T
C
B
t
t
W
GELUIDSISOLATIE VAN VENSTERS
f
i
jd i s c h r
TOEPASSING VAN DE NIEUWE NORM EN ISO 717-1:1996 DEEL 1 AKOESTISCHE PRESTATIES VAN GLAS
Akoestisch comfort binnen de woning wordt een steeds Bart Ingelaere, ir., projectleider, afdeling belangrijker gegeven. Een voldoende geluidswering door Bouwfysica & Binnenklimaat, WTCB de gevelconstructie is hierbij essentieel. Lichtopeningen kunnen een zwakke schakel in deze bescherming vormen. Dit artikel probeert een beeld te geven van de luchtgeluidsisolatieproblematiek bij beglazingen en vormt aldus een aanvulling op de reeks artikelen rond de bouwfysische aspecten van beglazingen, die in vorige nummers van het tijdschrift verschenen [8, 9].
1
EEN STAPSGEWIJZE BENADERING
De problematiek wordt systematisch bekeken over meerdere afleveringen van het tijdschrift, vertrekkende van het niet-geplaatst, in de handel verkrijgbaar bouwproduct “glas” (dit nummer van het tijdschrift) en het “venster” (glas én raamconstructie, in een volgend nummer behandeld). De akoestische prestaties van beide elementen worden in de technische documentatie beschreven aan de hand van meetgegevens, verkregen in het laboratorium.
ren. Dit zal in veel gevallen niet gelijk zijn aan de geluidsisolatie van het bouwproduct (vermits de productinformatie de laboratoriumprestaties weergeeft). De werkelijke niveaureductie kan echter wel berekend worden, uitgaande van de productinformatie. Een EN-ISOprenorm geeft hiervoor een rekenmethode. Het uiteindelijk akoestisch comfort binnen, ten aanzien van buitenlawaai hangt natuurlijk niet alleen af van het type beglazing en raam : ventilatieroosters, muren enz. hebben eveneens een grote invloed op de uiteindelijke geluidswering.
❒ Een eerste belangrijk punt is het correct begrijpen van de productinformatie in de technische documentatie, steunend op in het laboratorium verkregen meetgegevens. De geluidsisolerende eigenschappen worden hierbij veelal aan de hand van “eengetalsaanduidingen” gegeven. Door de publicatie van een EN-ISO-norm in december 1996 werd een nieuwe, Europees eengemaakte methode ingevoerd voor de akoestische karakterisering van bouwproducten. Deze wordt in dit artikel kort toegelicht. In tabel 6 (p. 32) worden de akoestische prestaties van een aantal glasproducten gegeven. Hieruit blijken duidelijke verschillen, die in een volgend nummer zullen verklaard worden.
❒ Op de bouwplaats zelf : in een laatste stap bekijken we specifieke probleemgevallen met betrekking tot de luchtgeluidsisolatie van het in het gebouw geplaatste venster. Tevens wordt beknopt de problematiek van het contactgeluid van regenval op hellende vensterconstructies nader bekeken.
2
OVER HET BUITENLAWAAI
Het niveau en de klankkleur van het storend geluid alsook het niveau van het niet-herkenbare achtergrondgeruis zijn belangrijke factoren waarmee men rekening dient te houden bij het ontwerpen van een voldoende geluidswerende gevelconstructie.
❒ In de ontwerpfase van het gebouw (besproken in een volgend artikel) dient het type beglazing – steunend op de productinformatie – gekozen te worden, overeenkomstig de gestelde criteria. Voor deze criteria kan men zich richten naar de Belgische norm NBN S 01-400 (1977). Deze 20-jaar oude norm wordt echter momenteel herwerkt, o.a. naar aanleiding van de nieuwe EN-ISO-normen, en zal dus eerlang vervangen worden. Eventueel wenst men scherpere criteria te weerhouden en is men geïnteresseerd in de werkelijke niveaureductie die het geplaatste element in het gebouw zal opleve-
Het buitenlawaai kan niet alleen een sterk verschillend niveau maar ook een andere klankkleur hebben. Snel voorbijrijdend verkeer klinkt anders dan het lagere motorlawaai van bussen en ander traag rijdend stadsverkeer. Het lawaai van vliegtuigen en treinen heeft nog een andere klank. Het belang hiervan voor het ontwerp van de gevelconstructie ligt in het feit dat het in de praktijk veel moeilijker is te isoleren tegen laagklinkend geluid. 24
LENTE 1998
T
B
I T D E P R A K T IJ K t
t
U
C
W
Spectrale (1) informatie geeft een goed beeld van hoe iets klinkt. In afbeelding 1 kan het spectrum teruggevonden worden van enkele lawaaibronnen waarvoor een beglazing een voldoende grote geluidsniveaureductie moet opleveren om het akoestisch comfort in het gebouw te waarborgen. Stadsverkeer blijkt eerder dominant laagfrequent te zijn. In de grafiek is de vorm van het spectrum belangrijk, de geluidsdrukniveaus zijn natuurlijk afhankelijk van de afstand.
laboratorium, waar het bevestigd wordt in een gestandaardiseerde proefopening tussen twee meetruimten. In een eerste meetruimte (zendkamer) veroorzaakt een geluidsbron een krachtige ruis die geluidsenergie bevat over het belangrijke bouwakoestische frequentiegebied. De geluidssterkte ervan wordt per frequentieband gemeten, zodat een zendspectrum bekomen wordt. Het groot verschil met de situatie van een venster in een gebouw is dat het geluidsveld hier diffuus is, m.a.w. het geluid valt in op het testelement vanuit alle richtingen met dezelfde intensiteit. Dit is wezenlijk anders in de werkelijkheid, waar het geluid veelal uit een bepaalde hoek op de beglazing invalt.
80 75 70 65
[dB]
60
1,5
19 6 19
1,5
1 16
55 3 48
42
50 autosnelwegverkeer stadsverkeer
45
150
156
Frequentie [Hz]
B
5
3
4 62
4 1
62
De geluidsniveaus voor het akoestisch comfort binnenshuis hangen af van de omgeving waarin het gebouw opgetrokken is. In een erg rustige omgeving wordt het door de beglazing binnendringende geluid sneller als irriterend ervaren dan in volle stadscentrum. Hoe groter het verschil tussen het binnendringende lawaai van een specifieke herkenbare lawaaibron (bv. passage van een motorfiets) en het niet-herkenbare achtergrondgeruis (veel hoger in volle stadscentrum), des te storender het lawaai ervaren wordt. De ontwerper dient hiermee rekening te houden. Dit doet ook de Belgische normalisatie in haar aanbevelingen voor de keuze van de beglazing (zie volgend nummer).
260
5000
8000
2000
3150
800
1250
315
500
125
200
50
80
20
A
Afb. 2 Gestandaardiseerde proefopstelling (verticale doorsnede, maten in cm). 1. Gewapend-betonplaat 2. Minerale wol + neopreenvoeg 3. Spouwmuur uit volle zwaarbetonblokken 4. Pleisterwerk (10 mm) 5. Te testen element, geplaatst in de proefopening A : ontvangstkamer B : zendkamer
40
31,5
Afb. 1 Geluidsspectra van het stadsverkeer (meting te Rixensart, op 10 m van het rondpunt op de Chaussée de Bruxelles, om 16h15) en van het autosnelwegverkeer (meting op 10 m van de E411 te Overijse, om 16h45).
f
i
j d i s c h r
25
2
De krachtige ruis dringt door naar de tweede ruimte (ontvangstkamer). De constructie van de meetcellen is echter dusdanig, dat het meetbare geluid in de ontvangstkamer enkel afkomstig is van de geluidstransmissie doorheen het te testen element. Het gemeten geluid in de ontvangstkamer geeft aanleiding tot een ontvangstspectrum.
PRODUCTKARAKTERISERING IN HET LABORATORIUM
Het akoestisch karakteriseren van een bouwproduct dient te gebeuren aan de hand van een volledig genormaliseerde meetprocedure [3, 4]. Zo levert de glasfabrikant het te testen product (met opgelegde afmetingen) af aan een akoestisch
Men zou kunnen stellen dat het geluid, dat niet door het testelement geraakt is (niveaureductie), een maat vormt voor de geluidsisolatie. Per frequentieband zou men dan het verschil kunnen maken tussen het geluidsdrukniveau aan de zend- en de ontvangstzijde (bruto geluidsisolatie).
(1) Met behulp van een analysator kan het geluid ontbonden worden, zodat het geluidsdrukniveau per frequentieband bepaald wordt, wat een spectrum oplevert. De frequentie van hoorbaar geluid karakteriseert de toonhoogte. Het omvangrijke frequentiegebied van hoorbaar geluid wordt opgedeeld in frequentie-intervallen, de zogenaamde frequentiebanden (meerdere types van interval-indeling bestaan, bv. terts- en octaafbanden).
25
LENTE 1998
T
C
B
t
t
W
Een bouwproduct aldus karakteriseren heeft echter tot gevolg dat het resultaat niet reproduceerbaar is in andere laboratoria, noch in hetzelfde laboratorium onder gewijzigde omstandigheden. De grootte van het oppervlak (S) van het testelement en het al of niet galmendzijn (geluidsversterking) van de ontvangstruimte (met equivalent absorptieoppervlak A) beïnvloeden het geluidsdrukniveau in de ontvangstruimte en dus ook de bruto geluidsisolatie. Om dit probleem te verhelpen, wordt een correctieterm per frequentieband ingevoerd, waardoor het oppervlak van het testelement en het equivalent absorptieoppervlak telkens herleid worden naar een referentieoppervlak van 10 m2.
Vc en Vd (laagste categorie). Met elke categorie stemt een referentiecurve overeen (zie afbeelding 3). De relatieve plaats van het geluidsverzwakkingsspectrum tegenover deze referentiecurven geeft aanleiding tot het toekennen van een categorie. 65 60 55 50 Va
45
R [dB]
40
Per tertsband krijgt men dan : R = Lpz – Lpo + 10 log (S/A) met : R = geluidsverzwakkingsindex Lpz = gemiddeld geluidsdrukniveau voor de tertsband in de zendruimte Lpo = gemiddeld geluidsdrukniveau voor de tertsband in de ontvangstruimte.
Vb
35
Vc
30 Vd
25 20 15 10 5 0 Frequentie [Hz]
Traditioneel wordt de geluidsverzwakkingsindex R bepaald per tertsband vanaf 100 Hz tot 3150 Hz, wat aanleiding geeft tot een spectrum van geluidsverzwakkingsindices. Grafisch wordt dit spectrum meestal voorgesteld door een geluidsisolatiecurve. Op de x-as worden op onderling gelijke afstand de middenfrequenties van de tertsbanden uitgezet (veelal vanaf 100 Hz, daarna 125 Hz, 160 Hz, 200 Hz, 250 Hz, 500 Hz enz. tot 5000 Hz); de schaal op de x-as is dus niet lineair. De y-as geeft de geluidsverzwakkingsindex R [dB] weer. Door het verbinden van de uitgezette punten van het spectrum in dit diagram wordt een geluidsisolatiecurve bekomen. Afbeeldingen 4 en 5 (p. 28 en 30) geven daar voorbeelden van.
4
f
i
jd i s c h r
In andere landen bestaan andere methoden om de spectrale informatie samen te bundelen in een eengetalsaanduiding. Dit bemoeilijkt uiteraard de vergelijking tussen buitenlandse en binnenlandse producten. In december 1996 werden twee nieuwe EN-ISO-normen gepubliceerd [5, 6], die de eengetalsaanduiding en de bijhorende rekenmethode aan alle lidstaten van de EU opleggen en daardoor een einde zouden moeten stellen aan de nationale methoden. Dit heeft vanzelfsprekend belangrijke gevolgen voor de diverse nationale bouwakoestische normen en productspecificaties in technische documentatie. Inderdaad moeten alle eisen en aanbevelingen omgevormd worden naar de nieuwe eengetalsaanduidingen. We bevinden ons nu dan ook in een overgangsfase, waarbij oud en nieuw gebruikt worden, met het risico op een algehele verwarring bij niet-verwittigde lezers.
DE EENGETALSAANDUIDING
In de technische documentatie van producten, in bestekken, reglementen en normen wordt de geluidsisolatie eerder uitgedrukt door “eengetalsaanduidingen” dan door de volledige spectrale informatie. De eengetalsaanduiding maakt het mogelijk de akoestische prestaties van bouwelementen op een eenvoudige wijze te rangschikken.
Voor België betekent de nieuwe eengetalsaanduiding noodzakelijkerwijze het vervangen van de norm NBN S 01-400 (de hele reeks normen m.b.t. bouwakoestische meetmethoden wordt in feite door EN-normen vervangen). In principe kunnen de eisen, uitgedrukt in categorieën, onmiddellijk in de nieuwe eengetalswaarden vertaald worden. Andere aspecten als comfortbekommernissen, peil van de akoestische comforteisen in de buurlanden enz. vergen echter verder onderzoek. Dit werk gebeurt thans binnen een normalisatiecommissie waaraan het WTCB meewerkt.
In België werd de eengetalsaanduiding in 1977 in de norm NBN S 01-400 vastgelegd. Ze bestaat eigenlijk uit een isolatieklasse, “categorie” genoemd. Voor gevelementen zijn er vier mogelijkheden : Va (hoogste categorie), Vb, 26
LENTE 1998
Afb. 3 Bepaling van de eengetalsaanduiding met behulp van de referentietrapcurven volgens de norm NBN S 01-400 (het spectrum heeft hier categorie Va).
T
B
I T D E P R A K T IJ K t
t
U
C
W
f
i
j d i s c h r
Tabel 1 Keuze van de geschikte aanpassingsterm voor de eengetalsaanduiding volgens de norm EN ISO 717-1.
Ook in de documentatie van de fabrikanten mag men binnenkort verwachten de nieuwe eengetalsaanduiding aan te treffen als technische specificatie van hun producten. De nieuwe eengetalsaanduiding biedt naast de voordelen van Europese harmonisering nog een reeks specifieke akoestische voordelen. Zo geven ze extra informatie over de prestaties van het bouwelement ten aanzien van diverse geluidsbronnen. Dit is, zoals in het vorige hoofdstuk werd aangetoond, niet onbelangrijk : inderdaad isoleert een bepaald bouwelement meestal niet even goed tegen laagklinkend geluid als tegen dominant hoogklinkend geluid.
TYPE LAWAAIBRON
Rw + C
Spelende kinderen
x
Leefactiviteiten (spreken, muziek, radio, tv)
x
Discotheekmuziek Snel rijdend wegverkeer (> 80 km/h)
x x
Traag rijdend (bv. stedelijk) wegverkeer Middelmatig tot snel rijdend spoorverkeer
x x
Traag rijdend spoorverkeer Vliegtuigen (jets) op korte afstand
EENGETALSAANDUIDING VOLGENS DE NORM EN ISO 717-1:1996
Propellervliegtuigen
x
Rw (C; Ctr) = 41 (0; -5) dB Duidelijk moet gesteld worden dat de luchtgeluidsisolatie, aangeduid met de grootheid Rw + C of Rw + Ctr, veelal niet gelijk is aan de niveaureductie die in situ met dezelfde lawaaibron bekomen wordt. Met andere woorden, wanneer een beglazing in het laboratorium een Rw+Ctr-waarde van 33 dB heeft en buiten een geluidsdrukniveau gelijk aan 73 dB(A) heerst, dan betekent dit in veel gevallen niet dat in het gebouw een geluidsdrukniveau van 40 dB(A) zal heersen onder invloed van het buitenlawaai. Praktisch zal de geluidsdrukniveaureductie waarschijnlijk iets lager zijn en het resulterende geluidsdrukniveau binnen dus iets hoger. In een volgend artikel wordt uitgelegd hoe de werkelijke niveaureductie in situ begroot kan worden.
De geluidsisolatieprestatie kan merkelijk zwakker zijn ten aanzien van lawaai dat sterke lage tonen bevat dan bij lawaai dat bestaat voornamelijk uit midden- en hoogfrequente componenten. Door het opgeven van twee aanpassingstermen (C; Ctr) (2) houdt de norm EN ISO 717-1 daar rekening mee. Het rangschikken van prestaties of het stellen van eisen gebeurt dan altijd door de som te nemen van de geschikte aanpassingsterm met de eengetalswaarde. De geschikte aanpassingsterm wordt gekozen afhankelijk van het type lawaaibron (zie tabel 1).
De eengetalsaanduiding maakt het wel mogelijk de prestaties van beglazingen ten aanzien van een bepaalde lawaaibron te rangschikken. Of anders uitgedrukt : als een beglazing een betere eengetalsaanduiding heeft dan een andere, dan zal deze ook in situ beter presteren ten aanzien van hetzelfde type lawaaibron.
(2) Betekenis van de aanpassingstermen van een spectrum : 1. Rw + C : beschouw een laboratoriummeting met behulp van roze ruis in de zendruimte. Doet men een A-gewogen meting in de zend- en de ontvangstruimte, dan geeft Rw + C het gecorrigeerde verschil tussen beide metingen weer. De correctie bestaat uit de gewone correctieterm (10 log S/A). Over het algemeen is C ongeveer gelijk aan -1. Wanneer echter een inzinking in de geluidsisolatiecurve voorkomt in een enkele tertsband, wordt C kleiner dan -1 2. Rw + Ctr : beschouw een laboratoriummeting met behulp van standaard verkeersruis in de zendruimte. Doet men een A-gewogen meting in de zend- en de ontvangstruimte, dan geeft Rw + Ctr het gecorrigeerde verschil tussen beide metingen weer. De correctie bestaat uit de gewone correctieterm (10 log S/A).
27
x x
Bedrijven met vooral midden- tot laagfrequent geluid
waarbij : Rw = eengetalsaanduiding, d.i. de gewogen geluidsverzwakkingsindex C = aanpassingsterm van het spectrum 1 (A-gewogen roze ruis) Ctr = aanpassingsterm van het spectrum 2 (A-gewogen verkeerslawaai) voor geluid met sterk laagfrequente componenten.
x
Vliegtuigen (jets) op grote afstand
Bedrijven met vooral midden- tot hoogfrequent geluid
Het begrip “eengetalsaanduiding” moet in de nieuwe methode met een korrel zout genomen worden; in werkelijkheid worden drie getallen opgegeven :
Rw + Ctr
LENTE 1998
x x
T
C
B
t
t
W
AKOESTISCHE PRESTATIES VAN BEGLAZINGEN
In tabel 6 (p. 32) worden de eengetalswaarden vermeld van beglazingen, die al of niet in de handel beschikbaar zijn. Deze gegevens kunnen licht afwijken van de cijfers verstrekt door fabrikanten (± 1 dB). De oorzaak hiervan moet gezocht worden in kleine verschillen die kunnen optreden wanneer metingen gebeuren in verschillende laboratoria, en/of in het product zelf.
40
Afb. 4 Geluidsisolatiecurven voor 4 mm en 8 mm enkel glas.
R [dB]
35 30 R rond de kritische frequentie voor 8 mm enkel glas
25 20
4 mm glas Rw(C;Ctr) = 32 dB (-1;-2) 8 mm glas Rw(C;Ctr) = 35 dB (-1;-3)
R rond de kritische frequentie voor 4 mm enkel glas
15
ENKEL GLAS
100 125 160 200 250 315 400 500 630 800 1000 1250 1600 2000 2500 3150 4000 5000
5.1
Frequentie [Hz]
De laboratoriumprestaties van enkel glas nemen door de band toe met de glasdikte : ◆ voor lawaaibronnen, gekenmerkt door Rw + Ctr (bv. traag rijdend stadsverkeer), blijkt de luchtgeluidsisolatie te schommelen tussen 30 dB (4 mm glas) en 37 dB (19 mm glas) ◆ ten aanzien van minder laagfrequente lawaaibronnen, gekenmerkt door Rw + C (bv. snel rijdend wegverkeer), blijkt de geluidsisolatie 1 à 2 dB hoger te liggen dan de Rw+Ctr-waarden en loopt op van 31 dB (4 mm glas) tot 39 dB (19 mm glas).
draagt de klim maximaal 4 à 5 dB bij verdubbeling van de middenfrequentie, en dit tot ca. 800 Hz ❒ in een tweede zone kent de geluidsisolatie een inzinking : de coïncidentiezone rond de kritische frequentie van de glasplaat (3). De ligging van deze coïncidentiezone wordt bepaald door de buigstijfheid van het materiaal : hoe stijver, hoe lager in het frequentiedomein. Bij glasplaten ligt deze coïncidentie-inzinking meestal in een niet-onbelangrijk frequentiegebied. Voor enkel glas betekent het verhogen van de plaatdikte het afglijden van de kritische frequentie naar een lager gelegen frequentiegebied. Dit houdt in dat de geluidsisolatieprestaties van de beglazing steeds meer beïnvloed worden door de coïncidentie. Bij 8 mm glas bv. ligt de kritische frequentie rond 1600 Hz en concentreert de coïncidentie-inzinking zich rond deze frequentie maar neemt reeds een aanvang vanaf 800 Hz ❒ in een derde zone kent de geluidsisolatie een steile klim (theoretisch tot 9 dB per frequentieverdubbeling, praktisch meestal minder) na de kritische frequentie.
Achter het resultaat, uitgedrukt door de eengetalsaanduiding, zit natuurlijk het in het laboratorium gemeten geluidsisolatiespectrum. De daarmee overeenstemmende geluidsisolatiecurve kent een typisch verloop. In afbeelding 4 worden de gemeten geluidsisolatiecurven weergegeven voor 4 mm en 8 mm enkel glas. De typische geluidsisolatiecurve van enkel glas wordt gekenmerkt door drie zones : ❒ in een eerste zone kent de luchtgeluidsisolatie een lichte klim. Bij benadering wordt de massawet gevolgd : – theoretisch zou voor oneindig grote en dunne platen de luchtgeluidsisolatie toenemen met 6 dB bij verdubbeling van de middenfrequentie – wanneer men de massa van de plaat verdubbelt (bv. door glas met dubbele laagdikte te kiezen), zou de luchtgeluidsisolatie bij dezelfde middenfrequentie theoretisch met 6 dB toenemen. In werkelijkheid hebben platen beperkte afmetingen en veroorzaken een zekere demping, zodat deze toename meestal niet gehaald wordt. Voor 8 mm enkel glas bv. be-
GLASDIKTE 4 mm 5 mm 6 mm 7 mm 8 mm 9 mm 10 mm 11 mm 12 mm
KRITISCHE FREQUENTIE 3200 2560 2133 1828 1600 1422 1280 1164 1067
Hz Hz Hz Hz Hz Hz Hz Hz Hz
(3) De kritische frequentie fkr voor een niet te dikke plaat is de frequentie waarbij de snelheid van de vrije buiggolven op de glasplaat gelijk wordt aan de luchtsnelheid. Bij kamertemperatuur kan deze bij benadering gevonden worden door fkr = 12800/d, met “d” de dikte van de glasplaat uitgedrukt in mm. Wat het coïncidentieverschijnsel betreft, verwijzen we naar de literatuur [2, 11].
28
f
i
5
jd i s c h r
45
LENTE 1998
Tabel 2 Kritische frequentie voor verschillende glasdiktes.
T
C
B
I T D E P R A K T IJ K t
t
U
W
5.2
GEWONE, DUBBELE THERMISCHE BEGLAZING
Thermische dubbele beglazingen gedragen zich als typische akoestische massa-veer(demper)massa-systemen. Rond de massa-veer-massaresonantie (verder afgekort als “m-v-m”) kent de geluidsisolatie bij dergelijke systemen een dieptepunt, waarna ze pijlsnel omhoog klimt (theoretisch zou deze helling tot 18 dB kunnen bedragen bij frequentieverdubbeling; in de praktijk is dit veel minder maar toch steeds meer dan de helling die bij enkelvoudige wanden wordt bekomen). Opdat dergelijke dubbele wanden een hoge geluidsisolatie opleveren in het bouwakoestisch belangrijke gebied (zeer eng genomen : 100 Hz - 3150 Hz), blijft de m-v-m-resonantie best onder de 100 Hz.
De laboratoriumprestaties van dit soort beglazing vallen meestal zwakker uit dan die van enkel glas met een equivalente totale glasdikte (zie tabel 3). Dit verschil kan zelfs oplopen tot 6 dB. Het vervangen van enkelvoudig glas (bij renovatie bv.) kan bijgevolg de luchtgeluidsisolatie verslechteren. Tabel 3 Geluidsisolatieprestaties van gewone, dubbele thermische beglazing ten aanzien van enkelvoudig glas met benaderend equivalente totale glasdikte (uittreksel uit tabel 6, p. 32). THERMISCH DUBBEL GLAS Totale glasdikte
ENKEL GLAS
SAMENSTELLING
Rw + C [dB]
Rw + Ctr [dB]
Glasdikte
Rw + C [dB]
Rw + Ctr [dB]
4-12-4
29
26
6-12-6
31
30
8 mm
8 mm
34
32
12 mm
12 mm
37
35
6-16-6
33
29
12 mm
12 mm
37
35
6-15-4
33
31
8 mm
8 mm
34
32
8-12-5
35
32
13 mm
12 mm
37
35
8-20-5
35
32
13 mm
12 mm
37
35
10-12-6
36
34
16 mm
15 mm
36
34
10-12-8
36
34
18 mm
19 mm
39
37
10-15-6
37
34
16 mm
15 mm
36
34
Deze voorwaarde wordt bij typische thermische beglazingen zeker niet vervuld. Bij dubbele beglazingen wordt de veer gevormd door de ingesloten lucht. De traditionele spouwbreedtes zijn te klein en leiden tot een te stijve veer (4). De geluidsisolatie in het laag- tot middenfrequent gebied blijft dus meestal zwak. Extra verliezen kunnen optreden door de coïncidentiezones van de samenstellende glasplaten, die zelfs in het middenfrequent gebied kunnen voorkomen. Best kunnen beglazingen genomen worden bestaande uit glasplaten met verschillende dikte. Hierdoor doen de coïncidentiezones zich wel voor over een breder frequentiegebied, maar zijn de verliezen er toch minder belangrijk door de compenserende effecten van beide glasplaten.
De globale prestaties van dubbele beglazingen zijn dus maar matig : ◆ voor lawaaibronnen, gekenmerkt door Rw + Ctr (bv. traag rijdend stadsverkeer), schommelt de luchtgeluidsisolatie in het laboratorium tussen 26 dB (4-12-4 dubbele beglazing) en 34 dB (10-15-6 dubbele beglazing) ◆ ten aanzien van minder laagfrequente lawaaibronnen, gekenmerkt door Rw + C (snel rijdend wegverkeer), ligt de geluidsisolatie 1 à 3 dB hoger dan de Rw+Ctr-waarden en loopt op van 31 dB (4-12-4-beglazing) tot 37 dB (10-15-6-beglazing).
Afbeelding 5A (p. 30) geeft de geluidsisolatiecurven voor 8 mm enkel glas en een thermische beglazing bestaande uit twee glasplaten van 4 mm dikte (samen dus 8 mm), gescheiden door een luchtspouw van 12 mm (4-12-4). De m-v-m-resonantie is afgetekend in de tertsband van 250 Hz (d.i. in het interval berekend in tabel 4, p. 30) (4). De coïncidentie-inzinking ligt in een zone rond de kritische frequentie (3200 Hz voor 4 mm glas) en begint reeds rond 1600 Hz. Door de gelijke glasplaten (symmetrie) tekent de coïncidentie-inzinking zich sterk af.
Ook hier is het interessant het in het laboratorium gemeten geluidsisolatiespectrum nader te bekijken. De bijhorende geluidsisolatiecurve kent opnieuw een typisch verloop.
(4) Bij laboratoriummetingen op beglazingen in de gestandaardiseerde kleine proefopening ligt de massa-veer-massaresonantie bij benadering tussen fr,loodr (loodrechte geluidsinval) en fr,alz (alzijdige geluidsinval). De veerkoppeling bij schuine geluidsinval is iets stijver, wat tot een hogere m-v-m-resonantiefrequentie leidt : fr ,loodr = 60
1 1 1 1 1 " + " en fr ,alzijdig = 90 " + " d m1 m 2 d m1 m 2 1
met d = spouwdikte [m], m1” en m2” de oppervlaktemassa [kg/m2] van beide glasplaten. De densiteit van glas bedraagt circa 2500 kg/m3. Meestal ligt de werkelijke resonantiefrequentie dichter bij fr,loodr.
29
LENTE 1998
f
i
j d i s c h r
T
C
B
t
t
W
Tabel 4 Berekende massa-veer-massa-resonantiefrequenties, afhankelijk van de geluidsinval.
(fkr voor de 4 mm glasplaat, tertsband van 3150 Hz) illustreert het compenserend effect.
M-V-M-RESONANTIE GLASTYPE Bij loodrechte geluidsinval fr,loodr
Bij alzijdige geluidsinval fr,alzijdig
4-12-4
245 Hz
367 Hz
6-12-6
200 Hz
300 Hz
6-16-6
173 Hz
260 Hz
6-15-4
200 Hz
300 Hz
8-12-4
212 Hz
318 Hz
8-12-5
197 Hz
296 Hz
8-20-5
153 Hz
230 Hz
10-12-6
179 Hz
268 Hz
10-12-8
164 Hz
246 Hz
10-15-6
160 Hz
294 Hz
VERGELIJKING TUSSEN ENKELE EN DUBBELE BEGLAZING
Uit tabel 3 (p. 29) is gebleken dat de laboratoriumprestaties, uitgedrukt zowel in Rw + Ctr als in Rw + C, voor thermisch dubbel glas meestal zwakker zijn (tot 6 dB) dan voor enkel glas met een equivalente totale glasdikte. De geluidsisolatiecurven in afbeelding 5A laten toe te begrijpen wat de oorzaak daarvan is. In het diagram wordt de geluidsisolatiecurve van 4-12-4 thermisch glas uitgezet tegenover de curve voor 8 mm enkel glas. Het gewicht per m2 van thermische beglazing is dus identiek aan dat van 8 mm enkele beglazing.
45 4-12-4 glas Rw(C;Ctr) = 30 dB (-1;-4) 8 mm glas Rw(C;Ctr) = 35 dB (-1;-3)
Omwille van de m-v-m-resonantie valt de luchtgeluidsisolatie van thermische beglazing zwakker uit in het laagfrequent gebied dan bij even zware enkele beglazing. Ondanks de steile klim van de isolatiecurve na de m-v-m-resonantie blijft de luchtgeluidsisolatie ook in het laag- tot middenfrequent gebied meestal onder de prestaties van enkelvoudig glas (5).
40 35
R [dB]
Afb. 5A Thermische dubbele beglazing (4-12-4; totale glasdikte 8 mm), vergeleken met 8 mm enkel glas.
5.3
30 25 20
Pas in het midden- tot hoogfrequent gebied blijkt de luchtgeluidsisolatie van dubbele beglazing beter te worden dan de even zware enkele beglazing. De steilere klim na de m-vm-resonantie heeft de klim van de massawet van enkel glas ingehaald. Door de dunnere dikte van de glasplaten ligt de coïncidentie hoger bij thermische beglazingen. Zoals reeds vermeld, kan een verdere verbetering bekomen worden door de keuze van samenstellingen met duidelijk verschillende glasdiktes.
100 125 160 200 250 315 400 500 630 800 1000 1250 1600 2000 2500 3150 4000 5000
15
Frequentie [Hz] 55 50
4-12-4 glas Rw(C;Ctr) = 30 dB (-1;-4) 8-12-4 glas Rw(C;Ctr) = 36 dB (-2;-5)
45 40
R [dB]
35 30
5.4
25 20
DUBBELE BEGLAZING MET SPECIALE GASSEN
Het gebruik van speciale gassen in dubbele beglazingen met het oog op een akoestische verbetering is vooral het antwoord van de industrie op de Duitse akoestische normalisatie die steunde op de eengetalsaanduiding Rw.
15
100 125 160 200 250 315 400 500 630 800 1000 1250 1600 2000 2500 3150 4000 5000
Afb. 5B Vergelijking tussen thermische dubbele beglazingen 4-12-4 en 8-12-4 (effect van de coïncidentiezone uitgespreid door gebruik van verschillende glasdikten).
Frequentie [Hz]
Afbeelding 5B betreft een beglazing 4-12-8 (4 mm glas, 12 mm spouw, 8 mm glas). Het coïncidentie-effect blijkt veel geringer. De haast onmerkbare inzinking rond 1600 Hz (fkr voor de glasplaat van 8 mm) en rond 3200 Hz
Wanneer de droge lucht in de spouw vervangen wordt door speciale gassen, kunnen aanzienlijke winsten in het midden- en hoogfrequent gebied geboekt worden (zie afbeel-
(5) Een uitzondering kan gevormd worden bij vergelijking tussen enkelvoudige zware beglazingen en even zwaar dubbel glas. Enerzijds glijdt de coïncidentiezone van enkel glas nog verder af naar het middenfrequent gebied, anderzijds daalt de m-v-m-resonantie van het dubbel glas, zodat de steile klim nog vroeger aanvat.
30
LENTE 1998
f
i
jd i s c h r
C
T
B
I T D E P R A K T IJ K t
t
U
W
Tabel 5 Spouw met argonvulling met het oog op een verbeterd thermisch gedrag; invloed van het bijmengen met SF6 voor de akoestische isolatie [7].
ding 6). Zoals blijkt uit tabel 5 komen deze winsten echter uitsluitend ten goede bij Rw (eventueel Rw + C). Voor stadsverkeer (Rw + Ctr) bv. brengen deze technieken geen extra winst op; integendeel, voor de lagere frequenties valt het resultaat meestal zwakker uit.
100 % ARGONVULLING GLASTYPE
50 45 40
R [dB]
Afb. 6 Akoestische prestaties van dubbel glas met drogeluchtspouwvulling en argonspouwvulling.
35
Rw
Ctr
Rw+Ctr
Rw
Ctr
Rw+Ctr
6/16/4
36
-5
31
38
-8
30
8/16/4
37
-5
32
38
-7
31
8/20/4
37
-6
31
40
-8
32
10/16/4
38
-5
33
40
-8
32
9GH/16/6
41
-6
35
43
-8
35
tot een veelvoud daarvan. De optimale akoestische dikte bedraagt echter 0,76 mm, dikkere lagen geven geen verdere belangrijke akoestische verbetering. Praktisch betekent een aanduiding “44.2” dat twee glasplaten met elkaar verbonden zijn door een dubbele (“2”) PVBlaag tot een enkele gelaagde glasplaat. Toepassingen zijn niet alleen akoestisch : het gebruik van PVB-lagen leidt ook tot veiligheidsbeglazingen en inbraakvertragende beglazingen.
25 4-6G-4 Rw(C;Ctr)= 32 dB(-3;-5) 4-6-4 Rw(C;Ctr)= 31dB (0;-2)
100 125 160 200 250 315 400 500 630 800 1000 1250 1600 2000 2500 3150 4000 5000
15
Frequentie [Hz]
De speciale gassen kunnen zwaarder (N2, SF6, CO2, ...) of lichter (Ne, He, ...) zijn dan lucht. In de praktijk blijkt het werken met lichte gassen moeilijk houdbaar vanwege het gasverlies via de dichtingsvoeg, zodat de winsten geleidelijk aan afbrokkelen.
Met giethars gelaagd glas ontstaat door de polymerisatie van polymeerharsen die tussen twee glasplaten worden gegoten. Akoestisch giethars is elastischer en leidt tot hogere dempingen dan PVB, indien de harslagen 1,5 tot 2 mm dik zijn. Gelaagde beglazingen met giethars kunnen niet toegepast worden als inbraakvertragend materiaal. Toch kunnen die gebruikt worden in hellende dakconstructies : bij glasbreuk blijven de stukken aan elkaar verbonden, zodat de gebruiker beschermd blijft tegen vallende glasstukken.
Ook om thermische redenen worden soms speciale gasvullingen gebruikt. Het meest gebruikte gas hierbij is het edelgas argon, maar ook krypton (Kr) en xenon (Xe). Teneinde de akoestische prestaties in het midden- en hoogfrequent gebied te verbeteren, worden eveneens gemengde gasvullingen aangewend (bv. 35 % SF6 en 65 % argon) als een compromis tussen akoestische en thermische bekommernissen. In veel gevallen (bij gebruik van de parameter Rw + Ctr) kan men beter afstappen van dit compromis en alleen aandacht schenken aan de thermische functie van de gasvulling. Het bijmengen met SF6 blijkt immers geen extra of zelfs een slechter resultaat op te leveren voor de nieuwe grootheid Rw + Ctr (zie tabel 5), dus bij stadsverkeerslawaai.
5.5
70 % ARGON + 30 % SF6
30
20
f
i
j d i s c h r
Recent werd een verbeterd soort PVB op de markt gebracht, dat akoestisch te vergelijken is met giethars en dus de voordelen van beide in zich verenigt (inbraakvertraging en akoestische prestaties). Bij de gelaagde enkele glasplaat verbetert de geluidsisolatie vooral in de coïncidentiezone, dus rond de kritische frequentie (zie afbeelding 7A, p. 33). De inzinking in de luchtgeluidsisolatie is beperkter dankzij de demping van de trillingen door de elastische tussenlaag. Dit effect is belangrijker voor giethars dan voor PVB. Bovendien blijkt met het giethars ook de kritische frequentie toe te nemen. In afbeelding 7A is de overeenstemmende coïncidentie-inzinking verschoven van 1600 Hz voor PVB naar 2500 Hz, wat een duidelijk voordeel is. Het globale effect is vooral merkbaar voor de grootheid Rw+C, in mindere mate voor de geluidsisolatie tegen stadsverkeer (Rw+Ctr).
GELAAGDE BEGLAZING Een gelaagde beglazing (in enkel glas of verwerkt in thermische, dubbele beglazing) bestaat uit glasbladen die aan elkaar verbonden worden met een transparante, elastische tussenlaag uit PVB of giethars. PVB (polyvinylbutyral) is een kunststofmateriaal waarvan de dikte varieert van 0,38 mm 31
LENTE 1998
T
C
B
t
t
W
f
i
jd i s c h r
Tabel 6 Akoestische prestaties van beglazingen (al dan niet commercieel beschikbaar) uitgedrukt volgens hun eengetalsaanduiding. BESCHRIJVING
Rw C Ctr Rw + C Rw + Ctr [dB] [dB] [dB] [dB] [dB]
Enkel glas 4 mm 5 mm 6 mm 8 mm 10 mm 12 mm 19 mm
NBN S 01-400 (1977) categorie
PROEFRAPPORT
32 31 34 35 37 37 39
-1 -2 -1 -1 -1 0 0
-2 -2 -2 -3 -2 -2 -2
31 29 33 34 36 37 39
30 29 32 32 35 35 37
Vc Vc Vc Vc Vc Vc Vb
WTCB-onderzoeksrapport WTCB-onderzoeksrapport WTCB-onderzoeksrapport WTCB-onderzoeksrapport WTCB-onderzoeksrapport WTCB-onderzoeksrapport WTCB-onderzoeksrapport
1989 1989 1989 1989 1989 1989 1996
38
0
-2
38
36
Vb
WTCB-onderzoeksrapport 1989
34 36 35 37 37 39 39
0 -1 -1 -1 -1 -1 -1
-3 -4 -3 -2 -2 -4 -2
34 35 34 36 36 38 38
31 32 32 35 35 35 37
Vc Vb Vc Vb Vb Vb Vb
CDI d’Aubervilliers 1978 CDI d’Aubervilliers 1979 WTCB 1996 - AC 2834 WTCB-onderzoeksrapport 1989 CDI d’Aubervilliers 1978 CDI d’Aubervilliers 1978 WTCB-onderzoeksrapport 1989
Thermische beglazing met luchtvulling 4-12-4 4 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm 6-15-4 6 mm - luchtspouw 15 mm - 4 mm 6-12-6 6 mm - luchtspouw 12 mm - 6 mm 6-16-6 6 mm - luchtspouw 16 mm - 6 mm 8-12-5 8 mm - luchtspouw 12 mm - 5 mm 8-20-5 8 mm - luchtspouw 20 mm - 5 mm 10-12-8 10 mm - luchtspouw 12 mm - 8 mm 10-15-6 10 mm - luchtspouw 15 mm - 6 mm 12-12-10 12 mm - luchtspouw 12 mm - 10 mm
30 35 32 35 36 37 37 39 37
-1 -2 -1 -2 -1 -2 -1 -2 -1
-4 -4 -2 -6 -4 -5 -3 -5 -2
29 33 31 33 35 35 36 37 36
26 31 30 29 32 32 34 34 35
Vd Vc Vc Vc Vb Vb Vb Vb Vc
WTCB-onderzoeksrapport 1989 WTCB 1991 - AC 2321 WTCB-onderzoeksrapport 1988 WTCB-onderzoeksrapport 1989 WTCB 1991 - AC 2320 WTCB 1993 - AC 2548 WTCB 1993 - AC 2548 WTCB 1989 - 341/4/2107 CDI 1993 - 623 950
Thermische beglazing met gasvulling 6-12G-4 6 mm - gasvulling 8-12G-5 8 mm - gasvulling 8-24G-4 8 mm - gasvulling 10-12G-4 10 mm - gasvulling 10-12G-6 10 mm - gasvulling 10-20G-9GH 10 mm - gasvulling 11-12G-6 11 mm - gasvulling 11-15G-8 11 mm - gasvulling
mm mm mm mm mm mm giethars mm mm
38 38 43 41 40 44 41 43
-2 -2 -3 -5 -2 -2 -2 -4
-7 -6 -9 -10 -5 -6 -6 -9
36 36 40 36 38 42 39 39
31 32 34 31 35 38 35 34
Vb Vb Vb Vc Vb Va Vb Vb
Vegla 1995 FIB GS 168/82 Vegla 1995 FIB GS 169/82 FIB GS 170/82 CDI 1993 - 623.956 WTCB 1993 WTCB 1993
6 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 4 mm 6 mm - luchtspouw 15 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 4 mm 6 mm - luchtspouw 12 mm - 5 mm/ 1 laag PVB 0,38 mm/ 5 mm 6 mm - luchtspouw 15 mm - 5 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 5 mm 6 mm - luchtspouw 12 mm - 6 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 6 mm 8 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 4 mm 10 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB 0,38 mm/ 4 mm 10 mm - luchtspouw 12 mm - 6 mm/ 1 laag PVB 0,38 mm/ 6 mm 4 mm/2 lagen PVB/4 mm - luchtspouw 15 mm - 4 mm/ 2 lagen PVB/4 mm 5 mm/2 lagen PVB/5 mm - luchtspouw 24 mm - 3 mm/ 2 lagen PVB/3 mm
37 38 38 41 40 41 41 40 38 42
-1 -2 -1 -3 -1 -1 -2 -1 -2 -1
-4 -6 -3 -7 -4 -4 -4 -3 -6 -6
36 36 37 38 39 40 39 39 36 41
33 32 35 34 36 37 37 37 32 36
Vb Vb Vb Vb Vb Vb Va Vb Vb Va
WTCB 1991 - AC 2322 WTCB 1989 - 341/4/2106 WTCB 1992 - AC 2458 WTCB 1989 - 341/4/2108 TNO 1985 WTCB-onderzoeksrapport 1989 WTCB 1991 - AC 2334 WTCB 1993 - AC 2548 WTCB-onderzoeksrapport 1989 TNO 1994 - 94-CBO-R1283
36 40 42 44
-1 -2 -2 -1
-5 -5 -6 -4
35 38 40 43
31 35 36 40
Vc Vb Va Va
TNO 1997 - 7.29.6.3265 WTCB 1997 - AC 2464 TNO 1997 - 7.29.6.3265 TNO 1997 - 7.29.6.3265
51
-4
-10
47
41
Va
TNO 1997 - 7.29.6.3265
41 41 44 49 47
-3 -1 -2 -2 -1
-7 -4 -6 -7 -5
38 40 42 47 46
34 37 38 42 42
Vb Va Va Va Va
WTCB 1992 CDI d’Aubervilliers 1993 CDI d’Aubervilliers 1986 CDI d’Aubervilliers 1993 TNO 1985
Gelaagde beglazing
Met giethars 9GH
4 mm - giethars - 4 mm
Met traditioneel PVB 33.1 PVB 33.2 PVB 44.2 PVB 44.4 PVB 55.2 PVB 66.2 PVB 66.8 PVB
3 3 4 4 5 6 6
mm mm mm mm mm mm mm
- 1 laag - 2 lagen - 2 lagen - 4 lagen - 2 lagen - 2 lagen - 8 lagen
PVB PVB PVB PVB PVB PVB PVB
0,38 0,38 0,38 0,38 0,38 0,38 0,38
12 12 24 12 12 20 12 15
mm mm mm mm mm mm mm
mm mm mm mm mm mm mm mm
-
4 5 4 4 6 9 6 8
-
3 3 4 4 5 5 6
mm mm mm mm mm mm mm
Thermische, gelaagde beglazing
Met traditioneel PVB 6-12-44.2PVB 6-15-44.2 6-12-55.1PVB 6-15-55.2PVB 6-12-66.2PVB 8-12-44.2PVB 10-12-44.2PVB 10-12-66.1PVB 44.2PVB-15-44.2PVB 55.2PVB-24-33.2PVB Met verbeterd PVB 4-12-33.2 6-12-44.2 10-12-44.2 12-20-44.2 44.2-20-64.2 Met giethars (GH) 6-12-55/1.5GH 6-15G-9GH 10/12/FA 11 PH9/20g/PH11 12-20G-PH11
4 mm - luchtspouw 12 mm - 3 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/3 6 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/4 10 mm - luchtspouw 12 mm - 4 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/4 12 mm - luchtspouw 20 mm - 4 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/4 4 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/4 mm - luchtspouw 20 mm 6 mm/2 lagen verbeterd PVB 0,38 mm/4 mm
mm mm mm mm
6 mm - luchtspouw 12 mm - 5 mm/ 1 laag GH 1,5 mm/5 mm 6 mm - gasvulling 15 mm - 4 mm/ 1 à 1,5 mm GH/4 mm 10 mm - luchtspouw 12 mm - 5 mm/ 1 à 1,5 mm GH/5 mm 4 mm/1 à 1,5 mm GH/4mm - gasvulling 20mm - 5mm/1 à 1,5 mm GH/5mm 12 mm - gasvulling 12 mm - 5 mm/ 1 à 1,5 mm GH/5 mm
5.6
Bij thermische, dubbele beglazingen kan men één van de glasbladen (of beide) vervangen door een gelaagde plaat. Het effect hiervan wordt geïllustreerd in de geluidsisolatiecurven van afbeelding 7B.
“AKOESTISCHE” BEGLAZINGEN
Het aanwenden en combineren van de verschillende technieken ter verbetering van de luchtgeluidsisolatie leidt tot prestaties die kunnen oplopen tot circa 42 dB voor de grootheid Rw + Ctr (bv. stadsverkeerslawaai) en zelfs meer dan 47 dB voor de grootheid Rw + C.
Afbeelding 7C toont het effect van verbeterd PVB ten opzichte van gewoon PVB. De akoestische prestaties van verbeterd PVB benaderen deze van giethars, terwijl de inbraakvertragende voordelen behouden blijven.
Voor enkel glas van 4 mm betekent dit een mogelijke verbetering met circa 12 dB voor 32
LENTE 1998
T
C
B
I T D E P R A K T IJ K t
t
U
W
50
60 55
45
50 40 45 35
R [dB]
R [dB]
30
40 35 30
25 25
8 mm enkel glas Rw(C;Ctr) = 35 dB (-1;-3) 44.2PVB Rw(C;Ctr) = 35 dB (0;-2) 4/1.6GH/4 Rw(C;Ctr) = 38 dB (0;-2)
20
20 15
100 125 160 200 250 315 400 500 630 800 1000 1250 1600 2000 2500 3150 4000 5000
15
10-12-4/1.6GH/4 Rw(C;Ctr) = 44 dB (-2;-6) 10-12-44.2PVB Rw(C;Ctr) = 41 dB (-2;-4) 10-12-8 Rw(C;Ctr) = 37 dB (-1;-3)
100 125 160 200 250 315 400 500 630 800 1000 1250 1600 2000 2500 3150 4000 5000 Frequentie [Hz]
Frequentie [Hz]
Afb. 7B Akoestische prestaties van gewone dubbele beglazing en dubbele beglazing met één gelaagd glasblad.
60 55
6-12-44.2 PVB Rw(C;Ctr) = 37 dB (-1;-4) 6-12-44.2 verbeterd PVB Rw(C;Ctr) = 40 dB (-2;-5)
50
stadsverkeerslawaai en 16 dB wanneer de grootheid Rw + C dient gebruikt te worden. Een vermindering van de geluidssterkte met 10 dB betekent een halvering in de waargenomen luidheid.
45
R [dB]
40 35 30 25
Wanneer deze beglazingen tot vensters verwerkt worden, kan met behulp van speciale raamconstructies (ontdubbelde vensters) een nog betere geluidsisolatie bekomen worden (laboratoriumprestaties). ■
20 15
100 125 160 200 250 315 400 500 630 800 1000 1250 1600 2000 2500 3150 4000 5000
Afb. 7A Akoestische prestaties van 8 mm enkel glas, met PVB gelaagd glas (4 mm / 2 PVB-lagen van 0,38 mm / 4 mm) en met giethars gelaagd glas (4 mm / 1,6 mm giethars / 4 mm).
f
i
j d i s c h r
Frequentie [Hz]
LITERATUURLIJST
Standardization Organization 6 International EN ISO 717-2:1996 Acoustics. Rating of
1
Belgisch Instituut voor Normalisatie NBN S 01-400 Akoestiek. Criteria van de akoestische isolatie. Brussel, BIN, 1977.
sound insulation in buildings and of building elements. Part 2 : Impact sound insulation. Genève, ISO, 1996.
L.L. 2 Beranek S. Noise and vibration control, revised edition. 7 Koch IBP Mitteilung 284. Stuttgart, Fraunhofer-InWashington DC, Institute of Noise Control Engistitut für Bauphysik, 1995.
neering, 1988.
S., Vandaele L. & Wouters P. Standardization Organization 3 International 8 Martin Vensters, bouwfysisch bekeken. Deel 1 : ontEN ISO 140-1:1990 Acoustics. Measurement wikkelingen en trends. Brussel, WTCB-Tijdschrift, nr. 4, 1995.
of sound insulation in buildings and of building elements. Part 1 : Requirements for laboratories. Genève, ISO, 1990.
S., Vandaele L. & Wouters P. 9 Martin Vensters, bouwfysisch bekeken. Deel 2 : zon-
4
International Standardization Organization EN ISO 140-3:1995 Acoustics. Measurement of sound insulation in buildings and of building elements. Part 3 : Laboratory measurements of airborne sound insulation of building elements. Genève, ISO, 1995.
newarmte en daglichttoetreding. Brussel, WTCBTijdschrift, nr. 1, 1997.
Moll & Wilhelm 10 Sälzer, Schallschutz elementierter Bauteile. Wiesbaden-Berlin, Bauverlag GmbH, 1979.
5
International Standardization Organization EN ISO 717-1:1996 Acoustics. Rating of sound insulation in buildings and of building elements. Part 1 : Airborne sound insulation. Genève, ISO, 1996.
G. 11 Vermeir Glas en de beperking van de geluidtransmissie. Innovatie in de bouw- en constructietechniek. Deel II. Antwerpen, KVIV, 1997.
33
LENTE 1998
Afb. 7C Akoestische prestaties van dubbele beglazingen met gewoon PVB en verbeterd PVB (met analoge akoestische eigenschappen als giethars)