Gemeente Boekel St. Agathaplein 2 5427 AB Boekel Stichting Mens, Dier & Peel Postbus 43 5420 AA Gemert Betreft: Structuurvisie Boekel / STV01‐BOE00159‐01D (omvat 5 pagina's)
Boekel, 10 juli 2011 Geacht college, Stichting Mens, Dier & Peel, opvolger van Stichting Boekel Venhorst Duurzaam, maakt graag gebruik van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen ten aanzien van de op 14 juni 2011 gepubliceerde 'Structuurvisie Boekel'. Wat in eerste instantie opvalt, is dat het een omvangrijk rapport is geworden met aandacht voor tal van belangrijke onderwerpen rondom de kernthema's people, planet en profit. Of die balans ‐vanuit onze optiek‐ overal goed en duidelijk uit de verf is gekomen, kunt u verderop in deze brief lezen. Begrippen en definities Eerst willen we ingaan op een aantal aandachtspunten die we node missen in deze structuurvisie. In de 'Structuurvisie Boekel' wordt bijvoorbeeld 18 keer het woord 'duurzaam' of 'duurzame' gebruikt zonder dat concrete uitleg wordt gegeven wat precies onder deze begrippen moet worden verstaan. Ook ontbreekt een bijlage met begrippenkader of verwijzing naar geaccepteerde definities. Voor de lezer blijft het op deze manier gissen wat de gemeente Boekel precies onder 'duurzaam' verstaat en wat niet. Dat geldt ook voor diverse andere kwalificaties in deze structuurvisie. Zonder volledig te willen zijn, noemen we hier een aantal uitdrukkingen als 'het versterken van de kwaliteiten', 'ruimte geven… mits deze passen in het landschap', 'in principe uitgesloten' en 'duurzame intensieve veehouderij'. Zonder nadere uiteenzetting blijven dit behoorlijk vage begrippen. Wij verzoeken u daarom om een begrippenkader toe te voegen aan deze structuurvisie, opdat de inwoners van Boekel zich hiervan een beter beeld kunnen vormen. Landbouwontwikkelingsgebieden In deel A van het Ruimtelijk Casco wordt op basis van een bondige analyse een visie geformuleerd op het plangebied. In deel B worden de ruimtelijke opgaven voor de korte en middellange termijn benoemd en de meest geschikte locaties hiervoor aangewezen. Deze afweging is zeker niet overal even helder. Neem bijvoorbeeld de landbouwontwikkelingsgebieden ten zuiden van Venhorst en aan de Millseweg. Onder verwijzingen naar provinciale ontwikkelingen stelt u dat (citaat) 'dit landbouwontwikkelingsgebied anno 2011 ter discussie staat'. Desondanks wijst u deze gebieden onder paragraaf 5.17 aan als landbouwontwikkelingsgebied onder verwijzing naar 'één van de doelstellingen vanuit de reconstructie' ofwel het 'verplaatsen van intensieve veehouderijbedrijven uit kwetsbare gebieden'. We vragen ons af welk probleem hier nu precies wordt opgelost? Of anders geformuleerd: hier wordt helemaal geen probleem opgelost, maar enkel verplaatst, vooruitgeschoven en bovendien uitvergroot. De volgende zin uit uw structuurvisie is veelzeggend: 'De intensieve veehouderij moet in deze gebieden ruimte krijgen voor ontwikkeling' en 'Uitbreiding en herplaatsing van de intensieve veehouderij is in de LOG’s toegestaan.' Onbeantwoord blijft echter de vraag wáárom uitbreiding van de intensieve veehouderij móet gebeuren? Kennelijk kiest u voor de korte termijn belangen van een handvol ondernemers ten koste van de leefbaarheid van omwonenden en de inwoners van Venhorst. Als verzachtende omstandigheid geeft u aan dat 'hierbij rekening gehouden moet worden met aspecten als milieu en landschap' en dat 'het een vereiste is dat hierbij de draagkracht van het betreffende gebied niet wordt overschreden'. Een concrete uitwerking van het begrip draagkracht ontbreekt helaas. Vallen de inwoners in het 'betreffende gebied' ook onder dit begrip?
In paragraaf 3.3.2 stelt u dat de belangrijkste reden van de gemeente Boekel om actief te participeren in het reconstructieproces was gebaseerd op het versterken van de kwaliteiten van het Boekelse buitengebied door het verplaatsen of saneren van de intensieve veehouderijbedrijven uit kwetsbare gebieden naar zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden (LOG). Nog afgezien van de nogal eufemistische uitdrukking 'landbouwontwikkelingsgebied' (het gaat immers om grootschalige intensieve veehouderij) zijn we het meest verbaasd over de term 'duurzame intensieve veehouderij'. Zoals eerder aangegeven wordt dit begrip op geen enkele manier onderbouwd. Duurzaamheid en kosten Duurzaam en duurzaamheid in de oorspronkelijke betekenis is: spaarzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen zoals biologische grondstoffen, mineralen en energie. Door een groot deel van de milieubelasting buiten beschouwing te laten, wordt een veel te rooskleurig beeld geschetst van de werkelijke economische bijdrage van de intensieve veehouderij. In dit verband wijzen we naar een studie van de Vrije Universiteit in Amsterdam 'What is the real price of meat?', waaruit blijkt dat allerlei schade en kosten met betrekking tot onder meer het verlies aan biodiversiteit, dierziektes en klimaatverandering niet in de prijs van het eindproduct worden meegerekend en eenvoudigweg worden afgewenteld op mens, dier en milieu. De bewering dat in de LOG's sprake zou zijn van 'duurzame intensieve veehouderij' is een loze kreet en niet gebaseerd op feiten. Niet voor niets pleiten circa 270 hoogleraren voor een 'einde aan de georganiseerde onverantwoordelijkheid’ op de website www.duurzameveeteelt.nl Het vaak aangehaalde argument in discussies dat de intensieve veehouderij economisch belangrijk is, is zeer betrekkelijk. Zeker als je daarbij de kosten optelt van bijvoorbeeld de varkenspest die uitgerekend op 4 februari 1997 de kop op stak in een ‘gesloten varkensbedrijf’ in Venhorst. In totaal werden 700.000 varkens geruimd en 1,1 miljoen varkens afkomstig van 1.286 bedrijven werden preventief geruimd (Elbers et al. 1999). De kosten van deze epidemie bedroegen maar liefst 2.880 miljoen gulden, waarvan 1.400 miljoen betaald werd door de EU en nog eens 1.400 miljoen door het ministerie van LNV (dus 2,8 miljard gulden door de belastingbetaler) en slechts 40 miljoen door de sector zelf. (Bron: ministerie van LNV, Directie Financieel Economische Zaken). En dan hebben we het nog niet gehad over de risico's van het exorbitante gebruik van antibiotica in de intensieve veehouderij en de verspreiding van resistente bacteriën en zoönosen. Ook deze kosten worden afgewenteld op de maatschappij. Gelet op voorgaande kunnen wij ons niet aan de indruk onttrekken dat u het begrip 'duurzaam' vooral ziet als 'Profit voor de ondernemer op korte termijn' en dat u onvoldoende rekening houdt met 'People en Planet'. Reconstructieplan Peel en Maas Het feit dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van burgers wordt bevestigd door een rapport dat Royal Haskoning in opdracht van de provincie Brabant heeft opgesteld (vrijgegeven in december 2010) naar aanleiding van het opstellen, uitwerken en uitvoeren van de Reconstructie. Burgers werden nauwelijks gehoord of zelfs buitenspel gezet. Mede om die reden heeft het plan ter revitalisering van het platteland een nogal eenzijdig karakter en beperkt zich tot ‘omgevingskwaliteit’ en ‘sociaal‐economische vitaliteit’. Een belangrijk aandachtspunt als volksgezondheid ontbrak bijvoorbeeld. We citeren: 'De nadruk van de beleidsopgaven in het buitengebied ligt op de thema’s (duurzame) landbouw, landschap, cultuurhistorie, wonen, werken en leefbaarheid. Duidelijk is het accent op de landschappelijke inpassing. In de verschillende beleidsopgaven wordt veel ruimte gegeven voor nieuwe agrarische en recreatieve activiteiten, mits deze passen in het landschap. Activiteiten die de landschappelijke en ecologische waarde van de gemeente versterken, worden gestimuleerd. De omgevingskwaliteit staat daarbij centraal. Grondgedachte daarbij is dat de onderdelen People, Planet en Profit in balans met elkaar moeten komen. Aandachtsgebieden in de landbouw zijn de champignonteelt, de intensieve veehouderij en de stoppers. Het BiO‐beleid en Vitaal landelijk Boekel zullen hier verder invulling aan kunnen geven'. Door het te zware accent op de groeimogelijkheden voor de intensieve veehouderij, zijn wij van mening dat bij de uitwerking van deze structuurvisie geen goede balans is gevonden tussen People, Planet en Profit. Koerswijziging en consequenties U stelt dat oorspronkelijk drie landbouwontwikkelingsgebieden in de gemeente Boekel waren aangewezen, maar dat door een belangrijke koerswijziging in Provinciale Staten in het voorjaar van 2010 (later vastgelegd
in de Verordening Ruimte) op een enkele uitzondering na geen nieuwvestigingen meer worden toegestaan. Ook wordt de ontwikkelpotentie van intensieve veehouderijbedrijven in de LOG’s en de verwevingsgebieden fors beperkt. U schrijft vervolgens dat 'in Boekel het LOG Waterdelweg hoogstwaarschijnlijk helemaal van de kaart zal worden gehaald in de Verordening Ruimte, fase 3.' Graag vernemen we van u, onder verwijzing naar bovenstaande argumenten, of u zich krachtig heeft ingespannen om LOG Waterdelweg, Venhorst en Millseweg inderdaad geschrapt te krijgen bij de provincie? Ten aanzien van de structuurvisie/MER voor landbouwontwikkelingsgebieden (3 juni 2009, gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad op 16 juli 2009) die in opdracht van de gemeente Boekel is opgesteld door Arcadis stelt u dat (citaat) 'de provinciale koerswijziging feitelijk geen directe consequenties heeft voor de structuurvisie. De ruimtelijke visie van de gemeente blijft intact. Echter, er kan geen invulling meer worden gegeven aan het inplaatsen van nieuwe bedrijven in de LOG’s, waardoor met name de exploitatie van de LOG’s onder druk komt te staan. Uitbreidingen en omschakelingen blijven echter nog altijd mogelijk.' Wij begrijpen deze zinsneden niet in relatie tot wat u eerder opmerkte: 'De structuurvisie/MER dient als belangrijk document bij de beoordeling van individuele vergunningtrajecten, gekoppeld aan ontwikkelingen binnen de LOG’s.' Graag vernemen we van u of er nu wel of geen consequenties zijn voor het aanwijzen van de drie LOG‐gebieden? Beekdal de Leijgraaf Volgens uw structuurvisie behoren de gronden buiten het beekdal tot de betere landbouwgronden in de omgeving en worden deze aangewezen als 'dynamisch landbouwgebied'. Uit de bloemlezing die volgt is er een breed scala aan (landbouw)mogelijkheden die bijdragen aan een beeldbepalend landschap met verschillende vormen van akkerbouw, boomteelt, tuinbouw, fruitteelt en grasland op nattere plekken. Daarnaast bevinden zich hier intensieve veehouderijen en grondgebonden melkveehouderijen. 'Vrijkomende gronden, bij stoppende bedrijven, worden voornamelijk aangewend voor de groei van duurzame bedrijven met een goed toekomstperspectief. Groei betekent niet alleen uitbreiding van de bedrijfsgebouwen, het staat ook synoniem voor innovatie en duurzaamheid. Nieuwe landgebruiksvormen kunnen een plek krijgen, al dan niet in combinatie met verbreding van inkomsten uit nevenactiviteiten.' Genoemd worden kleinschalige verblijfsrecreatie (zoals een bed & breakfast) en extensieve recreatie, voornamelijk in de vorm van recreatieve routes (wandelen ‐ fietsen – ruiters). Graag zien we een heldere toelichting tegemoet op de begrippen 'voornamelijk aangewend' (wat nog meer?) en welke verbreding en nevenactiviteiten wel of juist niet zijn toegestaan. Ook zien we graag een concreet beeld tegemoet wat u verstaat onder 'landschappelijke inpassing' en 'veel ruimte gegeven voor nieuwe agrarische en recreatieve activiteiten, mits deze passen in het landschap'. In paragraaf 5.15 wordt het gebied tussen de Leijgraaf en Boekel aangeduid als ‘open agrarisch landschap’. Volgens de structuurvisie voegt de grootschalige openheid hier een kwaliteit toe aan het landschap. Om die reden dient verdichting van het landschap zoveel mogelijk worden voorkomen. Vervolgens stelt u dat 'de landbouw' in dit gebied de kans moet krijgen om zich te ontwikkelen. In dit geval slaat 'landbouw' op extensieve vormen, zoals verschillende vormen van akkerbouw, boomteelt, tuinbouw, fruitteelt en grasland op nattere plekken. Verder wordt aan extensieve veehouderijen wel de ruimte geboden voor uitbreiding, maar krijgen bestaande intensieve veehouderijen in dit gebied geen extra uitbreidingsmogelijkheden. Ook nieuwe veehouderijen zijn niet toegestaan. Uit voorgaande blijkt dat u in het beekdal geen beperkingen oplegt aan de uitbreiding van 'extensieve veehouderijen'. Graag vernemen we wat u hieronder verstaat? Aangezien we vermoeden dat u melkveehouderijen bedoelt, wijzen wij in dit verband op de te verwachten groei van de melkveehouderij, zodra in 2015 de melkquotering wordt afgeschaft. Onderzoekers van Wageningen Universiteit verwachten vanaf dat jaar een gestage toename van de melkveestapel en de daarmee samenhangende schaalvergroting in deze sector. Past deze ontwikkeling naar uw mening in het beekdal? Natuur en landschap Het karakteristieke landschap en de bestaande landschappelijke structuur in Boekel dient verder versterkt te worden. Uit de passage die volgt is sprake van bebouwingslinten en ‐clusters die karakteristiek zijn voor Boekel. 'Zij worden beschouwd als ‘de parels van Boekel’ en zijn belangrijke structuurdragers op gemeenteniveau'. Ons is niet duidelijk wat hieronder precies verstaan moet worden. Bedoelt u met 'versterking' verdere verstening van het buitengebied? U geeft zelf aan dat er in Boekel sprake is van
intensief gebruik van de ruimte; in de gebieden ten noorden en zuiden van Boekel wordt de ruimte redelijk extensief benut. Afweegbaar gebied voor wonen en wonen in het groen Het gebied dat is aangeduid als ‘afweegbaar gebied voor wonen’ en 'wonen in het groen' kan volgens de structuurvisie worden getransformeerd van onbebouwd gebied naar bebouwd gebied in de vorm van wonen en daarbij behorende voorzieningen (bijvoorbeeld in combinatie met zorg). Het betreft een locatie grenzend aan de bestaande bebouwing waar volgens u geen of beperkt duurzame waarden uit de onderste lagen voorkomen. Het gaat hierbij om een gebied ten noorden van Venhorst. Uitbreidingslocaties die reeds planologisch zijn verankerd (bestemmingsplan) zijn niet aangeduid als ‘afweegbaar gebied voor wonen’, maar als ‘woongebied’. Op de kaarten is te zien dat gedacht wordt aan uitbreidingen rond Venhorst voor zowel wonen, combinaties met zorgtaken, maar ook wonen in het groen. Dit zijn allemaal aantrekkelijke zaken. Toch willen we hier waarschuwen voor enerzijds toenemende verstening van de schaarse ruimte en anderzijds de voorgenomen vestiging van intensieve veehouderijen rondom Venhorst die het leefklimaat niet ten goede komen of zelfs in gevaar kunnen brengen. Uitbreiding van Venhorst in noordelijke richting brengt de intensieve veehouderij dichterbij. Bij het uitwerken van de ruimtelijke plannen zal terdege rekening gehouden moeten worden met de kwaliteiten en structuren van het gebied en zeker niet in de laatste plaats met de gezondheid van de bewoners. Verder wijzen we opnieuw op vage omschrijvingen als 'Het programma moet gerealiseerd worden binnen de maat en schaal van het landschap. Het creëren van een groenstedelijk woonmilieu met een zachte overgang naar het buitengebied is uitgangspunt.' en 'Er dient in relatief lage dichtheden gebouwd te worden.' Wat verstaat u onder 'de maat en schaal van het landschap'? En wat zijn 'relatief lage dichtheden'? Agrarisch landschap Het gebied dat is aangeduid als ‘agrarisch landschap’ bestaat volgens de structuurvisie voornamelijk uit landbouwgebieden. Verstaat u onder dit begrip 'landbouw' in de oorspronkelijke betekenis of ook veeteelt? Het streven is verder gericht op het behoud van de hoofdfunctie (het agrarisch gebruik) en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande agrarische bedrijven. Daarnaast ziet u ontwikkelingskansen voor nieuwe, grondgebonden agrarische bedrijven. Wij zien die ruimte niet (het buitengebied is vol) en zouden de uitbreidingsmogelijkheden daarom strikt willen beperken tot bestaande bedrijven. Verder ziet u mogelijkheden voor verbreding van activiteiten door agrariërs. Indien deze activiteiten gelieerd zijn aan bestaande bedrijfsvoering en qua omvang en grootte beperkt van opzet blijven, is dit redelijk. U noemt kamperen bij de boer, stallen van caravans, boerengolf en andere kleinschalige recreatieve activiteiten. Het transformeren van het buitengebied tot een keten van pretparken lijkt ons geen goede ontwikkeling. Aanleg van extra infrastructuur voor dit doel is niet wenselijk, aangezien dit juist leidt tot schaalvergroting en het agrarische landschap aantast. Terecht stelt u dat het buitengebied ook betekenis heeft voor de natuur. Ook hier dient verstandig met eventueel recreatief medegebruik worden omgesprongen. Natuur heeft een intrinsieke waarde die zeker niet altijd en overal geëxploiteerd hoeft of mag worden door de mens. Versterking boslandschap Dat geldt evenzeer voor de geringe oppervlakte bossen binnen de gemeente Boekel. Stichting Mens, Dier & Peel is van mening dat het tijd wordt dat er in Boekel een keer échte keuzes worden gemaakt. Aan de ene kant geeft u aan het bestaande bos te willen verbeteren (zoals het versterken van de groene ladder), aan de andere kant wordt in de structuurvisie melding gemaakt van de wens om bestaande recreatievoorzieningen te versterken. Daardoor komt de natuurdoelstelling weer onder druk te staan. In plaats van de gebruikersdruk op de bestaande bossen nog verder op te voeren, pleiten wij voor uitbreiding van de bosgebieden en aanleg van natuurlijke verbindingen. Een typisch voorbeeld zijn het bosgebied Vossenberg en het Peellandschapspark Voskuilenheuvel. Beide liggen bij elkaar, maar zijn niet echt met elkaar verbonden. Nog verder naar het noorden ligt, binnen de gemeente Uden, een bosgebied ten zuiden van Odiliapeel. De bestaande recreatievoorzieningen binnen het boslandschap krijgen volgens de structuurvisie de mogelijkheid zich te versterken, mits dit in combinatie
gebeurt met bos‐ of natuurontwikkeling. Dat is op het eerste oog een lovenswaardig streven, maar ook hier geldt: beperk de druk op het gebied. We zijn daarom geen voorstander van nieuwvestiging van recreatieve voorzieningen in het boslandschap. Ook niet onder de noemer 'extensieve recreatie'. In het bosgebied ten zuiden van Boekel (betiteld als 'groene ladder') ligt ook een motorcrossterrein. In deel B van de structuurvisie staat onder project 18 beschreven dat dit motorcrossterrein zal worden ontwikkeld tot natuurgebied. In het kader van het versterken van de groene ladder zou dit inderdaad een goede ontwikkeling zijn. Binnen de gemeente wordt echter ook alweer gesproken over een mogelijke legalisatie van dit terrein. Wij vinden het volstrekt onaanvaardbaar als het eerdere ingezette beleid weer gewijzigd zou worden ten gunste van een motorcrossterrein. Een dergelijke voorziening hoort niet thuis in een natuurgebied. Bovendien veroorzaakt een motorcrossterrein veel overlast voor omwonenden in de directe omgeving en de inwoners van het nabijgelegen kerkdorp Handel. Deze klachten dienen serieus genomen te worden. Ecologische verbindingszone Het verbinden van natuurgebieden door midden van Ecologische verbindingszones juichen we uiteraard toe. Maar de visie op natuurontwikkeling mag best wat breder zijn dat 'een gemiddelde breedte van 25 meter en een reeks van kleine landschapselementen die dienen als zogenaamde stapstenen'. Verstorende elementen (grote gebouwen) in het landschap dienen vermeden te worden. Ook is er meer en permanente aandacht nodig voor de bodem‐ en waterkwaliteit. Water en bodem in Brabant zitten namelijk vol met antibiotica en resistente bacteriën. Naar de gevolgen hiervan op langere termijn kunnen we slechts gissen. De opmerking dat 'het wenselijk is de koppelingen tussen de bosgebieden te combineren met recreatieve routes, waardoor er tevens een meerwaarde voor het gebruik ontstaat', delen wij niet. Natuurlijk is het prettig dat mensen kunnen genieten van de natuur, maar natuur heeft ook zonder recreatieve routes een meerwaarde. De aarde is er immers niet alleen voor de mens. Wat dat betreft wordt in de structuurvisie te veel nadruk gelegd op exploitatie van de (weinige) natuur. Typerend in dit verband is de strikte scheiding tussen 'landbouw‐ en veeteeltgebieden' aan de ene kant en 'de natuur' aan de andere kant. Die scheiding zit in de hoofden van mensen en die zou wat ons betreft moeten verdwijnen. De aarde is van ons allemaal: mensen, dieren en planten. Tot slot willen we kort reageren op een van de uitspraken die gedaan zijn tijdens de informatie‐avond op 15 juni 2011. Een (of meer?) insprekers was van mening dat de 'bovenplanse kosten niet duidelijk waren' en dat 'de natuurmensen maar voor de natuur moeten betalen en de agrariërs voor agrarische doelen'. Er werd zelfs geopperd dat alleen de ondernemers in het buitengebied, die dat willen, voor alle ontwikkelingen in de structuurvisie gaan betalen. Stichting Mens, Dier & Peel is het volstrekt eens met deze redenering, mits de agrariërs voortaan alle kosten zelf gaan betalen die voortvloeien uit hun ondernemerschap en deze niet langer afwentelen op de maatschappij. Wij maken graag gebruik van de mogelijkheid om deze zienswijze toe te lichten.
Met vriendelijke groet,
Jeanne Stoks,
Jan van Hoof,
secretaris.
Voorzitter.