GEMEENTE GENNEP PLANGEBIED OTTERSUMSEWEG TE OTTERSUM Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) BAAC rapport V-10.0289
GEMEENTE GENNEP PLANGEBIED OTTERSUMSEWEG TE OTTERSUM Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) BAAC rapport V-10.0289
Status definitief
Auteur(s) drs. A. Buesink
ARCHEOLOGIE BOUWHISTORIE CULTUURHISTORIE
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Colofon
ISSN
1873-9350
Auteur(s)
drs. A. Buesink
Redactie
drs. M. Bink
Cartografie
drs. A. Buesink
Copyright
Geofox-Lexmond te Tilburg / BAAC bv te Deventer
Eindcontrole
drs. M. Bink
Autorisatie (senior prospector)
drs. M. Bink
23-11-2010
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Geofox-Lexmond te Tilburg en/of BAAC bv te Deventer.
BAAC bv Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie Postbus 2015 7420 AA Deventer Tel.: (0570) 67 00 55 Fax: (0570) 61 84 30 E-mail:
[email protected]
Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ‘s-Hertogenbosch Tel.: (073) 61 36 219 Fax: (073) 61 49 877 E-mail:
[email protected] 2
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Administratieve gegevens Onderzoekgegevens Type onderzoek Datum opdracht Datum rapportage Uitvoerder
Projectleider BAAC-rapport Opdrachtgever
Bevoegde overheid
Beheer documentatie Beheer vondstmateriaal
Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) 27 juli 2010 concept november 2010, definitief februari 2011 BAAC bv vestiging Deventer Postbus 2015 7420 AA Deventer 0570-670055 drs. A. Buesink
[email protected] V-10.0289 Geofox-Lexmond S.C.G. Kuijpers Postbus 2205 5001 CE Tilburg Gemeente Gennep dhr. P. Toonen
[email protected] Bibliotheek RCE & archief Baac n.v.t.
Locatiegegevens Provincie Gemeente Plaats Toponiem Kaartblad Oppervlakte RD-coördinaten
Gegevens Archis
Limburg Gennep Ottersum Ottersumseweg 46B 1,2 ha 195497 / 413403 195590 / 413356 195507 / 412209 195467 / 413245 Onderzoeksmeldingsnummer Onderzoeksnummer
3
42838 33441
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
4
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Inhoudsopgave Administratieve gegevens
3
Inhoudsopgave
5
1 1.1 1.2
Inleiding Onderzoekskader Ligging van het gebied
7 7 7
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4
Bureauonderzoek Werkwijze Landschappelijke ontwikkeling Bewoningsgeschiedenis Archeologie Historie Archeologische verwachting
9 9 9 12 12 13 15
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4
Inventariserend Veldonderzoek Werkwijze Veldwaarnemingen Verkennend booronderzoek Lithologie en bodemopbouw Bodemverstoringen Archeologische indicatoren Archeologische interpretatie
17 17 17 19 19 19 19 20
4 4.1 4.2 4.3
Conclusie en aanbevelingen Conclusie Aanbevelingen Besluit gemeente Gennep
21 21 21 22
Geraadpleegde bronnen
23
Begrippenlijst Afkortingen Verklarende woordenlijst
25 25 25
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
overzicht van geologische en archeologische tijdvakken indicatieve waarden met AMK-terreinen, waarnemingen en onderzoeken boorpunten- en verwachtingskaart boorbeschrijvingen
5
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
6
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
1
Inleiding
1.1
Onderzoekskader In opdracht van Geofox-Lexmond heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Ottersumseweg te Ottersum. Het archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplan procedure. De bestaande bedrijfsgebouwen zullen worden vervangen door nieuwe gebouwen. De minimale bodemverstoring bij de realisatie van de nieuwbouw is te verwachten tot in de C-horizont van de rivierafzettingen, waarbij een gerede kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden. Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied aan de hand van bestaande bronnen. Met behulp van de verworven informatie wordt een specifiek archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden en om de intactheid van het bodemprofiel te bepalen. Tijdens het onderzoek dienen de volgende onderzoeksvragen uit het Plan van Aanpak1 te worden beantwoord: • Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan? • Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied? • Wat is de specifieke archeologische verwachting voor het gebied? • Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact? • Is vervolgonderzoek nodig om de door het bureauonderzoek en verkennend booronderzoek in beeld gebrachte gebieden met een archeologische verwachting en een intact bodemprofiel nader te onderzoeken en zo ja, in welke vorm? Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.12, het gemeentelijke beleid en het onderzoeksspecifieke plan van aanpak.3
1.2
Ligging van het gebied Het plangebied ligt aan de Ottersumseweg te Ottersum. Het plangebied ligt aan de noordkant van de Ottersumseweg en ten oosten van de Horse Straat. Het plangebied grenst aan de Ottersumseweg in het zuiden en deels aan de Horse Straat in het westen, de overige grenzen worden gevormd door perceelsgrenzen. De oppervlakte bedraagt ca. 1,2 hectare. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
1
Merlidis 2010. SIKB 2006. 3 Merlidis 2010. 2
7
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Het noordwestelijke deel van het plangebied bestaat uit grasland en is in gebruik door de hondenclub. Het overige deel van het plangebied is verhard en in gebruik als opslagplaats voor bouwmaterialen.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied.
8
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
2
Bureauonderzoek
2.1
Werkwijze Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van bestaande bronnen een archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Bij de inventarisatie van de archeologische waarden is gebruik gemaakt van gegevens uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de evenals de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.4 Hierbij is het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHISII) gebruikt. De provinciale cultuurhistorische waardenkaart is geraadpleegd5, evenals de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart.6 Met name voor de recentere archeologische periodes zijn diverse historische bronnen geraadpleegd. Ook is er contact opgenomen met de Historische Kring Maas en Niers. Binnen de looptijd van het project is vanuit deze vereniging echter geen informatie binnen gekomen. Door archeoloog drs. S. Mooren die gebiedspecifieke kennis heeft, is wel aanvullende informatie aangeleverd. Literatuur over de geologie, geomorfologie en de bodemopbouw van het onderzoeksgebied is eveneens bestudeerd om op basis van locatiekeuze-theorieën een uitspraak te doen over de kans op aanwezigheid van archeologische resten. In navolgende paragrafen worden de resultaten van het bureauonderzoek beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een synthese in de vorm van een specifieke archeologische verwachting. Een opsomming van de geraadpleegde literatuur en gebruikte kaarten is terug te vinden in de literatuurlijst. Voor een tabel met een overzicht van geologische en archeologische tijdvakken wordt verwezen naar bijlage 1.
2.2
Landschappelijke ontwikkeling Het plangebied bevindt zich op het Bolling-Allerod overgangsterras van de NiersdalRijn.7 Volgens de geomorfologische kaart8 zijn ter plaatse van het plangebied terraswelvingen aanwezig (figuur 2.1). De bodem is een radebrikgrond (figuur 2.3).9 Het Niersdal is van oorsprong gevormd door een tak van de Rijn. De afzettingen van de Rijn worden gerekend tot de Formatie van Sterksel.10 Gedurende het Laat-Glaciaal zijn meerdere rivierterrassen ontstaan onder invloed van sterke klimaatschommelingen en tektoniek.11 De verschillende rivierterrassen kunnen worden onderscheiden op basis van hoogteligging, geomorfologie en bodemontwikkeling. Tijdens koude perioden hadden de rivieren een vlechtend karakter met een brede riviervlakte en vond accumulatie van sediment plaats.
4
RCE 2008 en 2010. Provincie Limburg 2005. 6 Past2Present 2009. 7 Kalisvaart 2006, de Ruiter 2006. 8 Alterra 2010. 9 Stiboka 1976. 10 De Mulder et al. 2003. 11 Huisink 1998, Kalisvaart 2006, de Ruiter 2006 en van den Berg 1996. 9 5
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Figuur 2.1 Geomorfologische kaart (Alterra 2010).
Figuur 2.2 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN 2010). De ligging van het plangebied is weergegeven met het rode kader. Rood en geel geven de hoger gelegen gebieden aan en groen en blauw de lager gelegen gebieden. 10
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Gedurende de overgang van een koude naar een warme periode concentreerde de waterafvoer zich in één geul, die zich insneed en een steeds sterker wordend meanderend karakter kreeg. Hierbij werden gedifferentieerde sedimenten, zoals zand, zavel en klei, in de vorm van bedding-, oever-, en komafzettingen afgezet. Het plangebied bevindt zich op een terras dat waarschijnlijk is gevormd in het LaatGlaciaal (Bolling-Allerod). De terraswelvingen, die op de geomorfologische kaart (figuur 2.1) zijn aangegeven voor het plangebied, zijn te zien op het Actueel Hoogtebestand Nederland (figuur 2.2).12 In het dal van de Niers ten zuiden van het plangebied stroomde een actieve geul van de Rijn vanaf het Laat-Glaciaal tot en met het Preboreaal.13 Het dal waar nu de Aaldonksche beek stroomt was een actieve geul in het Laat-Allerod.14 Beide dalen zijn te zien op de geomorfologische kaart (2R4 en 2R10, figuur 2.1) en het Actueel Hoogtebestand Nederland (groen-blauw en donkerblauw, figuur 2.2). De Niers komt ten noordwesten van het huidige plangebied uit in de Maas.
Figuur 2.3 Bodemkaart (Stiboka 1976). BKd25:radebrikgrond, bEZ30: hoge bruine enkeerdgrond, Rn95C: poldervaaggrond.
In het Holoceen werd het klimaat geleidelijk aan steeds warmer en kreeg de Niers een min of meer meanderend karakter. Holocene rivierafzettingen worden in het plangebied niet verwacht. Op het Actueel Hoogtebestand (figuur 2.2) is te zien dat de voormalige geulen van het vlechtende riviersysteem, binnen het Bolling-Allerod terras waarop het plangebeid zich bevindt, actief waren als afwatering van het terras. Deze 12
AHN 2010. Kalisvaart 2006. 14 Kalisvaart 2006. 13
11
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
afwatering lijkt voornamelijk op de Niers te zijn geweest, maar ten noordoosten van het plangebied komen ook enkele geulen uit op het dal van de Aaldonksche beek. Ter plaatse van deze afwateringsgeultjes kan verspoeling van de oorspronkelijke afzettingen hebben plaatsgevonden en (her)sedimentatie. Door het plangebied loopt een geul van het vlechtende riviersysteem (figuur 2.2). Of ook deze geul in het holoceen nog als afwatering heeft gediend is niet bekend. Volgens de bodemkaart is ter plaatse van het plangebied een radebrikgrond aanwezig (figuur 2.3).15 Radebrikgronden zijn oude rivierkleigronden met een grijsbruine, humushoudende bovengrond (Ah-horizont) of bouwvoor (Ap-horizont) tot circa 30 cm dik. Onder deze bovengrond ligt een lichter gekleurde klei-uitspoelingshorizont (Ehorizont), die tevens lichter van textuur is. Op circa 40 tot 50 cm diepte begint de sterk verbruinde klei-inspoelingshorizont / briklaag (Bt-horizont), die weer zwaarder van textuur is door de ingespoelde klei. Na een geleidelijke overgang via een eveneens verbruinde en sterk gehomogeniseerde BC-horizont begint meestal dieper dan 110 cm de C-horizont, de onveranderde rivierklei. De radebrikgronden zijn relatief hoog gelegen en kennen daarom een sterk verbruind profiel. Roest en grijze vlekken komen al voor onder de klei-inspoelingslaag (Bt-horizont).
2.3
Bewoningsgeschiedenis 2.3.1 Archeologie De onderverdeling van de indicatieve waarden zoals weergegeven op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden16 is in het gebied gebaseerd op de statistische relatie tussen het bodemtype en archeologische vindplaatsen. Het plangebied is op de IKAW gekarteerd als een gebied met een middelhoge indicatieve waarde (bijlage 2). Op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart17 is het plangebied aangegeven als een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart18 is voor het plangebied aangegeven dat het gebeid een archeologisch onderzoeksgebied betreft. Op de Archeologische Monumentenkaart staan terreinen vermeld die door de provincie en de RCE zijn geselecteerd vanwege hun archeologische waarde. Een aantal van deze terreinen heeft eveneens de status van beschermd archeologisch monument. Binnen het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Binnen een straal van 1 tot 1,5 km zijn enkele archeologische monumenten terreinen aanwezig (bijlage 2). Het gaat om de historische kernen van Milsbeek, Aaldonk, Ottersum, Vogelenzang en Gennep.19 Al deze historische kernen hebben een hoge archeologische waarde voor de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd, resten uit de vroege middeleeuwen kunnen niet worden uitgesloten. Daarnaast ligt er een beschermd archeologisch monument op circa 1,5 km ten noordwesten van het huidige plangebied.20 Het betreft het kasteel en verdedigingswerk Genneperhuis dat gedateerd is in de periode late middeleeuwen tot en met nieuwe tijd.
15
Stiboka 1976. RCE 2008. 17 Provincie Limburg 2005. 18 Past2Present 2009. 19 Monumentnummers 16257, 16260, 16261, 16262, 16753 en 16754. 20 Monumentnummer 11148. 12 16
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
In de nabijheid van het plangebied zijn verscheidene waarnemingen van archeologische resten gedaan (bijlage 2). De waarnemingen aan noordkant van de Niers binnen een straal van 500 m zullen worden besproken. Op circa 150 m ten zuidwesten van het plangebied zijn verscheidene archeologische waarnemingen gedaan.21 Het gaat om vuursteen gedateerd in de periode mesolithicum tot en met de bronstijd. Om aardewerk uit de periode neolithicum tot en met de nieuwe tijd en om een aantal vondsten van glas en loden kogels (nieuwe tijd). Ten noordwesten van het plangebied op circa 250 m afstand is vuursteen aangetroffen gedateerd in het paleolithicum tot en met de bronstijd en aardwerk gedateerd in de vroege middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd.22 Op circa 320 m ten zuidoosten van het plangebied is vuursteen aangetroffen gedateerd in het paleolithicum tot en met de bronstijd en aardewerk uit het neolithicum, bronstijd, ijzertijd, late middeleeuwen en nieuwe tijd.23 Als laatste is circa 450 m ten noordoosten van het plangebied vuursteen aangetroffen gedateerd in de periode paleolithicum tot en met de bronstijd en aardewerk gedateerd in de Romeinse tijd, vroege en late middeleeuwen en nieuwe tijd.24 2.3.2 Historie Het plangebied bevindt zich in het buitengebied en ligt hemelsbreed dichter bij de historische kern van Gennep dan die van Ottersum (respectievelijk 500 en 700 m). Het plangebied bevindt zich aan de weg die Gennep met het gebeid ten noorden van de Niers verbindt. Gennep is van oorsprong een Keltische naam die verwijst naar de samenkomst van twee rivieren (Niers en Maas). De naam wordt vanaf 949 in geschriften genoemd.25 De plaats ontstond bij een doorwaadbare plek in de Niers waar al in de Romeinse tijd een noord-zuid lopende en een oost-west georiënteerde weg samen kwamen en de Niers kruisten. Zeer waarschijnlijk bevindt het huidige plangebied zich aan of nabij de Romeinse weg die het gebied verbond met Nijmegen. Mogelijk betreft de Romeinse weg een voorloper van de Ottersumseweg / Nijmeegseweg / Kleefseweg. De naam Ottersum verwijst naar ‘woonplaats van Odher’ en wordt vanaf 1641 in geschriften genoemd.26 Rond het jaar 1000 zou in Ottersum een kapel zijn gesticht. Vanaf 1350 werd tol geheven wanneer je naar Gennep wilde en daarom werd in Ottersum een eigen kerk gebouwd. Ottersum en omgeving hebben in het verleden vaak gewisseld van land en gezag. Aan het eind van de middeleeuwen viel Ottersum onder Kleefs bestuur (1441). Het gezag lag vervolgens in Pruisische (1609), Franse (1794), Nederlandse (1815), Belgische (1830) en Nederlandse (1839) handen.27 In 1794 heeft binnen het plangebied mogelijk een deel van een tijdelijk legerkamp gelegen.28 Het gebied is zwaar gebombardeerd in de tweede wereldoorlog. Ook de eerdere oorlogen in het gebied hebben een negatieve invloed gehad op de economische ontwikkeling.29 21
Waarnemingsnummers 16257, 16260, 16261, 16262, 16753 en 16754. Waarnemingsnummers 292057, 292060, 292063, 292064, 2929065, 292300. 23 Waarnemingsnummers 292115 en 292292. 24 Waarnemingsnummer 292328. 25 Van Berkel en Samplonius 2006. 26 Van Berkel en Samplonius 2006. 27 Gemeente Gennep 2010. 28 drs. S. Mooren. 29 Gemeente Gennep 2010. 13 22
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Figuur 2.4 Kadastrale veldminuut 1821.30 De ligging van het plangebied is aangegeven met het rode kader.
Figuur 2.5 Kadastraal minuutplan 1842.31 De ligging van het plangebied is aangegeven met het rode kader. 30
Watwaswaar 2010. 14
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Op de tranchotkaart uit de periode 1803-1820 is binnen het plangebied geen bebouwing aangegeven.32 Het plangebied is dan in gebruik als akkerland. Ten zuiden van de Ottersumseweg zijn kleine akkertjes aangegeven. De Ottersumseweg gaat in het oosten over op de weg naar Kleef. In 1821 is het verzamelplan van het gebied vervaardigd (figuur 2.4). Op dit verzamelplan zijn, buiten de bebouwing van de stad Gennep, slechts twee gebouwen aangegeven. Eén ervan staat naast de molen die zich ten oosten van het plangebied aan de Ottersumseweg bevindt en was waarschijnlijk de molenaarswoning. Het tweede gebouw staat aan de Horse Straat binnen het plangebied. Aangezien dit de enige gebouwen in het buitengebied zijn die zijn weergegeven, moet het om een belangrijk gebouw gaan. Op de kadastrale minuut die in 1842 is gemaakt (figuur 2.5) staat dit gebouw echter niet meer aangegeven. Als landgebruik is dan voor alle percelen binnen het plangebied landbouwgrond aangegeven. Het beroep van de eigenaar van het perceel waarop het gebouw stond is helaas onduidelijk in de oorspronkelijke aanwijzende tafel. Mogelijk staat er afgekort ‘steenbakker’. Als beroep staat bij de eigenaar van het perceel ten oosten van het plangebied op dat moment ‘fabrijk’ vermeld, ook dit perceel is echter in gebruik als landbouwgrond. In de historische atlas uit 1838-1857 staat het gebouw echter nog aangegeven.33 Hierbij staat vermeld dat het gaat om een ‘steenbakkerij’. Op de historische kaart uit circa 1900 is alleen bebouwing aangegeven ten zuiden van de Ottersumseweg. Bij deze bebouwing zijn akkertjes aanwezig. Het plangebied is dan nog steeds in gebruik als landbouwgrond.34 Ook in 1941 is het plangebied nog onbebouwd.35 Momenteel zijn in het zuidelijk deel van het plangebied bedrijfsgebouwen en bestrating met puinverharding aanwezig. De bodemopbouw binnen het plangebied kan door de bestrating, de bouw en sloop van de steenfabriek en door eventuele kleiwinning voor de steenfabriek (plaatselijk) verstoord zijn.
2.4
Archeologische verwachting Op basis van de afzettingen kunnen binnen het plangebied archeologische resten aanwezig zijn vanaf het laat paleolithicum tot en met de nieuwe tijd. Binnen een straal van 500 m van het plangebied zijn archeologische resten aangetroffen uit alle archeologische perioden. Het kan hierbij gaan om nederzettingsresten en resten van off-site activiteiten. Archeologische indicatoren kunnen bestaan uit bewerkt vuursteen, fosfaat, aardewerk, metaal (slak), leem, houtskool, bot en notendoppen. Voor het plangebied bestaat een specifieke verwachting op funderingsresten van een steenfabriek uit het begin van de 19e eeuw (nieuwe tijd) en op resten van de eventuele Romeinse voorganger van de Ottersumseweg. Archeologische vondsten kunnen bij een intact bodemprofiel worden verwacht op of in de bouwvoor. Bewoningssporen kunnen worden verwacht vanaf de onderzijde van de bouwvoor. Bij verploeging zullen vooral de ondiep gelegen vindplaatsen en sporen niet meer intact zijn. Dieper gelegen sporen kunnen nog wel intact worden aangetroffen.
31
Watwaswaar 2010. Tranchot 1803-1820. 33 Wolters-Noordhoff 1990. 34 Uitgeverij Robas Producties 1989. 35 De Pater en Schoenmaker 2006. 32
15
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Door de verbruining van de bodem kunnen sporen soms moeilijk te herkennen zijn. Doordat de bodems redelijk droog zijn, zijn eventuele organische resten waarschijnlijk slecht geconserveerd. De mate van bodemverstoring door aanwezige bestrating en de (kleiwinning van de) voormalige steenfabriek is onbekend.
16
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
3
Inventariserend Veldonderzoek
3.1
Werkwijze Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van de resultaten van het bureauonderzoek. Hierbij is de tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting in het veld getoetst. Allereerst hebben waarnemingen in het plangebied plaatsgehad om de aanwezigheid van archeologische resten te kunnen beoordelen. Gezien het feit dat het plangebied is begroeid en verhard, is de vondstzichtbaarheid ter plaatse zeer gering. Een oppervlaktekartering is derhalve niet uitgevoerd. Wel zijn eventueel aanwezige molshopen en slootkanten geïnspecteerd. Daarnaast is een prikstok gebruikt om de locatie van eventuele funderingsresten te bepalen. Vanwege de mogelijke bodemverstoring door de bestrating en verharding is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Er zijn 6 boringen per hectare verricht. De boringen zijn, vanwege de aanwezige puinverharding in het grootse deel van het plangebied, uitgevoerd door middel van mechanische boringen. In het plangebied zijn zo 7 boringen geplaatst. De boringen zijn uitgevoerd tot gemiddeld 150 cm beneden maaiveld. De locaties van de boringen zijn ingemeten met meetlinten. De hoogteligging ten opzichte van NAP is bepaald op basis van de topografische kaart.36 Archeologische indicatoren kunnen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats ter plaatse of in de nabijheid van de betreffende boring(en). Deze indicatoren bestaan bijvoorbeeld uit aardewerk, verbrande huttenleem, vuursteen, metaal, houtskool en al dan niet verbrand bot. Eventuele vondsten die zijn aangetroffen, werden meegenomen, schoongemaakt en gedetermineerd. Een verkennend booronderzoek is echter niet specifiek gericht op het opsporen van indicatoren. Om inzicht te krijgen in de bodemkundige en lithologische gesteldheid van de ondergrond, zijn de boringen lithologisch (volgens de NEN 510437) en bodemkundig beschreven.38 Eveneens is gekeken naar de mate van intactheid van het bodemprofiel. Een nog intact bodemprofiel kan betekenen dat een eventueel aanwezige vindplaats nog gaaf en goed geconserveerd is. Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden op 9 november 2010. In navolgende paragrafen worden de resultaten van het veldonderzoek beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een archeologische interpretatie. De locaties van de boringen staan weergegeven op de boorpuntenkaart (bijlage 3). De boorbeschrijvingen bevinden zich in bijlage 4.
3.2
Veldwaarnemingen Allereerst worden de veldwaarnemingen van het terrein van de hondenclub beschreven en daarna de waarnemingen op het overige deel van het terrein.
36
ANWB 2004. NEN 1989. 38 Volgens De Bakker & Schelling 1989. 37
17
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Het terrein van de hondenclub is geëgaliseerd, maar er zijn nog reliëfverschillen zichtbaar (figuur 3.1). In het noordwesten van het plangebied, ter plaatse van het terrein van de hondenclub, is een duidelijke rechte structuur te zien die een verhoging vormt in het landschap. Deze structuur loopt van oost naar west en bevindt zich iets zuidelijker dan de zuidelijke begrenzing van de steenfabriek zoals weergegeven in figuur 2.4 (zie bijlage 3). De structuur is te zien vanaf de oostelijke begrenzing van het terrein van de hondenclub tot aan de Horse Straat. Nader onderzoek met een prikstok heeft aangetoond aan dat er op circa 15 cm diepte iets massief en hards aanwezig is. Dit zou de fundering van de steenfabriek kunnen zijn. Ten noorden van deze structuur bevindt zich een laagte in het terrein. Dit is mogelijk de locatie van de voormalige steenfabriek. De noordelijke muurfundering of de zijmuren zijn echter niet gevonden. Het is niet zeker dat de harde structuur daadwerkelijk een restant van de steenfabriek is. Ter plaatse van het meest oostelijke deel van het grasveld van de hondenclub is een natuurlijke terreinverhoging aanwezig. Het verharde terrein in het zuiden van het plangebied ligt circa 50 cm lager dan de omgeving (figuur 3.2). Een zone direct langs de Ottersumeseweg tot aan de momenteel aanwezige bebouwing ligt wel op gelijke hoogte als de omgeving. Het terrein is geëgaliseerd, maar niet geheel vlak (figuur 3.1).
Figuur 3.1 Foto’s van het plangebied. Links: verharde terrein in het zuiden van het plangebied. Rechts: terrein van de hondenclub in het noorden van het plangebied.
Figuur 3.2 Foto’s van het plangebied. Links: hoogteverschil van het verharde terrein met het oostelijker gelegen perceel. Rechts: hoogteverschil van het verharde terrein met de Ottersumseweg.
18
BAAC bv
3.3
Ottersumseweg te Ottersum
Verkennend booronderzoek 3.3.1 Lithologie en bodemopbouw Binnen het gehele plangebied zijn rivierafzettingen aanwezig. Aan het maaiveld zijn komafzettingen aangetroffen. Deze hebben in het noorden van het plangebied een dikte van 70 cm (boring 5, 6 en 7) en in het zuiden van het plangebied 90 tot 100 cm (respectievelijk boring 2 en 1). De komafzettingen bestaan uit roodkleurige siltige leem, zandige leem en lemig zand. De mediaan van het zand is matig grof. De komafzettingen zijn kalkloos. Het gaat waarschijnlijk om komafzettingen van de Niers. In het centrale deel van het plangebied is een restgeul aangetroffen conform de locatie van de laagte op het AHN (figuur 2.2, boring 3 en 4). De lemige geulafzettingen zijn geler van kleur dan de aangetroffen komafzettingen. De mediaan is gelijk en bestaat uit matig grof zand. De geulafzetingen bestaan uit verschillende lagen die varieren van siltige leem tot lemig zand. De aangetroffen diktes van de geulafzettingen zijn 140 en 160 cm (respectievelijk boring 3 en 4). Ook deze afzettingen zijn kalkloos. Onder de kom- en geulafzettingen is beddingzand (terrasafzetting) aangetroffen. Het gaat om lemig zand met een zeer grove mediaan. Plaatselijk zijn enkele grind laagjes aanwezig. Het zand is geel van kleur met een rode gloed en bevat minder leem dan de bovenliggende afzettingen. De beddingafzettingen zijn ook kalkloos. Op grotere diepte, tussen de 2 en 3 meter beneden maaiveld gaat het zand over in grind dat naar beneden toe steeds grover wordt. Dit laatste is waargenomen bij enkele milieukundige boringen ten behoeve van het plaatsen van peilbuizen. De aangetroffen bodem betreft een A/C profiel met een scherpe overgang van de A naar de C. Een radebrikgrond is niet aangetroffen. 3.3.2 Bodemverstoringen Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 bevindt het maaiveld zich ter plaatse van het verharde deel van het terrein circa 50 cm lager dan de omgeving. De top van de bodem is hier bij alle boringen verstoord er is geen natuurlijke A-horizont aangetroffen. De geroerde bovengrond bevat puin (voornamelijk baksteen) en kiezels, is vlekkerig van kleur en plaatselijk humeus. De bovengrond is geroerd tot gemiddeld 75 cm beneden maaiveld (50 tot 100 cm). Op basis van de lage ligging is het terrein waarschijnlijk afgegraven (figuur 3.2), waardoor de verstoring van de natuurlijk bodem mogelijk circa 50 cm meer dan de genoemde diepten bedraagt. Ter plaatse van het terrein van de hondenclub is de natuurlijke bovengrond (sub)recent geroerd. De verstoringsdiepte bedraagt 40 tot 60 cm. Een natuurlijke A-horizont is ook hier niet aangetroffen. In relatie tot de omgeving lijkt het reliëf echter wel natuurlijk, op de rechte structuur en de kuil na die archeologische resten van de steenfabriek kunnen zijn (zie § 3.2). De bodem lijkt ter plaatse van het terrein van de hondenclub niet afgegraven, waarmee archeologische sporen nog zichtbaar kunnen zijn. 3.3.3 Archeologische indicatoren Een verkennend booronderzoek is niet gericht op het opsporen van archeologische indicatoren. Op baksteen na zijn geen archeologische indicatoten aangetroffen. Het baksteen is in het geroerde deel van de bodem aangetroffen. Het betreft roodkleurige baksteen. De baksteen kan van elders opgebracht zijn. Het zou ook afkomstig kunnen zijn van de voormalige steenfabriek. 19
BAAC bv
3.4
Ottersumseweg te Ottersum
Archeologische interpretatie Ter plaatse van het momenteel verharde zuidelijke deel van het plangebied is de bodem tot gemiddeld 75 cm beneden maaiveld geroerd. Daarnaast lijkt het terein te zijn afgegraven, waarmee de verstoringsdiepte nog groter zou worden (circa 50 cm dieper, figuur 3.2). Hier worden daarom geen archeologische resten meer verwacht (bijlage 3). Aangezien de bodem direct langs de Ottersumseweg verstoord is tot tenminste 1 m beneden maaiveld worden ook geen resten van de Romeinse voorloper van de Ottersumseweg meer verwacht. Ter plaatse van het grasveld van de hondenclub is de verstoring van de bodem geringer (40 tot 60 cm) en lijkt het terrein geëgaliseerd, maar niet afgegraven. Eventueel aanwezige archeologische sporen kunnen daarom nog grotendeels intact aanwezig zijn. Daarnaast is tijdens het veldonderzoek mogelijk een restant van de fundering van de steenfabriek uit het begin van de 19e eeuw aangetroffen. Voor het terrein van de hondenclub wordt archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Dit onderzoek dient gericht te zijn op sporen uit de nieuwe tijd. Resten uit overige archeologische perioden kunnen echter niet worden uitgesloten.
20
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
4
Conclusie en aanbevelingen
4.1
Conclusie Op basis van het bureauonderzoek kunnen binnen het plangebied archeologische resten aanwezig zijn vanaf het laat paleolithicum tot heden. Er bestaat een specifieke verwachting op resten van de eventuele Romeinse voorganger van de Ottersumseweg en op resten van de steenfabriek die begin 19e eeuw (nieuwe tijd) binnen het plangebied heeft gestaan. Het verkennend booronderzoek heeft aangetoond dat er mogelijk resten van de steenfabriek aanwezig zijn op het terrein van de hondenclub (zie bijlage 3) en dat overige archeologische resten hier niet kunnen worden uitgesloten. Voor dit deel van het plangebied blijft de archeologische verwachting daarom hoog. Ter plaatse van het momenteel verharde deel van het terrein is de natuurlijke bodem dermate geroerd en waarschijnlijk ook afgegraven dat hier geen intacte archeologische resten meer worden verwacht. De archeologische verwachting voor dit deel van het terrein is op basis van het veldonderzoek laag. De archeologische verwachting is weergegeven op de kaart in bijlage 3.
4.2
Aanbevelingen Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt voor het terrein van de hondenclub (zie hoge archeologische verwachting in bijlage 3) een archeologische vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Ter plaatse van dit terrein worden resten van een 19e eeuws steenfabriek verwacht. Archeologische resten uit overige perioden kunnen niet worden uitgesloten. Voor het overige deel van het terrein (zie lage archeologische verwachting in bijlage 3) wordt vanwege de aangetroffen bodemverstoring geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Dit betekent niet dat reeds gestart kan worden met bodemverstorende activiteiten of de daarop voorbereidende activiteiten. Het selectieadvies dient namelijk eerst beoordeeld te worden door de bevoegde overheid en leidt tot een selectiebesluit. Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
21
BAAC bv
4.3
Ottersumseweg te Ottersum
Besluit gemeente Gennep De gemeente Gennep (contactpersoon dhr. P. Toonen) heeft het bovenstaande advies laten controleren door The Missing Link.39De contactpersoon van The Missing Link is mw. S.M. van Roode. Het besluit is genomen op 15 december 2010. Het advies van The Missing link en daarmee de bevoegde overheid, de gemeente Gennep, luidt als volgt: “Op basis van de gegenereerde gegevens kan het zuidelijk deel van het plangebied vrijgegeven worden voor herinrichting. Met de constatering dat het profiel intact is, is een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden met name in het noordelijk deel binnen het plangebied aan de orde. Vervolgmaatregelen dienen gericht ingezet te worden binnen het plangebied zodra daadwerkelijk schade aan de potentiële archeologische waarden is te voorzien. Dat er op dit moment (nog) geen archeologische indicatoren zijn gevonden, doet niets af aan de potentiële waarde van het terrein. Immers door afdekking kunnen archeologische resten tot op heden ongestoord in de bodem verborgen liggen. Sterker nog, het wel aantreffen van aardewerk of vuursteen artefacten in de bouwvoor kan op een verstoring, door bijvoorbeeld ploegen wijzen. In ieder geval manifesteert zich één spoor aan het oppervlak. De conclusie uit het rapport, de noodzaak voor het uitvoeren van vervolgmaatregelen, wordt hier onderschreven. Dit vervolgonderzoek hoeft echter niet uitsluitend te worden uitgevoerd in de vorm van een IVO-P (proefsleuven). Dit hangt immers nauw samen met de voorgenomen ontgravingsdiepte. Proefsleuven worden in de regel ingezet om de aard, verspreiding, conservering en gaafheid van archeologische sporen en vondsten in beeld te brengen. Proefsleuven zijn noodzakelijk als er een ontgraving van 40 cm –Mv. en/of een nivellering van het terrein is voorzien. In dat laatste geval verdwijnt immers het 19e eeuwse spoor. Er is naast proefsleuven nog een optie. Dat betreft het uitvoeren van een archeologische begeleiding tijdens de uitvoer van de civiele werken. Een archeoloog doet dan tijdens de uitvoering van het graafwerk waarnemingen. Dit werk kan variëren afhankelijk van de beoogde ingreep. Indien er alleen graafwerk plaats zal vinden bij de aanleg van de beplanting en eventueel kabels en leidingen, dan wordt dat werk gevolgd. Als daarbij ook het gehele terrein afgegraven wordt, dan wordt dat werk ook geïncorporeerd in de begeleiding. Voor zowel een proefsleuvenonderzoek als een archeologische begeleiding dient een Programma van Eisen (PvE) opgesteld te worden, dat voorafgaande aan het veldwerk door de bevoegde overheid dient te worden goedgekeurd. Indien er geen grondverzet ter plaatse van de zone van hoge verwachting wordt uitgevoerd, kan worden volstaan met het opnemen van planregels in het bestemmingsplan.”
39
Bosman 2010. 22
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Geraadpleegde bronnen Actueel Hoogtebestand Nederland, 2010. via www.ahn.nl. Alterra, 2010: Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000). Geraadpleegd via Archis. ANWB, 2004. Topografische atlas Limburg (1:25.000), ANWB, Den Haag. Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. Staring Centrum, Wageningen. Berg, M.W. van den, 1996. Fluvial seguences of the Maas: a 10 Ma record of neotectonics and climatic change at various time-scales. Proefschrift, Landbouwuniversiteit Wageningen. Berkel, G. van en K. Samplonius, 2006. Nederlandse plaatsnamen herkomst en historie. Utrecht. Bosman, A.V.A.J., 2010. The missing link notitie TML 333. TML project 1047. Gemeente Gennep, 2010. Via de website www.gennep.nl Huisink, M., 1998. Changing river styles in response to climatic change. Academisch proefschrift, Vrije Universiteit van Amsterdam. Kalsivaart, C. C., 2006. Fluvial dynamics of the western Niers valley during the Late Glacial. Universiteit Utrecht. Merlidis T., 2010. Onderzoeksvoorstel – plan van aanpak plangebied Ottersumseweg
te Ottersum. BAAC bv, Deventer. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhof, T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen Nederlands Centrum van Normalisatie, 1989. Classificatie van onverharde grondmonsters. NEN 5104. Delft. Past2Present, 2009. De wet op de archeologische monumentenzorg geïmplementeerd voor de gemeente Gennep. Woerden. Pater, B.C. de en B. Schoenmaker, 2006. Grote atlas van Nederland 1930-1950. atlas Major, Zierikzee. Provincie Limburg, 2005. Cultuurhistorische Waarden Kaart. Geraadpleegd via de website. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2008. Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), geraadpleegd via Archis. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2010. Archeologische Monumentenkaart (AMK) en Centraal Archeologisch Archief (CAA), geraadpleegd via Archis. Ruiter, D.L. de, 2006. Fluviatiele ontwikkeling van de Niersdal-Rijn op de overgang van Pleistoceen naar Holoceen. Universiteit Utrecht. Stiboka, 1976: Bodemkaart van Nederland (1:50.000). Blad 46 West/Oost Vierlingsbeek. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2006. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1. SIKB, Gouda. Tranchot 1802-1820. Kartenaufnahme der Rheinlande durch Tranchot und v. Müffling 1803-1820. Landesvermessungsambt Nordrhein-Westfalen. Uitgeverij Robas Producties, 1989. Historische Atlas Limburg. Watwaswaar, 2010. Kadastrale minuutplan 1821-1842. Wolters-Noordhoff Atlasproducties, 1990. Grote historische atlas van Nederland 1:50.000. Deel 4 Zuid-Nederland 1838-1857.Groningen. 23
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
24
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
Begrippenlijst Afkortingen ARCHIS BAAC CAA CMA IKAW IVO KNA NAP NEN PvE RCE -mv
ARCHeologisch Informatie Systeem Bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie Centraal Archeologisch Archief Centraal Monumentenarchief Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Inventariserend veldonderzoek Kwaliteitsnorm Nederlands Archeologie Normaal Amsterdams Peil Nederlandse Norm 5104: classificatie van onverharde grondmonsters Programma van Eisen Rijksdienst voor Cultuurhistorisch Erfgoed beneden maaiveld
Verklarende woordenlijst A-horizont
AC profiel Afzetting Alluviaal Antropogeen Archeologie
Archeologisch monument
B-horizont
Booronderzoek
Donkergekleurde bodemhorizont waarin humus door bodemdieren, planten,schimmels en bacteriën is omgezet en gemengd met de eventuele minerale delen Bodemprofiel waarin een humusrijke A-horizont direct gelegen is op het ongeroerde moedermateriaal (C-horizont). Neerslag of bezinking van materiaal. door rivieren of beken gevormd Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen gemaakt/veroorzaakt). Wetenschap die zich ten doel stelt om door middel van studie van de materiële nalatenschap inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen in het verleden. Aard, omvang en kwaliteit van deze vindplaatsen rechtvaardigen blijvend behoud uit wetenschappelijke en/of cultuurhistorische overwegingen. Al naar gelang de betekenis die aan deze aspecten wordt toegekend, verdienen deze vindplaatsen te worden geplaatst op het beschermings-programma van Rijk, provincie of gemeente. Uit dien hoofde dient daarom te worden gestreefd naar een ongestoord behoud van de daarin aanwezige archeologische sporen. Werkzaamheden gericht op het behoud zijn uiteraard toegestaan. Een minerale (soms moerige) horizont in een bodem, waarin een of meer van de volgende kenmerken voorkomen: Inspoeling van kleimineralen, aluminium, ijzer of humus uit hoger liggende horizonten, al dan niet in combinatie (bijna) volledige homogenisatie met bovendien zodanige veranderingen dat: o Nieuwvorming van kleimineralen is opgetreden en/of o Aluminium en ijzer(hydro)oxiden zijn vrijgekomen, of o Een blokkige of prismatische structuur is ontstaan. karteringsmethode bij veldinventarisatie, gebaseerd op het verrichten van grondboringen, waarbij vooral gelet wordt op het voorkomen van 25
BAAC bv
BP
Briklaag C-horizont
Colluvium Debiet Dekzand
Differentiële klink Eemien Eenmanses Enkeerdgronden
Erosie
Esdek
Fluvioperiglacialeafzettingen Formatie Fosfaat
Gehomogeniseerd Holoceen Horizont Inklinken Inventariserend Veldonderzoek
Ottersumseweg te Ottersum
archeologische indicaties zoals aardewerkfragmenten, houtskool en fosfaatconcentraties Before Present, gebruikt voor ouderdomsbepalingen op grond van het meten van de hoeveelheid radio-actieve koolstof in organisch materiaal (de C14of14C-methode) worden gewoonlijk opgegeven in jaren voor heden (=1950); jaarringen-onderzoek heeft vastgesteld dat deze dateringen af kunnen wijken van de werkelijke ouderdom. Klei-inspoelingshorizont in lössleemgrond. Weinig (C1) of niet (C2) door bodemprocessen veranderd sediment of eventueel verweerd vast gesteente volgend op vast gesteente. Om te worden geclassificeerd als C-horizont dient het om soortgelijk materiaal te gaan als hetgeen waarin de A- en B-horizonten zijn ontwikkeld. Tijdens het Holoceen van de hellingen geërodeerde en in de dalen afgezette lössleem. Het aantal m3water dat op een bepaald punt in een rivier per seconde passeert. Fijnzandige afzettingen die onder koude omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden uit de laatste ijstijd vormen in grote delen van Nederland een 'dek' Het in ongelijke mate inklinken van zand, klei en veen. Interglaciaal tussen Saalien en Weichselien (resp. voorlaatste en laatste glaciaal), ca. 130.000-120.000 jaar geleden. Aanduiding voor een kleine es die slechts door één of enkele boeren wordt bewerkt; vaak ook aangeduid met de term kamp. Dikke eerdgrond (= laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen) ontwikkeld op zandgrond onder invloed van de mens; worden ook wel essen genoemd. Verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht. In geval van een es is de opgebrachte laag ten minste 50 cm dik. De term es is gangbaar in Noord- en Oost-Nederland. In Midden-Nederland wordt gesproken van enk of eng en in Zuid-Nederland van akker of veld. Rivierafzettingen die zijn afgezet onder koude klimaatscondities Een sedimentpakket dat qua herkomst en lithologische samenstelling een eenheid vormt. Chemisch element dat in ruime mate voorkomt in het residu van dierlijke en/of menselijke afvalstoffen (uitwerpselen); in geval van een zeer hoge concentratie, in combinatie met aardewerk, houtskool e.d. en een dikke 'vuile' bruine of zwarte laag, wordt gesproken van een 'oude woongrond'. Volledig opgenomen zijn in de teeltlaag of bouwvoor. jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar v. Chr. tot heden) Een qua kleur, textuur en wordingsgeschiedenis homogene bodemlaag met karakteristieke eigenschappen daling van het maaiveld onder eigen gewicht of oxidatie van venig materiaal Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de archeologische verwachting, gebaseerd op het bureauonderzoek middels waarnemingen in het veld 26
BAAC bv
Kom Komgronden Kronkelwaard Löss Nederzetting (-sterrein)
Oeverafzetting Oeverwal Permafrost Pleistoceen
Podzol
Proefsleuvenonderzoek
Prospectie Saalien Sediment Stroomgordel Stroomrug Stratigrafie Veen Veldpodzol
Verwachtingskaart
Vindplaats Weichselien
Ottersumseweg te Ottersum
Laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken. Gronden achter de oeverwallen, waar na overstroming zware klei is afgezet Deel van een stroomgebied omgeven - en grotendeels opgebouwd - door een meander Eolisch (= wind-) afzetting van zeer fijnkorrelig materiaal waarvan het overgrote deel van de korrels (60-85%) kleiner is dan 63 µm. Woonplaats; de aard en samenstelling van het in het veld aangetroffen sporen en materiaal wordt geïnterpreteerd als resten van bewoning in het verleden. Rug langs een rivier, bestaande uit overwegend kleiafzettingen. Langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere materiaal het eerst bezinkt. Deel van het bodemprofiel dat permanent bevroren is. Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud. Na de laatste IJstijd begint het Holoceen (ca. 8800 v. Chr.) Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (Bhorizont). Het gehele proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van humus en ijzer heet podzolering. opgraving van beperkte omvang op één of meerdere locaties binnen een vindplaats dan wel in de vorm van één of meerdere sleuven om nadere gegevens te verzamelen over aard, omvang, diepteligging, e.d. van grondsporen waarbij de grondsporen zo veel mogelijk intact worden gelaten. Proefonderzoek kan noodzakelijk zijn in het kader van een inventariserend veldonderzoek, maar dient met name ter voorbereiding van de opgraving systematische opsporing van archeologische waarden door middel van nondestructieve methoden en technieken Voorlaatste glaciaal, waarin het landijs tot in Nederland doordrong (vorming stuwwallen), ca. 200.000-130.000 jaar geleden. Afzetting gevormd door accumulatie van losse gesteentefragmentjes (zoals zand of klei) en eventueel delen van organismen. Het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaardafzettingen, al dan niet met restgeul(en). Niet meer functionerende, dichtgeslibde rivierloop met bijbehorende oeverwallen welke als geheel door differentiële klink als een rug zichtbaar is. Opeenvolging van lagen in de ondergrond (niet alleen in de bodem) Geheel of grotendeels uit enigszins ingekoolde, maar nauwelijks vergane plantenresten opgebouwde afzetting. Humuspodzolgronden met een humushoudende bovengrond dunner dan 30 cm. Dergelijke gronden worden hoofdzakelijk aangetroffen in jonge ontginningsgebieden. Kaart waarop gebieden staan aangegeven met een zekere archeologische verwachting; deze verwachting is gebaseerd op een wetenschappelijk model (gebaseerd op kennis over lokatiekeuze, fysische geografie, statistische relaties, etc.). Een ruimtelijk begrensd gebied, waarbinnen zich archeologische informatie bevindt. Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden.
27
BAAC bv
Ottersumseweg te Ottersum
28
Bijlage 1 Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom in jaren
Chronostratigrafie
MIS
Holoceen 11.755 12.745 13.675 14.025
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
15.700
1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm)
Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal 29.000
50.000
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal
3
Formatie van Kreftenheye
Formatie van Boxtel
4
75.000
VroegWeichselien (VroegGlaciaal) 115.000 130.000
370.000 410.000
5a 5c 5d
Eemien (warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien (warme periode)
Formatie van Beegden
5b
Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Urk
Elsterien (ijstijd) 475.000
Cromerien (warme periode) 850.000
Pre-Cromerien 2.600.000
Formatie van Sterksel
Formatie van Peelo
Cal. jaren v/n Chr. 1950
14
C jaren
Chronostratigrafie
Pollen zones
0
Vb2
1500
Subatlanticum koeler vochtiger
450 0 12
Vb1 Va
Vegetatie Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem
Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd
800 815
2650
IVb Subboreaal koeler droger
2000
3755
IVa
5000
4900
5300
7020
8240
III
Boreaal warmer
II
Preboreaal warmer
I
8000
9000
8800 11.755
Atlanticum warm vochtig
10.150
12.745
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
15.700
13.000
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
Vroege Dryas LW I Bølling
35.000
Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen)
Bronstijd
Neolithicum
Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend
Mesolithicum
parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000 130.000
Eemien (warme periode)
Midden-Paleolithicum loofbos
Saalien (ijstijd) 300.000
Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Bijlage 2 AMK, IKAW en ARCHIS-meldingen
414000
413000
15924
38600
38598
25887
2716127170 292062 292053
54885
31463
404885
22999
38597 13684 38591 21015
38209
35774
38601
36841
28633 3079 11184
54886
292052
292055
292088
292300
409079
292197 16040 292297 2716427169 292305
292057292060292064
292065
27072
8009
2477 30114 292328
292292 292115
292140
196000
16753
292089
195000
16560
28938 669
31689 292077
196000
409074 23941 27211 411321 662 15904 28936 15650 17478 28849 292296 12812 16262 409081 29229532847 7276 292282 409179 292319292280 406241 32868 292301 38324 292148 16261 33386 292147 292079 637 17477 409076 28819 29214915926 292275 24697 409177 664 409072 409070 668 40026625535 292259 409067 400929 13032 2405
292278 292272 15937
292116 29227315646
292085
15910
292059
292058
2711627173
121301292056
29231615869
292054
195000
414000 413000
water
bebouwing
0
0,35 km
lage indicatieve waarde
middelhoge indicatieve waarde
hoge indicatieve waarde
Indicatieve waarden (IKAW)
archeologische betekenis
archeologische waarde
hoge archeologische waarde
zeer hoge archeologische waarde
beschermd monument
AMK-terreinen
waarnemingen
onderzoeksmeldingen
plangebied
LEGENDA
Ottersumseweg te Ottersum
IKAW, AMK-terreinen en Archis waarnemingen
© BAAC bv
Bijlage 3 Boorpunten- en verwachtingskaart
195439
.
7
.
5
.
6
3
. 4
.
.
2
1
© BAAC bv
195439
Ottersumseweg te Ottersum . 2
boorpunten en archeologische verwachtingskaart
boorpunten
boorpuntnummer
mogelijke fundering steenfabriek
verstoorde en afgegraven bodem plangebied hoge archeologische verwachting lage archeologische verwachting
413190
.
0
10
20
30
40 m
Bijlage 4 Boorstaten
boring: 10289-1 beschrijver: AB, datum: 9-11-2010, X: 195.489, Y: 413.228, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 46B, hoogte: 12,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:10.000 topkaart, provincie: Limburg, gemeente: Gennep, opdrachtgever: Geofox-Lexmond Tilburg, uitvoerder: Baac Deventer
0 cm -Mv / 12,00 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
10 cm -Mv / 11,90 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, zwak humeus, donkerbruin, kalkloos Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: veel grind, geroerd, zwarte waas
20 cm -Mv / 11,80 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, roodbruin, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: geroerd, puinbijmenging oa baksteen en grind
100 cm -Mv / 11,00 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, roodgeel, zeer grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
Einde boring op 150 cm -Mv / 10,50 m +NAP
boring: 10289-2 beschrijver: AB, datum: 9-11-2010, X: 195.526, Y: 413.271, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 46B, hoogte: 12,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:10.000 topkaart, provincie: Limburg, gemeente: Gennep, opdrachtgever: Geofox-Lexmond Tilburg, uitvoerder: Baac Deventer
0 cm -Mv / 12,00 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, grijs, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
10 cm -Mv / 11,90 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, roodbruin, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: grind erdoor onderin veel baksteen
90 cm -Mv / 11,10 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, roodgeel, zeer grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: kiezels, onderin steeds meer, geleidelijke overgang
Einde boring op 170 cm -Mv / 10,30 m +NAP
boring: 10289-3 beschrijver: AB, datum: 9-11-2010, X: 195.570, Y: 413.323, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 46B, hoogte: 12,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:10.000 topkaart, provincie: Limburg, gemeente: Gennep, opdrachtgever: Geofox-Lexmond Tilburg, uitvoerder: Baac Deventer
0 cm -Mv / 12,00 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, grijsbruin, kalkloos Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: geroerd, bevat puin
60 cm -Mv / 11,40 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, geel, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: meer en minder lemige lagen, geulafzetting, lagen met lemige brokjes
140 cm -Mv / 10,60 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, roodgeel, zeer grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: op 160 een laagje kiezels
Einde boring op 200 cm -Mv / 10,00 m +NAP
1
boring: 10289-4 beschrijver: AB, datum: 9-11-2010, X: 195.513, Y: 413.310, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 46B, hoogte: 12,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:10.000 topkaart, provincie: Limburg, gemeente: Gennep, opdrachtgever: Geofox-Lexmond Tilburg, uitvoerder: Baac Deventer
0 cm -Mv / 12,00 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, zwak humeus, donkergrijs, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Archeologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: puin en kiezels
50 cm -Mv / 11,50 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, roodgeel, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: geulafzetting meer en minder lemige laagjes
160 cm -Mv / 10,40 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, roodgeel, zeer grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: enkele kiezelbandjes, bovenin leembrokjes
Einde boring op 200 cm -Mv / 10,00 m +NAP
boring: 10289-5 beschrijver: AB, datum: 9-11-2010, X: 195.524, Y: 413.360, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 46B, hoogte: 13,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:10.000 topkaart, provincie: Limburg, gemeente: Gennep, opdrachtgever: Geofox-Lexmond Tilburg, uitvoerder: Baac Deventer
0 cm -Mv / 13,00 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin, kalkloos Bodemkundig: A-horizont, interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: (sub)recent geroerd, scherpe overgang, niet natuurlijke kleur
40 cm -Mv / 12,60 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, roodbruin, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken
70 cm -Mv / 12,30 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, roodgeel, zeer grof, kalkloos Bodemkundig: enkele Fe-vlekken Opmerking: leembrokjes bovenin
Einde boring op 150 cm -Mv / 11,50 m +NAP
boring: 10289-6 beschrijver: AB, datum: 9-11-2010, X: 195.574, Y: 413.365, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 46B, hoogte: 13,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:10.000 topkaart, provincie: Limburg, gemeente: Gennep, opdrachtgever: Geofox-Lexmond Tilburg, uitvoerder: Baac Deventer
0 cm -Mv / 13,00 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, bruin, kalkloos Bodemkundig: A-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: geroerd scherpe overgang
50 cm -Mv / 12,50 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, roodbruin, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken
70 cm -Mv / 12,30 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, roodgeel, zeer grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
Einde boring op 100 cm -Mv / 12,00 m +NAP
2
boring: 10289-7 beschrijver: AB, datum: 9-11-2010, X: 195.509, Y: 413.400, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 46B, hoogte: 13,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:10.000 topkaart, provincie: Limburg, gemeente: Gennep, opdrachtgever: Geofox-Lexmond Tilburg, uitvoerder: Baac Deventer
0 cm -Mv / 13,00 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, zwak humeus, grijsbruin, weinig plantenresten Bodemkundig: interpretatie: slootvulling Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
60 cm -Mv / 12,40 m +NAP Lithologie: leem, zwak zandig, roodbruin, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken
70 cm -Mv / 12,30 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, roodgeel, zeer grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
Einde boring op 100 cm -Mv / 12,00 m +NAP
3