Taalonderwijs OBS Uilenspiegel in Boekel. Belangrijk binnen ons taalonderwijs is dat we binnen alle taalaspecten vanuit betrokkenheid en een goed welbevinden werken. De volgende taalaspecten komen aan bod: 1.Kansrijke Taal 2.Spelling 3.Begrijpend leesonderwijs
4.aTechnisch leesonderwijs 4.b.Protocol Dyslexie 5.Woordenschat onderwijs
1. Kansrijke Taal Werken vanuit betrokkenheid en een goed welbevinden is de reden dat we een aantal jaren geleden gekozen hebben voor Kansrijke Taal. Kansrijke Taal is een concept voor schoolbrede taal. Op onze school hebben we het traject de afgelopen jaren uitgewerkt voor contractwerk maar ook projectwerk wordt talig ondersteund. De kring krijgt meer inhoud, bijvoorbeeld door de vele werkvormen met versjes en gedichten en door de activiteiten discussiëren en argumenteren. De ervaring van Kansrijke Taal met het inrichten van een rijke leeromgeving is behulpzaam om een aantal specifiek talige ateliers in te richten en andere taliger te maken. Het concept Kansrijke Taal en Ervaringsgericht onderwijs hebben gemeen dat ze waarde hechten aan intrinsieke motivatie, initiatief, samenwerkend leren en ondernemingszin. Het zorgt voor: - Betekenisvol en uitdagend onderwijs waarbij je zelf invloed hebt. - Onderwijs aansluitend bij de kerndoelen Nederlands . - Beschikking over competenties ondergebracht in 6 rubrieken; de zogenaamde taartpunten. Kinderen leren: -Communiceren -Veel nieuwe woorden en de relaties daartussen -Technisch lezen -Zinsopbouw en grammatica -Omgaan met klank -Verbeelden en fantaseren -Verhalen maken -Informatie verwerven over boeiende onderwerpen -Taal vormgeven Voor de leerkrachten geeft Kansrijke Taal: -Betekenis en uitdagend onderwijs waarop je zelf invloed hebt. -Vaardigheid in Kansrijke Taal groepslessen -Planmatig aanbod met een registratie systeem -Vaardigheid in het regisseren van zelfstandig leren. -Doorgaande leerlijnen van groep 1-8 voor elke taalessentie uit het taartpuntenschema -Een rijke leeromgeving, met werkplekken voor elke taalessentie en uitdagende leermiddelen. -Een systeem voor evaluatie, toetsing en zorg. De afgelopen jaren hebben we ons geschoold in het werken vanuit Kansrijke Taal. Kansrijke Taal wordt gebruikt als vertrekpunt voor het taalonderwijs. We gebruiken de vastgelegde leerlijnen. Deze leerlijnen verschaffen ons inzicht in waar we al aan gewerkt hebben en waar we nog actie op moeten zetten. Het goed blijven gebruiken van Kansrijke Taal als vertrekpunt blijft belangrijk. Daarvoor zal Kansrijke Taal regelmatig op de agenda staan.
Daarnaast is het ook goed om te blijven kijken welke aspecten van Kansrijke Taal structureel aan bod blijven komen. We zien door nieuwe materialen op digitaal gebied dat we steeds meer inspringen op actualiteit. Er worden steeds meer producten ontwikkeld die een hoge betrokkenheid resulteren en aansluiten bij ons concept. Deze zetten we dan ook in. Werken vanuit betrokkenheid en een goed welbevinden zoals beschreven bij Kansrijke Taal zijn hierbinnen leidend. Kansrijke Taal is een mooi instrument maar we kijken daarnaast ook naar oorzaken waardoor verschuivingen binnen het aanbod van taal komen. (o.a. door goed en mooi actueel aanbod op het gebied van woordenschat, begrijpend lezen, stelopdrachten en nieuws rekenen, oftewel contextsommen) Deze veelal digitale mogelijkheden worden met name in de bovenbouw ingezet. Concreet denken we hierbij aan Nieuwsbegrip, Nieuwsrekenen, gebruik van groep twee woordlijsten vanuit Nieuwsbegrip, de digitale leeromgeving van de Kidsweek.
2. Spelling Voor het spellingonderwijs binnen onze school hebben we gezorgd voor een plan van aanpak die voor de groepen drie tot en met acht gelden. Dit geeft eenduidigheid in ons onderwijs t.a.v spelling. Het geeft leerkrachten ook houvast. De werkbladen voor de kinderen zijn allemaal in het Kanrijke Taal format geschreven. We werken via een vijf fasen structuur. Elke dag in de week komt een andere fase aan bod. De verschillende fasen zijn: Horen, onderscheiden, categorie herkennen, opschrijven en controleren.
Vertrekpunt is Kansrijke Taal. Via Kansrijke Taal bieden we een regel aan. De handleiding van Taalactief is onze leidraad over hoe we de regel aanbieden. Dit geldt voor iedere groep zodat er eenduidigheid is. We werken via een vijf fasen structuur. De eerste dag bieden we een instructie aan voor alle kinderen. Op deze dag vindt na de instructie ook een check plaats welke kinderen de spellingregels beheersen en welke kinderen niet. Wanneer kinderen een 80% score behalen gaan we uit van beheersing. Kinderen die dit niet behalen werken de volgende dagen aan de tweede, derde en vierde fase. Zij gebruiken hiervoor de werkbladen die in het Kansrijk Taal format zijn geschreven. Dit werken neemt niet veel meer dan een kwartier per dag in beslag. Voor het werken in deze tweede, derde en vierde fase gebruiken we coöperatieve werkbladen vanuit Kansrijke Taal. Bij de vijfde fase doen weer alle leerlingen mee om te kijken wat de opbrengst is.
Naast het reguliere programma kunnen de kinderen via een eigen woordenlijst zowel remediërend alsook verdiepend werken aan hun spelling. Dit kan tijdens een taalles maar ook binnen het werken aan een eigen werkplan. (Eigen werkplan is een plan wat samen door de leerkracht en de leerling is samengesteld. Binnen dit plan wordt een doel geformuleerd waaraan het kind gedurende twee weken gaat werken. In de derde week laat het kind zien of het doel is bereikt.) Het inzetten van een eigen werkplan kan binnen de verschillende groepen nuance verschillen hebben. Leidend hierin is dat een kind in proces samen met de leerkracht zelf steeds meer zicht krijgt op zijn/haar eigen leren en daar stappen in zet en dat ook zelf of samen met de leerkracht beoordeelt. a. Remediërend. *Elk kind in de bovenbouw, vanaf groep 5, heeft een snelhechter met daarin een woordenlijst van zijn/haar niveau. *Na het instapdictee vanuit Taalactief worden woordgroepen waar nog problemen zitten met een fluorstift aangegeven. *Kinderen kunnen aan hun eigen spellingregels werken via de coöperatieve werkbladen van Kansrijke Taal. * Tijdens eigen werkplan kan leerkrachtgericht ingezoomd worden op specifieke regels.
b. Verdiepend. *Elk kind heeft een snelhechter met daarin een woordenlijst van zijn/haar niveau. *Na het instapdictee vanuit Taalactief worden de woordgroepen waar nog actie op nodig is met een fluorstift aangegeven. *Kinderen die een flink hoger dle hebben maken het instapdictee van een hoger leerjaar. *Kinderen kunnen aan hun eigen spellingregels werken via de coöperatieve werkbladen van Kansrijke Taal. * Tijdens eigen werkplan kan leerkrachtgericht ingezoomd worden op specifieke regels. Er is een interview, PowerPoint, en film gemaakt over onze manier van werken bij spelling www.onderwijsmaakjesamen.nl/actueel/laat-taal-leven/ www.youtube.com/watch?v=u6Vn49F4peU
3. Begrijpend lezen: in de groepen 5 tot en met 8 Inleiding In de groepen vijf tot en met acht staan bij het begrijpend lezen de strategieën voorkennis, voorspellen, verbeelden en vragen stellen centraal. Deze strategieën oefenen we middels hardop denkend lezen. We willen de kinderen vertrouwd laten worden met hardop denkend lezen. In eerste instantie leerkracht gestuurd. Leerkrachten lezen hardop denkend. In een volgende stap gaan leerlingen dit hardop denkend lezen zelf toepassen. Voor kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen is een verlengde instructie erg belangrijk. Kinderen die erg goed zijn in tekstbegrip kunnen we sneller zelfstandig de tekst laten modelleren en opdrachten laten maken. Paul Filipiak, wetenschapper, heeft voor ‘hardop denkend lezen’ verschillende werkvormen beschreven die we inzetten. We zetten teksten in die dicht bij de kinderen staan. We kiezen voor ‘Nieuwsbegrip’ en ‘de Kidsweek’ omdat hier items in worden besproken die kinderen aanspreken. Ook kunnen de kinderen met deze item thuis in aanraking komen door bijvoorbeeld ‘het jeugdjournaal’ de krant of gesprekken met broertjes, zusjes of ouders. Deze werkelijkheid zorgt voor een hoge betrokkenheid. Bij de handleidingen van ‘Kidsweek’ en ‘Nieuwsbegrip’ staan bij strategieën ook nog andere strategieën naast de vier die we hierboven hebben besproken. Deze moeten we echter zien als middel om de vier strategieën voorkennis, voorspellen, verbeelden en vragen stellen nog beter te kunnen herkennen. Bij ‘Nieuwsbegrip’ kiezen we uit teksten met eenzelfde thema maar wel opbouwend in moeilijkheidsgraad. De digitale leeromgeving van Nieuwsbegrip zetten we in om de tekst goed te kunnen ‘modellen’. Bij ‘Kidsweek’ kunnen we gebruik maken van dezelfde teksten en drie verschillende niveaus qua vraagstelling. Ook maken we gebruik van de digitale leeromgeving van Kidsweek De verschillende niveaus binnen Kidsweek zetten we in wanneer we binnen de groep werken met een remediërende- en of verdiepende groep. Vertrekpunt is echter voor alle kinderen de basisgroep. Hierop wordt instructie gegeven en van daaruit is het mogelijk dat een verdieping- of remediërend groepje verder gaat werken. De op school aanwezige handleiding ‘Hardopdenkend leren lezen’ is te gebruiken voor verdieping.
Begrijpend lezen groep 4: Binnen groep vier is technisch lezen de belangrijkste te oefenen vaardigheid. Wanneer kinderen een heel goed technisch leesniveau hebben kunnen we als verdieping elementen van begrijpend lezen zoals beschreven onder het kopje begrijpend lezen groep 5 inzetten. Primair blijft echter het ontwikkelen van een goed technisch leesniveau en een goede woordenschat. Dit zijn immers de pijlers voor goed begrijpend lezen.
Begrijpend lezen groep 5: Elke week wordt er gewerkt met ‘Nieuwsbegrip’. Vertrekpunt is de gezamenlijke instructie. Van hieruit verlengde instructie. De nieuwe woorden rondom het item worden besproken en komen tijdens een woordenschatles extra aan bod. Voor pre teaching kunnen kinderen de schoolcode van ‘Nieuwsbegrip’ krijgen waardoor ze de tekst één dag voordat we hem in de kring bespreken thuis al kunnen lezen. De voorkennis van dit kind is dan al groter. En er is thuis al aandacht besteed aan het modeleren van de tekst. (Aan ouders wordt in gesprek uitleg gegeven over de vier v’s. (voorkennis, voorspellen, verbeelden en vragen stellen) Kidsweek wordt ingezet tijdens het werken aan technisch/begrijpend lezen. De vier strategieën zijn hier het vertrekpunt. In remediërende groepjes wordt hier drie keer per week een half uur extra aandacht aan besteed. Klassikaal wordt hier eenmaal per week aandacht aan besteed. De Kidsweek opdrachten begrijpend lezen worden ingezet binnen het eigen werkplan, individueel, en binnen het leescircuit.
Begrijpend lezen groep 6 & 7 & 8: Elke week wordt er gewerkt met ‘Nieuwsbegrip’. Vertrekpunt is de gezamenlijke instructie. De tekst wordt besproken door middel van de 4 v’s. De tekst wordt van te voren al helemaal beleefd met de kinderen. De nieuwe woorden rondom het item worden besproken en komen tijdens een woordenschatles extra aan bod. Van hieruit verlengde instructie, voor kinderen die extra begeleiding nodig hebben. Voor pre teaching kunnen kinderen de schoolcode van ‘Nieuwsbegrip’ krijgen waardoor ze de tekst één dag voordat we hem in de kring bespreken thuis al kunnen lezen. De voorkennis van dit kind is dan al groter. En er is thuis al aandacht besteed aan het modeleren van de tekst. (Aan ouders wordt in gesprek uitleg gegeven over de vier v’s. (voorkennis, voorspellen, verbeelden en vragen stellen) Kidsweek wordt ingezet tijdens het werken aan technisch/begrijpend lezen. Kinderen die zelfstandig lezen, lezen 3 keer een half uur in de week. Hierbij lezen ze boeken die bij het thema horen van die periode of kidsweek. Ook wordt kidsweek ingezet bij de kinderen die twee keer in de week een half uur onder begeleiding lezen. De Kidsweek opdrachten begrijpend lezen gaan we inzetten binnen het eigen werkplan, individueel. De digitale leeromgeving wordt klassikaal maar ook remediërend ingezet.
Toetsen In januari toetsen we met de toetsen van Cito wat het niveau is van begrijpend lezen bij de kinderen. Vanuit deze toets worden ook weer interventies ingezet. Deze worden beschreven in de groepsplannen. Daarnaast vinden er in de groepen 5 tot en met 8 toetsen plaats die door Nieuwsbegrip en Kidsweek zijn gemaakt. Deze methode gebonden toetsen worden in de bovenbouw besproken en na analyse kunnen er interventies volgen. Groep 8 maakt in het laatste schooljaar ook Cito oefenteksten om vertrouwd te raken met de vraagstelling van Cito en meerkeuzevragen. Zij maken in het laatste schooljaar géén midden groep acht cito begrijpend lezen.
Toepassingslessen begrijpend lezen: De begrijpend leeslessen vanuit ‘Nieuwsbegrip’ of ‘Kidsweek’ zijn strategielessen waarbij de leerkracht ‘modelt’, de leerkracht doet voor. Van hieruit worden ook in elke klas toepassingslessen georganiseerd.
Zie hiervoor het onderstaande model: Strategie les
Toepassing les
Leerkracht modelt
Leerkracht modelt
Strategie wordt aangeleerd staat centraal
Het begrijpen van de inhoud van de tekst staat centraal
Leerkracht kiest de tekst
Tekstkeuze wordt mede bepaald door de interesse van de leerling
Verwerking is gericht op het toepassen van de strategie
Verwerking is gericht op verdieping van tekstbegrip. Leerlingen werken samen
Binnen elke groep vanaf groep 5 zorgen we ervoor dat er elke week een toepassing les wordt gegeven.
4.a Technisch leesonderwijs Inleiding Voor basisschool Uilenspiegel hebben we de leerlijnen lezen uitgezet. We werken in alle groepen met de methode ‘Leeslijn’. Via een groepsplan maken we duidelijk welke kinderen in de basisgroep werken. Welke kinderen extra ondersteuning nodig hebben en welke kinderen verdieping krijgen. Drie keer per jaar kijken we of er goede vorderingen zijn op de doelen die zijn geformeerd in het groepsplan en of we het groepsplan moeten bijstellen. Tevens hebben we een leerlijn beginnende geletterdheid gemaakt met daaraan gekoppeld de activiteiten die we bij de verschillende doelen kunnen inzetten. Deze leerlijn beginnende geletterdheid wordt geraadpleegd bij het opzetten van het groepsplan. De leerlijn beginnende geletterdheid is vooral van toepassing voor de leerlingen van groep 1 tot en met 3. Daarnaast maken de groepen 1 en 2 gebruik van de ontwikkelingsleerlijnen voor de groepen 1 en 2 beschreven door Annemarie Sietsies-van Dam. Een kopie van deze leerlijn beschrijvingen en activiteiten is meegenomen in het technisch leesonderwijs plan. Als school werken we aan taal via Kansrijke Taal. Bij het opstellen van het leesprogramma binnen het groepsplan kunnen we ook gebruik maken van de activiteiten die Kansrijke Taal biedt. Ook voor het voortgezet technisch lezen maken we gebruik van de methode ‘Leeslijn’. Naast deze methode maken we gebruik van een brede variatie in leeswerkvormen. Deze zijn ook beschreven in dit plan. Bij de bovenbouw wordt gekeken bij het samenstellen en formuleren van het technisch lees groepsplan of er een van deze leeswerkvormen worden ingezet. Wanneer kinderen ondanks een gericht aanbod blijven uitvallen kijken we hoe we extra activiteiten kunnen inzetten aan de hand van het ‘protocol dyslexie’. Hierin staat beschreven hoe we uitgaande van de methode ‘Leeslijn’ extra activiteiten kunnen inzetten. De nieuwe versie van ‘protocol dyslexie’ is op onze school aanwezig. Voor leerkrachten is het belangrijk om bij leerlingen die uitvallen het handboek ‘protocol dyslexie’ te pakken en te kijken wat goede vervolgstappen zijn.
Groep 1/2/3 Inleiding leerlijn beginnende geletterdheid Wat is beginnende geletterdheid? De fase van beginnende geletterdheid begint in groep 1 en loopt door tot in groep 3. Kinderen leren zich te oriënteren op geschreven taal, herkennen functies van geschreven taal, krijgen inzicht in verbanden tussen gesproken en geschreven taal, ontdekken de principes van het alfabetisch schrift (klank- teken koppeling) en leren de elementaire leeshandeling uit te voeren. Ze leren dus schriftelijk met anderen te communiceren. Wat is een leerlijn voor beginnende geletterdheid? De leerlijn beschrijft de belangrijkste ontwikkeling- en leerstappen die kinderen maken tijdens de fase van de beginnende geletterdheid. Een leerlijn is niet zozeer een lineaire volgorde van doelen en leeractiviteiten, maar meer een cyclisch proces waarin dezelfde ontwikkeling- en leerprocessen op een steeds hoger niveau plaatsvinden. Wat zijn tussendoelen? De leerlijn beginnende geletterdheid bestaat uit tussendoelen. Tussendoelen beschrijven de belangrijkste momenten in de ontwikkeling van geletterdheid. De tussendoelen beschrijven activiteiten op het gebied van 1. interactief voorlezen (prentenboeken), 2. schrijven door kinderen, 3. spelen met klanken
De leerlijn beginnende geletterdheid uit het schema hieronder beoogt leerkrachten meer inzicht te geven in tussendoelen en bijbehorende leeractiviteiten.
Leerlijn beginnende geletterdheid
Tussendoelen:
Omschrijving:
Leeractiviteiten en werkvormen:
Boekoriëntatie
Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen. Ze weten dat boeken worden gelezen van voor naar achter, bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts. Ze weten dat verhalen een opbouw hebben. Ze kunnen aan de hand van de omslag van een boek de inhoud van het boek al enigszins voorspellen. Kinderen weten dat je vragen over een boek kunt stellen. Deze vragen helpen je om goed naar het verhaal te luisteren en te letten op de illustraties. Kinderen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze zijn in staat om conclusies te trekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal. Halverwege kunnen ze voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal. Kinderen weten dat de meeste verhalen zijn opgebouwd uit een situatieschets en een episode. Een situatieschets geeft informatie over de hoofdpersonen, de plaats en tijd van handeling. In een episode doet zich een bepaald probleem voor dat vervolgens wordt opgelost. Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal naspelen terwijl de leerkracht vertelt. Kinderen kunnen een voorgelezen
-Gesprek over de kaft van het boek (titel, auteur, enz) -Waar zal dit verhaal over gaan? - bezoek mediatheek - boekbesprekingen (groep 4) - bezoek bibliotheek Boekel (groep 3) - Verwerking na gelezen of voorgelezen boek)
Verhaalbegrip
-Interactief prentenboeken voorlezen (Hoe vaak per week?) -Lees strategieën hardop denkend voordoen (modellen) -Vooraf voorspellingen doen: Wat zal er gebeuren? -Hoe zal het verhaal aflopen? -Herhaald voorlezen -Werken met picto’s -Werken met verteltafels en de vertelstoel -Plaatjes uit het boek in de juiste volgorde laten leggen -Verhaal navertellen m.b.v. kaartjes (begin, midden, eind) - nieuwsbegrip (groep 4)
Functies van geschreven taal
Relatie tussen gesproken en geschreven taal
Taalbewustzijn (waaronder fonologisch en fonemisch bewustzijn)
verhaal navertellen, aanvankelijk met steun van illustraties. Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen zonder gebruik te hoeven maken van illustraties. Kinderen weten dat geschreven taalproducten zoals briefjes, brieven, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. Kinderen weten dat symbolen zoals logo's en pictogrammen verwijzen naar taalhandelingen. Kinderen zijn zich bewust van het permanente karakter van geschreven taal. Kinderen weten dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie. Kinderen weten wanneer er sprake is van de taalhandelingen 'lezen' en 'schrijven'. Ze kennen het onderscheid tussen 'lezen' en 'schrijven'. Kinderen weten dat gesproken woorden kunnen worden vastgelegd, op papier en met audio/visuele middelen. Kinderen weten dat geschreven woorden kunnen worden uitgesproken. Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven. Voorbeelden: de eigen naam en namen van voor het kind belangrijke personen/dingen, logo's en merknamen.
Fonologisch bewustzijn (groep 1-2): -Zinnen opdelen in woorden -Samengestelde woorden opdelen in afzonderlijke componenten -Woorden opdelen in klankgroepen -Klankgroepen verbinden tot woorden
-Nieuwsbord met memo’s, berichtjes, enz. -Woorden en zinnen schrijven (door leerkracht) bij tekeningen -Thematafel met woordkaartjes bij voorwerpen -Logeerbeer (moeder schrijft verslag in ‘logeerschrift’) - themahoek: bij alle spullen in de hoek, woordkaartjes schrijven door kinderen en leerkracht - Letterwinkel - woorden en afbeeldingen bij elkaar zoeken
Kinderen stimuleren tot ‘schrijven’: tekeningetjes, krabbels, letterachtige vormen, herkenbare letters, invented spelling (= fonetisch schrijven) -Briefjes schrijven naar ……. -Eigen naam schrijven -Stempelen -Typen (computer) -Wenskist met stiften, papier, glitters, voorbeeldbriefjes, waarmee kinderen zelfstandig briefjes maken -Letterboekjes -Taalzwakke kinderen: dagboekje (kind vertelt en tekent, leerkracht schrijft) - letterwinkel -Map Fonemisch Bewustzijn (CPS) -Lettermuur -Lettertafel -Letters zoeken in de klas (Waar zie je de letter ……?) - ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het begint met de letter……. -Versjes (mee naar huis geven!)
-Samen rijmpjes opzeggen -Alleen rijmpjes opzeggen -Eindrijm herkennen Fonemisch bewustzijn (groep 2-3):
Eind groep 2 kunnen de kinderen 15 letters actief benoemen
Alfabetisch principe
Functioneel schrijven en lezen
Woordenschat
-Eindrijm toepassen, rijm ontdekken en produceren -Beginrijm herkennen in langgerekte woorden -Beginrijm herkennen in gewoon uitgesproken woorden -Beginrijm toepassen -Klinker in een woord isoleren -Auditieve analyse op klankniveau -Auditieve synthese op klankniveau -Letters benoemen Kinderen ontdekken dat de woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat tekens (letters) met die klanken corresponderen. Kinderen kunnen door de klank tekenkoppeling woorden die ze nog niet eerder hebben gezien, lezen en schrijven. Kinderen schrijven functionele teksten, zoals lijstjes, briefjes, opschriften en verhaaltjes. Kinderen lezen zelfstandig prentenboeken en eigen en andermans teksten.
-Liedjes -Lettermat -Rijmactiviteiten (begin -, midden en eindrijm) -Werken met taalpoppen (bv. Joep Klankgroep) -‘Hakken en plakken’ -Benoemen van klankgroepen. Gebruik de term lettergrepen niet!
-Klankgebaren -Klankkastje (met lettervlieg) -Lettergroei boekje -Werkbladen met letters -Lettermuur -Leesactiviteiten - leeslijn spelletjes -Zelfstandig lezen: boekje voorlezen -Zelfstandig schrijven: briefjes, lijstjes, enz. - Handleidingen lezen - Kinderen maken zelf prentenboekjes - rekenverhalen, rekensommen in verhalen. Elke week worden er 25 woorden aangeboden. In de kleine kring worden deze woorden regelmatig herhaald. - Zie kansrijke taal. -Woordenschatstrategieën hardop denkend voordoen -Woorden selecteren uit prentenboeken en deze semantiseren, consolideren en controleren -Thematafel -Verteltafel -Foto’s maken van uitstapjes en
excursies -Werken met een pop:in de Woordspin -Een informatief boek laten zien bij het prentenboek -Werken met digitale prentenboeken -Woordkaartjes bij voorwerpen in themahoek -Lettermuur koppelen aan woordenschat (veel plaatjes op de muur hangen) -Plaatjes en filmpjes op digibord
Groep 4 Tijd: Aandacht voor vlot technisch lezen, minimale tijdsbesteding van 150 minuten per week. (dat komt neer op 30 minuten per dag). Goede instructie geven is erg belangrijk. Het levert veel op. beschrijven hoe goede instructie eruit ziet. Voor – koor – zelf, Veel herhaling, oefenen op woord- en tekstniveau, modellen, veel voorbeelden geven aan zwakke lezers, werken volgens het directe instructie model / IGDI-model enz. De Ralfi-aanpak richt zich sterk op het lezen van teksten en niet zozeer op woorden. Leerkrachten moeten goed beseffen wat ze aan het doen zijn bij(zeer) zwakke lezers: werken op woord- en / of tekstniveau Gebruik dus niet 2 methodieken door elkaar heen. Bij voortgezet technisch lezen is het van belang om de kinderen gevarieerde teksten te laten lezen Vervolgdoelen zijn dan: leerlijn 1. Lezen van meerlettergrepige woorden. 2. Het verhogen van de leessnelheid.
Tussendoelen
Praktische invulling
In het voortgezet technisch lezen staan de volgende inhouden centraal: Het leren lezen van meerlettergrepige woorden waarbij de deelstructuren van woorden een belangrijke rol spelen. Vlot lezen: het verhogen van de leessnelheid doordat het lezen steeds meer geautomatiseerd verloopt. Dit is een belangrijk aandachtspunt omdat de meeste leesproblemen tempoproblemen zijn. Nauwkeurig lezen, lezen zonder fouten Lezen met een goede intonatie
Naast het aanleren van nieuwe vaardigheden is er ook aandacht voor het herhalen en onderhouden van reeds geleerde vaardigheden.. Leeslijn; 2x per week min. 30 minuten. Vrij lezen; min. 15 minuten per dag. Boekenkring. Voorlezen. Rode Draad
1. Aandacht voor het verhogen van het leestempo en het lezen van woorden met complexe woordstructuren, afwijkende
Leren lezen van meerlettergrepige woorden, waarbij deelstructuren van woorden aandacht krijgen. Verhogen van het
1x per week extra aandacht voor technisch lezen. Dit kan d.m.v. teksten aanbieden, duolezen, Ralfilezen, klassikaal lezen. Ga erover in discussie en geef kinderen die het nodig hebben extra instructie.
spellingpatronen en leenwoorden.
leestempo (automatisering van het technisch lezen). Nauwkeurig lezen. Goede intonatie bij hardop lezen. Eind groep 4 minimaal AVI E4.
Variatie lees-werkvormen • mandjeslezen: mandjes met leesboeken, strips, informatieve boeken, jeugdtijdschriften, gedichten / versjes • tutorlezen (oudere kinderen lezen met jongere kinderen) • theaterlezen (voordrachtslezen) • boekbespreking / leeslogboekjes • forumlezen • kleuterlezen • internet (webquests) • stellen: schoolkrant maken, stripverhalen schrijven, digitale prentenboeken maken, een eigen ‘boek’ schrijven, dagboek • e-mailkrant van Nieuwsbegrip XL • Kidsweek
Groep 5 Tijd: Minimale tijdsbesteding van 150 minuten per week. (dat komt neer op 30 minuten per dag). Vervolgdoelen zijn Tussendoelen dan: leerlijn Na groep 3 en 4 hebben 1. Aandacht voor het kinderen nog hulp verhogen van het nodig bij: leestempo en het lezen van woorden Lezen van met complexe meerlettergrepige woordstructuren, woorden. afwijkende Het verhogen van spellingpatronen en de leessnelheid. leenwoorden. Leren lezen van meerlettergrepige woorden, waarbij deelstructuren van woorden aandacht krijgen. Verhogen van het leestempo (automatisering van het technisch lezen). Nauwkeurig lezen. Goede intonatie bij hardop lezen. 1x per week extra aandacht voor technisch lezen. Dit kan d.m.v. teksten aanbieden, duo-lezen, Ralfilezen, klassikaal lezen. Ga erover in discussie en geef kinderen die het nodig hebben extra instructie.
Praktische invulling
Estafette; 2x per week min. 30 minuten. Vrij lezen; min. 15 minuten per dag. Boekbespreking (leerlingen die klaar zijn met Estafette lezen). Voorlezen. Rode Draad.
Eind groep 5 minimaal AVI E5 behaald.
Groep 6 Leeslijn met daarbinnen de keuze leesweg of leespad Daarnaast nog 1 uur extra voor zwakke lezers (4 x 15 min lezen met Vloeiend en Vlot) Tijd: Minimale tijdsbesteding van 90 minuten per week. (dat komt neer op ongeveer 20 minuten per dag). Vervolgdoelen zijn dan: leerlijn Begrijpend lezen wordt een belangrijkere factor. (van ´leren lezen´ naar ‘lezen om te leren’) Op het gebied van technisch lezen is nog aandacht voor: 1. Verhogen van het leestempo. 2. Compensatie/dispensatie en gerichte instructie voor dyslectische kinderen. welke compenserende maatregelen gebruik je (ook software ) Gr 4 t/m 8: dyslexiekaart met compenserende afspraken. Zie hiervoor de nieuwe boekjes protocol dyslexie welke we in huis hebben.
Tussendoelen
Praktische invulling
Eind groep 6, AVI E6 behaald.
Mandjeslezen; min 15 minuten per dag. Estafette lezen. Ralfilezen / Clusteren en flitsen (zwakke lezers). Voorlezen. Rode Draad. Boekbespreking (leerlingen die klaar zijn met Estafette lezen). Teksten Wereldoriëntatie samen lezen.
Groep 7 Tijd: Per week een minimale tijdsbesteding aan technisch lezen van: 60 minuten per week (dat komt neer op 15 minuten per dag). Vervolgdoelen zijn dan: leerlijn 1. Verhogen van het leestempo. 2. Compensatie/dispensatie en gerichte instructie voor dyslectische kinderen. 3. Begrijpend lezen
Tussendoelen Eind groep 7 AVI E7 behaald.
Praktische invulling Tussendoel: Mandjeslezen; min. 15 minuten per dag. Ralfilezen (zwakke lezers). Boekbespreking. Voorlezen. Rode Draad.
Groep 8 Tijd: Per week een minimale tijdsbesteding aan technisch lezen van: 60 minuten per week (dat komt neer op 15 minuten per dag). Vervolgdoelen zijn dan: leerlijn 1. Verhogen van het leestempo. 2. Compensatie/dispensatie en gerichte instructie voor dyslectische kinderen.
Tussendoelen Eind groep 8 AVI plus
Praktische invulling Mandjeslezen; min.15 minuten per dag. Ralfilezen (zwakke lezers). Boekbespreking. Voorlezen Rode Draad.
Tijdens vrij lezen mogen kinderen ook informatieboeken kiezen uit de themahoek. Zorg dat tijdens het vrij lezen alle kinderen, ook in de lagere groepen, in aanraking komen met allerlei soorten boeken. Mandjeslezen vanaf groep 6. Motivatie: de leesbeleving tot groep 5/6 is nog vrij goed. Na groep 6 daalt het leesplezier en wordt gestart met mandjeslezen om kinderen te motiveren. Binnen onze school kiezen we na een groepsplan welke leesvariatie vormen we inzetten. Hiervan vind je verderop een opsomming. Let op! Risicolezers behoeven minimaal 1 uur per week verlengde instructie. Aandacht voor afwisselende werkvormen bij het lezen, zoals: individueel lezen, duolezen, tutorlezen, lezen in heterogeen samengestelde groepjes Begrijpend lezen? Variatie in leeswerkvormen voor technisch voortgezet lezen. -Mandjes lezen: mandjes met leesboeken, strips, informatieve boeken, jeugdtijdschriften, gedichten, versjes. -Tutor lezen: oudere kinderen lezen met jonge kinderen. -Theater lezen: voordracht lezen. -Boekbespreking/ leeslog boekjes. -Forum lezen. -Kleuter lezen. -Internet (webquest) -Stellen: schoolkrant maken, stripverhalen schrijven, digitale prentenboeken maken, een eigen ‘boek’ schrijven. Dagboek. -e-mail krant van Nieuwsbegrip -Kidsweek. -Digitale leeromgeving kidsweek -Sam Sam in het kader van actief burgerschap. -Krantenkring a.d.h.v. Kidsweek -Debat -Boekenmarkt
5.Woordenschatonderwijs In de tweede helft van het schooljaar 2010-2011 is een pilot woordenschatonderwijs gestart door de taalcoördinator, Sjaak van Moorsel, waarbij duidelijk wordt stilgestaan bij de drie woordgroepen. In het schooljaar 2011-2012 is hier een vervolg aan gegeven binnen groep 6/7. Het gebruik van Nieuwsbegrip en de Kidsweek vormen voor wat betreft de teksten het vertrekpunt. We maken gebruik van de methode ‘Pratend en lezend woorden leren’ van Onderwijs maak je samen. In een samenwerking met Paul Filipiak, wetenschapper, proberen we het woordenschatonderwijs verder vorm te geven. In het schooljaar 2012-2013 is afgesproken dat de groepen 5 tot en met 8 woordenschat een duidelijke plaats op het rooster geven. De woorden die belangrijk zijn in de teksten van ‘Nieuwsbegrip’ worden in de groepen 5 tot en met 8 elke week behandeld. Met name de woordgroep twee woorden komen daarbij nadrukkelijk aan bod. Onderstaand filmpje geeft een impressie hoe werken vanuit ‘Pratend en lezend woorden leren’ wordt vormgegeven. www.leraar24.nl/video/2901
Tevens hebben we woordenschatkaarten Kansrijke Taal ontwikkeld die ons een variatie aan mogelijkheden geeft om woordgroep twee woorden te semantiseren, consolideren en controleren. Deze kaarten hebben we op de L schijf bij vakgebonden ‘woordenschat’ opgeslagen.