jaargang 10 • DECEMBER 2010 • nummer 4
Lodewijk Asscher, wethouder jeugd van de gemeente Amsterdam, noemt de eigen bijdrage die de overheid wil heffen wanneer een kind uit huis wordt geplaatst een dwaze maatregel. De regering presenteerde dit voorstel in het regeerakkoord als een bezuinigingsmaatregel. Ouders van wie een kind uit huis wordt geplaatst moeten een eigen bijdrage betalen omdat ze geen geld meer kwijt zijn aan het levensonderhoud van dat kind. Asscher: ´Mensen komen al met veel moeite naar de jeugdzorg en deze maatregel zorgt ervoor dat ze de zorg nog meer gaan mijden. Daarnaast kun je je afvragen of de maatregel zoveel oplevert omdat veel mensen niet kunnen of willen betalen. Je moet dus veel moeite doen om dat geld te krijgen. Het is een hele slechte maatregel die bovendien voortkomt uit een volstrekt ander wereldbeeld dat ik heb.´
Lijn5 bij Jong aan de Amstel Lijn5 maakt vanaf dit nummer deel uit van de organisaties die Jong aan de Amstel uitgeven. Lijn5 Noord-Holland behandelt en begeleidt gezinnen met kinderen met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen of problemen in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Lijn5 biedt vanuit diverse locaties een breed spectrum aan behandelingen: van ambulante (gezins)behandeling tot crisisinterventies in de thuissituatie; van naschoolse dagbehandeling tot opname in één van de open of besloten behandelgroepen. Maar ook diverse trainingen en kamertraining voor jongvolwassenen. Het uitgangspunt: kinderen/jongeren met een licht verstandelijke beperking zijn extra kwetsbaar en verdienen daarom extra aandacht. Samen werken we aan een basis voor een zo zelfstandig mogelijke toekomst. Meer informatie: www.ln5.nl
Eén protocol kindermishandeling Noord-Holland Op 1 november nam Noord-Holland het Protocol Kindermishandeling en een praktisch Stappenplan in gebruik. Noord-Holland wil hiermee de preventie en aanpak van kindermishandeling structureel verbeteren. Hiermee loopt de provincie vooruit op de verplichte meldcode, die naar verwachting in 2011 wordt ingevoerd. Beroepskrachten die met kinderen en jongeren werken moeten in actie komen als er signalen zijn van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Kinderen die worden mishandeld en degenen die mishandelen vertellen hier immers meestal niet uit zichzelf over. Onderzoek wijst uit dat beroepskrachten drie keer vaker ingrijpen wanneer zij een concreet stappenplan als handvat hebben. Het protocol bestaat uit onder andere uit een (digitaal) stappenplan en de website www.protocolkindermishandeling.nl.
Jong Digitaal Jong aan de Amstel geeft ook elf maal per jaar een digitale nieuwsbrief uit met informatie over de jeugdzorg en jeugd-ggz in de Stadsregio Amsterdam. U kunt zich abonneren op deze gratis nieuwsbrief via: www.jongaandeamstel.nl
Hulpverlener wordt medestander cliënt De Griffioen: ‘Nee’ leren zeggen Prijs voor geweldvrije werkvloer
2 3 4
Hulp aan een kind of een jongere heeft alleen zin als de situatie thuis op orde is. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat we ouders ondersteunen bij het opvoeden van hun kinderen. Soms gaat het om steun bij het opvoeden van kinderen met gedrags- of psychiatrische problemen. Maar het gaat ook om het verbeteren van opvoedvaardigheden, het vergroten van opvoedcompetenties, het bevorderen van een positief opvoedklimaat en het versterken van het sociale netwerk rondom gezinnen. Soms ligt daar immers de oorzaak van het probleemgedrag. Uiteindelijk doel is dat we problemen bij het opvoeden en opgroeien in een vroeg stadium onderkennen en oplossen. Daarmee voorkomen we dat deze problemen ernstiger worden en zwaardere hulp noodzakelijk is.
Lees verder op blz. 5 Doo r : Ma rt i n G e rrit sen
Lodewijk Asscher, wethouder jeugd Amsterdam, over decentralisatie
Gemeente brengt jeugdzorg dicht bij de mensen ´Ik zal de staatssecretaris aanbieden dat wij het voortouw willen nemen in de decentralisatie van de jeugdzorg.´ Dat zegt de Amsterdamse wethouder jeugd Lodewijk Asscher. Tussen alle harde maatregelen in het regeerakkoord stond namelijk ook een voorstel dat hem als muziek in de oren klonk. De regering wil de taken voor de jeugdzorg overhevelen naar de gemeente. ´Logisch´, meent Asscher. ´De gemeente staat dichter bij de bewoners.´
naar de financiële risico´s, want die zijn enorm. De Stadsregio bestaat uit zeventien gemeenten en zeker voor de kleine gemeenten zijn de financiële risico´s erg groot. Maar iedereen staat wel klaar om aan de slag te gaan.´
Experimenten
´Ik wil als Amsterdam het voortouw nemen´, zegt hij. ´We zijn ook al bezig met experimenten waarbij geen indicatie meer nodig is voor licht ambulante zorg. Ik zal de staatssecretaris aanbieden dat we op meer punten voorop willen lopen. Denk aan een financieringssystematiek, waarbij we de gelden voor jeugdzorg en kinder- en jeugdpsychiatrie decentraal kunnen e kunnen het geld efficiënter inzetten. We inzetten. Amsterdam is ook geschikt voor deze zijn er snel bij als het misgaat met een experimenten. De stadsregio staat dicht bij de kind. En we brengen de hulp dicht bij de mensen.´ gemeenten, we hebben al vaker geëxperimenteerd Asscher somt moeiteloos de voordelen op die de en de gemeenten en de instellingen zijn zeer decentralisatie van de jeugdzorg biedt. Dat is ook gemotiveerd om van start te gaan. Alles staat niet zo vreemd, want sinds zijn tijd als gemeenklaar.´ teraadslid zet hij zich in voor een beter jeugdbeDat geldt ook voor Bureau Jeugdzorg dat Asscher leid. Eerst via de ´Nota Jeugd´ en vervolgens met enkele jaren terug nog onder curatele plaatste. ´Systeem in Beeld´- beter bekend als ´Operatie ´Sinds er een nieuwe directeur werkt, is de situatie Frankenstein´. Asscher concludeerde steevast dat bij Bureau Jeugdzorg enorm verbeterd´, zegt hij. de hulp voor jongeren vastliep op verkokerde zorg, ´De wachtlijsten zijn voor een belangrijk deel bureaucratische regelgeving en ondoorgrondelijke weggewerkt, de bedrijfsvoering is verbeterd. Ik ben geldstromen. Telkens pleitte hij ervoor de taken en financiering van jeugdzorg en kinder- en jeugdpsychiatrie over te hevelen naar de gemeente om zo tot een overzichtelijk jeugdbeleid te komen. Asscher:´We hadden bijvoorbeeld de vreemde situatie dat een gemeente die het slecht deed op het gebied van preventie, hiervoor niet de rekening betaalde, want de jeugdzorg viel onder de provincie.´
‘W
Popelen
diep onder de indruk wat de medewerkers daar klaarspelen. Ze zijn er nog niet, ook al omdat het zwaar werk is en de organisatie ondergefinancierd is. Maar ik heb er vertrouwen in.´ Dat vertrouwen is er ook in de decentralisatie ondanks de efficiencykorting van 9 procent die de overheid de jeugdzorg oplegt. Asscher: ´Het is een stevige korting, zeker als je bedenkt dat de wachtlijsten weer oplopen en de jeugdzorg niet direct een sector is die is overgefinancierd. Aan de andere kant begrijp ik dat er bezuinigd moet worden en dat ook de jeugdzorg moet bloeden.´
Aansluiten
´De decentralisatie biedt de mogelijkheid de jeugdzorg dichter aan te laten sluiten op het preventief jeugdbeleid´, vervolgt Asscher. ´Zoals dat vorm krijgt in de Centra voor Jeugd en Gezin, de basisscholen en het jeugdwelzijn. Die aansluiting is ook logisch. De gemeente staat dichter bij de bewoners. Maar met de decentralisatie alleen zijn we er nog niet. Ik kan er wakker van liggen dat er nog steeds kinderen langer dan negen weken op de wachtlijst staan, dat we nog steeds niet altijd tijdig kunnen helpen. En de decentralisatie zorgt er echt niet voor dat de wachtlijst ineens verdwijnt, maar we zitten er wel dichter op.´
Asscher wil graag aan de slag. ´Ik wil me niet vastleggen op een datum van 1 januari 2011 of 2012´, zegt hij. ´We moeten er naar toe werken dat steeds meer taken naar de gemeente gaan. Dat kan onder de huidige wetgeving op grond van het experimenteerartikel. We hoeven dus niet te wachten tot een nieuwe situatie vorm krijgt.´ De Stadsregio heeft hij al mee. ´Vorige week hadden we in de Stadsregio een gesprek over dit onderwerp. We zijn allemaal positief, maar beseffen tegelijk dat we het huidige systeem niet zeventien keer moeten kopiëren. Dan schieten we Lodewijk Asscher: ‘Ik kan er wakker van liggen dat er nog steeds kinderen langer dan negen weken op de er niet zo veel mee op. Tegelijk moeten we kijken wachtlijst staan.’ F OTO : G EERT S NO EI ER
Asscher: ´Eigen bijdrage is dwaas´
OPVOEDONDERSTEUNING
1
Doo r : m a rt i n g e rrit sen
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van dertien instellingen voor de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie, speciaal onderwijs en hulp voor licht verstandelijk beperkten in de stadsregio Amsterdam: Altra, Arkin, De Bascule, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, GGZ inGeest, HVO Querido, Leger des Heils, Lijn 5, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t Kabouterhuis, REC BovenAmstel, Spirit en de William Schrikker Groep. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De digitale nieuwsbrief ‘Jong Digitaal’ verschijnt elf keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu Kernredactie Sanne Bender (Spirit), Maurits de Jong (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Bertie van der Linden (Altra), Clara Vollaard (De Bascule) Redactie Guus de Beer (De Bascule), Rik van Beijma (Spirit), Hermien Buijse (Altra), Iris Clarkson (MEE Amstel en Zaan), Elvira Draijer (William Schrikker Groep), Ruud Groen (MOC ’t Kabouterhuis), Tom Pijpers (REC BovenAmstel), Marc Onnen (HVO Querido), Paul Proost (Leger des Heils), Monique van der Velden (Lijn 5) Vaste medewerkers Michel van Dijk, Tamara Franke, Anja Geldermans, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Geert Snoeier, Elizabeth Stilma, Florence Tonk, Sake Rijpkema en Wim Stevenhagen. Redactie-adres Jong aan de Amstel, Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam email:
[email protected] website: www.jongaandeamstel.nl Ontwerp en DTP Marjolein Lensink en Yvonne van der Lip Productie Heijnis & Schipper Drukkerij bv, Zaandijk
Contactgegevens Altra
Hulpverlener wordt medestander cliënt Eén cliënt, één hulpverlener. Dat is het uitgangspunt van de nieuwe weg die zowel Spirit als Altra inslaan. Een gesprek met bestuurder Mark Bent van Spirit en Ella Kalsbeek van Altra over committent en breuklijnen.
‘E
r zitten nu teveel breuklijnen in de hulp’, zegt Mark Bent. ‘Ik sprak onlangs een meisje van achttien die sinds haar elfde vijf programma’s bij ons doorliep. Je wilt niet weten hoeveel hulpverleners zij heeft gehad.’ Ella Kalsbeek: ‘Veel cliënten klagen erover dat ze steeds hetzelfde verhaal moeten vertellen. Ik heb daarom als kamerlid ooit een amendement op de Wet op de Jeugdzorg ingediend met de strekking dat een gezin één hulpverlener moest hebben. De kamer nam het amendement aan, maar het bleef bij een dode letter.’ Bent: ‘Dat kwam onder andere omdat het accent in de hulp teveel op de methodiek lag.’ Kalsbeek: ‘We professionaliseerden de hulp, waarbij we wat meer afstand van de cliënten namen. Daarin zijn we wellicht iets te ver doorgeschoten.’
hun taak. De gezinsbegeleider beperkt zich dan tot de hulp, terwijl de gezinsvoogd op afstand verantwoordelijk blijft voor de drang- en dwangmaatregel.’ Spirit zet daarin een stapje extra. ‘Als het contact tussen de hulpverlener en cliënt wordt afgesloten, komt de cliënt in de slapende caseload van de hulpverlener. Dat houdt in dat de cliënt bij een eventuele terugkeer weer te maken krijgt met dezelfde jeugd maatschappelijk werker.’ Kalsbeek: ‘Een heel goed idee dat navolging verdient. Daar gaan we ook naar kijken.’
Geen indicatie
De jeugdmaatschappelijk werker en de gezinsbe-
Zelfde gedachte
Altra, Spirit en ook Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam gaan daarom werken met één hulpverlener voor één cliënt. Spirit spreekt van een jeugdmaatschappelijk werker, Altra en Bureau Jeugdzorg van een gezinsbegeleider. Maar de gedachte achter de functie is hetzelfde. Bent: ‘De jeugdmaatschappelijk werker moet een medestander van de cliënt worden. Hij of zij biedt zelf hulp, maar kijkt samen met cliënt ook naar welke andere programma’s nodig zijn. Soms is er een therapie of een training nodig die anderen geven. Maar de jeugdmaatschappelijk werker blijft ook dan de centrale persoon.’ Kalsbeek: ‘De gezinsbegeleider zet primair in op de pedagogische situatie thuis, maar soms zijn andere modules nodig. De gezinsbegeleider blijft echter het eerste contact houden.’
Heroriëntatie
De nieuwe werkwijze vergt een ingrijpende heroriëntatie van de instellingen zelf, maar ook in de samenwerking. Want hoe ligt de relatie met een eventuele gezinsvoogd? En hoe moet het als een cliënt een hulpmodule volgt bij een andere organisatie. Bent: ‘De jeugd maatschappelijk werker neemt geen taken over die elders liggen. Als een cliënt van Altra gebruik maakt van een van onze programma’s, dan houdt deze gewoon de gezinsbegeleider van Altra.’ Kalsbeek: ‘Gezinsvoogden houden ook gewoon
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
Stationsplein 63, 1012 AB Amsterdam tel. 020 - 555 83 33 •
[email protected] • www.altra.nl
Doo r : F l o r e n c e Ton k
Arkin/ PuntP
Cluster Kinder- en Jeugdpsychiatrie en Verslavingszorg/ Infant Mental Health Keizersgracht 572, 1017 EM Amsterdam tel.: 020 - 590 43 33 • www.puntp.nl
De Bascule
Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie IJsbaanpad 6, 1076 CV Amsterdam • 020 - 890 19 00
[email protected] • www.debascule.com
geleider moeten naast het gezin komen te staan. Samen moeten ze de hulp bepalen. Die mogelijkheid is er ook nu de tendens is dat Bureau Jeugdzorg minder vaak indicaties stelt en in plaats daarvan cliënten doorverwijst. Kalsbeek: ‘Samen met de cliënt brengt de gezinsbegeleider de situatie in en rondom het gezin kaart en kijkt samen welke hulp nodig is.’ Bent: ‘Vervolgens kijk je wat je met de hulp wilt bereiken. Zo kan een hulpverlener zichzelf ook afrekenen op resultaten.’ Bent: ‘De hulp wordt persoonlijker en daarmee effectiever. Want de relatie cliënt-hulpverlener bepaalt 60 procent van het succes.’ Kalsbeek: ‘Een van onze jonge moeders liet na het afsluiten van de hulp weten dat ze het fijn zou vinden om haar hulpverlener nog eens te bellen. Zij was de stabiele factor in haar leven geworden. Zo’n relatie wil je met alle cliënten, zonder daarbij de professionele afstand uit het oog te verliezen.’
’Dubbele Maatregel geeft meer instrumenten’
GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 788 56 00 • www.ggzingeest.nl
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 3059 359 •
[email protected] • www.bjaa.nl
HVO Querido
Wibautstraat 133 d, 1097 DN Amsterdam • 020 - 561 90 90
[email protected] • www.hvoquerido.nl
Leger des Heils-Goodwillcentra Amsterdam Rode Kruisstraat 24, 1025 KN Amsterdam 020 - 630 11 11 •
[email protected] www.legerdesheils-goodwillcentra.nl
Lijn 5
Postbus 43, 1970 AA IJmuiden • 088 - 513 13 13
[email protected] • www.ln5.nl
MEE Amstel en Zaan
Derkinderenstraat 10-18, 1062 DB Amsterdam 020 - 512 72 72 •
[email protected] • www.meeaz.nl
MOC ’t Kabouterhuis
Amsteldijk 136, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51
[email protected] • www.kabouterhuis.nl
REC BovenAmstel
Stationsplein 63, 1012 AB Amsterdam • 020 - 555 83 33
[email protected] • www.recbovenamstel.nl
Spirit
Fred.Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam 020 - 5400 500 •
[email protected] • www.spirit.nl
William Schrikker Groep
Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam • 020 - 740 00 00
[email protected] • www.wsg.nu
Speciale begeleiding van jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) die in aanraking zijn gekomen met de jeugdzorg en justitie. Dat is het doel van het ‘Team Dubbele Maatregel’ van de William Schrikker Groep. Maar wat doet het team precies?
‘D
e term “Dubbele Maatregel” is wat verwarrend’, begint Menno Wieten, teamleider “Dubbele Maatregel” bij de William Schrikker Groep. ‘Want het gaat hier niet om één maatregel. De rechtbank gebruikt daarom ook wel de term “samenloopzaak”. Het gaat om lvb-jongeren tot 18 jaar waarbij sprake is van zowel een civielrechtelijke als een strafrechtelijke maatregel. Wij willen voor deze jongeren, hun opvoeders en hulpverlening één aanspreekpunt zijn. Een jeugdbeschermer/reclasseringswerker van ons begeleidt hen bij opvoedkundige en justitiële problemen.’
hen sneller overhalen tot strafbare feiten en vaak overzien ze de gevolgen van hun daden niet. Dan worden ze ook eerder gepakt omdat ze bijvoorbeeld blijven staan tot de politie is gearriveerd. Als er daarnaast ook opvoedingsvraagstukken spelen, of er is sprake van psychiatrische of gedragsproblemen, dan wordt het een complex verhaal.’
Recidive
Om recidive te voorkomen is het van belang dat er aandacht is voor alle problemen van de jongere, alleen straffen helpt onvoldoende en doet geen recht aan hun ontwikkeling. De jongere moet ook beschermd en ondersteund worden in zijn ontwikkeling. Daarvoor is de “Dubbele Maatregel” bedoeld. Het Team “Dubbele Maatregel” bestaat uit 25 werkers en twee inhoudelijk managers. Tijdens de pilot bleek al snel dat de tweezijdige aanpak met één aanspreekpunt goed werkt. Wieten: ‘De
Complex
De jongeren waarmee de William Schrikker Groep werkt, bevinden zich vaak in complexe situaties. Wieten: ‘Ze kunnen vaak moeilijk leren en communiceren anders. Als hulpverlener moet je geduld hebben, veel herhalen. Ze zijn kwetsbaar. Verkeerde vrienden kunnen
2
ketenpartners en Dubbele Maatregel-werkers zijn allemaal tevreden. Wij halen voldoening uit dit werk. De interventies die we inzetten werken op beide probleemgebieden en geven een goed resultaat.’
Dwang
Ondanks de dwang die van beide maatregelen uitgaat, streven de werkers van het team Dubbele Maatregel ernaar een positieve relatie op te bouwen met hun cliënten en het systeem. Met deze laatste term wordt het gezin bedoeld en eventueel het netwerk daar omheen. ‘De Dubbele Maatregel geeft ons meer instrumenten in handen,’ aldus Wieten. ‘Tot het achttiende jaar kan je nog echt iets doen: werken aan acceptatie van de licht verstandelijke beperking, het terugdingen van recidive, inzicht nastreven, maar ook werken aan een verdere ontwikkeling en positieve participatie in de samenleving. Daarnaast probeer je ondersteuning te borgen voor na dat achttiende levensjaar. Dat is ook heel belangrijk. Dan heb je het maximale georganiseerd rondom zo’n kind.’ Meer informatie: www.wsg.nu
Doo r : ta m a r a f r a n k e
De Griffioen
Weerbaar worden en ‘nee’ leren zeggen Structuur. Dat is het toverwoord in De Griffioen, een klinische groep voor kinderen met een licht verstandelijke beperking (lvb) en psychiatrische problematiek. Een combinatie die het aanleren van vaardigheden extra moeilijk maakt. Tamara Franke ging op bezoek.
T
waalf uur. Brian (13) en Ray (7) komen binnen bij De Griffioen, Ray druk bewegend en met flink wat lawaai, Brian rustig en in zichzelf gekeerd. Het zijn de enige twee kinderen die tussen de middag op de groep zijn. Zij gaan naar De Pionier, de school op hetzelfde complex. De andere vier kinderen die op de groep behandeling krijgen, gaan naar hun eigen school en komen pas rond drie uur terug. Ray gaat douchen, onder begeleiding van sociotherapeut Sarah van Hall (26). Ray doucht altijd ’s middags omdat dat voor hem het makkelijkste moment is. Brian heeft “Plan Zithoek” en leest een boek. Om half een lunchen ze.
Structuur
Ray, Joke Schouten en Sarah van Hall: ‘Ik wil hagelslag op mijn brood, dat is het lekkerste, wat vind jij het lekkerste, wie ben jij, wie is dat daar die foto’s maakt, mag ik hagelslag, kom ik op de foto?’ Griffioen; zithoek, tafel, gamekamer, speelkamer, speelkleed, eten, slaapkamer, badkamer, et cetera. De kinderen mogen niet zelf kiezen wat ze wanneer doen. Dat is te ingewikkeld. Wel kunnen ze uit de activiteiten kiezen die binnen het plan horen. Structuur is heel belangrijk. Ze worden gewekt, kleden zichzelf aan, gaan ontbijten en vervolgens worden ze met een busje naar hun eigen school gebracht, komen terug en hebben een middag- en avondprogramma tot ze gaan slapen. Alles is ingedeeld in tijdblokjes. Structuur geeft overzicht en daardoor houvast.
nu eenmaal een verstandelijke beperking en soms heb je meer tijd nodig om iets aan te leren. Als gedrag echt te gek wordt, gaat een kind naar de stille kamer, maar alleen als hij een gevaar voor zichzelf of de omgeving vormt.’ ‘Uitgangspunt is in principe dat de kinderen na deze zes maanden weer thuis gaan wonen, met de juiste begeleiding. Daarom is er een intensieve samenwerking met de ouders. Die worden betrokken bij de leerdoelen, maar we vragen ze bijvoorbeeld ook om hun kind ’s avonds naar bed te komen brengen’, zegt Schouten. ‘Een behandelplan werkt het beste als het is geïntegreerd in de thuissituatie en op school. Dus ook de school wordt erbij betrokken.’
Samen met ouders
‘Alle kinderen hebben een behandelplan met algemene behandel- en leerdoelen en individuele leerdoelen’, vertelt Kraan. ‘We werken in drie fases, waarbij de doelen worden bijgesteld met steeds moeilijkere werkpunten. De positieve en aanwezige vaardigheden benadrukken we met een beloning en positieve feedback. Ongewenst gedrag corrigeren of negeren we. Straffen heeft alleen zin als het op een zinvolle manier gebeurt. Je moet deze kinderen zo duidelijk en eenvoudig mogelijk leren wat wel en niet mag. Ze hebben
Pictogrammen
Tijdens het verblijf bij De Griffioen is het aanleren van vaardigheden een belangrijk doel. Algemene regel is aardig zijn tegen elkaar en goed luisteren. Kinderen met een verstandelijke beperking hebben moeite met het aangeven van grenzen. ‘Dat is een vaardigheid die ze hier leren. Heel simpel; nee leren zeggen. Typerend voor deze kinderen is een laag zelfbeeld. Een terugkomende oefening is het benoemen waar ze zelf goed in zijn, noem elke dag iets dat goed ging. Maar ook contact maken en grenzen aangeven zijn leerdoelen. Hoe zeg je gedag, hoe zeg je nee. Daarvoor doen we veel rollenspelen en verder werken we veel met pictogrammen. Voor bijna alle handelingen hebben we ook een picto. Dat werkt beter. Ook via de psychomotorische therapie leren ze hun eigen grenzen en die van anderen ontdekken, via spel en stoeien. Ze hebben moeite om om te gaan andere met kinderen en hier leren ze onder begeleiding hoe dat moet’, zegt Van Hall. Na de lunch gaat Brian eerst naar de speelkamer een spelletje doen. Samen met een begeleidster oefent hij in het samenspel. Daarna mag hij naar de gamekamer. ‘Dat vind ik het leukste, maar ook buitenspelen, fietsen of voetbal. Het is hier leuk. Ik vind ruzie naar. Als anderen ruzie maken. Dan ga ik schreeuwen’, zegt Brian. ‘Ik wil wel in de krant, dat is stoer.’
F OTO : geee rt s n oeie r
In de ruime hal hebben alle kinderen een eigen locker voor persoonlijke spulletjes, naast de grootte kapstok. De woonkamer is ruim, licht en gezellig, met een grote zithoek en twee eettafels. Brian en Ray zitten aan verschillende tafels. Alle kinderen hebben altijd een vaste plek aan tafel. Niet alleen tijdens het eten, maar ook tijdens “Plan Tafel”, de activiteit ze aan tafel spelen, bijvoorbeeld tekenen, knutselen, puzzelen of een spelletje doen. Na school is de tijd ingedeeld in diverse tijdblokjes of plannen in de taal van De
Geert Snoeie r
‘Ik wil hagelslag op mijn brood, dat is het lekkerste, wat vind jij het lekkerste, wie ben jij, wie is dat daar die foto’s maakt, mag ik hagelslag, kom ik op de foto?’ Aan het woord is Ray, die ondertussen ook zeker vijf keer van zijn stoel is geklommen en gekke gezichten trekt tegen de fotograaf. Van Hall, die tegenover hem zit roept hem rustig aan tafel. ‘Het is waarschijnlijk wel duidelijk dat Ray ADHD heeft’, zegt ze lachend. ‘Zijn regelmaat wordt verstoord door de aanwezigheid van twee vreemde mensen. Dat maakt hem drukker. Maar hij is ook erg nieuwsgierig, en erg lief.’ Brian zit aan tafel met sociotherapeut Joke Schouten (25). Hij probeert juist zo min mogelijk contact te maken en concentreert zich op Schouten en zijn boterham met gekleurde muisjes.
Bij De Griffioen is plek voor maximaal acht kinderen tussen de zes en twaalf jaar, met een licht verstandelijke beperking en psychiatrische problematiek. Ze blijven er zes maanden. Op dit moment wonen er zes kinderen tussen de zeven en vijftien jaar. ‘We zijn nog maar een paar maanden bezig en er waren te weinig aanmeldingen tot twaalf jaar, daarom hebben we de leeftijd opgetrokken. Ook omdat we de enige in Nederland zijn die deze combinatie biedt. Bovendien merkten we dat de aard van de psychiatrische problematiek belangrijker is dan de leeftijd’, vertelt orthopedagoge Vivian Kraan (25).
Professionals die werken voor de GGZ, verslavingszorg en jeugdzorg in de stadsregio Amsterdam wisselen informatie uit als de veiligheid van kinderen in het geding is, óók als de ouders daar geen toestemming voor geven. Sinds november is er voor hen een handige toolkit. Hierin zitten onder andere instructiesheets, casussen, modelantwoorden en het risicoinventarisatieinstrument LIRIK. Bureau Jeugdzorg hoopt met de toolkit de informatie-uitwisseling verder te verbeteren. De jeugdzorg kan met de informatie van de GGZ-volwassenenzorg namelijk een inschatting maken van de thuissituatie. Kan het ziektebeeld van de ouder(s) leiden tot een onveilige opgroeisituatie? Meer informatie:
[email protected].
Sint Lucas Andreas Ziekenhuis start Downpoli
Gekleurde muisjes
Unieke combinatie
Toolkit uitwisselen gegevens jeugdzorg - GGZ
De Griffioen is gevestigd in het complex van De Bascule in Duivendrecht. De groep opende deze zomer haar deuren. Meer informatie: www.debascule.com
‘Algemene regel is aardig zijn tegen elkaar en goed luisteren.’
3
Het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis startte in oktober een speciaal spreekuur voor kinderen met het syndroom van Down. Kinderarts Moniek op de Coul: ‘We zorgen ervoor dat alle disciplines waarmee ze te maken kunnen krijgen aanwezig zijn, zoals een KNOarts, een fysiotherapeut, een orthopeed, een oogarts en zo nodig zelfs een kindertandarts. We kunnen hen dan zo makkelijk en zo efficiënt mogelijk helpen. En de kinderen hoeven niet steeds terug te komen naar het ziekenhuis.’ Bijzonder aan het spreekuur is de aanwezigheid van een consulent van MEE Amstel en Zaan. Kinderarts Hanneke Wennink: ‘We kijken niet alleen naar de medische problemen, we kijken ook hoe we ouders in sociaal-pedagogisch opzicht kunnen steunen.’ Het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis houdt voorlopig zes maal per jaar een spreekuur voor kinderen met het syndroom van Down. Zie www.slaz.nl voor data en de leeftijdscategorie.
Zorg en onderwijs echt samen MOC ’t Kabouterhuis en de Professor Waterinkschool werken dit schooljaar nog intensiever samen. Zij verwachten daardoor effectiever te kunnen werken, zowel financieel als inhoudelijk. Op dit moment loopt er op de groepen voor schoolgaande kinderen een pilot, waarbij zorg en onderwijs op dezelfde groep plaatsvindt. Medewerkers van de Professor Waterinkschool en van ’t Kabouterhuis werken samen op deze groepen. Zo is er een combinatie van zorg en onderwijs. Hiermee bieden de partijen de kinderen meer rust en duidelijkheid omdat het aanbod van speciaal onderwijs en dagbehandeling beter op elkaar is afgestemd. Meer informatie: www.kabouterhuis.nl
Spirit op School Kinderen met gedrags- en motivatieproblemen kunnen vaak niet meedraaien in reguliere klassen en hebben een grote kans op schooluitval. De Purmerendse Scholengemeenschap (PSG) werkt sinds een jaar met een trajectklas. In deze klas zitten acht tot twaalf leerlingen die men individueel benadert. Het doel van de trajectklas is dat gedrags- en motivatieproblemen afnemen, zodat schooluitval wordt voorkomen. De leerling krijgt een nieuwe, maar niet vrijblijvende kans om te bewijzen dat hij binnen het reguliere onderwijs aan zijn toekomst kan en wil werken. De school koppelt aan de jongere van de trajectklas een ´schooltrajectbegeleider´ van Spirit. Deze analyseert de sociale omgeving van de leerling en zijn gezin, zoekt de leerling op in zijn omgeving, stelt een plan van aanpak op en voert dit samen met het netwerk uit. Het plan kan doelen omvatten voor ‘gezin’, ‘politie en justitie’, ‘school’, ‘vrije tijd’ en ‘vrienden’. Meer informatie: www.spirit.nl
Triple P Teens Amsterdam kent dit najaar ook de cursus Positief Opvoeden, Triple P voor ouders van tieners (12+). Een pedagogisch adviseur van het Ouder- en Kindcentrum (OKC) geeft de cursussen samen met iemand van Spirit, Altra, ’t Kabouterhuis, MEE of een GGZ-instelling. Meer informatie: www.kwaliteitinopvoeden.nl of 020 – 561 10 70
Doo r : A n ja G e l d e rman s
Verhuizing hoofdkantoor MEE Amstel en Zaan
Het hoofdkantoor van MEE Amstel en Zaan is 8 november verhuisd van de Vlaardingenlaan naar de Derkinderenstraat 10-18, 1062 DB Amsterdam. Het telefoonnummer blijft hetzelfde. Kijk op www.meeaz. nl voor de routebeschrijving. Voor de MEE-kantoren in Amsterdam-Noord, Zaandam, Purmerend en Hoofddorp verandert er niets.
William Schrikker biedt ouderbegeleiding Als een kind in een pleeggezin verblijft, hebben ouders recht op ondersteuning. Deze ondersteuning richt zich soms op terugkeer van het kind bij de ouders (hulpverleningsvariant) en soms op het accepteren van de veranderde rol van ouders die geen opvoeder meer zijn (opvoedingsvariant). William Schrikker Pleegzorg leidde dit jaar een aantal medewerkers op tot Ouderbegeleider Hulpverleningsvariant, waar men in eerste instantie onderzoekt wat de mogelijkheden binnen een gezin zijn. De ouderbegeleiders brengen de situatie in kaart. Bij een positieve uitkomst ondersteunen zij de ouders met vaardigheidstrainingen zodat zij de opvoeding van de kinderen (weer) op zich kunnen nemen. Meer informatie: www.wsg.nu
Altra helpt thuis en op school Het Altra College in Purmerend maakt sinds kort gebruik van Altra Thuis op School (AToS), jeugdzorg voor gezinnen met kinderen met ernstige gedragsproblemen. ‘We kijken daarbij hoe we het kind thuis én op school het beste kunnen ondersteunen.’
H
et Altra College in Purmerend is een REC4 school, een school voor leerlingen met gedrags- en psychiatrische problemen. Tot voor kort moesten de medewerkers van school bij jeugdzorginstellingen van buiten aankloppen als zij gebruik wilden maken van jeugdhulpverlening voor hun leerlingen. Terwijl Altra ook jeugdzorg biedt, maar tot voor kort niet in Purmerend. ‘Dat was natuurlijk niet echt handig’, zegt Evelien Velthuis, zorgcoördinator op het Altra College. ‘Gelukkig kunnen wij nu als een van de eerste scholen buiten Amsterdam gebruik maken van AToS.’
Bureau Jeugdzorg. Dat is voor veel mensen een drempel.’ Hulpverleenster Mascha de Spinosa: ‘Het aanbieden van de zorg binnen de eigen organisatie scheelt veel rompslomp en papierwerk.’ De Spinosa werkt twintig uur op het Altra College. Ze begeleidt op dit moment samen met collega Renee Soomers vijf leerlingen. ‘De hulpverlening van AToS is in grote lijnen hetzelfde als van de reguliere jeugdhulpverlening van Altra’, zegt De Spinosa ‘Maar de centrale vraag is telkens: Hoe kunnen we dit kind en zijn ouders op de juiste manier ondersteunen thuis én op school?’
Geen drempel
Lage drempel
Een groot voordeel van AToS is dat de school zelf een leerling kan aanmelden voor zorg en dat deze binnen de eigen organisatie wordt aangeboden. Velthuis: ‘Voorheen moesten ouders hun kind aanmelden bij
De maximale duur van een traject bedraagt elf maanden. Meestal introduceert school AToS bij de ouders, vertelt Velthuis. ‘Vaak is Mascha bij het eerste gesprek aanwezig, ook dat werkt drempelverlagend. Uiteraard moeten ouders wel
akkoord gaan met de indicatie, want het gaat om vrijwillige hulp.’ Volgens De Spinosa heeft het meerwaarde dat ze vanuit school de jongeren begeleidt. ‘Ik kijk ’s morgens altijd even of “mijn” kinderen aanwezig zijn. Zo niet, dan ga ik soms even langs hun huis om te kijken wat er is. Doordat ik veel op school ben, leer ik de jongeren veel beter kennen en kan ik de ernst van situaties veel beter inschatten. Ook ik zie nu duidelijker waar de school tegenaan loopt.’
Vakantie
Overleg over de zorg verloopt veel makkelijker, vindt Velthuis. ‘Mascha loopt hier gewoon rond.’ Een ander groot voordeel is dat de vakanties van de hulpverleners van AToS niet samenvallen met de schoolvakanties. Velthuis: ‘Bij sommige kinderen houd je je hart vast als ze vakantie hebben. School biedt veel structuur en die valt dan weg.’ De Spinosa: ‘Als er een crisis plaats vindt in de vakantie, kunnen ouders en jongere bij mij terecht. Dat is voor veel mensen een geruststellende gedachte.’ Meer informatie: www.altra.nl
Pilot Eigen Kracht Conferentie
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/1 Vroegtijdige signalering* maart 2003 2003/2 De harde kern* juni 2003 2003/3 Kindermishandeling* september 2003 2003/4 Basisonderwijs december 2003 2004/1 Jeugdpsychiatrie* maart 2004 2004/2 Voortgezet onderwijs juni 2004 2004/3 Crisishulp* november 2004 2005/1 Huiselijk geweld maart 2005 2005/2 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 2005/3 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 2005/4 Speciaal onderwijs (primair)* december 2005 2006/1 Armoede maart 2006 2006/2 Meidenhulpverlening juni 2006 2006/3 Lichtverstandelijk gehandicapten oktober 2006 2006/4 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 2007/1 Hulp aan huis maart 2007 2007/2 Veiligheid juni 2007 2007/3 Autisme* oktober 2007 2007/4 Gezondheid en sport december 2007 2008/1 De harde kern* maart 2008 2008/2 Drang en dwang juni 2008 2008/3 Volwassenenpsychiatrie oktober 2008 2008/4 Preventie december 2008 2009/1 Multiprobleemgezinnen maart 2009 2009/2 Pleegzorg juni 2009 2009/3 Jonge moeders oktober 2009 2009/4 Vroegtijdige signalering* december 2009 2010/1 Licht verstandelijk beperkten maart 2010 2010/2 Passend basisonderwijs juni 2010 2010/3 Jeugdzorg in een strafrechtelijk kader oktober 2010 2010/4 Opvoedondersteuning december 2010 Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn – zolang de voorraad strekt – op te vragen via het e-mailadres van de redactie:
[email protected]. Alle nummers zijn als pdf te downloaden via www.jongaandeamstel.nl * = niet meer voorradig.
Foto : GEE RT SNOEIER
In november vond de eindevaluatie plaats van de kleinschalige pilot ‘Van WSG naar MEE met een EK-c’, een samenwerking tussen MEE Amstel en Zaan en William Schrikker Jeugdbescherming. Binnen deze pilot is getracht jongeren van 17 jaar met een ots-maatregel optimaal toe te rusten voor de volwassenheid. De zes Amsterdamse jongeren die het betrof, werden gekoppeld aan een consulent van MEE, die de begeleiding overneemt van de gezinsvoogd. Er is voor elke jongere een plan gemaakt voor na het achttiende jaar, soms met een Eigen Kracht Conferentie. Beide instanties zijn tevreden over de samenwerking. Op deze manier wordt voorkomen dat jongeren na afloop van een maatregel in een ‘zwart gat’ vallen. Meer informatie: www.wsg.nu
Mascha de Spinosa met een leerlinge: ‘Centrale vraag is telkens hoe we het kind en de ouders thuis én op school kunnen ondersteunen.’
Doo r : S u z a n H i l horst
Bascule krijgt prijs voor geweldvrije werkvloer Een werkvloer zonder geweld, veilig voor hulpverleners, kinderen en hun ouders. Dit ideaal bracht de Bascule bij Nonviolent Resistance (NVR), een methode die wordt ingezet bij sociaal-politieke conflicten. De Bascule paste de methode toe op residentiële settingen. En met succes: in oktober won de Bascule de Veilige Publieke Taak Award 2010, een aanmoedigingsprijs voor de publieke sector om de werkvloer veiliger te maken.
‘D
e NVR-methode vergt een andere manier van denken’, legt Ron Ottenbros uit. Hij is teamcoördinator bij de Bascule en NVR-trainer. ‘In plaats van de focus te leggen op wat een kind anders moet doen, leggen we de focus op hoe wij zelf kunnen veranderen. Als een kind gewelddadig reageert, gaan wij daartegen in verzet met een geweldloze benadering. Samenwerking met het kind, de ouders en het team is daarin belangrijk. Om dat te benadrukken praten we in de wij-vorm.’ Dat klinkt logisch, maar toch betekent het een volstrekt andere manier van werken. Ottenbros: ‘We proberen zo min mogelijk eisen te stellen aan een kind, maar we hebben wel verwachtingen. Met onze eigen houding en taalgebruik proberen we te laten zien dat we met een kind willen samenwerken om tot een oplossing te komen. De hulpverlener
moet zijn eigen attitude veranderen en niet meer willen ”winnen” van een kind.’
Agressief
Maar wat als een kind agressief reageert? Ottenbros: ‘Het uitstellen van een primaire reactie van de hulpverlener kan deëscalerend werken. We vragen ons altijd af: moet ik direct handelen of kan het wachten? Vaak kan je op een later moment, als het kind is afgekoeld, meer bereiken. Als een kind bijvoorbeeld blijft schreeuwen zeggen we: ‘Wij accepteren dit niet en verwachten dat je rustig praat’. Vervolgens blijven we bij het kind, maar wel in stilte.’ De afdeling Panama van De Bascule is volledig op de nieuwe methode overgestapt. Ottenbros: ‘We willen minder gebruikmaken van middelen als separeren. De NVR-methode brengt dat
4
doel dichterbij. Zo hebben we het aantal regels verkleind, waardoor er minder escalaties zijn. Inmiddels zien we dat het aantal seperaties al met 50 procent is afgenomen. Naast Panama introduceren we de NVR-methodiek nu ook op de kinderafdelingen.’ De methode is geen trucje dat je af en toe kunt toepassen. ‘De verandering is teamgericht en levert vooral resultaat op de lange termijn’, stelt Ottenbros. Hij hoopt dat de nieuwe methode van De Bascule andere hulpverleners in Nederland kan inspireren: ‘Niet alleen wordt het werk hierdoor veiliger, het is gewoon ook een leuke manier om de samenwerking binnen het team en met de kinderen en ouders te verbeteren.’ Meer informatie: Ron Ottenbros,
[email protected].
opvoedondersteuning
Thuis de situatie op orde brengen
De jeugdzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie richten zich vaker op de thuissituatie. Hulp aan een kind of een jongere heeft immers alleen zin als de situatie thuis op orde is. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat we ouders ondersteunen bij het opvoeden van hun kinderen. Soms gaat het om steun bij het opvoeden van kinderen met gedrags- of psychiatrische problemen. Maar het gaat ook om het verbeteren van opvoedvaardigheden, het vergroten van opvoedcompetenties, het bevorderen van een positief opvoedklimaat en het versterken van het sociale netwerk rondom gezinnen. Soms ligt daar immers de oorzaak van het probleemgedrag. Uiteindelijk doel is dat we problemen bij het opvoeden en opgroeien in een vroeg stadium onderkennen en oplossen. Daarmee voorkomen we dat deze problemen ernstiger worden en zwaardere hulp noodzakelijk is. Maar zelfs als die zwaardere hulp noodzakelijk is, kan de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie en de instellingen voor licht verstandelijk beperkte kinderen uitkomst bieden. Er zijn namelijk ook programma’s die ouders ondersteunen bij het opvoeden wanneer de problemen ernstiger zijn. Het besef is namelijk gegroeid dat je die kinderen niet helpt door ze uit hun dagelijkse omgeving te halen, behalve natuurlijk wanneer de veiligheid in het geding is. Je kunt kinderen het beste helpen in de situatie waarin ze dagelijks verkeren en dat is in verreweg de meeste gevallen nog steeds thuis. Door: Anja Gelderm an s
Hoogleraar Opvoedondersteuning Jo Hermanns
’Jeugdzorg en opvoedondersteuning groeien naar elkaar toe’ ‘Opvoedondersteuning kun je bij veel problemen inzetten, ook bij zware problemen, zegt hoog-leraar Jo Hermanns. ‘De ervaring leert dat hulp aan een kind het effectiefst is als je daarbij de omgeving van het kind betrekt.’
Huisbezoek
Rode draad bij de opvoedondersteuning is het huisbezoek. Hermanns: ‘Je moet als hulpverlener de situatie waarin (pleeg)ouders en kinderen samenleven met eigen ogen zien. Zo ot voor kort was de opvoedGewoon leven haal je meer naar boven. Hulpverleners Vroeger namen we probleemkinderen schrikken vaak van de omstandigheden ondersteuning in Nederland vaak op in een internaat. Maar dat is gericht op preventie van opvoedwaaronder mensen leven: financiële problemen en omvatte niet meer dan geen oplossing, zegt Hermanns. ‘Door problemen, onveiligheid, ziekte. De wat folders, pedagogische spreekuren ze te isoleren van de buitenwereld, ouders hebben het idee dat ze in een komen ze in een parallelle wereld. en oudercursussen. ‘Maar na het jaar cirkel zitten waar ze niet uitkomen. Je Op het internaat zijn ze vaak rustig, 2000 veranderde het karakter van de moet je als hulpverlener dus richten maar zodra ze deelnemen aan het opvoedondersteuning ingrijpend’, op veel meer problemen dan alleen echte leven ontstaan opnieuw zegt Jo Hermanns, hoogleraar de opvoeding. Als je dan een zorgproblemen. Ook verandert hun opvoedondersteuning aan de UvA. plan maakt, is zeker de helft van de zelfbeeld. Als je hen behandelt als ‘We keken daarbij steeds meer naar activiteiten gericht op het verbeteren een kind met problemen, zien zij de onderlinge verhoudingen tussen van de omstandigheden. De bedoezichzelf ook als iemand waar iets mee ling is dat ouders zo weer grip krijgen kinderen, (pleeg)ouders, leerkrachten is. Ook ouders zetten het opvoeden en dergelijke.’ ‘Deze insteek staat op het eigen leven en dus ook op de op een laag pitje. We doorbreken haaks op of is aanvullend aan de opvoeding.’ Maar hoe krijg je ouders dat met opvoedondersteuning, benadering van de jeugdzorg, stelt in beweging? ‘Wij maken veel gebruik waarbij we (pleeg)ouders en kind hij. ‘De zorgsector kijkt vooral naar van de Goal Attainment methode. intensief coachen.’ De inzet daarbij de problemen van het kind. En Hierbij werkt de hulpverlener samen daarna pas hoe ouders, pleeggezin of is het herstel van het gewone leven. met het gezin aan een aantal doelen. leerkrachten hiermee moeten omgaan. Hermanns: ‘Hoe moeilijk dat ook is. De gezinsleden geven aan wat zij graag Maar je kunt beter investeren in een De klassieke jeugdzorginstellingen willen veranderen. Dat hoeft dus niet te moeilijk, maar echt leven in plaats van zijn wat jij als hulpverlener het meest waren vooral kindgericht, terwijl je te richten op de juiste behandeling belangrijk vindt. Maar daardoor voelt ons richten op de context van de van specifieke problemen.’ opvoedproblemen.’ het gezin zich meer gehoord. De ervaVoorwaarde is wel dat de veiligheid De nieuwe benadering komt volgens ring leert dat 90 procent van de gezinvan het kind is gewaarborgd. Maar Hermanns voort uit veranderde nen in staat is om zo’n plan te maken.’ verder kan je opvoedondersteuning inzichten over opvoeden. ‘Wij zien Zorg en ondersteuning groeien steeds volgens Hermanns gebruiken voor opvoeden als iets systemisch, waarbij meer naar elkaar toe, constateert Herongeveer alles wat fout kan lopen bij manns. ‘Je ziet dat nu bij de opzet van zowel (pleeg)ouder als kind een rol de opvoeding. ‘Jeugdzorg zei vroeger de Centra voor Jeugd en Gezin. Daar vervullen. In die visie is het niet vaak: opvoedondersteuning kun je effectief om bij problemen het kind werken allerlei organisaties samen. Dat niet in alle gevallen inzetten. Dat is weg te halen uit zijn omgeving. Je is heel goed, want zo krijg je steeds waar. Bij een heel klein percentage moet juist daar ingrijpen waar het meer handen aan de bel en kan je probleemkinderen, bijvoorbeeld bij opvoeden plaats vindt. sneller en beter hulp geven.’ ernstig gedragsgestoorde kinderen die Onderzoek steunt deze visie. Daaruit Jo Hermanns: ‘Je kunt beter investeren een risico voor anderen en zichzelf blijkt dat interventies effectief zijn in een moeilijk, maar echt leven in plaats als we deze samen met (pleeg)ouders, vormen, kan dit niet. Dat is triest, van je te richten op de juiste behandeling maar voor deze kinderen is een kinderen, vrienden, familie en school van specifieke problemen.’ beschermde woonomgeving beter.’ uitvoeren.’
5
F oto : sak e r ij pk ema
T
opvoedondersteuning Opvoedondersteuning in de Stadsregio Amsterdam
Van Triple P tot STOP De instellingen voor jeugdzorg, kinder- en jeugdpsychiatrie en hulp aan licht verstandelijk beperkte kinderen bieden een breed aanbod voor opvoedondersteuning. Hier een overzicht.
Altra
Positief Opvoeden Triple P: • Informatie & Advies (niveau 2/3). • Cursus positief opvoeden. • Individuele ondersteuning (niveau 4 individueel).
Altra Schoolmaatschappelijk werk Een school schakelt de schoolmaatschappelijk werkers in als een kind gedragsproblemen in de klas heeft, er in een gezin duidelijk opvoedingsproblemen bestaan, bij plotseling verslechterde leerprestaties of bij problemen tussen ouders en school. Meer informatie: www.altra.nl of 020 – 555 8 333.
leiden naar andere hulp of het coördineren van de hulp.
Jeugdhulp thuis Hulp in de thuissituatie voor gezinnen met jeugdigen van 0 tot 18 jaar. De hulp is gericht op de opvoeding, de dagelijkse routine in huis, de communicatie en de omgang met elkaar, praktische zaken en de ondersteuning van het sociale netwerk.
Triple P
PCIT is een ambulante behandeling voor ouders met kinderen tussen de 2-7 jaar met externaliserend probleemgedrag. En voor ouders met opvoedingsverlegenheid waarbij dreigende mishandeling en/of verwaarlozing spelen. (Zie ook blz. 7) Meer informatie: www.debascule.com, 020 – 890 19 01 of
[email protected]
Spirit
Gezinscoaching Een coach ondersteunt gezinnen met meerdere problemen. Hij stelt orde op zaken en neemt de regie in het bege-
Ouderbegeleiding Een mentor begeleidt thuis ouders die een kind hebben op een van de dagbehandelinggroepen van OC Middelveld. De mentor vergroot de opvoedingsvaardigheden en werkt aan gedragsverandering bij het kind thuis.
Spirit biedt gezinnen met Triple P, niveau 4 en 5 informatie, tips en hulp bij dagelijkse opvoedvragen.
Meer informatie: www.legerdesheilsgoodwillcentra.nl
Voorwaardelijke Interventie in Gezinnen
MEE Amstel en Zaan
VIG is niet-vrijwillige hulp voor gezinDe Bascule nen bij wie verschillende hulpvormen PMTO (Parent Management geen resultaat hadden. Of gezinnen Training Oregon model) waar de hulpverlening geen ingang PMTO is een ambulante evidence krijgt en er ernstige zorgen zijn over based behandeling voor ouders van de veiligheid van de kinderen. De VIGkinderen van 4-12 jaar met ernstige coach neemt tijdelijk de regie over bij externaliserende gedragsproblemen. meerdere problemen zoals schulden, Ouders leren effectieve opvoedingseen verwaarloosde huishouding en vaardigheden waardoor hun regie in de schoolverzuim. De coach leert ouders opvoeding toeneemt en zij het gedrag de verantwoordelijkheid voor de opvan hun kind beter kunnen sturen. voeding weer op zich te nemen.
PCIT (Parent Child Interaction Therapy)
hierbij is sprake van een Dwang- en Drang-maatregel. Ouders moeten de hulp accepteren om een uit huis plaatsing te voorkomen.
Meer informatie: www.spirit.nl
OC Middelveld 10 voor Toekomst
Team 10 voor Toekomst Amsterdam biedt Orthopedagogische Gezinsbegeleiding aan Multiprobleemgezinnen met kinderen met een licht verstandelijke beperking en/of een psychiatrische stoornis. Een gezinscoach biedt thuis hulp op tien levensgebieden, zoals financiën, opvoeding en woonvaardigheden. Doel is een stabiele en veilige thuissituatie.
Stabiel Amsterdam Stabiel Amsterdam is in grondlijnen hetzelfde als 10 voor Toekomst, maar
MEE biedt individuele opvoedingsondersteuning. Ook biedt zij cursussen, waarbij ‘positief opvoeden’ uitgangspunt is. • Triple P en Stepping Stones. Ouders die moeilijk leren of een verstandelijke beperking hebben, kunnen Triple P volgen. Voor ouders van kinderen met een verstandelijke of lichamelijke beperking is er de variant Stepping Stones. (Zie achterpagina) • Omgaan met een moeilijk lerende puber. • Oudercursus Autisme. • Communiceren met een kind met Zo biedt MOC ’t Kabouterhuis: een taalontwikkelingsstoornis. • ambulante gezinsbehandeling voor (Hanencursus). (Zie blz 8) gezinnen met kinderen van 0 t/m 7 MEE heeft verder oudercontactgroepen jaar; en ouderbijeenkomsten, waarbij het • hulp voor gezinnen met een huilcontact en uitwisselen van ervaring baby; centraal staan. • Pedagogische Gezinsbegeleiding (PG) voor gezinnen met kinderen Meer informatie: www.meeaz.nl van 0 t/m 7 jaar; of 020 – 512 72 72. • STOP 4-7; • positief opvoeden.
MOC ‘t Kabouterhuis
Opvoedondersteuning zit verweven in veel programma’s van MOC ’t Kabouterhuis. Orthopedagogisch medewerkers werken in de thuissituatie aan verschillende opvoedvaardigheden.
opvoeden en opgroeien in de stadsregio Amsterdam. SO&T ondersteunt en stimuleert met intervisie beroepskrachten in hun persoonlijke ontwikkeling binnen hun werk. SO&T verzorgt trainingen gericht op gespreksvaardigheid, motivatie, signalering en toeleiden. SO&T richt zich op jongeren met competentie- en weerbaarheidstrainingen gericht op faalangstreductie, pesten en seksuele weerbaarheid.
Meer informatie: www.kabouterhuis.nl
Stichting SO&T
Meer informatie: www.kwaliteitinopvoeden.nl of 020 – 561 10 70
SO&T is het expertisecentrum voor
Door: florence to n k
Het succes van Triple P Positief Opvoeden Je ontkomt er niet aan. Triple P maakte in korte tijd een enorme opmars. De posters en krantjes van het programma voor “Positief Opvoeden” zijn alom aanwezig. Maar wat is Triple P en wat is het geheim van het succes?
T
riple P staat voor “Positive Parenting Program”, een opvoedkundige methodiek die van oorsprong uit Australië komt. Vanwege het succes en de meetbare resultaten die ouders en hulpverleners met Triple P boeken, krijgt de methode in de hele wereld navolging. Zo ook in de stadsregio Amsterdam waar het de naam “Positief Opvoeden, Triple P” kreeg en inmiddels duizend beroepskrachten zijn getraind in de methodiek.
Eveline Koks is Lokaal Projectleider Positief Opvoeden bij de Stichting SO&T: ‘Op dit moment werkt de hele stadsregio Amsterdam met Positief Opvoeden. Het werkt geweldig om met zo veel beroepskrachten op dezelfde manier, vanuit dezelfde visie, effectieve opvoedingsondersteuning te geven.’
Vijf niveaus
Positief Opvoeden, Triple P werkt met vijf verschillende niveaus van opvoedondersteuning. Niveau een tot en met drie is gericht op geïnteresseerde ouders of ouders wiens kind een mild gedragsprobleem heeft. Deze gratis ondersteuning, gefinancierd door de gemeente, varieert van schriftelijke informatie tot oudercursussen of kortdurende persoonlijke adviesgesprekken. Op niveaus vier en vijf zijn de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie
6
en de instellingen voor licht verstandelijk beperkten betrokken en gaat het om ernstige gedragsproblematiek en gezinsinterventie. Eveline Koks: ‘Naast de vijf niveaus zijn er specifieke modules zoals “Triple P Wegwijzer”. Dit is een aanbod voor ouders die negatieve gedachtes hebben over het gedrag van het kind en zelf moeite hebben met woedebeheersing. “Stepping Stones” is een ander aanbod gericht op ouders van kinderen met een beperking.’
Wetenschap
Vanaf niveau drie wordt de effectiviteit van de interventie gemeten met wetenschappelijke vragenlijsten die de ouders invullen. Deze zogenaamde “evidence-based” aanpak is niet alleen prettig voor onderzoekers en beleidsmakers. Koks: ‘De resultaten geven
ouders inzicht in hun eigen gedrag, laat hen zien hoe hun vaardigheiden zijn verbeterd en wat er is verbeterd in het gedrag van het kind.’ Een ander voordeel van Positief Opvoeden is dat iedereen, van de peuterspeelzaalleidster en schoolmaatschappelijk werker tot de hulpverlener uit de jeugdzorg, vanuit dezelfde pedagogische visie werkt. ‘Dat is prettig voor ouders maar ook voor beroepskrachten, juist waar het gaat om samenwerking en doorverwijzen’, zegt Koks. ‘In de stadsregio kunnen ouders nu zonder indicatie doorstromen van niveau drie naar niveau vier, dit is uniek in Nederland.’ Meer informatie: www.positiefopvoeden. nl/beroepskrachten Op de agenda van www.positiefopvoeden.nl kunnen ouders worden aangemeld voor cursussen.
opvoedondersteuning Door: Elizabeth Stilm a
‘Voorspelbaarheid is sleutel tot succes’ ‘Al vergaat de hele wereld. Wij drinken om vier uur thee!’ Esther Bontekoe, behandelcoördinator naschoolse dagbehandeling van Lijn5, benadrukt het belang van structuur voor de kinderen die zestig weken lang, vijf keer per week hun opwachting maken bij de naschoolse dagbehandeling van Lijn5. Voorspelbaarheid is volgens haar de sleutel tot een succesvolle afloop.
A
an de muur hangen tig lijstjes. Er zijn individuele lijstjes met taken en algemene lijstjes waarop het verloop van de dag is te zien. Niks wordt aan het toeval overgelaten bij de naschoolse dagbehandeling, met groepen voor zes- tot twaalfjarigen en voor twaalf- tot zestienjarigen met een licht verstandelijke beperking.
Kind
Instanties, scholen en ouders melden kinderen bij Lijn5 omdat ze fikse gedragsproblemen vertonen. Als het kind er vrijwillig voor kiest om mee te doen aan het traject wordt hij elke dag van drie tot zeven verwacht. Het programma bestaat uit twee delen: een waarin het kind wordt behandeld en een deel waarin de ouders worden getraind. Bontekoe: ‘Na een eerste kennismakingsgesprek maken we afspraken met het kind en de ouders.
We leggen werkpunten neer voor het kind. Dat kunnen hele basale dingen zijn, zoals luisteren of opruimen. Na tien weken starten we met een specifiek behandelplan, waarin we dieper ingaan op het probleemgedrag, zoals het benoemen van emoties of de omgang met anderen.’
Ouders
De groepsleider gaat drie weken nadat het kind bij de naschoolse is gestart bij de ouders langs. Daar wordt de “child behaviour checklist” doorgenomen en komt de dagelijkse routine aan bod. ‘We vragen de ouders hoe zij het gedrag van hun kind ervaren. Waar ze problemen tegenkomen, bijvoorbeeld bij het opstaan of de maaltijden. Als we alles in kaart hebben gebracht, beginnen we met de basiscursus om ouders opvoedingstechnieken aan te leren.’
Herkenning
De vaardigheden zijn dezelfde als die op de dagbehandeling worden gebruikt, zoals leuke dingen tegen het kind zeggen, het prijzen of zinvol straffen. ‘Redelijk wat ouders van deze kinderen zijn ook licht verstandelijk beperkt. Om de technieken goed te kunnen trainen, werken we met een stappenplan, een dvd en een oefenformulier. In het tweede deel van de training gaan we aan de slag met specifieke vragen over de opvoeding en het gedrag van het kind in de thuissituatie. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de kinderen herkennen dat hun ouders dezelfde opvoedingstechnieken hanteren als de groepsleiding op de dagbehandeling.’
gereedschap in handen waarmee ze verder kunnen. We krijgen veel positieve reacties van instanties en van ouders. Een van die positieve reacties kwam van de moeder van Achmed. ‘Achmed kon het gezag van zijn moeder, een alleenstaande Marokkaanse vrouw, niet accepteren. Ook had hij moeite met het gezag van docenten. Hij deed waar hij zelf zin in had. Door de oudertraining leerde zij positieve dingen zeggen tegen Achmed, die door de onverwachte positieve aandacht een hele omslag doormaakte. De moeder van Achmed vertelde me dat ze een totaal ander kind had teruggekregen. Dat is waar je het voor doet.’
Resultaat
Bontekoe: ‘Door ouders en het kind intensief te behandelen geef je hen
Meer informatie: www.ln5.nl
Door: evelie n hoe kst ra
Coachen met een oormicrofoon De Parent-Child Interaction Therapy (PCIT) van De Bascule ondersteunt ouders van jonge kinderen met ernstige gedragsproblemen. vervolgt Coelman. ‘Dat is de “Ouder Ouders leren tijdens dit behandelprogramma opvoedingsvaardigheden, waardoor de problemen bij het kind significant afnemen. Het Gerichte Actie”. Het kind moet leren luisteren naar een opdracht. Een bijzondere van het programma is dat een psycholoog de ouders coacht met een oormicrofoontje.
F
rederique Coelman van De Bascule geeft al sinds 2007 deze ouderkind psychotherapie aan gezinnen. Zij is als klinisch psycholoog en psychotherapeut enthousiast over de evidence-based methode die is ontwikkeld aan de Universiteit van Florida. ‘De resultaten van deze behandeling zijn goed. Zowel de ouders als het kind vinden de therapie
leuk. We leren ouders vaardigheden aan, die ze niet meer verleren, waardoor de gedragsproblemen bij het kind verminderen en de kwaliteit van de ouder-kind-relatie verbetert.’
Twee fases
De therapie bestaat uit twee fases. In de eerste fase werkt het PCIT aan een positieve relatie tussen ouder en
kind. Het doorbreken van de negatieve cirkel dat het kind niet luistert, boos wordt, slaat of wegloopt is namelijk een voorwaarde om het kind te leren luisteren. Tijdens deze fase, de “Kind Gerichte Interactie”, traint een psycholoog de ouders en het kind in een spelkamer. Het kind mag bepalen waarmee het speelt. Terwijl de ouder en het kind spelen, coacht
de psycholoog vanachter een “oneway-screen” de ouder direct via een oormicrofoontje. De ouder leert op die manier het gedrag van het kind te benoemen, het kind na te zeggen en gerichte complimenten te geven.
Leren luisteren
‘Als de ouders die vaardigheden beheersen, starten we de tweede fase’,
voorbeeld hiervan is: “Geef mij het rode blokje.” Als het kind dat niet doet, volgt er een stappenplan waarbij het kind drie minuten op een aparte stoel moet zitten totdat het kind uiteindelijk luistert en daarvoor een compliment krijgt. Op deze manier leren ouders stap voor stap hun kind te laten gehoorzamen, waardoor de ouder-kind-interactie verbetert en de ouders zelf ook vertrouwen krijgen in hun handelen.’
Supermarkt
Tenslotte oefent De Bascule ook met de ouders en het kind in een openbare ruimte. ‘We gaan dan bijvoorbeeld naar de supermarkt of hier naar het AMC. Als het kind naast de ouder moet blijven lopen en niet luistert, moet het bij wijze van time-out bijvoorbeeld even op een sjaal gaan zitten. Als het gezin ook deze situatie onder de knie heeft en het is gelukt om huisregels in te stellen dan ronden we de interventie af.’
F oto : SAK E R IJPK EM A
Voor de PCIT kunt u kinderen aanmelden tussen de 2 en 7 jaar met ADHD, oppositioneel opstandig gedrag of een gedragsstoornis in engere zin. PCIT is effectief in het voorkomen en behandelen van kindermishandeling en verwaarlozing. De therapie duurt tussen de 9 en 20 weken, afhankelijk van het niveau van de vaardigheden van de ouders.
Frederique Coelman: ‘Zowel de ouders als het kind vinden de therapie leuk.’
7
Meer informatie: 020 - 8901901 of
[email protected] of
[email protected]
opvoedondersteuning D oor: Ma rtin Gerritse n
Sandra Klaassen, consulent jeugd MEE
’Een beperking is geen excuus om niet op te voeden’ Kleine stapjes, directe beloningen. Dat zijn twee van de aanpassingen waarmee Triple P ook bruikbaar is voor kinderen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Stepping Stones heet deze aangepaste versie. Sandra Klaassen: ‘Deze kinderen kunnen meer dan je denkt.’
Foto: SAKE RI JPKEMA
‘D
Wendy van Andel, moeder van Jesse (7) en Giulietta (12) Door: MARTIN GE RR I TSEN
’Echt, het werkt’ ‘Iedereen die Jesse ziet, zegt dat hij zo lief is. En dat is hij natuurlijk ook. Maar ze zien alleen de buitenkant, ze zien een schatje die graag knuffelt. Maar, o wee als hij boos is, als hij zijn zin niet krijgt. Dan is hij moeilijk. Dan zit ik met een boos en hysterisch kind. Dat koppige is ook een typisch trekje van kinderen met het syndroom van Down. En daar moet ik mee leren omgaan. Ik kan niet alles afschuiven op zijn handicap. Ik kwam al bij MEE Amstel en Zaan, want artsen weten weliswaar van alles op medisch gebied van Down, maar Jesse heeft ook een karakter waarmee ik het moet doen. En dat is soms erg lastig. Vandaar dat MEE adviseerde om Stepping Stones te volgen. Op het moment zit ik in de tweede week van Stepping Stones en er zijn in totaal tien bijeenkomsten. We zijn nu bezig om bewust te worden van het gedrag en de patronen die daarbij spelen. Waarom reageer je op een bepaalde manier? Is dat misschien uit gewoonte? En beloon je daarmee misschien gedrag dat je niet wenst? Daar leer je heel veel van. Als Jesse iets doet wat niet
mag, moet hij op een stoeltje zitten. Daarover ging ik vroeger in discussie. Ga toch maar even zitten. Maar daarmee geef je hem de aandacht die hij juist wil. Sandra (Klaassen van MEE – red.) vertelde dat je hem één keer, maar dan met duidelijke stem moet zeggen dat hij iets doet wat niet mag en dat hij op zijn stoeltje moet zitten. Ik geef nu aan dat hij fout is, ik zeg wat hij fout heeft gedaan en dat hij op zijn stoeltje moet zitten. Zonder ruimte voor discussie te geven. Ik deed dat en, echt, het werkt. We zijn nu bezig met gedragsschema’s. Sommige zijn op Jesse van toepassing, andere niet. Wat ligt aan mij, wat aan het kind? Wat is genetisch bepaald en wat niet? Weet je, eigenlijk zou iedere ouder dit boek moeten lezen. (Wendy laat het werkboek van Triple P/ Stepping Stones zien – red.) Er staat zo veel in waar je wat aan hebt. Sandra en ik werken nu aan een manier om een einde te maken aan gedrag dat we absoluut niet willen, zoals dat Jesse gaat schoppen en slaan als hij boos is. En met dit boek gaat dat zeker lukken.’
8
e methodiek is hetzelfde’, zegt Klaassen. ‘Stepping Stones gaat uit van dezelfde vijf basisprincipes van Triple P, maar heeft er wel twee aan toegevoegd. Je leert aanvaarden dat het kind een beperking heeft en daarnaast dat het kind onderdeel uitmaakt van de gewone samenleving. Dat betekent dus dat je leert om met het kind gewone dingen te doen.’ Klaassen is van huis uit pedagogisch hulpverlener: ‘Een paar jaar geleden kreeg ik mijn accreditatie voor niveau 4 van Triple P. Vervolgens was ik een van de veertig mensen die meedeed aan de pilot van Stepping Stones.’ Die aanpassing van Triple P kwam om twee redenen. Ten eerste missen ouders van kinderen met een beperking een referentiekader. Opvoeden leer je namelijk ook door om je heen te kijken en deze ouders hebben nu eenmaal minder ouders met kinderen met een beperking in hun omgeving. Ten tweede vraagt de opvoeding van een kind met een beperking meer dan gemiddelde vaardigheden. Ouders moeten zich verdiepen in de achtergronden van de beperking en achterhalen hoe zij het beste met hun kind kunnen omgaan. ‘Daarmee geef je de ouders ook handvatten om in het gezin over de beperking te praten’, zegt Klaassen. ‘Dat is heel belangrijk voor zusjes en broertjes. Zij moeten ook leren omgaan met de beperking.’
Tafel afruimen
‘Je ziet dat ouders kinderen vaak benaderen vanuit hun beperking’, vertelt Klaassen. ‘Ze laten hun kind bijvoorbeeld de tafel niet afruimen omdat het de borden laat vallen. Toch kun je deze kinderen wel degelijk laten helpen. Je laat ze dan niet direct een stapel borden naar de keuken brengen, maar bijvoorbeeld een kopje. Zo kun je ze in kleine stapjes veel leren.’ ‘We leren vaardigheden ook achterstevoren aan’, vervolgt Klaassen. ‘Neem het aantrekken van een jas. Dat is een ingewikkelde handeling; eerst de arm door de ene mouw, dan door de andere mouw, vervolgens de jas bij elkaar trekken, de rits in elkaar doen en ten slotte de rits omhoog trekken. Wij leren het kind niet als eerste om de arm door de mouw te doen, maar de rits omhoog te trekken. Het kind wordt dan namelijk direct beloond voor zijn handeling. Na het omhoog trekken van de rits heeft hij namelijk de jas aan. Dat is vaak al een hele overwinning.’
Pictogrammen
Stepping Stones bestaat uit tien sessies. Klaassen: ‘Als ouders al voldoende opvoedingsvaardigheden in huis hebben, kan het vaak sneller. Bij anderen vraagt het wat meer, zoals ouders die zelf ook een verstandelijke beperking hebben. Bij hen maak je meer gebruik van tekeningen en pictogrammen om iets uit te leggen. Verder bied je de informatie in kleinere stukjes en herhaal je informatie wat vaker.’ Voor alle ouders geldt dat Klaassen ze helpt het gedrag van hun kind te observeren. ‘Ouders belonen namelijk vaak onbedoeld’, legt ze uit. ‘Ze hebben de neiging zaken uit te blijven leggen omdat ze ervan uitgaan dat het kind het niet begrijpt. Maar als je het kind goed observeert, merk je soms dat het kind wel degelijk begrijpt dat het iets doet wat niet mag. Ook kinderen met een beperking kunnen je voor de gek houden. En het is absoluut niet zielig een kind met een beperking aan te spreken als het iets niet goed doet. Een beperking is geen excuus om niet op te voeden.’
Meer informatie: www.meeaz.nl of 020 – 512 72 72.