De drie vensters van Dicht-er-bij Inspirerende voorbeelden voor een nieuwe werkwijze voor de start- en vervolgfasen van interventies maatschappelijk werk
Concept 15 maart Anita Roodenburg, Kees Penninx
1
Inhoud Inhoud Inleiding..............................................................................................................................................3 1. Het 8 fasenmodel ............................................................................................................................7 2. Van klacht naar kracht ....................................................................................................................9 3. Zelf- en belangenorganisaties........................................................................................................ 16 4. Preventieve ondersteuning van mantelzorgers (POM)................................................................... 18 5. Moeder- en vader centra .............................................................................................................. 20 6. Bind- kracht in armoede ................................................................................................................ 21 7. Buurtgerichte sociale activering .................................................................................................... 26 8. Eropaf! 2.0 . .................................................................................................................................. 28 9. Kwartiermaken ............................................................................................................................. 32 10. Schakelteams (wijkteams of wijkserviceteams) ........................................................................... 34 11. WMO project De Kanteling van de VNG ...................................................................................... 36 12. Outreachend team (OT) MD Alexander Rotterdam ...................................................................... 42 13. WIJ Eindhoven ............................................................................................................................ 49 14. Krachtteams ................................................................................................................................ 53 15. Wijkcontactvrouwen Haarlem ..................................................................................................... 55 16. FACT(functie Assertive Community Treatment) ........................................................................... 57
2
Inleiding
De drie vensters van Dicht-er-bij Inspirerende voorbeelden voor een nieuwe werkwijze voor de start- en vervolgfasen van interventies maatschappelijk werk Onze speurtocht in databases en in het netwerk heeft 16 inspirerende praktijkvoorbeelden voor Dicht-er-bij opgeleverd. Naar volledigheid is niet gestreefd al was het alleen maar omdat er nog voortdurend nieuwe veelbelovende praktijken bij komen. Maatschappelijk werkers en instellingen kunnen dit basisbestand gebruiken voor het samenstellen van een eigen cumulatief overzicht van inspiratiebronnen, dat zij up to date houden met behulp van vakliteratuur, werkbezoek, bijwonen van expert meetings, conferenties, enzovoort. Drie vensters op de praktijk van maatschappelijk werk Bij de selectie van voorbeelden hebben we door drie ‘vensters’ gekeken en gefilterd. Elk venster bevat een specifiek oriëntatiekader, een invalshoek die we bij Dicht-er-bij belangrijk vinden. Vanuit deze oriëntatiekaders of invalshoeken kun je naar de betreffende praktijkvoorbeelden kijken en aangeven waarom het – gezien door het betreffende venster - een goed voorbeeld is. Dit doen we in de praktijkbeschrijvingen zelf. Nu eerst een toelichting op de drie vensters:
Venster 1: Empowerment: dit is het belangrijkste oriëntatiekader voor Dicht-er-bij; Venster 2: De bakens Welzijn Nieuwe Stijl: bruikbare inhoudelijke richtlijnen om empowerment nadere invulling te geven in het kader van de Wmo; Venster 3: Het cyclisch werkproces van Dicht-er-bij: aandachtspunten voor de aanpak in de startfase van concrete hulpverleningstrajecten.
Venster1: Empowerment Empowerment betekent in het maatschappelijk werk mensen aanspreken op hun eigen kracht (Van Regenmortel, 2008). Dat houdt niet in dat het maatschappelijk werk zich beperkt tot vormen van individuele hulpverlening en ondersteuning. Empowerment moet gestalte krijgen op drie niveaus:
op individueel niveau: het bevorderen van eigen regie, het aanspreken van eigen kwaliteiten, het ontwikkelen van vaardigheden, het doen groeien van zelfbewustzijn en zelfvertrouwen, maatschappelijke participatie stimuleren. Bij Dicht-er-bij onderbouwen we dit niveau met theorieën over copingstrategieën (zie elders in het materiaal). op collectief niveau: het aanwenden van krachtbronnen in de eigen omgeving (sociale steun van familie, vrienden of buren, religieuze of spirituele bronnen) en het bevorderen van zelforganisatie en zelfhulp in de sfeer van lotgenoten, zelfhulpgroepen van patiënten- en cliënten. Hier helpen theorieën op het gebied van sociale steun en netwerken bij een verdere verdieping (zie…) op politiek-maatschappelijk niveau: het vergroten van macht om veranderingen door te voeren die breder reiken dan het eigen leven, zoals het veranderen van vooroordelen via lokale campagnes, betere toegankelijkheid - fysiek en sociaal - van (buurt)voorzieningen (design for all) en het beïnvloeden van wet- en regelgeving. De theoretische onderleggers vinden we hier bij theorieën op het gebied van sociale actie en verandermanagement. 3
Deze drie niveaus van empowerment staan niet los van elkaar; ze zijn verweven. Men kan immers werken aan empowerment van kwetsbare mensen, maar als deze mensen zich bevinden in omgevingen (families, netwerken, buurten) die ontoegankelijk zijn, die stigmatiseren en uitsluiten, dan is het effect gering. Dat betekent dat ook in de omgeving iets moet veranderen en dat op diverse niveaus verbindingen worden gelegd. Verbindingen tussen formele en met informele zorg, tussen individuele voorzieningen en collectieve arrangementen, tussen fysiek en sociaal, tussen individuele vraagsturing (cliëntondersteuning en pgb) en collectieve patiënten- en consumentenmacht. Aldus wordt de stem van de cliënt versterkt, wordt participatieruimte gecreëerd en wordt bescherming geboden in de directe nabijheid van mensen die kwetsbaar zijn.
Venster 2: de bakens van Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) Het tweede venster waardoor we kijken naar de goede voorbeelden is Welzijn Nieuwe Stijl. Het programma ‘Welzijn nieuwe stijl’ van het ministerie van VWS stimuleert professionele vernieuwing die vijf jaar geleden met de komst van de Wmo is ingezet. Maatschappelijk werkers en andere welzijnswerkers moeten gaan werken aan de hand van de acht bakens van WNS. We noemen ze hier kort; elders in het materiaal worden ze uitvoeriger behandeld: Baken 1: Gericht op de vraag achter de vraag Vraaggericht werken is geen kwestie van ‘u vraagt en wij draaien’. Bijna altijd is de vraag van burgers in eerste instantie een vraag naar het bekende aanbod. Maar met een hulp bij het huishouden zijn de eenzaamheidsproblemen niet op te lossen. Het is nodig om breder te kijken naar de mensen die om ondersteuning vragen: breder kijken om problemen bij mensen écht op te lossen. Baken 2: Gebaseerd op de eigen kracht van de burger Als de vraag van de burger eenmaal helder is, moet de vraag beantwoord worden wie wat doet. Wat kunnen de burgers zelf, of met hulp uit de directe sociale omgeving doen? Wat kan de rol zijn van de sociale verbanden in de wijk of buurt? Hoe kunnen vrijwilligers worden ingezet? Wat kunnen buren, en familieleden betekenen? Met andere woorden: wat doen de professionals en wat doen de burgers? Maar ook, wat kan de professional doen om de zelfredzaamheid van de burger (in en met zijn eigen omgeving) te versterken? Baken 3: Direct er op af Er zijn mensen die ondersteuning claimen en er zijn mensen die zorg mijden. Het gaat bij de zogenoemde zorgmijders om mensen die niet om ondersteuning durven of willen vragen, terwijl ze al langer vereenzamen, zich verwaarlozen, met onoplosbare schulden kampen, of verslavingsgedrag vertonen. Deze burgers weten de weg niet te vinden naar ondersteuning. Ze zijn op basis van eerdere ervaringen teleurgesteld in de hulpverlening, of vastgelopen in de bureaucratie. Deze mensen worden niet bereikt door ze op te roepen om op kantoor te verschijnen ten einde daar een goed gesprek te voeren. Daar moet de professional op af, en het liefst zo snel mogelijk, om erger te voorkomen. Baken 4: Formeel en informeel in optimale verhouding In Welzijn Nieuwe Stijl wordt gezocht naar de optimale verhouding tussen wat burger (onderling) zelf kunnen en wat professionals moeten. Het past bij Welzijn Nieuwe Stijl dat de professional zich terughoudend opstelt. Zijn of haar kracht ligt er juist in om samen met burgers te bezien op welke wijze de burgers zelf de problemen of klachten kunnen oplossen. Het probleemoplossend vermogen, zowel van individuen als groepen moet geactiveerd worden. Het voorkomt daarnaast structurele afhankelijkheid van de professional. 4
Baken 5: Doordachte balans van collectief en individueel De verzorgingsstaat is doorgeschoten met individuele oplossingen voor problemen van burgers. Het ontwikkelen van meer collectieve aanpakken is onvermijdelijk. De sector die hier vanouds de meeste ervaring mee heeft is de welzijnssector. Collectieve aanpakken zijn niet alleen goedkoper, maar bieden ook vaak een betere oplossing. Toch gaat het er niet om dat professionals ten allen tijde automatisch voor collectieve oplossingen kiezen. Gespreksvoering in de spreekkamer, maar ook individueel gerichte on line hulpverlening, blijven deel uitmaken van het professionele palet. Het gaat om het vinden van de juiste balans tegen de achtergrond van het probleem dat moet worden aangepakt. Baken 6: Integraal werken De vraag centraal stellen vraagt om een integrale en samenhangende aanpak van professionals. De burgers die bij het maatschappelijk werk aankloppen, hebben meestal problemen die niet door één instelling of één voorziening kunnen worden opgelost. Het gaat vaak om meerdere problemen tegelijk. Problemen die met elkaar samenhangen en dus ook in samenhang moeten worden aangepakt. Op cliëntniveau moeten de aanbieders van ondersteuning zelf de verantwoordelijkheid voor ketenregie oppakken. Baken 7: Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht Welzijn Nieuwe Stijl is niet vrijblijvend. Waar organisaties ondersteuning bieden aan burgers, worden concrete afspraken gemaakt over de vraag op welke ondersteuning van professionals en vrijwilligers men kan rekenen, wat daarbij de eigen inzet is (met en in de eigen omgeving) en naar welke resultaten wordt toegewerkt. De doelen in een ondersteuningstraject moeten voor de cliënt duidelijk, concreet en haalbaar zijn en zij moeten niet alleen perspectief bieden op de langere termijn, maar zich ook richten op praktische, snelle resultaten. Er moet sprake zijn van een gezonde mix van korte en lange termijn. Baken 8: Gebaseerd op ruimte voor de professional Centraal thema in Welzijn Nieuwe Stijl is de relatie tussen de burger en zijn netwerk enerzijds en de welzijnsprofessional anderzijds. Niet alleen de regels van de organisatie of de wensen van de gemeente zijn bepalend, maar ook de professionele bagage van de beroepskracht. Deze moet voldoende aan bod kunnen komen. Daarvoor heeft de professional de ruimte nodig om zelfstandig te handelen op basis van een ruime vrije beslissingsruimte.
Venster 3: het cyclisch werkproces van Dicht-er-bij Tot slot kunnen we ook kijken naar de praktijkvoorbeelden door het venster van het werkmodel dat we speciaal voor Dicht-er-bij hebben ontworpen om te komen tot een eigentijdse visie op (en praktijk voor) de start- en vervolgfasen van maatschappelijk werk. De voorbeelden bevatten leerzame elementen voor het opbouwen van de door ons voorgestelde vierfasencyclus. Het gaat vaak om accentverschillen. Er zijn voorbeelden waarbij één fase van de cyclus er uit springt. En er zijn ook voorbeelden die voor meer dan één fase inspiratie bieden.
Beeldfase: Praktijkvoorbeeld inspireert door de integrale manier waarop de situatie van de cliënt in kaart wordt gebracht. Zoals: niet alleen kijken naar beperkingen, ook naar kracht. Niet alleen individu, ook omgeving. Niet één maar meerdere levensgebieden nalopen. Niet alleen zelf informatie inwinnen, maar ook samenwerken met sleutelpersonen en/of organisaties die dat voor jou kunnen doen.
Oplossingsfase: Praktijkvoorbeeld inspireert door de brede kijk op het mogelijke interventierepertoire. Routines worden vermeden. Creativiteit en maatwerk staan voorop. 5
Meerdere disciplines, organisaties en ook de cliënt zelf denken mee over mogelijke interventies en voeren die mede uit.
Planfase: Praktijkvoorbeeld inspireert door de heldere manier van besluitvorming over welke interventies worden gekozen, wie ze begeleidt (en/of coördineert) en wanneer ze uitgevoerd moeten zijn. Dit alles wordt overzichtelijk en begrijpelijk vastgelegd. Actiefase: praktijkvoorbeeld inspireert door de manier waarop de kwaliteit van de uitvoering van de interventies wordt bewaakt, zakelijk, overzichtelijk en met de nodige doorzettingsmacht.
Samenvattend kunnen we met deze drie vensters elk praktijkvoorbeeld in kaart brengen, doorlichten of zo men wil evalueren en beoordelen. Deze methodische ‘topografie’ van Dicht-er-bij voorbeelden ziet er dan als volgt uit:
Methodische topografie goede praktijkvoorbeelden Dicht-er-bij
Empowerment Op welk niveau intervenieert de professional bij het betreffende praktijkvoorbeeld? Waaruit blijkt dat? Individueel Collectief Politiek-maatschappelijk Welzijn nieuwe stijl Welk baken / welke bakens van Welzijn Nieuwe Stijl worden concreet vorm gegeven bij het betreffende praktijkvoorbeeld? Waaruit blijkt dat? Gericht op de vraag achter de vraag Gebaseerd op de eigen kracht van de burger Direct er op af Formeel en informeel in optimale verhouding Doordachte balans van collectief en individueel Integraal werken Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht Gebaseerd op ruimte voor de professional SAPD Werkmodel Voor welke fase van de vierfasencyclus van het Werkmodel Dicht-er-bij bevat het praktijkvoorbeeld leerzame elementen en/of handige instrumenten? Beeldfase Oplossingsfase Planfase Actiefase
6
1. Het 8 fasenmodel Bronvermelding Petra van Leeuwen-den Dekker, Cora Brink, Anne-Marie van Bergen. Visie en uitgangspunten van het 8-fasenmodel. Factsheet. Utrecht: MOVISIE, 2010
Sector Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang Doelgroep Cliënten in de maatschappelijke opvang. Doel Het 8-fasenmodel is een manier voor hulpverleners in de maatschappelijke opvang om planmatig, integraal en krachtgericht en vanuit een positieve grondhouding samen met maatschappelijk kwetsbare cliënten te werken aan behoud of verbetering van de kwaliteit van leven op alle levensdomeinen. Het 8-fasenmodel is de meest gebruikte begeleidingsmethode in de maatschappelijke opvang: naar schatting 75% van alle instellingen maakt er gebruik van. Aanpak Centraal in elke fase staan acht leefgebieden. De leefgebieden zijn gekozen met als belangrijkste criterium dat ze mensgericht moeten zijn en stigma’s doorbreken. Leefgebieden moeten voor iedereen relevant zijn, niet alleen voor cliënten in de maatschappelijke opvang. 1. Huisvesting woonsituatie van de cliënt 2. Financiën financiële situatie van de cliënt en bestedingspatroon 3. Sociaal functioneren relatie tussen de cliënt en zijn omgeving (waaronder zijn gezin, familie, hulpverleners), inclusief zijn maatschappelijk gedrag (relatie met justitie) 4. Psychisch functioneren het 'welbevinden' van de cliënt, inclusief eventueel psychiatrisch ziektebeeld en verslavingsgedrag 5. Zingeving datgene wat de cliënt motiveert om te leven (bijvoorbeeld een levens- of geloofsovertuiging) 6. Lichamelijk functioneren fysieke gesteldheid van de cliënt en zelfzorg 7. Praktisch functioneren huishoudelijke en technische vaardigheden, taalvaardigheden 8. Dagbesteding daginvulling van de cliënt (werk, sociale activering, hobby's, studie, activiteiten). Venster Empowerment Krachtgericht en vanuit een positieve basishouding, empowerment op individueel niveau en in beperkte mate op collectief niveau (zie leefgebied sociaal functioneren). Venster Welzijn nieuwe stijl 7
Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) Het 8 fasenmodel gaat uit van de ‘gezonde’ kant van de leefgebieden. Integraal werken (6) Het feit dat alle leefgebieden bij de begeleiding betrokken worden maakt de aanpak integraal. NB: voor andere doelgroepen kunnen andere leefgebieden belangrijk zijn, bijvoorbeeld opvoeding. Venster SAPD Werkmodel Het 8-fasenmodel is een manier voor hulpverleners in de maatschappelijke opvang om planmatig, integraal en krachtgericht en vanuit een positieve grondhouding samen met maatschappelijk kwetsbare cliënten te werken aan behoud of verbetering van de kwaliteit van leven op alle levensdomeinen. Het meest interessant voor Deb is de analyse van de situatie van de cliënt met behulp van zijn de leefgebieden, daarom brengen we het 8-fasenmodel onder bij Study. De leefgebieden huisvesting, financiën, sociaal functioneren, psychisch functioneren, zingeving, lichamelijk functioneren, praktisch functioneren en dagbesteding worden systematisch in kaart gebracht. Daardoor ontstaat een zeer volledig beeld van situatie van de cliënt. Opmerkingen Filmpje over het 8-fasenmodel. http://www.huiselijkgeweld.nl/interventies/effectieve-interventies/overzicht2/detail?id=830
8
2. Van klacht naar kracht Stichting Samen-wonen Samen-leven Amsterdam: ontwikkeling en ondersteuning van informele zorgnetwerken in diverse arme wijken van Amsterdam, w.o. Bos en Lommer en Slotervaart. Bronvermelding Suzanne Kooij (2011). Van klacht naar kracht. Effectieve werkwijze in arme wijken. Amsterdam, Stichting Samen Wonen-Samen Leven, 2011. http://www.samenwonen-samenleven.nl/ Ontwikkelaar: Hans Krikke, bevlogen, betrokken en effectief. Sector Buurtwerk, maatschappelijk activeringswerk Doelgroep Kwetsbare bewoners in armste wijken van Amsterdam. De “hongerigen, de dorstigen, de vereenzaamden, de vreemdelingen.” Doel Samenwonen-Samenleven zet zich in om de “samenredzaamheid” in kwetsbare wijken te stimuleren. SW-SL is in staat de eigen krachtbronnen en vaardigheden van informele helpers te herkennen, deze te waarderen, te ondersteunen en optimaal te benutten voor bewoners die, om wat voor reden dan ook, in een precaire positie verkeren. De missie van SW-SL is: ‘Helpers’ helpen waar geen hulp is. Wat in 2004 als pilot is gestart, is stap voor stap ontwikkeld tot een effectieve – praktijkbewezen – methodiek waarmee informele zorg en welzijnsnetwerken worden geïnitieerd en ondersteund. Aanpak Voortgekomen uit de Protestantse Diaconie Amsterdam, die vanaf de jaren negentig een brug wilde slaan naar het islamitische deel van de bevolking. Vanuit die gedachte is onder de bezielende leiding van Hans Krikke de methodiek Van klacht naar kracht ontwikkeld en uitgebouwd, eerst in Bos en Lommer, later in Overtoomse Veld (Amsterdam Nieuw-West). De medewerkers van SW-SL zijn door intensief present te zijn in de wijken de dialoog aangegaan met sleutelfiguren van zelforganisaties en religieuze instellingen. Een nieuwe wereld werd zichtbaar: een complexe infrastructuur van informele zorg‐ en dienstverlening, gedragen door honderden onzichtbare mantelzorgers, betrokken buurtbewoners en vrijwilligers vanuit de diverse religieuze stromingen. SW-SL begon deze van elkaar vervreemde groepen buurtbewoners met elkaar in contact te brengen. Vrijwilligersorganisaties, kerken en moskeeën kregen hulp bij het gezamenlijk activiteiten ontplooien vanuit de gedeelde waarde barmhartigheid. Het idee was om het eilandenrijk Bos en Lommer meer onderling te verbinden, opdat er bruggen zouden ontstaan tussen archipels met diverse etnische en religieuze achtergronden. Vanuit dit streven ontwikkelde zich een specifieke werkwijze en werd een proces op gang gebracht van waaruit allerlei initiatieven en projecten zijn ontstaan. Het stimuleren van zelfvertrouwen in arme wijken is belangrijk: het eigen initiatief neemt toe en innovatie wordt gestimuleerd. Andere ingrediënten van de aanpak zijn: Luisteren, lotgenoten bij elkaar brengen, ervaringsdeskundigen activeren en inschakelen, informele zorg versterken en verbinden met formele kaders, bruggen bouwen tussen netwerken, civil society opbouwen, vertrouwenspersonen opleiden (luisterend oor, hulp bij hulpvraagarticulatie). 9
Venster Empowerment Bij van klacht naar kracht is sprake van empowerment op alle niveaus. Individueel door aan te sluiten bij de krachten van individuen middels de ‘activerende presentie benadering’. Collectief door aan te sluiten bij de organisaties en sleutel figuren in de wijk. Politiek maatschappelijk door publicaties. Venster Welzijn nieuwe stijl Gericht op de vraag achter de vraag (1) Van Klacht naar kracht gaat er vanuit dat mensen niet gelijk over al hun problemen praten en neemt de ruimte om hier geleidelijk aan te werken. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) Uitgangspunt is de aansluiting bij de krachten van mensen. Direct er op af Aansluiting zoeken bij de meest kwetsbare mensen, investeren in contactklegging met individuen en zelforganisaties. Formeel en informeel in optimale verhouding (4) Van Klacht naar kracht gaat uit van de informele krachten en structuren in wijken. Belangrijk vinden ze het dat professionele organisaties hierbij aansluiten en de krachten versterken. Doordachte balans van individueel en collectief (5) Het is samenlevingsopbouw met als doel hulpverlening voor en door bewoners. De geholpene wordt helper. De helper wordt ‘samenroeper’ die mensen bijeen brengt om ervaringen uit te wisselen en elkaar sterker te maken. Samenredzaamheid. Een voorbeeld: de bindingsladder (uit: Van klacht naar klacht) 1. Vertrouwen winnen / wantrouwen jegens ‘passanten’ doorbreken 2. Individuele zelforganisaties versterken 3. In kaart brengen wat de verschillende organisaties verbindt 4. Op basis van gedeelde belangen samenwerking realiseren 5. Van ad-hoc samenwerking naar duurzame contacten Dit bereik je door effectief te netwerken, aanwezig zijn in de leefwereld, vertrouwensrelaties opbouwen en onderhouden, goed projectmanagement en onpartijdigheid. Meestal is de aansluiting met de reguliere hulpverlening slecht. Tegelijk hebben zelforganisaties het gevoel dat de problemen voor henzelf te groot zijn om ze aan te kunnen. Goede constructieve voorbeelden werken enthousiasmerend en bieden hoop. Iedereen die rond de tafel zit doet iets voor de doelgroep. Wanneer zij elkaars verhalen herkennen, werkt dat stimulerend voor verdere samenwerking en uitwisseling. Integraal werken (6) Van Klacht naar kracht werkt domein overstijgend. Niet vrijblijvend maar resultaat gericht (7) Presentie zijn alleen is niet voldoende, mensen moeten ook geactiveerd worden om hun situatie te verbeteren. Venster SAPD werkmodel Interessant voor Deb is de radicale keuze voor grass roots maatschappelijk werk. Dankzij intensief en duurzaam contact met bewoners, wijkgroepen en zelforganisaties kennen de medewerkers de wijk op hun duimpje. Dat geeft een voorsprong op de dimensie ‘study’. Dankzij hun gedetailleerde en doorleefde kennis van de wijk hebben de professionals immers snel inzicht in de problemen, maar ook in de aan te boren krachten en schakelen zij snel en gemakkelijk tussen informeel en formeel, tussen individueel en collectief. Opmerkingen
10
Bijlage: verslag interview Hans Krikke 12-12-2011
Interview Benut parate kwaliteiten in de haarvaten van de wijk Interview Hans Krikke, directeur Samen Wonen Samen Leven 12-12-2011 Samen Wonen Samen Leven Samen Wonen Samen Leven is een kleine organisatie, die met acht professionals in staat is om effectief te opereren in de haarvaten van de armste wijken van Amsterdam, met als doel het versterken van sociale cohesie en ondersteunen van kwetsbare bewoners, onder meer via vertrouwenspersonen. De organisatie wordt gefinancierd door enkele levensbeschouwelijke vermogensfondsen en met ingang van 2012 ook door enkele lokale overheden. Die zien in SWSL steeds vaker een aanjager in het outreachend werken en het versterken van eigen kracht. Werkzame elementen van de aanpak zijn onder meer activerende presentie, de bindingsladder en investeren in informele zorgnetwerken van (of met) veelal allochtone zelfhulpgroepen en zelforganisaties. De aanpak is een inspiratiebron voor het maatschappelijk werk omdat SWSL “dicht-er-bij” kwetsbare personen in de wijk staat. Omdat SWSL opereert in het hart van de civil society zou SWSL een belangrijke samenwerkingspartner voor maatschappelijk werkinstellingen kunnen zijn in het kader van Welzijn Nieuwe Stijl.
Een debat over barmhartigheid Samen Wonen Samen Leven is opgericht door Hans Krikke, voorheen hoofdredacteur van de Nederlandse Moslimomroep. Hij raakte in 2003 in debat met de Protestantse Diaconie in Amsterdam, die in zijn ogen bij het beoefenen van barmhartigheid voor ‘de hongerigen’, de ‘dorstigen’ en de ‘vreemdelingen’ een te exclusief wit karakter had. Het waren vooral de autochtone Amsterdammers die gebruik maakten van projecten voor dak- en thuislozen, opvanghuizen, of projecten tegen eenzaamheid. Hierop nodigde de Diaconie Hans uit om een verkenning te doen naar mogelijkheden voor protestants-christelijke en moslimorganisaties om samen te werken in Bos en Lommer, een van de armste wijken van Amsterdam, met het oog op het bieden van ondersteuning aan de meest kwetsbare bewoners, vanuit gedeelde tradities van barmhartigheid, vrede en rechtvaardigheid. Hij sprak met 43 sleutelfiguren (kerken, moskeeën, speeltuinverenigingen, enz.) over hun activiteiten in en voor de wijk. Wat doen ze? Wat hebben ze nodig? Wat kunnen ze bieden? Islamitische kapper Hans kwam met hen in contact door overal in de wijk zijn gezicht te laten zien. Zo liet hij zijn haar knippen bij de Islamitische kapper. Hij ging op bezoek bij Islamitische vrouwenorganisaties. Hans: “Met oprechte, nieuwsgierigheid en belangstelling kom je overal binnen. Laten merken dat je moeite wilt doen om te begrijpen waar het de ander echt om gaat. Zonder agenda. Onbevangen luisteren en leren van de wijsheid die in zo’n wijk paraat is.” De samenvatting van deze gesprekken koppelde Hans eerst individueel terug. Vervolgens gaf hij een samenvatting van de samenvatting terug aan de hele groep, van waaruit een Agenda voor de Toekomst van Bos en Lommer werd opgesteld. Om die te realiseren werden werkgroepen gevormd. Thema’s waren sociale cohesie, veiligheid, jongerenoverlast, eenzaamheid, armoede, huiselijk geweld, inkomensproblemen en multi-problem gezinnen. Deze Agenda legde Hans voor aan de Diaconie, onder de noemer: “De potentie van Bos en Lommer.” De Agenda vormde de basis voor het 11
werk van de Stichting SWSL, een samenwerkingsverband tussen de Diaconie en de Stichting Igsen, het Instituut voor Islamitisch maatschappelijk activeringswerk. Geen koningen nodig maar bondgenoten in barmhartigheid Bos en Lommer viel nog niet zo lang geleden te typeren als een archipel: een eilandenrijk met allemaal eigen koningen. Nu werken in Bos en Lommer Moslims en Christenen op veel plaatsen samen om op grond van gelijkwaardigheid gezamenlijke belangen te realiseren. Zo werken er bij de voedselbank vanuit kerken en moskeeën even veel moslims als niet-moslims als vrijwilliger. De moslims komen ook thuis bij de autochtone medebewoners en ruiken daar de armoede. Er is een netwerk van vertrouwenspersonen ontstaan, die mensen uit sociaal isolement halen. Er is een steunpunt steunmannen, steunpunt steunvrouwen. Jongeren die leeftijdsgenoten in gevangenissen opzoeken en nadien als maatje beschikbaar zijn om recidive te helpen voorkomen. Leidend voor SWSL zijn twee hoofddoelen: bevorderen van sociale cohesie en omzien naar de kwetsbare ander. In de praktijk richten de activiteiten zich vooral op het tweede thema, waarbij op allerlei manieren informele steunstructuren rondom de kwetsbaren worden geformuleerd die tevens een brug slaan naar de formele hulpverlening. Hans: “Je bent voortdurend op zoek naar bondgenoten in barmhartigheid.” Maatjes, buddy’s, vertrouwenspersonen, lotgenoten. Op deze manier snijdt het mes aan twee kanten: de kwetsbare persoon krijgt hulp vanuit zijn eigen omgeving (en wordt indien nodig doorverwezen naar de hulpverlening) en het sociale weefsel in de wijk (sociale cohesie) wordt versterkt. Bindingsladder zonder hulpverleners Maar hoe krijg je nu in zo’n gefragmenteerde leefwereld gezamenlijke belangen geformuleerd en hoe krijg je mensen zo ver dat zij er samen de schouders onder willen zetten? Hans: “Hierin voorziet de methodiek van de bindingsladder. Stap voor stap, procesmatig ga je te werk: netwerk in de wijk opbouwen, vertrouwen winnen, individuele zelforganisaties versterken, op basis van gedeelde belangen ad-hoc samenwerking realiseren, van ad-hoc naar duurzame samenwerking groeien.” Hulpverleners, ambtenaren en bestuurders speelden de eerste drie jaar in dit opbouwproces geen enkele rol. Hans: “We hebben bewust een vrije zone in de luwte gecreëerd zonder reguliere hulp- en zorgverleners. Zou je die vanaf het begin al betrekken bij het proces dan krijg je een andere agenda, andere belangen en een andere logica dan die van bewoners.” Volgens Hans zou het met deze instanties erbij veel moeilijker zijn geweest om een benadering op basis van eigen kracht op poten te zetten. Een voorbeeld is de Stichting Vangnet, een huiskamerinitiatief voor allochtone meiden. Pas nadat er een team van vertrouwenspersonen rondom deze meiden was getraind is de samenwerking gezocht met GGZ (Mentrum en Jellinek). Zo kun je zelf de agenda blijven bepalen. Andersom werkt het niet volgens Hans. Initiatieven van GGZ-instellingen die zelf ‘intermediairen’ opleiden zijn volgens Hans gedoemd te mislukken. Als voorbeeld noemt hij de ‘interculturele makelaars’ van de Jellinek. Zij komen niet voort uit de leefwereld van bewoners. Ze worden institutioneel aangestuurd en matchen niet met de belevingswereld van bewoners. Hans: “Zij ademen niet de dynamiek van de wijk en zijn bewoners. Ze hebben in hun hand een doosje en knijpen de mensen net zo lang tot ze in het doosje passen. Het instituut is niet in staat het doosje aan de mens aan te passen. Dit peperdure project is geflopt.” Beste krachten inzetten in de wijk Als je betekenis wilt hebben voor de kwetsbaren die het zonder een steuntje in de rug niet trekken, als je hen effectief wilt helpen met vooruit komen, moet je kunnen aansluiten bij hun beleving: de woorden die zij gebruiken om hun problemen aan te geven. Om dat te kunnen moet je thuis zijn in de context, waarin deze mensen leven. Bij migranten moet je tevens de migratiegeschiedenis kennen; deze kleurt zowel de aard van de problemen in als de manier waarop mensen de problemen beleven. Je moet kunnen luisteren naar hun verhalen. Je moet in staat zijn om in die verhalen de aanwezige potentie tot zelfcorrectie of zelfherstel te herkennen. Zonder die competenties ben je niet in staat tot het ondersteunen van de eigen krachtbronnen in de leefwereld. Dat zijn geen 12
gemakkelijke opgaven; je hebt er de beste mensen voor nodig, die zich duurzaam willen inzetten in de wijk. Van etalage naar keukentafel, kelder en zolder Hans: “Iemand met een klacht heeft een etalage, een keukentafel, een kelder en een zolder. In de etalage hoor je de cliënt zeggen: help! U moet dit voor mij oplossen. De keukentafel staat voor de tijd nemen, het vertrouwen winnen, proberen te achterhalen wat de vraag is achter de vraag. Maar dan ben je er nog niet. Je moet via de keukentafel naar de kelder zien te komen, waar de onvolkomenheden liggen opgeslagen. Wat hindert de cliënt om te winnen aan zelfherstel, zelfcorrectie en mobiliteit? Via de kelder moet je dan weer door naar de zolder. Daar ligt het mooie opgeslagen, vaak dingen die zijn vergeten, verwaarloosd of genegeerd. Als je als hulpverlener die diagnose niet kunt maken: wat ligt er in de kelder, maar ook op zolder, dan is het water naar de zee dragen.” Vrijwillige bondgenoten toerusten en status geven Hans: “Een goede professional gaat daarbij op zoek naar bondgenoten. Helpers met kennis van zaken, vaak ervaringsdeskundigen, die jou helpen om versneld door dat huis te lopen. Aan wie je vragen kunt stellen als je iets niet begrijpt. Je ziet een kistje liggen in de kelder, maar je weet niet goed wat je ermee moet. Vertrouwenspersonen uit de wijk kunnen daarbij veel tekst en uitleg bieden. Bijvoorbeeld over eergerelateerd geweld. Of waarom armoede in de Turkse gemeenschap zo’n groot taboe is. En waarom zoveel Marokkaanse meiden terecht komen in de dure, niet effectieve crisishulpverlening. De informele bondgenoten in de wijk kunnen de professional hierover snel bijpraten. Een kerntaak van SWSL is dan ook om deze vertrouwenspersonen toe te rusten. Zij doen zelf geen schuldhulpverlening, opvoedingsondersteuning of aanpak van psychiatrische klachten. Dat is het werk van professionals. Zij zijn buddy’s of maatjes voor de cliënt, ze kennen de wijk, maar zijn geen hulpverleners. Zij zijn partners, bondgenoten van de hulpverlener. Om dat partnerschap goed te kunnen vervullen rusten wij hen toe als vrijwillige vertrouwenspersonen. Training, begeleiding, samenwerking. Zulke vrijwilligers moet je erkennen en status geven. Helaas zijn er nog veel hulpverleners die dit afhouden. Of die vrijwilligers alleen maar gebruiken als vindplaats om nieuwe cliënten op het spoor te komen.” Geen wachttijd hulpverlening meer Instellingen als de Jellinek hebben enorm voordeel van het speurwerk van de vrijwillige vertrouwenspersonen van SWSL. Zij traceren de veelal zorg mijdende cliënt, maken het probleem bespreekbaar en leiden toe naar de hulpverlening. Het heeft ook geleid tot versnelling van de intake. Hans: “Aanvankelijk zat er bij de Jellinek tussen de intake en de start van de behandeling 9 tot 12 weken, veel te lang om deze cliënten gemotiveerd te houden. Van de eerste 30 toeleidingen kwamen er 24 terug naar de vertrouwenspersoon omdat de hulpverlening niet snel op gang kwam. Omdat dit niet ten goede komt aan de positie van de vertrouwenspersoon en dus schadelijk was voor de samenwerking, heeft de Jellinek de wachttijd verkort tot een week. Ook als iemand tussentijds uitvalt, zoekt de Jellinek onmiddellijk contact met de vertrouwenspersoon. Met als resultaat minder uitval uit de hulpverlening. Zo’n aanpak met gesloten beurs kennen we ook bij schuldhulpverlening (welzijnsorganisatie), bij psycho-sociale problematiek (Mentrum ggz), bij adolescenten, bij steunvrouwen (Doras, en Dienstencentrum van de MADI Bos en Lommer). Activerende presentie SWSL werkt sterk vanuit het principe van presentie. Luisteren, aanwezig zijn, leren van de ander en je eigen praktijk verbeteren. Hans: “Wij voegen daar een element aan toe, namelijk het verbeteren van de praktijk van degene naar wie je luistert. Wij zijn beschikbaar voor de kwetsbare ander, maar we weten ook dat die ander mogelijkheden, talenten en ervaringen in zich heeft om voor anderen van betekenis te zijn, bijvoorbeeld als ervaringsdeskundige. Wij zijn voortdurend op zoek naar openingen, aanleidingen om de ander te activeren en bondgenoot in presentie te worden. We vragen niet alleen 13
wat mensen bezig houdt, hindert of waar ze last van hebben, maar ook wat ze in huis hebben. Wat zijn hun dromen, wat hindert hen om die te realiseren en hoe kun je die hindernissen nemen? Wij gaan naast de ander zitten, maar na vier keer samen zitten gaan wij ook vragen stellen. Hoe laat sta je eigenlijk op? Wat kun je zelf doen om verder te komen? Wat zijn jouw talenten? Wat kun jij betekenen voor een ander? Presentie alleen is best lekker, maar stimuleert ook het consumentisme. Wij dwingen niet, maar dringen wel aan.” De geholpene wordt helper In de literatuur over hulpverlening, activering en informele zorg zien we een ontwikkeling van ‘sterke schouders helpen de zwakkeren’ naar ‘de lamme helpt de blinde’ (Lilian Linders). Is dit ook wat SWSL doet? Hans: “Ons adagium is ‘de geholpene wordt helper.’ Op die manier zijn heel veel zelforganisaties in de kwetsbare wijken begonnen. Daar zijn tientallen voorbeelden van. Vrouwenorganisaties. Jongerenorganisaties. De hulp die zij zelf ooit kregen, bieden zij nu aan anderen, vanuit een innerlijke drive. Als SWSL zijn wij niet alleen present bij de kwetsbaren, maar ook bij deze actieve mensen in de buurt. De barmhartigen, de maatjes, de goede buurvrouw. We ondersteunen hen om dit vol te houden want veelal zijn ze overbelast.” De helper wordt en ‘samenroeper’ Maar zijn die ‘robuuste burgers’ er wel in de armste wijken, waarvan zo vaak wordt gezegd dat er zo weinig sociaal kapitaal voorhanden is, de anonimiteit zo groot, de problemen zo overweldigend? Hans: “Het stikt ervan. Onder hen ook veel kanjers, supervertrouwenspersonen die hun ervaringen als deskundigheid delen met anderen en vormen van samenredzaamheid inrichten. Waardoor zij ook weer verder komen in hun eigen leven. Zoals de Marokkaanse vrouwen in Overtoomse Veld, moeders van kinderen met een dubbeldiagnose. Overbelaste mantelzorgers. Zij kwamen bij elkaar op initiatief van een van deze vrouwen die haar leven weer op de rails had gezet en een vrouwengroepje opzette waarin ervaringen werden uitgewisseld. Deze vrouw pakte haar rol op als ‘samenroeper.’ Dat wordt ook wel ‘lotgenotencontact’ genoemd, maar dat is de logica van het instituut. Zo zouden zij zichzelf nooit noemen! Deze vrouwen noemen elkaar ‘zusters.’ Ze helpen elkaar. Als westerlingen kunnen wij hen niet helpen, zij kunnen dat veel beter zelf. Het is moeilijk om toegang te krijgen tot deze Marokkaanse vrouwen. Het wordt nog moeilijker als het gaat over het taboe van een gehandicapt kind. Wij ondersteunen de initiatiefneemster door aandacht aan haar te schenken, anderen erbij te betrekken en haar initiatief te versterken. Helpers helpen helpen SWSL kiest voor een positie in de tweede lijn. Hans: “Wij zijn ondersteunend. Tweedelijns. Wij helpen helpers helpen. De helpers zijn de bewoners, de vertrouwenspersonen en sleutelfiguren in de wijk. Wij kijken naar de behoeften en potenties van deze informele initiatieven in de wijk en gaan na hoe wij hen kunnen ondersteunen ten gunste van de kwetsbare mensen die zij weten te bereiken. Wij benaderen hen niet als vindplaats voor cliënten, maar als broedplaats van eigen kracht. Je moet hen niet alleen benaderen om iets te vinden, maar ook om iets te geven. Als je niets teruggeeft raakt de civil society overbelast en droogt hij op. Doe iets terug. Dat gebeurt te weinig. Integendeel, steeds vaker worden zij nu ook gezien als vindplaatsen van vrijwilligers. De bewonersnetwerken, zelforganisaties en vrijwilligersnetwerken in de wijk die wij ondersteunen vormen de informele netwerken waar de geholpene leert helpen, waar deze zijn eerste motivatie en training als vrijwilliger krijgt.” Maatschappelijk werk: partner in compassie Wat is de les voor het maatschappelijk werk? Hans: “Bescheidenheid en wederkerigheid. Halen en brengen tussen formele en informele hulpverlening. Complementair werken. Instellingen voor maatschappelijke dienstverlening, schuldhulpverlening, sociale raadslieden moeten partnerschappen aangaan met sleutelpersonen en sleutelorganisaties in de wijk. Zaken rond toeleiding structureren, investeren in preventie, voorlichting en vroegsignalering. Een protocol maken voor de procedure als 14
een vertrouwenspersoon de toeleider is, waarin ook diens rol tijdens het traject en in de nazorg wordt omschreven en wordt aangegeven hoe de terugkoppeling plaatsvindt. Tegelijkertijd moet de instelling helpen om de kwaliteit en continuïteit van de toeleverancier van cliënten te borgen. Verbind je met de informele netwerken in de wijk en ondersteun deze. Doe je dat niet dan pleeg je roofbouw, met als gevolg dat informele clubs en zelforganisaties zich van je afwenden en van de weeromstuit zelf het werk van de maatschappelijk werker gaan doen.”
15
3. Zelf- en belangenorganisaties Een zelforganisatie is een organisatie van mensen die zich organiseren op een gemeenschappelijk kenmerk, interesse of belang. Wanneer de zelforganisatie actief de belangen behartigt van deze groep mensen, kunnen we spreken van belangenorganisatie. Veel zelforganisaties en belangenorganisaties organiseren een divers scale aan sociale activiteiten voor hun achterban zoals samen eten, film kijken, dans – en muziekavonden, discussieavonden etc. Voor de achterban zijn deze bijeenkomsten meestal erg laagdrempelig om te bezoeken; er is de mogelijkheid om anderen te ontmoeten die in een zelfde positie verkeren en om met elkaar ervaringen uit te wisselen, zonder verdere verplichtingen. Het bespreken van (taboe) problemen kan in een veilige omgeving plaats vinden. Steeds meer zelf- en belangenorganisaties kiezen er daarom voor om actief een brugfunctie te vervullen naar de reguliere hulpverlening. De vrijwilligers leggen het eerste contact door te luisteren en eerste (vaak praktische) ondersteuning te bieden. Vervolgens vind er een (warme) overdracht naar het maatschappelijk werk of andere hulpinstantie. Voorbeelden: - Al Amal: migrantenvrouwenorganisatie uit Utrecht Met het project “Tussen in” verleent Al Amal bemiddeling en opvoedingsondersteuning binnen de multiprobleem gezinnen. Het doel is het toeleiden van gezinnen naar passend regulier hulpverleningsaanbod.’ - Sitara: Surinaams Hindostaanse vrouwenorganisatie Stichting Sitara zet zich al ruim 25 jaar in om taboe onderwerpen zoals huiselijk geweld bespreekbaar te maken. Zij stimuleert Hindostaanse meisjes en vrouwen om deel te nemen aan de maatschappij en te emanciperen. Ook heeft Stichting Sitara als doel haar doelgroep aan de juiste informatie te helpen. Stichting Sitara richt zich hierbij op drie aandachtsvelden, Huiselijk Geweld, Educatie en Zorg & Gezondheid
Bronvermelding http://www.al-amal.nl/wat-zijn-onze-activiteiten/voor-multi-problem-gezinnen/ http://www.sitara.nl/ Sector Zeer divers Doelgroep Per zelf- en belangenorganisatie verschillend. Doel Versterken van de positie van de eigen groep, vaak een brugfunctie vervullen naar de reguliere hulpverlening. Aanpak Wisselend
16
Venster Empowerment Empowerment op individueel niveau: emanciperende werking en versterking van de positie voor individuen. Empowerment op collectief niveau: de zelf- of belangenorganisatie is een groep voor sociale steun. Empowerment op politiek- maatschappelijk niveau: emancipatie van de groep. Venster Welzijn nieuwe stijl. De organisaties vormen een divers geheel, maar aspecten van gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) en formeel en informeel in optimale verhouding (4) zijn meestal wel aanwezig. De bakens van Welzijn nieuwe stijl zijn vanuit de professionals geformuleerd, binnen zelfhulporganisaties wordt niet altijd met professionals gewerkt. Venster SAPD werkmodel Study Ook zelf- en belangenorganisaties die niet primair op wijkniveau opereren kunnen bijdragen aan kennis van maatschappelijk werkers over de situatie van kwetsbare groepen. Steeds meer zelfen belangenorganisaties kiezen er daarom voor om actief een brugfunctie te vervullen naar de reguliere hulpverlening. De vrijwilligers leggen het eerste contact door te luisteren en eerste (vaak praktische) ondersteuning te bieden. Vervolgens vind er een (warme) overdracht plaats naar het maatschappelijk werk of andere hulpinstantie. Opmerkingen
17
4. Preventieve ondersteuning van mantelzorgers (POM) Bronvermelding Eind 2006 bij het Trimbos-instituut de landelijke editie van POM verschenen. De uitgave betreft een werkset voor preventiewerkers en zorgvernieuwers en bestaat uit de onderbouwing en beschrijving van de POM-methodiek, aanbevelingen voor de organisatie van dit aanbod en trainingsprogramma’s om medewerkers te leren mantelzorgvragen te signaleren en de POM-methodiek toe te passen.
[email protected] Sector Eigen werkveld (MWD), Buurtwerk, Ouderenwerk, Informele zorg, GGZ, Maatschappelijke Opvang, Jeugdzorg, Ouderenzorg, Gehandicaptenzorg, Thuiszorg, anders, nl: Informele zorg Doelgroep Zorgverleners van thuiszorg, maatschappelijk werk, verpleeg- en verzorgingshuizen, GGZ, steunpunten mantelzorg, ziekenhuizen, revalidatiecentra, etcetera zijn de intermediairen; zij voeren POM-gesprekken met mantelzorgers. Hoewel de POM-methodiek oorspronkelijk werd ontwikkeld voor preventieve ondersteuning van mantelzorgers van ouderen, is zij geschikt voor mantelzorgers in het algemeen. Doel De methodiek is bedoeld om mantelzorgers op te sporen en ondersteuning te bieden voordat zij overbelast raken. Verder beoogt het de samenwerking te bevorderen tussen mantelzorger en professionele zorgverlener. De POM methodiek bestaat uit:
Actieve opsporing van de mantelzorger: als een cliënt wordt aangemeld bij een zorginstelling, wordt ook contact opgenomen met de mantelzorger en wordt een afspraak voor een POM-gesprek gemaakt. Tijdens het POM-gesprek wordt de belasting van de mantelzorger in kaart gebracht met behulp van een standaardvragenlijst (EDIZ) en wordt gekeken waar de mantelzorger knelpunten ervaart. Met behulp van de “Gids voor mantelzorgers” wordt de mantelzorger geïnformeerd over ondersteuningsmogelijkheden die dicht bij huis te vinden zijn. Ook als de mantelzorger nog geen behoefte heeft aan ondersteuning is het belangrijk dat hij of zij weet waar hulp te vinden is als het wel noodzakelijk is. Het kenmerkende van POM is dat niet gewacht wordt tot de (overbelaste) mantelzorger zich zelf meldt, maar dat de zorginstelling vanuit een coachende stijl het initiatief neemt om met de mantelzorg in gesprek te komen. Dit is des te belangrijker omdat mantelzorgers zelf vaak allerlei belemmeringen ervaren om ondersteuning te vragen.
18
Venster empowerment Door preventief te handelen en informatie en advies te geven, versterkt POM de positie van individuele mantelzorgers.
Venster Welzijn nieuwe stijl Gericht op de vraag achter de vraag (1): Er hoeft zelfs nog geen vraag te zijn. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) Het gaat om het versterken van de kracht van de mantelzorger. Direct er op af (3) Actieve opsporing van de mantelzorger. Formeel en informeel in optimale verhouding (4) Het is een formele werkwijze om de informele zorg te versterken. Venster SAPD werkmodel Study Er wordt gebruik gemaakt van een standaardvragenlijst, EDIZ: "Ervaren Druk door Informele Zorg." Dit is een 9 items vragenlijst voor het meten van subjectieve belasting bij mantelzorgers. Opmerkingen Standaard vragenlijst EDIZ is met instructie te downloaden. http://www.ouderenpsychiatrie.nl/sjablonen/1/infotype/news/newsitem/view.asp?objectID=55 0
19
5. Moeder- en vader centra Een moedercentrum is een ontmoetingsplaats voor vrouwen in de wijk. Het is een plek waar vrouwen van en met elkaar leren, elkaar steun geven en steun krijgen. In Nederland bestaan inmiddels 45 moedercentra en initiatieven. Daarnaast zijn de vadercentra in opkomst. Vrijwilligers en medewerkers in het vader en moedercentra zijn vaak goed op de hoogte van hoe hulpverlening werkt en vervullen hierin een belangrijke brugfunctie. Voorbeelden: - Moedercentrum de Koffiepot: organiseren diverse activiteiten en cursussen waaronder ‘de Verwensalon’. - Vadercentrum Adam: Er worden diverse cursussen aangeboden voor mannen maar ook . voorlichtingen gegeven over verschillende actuele thema’s zoals: een goede verdeling van arbeid en zorg, opvoeding, huiselijk geweld, leefbaarheid, armoedebestrijding, gezondheid, politiek, religie, kunst en cultuur.
Bronvermelding http://www.movisie.nl/smartsite.dws?ch=def,DEF&id=132298 http://www.vadercentrum.nl/ Sector Welzijn breed Doelgroep Vrouwen respectievelijk mannen, maar in de praktijk vrouwen en mannen van niet – Nederlandse afkomst. Doel Wat wil men bereiken met deze practise? Aanpak Welke veelbelovende aanpak komt naar voren met welk resultaat? Venster empowerment De moeder- en vadercentra zijn gericht op individuele en collectieve empowerment. Samen leren en elkaar ondersteunen. Venster Welzijn nieuwe stijl Gebaseerd op de eigen kracht van de burger(2) De moeder- en vadercentra sluiten aan bij de krachten van de bezoekers. Direct er op af (3) en Formeel en informeel in optimale verhouding (4): Vrijwilligers en medewerkers in het moedercentrum zijn vaak goed op de hoogte van hoe hulpverlening werkt en vervullen hierin een belangrijke brugfunctie. Voor outreachend werkende maatschappelijk werkers zijn deze centra een belangrijke vindplaats. Doordachte balans van collectief en individueel (5) Het is een collectieve activiteit. Venster SAPD werkmodel Study Regelmatig contact met deze centra kan veel inzicht bieden in de problematiek van kwetsbare bewoners in de wijk. Opmerkingen 20
6. Bind- kracht in armoede Een in Vlaanderen ontwikkelde benadering waarbij gebruik gemaakt wordt van principes van verschillende andere benaderingen, met name empowerment en presentie. Basisschakelmethodiek: Een uitwerking van de Bind-kracht in armoede benadering in een laagdrempelige nuldelijnsinstelling (in het Vlaams werking genoemd) waar faciliteiten aangeboden worden die aansluiten bij de basisbehoeften van mensen in armoede. Bronvermelding Baart, H. &. A. Droogmans (2010). Bind-kracht door basisschakelmethodiek, een opstap in armoede bestrijding. Leuven: LannooCampus. Regenmortel, T van & K Driessens (2009). Bind-kracht in armoede boek 1, leefwereld en hulpverlening. Leuven: LannooCampus. Vansevenant, K. (2009). Bind-kracht in armoede boek 2, krachtgerichte hulpverlening in dialoog. Leuven: LannooCampus. Sector: Maatschappelijke dienstverlening in de brede zin van het woord, de benadering kan in verschillende sectoren toegepast worden. Doelgroep: Kwetsbare mensen, mensen in armoede (maatschappelijk gekwetste mensen), veelal thuislozen, migranten en verslaafden. Doel: Het versterken van de eigen kracht van mensen in armoede om zo hun leefomstandigheden en hun gevoel van welbevinden te verbeteren. Het doel van de krachtgerichte hulpverlening is om te zorgen dat mensen weer greep krijgen op hun leven en leefomgeving, en zich niet langer laten leiden door gevoelens van schaamte, machteloosheid en uitsluiting. Werken aan behoud en herstel van zelfrespect door een positieve identiteitsopbouw. Aanpak: Bind-kracht benadering Het analysekader waar vanuit gewerkt wordt, is de theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid die uit gaat van een samenspel van elkaar versterkende factoren op micro, meso en macroniveau die armoede in stand houden. De aanpak richt zich daarom op alle niveaus. Men ziet verbintenisproblematiek als een centraal kenmerk bij mensen die in armoede leven. Verbinding met zichzelf: weinig zelfvertrouwen en passiviteit. Verbinding met anderen: een beperkt netwerk en problemen in het adequaat aangaan van relaties met anderen. Verbinding met de maatschappij: onmachtig gevoel, wij (onmachtigen) - zij (machtigen) denken. Verbinding met de toekomst: gebrek aan perspectief. Het herstel van verbindingen is een belangrijk uitgangspunt. Naast aandacht voor de zichtbare kant van de armoede, is er ook aandacht voor de beleving van die armoede (schaamte, gekwetstheid, machteloosheid). Aansluiten bij de leef en de belevingswereld van mensen in armoede is een belangrijk uitgangspunt, evenals een uitnodigende start van de hulpverlening, een 'warm onthaal' . Bind-kracht werkt vanuit de relationele gelijkwaardigheid tussen hulpverlener en de persoon in armoede, terwijl er wel oog is voor de verschillen in referentiekader tussen hulpvrager en hulpverlener. Een belangrijke rol is weggelegd voor ervaringsdeskundigen en vrijwilligers (veelal ook mensen in armoede). Bij trainingen in de Bind-kracht benadering is naast de trainer ook altijd een coach betrokken, de 21
coach is een persoon in een armoede situatie. Werken vindt plaats in dialoog en vanuit een krachtgerichte kijk (in plaats van een probleemgerichte kijk). Krachtgerichte vragen zijn daarbij een belangrijk middel. Verder werkt Bind-kracht met technieken als de life eventline, ecogram, wondervraag, uitzonderingsvraag, kernkwadranten. Als basis zijn tien krachtlijnen geformuleerd, deze zijn in de bijlage opgenomen. Basisschakelmethodiek: De basisschakelmethodiek is een uitwerking van de Bind-kracht benadering. Basis: Laagdrempelige werking (inloopvoorziening), huiselijk ingericht, werken aan de basis om mensen te versterken. Schakel: geen apart hulpverleningsinstituut, schakelen naar anderen, instituties en samenleving, de verbindingen herstellen. Het gaat om een gastvrije niche waar mensen zich welkom voelen en zich op hun eigen manier en in hun eigen tempo kunnen ontwikkelen. Vijf functies van de gastvrije niche: 1. Ontmoeting: buurtmaaltijd, praatgroep; huisbezoek, cultuur (met lotgenoten of mensen zonder armoede ervaring). 2. Vrije tijd maken (letterlijk en figuurlijk: zorgen opzij zetten) 3. Vorming: door de activiteiten leren samenwerken en indien gewenst andere mogelijkheden tot ontwikkeling. 4. Nuldelijnshulpverlening: informatie uitwisselen, krachtgericht groepswerk, 5. Belangenbehartiging: bundelen van ervaringen en signalen afgeven aan instanties.
Venster empowerment Bindkracht in armoede is gericht op empowerment op alle niveaus, dit is het kenmerkende van de benadering. Venster Welzijn nieuwe stijl Gericht op de vraag achter de vraag (1) Belangrijk in Bindkracht in armoede is dat er naar zowel de omstandigheden als de beleving van de problematiek gekeken wordt. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) Dit is een uitgangspunt van de benadering Direct er op af (3) Getracht wordt via de gastvrije niches en ervaringsdeskundigen laagdrempelig te werken. Formeel en informeel in optimale verhouding (4); Doordachte balans van collectief en individueel (5) Inzet ervaringsdeskundigen; krachtgericht groepswerk; gastvrije niches waar mensen in armoede gezamenlijk activiteiten kunnen ondernemen. Integraal werken (6) Nadrukkelijk gericht op alle leefgebieden. Gebaseerd op ruimte voor de professional (8) Van de professional wordt relationele gelijkwaardigheid en creativiteit verwacht. Venster SADP werkmodel Opmerkelijk aan Bindkracht zijn vooral de ‘study’ aspecten: het analysekader waar vanuit gewerkt wordt, de theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid. Deze gaat uit van een samenspel van elkaar versterkende factoren op micro, meso en macroniveau die armoede in 22
stand houden. Ook de aanpak richt zich op alle niveaus en kent een zeer gevarieerd handelingsrepertoire (‘Act’). Opmerkingen De ontwikkelaars van de Bind-kracht benadering geven trainingen, ook in Nederland. Enkele uitvoerend werkers van SMD instellingen van de Noord-Hollandse alliantie en docenten van Inholland hebben de tweedaagse training gevolgd. Vanuit de alliantie is belangstelling voor meer Bind-kracht scholing. Margot Scholte en Ard Sprinkhuizen willen op basis van de drie Bind- kracht boeken waarin veel overlap zit en die geënt zijn op de Vlaamse situatie, een boek voor Nederland schrijven.
Aanvullende informatie Tien krachtlijnen van Bind-Kracht: 1. “Bind-Kracht stelt empowerment centraal in de strijd tegen armoede en sociale ongelijkheid: Empowerment brengt als denk- en handelingskader een fundamentele verandering in het kijken naar sociale problemen en oplossingen. Hulpverleners die werken vanuit een empowerment-paradigma gaan actief op zoek naar kracht- en steunbronnen bij maatschappelijk kwetsbare personen, groepen of gemeenschappen. Ze verbinden deze met hulpbronnen in de bredere sociaal- en politieke omgeving. 2. Bind-Kracht vertaalt empowerment in de hulpverlening als werken aan autonomie in verbondenheid: Empowerment stimuleert de eigen mogelijkheden en biedt ondersteuning en versterking waar nodig. Bind-Kracht gaat uit van een fundamentele afhankelijkheid tussen mensen waarbij iedereen streeft naar autonomie, maar steeds in verbondenheid met anderen. Vijf pijlers zijn noodzakelijk om dit in de hulpverlening te verwezenlijken: een krachtenperspectief, een hulpverleningsrelatie gekenmerkt door betrokkenheid, gelijkwaardigheid en wederkerigheid, een ondersteunende en schakelende hulpverlener, een competente en empowerende organisatiecontext en tenslotte vraaggestuurd cliëntoverleg. 3. Bind-Kracht ziet relationele gelijkwaardigheid als basis van de kracht van de hulpverleningsrelatie: Typerend voor elke hulpverleningsrelatie is de ongelijkheid tussen hulpvrager en hulpverlener. Wat mensen in armoede als problematisch ervaren, is de relationele ongelijkheid in de hulpverlening. Een hulpverlener met een afstandelijke of bureaucratische opstelling maakt en houdt mensen afhankelijk en versterkt (het gevoel van) controleverlies. Bind-Kracht pleit voor een nabije, warme en gepersonaliseerde relatie met een emancipatorische dynamiek. Mensen in armoede zoeken naar gelijkwaardigheid op relationeel niveau en gaan gemakkelijker op weg met een hulpverlener die zich ook als mens durft tonen. Interventie en presentie gaan in een krachtgerichte hulpverlening hand in hand. 4. Bind-Kracht betekent zich verbinden met de leefwereld van mensen in armoede, wat ruimte schept voor de kracht van het verschil: Door zicht te krijgen op de leefwereld van mensen in armoede, kan een hulpverlener bepaalde gedragingen, houdingen en weerstanden beter kaderen, de effecten van uitsluiting en de diepe kwetsuren leren kennen. Hij zal ook rekening houden met betekenisgevende rollen, de veerkrachtmechanismen ontdekken en kunnen aansluiten bij de drijfveren en wensen van de hulpvrager. Door open te staan voor dit ‘anders-zijn’, het durven bevragen en leren begrijpen, en door het confronteren met de eigen waarden en normen wordt de kracht van het verschil duidelijk. Hulpverleners en hulpvragers kunnen door samen op weg te gaan veel van elkaar leren. Ze kunnen elkaar versterken als er ruimte komt voor wederkerigheid in een hulpverleningsrelatie. 5. Bind-Kracht heeft oog voor psychologische processen en hun invloed op structureel vlak:
23
Het concept ‘veerkracht’ staat voor het vermogen van een persoon of een systeem om zich positief te ontwikkelen ondanks moeilijke levensomstandigheden. Dat is een belangrijke conditie van empowerment en het appèl erop is de sleutel van een krachtgerichte hulpverlening. Een veilige gehechtheid en interne beheersingsoriëntatie vormen belangrijke bouwstenen voor veerkracht. De omgeving heeft ook hier verantwoordelijkheid. Ze kan kansen bieden op positieve identiteitsvorming, rolverwerving, warme plekken, groepen en steunfiguren creëren of mogelijkheden scheppen tot ‘geven’. Daarnaast zijn er ook de kwetsuren van mensen in armoede en de achterliggende psychologische mechanismen waarmee hulpverleners moeten rekening houden zonder mensen in armoede te beschuldigen of armoede te individualiseren. 6. Bind-Kracht ontwikkelt zich via gepaste rolcombinaties tussen hulpvragers en hulpverleners: Binnen een hulpverleningsrelatie nemen hulpverlener en hulpvrager een rol op. Het is de taak van de hulpverlener om flexibel om te gaan met zijn rol en te streven naar een gepaste rolcombinatie die geen kwetsuren toevoegt maar duurzame resultaten biedt. Sommige hulpvragers hebben niet meer nodig dan een redder die hen terug op de sporen zet via een korte interventie. Bij hulpvragers die op hun autonomie staan of die een aantal vaardigheden nooit kunnen beheersen, is wat rust en stabiliteit in hun situatie vaak het beste wat ze (op dat moment) kunnen bereiken. Deze hulpvragers hebben gedurende langere tijd behoefte aan een probleemoplosser die hun toegang geeft tot sociale rechten en zaken regelt die ze zelf niet gedaan krijgen. Veel gezinnen met een kluwen van problemen hebben meer nodig. Wanneer procesmatig werken het risico op nieuwe kwetsuren inhoudt, dan dient de hulpverlener een andere rol op ten nemen. Elke rol draagt immers kansen tot empowerment in zich als die op een gepaste wijze wordt ingevuld. 7. Bind-Kracht gaat uit van de kracht van dialoog en participatie: Bind-Kracht gaat uit van een hulpverleningsrelatie waarin hulpverlener en hulpvrager samenwerken aan wat belangrijk is voor de hulpvrager. Versterkend en verbindend werken kan enkel in partnerschap, waarbij men gebruik maakt van de kracht van de dialoog. De hulpvrager wordt een medespeler in het hulpverleningsproces, waarin op zijn ritme gewerkt wordt in een relatie waarin hij zichzelf kan zijn, zich goed voelt en zijn zelfbeeld kan versterken. Dit vraagt van de hulpverlener een positieve basishouding, gekenmerkt door respect (voor het anders-zijn van de hulpvrager), partnerschap, presentie (eerlijke, opmerkzame, geduldige en vrije aandacht voor de hulpvrager) en het krachtenperspectief. 8. Bind-Kracht wil de spanningsvelden en machtsrelatie binnen de hulpverlening bespreekbaar en hanteerbaar maken: Elke hulpverlener wordt geconfronteerd met spanningsvelden in de relatie met de hulpvrager: het spanningsveld tussen vertrouwen en controle, tussen afstand en nabijheid, tussen product- en procesgericht werken, tussen verafhankelijking en autonomieverhoging, tussen organisatie- en cliëntbelangen. Met elke cliënt gaat hij op zoek naar een nieuw evenwicht. In het bewust omgaan met deze spanningsvelden in dialoog met de hulpvrager komt een creatieve, krachtgerichte hulpverlening tot stand. 9. Bind-Kracht groeit in een stimulerende omgeving en empowerende organisatie: Empowerende organisaties stimuleren het ‘selfempowerment’ van de hulpverleners en voorzien hiervoor de nodige randvoorwaarden. Bind-Kracht veronderstelt hulpverleners die sterk staan in hun eigen empowermentproces. Dit houdt in dat organisaties zorg dragen voor de hulpverleners als personen. Daarnaast veronderstelt Bind-Kracht krachtgerichte organisaties in een krachtgerichte omgeving. Er is ruimte nodig voor het creëren van ontmoetingskansen en steunsystemen. Krachtgericht groepswerk biedt als aanvullende werkvorm een kans voor het delen van ervaringen, grenzen en beperkingen en het ontdekken van nieuwe mogelijkheden. 10. Bind-Kracht vereist overlegnetwerken en een krachtgericht beleid: Tenslotte dienen ook organisaties hun krachten te bundelen. Een krachtgerichte hulpverlening vraagt ontkokering, gedeelde en naadloze zorg, om maatzorg voor de hulpvrager te realiseren in zijn traject bij verschillende organisaties. Op cliëntniveau is het lokaal cliëntoverleg een goede methodiek om afstemming tussen diensten te krijgen. Daarnaast benadrukt Bind-Kracht de meerwaarde van het samenspel tussen professionals en paraprofessionals (zoals ervaringsdeskundigen in de armoede en 24
sociale uitsluiting), vrijwilligers en steunfiguren. Structurele samenwerking met organisaties die dicht bij de doelgroep staan en sterk in de gemeenschap opereren mag daarbij niet ontbreken. Het lokaal of bovenlokaal sociaal beleid kan deze overlegnetwerken, structurele participatie en gedeelde zorg mee stimuleren. Zo wordt een krachtgericht sociaal beleid ontwikkeld (Koen Vansevenant ea 2009: 18 - 22).
25
7. Buurtgerichte sociale activering Bronvermelding Freitag, T ea (2003)Buurtgerichte sociale activering: Methodiekbeschrijving voor een gebiedsgerichte aanpak. Utrecht: NIZW. Sector Eigen werkveld (MWD), Buurtwerk, Ouderenwerk, Informele zorg, GGZ, Maatschappelijke Opvang, Jeugdzorg, Ouderenzorg, Gehandicaptenzorg, Thuiszorg, anders, nl: Integraal buurtwerk, opbouwwerk, buurtgezondheidszorg, oggz, re-integratie Doelgroep De primaire doelgroep van de methode zijn alle sociaal kwetsbare bewoners in een buurt. Daarnaast zijn er twee secundaire doelgroepen: (in)formele organisaties in de buurt en beleidsmakers. Het doel van de methode Buurtgerichte sociale activering (BSA) is het activeren van zowel sociaal kwetsbare buurtbewoners als van sociale netwerken en voorzieningen in en rond hun omgeving, waarbij de buurt benut wordt als vindplaats en springplank. Aanpak Buurtgerichte sociale activering is vooral een individuele benadering, maar tegelijkertijd ook een participatieve aanpak gericht op de hele buurt. De methode vraagt inzet op drie niveaus: van bewoners, organisaties in de wijk en de gemeente. Hiertussen vindt een vertaalproces plaats van individuele vragen naar concrete acties binnen persoonlijke participatietrajecten; samenwerking tussen organisaties in de buurt is daarmee essentieel. De methode is te verdelen in de volgende vier fasen. 1. De assessmentfase: Een goed beeld krijgen van de buurtbewoner en diens leefwereld. 2. Benadering- en contactleggingfase: Op een outreachende manier deelnemers werven en samen de mogelijkheden verkennen tot deelname aan het BSA-traject. 3. Gemeenschappelijk ontwikkelen van een activeringstraject: De individuele bewoner een stap verder brengen in de eigen ontwikkeling en bekijken wat de buurt daartoe te bieden heeft. Niet alleen de bewoner wordt in deze fase geactiveerd, ook instellingen in de buurt. 4. Daadwerkelijk actief worden: Het probleemoplossend vermogen van de bewoner wordt vergroot doordat hij of zij participeert in activiteiten. Trajectbegeleiding wordt geboden in de vorm van casemanagement op basis van vragen van de individuele bewoner. Binnen BSA worden drie gespreksmethoden gebruikt, waarbij de ontwikkelaar zich baseert op verschillende theorieën: de narratieve gespreksmethode, gespreksmethoden vanuit de creatieve procestheorie en de methode van het ervaringsleren. De ontwikkelaar heeft twee invalshoeken gekozen: het ervaringsleren en de educatieve benadering. De methode BSA besteedt ook aandacht aan het verwerken van ingrijpende ervaringen. Voor de onderbouwing maakt de ontwikkelaar gebruik van het model van Kübler-Ross (1969 in Freitag et al., 2003). Tot slot maakt BSA gebruik van casemanagement bij het vormgeven van de trajectbegeleiding. Venster Empowerment Individuele en collectieve empowerment. BSA is gericht op het activeren van kwetsbare burgers, maar ook op het versterken van sociale netwerken en formele en informele voorzieningen in de buurt. Venster Welzijn nieuwe stijl Gericht op de vraag achter de vraag (1) In de assessmentfase wordt breed gekeken naar de verschillende aspecten van de leefwereld 26
van de buurtbewoner. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) Het probleem oplossend vermogen van de buurtbewoner wordt vergroot. Direct er op af (3) De benadering is outreachend Formeel en informeel in optimale verhouding (4) Netwerk gericht, deelname aan vrijwilligers activiteiten. Doordachte balans van individueel en collectief (5) De methode zet in op zowel het individu als de buurt. Integraal werken (6) Alle leefgebieden komen aan bod. Venster SAPD werkmodel Act Het meest interessant voor Deb is het feit dat de bewoners, buren, netwerkleden en organisaties in de buurt breed worden betrokken bij het zoeken naar geschikte interventies. Zo wordt een breed scala van interventiemogelijkheden bestreken, waardoor de professional er veel bondgenoten bij krijgt en ook andere krachten worden ingeschakeld, zowel uit het formele als informele circuit. Opmerkingen In twee gemeentes waar pilots hebben plaatsgevonden, Emmen en Hengelo, maakt de methode nog steeds onderdeel uit van het reguliere beleid.
27
8. Eropaf! 2.0 . Bronvermelding Manifest Eropaf! 2.0. Tien kernwaarden. Mark Räkers, Max A. Huber. HVO Querido en Hogeschool van Amsterdam. 2009? Sector Eigen werkveld (MWD), Buurtwerk, Ouderenwerk, Informele zorg, GGZ, Maatschappelijke Opvang, Jeugdzorg, Ouderenzorg, Gehandicaptenzorg, Thuiszorg, anders, nl: Diverse sectoren Doelgroep Voor hulpbehoevenden die zelf de weg naar hulp- en dienstverlening niet meer maken. Doel Professionals een perspectief te bieden om de handelingsverlegenheid (bij de doelgroep) te doorbreken en het werk weer opnieuw inhoud te geven. Wat wil men bereiken met deze practise? Aanpak Welke veelbelovende aanpak komt naar voren met welk resultaat? Eropaf! 2.0 geeft in “tien kernwaarden” theoretische onderbouwingen en praktische aanwijzingen om de juiste weg te vinden tussen bemoeizorg en bemoeizucht. Daarbij combineert het meerdere bakens van WNS. Zie bijlage aan dit document voor korte beschrijving van de tien kernwaarden. Venster empowerment Individueel: Mensen moeten in staat worden gesteld hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en hun burgerrechten en plichten op zich te nemen. Dit emancipatoire uitgangspunt hoort bij outreachende hulpverlening. Venster Welzijn nieuwe stijl Gericht op de vraag achter de vraag (1) Dit is uitgangspunt bij Eropaf! Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) Idem, zie de kernwaarden Direct er op af (3) De hele benadering is hierop gebaseerd. Formeel en informeel in optimale verhouding (4) Eropaf! versterkt de relaties met anderen. Integraal werken (6) Alle leefgebieden komen aan bod. Niet vrijblijvend, maar resultaat gericht (7) Wordt expliciet genoemd Gebaseerd op ruimte voor de professional (8) Geen kantoorklerken en bureaucraten, er is ruimte voor de kennis en kunde van de professionals, je bent streetwise.
Venster SAPD werkmodel Act Het inspirerende van Eropaf! 2.0 zit voor Deb niet zozeer in concrete interventies, maar in attitude, moreel besef rondom actief ingrijpen en afrekenen met populaire, afkeurende opmerkingen over bemoeizorg. Dit nodigt de maatschappelijk werker uit om de grenzen van het eigen ‘territorium’ te verkennen en op te rekken en ook onconventionele methoden op 28
hun waarde te taxeren. Wat is de relevantie van het voorbeeld voor Dicht-er-bij? Vooral de rechterbovenhoek van het werkmodel, namelijk het verzamelen van informatie volgens de bakens van Welzijn Nieuwe Stijl worden zeer expliciet uitgewerkt. Ook twee andere delen van het werkmodel worden besproken: het zoeken naar de vraag achter de vraag en bij het kiezen van interventies: het inzetten van eigen kracht, informele zorg en integrale aanpak. Opmerkingen Zie de bijlage.
Bijlage Eropaf! 2.0, korte beschrijving Outreachend werken heeft voor velen een negatieve connotatie: bemoeizucht, paternalisme, controle, inbreuk op privacy van burgers.. Bussemaker bepleitte niettemin Welzijn Nieuwe Stijl: - vraaggericht, je kijkt naar de vraag achter de vraag - gaat uit van de eigen kracht van de burger en zijn omgeving - je gaat direct op de problemen af - geen kantoorklerken en bureaucraten - niet vrijblijvend: je noemt problemen, geeft oplossingen en bent resultaatgericht - er is ruimte voor de kennis en kunde van de professionals, je bent streetwise We moeten tijd en ruimte nemen om dit soort werken in de praktijk uit te proberen en te ontdoen van die negatieve connotaties.
De sense of urgency is er ook: Voor veel problemen geeft de huidige aanpak geen antwoord. Problemen zijn zó complex dat één enkele organisatie niet meer volstaat, ze zijn hardnekkig en veel mensen ontlopen zorg. Daarnaast ontstaan buurten die een sociale binding ontberen, waar mensen langs elkaar heen leven en onopgemerkt blijven. Ondertussen bleef er in die huizen veel mis gaan. Dus: eropaf! Anders denken over zorgen, anders werken, anders organiseren, anders managen. In het moderne outreachend werken gaat het er om “de eigen kracht van mensen te zoeken en te versterken, niet als een vorm van opgedrongen moraal, maar als een professionele kunst”. De tien kernwaarden van outreachend werken 1. contextgericht outreachend werken voorkomt hoge sociale, maatschappelijke en materiële kosten o zet Eigen Kracht Conferenties in om professionals in hun rol te krijgen en optimaal gebruik te maken van het informele netwerk van de cliënt o lerende professionals zullen zich moeten heroriënteren op hun taken en elkaar helpen om zich nieuwe rollen en taken eigen te maken. Outreachend werken wordt, als we niet oppassen, snel afgeserveerd vanwege de vele verwijten over “bemoeizucht”. 2. outreachend werken herstelt en versterkt het contact tussen burgers en bevordert collectieve verantwoordelijkheid o veel mensen kunnen niet meekomen in de samenleving, bv allochtone (ouderen), subculturen jongeren die geen perspectief zien, mensen met chronische problemen of handicaps enz. Gewezen wordt op het verband tussen armoede en sociale uitsluiting, waardoor mensen met problemen onzichtbaar blijven. 29
o o
Sociale organisaties slagen er niet in om met deze groepen contact te maken of werpen barriéres op door regelgeving. Ook hier is het adagium: spreek mensen op hun eigen kracht aan.
3. outreachend werken defragmenteert en vormt een verbindingsschakel tussen leef- en systeemwereld, tussen burgers en overheid o afgelopen decennia was sprake van grote protocollering en bureaucratisering van de sociale sector. Maar deze systeemwereld botst met de leefwereld van mensen. Problemen van cliënten worden in fragmenten bekeken. Dat werkt vervreemdend en cliënt voelen zich niet langer eigenaar van hun eigen probleem of de oplossing daarvan. o Defragmentatie en een integrale aanpak is het antwoord. Goede voorbeelden in Enschede (wijkcoaches) en Rotterdam (Meegroeien met achterstandsgroepen van Bureau Frontlijn). o Het herstellen van sociale verbindingen tussen burgers onderling, burgers en organisaties en organisaties onderling. 4. outreachend werken beweegt zich professioneel in het spanningsveld tussen autonomie en paternalisme o Maak een duidelijk verschil tussen helpen en handhaven, anders zal het wantrouwen het winnen en de cliënt afhaken. o Maternalisme (Paul Schnabel) is de positieve term om bemoeizorg mee aan te duiden. Het betekent dat als je bij sommigen mensen niets doet, je ze in hun eigen sop gaar laat koken, met alle gevolgen van dien. Hoe rechtvaardig is dat? o Bouw een zorgvuldige relatie op, met mededogen voor de situatie van een cliënt en ga na hoe je diens autonomie kan herstellen of waarborgen. 5. Outreachend werken kiest de belevingswereld als spreekkamer o Het gaat er om dat de outreachend werker werkelijk is geïnteresseerd in de cliënt! (hier wordt zelfs het woord gefascineerd gebruikt). Hoe komt het dat iemand nooit zijn huis uitgaat? Wat is er aan de hand? Oprechte interesse kan leiden tot echt contact. o Anders dan allerlei bewonersadviseurs die met vragenlijstjes binnenkomen als verkapte vorm van informatieverzameling, die niet vervolgd wordt door adequate en afgestemde interventies. Dat wekt wantrouwen. o Kortom: handhavende professionals treden het domein van de cliënt ongevraagd binnen, terwijl outreachende hulpverleners binnen gelaten worden. 6. Outreachend werkers zijn integer en niet veroordelend; zij zoeken naar de vraag achter de vraag en het verhaal achter het verhaal Je manier van praten en kijken is van invloed, en wanneer je iets zegt of juist niet. Alles telt mee als je ongevraagd contact maakt. Er is veel tijd nodig om in gesprek te komen, via omwegen, verhalen, ogenschijnlijk oninteressante onderwerpen m.b.t. hulpverlenen. Maar vaak is dit de enige weg, de enige ingang die cliënten toestaan om toenadering te zoeken. 7. Outreachende professionals zijn de baas over hun eigen tijd en hebben adequate bevoegdheden; contactmakende vaardigheden zijn hun gereedschap, persoonlijke kwaliteiten hun kapitaal. Niet iedereen heeft zijn persoonlijkheid mee om outreachend te kunnen werken. Naast ervaring en oprechte interesse, moet iemand behoedzaam zijn, niet oordelend en (het staat er niet maar wel tussen de regels) respect hebben voor de ander. Het bespreken van normen en waarden spelen zeker mee, maar niet op confronterende wijze, eerder als zoektocht naar wat iemand werkelijk dwarszit.
30
8. Outreachend werken verbindt. Het herstelt contact bij zorg, overlast en maatschappelijke uitsluiting. Bijvoorbeeld bij mensen met huurschulden of anderszins, kan outreachend werken helpen huisuitzettingen en ander nadelig ingrijpen te voorkomen. Dikwijls slaan meerdere organisaties de handen ineen om dit voor elkaar te krijgen. Allerlei vormen van huisbezoeken van professionals na signalen (of bij een bepaalde leeftijd), waar professionals echt contact maken werken zeer effectief. Er worden jaarlijks talloze cliënten (jong, oud, gezinnen) mee bereikt die anders de weg naar de hulpverlening niet hadden gevonden. 9. Outreachend werkers kunnen actief op hun handen zitten; ze ondersteunen mensen bij het mobiliseren van hun eigen krachten Mensen moeten in staat worden gesteld hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en hun burgerrechten en plichten op zich te nemen. Dit emancipatoire uitgangspunt hoort bij outreachende hulpverlening. Dit uitgangspunt lijkt tegenstrijdig met bemoeizorg maar is het niet: mensen die de weg naar de hulpverlening niet kunnen vinden, moeten geholpen worden hun maatschappelijke vaardigheden (weer) op te pakken. Als concrete interventie wordt hier het project “Klimmen Op Eigen Kracht (KOEK) genoemd, waarbij mensen met behulp van een talentenmakelaar aan de gang gaan – verloren gegane – talenten op te sporen om hun ambities en wensen uit te voeren. Het Rotterdamse Bureau Frontlijn gaat nog een stap verder door deze mensen weer in te zetten voor andere mensen die hulpvragen (blz 43). Outreachend werken begint met respectvol contact maken maar moet worden gevolgd door andere acties om niet in hulpverlening t eblijven hangen. Eigen Kracht Conferenties helpen een systeem om de cliënt te bouwen dat de cliënt kan helpen zijn wensen uit te gaan voeren. Dikwijls wordt dit gevolgd door vormen van sociale participatie. Actief op je handen zitten is een slogan die bij deze manier van werken past. 10. Outreachend werken is de basishouding voor alle professionals in de sociale sector. Volgt een betoog dat outreachend werken eigenlijk tot de uitrusting behoort van alle professionals in de sociale sector, die daarin met elkaar samenwerken. Zo kan langzaamaan de leefomgeving van burgers betrokken worden in deze aanpak. Outreachend werken zal wellicht in de toekomst meer in de richting gaan van het activeren van sociale (ondersteuning)systemen.
31
9. Kwartiermaken Bronvermelding Kal, D (2001) Kwartiermaken, werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond, Amsterdam: Uitgeverij Boom. Sector Eigen werkveld (MWD), Buurtwerk, Ouderenwerk, Informele zorg, GGZ, Maatschappelijke Opvang, Jeugdzorg, Ouderenzorg, Gehandicaptenzorg, Thuiszorg, anders, nl: GGZ, gehandicaptenzorg, buurtwerk Doelgroep Mensen die met uitsluiting kampen vormen het startpunt van Kwartiermaken. Tegelijkertijd richt Kwartiermaken zich op de samenleving die zich voor deze mensen moet open stellen. Zowel de kwetsbare burger als de samenleving (burgers, instanties, overheden) behoren dus tot de doelgroep. Doel: succesvolle integratie in de samenleving van mensen die op basis van kwetsbaarheid of een beperking met mechanismen van uitsluiting kampen. Kwartiermaken werkt zowel individueel als maatschappelijk: 1.Werken aan het bevorderen van een samenleving waarin (meer) mogelijkheden ontstaan voor de doelgroep (inclusie). 2.Met mensen uit de doelgroep onderzoeken hoe zij (weer) aan de samenleving kunnen deelnemen. Aanpak Kwartiermaken is een verzameling van activiteiten die in projectvorm kunnen uitgevoerd worden. Per project kan de aanpak verschillen. Kenmerkende activiteiten: 1. In kaart brengen van wensen en behoeften van de kwetsbare doelgroep. 2. Draagvlak organiseren in betrokken organisaties of samenlevingsverbanden voor deelname van de kwetsbare doelgroep. 3. Een Kwartiermaker wordt aangesteld als projectaanjager. 4. Concrete activiteiten worden vormgegeven die inclusie agenderen en mogelijk maken. 5. Zoeken naar duurzame samenwerkingsverbanden om de gastvrijheid te verankeren. Bij Kwartiermaken wordt gebruik gemaakt van zeer uiteenlopende werkvormen waaronder: Maatje ter plekke, multiloogbijeenkomsten, normatieve professionaliteit, kwartiermaakfestivals, Vriendendiensten en werkconferenties. De theorie van de Presentie speelt bij deze werkvormen - en met name de werkvorm normatieve professionaliteit - een rol (Baart, 2001). Venster Empowerment Alle niveaus van empowerment, Kwartiermaken daagt de maatschappelijk werker uit om naast de focus op individuele trajecten veel te investeren in een cliëntvriendelijke en uitnodigende (includerende) omgeving. Gericht op integratie in de samenleving en het tegen gaan van uitsluiting. Venster Welzijn nieuwe stijl Gericht op de vraag achter de vraag (1); In kaart brengen van wensen en behoeften van de kwetsbare doelgroep. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) Met mensen uit de doelgroep onderzoeken hoe zij (weer) aan de samenleving kunnen deelnemen. 32
Formeel en informeel in optimale verhouding (4) Zoeken naar duurzame samenwerkingsverbanden om de gastvrijheid te verankeren. Doordachte balans van collectief en individueel (5) Tweezijdige aanpak: mensen uit de doelgroep stimuleren te participeren en de samenleving ‘ruimte laten maken’. Gebaseerd op ruimte voor de professional (8) Creativiteit van de professional, bij Kwartiermaken wordt gebruik gemaakt van zeer uiteenlopende werkvormen waaronder: Maatje ter plekke, multiloogbijeenkomsten, kwartiermaakfestivals, Vriendendiensten en werkconferenties. Venster SADP werkmodel Act Met mensen uit de doelgroep wordt onderzocht hoe zij (weer) aan de samenleving kunnen deelnemen. Interessant voor Deb is het brede vizier bij de keuze voor interventies, waarbij niet alleen de individuele cliënt maar juist ook de buurt en de samenleving als aangrijpingspunt voor verandering en bewustwording worden gezien. Daarnaast daagt Kwartiermaken de maatschappelijk werker uit om te focus op individuele trajecten los te laten en veel te investeren in een cliëntvriendelijke en uitnodigende (includerende) omgeving. Opmerkingen Er komt een werkboek bij een training voor ervaringsdeskundigen, mogelijk interessant voor Deb.
33
10. Schakelteams (wijkteams of wijkserviceteams) Bronvermelding J. P. Wilken en T. Dankers (Red.), 2010. Schakels in de buurt. Op weg naar nieuwe vormen van zorg en welzijn in de wijk. Utrecht: Kenniscentrum Sociale Innovatie HU / Amsterdam: SWP. Werkwijze Schakelteam is ontwikkeld door twee jaar experimenteren met learning communities in drie Amersfoortse wijken: Kruiskamp-Koppel (professioneel wijknetwerk in Vogelaarwijk met veel overlast, multiproblem huishoudens en zorgmijders); Randenbroek-Schuilenburg (meervoudig steunsysteem rond ouderen); Schothorst (aansluiting mensen met een psychiatrische achtergrond en andere wijkbewoners). Sector Eigen werkveld (MWD), Buurtwerk, Ouderenwerk, Informele zorg, GGZ, Maatschappelijke Opvang, Jeugdzorg, Ouderenzorg, Gehandicaptenzorg, Thuiszorg, anders, nl: GGZ, OGGZ, Gehandicaptenzorg, Ouderenzorg, Buurtwerk, Ouderenwerk Doelgroep Zelfstandig in de wijk wonende mensen met ernstige psychische, sociale en lichamelijke beperkingen. Doel Verbetering van zorg en ondersteuning, inclusie en participatie door middel van ‘welzijnszorg’: een goed geschakeld aanbod van individuele en collectieve, formele en informele voorzieningen in de wijk. Aanpak Welke veelbelovende aanpak komt naar voren met welk resultaat? De gerichte combinatie van opbouwwerk- support en rehabilitatiemethodieken. Het schakelteam kent minimaal drie, bij voorkeur generalistisch opgeleide professionals uit welzijn, zorg en vrijwilligerswerk. Daaromheen een buitenschil naar behoefte uit GGZ, politie, corporatie, huisartsen. Team zorgt voor goede verbindingen in de wijk en schakelt (verbindt) op twee niveau’s: schakelen in de frontlinie: tussen individuele burgers, organisaties en netwerken; schakelen in de tweede lijn: tussen uitvoerend niveau en beleidsniveau. Functies schakelteam: presentie (aanwezig zijn in de wijk, dicht bij bewoners en bewonersgroepen), kennis verzamelen (belangen, behoeften, problemen) ,sociale kaart bijhouden in WIS: wijkinformatie systeem, informeren (van burgers, professionals en beleidsmakers), signaleren (sociaal isolement, zorgwekkende situaties, veiligheidskwesties, problemen tussen bewoners), analyseren (belangen, vragen, wensen en behoeften, individueel dan wel collectief), plannen (activiteiten en interventies), het (mede-)uitvoeren, regisseren en coördineren van hulp- en dienstverlening, activeren van burgers, mobiliseren van hulpbronnen, verduurzamen in sociale en economische infrastructuur. Het resultaat is een stevige sociale infrastructuur waarin een goed ‘maatschappelijk steunsysteem’ tot stand komt: een geheel van voorzieningen, diensten en (informele) sociale netwerken waarvan kwetsbare mensen gebruik kunnen maken als ‘hulpbronnen’ om in hun bestaan te voorzien. Venster Empowerment 34
Individuele en collectieve empowerment: gericht op inclusie en participatie, gebruik maken van hulpbronnen in de omgeving. Venster Welzijn nieuwe stijl Gericht op de vraag achter de vraag (1) Het is één van de doelstellingen van het project om hier aan te werken, door de beschikbare kennis over de wijk en de bewoners, is dit mogelijk. Direct er op af (3) Gericht op sociaal isolement en zorgwekkende situaties. Formeel en informeel in optimale verhouding (4); Doordachte balans van collectief en individueel (5) Het schakelteam biedt de maatschappelijk werker een snelle toegang tot informatie over kwetsbare mensen (individueel) en ontwikkelingen in de wijk (collectief). Dit vergemakkelijkt het verzamelen van informatie en het beoordelen van de situatie. Versterken en gebruik maken van de sociale infrastructuur van de wijk, een steunstructuur van formele en informele voorzieningen. Integraal werken (6) Gericht op alle levensgebieden. Venster SAPD werkmodel Plan Het gaat om een goed geschakeld aanbod van individuele en collectieve, formele en informele voorzieningen in de wijk. De schakelteams bieden hiervoor een goed functionerende, interdisciplinaire coördinatiestructuur. Het schakelteam kent minimaal drie, bij voorkeur generalistisch opgeleide professionals uit welzijn, zorg en vrijwilligerswerk. Daaromheen zit een buitenschil naar behoefte uit GGZ, politie, corporatie, huisartsen. Het team zorgt voor goede verbindingen in de wijk en schakelt (verbindt) zowel in de frontlinie als in de tweede lijn, tussen uitvoerend niveau en beleidsniveau. Interessant als wijkgerichte werkstructuur voor maatschappelijk werkers die intensief willen samenwerken met andere disciplines en organisaties. Wat is de relevantie van het voorbeeld voor Dicht-er-bij? Deelname in het team is facultatief, maar wel aan te bevelen: het verdient zich terug. Belangrijke informatie over de situatie van de cliënt is immers relatief snel beschikbaar vanwege groeiende kennis over de wijk en de mensen. Mw kan eerder op zoek gaan naar de vraag achter de vraag en is er eerder bij, waardoor lichte interventies wellicht nog kansrijk zijn. Ook ontstaat meer zicht op de mogelijkheid van collectieve oplossingen en inzet van vrijwilligers. Team kan helpen evalueren van eerste interventies en afstemmen vervolgaanbod. Opmerkingen Zwak punt is mogelijk het mandaat / doorzettingsmacht van de teamleden, die verantwoording verschuldigd zijn aan hun eigen (sectorale) organisatie). Gescheiden financieringsstromen en bureaucratische afrekencultuur vormen belemmering voor doorontwikkeling. Pleidooi om schakelteam integraal als basisfunctie te financieren vanuit de Wmo.
35
11. WMO project De Kanteling van de VNG Bronvermelding • VNG website http://www.vng.nl/eCache/DEF/80/490.html • De Boer, R. (2010). Van eerste contact tot arrangement. Inhoudelijke keuzes bij De Kanteling. Den Haag: VNG • Het Gesprek. Deel I: Bouwsteen voor de nieuwe modelverordening Wmo. Den Haag, VNG, 2010 • Het Gesprek. Deel II: Praktische Handreiking. Den Haag, VNG, 2010
Sector Gemeenten, ouderenadviseurs, MEE-instellingen, zorg- en welzijnsaanbieders Doelgroep De Kanteling is een project van de VNG dat erop gericht is gemeenten te ondersteunen bij het invullen van de compensatieplicht en het vormgeven van de Wmo. Doel De Wmo verplicht gemeenten om samenhangend beleid te voeren om de participatie van haar burgers mogelijk te maken en te bevorderen. Er is een omslag in het denken nodig over de rol van de gemeente, van de burger en van betrokken maatschappelijke organisaties. Om participatie en zelfredzaamheid te stimuleren is het niet genoeg om voorzieningen te verstrekken en activiteiten of organisaties te subsidiëren. Het gaat niet om de voorziening maar om het resultaat. Daarbij komt meer nadruk op wat de burger zelf kan en wat hij kan bijdragen om anderen te helpen. De Kanteling is een opdracht voor alle gemeenten om de omslag te maken van claimgericht (voorzieningen en hulpmiddelen) naar resultaatgericht (participatie en zelfredzaamheid) werken. Er vindt een omslag plaats van zorgen voor burgers, naar bieden van ondersteuning bij het zoveel mogelijk zelf doen en zelf organiseren. Aanpak Deze kanteling vraagt om veel aandacht voor het gesprek met de burger. Eerst goed de situatie in kaart brengen voordat er afspraken gemaakt worden over oplossingen. Kantelen gaat over alle fases die een burger doorloopt vanaf het moment dat hij een beperking ervaart in zijn deelname aan de samenleving, tot het moment dat hij passend ondersteund wordt ter compensatie van die beperking. De VNG onderscheidt vijf functies in dit proces (zie model). Gemeenten staan voor inhoudelijke keuzes bij elk van deze functies.
Soms worden meerdere functies in één gesprek afgehandeld, dan weer wordt één functie over meerdere contactmomenten met verschillende personen gespreid. Bovendien kunnen burgers op elk moment voldoende geholpen zijn om zelf verder te kunnen. Niet iedere burger met een ondersteuningsbehoefte doorloopt dit hele proces. Venster Empowerment 36
Het accent ligt op eigen kracht, eigen sociaal netwerk en collectieve arrangementen. (individuele en collectieve empowerment) Venster Welzijn nieuwe stijl Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) Eigen kracht en mogelijkheden komt als eerste aan bod in het gesprek. Formeel en informeel in optimale verhouding (4) Nadrukkelijk wordt gekeken naar mogelijkheden in het eigen, informele netwerk. Doordachte balans van collectief en individueel (5) Nadrukkelijk worden collectieve arrangementen overzocht alvorens tot een individueel aanbod over te gaan. Integraal werken (6) De Kanteling gaat uit van een integrale aanpak van de vragen. Gebaseerd op ruimte voor de professional (8) Van de professional wordt het aangeven van creatieve oplossingen verwacht. Venster SAPD werkmodel Plan Een belangrijk instrument is Het Gesprek. Doel daarvan is vraagverheldering, vaststellen van het te behalen resultaat en het afspreken van oplossingen. Oplossingen worden in deze volgorde verkend: eigen kracht, sociale omgeving, algemene voorzieningen en individuele voorzieningen. Opmerkingen In het kader van de Kanteling wordt één en ander ontwikkeld. In de loop van het jaar komt het CIZ met een digitale applicatie. Model Meldingsformulier Wmo http://www.vng.nl/Documenten/actueel/beleidsvelden/maatschappelijke_ondersteuning/2011/ 20110713_model_meldingsformulier_opmaak.doc Model Aanvraagformulier Wmo http://www.vng.nl/Documenten/actueel/beleidsvelden/maatschappelijke_ondersteuning/2011/ 20110713_model_aanvraagformulier_opmaak.doc
Aanvullende informatie
Het Gesprek in het kader van de Kanteling, VNG Het Gesprek kan worden gevoerd door gemeenteambtenaren (Wmoconsulenten of -adviseurs) vanuit het centrale Wmo-loket. Het kan ook worden gevoerd in decentrale ’toegangspunten’ voor Wmo ondersteuning waarbij de partnerorganisaties, zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk werk het gesprek aangaan. Het resultaat van het eerste contact moet zijn dat de burger weet waar hij naartoe kan met zijn vraag. Vaak is een eerste contact met de eigen huisarts, een ouderenadviseur of een medewerker van een zorgaanbieder met wie al contact is; vertrouwde mensen die makkelijk bereikbaar zijn. Dit vraagt dus om zichtbaarheid en laagdrempelige toegang van (medewerkers van) partnerorganisaties, zoals het maatschappelijk werk. Ook goede onderlinge contacten (het netwerk) tussen medewerkers op uitvoeringsniveau zijn van groot belang. Zorg dat je elkaar kent. Hou regelmatig bijeenkomsten waar verschillende maatschappelijke organisaties zich presenteren en waarbij de medewerkers onderling kunnen kennismaken. Zet een inlooplocatie op voor het decentraal Wmo-loket. Omdat de loketten bemenst worden door medewerkers van verschillende organisaties met verschillende achtergronden zal er gewerkt moeten worden aan een 37
zekere mate van eenduidigheid of standaardisering van de werkwijze. Met name voor het voeren van het gesprek is dat belangrijk. Het gesprek Hierover heeft de VNG twee publicaties uitgebracht ‘Het gesprek deel I: juridische bouwsteen’ en ‘Het gesprek deel II: praktische handreiking’. Beide publicaties zijn te downloaden via www.vng.nl/dekanteling. Binnen het gesprek maakt de VNG een duidelijk onderscheid tussen twee onderdelen: • De vraagverheldering en vaststellen van het te behalen resultaat • Het afspreken van oplossingen. In het kader van De Kanteling onderscheiden we vier typen oplossingen: eigen kracht, sociale omgeving, algemene voorzieningen en individuele voorzieningen. Bij het bespreken van mogelijke oplossingen voor de ondersteuningsbehoefte van de burger komen deze achtereenvolgens aan bod. Het moet voor de burger niet uitmaken of hij het gesprek voert met iemand van een zorgaanbieder, iemand van de welzijnsorganisatie of iemand van de gemeente. De beste manier om die eenduidigheid te bereiken is door de partners zelf te betrekken bij de ontwikkeling van uniforme werkwijzen, protocollen of rapportages. Training op competenties, de ontwikkeling van een gezamenlijke sociale kaart en onderlinge netwerkvorming is ook in dit model van groot belang. Een uitdaging voor iedere gespreksvoerder is om altijd de vraag van de burger als uitgangspunt te nemen zonder daarbij teveel beperkt te worden door het aanbod dat hij kent. Gespreksvoerders moeten een zeer brede kennis hebben van de verschillende mogelijkheden van ondersteuning binnen de gemeente. Ook ver buiten het aanbod van de eigen organisatie. Er zijn gemeenten waar gespreksvoerders gemandateerd zijn om (bepaalde) individuele voorzieningen toe te wijzen. Hierdoor wordt de doorlooptijd van een aanvraag doorgaans een stuk korter. De formele bevoegdheid blijft bij mandatering altijd bij de gemeente liggen. Idealiter geeft het gespreksverslag voldoende informatie om de aanvraag te beoordelen. Soms is een aanvullend gesprek voor de beoordeling van een aanvraag noodzakelijk. Bijvoorbeeld om specifieke medische gegevens te verzamelen. Wanneer Het Gesprek? Doetinchem heeft een instrument ontwikkeld om snel en eenvoudig te bekijken of een breed Gesprek al dan niet zinvol is. Een eerste onderscheid wordt gemaakt tussen burgers die al bekend zijn en burgers die nog niet bekend zijn bij de Wmo. Burgers die nog niet eerder in contact zijn geweest met het Wmo-loket krijgen in principe allemaal een Gesprek. Tenzij het direct duidelijk is dat het een eenvoudige en enkelvoudige vraag betreft. Bij een burger die al in beeld is bij het Wmo-loket van de gemeente wordt gekeken of zijn situatie substantieel veranderd is of niet. Als er sprake is van een nieuwe ondersteuningsvraag van de burger krijgt hij (opnieuw) een Gesprek. In schema ziet dat er zo uit:
38
Wie neemt het initiatief en hoe? De vraag om een Gesprek kan in principe van de burger zelf of de mensen om hem heen komen. Zoals de echtgenoot, een kind of een ouder. Maar ook de buurvrouw of de vrijwilliger van de maaltijdservice of het GGz-steunpunt of de vrijwillige ouderenadviseur kan doorgeven dat een Gesprek zinvol lijkt. Datzelfde geldt voor de professionals, die de betrokken burger kennen en menen dat extra steun nodig is. Je kan dan denken aan de huisarts, de ouderenadviseur, de maatschappelijk werker, de sociaal raadsman, de MEE consulent, de wijkverpleegkundige, de (alfa)hulp, de woningbouwconsulent, etc. En last but not least kan het ook een gemeenteambtenaar zijn, bijvoorbeeld iemand die belast is met de uitvoering van de Wwb. Maar let wel: degene die om een Gesprek vraagt, doet dat uiteraard wel na overleg met en instemming van degene om wie het gaat. De vraag is opgeworpen of je die vraag om contact zwart op wit of digitaal wilt hebben. Of dat een simpel telefoontje genoeg is. Wij denken dat het allemaal mogelijk moet zijn. Maar: het is wel verstandig vast te leggen wie de melding heeft gedaan en wat als probleem is gesignaleerd. Zo snel mogelijk na de eerste melding vindt het Gesprek plaats. Als een gemeente ervoor kiest de uitnodiging schriftelijk te versturen dan is het handig de gespreksonderwerpen te benoemen. Is de afspraak per telefoon gemaakt dan is het het meest praktisch telefonisch de onderwerpen door te geven. Als iemand bepaalde papieren bij de hand moet hebben, kan dat op dezelfde wijze doorgegeven worden. Waar gaat Het Gesprek over? 1. Doel van het Gesprek 2. Bevoegdheid gesprekspartner 3. Problemen bij zelfredzaamheid en participatie 4. Ervaren beperking, chronisch psychisch of psychosociaal probleem 5. Te bereiken resultaat 6. Oplossingsmogelijkheden: • Inzet eigen kracht en mobiliseren/ inzet eigen netwerk • Wettelijk voorliggende voorzieningen • Algemeen gebruikelijke voorzieningen • Collectieve of algemene voorzieningen • Individuele voorzieningen 7. Het arrangement 8. De afsluiting van het gesprek met het verslag 9. Vervolgstappen Wanneer en waar? Afspraak voor het Gesprek wordt binnen een week na het eerste contact gemaakt, noodsituaties daargelaten. Het Gesprek zelf volgt zo spoedig mogelijk. Beide partijen hebben zo ook de gelegenheid paperassen en al aanwezige gegevens te verzamelen. De plek van het Gesprek maakt niet zoveel uit, als beide partijen maar het gevoel hebben dat het in alle rust en privacy gevoerd kan worden. Dat zal in veel gevallen bij voorkeur bij de burger thuis zijn, maar het kan ook in een buurtcentrum of dorpshuis, in het stadhuis of het gezondheidscentrum. We spreken weliswaar over het Gesprek, maar in onze ogen kan dat ook een serie gesprekken zijn. Voor het verkennen van het probleem of de problemen, het benoemen van het resultaat en het zoeken naar oplossingen kan immers meer tijd nodig zijn. Lokale varianten Helmond werkt met MAATwerk-professionals voor het voeren van het Gesprek. Zij hebben per burger maximaal 12 keer 1 uur beschikbaar om tot vraagverheldering te komen en oplossingen af te spreken. Vaak wordt tijdens dit traject ook al ondersteuning ingezet (meestal in de vorm van hulp bij 39
het huishouden). Dit MAATwerk is in Helmond als aparte dienst aanbesteed en wordt uitgevoerd door verschillende aanbieders. In Doetinchem wordt er in koppels gewerkt als het gaat om het voeren van het Gesprek. Een gemeentelijke Wmo klantmanager wordt vergezeld van een MEE consulent of een ouderenadviseur. Het Gesprek bestaat in Doetinchem doorgaans ook uit meerdere contacten. Het eerste contact wordt uitsluitend gebruikt voor het in beeld brengen van de situatie. Er wordt nog niet over oplossingen gesproken. Het tweede contact is meestal een huisbezoek. In de Rotterdamse deelgemeente IJsselmonde is een vlechtwerk georganiseerd. Dit is een multidisciplinair netwerk van professionals die integraal kijken naar de vraag van individuele burgers. Een casemanager voert namens het vlechtwerk het Gesprek met de burger (in meerdere contacten) en bespreekt de ondersteuningsbehoefte met zijn collega’s in het vlechtwerk. Niet iedere burger met een ondersteuningsbehoefte wordt in het vlechtwerk besproken. Het is vooralsnog gericht op ouderen met complexe problematiek. In Nieuwegein leggen allereerst de Wmo-consulenten een huisbezoek af om de vraag te verhelderen. Als blijkt dat het een complexe situatie is of als intensievere cliëntondersteuning (in de zin van hulp bij het zoeken naar een oplossing) nodig is worden ’spinners’ van het welzijnswerk ingezet. Vrijwilligers Tot slot kunnen ook vrijwilligers een belangrijke rol vervullen. Dat zij deze functie vervullen is niet vanzelfsprekend gelet op de vaardigheden, kennis en houding die het Gesprek eist. Er zijn aparte trainingen voor vrijwillige ouderenadviseurs, GGz-consulenten (ervaringsdeskundigen) en de vrijwilligers van de wijk- en steunpunten. Welke eisen mag je aan een gespreksvoerder stellen? • Goed opgeleid en getraind in gekanteld denken en doen • Creatief en accuraat • In staat tot mobiliseren van de eigen kracht • Kunnen mobiliseren van het eigen netwerk • Met kennis van de lokale sociale kaart • Met kennis van wetten en (gemeentelijke) regels. Gekantelde formulieren Het startpunt van een burger met een ondersteuningsbehoefte is in de huidige praktijk vaak een aanvraag door middel van een formulier. Dit dwingt de burger zijn vraag te formuleren in de vorm van een oplossing. De Kanteling vraagt om een meer vraaggerichte benadering. Een melding als startpunt (via formulier, telefoongesprek of aan het loket) biedt veel meer mogelijkheden om breed te kijken naar de situatie van de burger. Het verschil met een aanvraag is dat bij een melding op voorhand geen keuze wordt gemaakt voor een bepaalde voorziening, maar dat er een omschrijving wordt gegeven van een robleemsituatie. De gemeente Almere heeft in samenwerking met een aantal lokale maatschappelijke organisaties de EigenKrachtWijzer ontwikkeld. Dit is een hulpmiddel dat burgers kan helpen om hun eigen vraag of probleem te verhelderen. Via www.eigenkrachtwijzer.nl kan iedereen de vragenlijst invullen over de onderwerpen en levensgebieden die hij zelf selecteert. Via de website kan de burger direct in contact gebracht worden met (lokale) organisaties die hem bij zijn vraag kunnen ondersteunen. De EigenKrachtWijzer kan ook door professionals (gespreksvoerders) gebruikt worden voor vraagverheldering. Een ingevulde EigenKrachtWijzer kan bovendien een uitstekende basis zijn voor het gesprek. Almere: de EigenKrachtWijzer voor burgers en professionals De EigenKrachtWijzer helpt mensen via uitgebreide vraag‐verheldering hun hulpvragen en de eigen situatie in kaart te brengen. De EigenKrachtWijzer is een laagdrempelig hulpmiddel om de vragen die bij inwoners leven over wonen, werken, welzijn en zorg, van een helder antwoord te voorzien. Een antwoord waarin eigen kracht van mensen een belangrijke rol speelt,
40
dat hen regie laat houden over hun eigen leven. De eigen kracht van mensen en hun sociale netwerk is daarbij het uitgangspunt. De vraag‐verheldering leidt tot adviezen en informatie over (lokale) instanties die ondersteuning kunnen bieden. Bovendien kan de gebruiker van de EigenKracht Wijzer ervoor kiezen een hulpverlener inzicht te geven in het resultaat van de vraagverheldering. Zo kan een hulpverlener zich voorbereiden op het gesprek en hoeft de cliënt niet het hele verhaal opnieuw te doen. Er is een speciale versie, de EigenKrachtWijzer voor professionals ontwikkeld. Deze versie biedt de professional twee mogelijkheden: Snel advies geven: op basis van een paar vragen over een leefgebied, worden direct oplossingsuggesties getoond (vergelijkbaar aan Regelhulp) EigenKrachtWijzer compact: inhoudelijk dezelfde functionaliteit en vraagstelling als de ‘bugerversie’, maar de vraagstelling wordt in één scherm onder elkaar opgebouwd. Hierdoor kan een professional sneller de vraagverheldering met de cliënt (op afstand) doorlopen. Bron: www.eigenkrachtwijzer.nl
Ter ondersteuning van het gesprek kunnen checklists gebruikt worden om te voorkomen dat er onderwerpen of aandachtsgebieden gemist worden. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een gestructureerde vragenlijst of een rapportageformat, dat de gespreksvoerder helpt om aan ieder benoemd leefgebied aandacht te besteden. Er is echter wel een spanningsveld met het voeren van een zo open mogelijk gesprek. Het gesprek moet niet dusdanig dichtgetimmerd worden dat er geen ruimte meer is voor uitwijding of zijsporen die cruciaal zijn in de specifieke situatie van die burger. Breed kijken naar de vraag en de mogelijke oplossingen vraagt van de gespreksvoerder verder een gedegen kennis van de sociale kaart. Een goede en toegankelijke (digitale) sociale kaart kan bovendien voor burgers zelf ook een goede bron van informatie zijn. Verder http://www.vng.nl/eCache/DEF/97/024.html
41
12. Outreachend team (OT) MD Alexander Rotterdam Onderdeel van Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Alexander. Bronvermelding MDA Kwaliteitshandboek 2011 Verslag groepsgesprek in verband met inventarisatie Dicht er bij dd 24-10-2011 Groepsinterview in verband met verzamelen good practices 19-12-2011. Sector Maatschappelijke dienstverlening. Doelgroep Kwetsbare mensen, veelal in sociaal isolement; zorgmijders Doel Contact maken en hulp bieden op verschillende levensgebieden (met name praktische zaken), aan kwetsbare mensen, mensen die veelal wantrouwend ten opzichte van hulpverlening staan en snel afhaken. Aanpak Outreachende werkwijze, op basis van signalen gaat men eropaf. Signalen komen van professional (politie, hulpverlening, semiprofessionals huismeester, visboer) en buurtbewoners. De werkers ‘scharrelen in de buurt’ om zichtbaar te zijn en zelf te signaleren. Inmiddels is er een lijst van meer dan 80 buurtbewoners (sleutelfiguren) die zich betrokken voelen om een signalerende taak op zich te nemen en andere buurtbewoners te ondersteunen. Deze lijst is voor alle professionals beschikbaar. De werkers van het OT onderhouden contact met de sleutelfiguren, ze zijn alert op wat mensen voor de wijk kunnen betekenen. Het team is volhardend in de contactleggingsfase: soms duurt het een jaar voordat men binnen mag komen. De hulp is praktisch gericht: wat op een bepaald moment speelt wordt aangepakt, veelal materiele problematiek. MDA heeft een grote pool vrijwilligers, zowel mensen die op kantoor cliënten helpen bij administratieve zaken als mensen die cliënten bezoeken en andere activiteiten ondernemen. Venster Empowerment Het outreachend team probeert zoveel mogelijk gebruik te maken van de krachten in de wijk: empowerment op collectief niveau. Venster Welzijn nieuwe stijl Direct er op af (3): Zeer outreachende werkwijze, op basis van signalen en volhardend in de contactlegging. Formeel en informeel in optimale verhouding (4) Samenwerking met professionals, semiprofessionals en vrijwilligers, sleutelfiguren in de wijk, netwerk van sleutelfiguren. De investering in de eigen vrijwilligers van MDA, meer samenwerken op basis van gelijkwaardigheid dan ‘vrijwilligers inzetten’. Doordachte balans van collectief en individueel (5): Gebruik maken van wijkvoorzieningen en groepswerk. Integraal werken (6): Gericht op alle levensgebieden. Gebaseerd op ruimte voor de professional (8): Er is ruimte voor de professional en eigen initiatief, maar er zijn wel duidelijke kaders over het afleggen van verantwoording. Werkers komen bij het outreachend werken in situaties waarin de verantwoordelijkheden niet duidelijk gedefinieerd zijn. Dit brengt de werkers in een kwetsbare positie en vraagt veel van de onderbouwing en documentatie van de gemaakte keuzen. 42
Het team voelt zich hierin gesteund door de manager en organisatie. Men staat open voor ontwikkelingen en onderzoek, onderzoek maakt resultaten zichtbaar en geeft ruimte om te experimenteren. Venster SAPD werkmodel Scoort hoog op Study en Act, maar vooral op Plan. Goed uitgewerkte visie en aanpak voor Outreachend werken en de overdracht van die aanpak naar de gehele organisatie. Goed nagedacht over verantwoordelijkheden bij outreachend werken en de consequenties voor de documentatie / registratie. Verantwoording afleggen, aangeven wat en waarom iets is gedaan, achteraf bij crises. Veel bewegingen in de informele sfeer maken duidelijk dat hulpverlening heel veel cyclisch werken betekent. Veel improvisatie ook, veel onverwachte momenten (zowel nieuwe problemen als kansen die onverwacht opduiken). Veel minder lineaire trajecten, veel grotere onvoorspelbaarheid. Opmerkingen Bijlage: verslag interview outreachend team 19-12-2011
Verslag groepsinterview 19 december 2011 aan de hand van thema's. Algemeen / Contactleggingsfase Het outreachend team (OT) richt zich op zorgmijders van alle leeftijden, veelal kwetsbare mensen in een sociaal isolement, mensen met weerstand tegen hulpverlening en mensen die snel afhaken. Er is bijna altijd sprake van materiële en financiële problematiek, regelmatig van huiselijk geweld. Het eerste contact komt vaak tot stand door verwijzingen van politie, andere hulpverleningsorganisaties, buurtbemiddeling en buurtbewoners. Er komen ook aanmeldingen via Lokaal team Huiselijk geweld, (hier vindt samenwerking/afstemming met diverse ketenpartners plaats, waaronder Bureau Jeugdzorg, CJG, politie, GGD, vrouwenopvang) de aanleiding is dan huiselijk geweld. Daar zijn zorgmijders bij, maar ook mensen waarbij als het contact eenmaal gelegd is, openstaan voor hulpverlening en verwezen kunnen worden naar een andere afdeling van de organisatie of extern. Werkers signaleren ook zelf situaties die hulp behoeven door aanwezig te zijn in de buurt en daar contacten met buurtbewoners te onderhouden, het 'scharrelen in de wijk'. In de beginfase richten de werkers zich op het leggen van contact, er worden dan weinig eisen aan cliënten gesteld. De contactleggingsfase is heel omvangrijk omdat je soms driekwart jaar tot een jaar nodig hebt om binnen te komen. Dit vraagt vasthoudendheid en gaat dat doormiddel van steeds korte bezoeken brengen en praten aan de deur. 'Zodra je contact hebt, moet je ook doorgaan, dan kan je het niet loslaten'. Het valt het de werkers ook op hoe snel je wel veel 'hoort, ziet, proeft, ruikt en voelt' in een nieuwe situatie. De hulp is zeer divers: eerste nood, materiële hulp en dienstverlening, hand- en spandiensten en mensen uit isolement proberen te halen. De verdere werkwijze komt uit de voorbeelden naar voren. Samenwerken Samenwerken is één van de belangrijkste onderdelen van het werk en gebeurt op verschillende niveaus. Met formele organisaties, bijvoorbeeld politie, GGD, locale zorgnetwerken, opbouwwerk. Daarnaast zijn er informele contacten, via het netwerk van cliënten en werkers, met 'sleutelfiguren' (zie onder het project Even Buurten) die een rol spelen in de wijk, buurtbemiddeling en vrijwilligers. 43
Ook wordt belang gehecht aan contacten met semi professionals: huismeesters, de gemeentelijke ophaaldienst, zij zien waar de problemen in de wijk zijn en medewerkers van de Ret zien veel verwaarloosde mensen / jongeren in de Metro. Het OT is betrokken bij SISA, een meldingssysteem voor jongeren, het is een hulpmiddel om langs elkaar heen werken te voorkomen. Als er een melding wordt gedaan en er is een match, kan daar contact over zijn. Het is een hulpmiddel, geen oplossing, het team kijkt verder dan de protocollen. Zoiets zou voor dementerende ouderen ook goed zijn, daar wordt nu veel langs elkaar heen gewerkt. Het team vindt het belangrijk ook in de samenwerking outreachend te zijn, wel kritisch, maar op samenwerking gericht. Van nature zijn er weinig samenwerkingsmomenten met het opbouwwerk geweest. Nu zijn er op uitvoerend niveau en directieniveau pogingen om dat te verbeteren. Teammanager: 'De verkokering die er is ontstaan probeert men te doorbreken, iedereen ziet het belang ervan in.' Ook middels subsidie wordt de samenwerking met het opbouwwerk gestimuleerd. Teamlid: 'We waren elkaars concurrenten, dat wat we met vrijwilligers doen, niet concurreren maar samenwerken, dat moeten we ook met opbouwwerk en buurtwerk doen. Samen er tegenaan, het is onze wijk, met ieder onze eigen verantwoordelijkheid. OT komt achter de deur, opbouwwerk niet, maar de cliënten kunnen wel aansluiten bij de laagdrempelige activiteiten van het opbouwwerk. bijvoorbeeld voorlezen op scholen.' De concurrentie bestond er volgens het team uit dat het opbouwwerk ook individuele gesprekken wil voeren. Maar als het echt belangrijk wordt, moet het wel naar het OT gaan. In een wijk is het ook heel moeilijk om met de buurtwerker in contact te komen. Zij zijn weer niet gewend dat de mwd er in de wijk komt. Er kwamen geen verwijzingen over en weer. Nu is er dus wel meer samenwerking. Het zou goed zijn om met multidisciplinaire teams (opbouwwerk en mwd) de wijk in te gaan. Iedereen moet wel op een nieuwe gaan denken. In plaats van in je eigen beroepsgroep denken, sterk gekaderd, op motivatie van cliënten wachten meer in de leefwereld actief zijn. Bij opbouwwerk spelen de opdrachten van deelgemeentes een grote rol, het gevaar is alleen met de vergadertijgers bezig zijn. Je zou echt op de haarvaten van de wijk in moeten en durven gaan, het opbouwwerk zou daar thema's uit moeten halen. Van oudsher is er politiek sociaal activistische bij opbouwwerk en de therapeutische inter-persoonlijke insteek bij mwd, daar moet een verbinding tussen komen. Een voorbeeld van samenwerking met informele organisaties is de senioren adviesraad, daar zitten sleutelfiguren in, er zijn volgens de teammanager meer linken dan werkers soms beseffen. Uitvoerend werkers zijn meer op cliëntniveau met contacten bezig, niet met de 'burgermeesters van de wijk', geen vergadertijgers. MDA heeft wel een eigen cliëntenraad. Het gevaar bestaat om teveel om de tafel te zitten, dat willen organisaties graag. Voor de uitvoerend werkers is het belangrijker om met de sleutelfiguren, de contactpersonen op cliëntniveau te werken. Samenwerking met vrijwilligersorganisaties kan ook lastig zijn. Zo is een groep bewoners een initiatief gestart waardoor ze heel actief zijn in een wijk. Als organisatie werden ze door de deelgemeente als belangrijk gezien, dit gaf status en macht. Ze wilden hulpverlenen en zaten bij casuïstiekbesprekingen aan tafel. Ze waren tegelijkertijd cliënt en hulpverlener, hadden toegang tot privacygevoelige informatie en gingen daar onzorgvuldig mee om. MDA heeft een grote afdeling informele zorg, daar werken ongeveer 80 vrijwilligers, waaronder stagiaires (grens tussen vrijwilligers en stagiaires vervaagt: vrijwilligers starten een opleiding en / of worden geschoold via de eigen vrijwilligersacademie). De laatste anderhalf jaar is er veel geïnvesteerd in vrijwilligers en is het aantal toegenomen. Door de vrijwilligers academie en de samenwerking met beroepskrachten is de binding van vrijwilligers aan de MDA vergroot en krijgen vrijwilligers meer plezier in hun werk. Vroeger was de uitspraak:' Ik zet een vrijwilliger in'. Nu werken mensen samen met vrijwilliger, dat is echt anders Werkers vinden het blijkbaar geen bedreiging meer, het is heel lang bedreigend geweest ook omdat het competente vrijwilligers zijn. Vrijwilligers werken nu ook voor moeilijker mensen, wat andere competenties van hen vraagt. De werkers investeren er ook in vrijwilligers door ze mee te 44
nemen op huisbezoek. Met de start van het OT zijn de werkers altijd heel open geweest in het meenemen van mensen op huisbezoek, of het nu stagiaires of onderzoekers zijn. De flexibiliteit waarmee dat gebeurt, geeft ruimte om te groeien. Er zijn ongeveer 10 vrijwilligers die op kantoor werken, veelal voor administratieve ondersteuning van mensen. Andere vrijwilligers worden ook voor andere activiteiten ingezet (bv klusjes in huis, thuisondersteuning), vooral bij het Amw, maar als contacten met cliënten eenmaal gelegd zijn, ook bij het OT. Het OT gaat soms ook mee met de vrijwilligerscoördinator op huisbezoek, om te onderzoeken of er alleen een vrijwilliger in een bepaalde situatie kan of dat er meer nodig is, daarin is samenwerking. Tweedejaars sociaal werk studenten worden ingezet bij de aanmelding bij schuldhulpverlening. Bij materiële problematiek, waar veel bureaucratie is, is ook wel gebleken dat mensen stagiaires of vrijwilligers nodig hebben om de papieren op orde te houden, ook mensen die ouder worden, bv mensen die een reclamefolder niet van een belangrijke brief kunnen onderscheiden. Als daar één keer per maand iemand komt en ook nog even een praatje maakt, is dat voldoende, dat hoeft een beroepskracht niet doen. Zodra er meer zaken spelen, komt de vrijwilliger wel naar de beroepskracht. Vrijwilligers willen die regie ook helemaal niet, ze signaleren wel (meer dan professionals kunnen), ze zijn sleutelfiguren, ogen en oren. Een discussiepunt is wel of vrijwilligers het werk overnemen of een aanvulling zijn. Warmte, een huiskamer effect kunnen vrijwilligers vaak goed creëren bij klanten. De mwd er blijft wel monitoren, contactpersoon en aanspreekpunt voor de vrijwilliger zijn, er moet sprake zijn van partnerschap tussen professional en vrijwilliger. Bij samenwerking met andere afdelingen binnen de eigen organisatie (bijvoorbeeld sociaal raadslieden, AMW) probeert het OT de outreachende attitude te versterken, zodat de hele organisatie meer outreachend gaat werken en de afdelingen wat dit betreft naar elkaar toe groeien. Ook op management niveau is het overleg gaande om de outreachende attitude organisatiebreed neer te zetten. Niet iedereen hoeft de straat op of contact te leggen met zorgmijders, maar een meer presentieachtige houding zonder direct een afvinklijstje te hanteren van wie wel en niet geholpen kan worden, is wel belangrijk. Gestreefd wordt naar een overdracht naar ander team. Dit lukt lang niet altijd, outreachend werken vraagt toch specifieke competenties die niet welke maatschappelijk werker heeft. In sommige situaties vertrouwt de cliënt ook maar één werker en zou het contact bij een overdracht verbroken worden. Bij sommige mensen lukt het wel, maar het trajectmatig werken of het vijfgesprekkenmodel sluit niet aan bij deze doelgroep. 'Eens een zorgmijder, altijd een zorgmijder.'
Bevorderen van contacten tussen cliënten onderling. Werkers proberen verbindend te werken tussen cliënten onderling door gelegenheden te scheppen dat mensen met elkaar in contact komen. Door laagdrempelig groepswerk maar ook door andere momenten te creëren dat mensen elkaar ontmoeten, bijvoorbeeld door in de openbare ruimte een gesprek met iemand te hebben waar anderen zich bij aan kunnen sluiten. Een voorbeeld waarbij de matching gelukt is, is het 'voedselbank clubje' , twee vrouwen van in de 50 die in een vergelijkbare situatie verkeren. Allebei borderline achtige kenmerken, schulden, van een uitkering moeten leven, wonend in dezelfde buurt. Ze hadden beiden via werker voedselpakket aangevraagd, samen met nog meer vrouwen van ongeveer dezelfde leeftijd. Er is toen een soort vriendinnenclubje ontstaan, ze ondersteunen elkaar bij computerlessen, maken uitstapjes en delen nu zelf pakketen uit. Buiten het creëren van de gelegenheid tot ontmoeting, heeft de werker hier niet zoveel aan gedaan. Ze denkt wel dat het ondersteunend werkt voor de vrouwen. Verder is het heel ingewikkeld om de onderlinge contacten te bevorderen en vraagt het veel begeleiding. Er zijn ook verschillende voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag, vooral van mannen naar vrouwen. 45
Vraag over verantwoordelijkheden: als je als hulpverlener contacten tussen cliënten onderling legt en daar gaat wat mis, hoe zit het dan met verantwoordelijkheden? Voorbeelden van laagdrempelig groepswerk: een groep voor vrouwen die keer op keer problemen met hun partner hebben; een cursus budgettering; een laagdrempelige groep voor mensen in sociaal isolement: praten en breien. De groepen zijn gericht op mensen met minder competenties, ze hebben een preventieve doelstelling: een steuntje in de rug en versterken van het netwerk. Tevens kunnen werkers de sfeer in een wijk proeven en kijken waar hulpbronnen zijn, bijvoorbeeld iemand die een sjoelbak aanbiedt. Project Even buurten Eén van de teamleden heeft 12 uur per week voor het project Even buurten, een onderzoek van de Erasmus universiteit voor hulp- en dienstverlening aan mensen van 70 jaar en ouder. Doel is de mogelijkheden van hulp uit het informele circuit binnen de eigen wijk te onderzoeken. Het opbouwwerk, buurtzorg (een verpleegkundige) en het OT zijn bij het project betrokken. Er is dus verschillende expertise aanwezig, men probeert die te bundelen. Ieder gebruikt zijn / haar eigen netwerk om signalen in de buurt opvangen, het liefst via sleutelfiguren. Dit kan iemand van de markt zijn, een visboer, een huismeester (semiprofessionals), soms ook professionals, maar het liefst mensen echt uit de wijk zoals een buurvrouw. Inmiddels is een lijst van 81 mensen opgebouwd die zich betrokken genoeg voelen om de signalerende taak op zich te nemen. De contacten moeten structureel onderhouden worden, nog niet iedereen meldt situaties waarin hulp geboden zou kunnen worden, daarin moet men investeren en het is belangrijk dat er een terugkoppeling is. De ouderen moeten ook aangemeld worden en daar moeten huisbezoeken aan gebracht worden. De bedoeling is dat er niet zozeer hulpverlenend te werk wordt gegaan, maar dat de hulp gezocht wordt in de wijk. Hiervoor worden buren actief benaderd, soms zijn dat ook de mensen die signaleren, dus dan hebben ze een dubbele taak. Als er geen mensen gevonden worden om hulp te bieden, worden (eigen Mda) vrijwilligers of professionals. Een boeiende vraag die bij het team leeft, is waar de grenzen liggen van de hulp die door de buurt zelf geleverd kan worden. Hoewel er restricties aan het project zitten, bijvoorbeeld dat het alleen gericht is op mensen van 70 jaar en ouder en dat het onderzoeksmatig valide moet zijn (voor de effectmeting moet op drie momenten geïnterviewd kunnen worden, wat niet haalbaar is bij dementerenden en mensen die slecht Nederlands spreken), is het toch aantrekkelijk om aan een dergelijk onderzoek mee te doen. Het geeft de mogelijkheid om 'te scharrelen in de buurt' , om systematisch contacten te leggen en signalen op te vangen, iets dat eigenlijk tot het reguliere werk van het OT zou moeten horen, maar waar in de praktijk in verband met de wachtlijst meestal geen tijd voor is. De lijst van contactpersonen die inmiddels is opgesteld, kan ook door anderen gebruikt worden. Het project biedt ook mogelijkheden tot samenwerking met andere disciplines en alles wordt goed gedocumenteerd. Voorbeelden vanuit het project: Een mevrouw waarbij eenzaamheid op de voorgrond staat, lichamelijke klachten: diabetes, rugklachten. Mw had duidelijke vraag: iemand om mee naar buiten te gaan. Het signaal is bij de verpleegkundige gekomen via de buurman. De verpleegkundige loopt bewust rond in de wijk om te kijken wie wat doet. Na huisbezoek bleek de eenzaamheid het belangrijkste te zijn. De buurman vond dat er op praktisch gebied ook hulp nodig was, maar dat vond mw zelf allemaal niet zo nodig. Dit is wel een aandachtspunt: dat aanmelders een ander beeld kunnen hebben van de vraag dan de mensen zelf. De mevrouw wilde gewoon graag naar buiten, ze was zelf ook vrijwilligster geweest, sociaal heel vaardig, met diepgang en dus waarschijnlijk goed te matchen. In het flatgebouw waren complicaties met buren, er werd veel geroddeld, daarom wilde mw uit die hoek geen hulp. De buurman kwam uit de opvang van het Leger des Heils, zij was als enige die wat voor hem deed en toen heeft hij dat opgevat als avances en hij kwam met liefdesbrieven. Hier is zij van terug geschrokken. Ze heeft de hulp uiteindelijk wel gekregen: een vrijwilliger van de MDA, een student, 46
een jonger iemand die met haar naar buiten gaat en kletsen, één keer per week. Het heeft wel even geduurd. Een dergelijke interventie en bemiddeling gebeurt wel vaker, maar in het kader van het onderzoek wordt het meer gedocumenteerd. De verpleegkundig houdt verder contacten via het zorgcentrum waar als mensen opgenomen worden en de partners soms eenzaam achterblijven. Nu worden die mensen benaderd om te zorgen dat ze alleen komen te staan. Bijvoorbeeld met behulp van maatjes om mensen uit het netwerk. Dit is niet eenvoudig, mensen vinden het ook spannend als er een onbekende komt, maar als het lukt heeft het wel een preventieve werking en voorkomt het het dichtslibben van de hulpverlening. Vooral in het begin van het project zijn zwaardere cases aangenomen, bijvoorbeeld via de politie een melding van iemand die bloot het balkon staat, maar daar is het mwd voor en het project is er voor de lichtere problematiek die mogelijk in de buurt opgevangen kan worden. Documentatie en registratie Documentatie is heel belangrijk, de regel binnen het team is alles noteren, openheid, niet in je eentje beslissen. De werker moet alles kunnen verantwoorden, ook waarom hij / zij veel tijd in een situatie steekt. Het is belangrijk op stil te staan bij situaties die lastig te verantwoorden zijn, bijvoorbeeld situaties met financiën of een huis leeghalen. Zo nodig gaan werkers in tweetallen, maar het is altijd belangrijk om de situaties te melden. Werkers moeten zich verantwoorden waarom ze zich al dan wel niet aan protocollen houden en zo nodig moeten protocollen aangepast worden. Zo mag er bv niet met pinpassen van cliënten gewerkt worden, maar als iemand met een gebroken heup ligt, dan moet er iets gebeuren, nu is daar een protocolletje voor ontwikkeld, met onder andere van hoe laat tot hoe laat iemand een pasje heeft. Op deze manier, kan er wel op een verantwoorde manier met pinpassen van cliënten omgegaan worden. Ook als er kinderen in het spel zijn, is het belangrijk dat er gedocumenteerd wordt. Er zijn cases geweest waarin achteraf verantwoord moest worden wat gedaan was omdat het een risicovolle situatie was. Bij outreachend werken kunnen verantwoordelijkheden ingewikkeld liggen, een teamlid heeft bijvoorbeeld geregeld dat de Stichting ouderenhulp een huis oplevert van een oudere mevrouw die naar een verzorgingshuis gaat. Komt er later een telefoontje over een rekening met betrekking tot die oplevering. Wie is dan verantwoordelijk? De werker, de Stichting ouderenhulp, de vrijwilliger? Registratie en documentatie zijn ook belangrijk voor de monitoring, om de activiteiten te laten zien aan de deelgemeente. Het registratiesysteem is gebaseerd op het primair proces van het AMW, bij het OT lopen de contactlegging en het onderzoek door elkaar. Er is wel sprake van een primair proces, maar de fase van contactlegging en onderzoek duurt lang, soms driekwart jaar tot een jaar, daar blijven veel mensen in hangen omdat het contact er nog niet echt is. Na de fase van contactlegging en onderzoek komt er wel een conclusie start er een traject. Er is dus wel sprake van een primair proces, maar niet rechtlijnig. De financiering vindt plaats op basis van het aantal afgesloten contacten, hier wordt in de registratie rekening mee gehouden, maar men vindt het geen juiste financieringssystematiek. Teamleden zijn meer contactpersonen van cliënten, soms zijn er een jaar geen activiteiten omdat de situatie stabiel is en vervolgens kan er een crisis zijn die veel tijd kost. Men ervaart het ook als een groot gemis dat er geen ruimte is om de contacten met het netwerk te registreren, terwijl het versterken van het netwerk juist een kerntaak van het outreachend team. Dilemma's, discussiepunten, risico's. Zoals uit verschillende voorbeelden in het interview blijkt, komen werkers bij het outreachend werken in situaties waarin de verantwoordelijkheden niet duidelijk gedefinieerd zijn. Dit brengt de werkers in een kwetsbare positie en vraagt veel van de onderbouwing en 47
documentatie van de gemaakte keuzen. Vooraf maar in onverwachte en / of crisissituaties ook achteraf. Bij de vraag om de problemen binnen de wijk of het netwerk op te lossen, zien de werkers het gevaar dat het outreachend team wordt ingezet voor de lichtere problematiek en is bang dat er geen ruimte is voor mensen met ernstige problematiek, waarbij de inzet van professionals ook vereist is. Bij lichte problematiek is het makkelijker om successen te boeken en aan de productie eisen van de subsidiegever te voldoen. Het registratiesysteem sluit niet aan bij de outreachende praktijk. De rol van vrijwilliger: wordt er soms niet een te groot beroep op vrijwilligers gedaan, komen ze niet in situaties die te ingewikkeld zijn? Daarnaast de verantwoording van vrijwilligers, wat gebeurt er als ze privacy reglementen schenden? Het dichtslibben van de capaciteit van het team omdat de overdacht van cliënten en afsluiting van de contacten vaak niet mogelijk is. Verantwoordelijkheden bij bemiddeling bij informele contacten. Wat als grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt?
Succesfactoren Enthousiasme en de juiste mensen op de juiste plaats: sterk in contactleggen, betrokkenheid. Een jong team, niet belast met de ontwikkeling dat maatschappelijk werkers zich terug trekken uit de leefwereld om lastige situatie met betrekking tot verantwoordelijkheid te vermijden. Ruimte voor de professional en eigen initiatief, maar wel duidelijke kaders over het afleggen van verantwoording. Het team voelt zich gesteund door de manager en organisatie. Open staan voor ontwikkelingen en onderzoek, onderzoek maakt resultaten zichtbaar en geeft ruimte om te experimenteren, praten over de praktijk werkt enthousiasmerend.
48
13. WIJ Eindhoven Bronvermelding Eindhoven, de sociaalste: ontwikkeling van samenkracht Notitie van Comité WIJeindhoven, bestaande uit Jos Kusters (voorzitter), Jan Steyaert, Lilian Linders, Oeds Westerhof, Hafize Karacelik en Daniel Giltay Veth. November 2011 Sector Gemeenten Doelgroep Alle burgers, bedrijven en instellingen in het sociale domein Doel De notitie schetst een weg voor het transformatieproces van Eindhoven verzorgingsstad naar Eindhoven participatiestad. Hoe zetten we de op zich duurzame filosofie achter de verzorgingsstaat om in een nieuwe duurzame formule? Aanpak Traditionele structuren en systemen voor zorg en welzijn in de stad moeten worden doorbroken. WIJ Eindhoven wil generalistische WIJ-professionals in teams zetten in alle wijken in de stad. Deze WIJ-professionals komen in plaats van de grote groep generalisten die nu vanuit de specialistische uitvoeringsorganisaties in het sociale domein actief zijn. Dat zal gebeuren onder de vlag van een nieuw samenwerkingsverband, een coöperatie waar het gedeeld eigenaarschap van het sociale domein primair uitgangspunt is. Venster Empowerment Individuele en collectieve empowerment: de methodiek is primair bezig de 'samenkracht' te benutten en actief terughoudend bij het inzetten van specialistische zorg. Venster Welzijn nieuwe stijl Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2); Formeel en informeel in optimale verhouding (4); Doordachte balans van collectief en individueel (5); In de methodiek van werken is het belangrijk dat gekeken wordt naar eigen kracht, naar het sociale systeem (inclusief mogelijkheden die de informele zorg te bieden heeft voor de persoon met de hulpvraag), naar meerdere levensdomeinen en naar wat de meest duurzame oplossing is in een bepaalde situatie. ‘Actieve terughoudendheid’ is daarbij de basisattitude, waarbij de kracht in iemand zelf en zijn omgeving wordt opgezocht, verkend en aangeboord. De werker maakt een kritische analyse van wat er aan de hand is en zoekt de oplossing(en) samen met de cliënt/burger allereerst in de informele sfeer. Direct er op af (3) Werkers stellen zich midden in de wijk op, is benaderbaar zonder drempels en outreachend. Integraal werken (6) De generalistische teams met WIJ-professionals kijken verder dan een enkel levensdomein, weten over de volle breedte van de hoed en de rand en kunnen al deze sociale kennis ook toepassen. Dit stelt hoge eisen aan het (‘stevig HBO’) niveau van de professional, zowel op het gebied van kennis, als vaardigheden en competenties. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht (7) Er worden afspraken gemaakt over tijdsduur en eindmoment. Dit om te voorkomen dat een ‘steunsysteem’, een ‘leunsysteem’ wordt. Gebaseerd op ruimte voor de professional (8) 49
Er is professionele ruimte voor het vinden van passend maatwerk in plaats van ‘voorbedrukte aanbodformats’. De werker is van vele markten thuis, kent de burgers in zijn gebied (en vice versa), is een teamplayer met groot verantwoordelijkheidsgevoel en durft in het belang van de burger beslissingen te nemen. De WIJ-professional is niet alleen gesprekspartner in het brede sociale domein, hij is ook in staat zelf in te grijpen en ‘kleine operaties uit te voeren’. Als een specialist nodig is neemt hij zelf de leiding in plaats van te ‘signaleren, door te verwijzen en over te dragen’. Venster SAPD werkmodel Plan WIJ Eindhoven is een beleidsadvies uit 2011 van een sociale denktank aan de gemeente Eindhoven, waarin een weg wordt geschetst voor het transformatieproces van Eindhoven verzorgingsstad naar Eindhoven participatiestad. Hoe zetten we de op zich duurzame filosofie achter de verzorgingsstaat om in een nieuwe duurzame formule? De in wijkteams opererende opererende, generalistische Eindhovense WIJ-professional heeft vele raakvlakken met het te ontwikkelen profiel van de maatschappelijk werker van Dicht-er-bij. Ook de geschetste organisatorische en beleidsmatige context is erg interessant voor de inrichting van een nieuw lokaal sociaal bestel dat eigen kracht en onderlinge zorg van burgers aanboort en specialistische zorg meer op afstand zet. Opmerkingen De WIJ-professional richt zich primair op het bevorderen van ‘gezondheid’, in plaats van het behandelen van ‘ziekten’. Misschien is de omschrijving ‘sociale huisarts’ wel het meest treffend voor de WIJ-professional. WIJeindhoven wil teams met zulke ‘sociale huisartsen’ inzetten in alle wijken van Eindhoven. WIJEindhoven schetst een interessant kader waarin ook maatschappelijk werk à la Dicht-er-bij en WNS goed kan worden ingepast. Voor meer informatie:zie bijlage
Aanvullende informatie De WIJeindhoven praktijk Er komen generalistisch werkende teams met WIJ-professionals die in het brede sociale domein inzetbaar zijn, die present zijn in de leefwereld van burgers en die de informele netwerken in de stad op het netvlies hebben. Deze teams maken gebruik van de aanwezige basisvoorzieningen met formele en informele netwerken of laten inwoners er zelf gebruik van maken. Ze zijn handelingsbekwaam en bevoegd om zelf op te treden als er ‘kleine operaties’ uitgevoerd moeten worden. Op het moment dat er inzet vanuit de ‘kokers van specialisten’ nodig is, houdt de WIJprofessional zelf de vinger aan de pols. WIJ Eindhoven is een pleidooi voor een sterk ingerichte ‘frontoffice’ diep in de stad, voor het verbinden van de leefwereld van inwoners met de systeemwereld van de overheid en, waar nodig, de specialisten. Sociale wijkteams met WIJ-professionals De toekomstige praktijk zal zo zijn georganiseerd dat inwoners naar een vertrouwde en makkelijk bereikbare plek toe kunnen. Dit bevordert de sociale interactie die nodig is voor de vertrouwensrelatie tussen mensen en professionals. Daarvoor is inzet en aanwezigheid nodig in de wijken zodat de WIJ-professional daar uitgroeit tot een bekend gezicht. Zodat de relaties naar de directe omgeving (en een deel van de informele zorg) kunnen worden gelegd. Tegelijkertijd mag de waarde van ‘wijkbewoner zijn’ niet worden overschat. Niet alle mensen identificeren zich met de wijk waar zij wonen. Onderlinge sociale ervaringen vormen minstens zozeer 50
een gevoel van herkenning, erkenning en solidariteit. Dat betekent dat de WIJ-professional goed op de hoogte moet zijn van de (informele) zorgstructuur in de stad en de zelfhulporganisaties. En soms is het juist raadzaam om buiten de wijk aan de slag te gaan, omdat in de wijk sprake is van lang gewortelde tradities die sociaal gezien ook obstakels kunnen opwerpen. In de methodiek van werken is het belangrijk dat gekeken wordt naar eigen kracht, naar het sociale systeem (inclusief mogelijkheden die de informele zorg te bieden heeft voor de persoon met de hulpvraag), naar meerdere levensdomeinen en naar wat de meest duurzame oplossing is in een bepaalde situatie. Er dient professionele ruimte te zijn voor het vinden van passend maatwerk in plaats van ‘voorbedrukte aanbodformats’. (cursivering KP). Tegelijk moeten ook afspraken worden gemaakt over tijdsduur en eindmoment. Dit om te voorkomen dat een ‘steunsysteem’, een ‘leunsysteem’ wordt. ‘Actieve terughoudendheid’ is daarbij de basisattitude, waarbij de kracht in iemand zelf en zijn omgeving wordt opgezocht, verkend en aangeboord. De WIJ-professionals werken in integrale wijkteams en zijn preventief aanwezig om escalatie voor te zijn, zelfregie te bevorderen, dan wel om het informele netwerk in te zetten om structuur te bieden in het dagelijkse leven. Essentieel in de werkwijze is het bevorderen van eigen kracht (bijvoorbeeld via inzet van Eigen Kracht conferenties), de inzet van (informele) steunsystemen en slimme benutting van mogelijkheden in de buurt om participatie te bevorderen. Bijvoorbeeld door het met elkaar in contact brengen van minder zelfredzame mensen op basis van wederkerigheid. Aansluiten bij de kracht van mensen, door iemand niet primair te zien als ‘cliënt’, maar vooral als iemand die iets kan en wil. Een methodiek die misschien niet in heldere schema’s en protocollen is vast te leggen, maar die vooral iets zegt over de wijze waarop er naar mensen gekeken wordt en waarop zo iemand wordt benaderd (cursivering KP). Waarbij ‘het gewone’ en de kracht van mensen voorop staan. Een kerncompetentie van de WIJ-professional is dat hij kan luisteren en zich aan de zijlijn durft op te stellen. De generalistisch werker probeert aanbod te vermijden. Hij luistert, wil weten wie er aan de ‘keukentafel’ tegenover hem zit en helpt mensen zichzelf te helpen. De specialist in de professionele wereld focust primair op zijn aanbod. De WIJ-professionals fungeren vervolgens als een soort ‘inkoper’ van dit ‘specialistisch aanbod’. Dat betekent ook dat er in de teams kennis aanwezig moet zijn van de financiële regelingen binnen de professionele wereld. En niet in de laatste plaats moeten de WIJ-professionals capabel zijn om ‘kleine operaties’ zelf uit te voeren. Voorbeelden De WIJ-professional vangt zoveel mogelijk vragen vroegtijdig op en zet de ‘vrager’ zoveel mogelijk zelf aan het werk om de antwoorden op deze vragen te zoeken. De WIJ-professional blijft wel ‘langszij’ maar neemt niet of zo min mogelijk van iemand over. Dat betekent onder meer dat gesprekstechniek een veel pregnantere rol moet krijgen binnen het beroep. Hieronder volgen twee voorbeelden van de werkwijze die WIJeindhoven daarbij voor ogen staat. 1. Alledaagse steun. Allochtone vrouw komt in aanmerking voor voedselbank vanwege financiële problemen. Door gebrekkig Nederlands en onzekerheid durft ze niet alleen te gaan. Iets verderop woont een andere cliënt van het generalistisch wijkteam, een Nederlandse vrouw. Ook deze vrouw haalt elke week een voedselpakket op. Generalist koppelt beide vrouwen aan elkaar, zodat de een de ander wegwijs kan maken. Na een half jaar werkt deze constructie nog steeds goed. Sterker, ook op andere terreinen helpen ze elkaar, en de allochtone vrouw leert hierdoor ook beter de taal. 2. Vroeg ingrijpen Alleenstaande vrouw is uitbehandeld bij de GgzE. Moet flink bijbetalen op het gas, water en licht en kan dit geld niet op tafel leggen omdat ze in de bijstand zit. Raakt helemaal de kluts kwijt waardoor terugval dreigt. Generalist weet regeling te treffen met energiebedrijf. Buurvrouw van een paar deuren verderop heeft inzicht in administratieve zaken. Wij-professional brengt beide vrouwen in contact met elkaar. Afspraak is dat buurvrouw generalist belt als de alleenstaande vrouw er niet uitkomt. Contact tussen de 51
twee vrouwen loopt goed, er is geen gedoe meer met rekeningen, de ex-cliënt van de GGzE is uit de bijstand, werkt bij de Ergon en er is weer ruimte voor trots in haar leven. De WIJ-coöperatie De gemeente is opdrachtgever van de integraal werkende teams, maar de WIJ-professionals komen in dienst van een nieuw op te richten organisatie. Een coöperatie komt het comité daarbij als de meest inspirerende rechtsvorm voor. Immers, een coöperatie is een vereniging van eigenaren op basis van gelijkwaardigheid en een gelijk belang. Zo’n coöperatie bestaat uit diverse teams van uitvoeringsmedewerkers; de zogenaamde ‘WIJ-professionals’. De coöperatie kenmerkt zich door een constant ondernemerschap van teams en werkers en is juridisch onafhankelijk van de gemeente. De gemeente is opdrachtgever, de WIJ-coöperatie voert uit. Dit om te voorkomen dat er spanning ontstaat tussen de acties van de WIJ-professional en die vanuit de specialistische kokers. Door te regelen dat de nieuwe professionals en de specialisten op de achtergrond niet onder één dak werkzaam zijn, kan belangenverstrengeling en ‘verkoopgedrag’ vanuit de WIJ-professionals worden voorkomen. Voor alle duidelijkheid de specialistische uitvoerders maken geen deel uit van de coöperatie: je kunt niet tegelijkertijd opdrachtgever en opdrachtnemer zijn. Aansturing van de WIJ-coöperatie geschiedt door afgevaardigen in de coöperatie die de teams WIJ-professionals aansturen. De gemeente wijst een bestuurder uit het College van Burgemeester en Wethouders aan die direct betrokken is. Om de wisselwerking binnen dit nieuwe model zo sterk mogelijk te maken krijgen alle generalistische teams een wethouder als ‘peetvader’. Die krijgt daardoor min of meer vanzelf een aantal werkgebieden in de stad onder zijn hoede. De WIJ-professionals krijgen geen vaste uitvalsbasis. Ze werken flexibel, zijn veel op straat en in huis bij mensen en als ze ergens in de wijk moeten werken, dan kan dat vanuit een bestaande accommodatie of gebouw. In eerste instantie krijgen de WIJ-teams wijken met ongeveer 20.000 inwoners toegewezen. Afhankelijk van de problematiek in een wijk, kunnen grootte en samenstelling van het team worden aangepast. In sommige buurten zal een ‘lightversie’ van een generalistisch team afdoende zijn; in andere buurten wordt juist intensiever ingezet. Gemiddeld bestaan de teams uit 5 tot 10 WIJ-professionals (met een maximum van 20 fte) die zoveel mogelijk zelfsturend zijn en een verschillende professionele achtergrond hebben. Door onderlinge kennisbevordering en competentieontwikkeling, worden op termijn de WIJ-professionals steeds breder inzetbaar en raken zij vertrouwd met de nieuwe werkwijze. Ten slotte is er het vraagstuk van verantwoording, prestaties en belonen. De teams moeten worden beloond voor preventief optreden en voor de kwaliteit van contacten in hun wijk. Vervolgens moeten zij worden gehonoreerd voor de wijze waarop ze er in slagen om met de specialistische kokers samen te werken, waarbij de kwaliteit van geleverde producten, diensten en activiteiten én beheersing van de kosten van belang zijn. Omdat er in dit model gewerkt wordt met integrale teams die vergelijkbare activiteiten ondernemen kan op kwaliteit en kostenbeheersing worden getoetst. Specialisten binnen de WIJ-coöperatie Naast de inzet van generalistische wijkteams komt een generalistisch werkend multidisciplinair team dat zich volledig richt op de meest problematische huishoudens in Eindhoven. Het aantal van deze huishoudens zou tussen de honderd en tweehonderd schommelen. Dat team volgt deze permanent op de voet, grijpt in waar dat nodig is en dringt de overlast terug die deze huishoudens in hun omgeving veroorzaken. Daarnaast neemt het team de interventies voor zijn rekening die te zwaar worden voor de generalistische wijkteams, ondermeer omdat er sprake is van meerdere justitiële maatregelen. Daar waar situaties weer onder controle lijken te zijn, kan worden besloten om dit dossier weer over te dragen aan de generalistische wijkteams. Ook kunnen generalistisch werkende teams worden geformeerd die flexibel op specifieke groepen in Eindhoven kunnen inspelen. Deze teams functioneren onder aansturing van de WIJ-coöperatie.
52
14. Krachtteams Een samenwerking tussen wijkmaatschappelijk werk en opbouwwerk van de Lumensgroep in Eindhoven. Bronvermelding Scholte, M. &. A. Sprinkhuizen (2010). Samen in de buurt, perspectieven voor bundeling van wijkmaatschappelijk werk en opbouwwerk aan de hand van casusconstructies in de krachtwijken van Eindhoven. Haarlem: Lectoraat maatschappelijk werk. Sector Maatschappelijke dienstverlening en samenlevingsopbouw. Doelgroep Kwetsbare bewoners van krachtwijken. Doel De leefsituatie van bewoners in krachtwijken zowel op individueel en gezinsniveau als op het niveau van de leefomgeving verbeteren. Dit vanuit het idee dat er een wisselwerking is tussen het welbevinden op individueel niveau en op wijkniveau, dus dat interventies op wijkniveau een positieve werking hebben op het individu, interventies op individueel niveau op de leefomgeving en dat de interventies op beide niveaus elkaar versterken. Getracht wordt tot een samenhangende aanpak van multi- probleem huishoudens te komen zodat voorkomen wordt dat bij de herstructurering van wijken problemen verplaatst worden naar andere wijken doordat de probleemgezinnen zich verplaatsen. Aanpak Een integrale aanpak aan beide zijden van de voordeur: zowel hulp voor het individu en gezin op het gebied van zorg, wonen, welzijn, werk inkomen, justitie en onderwijs als op straat- en buurtniveau op het gebied van leefbaarheid (schoon, prettige omgangsvormen,veiligheid). Het maatschappelijk werk is wijkgericht. Outreachend, bij een signaal gaat men er op af en sluit men aan bij de leef- en belevingswereld van bewoners. De maatschappelijk werkers hebben een dienstverlenende instelling, er worden weinig voorwaarden aan de hulp gesteld en men treft snel regelingen voor de materiële problematiek die er meestal speelt. Het opbouwwerk binnen de krachtteams is meer dan 'het reguliere' opbouwwerk ook gericht op individuele problematiek. Ze ondersteunt ook individuen en geeft signalen door aan het wijkmaatschappelijk werk. Ze heeft een groter bewustzijn van de onmacht van mensen in probleemsituaties om in beweging te komen voor hun eigen buurt of straat. De individueel georiënteerde benadering is een voorstadium van de activering en participatie op wijkniveau. Het maatschappelijk werk beweegt zich meer naar het collectieve niveau en het opbouwwerk beweegt zich meer naar het individuele niveau. De krachtteams kennen de buurt en worden gekend, ze pakken individuele problemen en gezinsproblemen op die de reguliere hulpverlening vaak niet bereiken of niet worden gesignaleerd. Venster empowerment Gericht op vergroten eigen kracht op individueel en collectief (wijk) niveau. Dit bij mensen in een zeer kwetsbare positie (bewoner krachtwijk) Venster Welzijn nieuwe stijl Outreachende, Samenhangende aanpak: Direct er op af (3); doordachte balans individueel en collectief (5); integraal werken (6); gebaseerd op ruimte voor de professional (8). Venster SAPD werkmodel Plan: 53
De krachtteams zijn een voorbeeld van goede samenwerking tussen wijkgericht maatschappelijk werk en opbouwwerk, veel instellingen hier zoekende naar (zie ook verslag MD Alexander). Beide werksoorten vullen elkaar goed aan, het werken op micro en mesoniveau versterkt elkaar. Het betreft een goede uitwerking van de samenwerking, dit biedt mogelijkheden tot het vereenvoudigen van overlegstructuren tussen verschillende werksoorten en instellingen. Opmerkingen
54
15. Wijkcontactvrouwen Haarlem Bronvermelding Straten, G. van (2010). Wijkcontacvrouwen in de buurt, inzicht in de methodiek van wijkcontactvrouwen bij Haarlem Effect. Haarlem: Lectoraat maatschappelijk werk. http://www.haarlemeffect.nl/bewoners/wijkcontactvrouwen.htm, bezocht 26 - 01-2012
http://www.haarlem.nl/haarlem-a-z/inburgering-enintegratie/integratiebeleid/wijkcontactvrouwen, bezocht 26 - 01-2012 Sector Welzijn breed, het project is bij een sociaal culturele instelling ondergebracht omdat het gaat om het bevorderen van participatie doormiddel van laagdrempelige vormen van informatie, advies en activering. Het is een samenwerkingsproject tussen maatschappelijke dienstverlening, allochtone zelforganisaties, gemeente Haarlem en het sociaal cultureel werk. Doelgroep Niet westerse Allochtone vrouwen die door taalproblemen, culturele achtergrond en maatschappelijke positie de aansluiting bij de Nederlandse samenleving missen en voor wie de drempel naar voorzieningen voor hulp- en dienstverlening te groot is. Doel De maatschappelijke participatie van (laagopgeleide) allochtone vrouwen bevorderen en de toegankelijkheid naar voorzieningen op het gebied van onderwijs, inkomen, scholing, wonen, gezondheid en hulpverlening vergroten. De wijkcontactvrouwen vervullen een brugfunctie tussen de geïsoleerde vrouwen en de maatschappelijke instellingen. Aanpak De wijkcontactvrouwen zijn afkomstig uit de verschillende migrantengroepen waar het project zich op richt. Ze zijn geselecteerd op basis van hun maatschappelijk activiteiten en het hebben een breed netwerk, ze zijn MBO opgeleid. Belangrijk is de goede bereikbaarheid, de wijkcontactvrouwen houden inloopspreekuur in moedercentra en buurtcentra (op loopafstand van waar de vrouwen uit de doelgroep wonen) en zijn ook telefonisch goed bereikbaar. Het project heeft een outreachende aanpak, de medewerksters leggen actief contact in speeltuinen en op scholen. Ze zijn aanwezig bij buurtgerichte activiteiten en geven voorlichting tijdens sociaal culturele activiteiten om zichzelf zichtbaar te maken voor de doelgroep. Ze sluiten aan bij de leefwereld en het tempo van de hulpvrager, en zo mogelijk (en wenselijk) communiceren ze in de moedertaal. Lichte interventies en ondersteuning pakken de contactvrouwen zelf op, praktische zaken zoals het invullen formulieren en uitleggen van post regelen ze zo direct mogelijk. Ze stimuleren maatschappelijke participatie door te verwijzen naar sociaal culturele en educatieve activiteiten en naar vrijwilligersorganisaties. Het zijn nadrukkelijk geen hulpverleners, als ze zwaardere problematiek signaleren, leiden ze toe naar de juiste professionele voorziening. Ze stimuleren de vrouwen hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en zelf stappen te ondernemen om hun situatie te verbeteren, maar indien nodig gaan ze mee naar instanties. De wijkcontactvrouwen blijven ook na verwijzing contactpersoon en op de achtergrond aanwezig. De benadering is individueel, de ervaring is dat vrouwen zich zo vrijer durven te uiten dan bij groepsactiviteiten uit angst voor roddel. 55
Door de samenwerking van de instellingen komen verwijzingen snel tot stand (contactpersonen bij de instellingen) en bij stagnaties is er snel ingang bij het management van de organisaties om de zaak vlot te trekken. Venster Empowerment Gericht op verantwoordelijkheid nemen voor het verbeteren eigen positie en de verbinding met maatschappelijke instanties. Een individuele benadering, empowerment op individueel niveau dus. Venster Welzijn nieuwe stijl Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) De vrouwen worden gestimuleerd om zelf hun positie te verbeteren. Direct er op af (3) De wijkcontactvrouwen proberen contact te leggen op plaatsen waar de vrouwen komen en vervullen een brugfunctie tussen de geïsoleerde vrouwen en maatschappelijke instellingen. Formeel en informeel in optimale verhouding (4) Stimuleren van sociaal culturele activiteiten en vrijwilligerswerk. De wijkcontactvrouwen zijn zelf geen hulpverleners, maar Mbo opgeleid en afkomstig uit de doelgroep. Integraal werken (6) Het gaat om alle leefgebieden Niet vrijblijvend maar resultaat gericht (7) Er zijn duidelijke afspraken gemaakt tussen de verschillende instellingen en resultaten worden gemeten. Venster SAPD werkmodel De diepe nesteling in de haarvaten van de wijk levert veel kennis op van de doelgroep (Study). Het project is een voorbeeld van een goede verbinding tussen vrijwillige inzet, lichte professionaliteit (MBO) en hulpverlening. De gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties en het onderbrengen van het project bij één van de organisaties werkt goed. Een goed voorbeeld dus van “Plan.” Actie team Deb / opmerkingen
56
16. FACT(functie Assertive Community Treatment) Bronvermelding Veldhuizen van & van Remmers (red) 2008: Het Handboek FACT, Utrecht: De Tijdstroom. Informatie over achtergronden, opzet en werkwijze van de teams en de manier waarop de verschillende disciplines interventies aanbieden aan de patiënt en diens omgeving. Ook is er aandacht voor organisatorische randvoorwaarden, financiering, onderzoeksresultaten en certificering. Sector Eigen werkveld (MWD), Buurtwerk, Ouderenwerk, Informele zorg, GGZ, Maatschappelijke Opvang, Jeugdzorg, Ouderenzorg, Gehandicaptenzorg, Thuiszorg, anders, nl: GGZ ism andere sectoren Doelgroep Mensen met een ernstige psychiatrische stoornis, vaak met complexe problemen op meerdere levensterreinen. Sommigen van hen willen geen contact met hulpverleners. Doel FACT beoogt mensen met ernstige en langdurige psychische aandoeningen te behandelen, te begeleiden en te ondersteunen in hun herstelproces zodat zij succesvol en naar tevredenheid optimaal kunnen functioneren en kunnen meedoen in de maatschappij op een wijze die henzelf aanspreekt en die veilig is. Aanpak FACT werkt outreachend en assertief: hulpverleners gaan af op (potentiële) patiënten via huisbezoek, op het dagcentrum of op straat, daar waar de patiënt zich bevindt. Zij onderhouden het contact, desnoods met dwang- of drangmiddelen. De zorg wordt geleverd door een breed samengesteld multidisciplinair team. Een FACT-wijkteam begeleidt ongeveer 180-220 patiënten in een welomschreven gebied. Bij de dagelijks overdracht wordt gebruik gemaakt van een digitaal planbord, waarop elke medewerker een patiënt kan plaatsen. Er zijn drie niveaus waarop het FACT-model werkt. 1. De patiënt staat niet op het digibord. De individuele hulpverlener werkt met individueel casemanagement vanuit het multidisciplinaire team en kan indien gewenst andere disciplines raadplegen of erbij betrekken. 2. De hulpverlener zet patiënten op het digibord omdat hij extra informatie wil verzamelen of de visie van verschillende disciplines wil horen of als hij het team ervan op de hoogte wil stellen dat er bijvoorbeeld een crisis dreigt en er binnenkort meer zorg nodig is. 3. De patiënt staat op het digibord en heeft intensivering van zorg nodig; de patiënt krijgt ACT-zorg: intensieve psychiatrische zorg die aan huis (in de maatschappij) geleverd wordt op een actieve, outreachende manier. De FACT-teams maken deel uit van de ggz-ketenzorg die opnames (indien nodig) realiseert op een ‘transmurale’ wijze, waarbij de regie van de zorg bij het FACT-team blijft. De FACT-teams werken intensief samen met andere organisaties en instellingen uit de maatschappelijke zorg en betrekken ook de familie bij de behandeling. Venster Empowerment Het FACT team probeert zo goed mogelijk aan te sluiten bij de mogelijkheden van cliënten, gebruik makend van maatschappelijke steunstructuren (individuele en collectieve empowerment). Venster Welzijn nieuwe stijl Gebaseerd op de eigen kracht van de burger (2) Het FACT team probeert zo goed mogelijk aan te sluiten bij de mogelijkheden van cliënten. 57
Direct er op af (3) Het contact is outreachend, in de leefwereld, desnoods met dwang en drang. Formeel en informeel in optimale verhouding (4); Doordachte balans van collectief en individueel (5) Men werkt wijkgericht en ondersteunt het maatschappelijk steunsysteem. Integraal werken (6) Fact betrekt alle levensgebieden bij de begeleiding. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht (7); Gebaseerd op ruimte voor de professional (8) De regie blijft bij het FACT team, ook als de cliënt tijdelijk meer zorg nodig heeft. Venster SAPD werkmodel Do Interessant aan FACT is het hoge ‘do’-gehalte. Er is een stevige structuur voor kwaliteitsbewaking. Bij de dagelijks overdracht wordt gebruik gemaakt van een digitaal planbord. Schakelen tussen individuele extensieve begeleiding en intensieve teamzorg. Goede inbedding in de regionale maatschappelijke en (transmurale) ggz-keten. Indien nodig dwang en drang. Opmerkingen:
58