening treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015. Dit betekent dat studenten die in het eerste halfjaar van 2015 een studie hebben gevolgd alsnog aanspraak kunnen maken op de individuele studietoeslag voor de periode 1 januari 2015 tot de dag van de aanvraag.
11 Risico's Een risico is dat er meer gebruik wordt gemaakt van de individuele studietoeslag dan op voorhand werd verwacht. De studietoeslag is een open einde regeling, wat betekent dat er geen maximum is ingesteld voor het aantal aanvragen. Het gebruik en de kosten worden gemonitord op basis van de kwartaalrapportages van WIL. Wanneer een
Bladnummer 8/8 Raadsvoorstel 22 april 2015
grotere overschrijding op het beschikbare budget wordt voorzien en deze overschrijding niet gefinancierd kan worden uit het budget bijzondere bijstand, wordt de raad hierover geïnformeerd via de reguliere P&C-cyclus. Voor de participatievoorzieningen geldt wel een maximum, namelijk het aan WIL toegekende budget (zoals toegelicht onder 8). 12 Bijlagen • • • •
Raadsbesluit Verordening individuele studietoeslag Raadsbesluit Participatieverordening Advies BCR WIL Verordening Individuele studietoeslag en Participatieverordening Participatieverordening WIL (2013-378)
• •
Vergelijking tussen de oude en de nieuwe Participatieverordening WIL Besluit Participatievoorzieningen WIL
burgemeester en wethouders,
drs. PJ.M. Liebrechts secretaris
F.T.J.M. Backhuijs burgemeester