GELUK KAN VAN HOUT ZIJN
Een theater thriller door Dirk Vermiert
Copyright Dirk Vermiert Kruisweglei 7 2861 - O.L.V. Waver België
Uitgever:
1 ACT [1]
SCÈNE [1] EEN ZATERDAG, 'S AVONDS. EEN CHALET. VOORDEUR EN RAMEN ACHTERAAN. EEN TOCHT GORDIJN VOOR DE DEUR. EEN DEUR NAAR DE KEUKEN EN EEN DEUR DIE GAAT NAAR ALLE ANDERE VERTREKKEN, SLAAPKAMERS, SANITAIR, ZOLDER. CENTRAAL EEN ZETEL, EEN RELAX, KUSSENS EN EEN LAGE TAFEL. EEN HAARD. OP DE ZETEL LIGT EEN MAN. BIJ HET GELUID VAN EEN AAN RIJDENDE AUTO GAAT DE MAN RECHT ZITTEN. KOPLAMPEN VERLICHTEN DE RAMEN. DE MOTOR VALT STIL. DE LICHTEN WORDEN GEDOOFD. DE MAN SPRINGT RECHT EN VLUCHT VIA DE DEUR DIE GAAT NAAR DE VERSCHILLENDE VERTREKKEN. GEROMMEL AAN DE DEUR. DE DEUR GAAT OPEN EN EEN VROUW (SCHADUW) KOMT BINNEN. ZE KNIPT AAN EEN SCHAKELAAR, ZONDER RESULTAAT. ZE HAALT EEN SMARTPHONE UIT HAAR JAS EN VERLICHT DE RUIMTE. LOOPT EERST NAAR DE DEUR WAAR DE MAN VERDWEEN, VERLICHT DE GANG EN SLUIT DE DEUR. LOOPT NAAR DE ANDERE DEUR, KIJKT EN LOOPT VERDER. ENKELE TELLEN LATER GAAT ER LICHT AAN IN DE KEUKEN. DE VROUW (NORA) STEEKT ENKELE SFEER LICHTEN AAN. ZE KIJKT ROND.
NORA:
Wauw. Rustiek. Maar met smaak. ZE LOOPT NAAR DE VOORDEUR, EVEN NAAR BUITEN EN KEERT TERUG MET EEN KOFFER EN EEN SUPERMARKT TAS.
NORA:
Met een beetje mooi weer wordt dit een aangenaam verblijf. Uitpakken is voor later. Eerst een kant en klaar maaltijd opwarmen. En daarna met een goed glas wijn voor de haard. ZET KOFFER IN DE GANG. HANGT HAAR JAS AAN DE HAAK INKOM DEUR. EVEN IN DE KEUKEN EN TERUG. AAN DE HAARD.
2 NORA:
Niks hout. Enkel lucifers. Waarschijnlijk ligt er buiten onder een afdak hout te drogen. Waar heb ik m'n gsm laten liggen? De keuken ... NAAR KEUKEN. TERUG OP EN NAAR BUITEN. ZWAK LICHT VAN DE GSM WANDELT VOORBIJ DE RAMEN. ENKELE TELLEN STILTE. IN DE DEUROPENING STAAT SUZANNE. EEN RUGZAK EN STEVIGE WANDELSCHOENEN DUIDEN AAN WAT ZE HEEFT GEDAAN.
SUZANNE:
Wat mag dit wel betekenen? Alles staat hier zo maar open. ZE GAAT VERDER DE CHALET IN. ZE KIJKT ROND. DIT IS OOK VOOR HAAR ONBEKEND TERREIN. NORA MET IN DE ARMEN ENKELE BLOKKEN HOUT KOMT BINNEN. SCHRIKT.
NORA:
God! Dat is schrikken. ZE BEGINT DE GEVALLEN BLOKKEN OP TE RAPEN. SUZANNE HELPT.
SUZANNE:
Het was niet de bedoeling u te laten schrikken. Ik zag de deur open staan. Licht branden.
NORA:
Zoals u ziet, ik was wat hout gaan zoeken voor de haard.
SUZANNE:
Gooi ik het er meteen in?
NORA:
Nee. In de mand. Ik zoek eerst nog wat aanmaak hout. Alleen met lucifers en deze blokken krijgt ook een scout geen haard aan.
SUZANNE:
U kent er wat van?
NORA:
U niet dan? U ziet er anders uit als iemand die van wanten weet. Een wandelaar. Een natuur-liefhebber. Ooit bij de scouts geweest?
SUZANNE:
Dat wel, ja. Maar al de andere dingen die u aanhaalde, niet echt, nee.
NORA:
Maar u ziet er wel zo uit. Rugzak. Stevige schoenen. Vest in camouflage kleuren ...
SUZANNE:
In een cocktail jurk zie ik me niet meteen een
SUZANNE:
In een cocktail jurk zie ik me niet meteen een3 boswandeling maken. Of een rondje rond het meer.
NORA:
Oh. U kent de streek.
SUZANNE:
Niet echt. Google maps. Street view.
NORA:
Zijn die tot hier gereden?
SUZANNE:
Nee. Beneden aan het dorp houdt het op. Maar als je hier achter het huis naar beneden wandelt, ja, dan komt u aan een meer. En dat staat wel op Google maps omdat het meer te bereiken is via een andere weg vanuit een ander dorp. Het meer is niet groot, maar groter dan een visvijver.
NORA:
Leuk. Ga ik morgen zeker eens naartoe.
SUZANNE:
Oh. U bent niet van hier? Natuurlijk niet, u spreekt Nederlands. U woont in de streek, bedoel ik?
NORA:
Nee, dit chalet is ...
SUZANNE:
(ONDERBREEKT) U woont hier?
NORA:
Ook niet ...
SUZANNE:
(ONDERBREEKT) Oh. God, wat stom van me. Ik dacht dat u de haard aanmaakte, voor mij.
NORA:
Waarom zou ik de haard aanmaken voor iemand die ik niet ken.
SUZANNE:
Ik bedoel. Ik ... heu ... heb gehuurd.
NORA:
Wat?
SUZANNE:
Ja.
NORA:
Gehuurd?
SUZANNE:
Dat zei ik, ja.
NORA:
Voor dit weekend?
SUZANNE:
Ja. Nee. Eigenlijk, langer. STILTE. ZE DENKEN ALLEBEI NA.
SUZANNE:
Wacht, ik heb het. U bent eigenaar van deze chalet. Het Immo-bureau vroeg u om mij 'aangenaam te ontvangen', wat gebruikelijk is, naar het schijnt, ik heb daar geen ervaring
naar het schijnt, ik heb daar geen ervaring
4
in. Wauw. Bedankt. NORA:
Ja. (PAUZE) Nee. Ik bedoel, ja. Ik ben eigenaar, alleen ik kom hier niet zo vaak. Het chalet wordt ook niet vaak verhuurd. Wat zeg ik, 't is al een hele tijd geleden. En inderdaad, ik woon niet in de buurt. Eigenlijk, helemaal niet in de buurt.
SUZANNE:
Oh, dan spijt het me ten zeerste dat u hier naartoe bent moeten komen om, ... heu ... de haard aan te steken.
NORA:
Geen probleem. Alleen, u zit wel met me opgescheept.
SUZANNE:
Pardon?
NORA:
Ik blijf hier.
SUZANNE:
Vannacht?
NORA:
Ja.
SUZANNE:
God, ja. Ik bedoel, ik ..., ik kan dat niet verbieden, tenslotte, u bent de eigenaar, the landlady, bestaat dat eigenlijk. Ik bedoel dan, landlord, landlady, God, ik ben helemaal in de war.
NORA:
Ga even zitten. Een glas wijn?
SUZANNE:
Graag.
NORA:
Ik was net van plan de haard aan te steken en dan de wijn te chambreren. Hij zal iets te fris zijn.
SUZANNE:
Geen probleem. Ik zal de haard aan maken, terwijl u de wijn ontkurkt. NORA NAAR DE KEUKEN. KORT. ZE KEERT SNEL TERUG OM DE FLES IN DE LEEFRUIMTE TE OPENEN. ZE BESTUDEERT SUZANNE. ZIJ HEEFT ONDERTUSSEN HAAR RUGZAK NEERGEZET, DE BLOKKEN HOUT IN DE HAARD GELEGD EN ER TERUG UITGEHAALD.
NORA:
Lukt het niet?
SUZANNE:
Dit is een gashaard. Ingebouwd. Een nep haard.
NORA:
Echt? (PAUZE) Natuurlijk! Oh! Oh! Dat geheugen van mij! Zo lang is het reeds geleden dat ik
van mij! Zo lang is het reeds geleden dat ik 5 hier ben geweest. De laatste huurder, die liet weten dat de schouw niet trok. Dat het gevaarlijk was. Ja, toen heb ik die nep haard laten installeren. Dingen vergeten. Daar ben ik goed in. En het betert niet met de jaren. SUZANNE:
Wat moet ik dan zeggen.
NORA:
Volgens mij zijn wij leeftijdsgenoten.
SUZANNE:
Zestig. Volgende maand.
NORA:
U ziet er nog fantastisch uit.
SUZANNE:
En u?
NORA:
Laten we dat 'ge-u' maar stoppen. (PAUZE) Jonger. Maar niet zo veel. Wijn?
SUZANNE:
Wat doe ik met de haard?
NORA:
Ik ben hier nog maar net gearriveerd. Ik heb het gas nog niet, hoe zeg je dat, geactiveerd? Aangesloten?
SUZANNE:
Opengedraaid. Is het hier met leidingen of met een ketel?
NORA:
In de keuken staat een gasvuur.
SUZANNE:
En hoe wordt er verwarmd?
NORA:
Ook met gas! Het is helemaal niet koud! Ik wou de haard enkel aansteken voor de gezelligheid. Santé!
SUZANNE:
Santé! ZE DRINKEN.
SUZANNE:
Zal ik buiten kijken of er een ketel staat?
NORA:
Doen we morgenvroeg wel.
SUZANNE:
Het water zal ook wel met gas worden verwarmd.
NORA:
Ja. O ja, natuurlijk. En de douche dus ook.
SUZANNE:
Ik zoek het wel uit. ZE NEEMT EEN ZAKLAMP UIT HAAR RUGZAK EN GAAT NAAR DE DEUR.
SUZANNE:
Als eigenaar van dit chalet weet je bijzonder weinig.
6 AF. LICHT WANDELT VOORBIJ HET RAAM. NORA ZET HAAR GLAS WEG EN ONDERZOEKT DE RUGZAK. SUZANNE IS ECHTER TE SNEL TERUG. SUZANNE:
Voila. Morgenvroeg, warm water.
NORA:
(BETRAPT) Dit is wel degelijk materiaal, zeg. Zwaar?
SUZANNE:
Valt best mee.
NORA:
Nooit wat aan gevonden, kamperen en zo. Altijd de veiligheid van een hotel of het knusse van een B & B opgezocht. Het avontuur is niet aan mij besteed. Behalve als het wat mag kosten. (PAUZE) Zet je.
SUZANNE:
't Is hier wel super. Vreemd dat je hier niet vaker komt.
NORA:
Ik heb niet altijd de behoefte om hier eenzaam te zijn.
SUZANNE:
Manlief ziet het hier niet zitten?
NORA:
Er is geen manlief. En ook geen man.
SUZANNE:
Sorry.
NORA:
Waarvoor?
SUZANNE:
Omdat er waarschijnlijk iets is gebeurd. Ongeval. Ziekte.
NORA:
Toch niet. Geen man in huis hebben is niet erg. En voor je het vraagt, er zijn mannen in mijn leven geweest. Wat vindt je van de wijn?
SUZANNE:
Oeps. Ben er nog niet aan geweest. Sorry. (DRINKT) Wauw. Super.
NORA:
Kenner?
SUZANNE:
Nee, helemaal niet.
NORA:
Dus gewoon een beleefde reactie.
SUZANNE:
(IN DE WAR) Nee. Ik bedoel, ik vind de wijn lekker en ja, ik zou het niet durven om te zeggen dat het een slecht wijntje is. Ik koop enkel wijn in de supermarkt. En ik vind vijf euro voor een fles al duur.
7 NORA:
Geniet er dan maar van. Deze kost drie maal zo veel.
SUZANNE:
Wauw!
NORA:
Dat klinkt eerlijker. STILTE. ZE DRINKEN. TAXEREN ELKAAR.
NORA:
Ook single? (PAUZE) Ik gebruik het woord 'alleen' niet omdat ik me niet alleen voel.
SUZANNE:
Zoals je reeds vermoedde, denk ik, trek ik er gewoon graag op uit. Weekendje stappen. Alleen zijn.
NORA:
Dus er is nog iemand?
SUZANNE:
Hemeltje, we kennen elkaar nauwelijks, ik weet niet eens je naam ...
NORA:
Nora.
SUZANNE:
Suzanne.
NORA:
Aangenaam kennis te maken.
SUZANNE:
Sorry. Ik ben een beetje ... verrast, nee ... warrig ...
NORA:
Dat is al de vierde keer dat je 'sorry' zegt in de vijf, maximum, tien minuten dat we elkaar kennen.
SUZANNE:
Sorry.
NORA:
Vijf.
SUZANNE:
Sorry.
NORA:
And counting. (LACHT) STILTE.
SUZANNE:
Ja. Er is nog iemand. Los. Vast....
NORA:
Aan en uit.
SUZANNE:
Juist. Ja. Ik kan niet direct een goede omschrijving vinden. Een knipperlicht relatie. Dat is het.
NORA:
En als de lichtjes uit zijn, trek je er op uit. Met de rugzak.
SUZANNE:
Ja. (STILTE) Nee. Dat is het niet. Hij houdt
SUZANNE:
Ja. (STILTE) Nee. Dat is het niet. Hij houdt 8 er niet zo van. Natuur. Wandelen. Zwemmen in het meer.
NORA:
In je blootje.
SUZANNE:
Zalig toch!
NORA:
Geen idee. Ik heb nooit in m'n blootje in een meer gezwommen.
SUZANNE:
Het is echt zalig. Het water streelt elke porie van je lichaam. En elke beweging die je maakt verandert de intentie van de streling. Je hebt het helemaal zelf onder controle. Het maakt je loom en geil. Je tepels worden hard ... Nee, sorry ... Ah, nog eentje ... Ik bedoel, ik ken u, ... je niet of slechts enkele minuten en ik zit hier te praten alsof we vriendinnen, ... zussen zijn.
NORA:
Steek het maar op de wijn.
SUZANNE:
Na één glas?
NORA:
Nog wat?
SUZANNE:
Graag. NORA SCHENKT BIJ.
SUZANNE:
Ik koop je morgen een nieuwe.
NORA:
Deze kwaliteit koop je hier niet in het dorp.
SUZANNE:
Sorry.
NORA:
Wat heb jij toch met dat 'ik verontschuldig me'!! Waarom? Het is niet jouw fout dat jij hier komt aanwaaien terwijl ik een lekker duur wijntje wil drinken en ik je trakteer. Geniet gewoon. En zorg er voor dat je morgen na het ontbijt, ook dat doe ik je nog cadeau, de plaat poetst. (STILTE) En zeg nu niet 'sorry' want dan kan je meteen vertrekken.
SUZANNE:
Ik heb wel gehuurd, remember. Je kan me niet zonder meer op straat, in het bos, zetten ...
NORA:
(ONDERBREEKT) Hebbes. Mag ik Suzanne Suzanne, ik ken je niet, ik heb geen of wat jij bent, van waar je komt of hebt meegemaakt of nog wil meemaken, ding weet ik wel: jij bent hier niet constant sorry te zeggen.
zeggen? idee wie wat je maar één om
9 SUZANNE:
Het spijt me.
NORA:
Dat is een goeie. (LACHT) Ben je tolk? Of was, gezien je leeftijd.
SUZANNE:
Ik gaf les.
NORA:
Engels?
SUZANNE:
Nee. Aan bengels.
NORA:
(LACHT) Die is ook goed. Ik meen het. Ik geef het toe, ik vond je een wat grijze muis. Maar deze maakt alles goed. Een vrouw met humor. Je komt ze zelden tegen. (BEAT) Zou je het erg vinden mocht ik het weekend blijven? Niet alleen vanavond?
SUZANNE:
Wat moet ik daar nu op antwoorden. Ik heb gehuurd. Kan ik nee zeggen?
NORA:
Ja. Maar om je gerust te stellen, er zijn vier slaapkamers. Alleen de badkamer, met douche, ligbad, lavabo, toilet, die is gemeenschappelijk. Maar er zit een slot op de deur. Er is ook een zolder, maar die wordt niet gebruikt. Denk ik. Ik bedoel, de toegang is gegrendeld. Aan de binnenkant. En de schuur heb je al ontdekt.
SUZANNE:
Ik heb geen bezwaar.
NORA:
Ik zorg voor het ontbijt. Dat zei ik reeds.
SUZANNE:
Laat mij dat nu doen.
NORA:
Te voet. Naar beneden dat gaat. Maar terug naar boven. Een hele klim op de nuchter maag. Veel kans dat alles op is gegeten voor je hier bent. Ik ga wel met de auto.
SUZANNE:
Dan vertrekt u zondag?
NORA:
Wat? Vertrekken. Ja, zondag. Dat dacht ik, om zondag te vertrekken.
SUZANNE:
Dan maak ik het diner. Morgen. En nu kruip ik onder de wol. Die wijn en de wandeling hebben me slaperig gemaakt. Waarschijnlijk de gezonde lucht. Die deur, juist?
NORA:
Juist. Neem de grootste slaapkamer. Je blijft het langst. SUZANNE NEEMT HAAR RUGZAK EN LOOPT
SUZANNE NEEMT HAAR RUGZAK EN LOOPT 10 IN RICHTING VAN DE DEUR. NORA:
Hoe lang precies?
SUZANNE:
Tot en met volgende week zondag.
NORA:
Juist. SUZANNE GAAT DE GANG IN.
NORA:
Bij welk Immo-bureau hebt u dit gehuurd?
SUZANNE:
Immo ...? O ja, sorry, niet echt via een bureau. Via het internet, vakantiehuisjes.be. Als ik me goed herinner. Slaap lekker. ALS SUZANNE WEG IS NEEMT NORA EEN SMARTPHONE UIT EEN JASZAK. KIJKT.
NORA:
Nada verbinding hier. Vakantiehuisjes.be. Zal wel. LICHT GAAT UIT.
ACT [1]
SCÈNE [2] DE VOLGENDE DAG. OCHTEND. GEROMMEL IN DE KEUKEN. SUZANNE OP UIT KEUKEN MET KOPJE KOFFIE IN DE HAND.
SUZANNE:
Dit is echt een droom van een chalet. Wat een luxe zonder luxueus te zijn. Stilte. Weg van alle lawaai van de stad. Zalig. ER WORDT OP DE DEUR GEBONKT. SUZANNE SCHRIKT, MORST KOFFIE. LOOPT NAAR DE KEUKEN.
SUZANNE:
Moment. TERWIJL ZE GEKNIELD DE VLEKKEN OPKUIST GAAT DE DEUR OPEN. DE MAN STAAT IN DE DEUROPENING. HIJ LAAT EEN BIJL OP DE SCHOUDER LEUNEN.
MAN:
C'est quelqu'un de maison? (Is iemand thuis?)
SUZANNE:
Ja, ik. Moi.
11 MAN:
Pas vu. Désolé. (Niet gezien. Sorry.)
SUZANNE:
Spreekt u Nederlands?
MAN:
Non. Peut comprendre. (Neen. Wel verstaan.) Sorry.
SUZANNE:
Dat is mijn woord. Daar moet u afblijven.
MAN:
Pardon?
SUZANNE:
C'est ma parole. Là, vous devez rester au large. Sorry. Internet Frans. Grapje. Mijn huisgenote zegt dat ik te veel 'sorry' zeg.
MAN:
Pas seul? (Bent hier niet alleen?)
SUZANNE:
Nee. Ze is ontbijt gaan halen.
MAN:
Soirée hier a vu une brûlure légère. Juste le faire vérifier. (Avond gisteren zag licht branden. Dacht laat het controleren.)
SUZANNE:
En u bent?
MAN:
Un oeil en voile le chalet inhabité. (Een oogje in 't zeil de chalet onbewoond.)
SUZANNE:
En als ze bewoond is dan komt u controleren. Gewapend. Met een bijl.
MAN:
Ne sait jamais. (Nooit weten.)
SUZANNE:
Leg dat ding nu maar weg. Twee vrouwen zal u zonder dat moordwapen ook wel de baas kunnen. Zo te zien.
MAN:
Allez hottes de bois. Besoin? (Ga hout kappen. Nodig?)
SUZANNE:
Dit is een gas haard.
MAN:
Foyer extérieur. Derrière le chalet. (Buiten haard. Achter chalet.)
SUZANNE:
Ha! Leuk. Alleen vreemd dat de eigenares daar niets van vertelde. Goed, ze zal het vergeten zijn. Koffie?
MAN:
No Merci. En village dire propriétaire mort. (Dank u. Nee. In dorp zeggen eigenares dood.)
SUZANNE:
O ja? Dan vergissen ze zich. Dat kan, roddels beginnen met een vuurtje en eindigen met een bosbrand. Ze zullen daar beneden wel schrikken
bosbrand. Ze zullen daar beneden wel schrikken 12 als ze haar bij de bakker zien verschijnen. MAN:
Je vais. (Ik ga maar.)
SUZANNE:
Wacht even. Hebt u misschien een kaart van de omgeving? Stafkaart? Ik wil mijn vakantie vullen met wandelen.
MAN:
Non.
SUZANNE:
Weet u waar ik er eentje kan te pakken krijgen?
MAN:
Non. HIJ KIJKT NAAR BUITEN.
MAN:
Devrait aller. (Moet gaan.) HIJ GOOIT DE DEUR DICHT. SUZANNE IS EVEN UIT HET LOOD GESLAGEN, REAGEERT TRAAG. GELUID VAN AAN RIJDENDE AUTO. MOTOR STIL. EEN PORTIER DAT DICHT SLAAT. LOOPT DAN NAAR DE DEUR. OPENT DIE. NORA STAAT DAAR MET EEN ZAK VAN DE BAKKER.
NORA:
Ik heb me moeten inhouden of ik had onderweg alles opgegeten. Ook zonder te wandelen. Wat ruikt dat heerlijk!! Ze zijn nog warm!
SUZANNE:
Ben jij niemand tegen gekomen?
NORA:
Nee.
SUZANNE:
Gezien dan? Nu. Net. ZE LOOPT VOORBIJ SUZANNE EN LEGT ALLES OP DE SALONTAFEL.
NORA:
Niemand. (BEAT) Geen borden?
SUZANNE:
In de keuken. Alles staat klaar in de keuken.
NORA:
Oh nee! We doen het hier. Veel gezelliger. (ZE VERDWIJNT IN DE KEUKEN) En ik heb maar genoeg meegebracht, de croissants hoef je morgen maar gewoon op te warmen in de oven. Stokbrood. En een bruin Ardeens. En boter, kaas en eieren.
SUZANNE:
Na het ontbijt maak ik een wandeling. Via het dorp en dan ' weet-ik-veel' waar naar toe. Kan
dorp en dan ' weet-ik-veel' waar naar toe. Kan13 je beneden kaarten kopen? Wandelroute kaarten? Stafkaarten? NORA:
Geen idee.
SUZANNE:
Een postkantoor?
NORA:
Geen idee. (KOMT UIT DE KEUKEN) Ik bedoel, nee. Enkel een bus.
SUZANNE:
Gelukkig een bakker.
NORA:
Nee. Een café annex een brouwerij en een mini superette. Alles onder één dak. Daar moet je het mee stellen.
SUZANNE:
Hemeltje. We zitten hier op een andere planeet.
NORA:
Met hooguit een 100-tal zieltjes.
SUZANNE:
Iedereen kent iedereen.
NORA:
Dat ken je wel stellen.
SUZANNE:
Was het een blij weerzien?
NORA:
Wauw! Dit stokbrood is echt verrukkelijk.
SUZANNE:
Ze herkennen je toch nog?
NORA:
Wat? Jij bent echt een babbelkous. Geniet. Eet. (MET DE MOND VOL) Een croissant met goede boter van de plaatselijke boer en wat zelfgemaakte confituur. Alsof een engeltje op mijn tong pist.
SUZANNE:
Kakt. Als je het volume in je mond bekijkt.
NORA:
Sorry. Nu zeg ik het zelf. Ik bedoel, ik ben zo heerlijk aan 't genieten, dat ik elke vorm van beschaving negeer.
SUZANNE:
Omdat de mensen je kennen zullen ze je wel extra in de watten leggen. Nee?
NORA:
Wat?
SUZANNE:
Dat ze je extra in de watten leggen. Omdat ze je kennen.
NORA:
Ja, dat zal het wel zijn.
SUZANNE:
Hoe lang was het geleden, zei je?
NORA:
Geen idee. Lang.
14 SUZANNE:
Straf dat ze je dan nog steeds herkennen. Na al die tijd. STILTE. ZE ETEN.
NORA:
Ooit gehoord van Jean Le Fou?
SUZANNE:
Ja. Tenminste, ik heb over hem wel eens iets gelezen.
NORA:
Ik hoorde net op de radio dat hij zou gesignaleerd zijn in Virton.
SUZANNE:
Dat is in de buurt. (BEAT) Wil je me bang maken? Hier weg?
NORA:
Nee. Nee. Het kwam in me op omdat er nogal wat om te doen was, extra nieuwsuitzending en zo.
SUZANNE:
Ze zoeken die kerel al enkele jaren. De kans dat ik hem ga tegenkomen hier in de bossen is wel erg klein. Of ik zou serieus moeten verdwalen.
NORA:
Ik heb een stafkaart in de auto. Je mag die gebruiken.
SUZANNE:
Ik blijf langer.
NORA:
Je mag ze me nasturen. Ik geef je mijn adres.
SUZANNE:
Bedankt. (PAUZE) Wat zijn je plannen?
NORA:
Dat wat ik gisteren avond van plan was. Met een goed boek ...
SUZANNE:
(ONDERBREEKT) En een glas wijn voor de haard.
NORA:
Buiten in het zonnetje. Achteraan is een terras mét haard voor de barbecue.
SUZANNE:
O ja?
NORA:
Ja. Heb ik je dat gisterenavond dan niet verteld? Moet me ontgaan zijn. EEN GSM MAAKT GELUID.
SUZANNE:
Dat is de mijne.
NORA:
God, heb jij verbinding? HAALT HAAR GSM TE VOORSCHIJN.
15 SUZANNE:
Om me te waarschuwen dat ik geen verbinding heb. Zelfs geen noodnummer!
NORA:
Dat is het nadeel van de ' middle of nowhere'. Het zou niet mogen in deze moderne tijden. Nee, want dan zit je ergens gezellig op een door God vergeten plaats, ontmoet je mensen die je niet kent, misschien maken ze je wat wijs, of hebben slechte bedoelingen, en daar sta je dan, moederziel alleen. Niemand die je kan helpen of ter hulp schiet. Akelige gedachte.
SUZANNE:
Overdrijf je niet een beetje? In het dorp zullen ze toch wel een klassieke telefoon verbinding hebben.
NORA:
Natuurlijk. Maar ... Hou jij van film?
SUZANNE:
Ja. Wie niet.
NORA:
Horror? Ken je Cabin Fever of The Shining? Een bijl die in de deur hakt en dan Jack Nicholson die zijn grijnzende kop door de hout splinters wringt. Stel je voor dat het hier gebeurd ... heb je niks aan die klassieke telefoonlijn. Toch?
SUZANNE:
Ja.
NORA:
Voldoende gegeten?
SUZANNE:
Ja. Bedankt.
NORA:
Dan zet ik alles even aan kant.
SUZANNE:
En doe ik mijn stap schoenen aan.
NORA:
Doen. (BEAT) Zie ik je vanmiddag opdagen of bel ik nu reeds de Cel Vermiste Personen? (BEAT) Kijk niet zo angstig. Grapje. NORA VERDWIJNT MET DE RESTANTEN VAN HET ONTBIJT IN DE KEUKEN. NA EEN KORTE AARZELING STAAT OOK SUZANNE RECHT EN LOOPT NAAR DE KEUKENDEUR.
SUZANNE:
Weet jij iets over een ' housekeeper' voor deze chalet?
NORA:
(OFF) Ja. Er is iemand die op de chalet past, ja. Ik heb hem echter nog nooit ontmoet.
16 SUZANNE:
Oké. Ik zie je straks. TERWIJL ZE RICHTING GANG LOOPT, HET LICHT LANGZAAM WEG NAAR DONKER.
ACT [1]
SCÈNE [3] DEZELFDE DAG. DE VROEGE NAMIDDAG GELUID VAN EEN DRAAIENDE AUTO MOTOR. EEN PORTIER DAT OPEN EN DICHT SLAAT.
KAY:
(OFF) Nog niet wegrijden. Ik wil zeker zijn dat ik binnen kan. STAPPEN. DE VOORDEUR GAAT OPEN. KAY STAAT IN DE DEUROPENING. DRAAIT ZICH OM.
KAY:
Alles in orde. Doei!! (WUIFT) Wel fucking vreemd dat die deur niet op slot is. Zo kan iedereen hier gratis logeren. KAY STAPT DE CHALET BINNEN. ZE IS HELEMAAL NIET GEKLEED OP EEN WEEKEND IN DE 'WILDE' NATUUR. ZE HEEFT EEN BEAUTYCASE BIJ EN EEN KLEINE KOFFER. ZE KIJKT NAAR ENKELE ELEMENTEN DIE DUIDELIJK WIJZEN OP BEWONERS, O.A. EEN BOEK OP TAFEL ALS HET DAK VAN EEN HUIS.
KAY:
Dat heb ik nu nooit begrepen, dat iemand zijn boek zo kan verkrachten. De rug ziet er uit als de huid van een tachtigjarige. O nee, ezelsoren telkens er gestopt werd met lezen. Een wijnvlek. Tamelijk vers. ZE LEGT HET BOEK NEER EN HAAR AANDACHT VERPLAATST ZICH NAAR HET LEGE GLAS WIJN. ZE RUIKT ER AAN.
KAY:
Hoho! Dat ruikt naar kwaliteit. BEKIJKT HET ETIKET VAN DE FLES, DRINKT AAN DE FLES. IN HAAR RUG GAAT DE DEUR NAAR DE GANG OPEN. NORA HOUDT DE ADEM IN EN BEKIJKT HET GEBEUREN.
17 KAY:
Dat is kwaliteit!
NORA:
En dat bent u niet gewoon.
KAY:
(SCHRIKT, HERPAKT ZICH) Klopt. Dit is voorbehouden aan het betere ' clientèle'.
NORA:
Waartoe u niet behoort?
KAY:
Dat hangt af van de kant waarvan je het bekijkt.
NORA:
Als ik u zo bekijk dan kom ik tot de conclusie dat u aan de verkeerde kant staat.
KAY:
Ieder zijn mening. (BEAT) Wat doet u hier?
NORA:
Een vraag die ik met een wedervraag beantwoord. Wat doe jij hier?
KAY:
Ontspanning.
NORA:
Van wat?
KAY:
' Stressy' bestaan? (BEAT) Het gaat je niet aan. (BEAT) Ik was aan een wandeling bezig, zo'n toeristisch uitgestippeld ding, en dan, vrouwelijke nieuwsgierigheid, een beetje afwijken van de route ... Kom ik hier toch een gastvrij chalet tegen, zeker!
NORA:
Gastvrij? Je bent hier "niet uitgenodigd", tussen aanhalingstekens, binnen gekomen.
KAY:
Ik heb geklopt.
NORA:
Heb ik niet gehoord.
KAY:
Ik heb geroepen.
NORA:
Niet gehoord. Zoals ik ook geen auto heb gehoord.
KAY::
Als je wat ouder bent dan gaat het gehoor achteruit. U hebt een punt. Ik klopte niet. Ik riep niet. En ik wandelde niet. Maar de deur stond open. Ik bedoel, niet op slot. Dat is uitnodigend.
NORA:
Dat begrijp ik. Aan die kant van de deur. Niet aan deze kant.
KAY:
U leest. Veel. Daarom bent u zo gevat.
NORA:
Ik weet niet wat u precies ...
18 KAY:
Maar u draagt geen zorg over wat u leest.
NORA:
Ik ...
KAY:
Bekijk dit boek. De rug gebroken. Ezelsoren. Wijnvlekken. U bent slordig. Onoplettend. Vergeten de deur af te sluiten. En daar staat u dan. Oog in oog met een wildvreemde indringer.
NORA:
Goed. U hebt uw verhaal gedaan. Ik stel voor dat u zich buiten verder ontspant.
KAY:
Ben ik te vroeg dan? Is de schoonmaak nog niet gedaan?
NORA:
Ik ben de eigenaar. STILTE.
KAY:
Ik ook. Welk deel is van U en welk deel van mij?
NORA:
Wilt je zo vriendelijk zijn dit huis onmiddellijk te verlaten of ik bel de politie.
KAY:
Moment. Niet zo snel. (BEAT) Hier heb ik de bewijzen. Op papier. HAALT DE PAPIEREN UIT HAAR HANDTAS EN GOOIT ZE OP TAFEL. NORA ZET ZICH TERWIJL ZE LEEST.
KAY:
Wie gaat de politie geloven denkt U?
NORA:
Dit is gewoon belachelijk. ZE STAAT RECHT, DIEPT HAAR HANDTAS OP, HAALT ER EEN ENVELOPPE UIT EN DUWT DIE IN DE HANDEN VAN KAY.
NORA:
Lees.
KAY:
Dit is grappig. Waar hebt u deze kopie vandaan?
NORA:
Dat is geen kopie, dat is een origineel.
KAY:
Maar dat is niet mogelijk ...
NORA:
Eerst dacht ik dat je een goede actrice was, maar nu je zo snel uit je rol valt moet ik mijn mening herzien. Daar is het gat van de timmerman.
19 KAY:
Wacht eens even ... Wanneer hebt U deze brief gekregen?
NORA:
Een week geleden. Zo ongeveer.
KAY:
31 mei.
NORA:
Ik ook.
KAY:
Voila. Er is een band. (BEAT) Wist je iets over deze chalet?
NORA:
Ik viel uit de lucht. Van de ene op de andere dag was ik eigenaar van een een chalet, een buitenverblijf in ' the middle of nowhere'.
KAY:
Fantastisch toch?
NORA:
Een gegeven paard kijkt men niet in de mond.
KAY:
Mijn gebit is prima in orde, dus als je wil kijken.
NORA:
Je doet jezelf voor als een ad rem iemand, ik vrees echter dat het maar uiterlijk vertoon is. Schoon verpakking. Luchtige inhoud.
KAY:
Dat klinkt beledigend.
NORA:
Dat is het.
KAY:
(BEAT) Zo spreken zussen toch niet tegen elkaar. STILTE.
NORA:
Oké. Nu is het genoeg. Er uit. En snel ... of ... of ...
KAY:
Je belt de politie. Die kennen we al.
NORA:
Ik doe je wat aan!!!
KAY:
Rustig. Zus.
NORA:
Ik ben rustig. Maar jij ... jij bent gek! Gek!
KAY:
Je bent niet echt mijn zus, technisch gesproken dan. Stiefzuster. Halfzus. Zus en zo, dus.
NORA:
Dit is je reinste onzin. Komt zo uit een boek. Een stationsroman!
KAY:
Maakt het iets uit? " Vele Tinten Grijs" Een
KAY:
Maakt het iets uit? " Vele Tinten Grijs" Een 20 stationsroman. Miljoenen van verkocht.
NORA:
"Vijftig Tinten Grijs".
KAY:
En wij zijn maar met z'n twee!! Maar zo te zien ben jij toch de meest grijze van ons twee. Hoe oud ben je?
NORA:
Je vraagt de leeftijd niet van een vrouw.
KAY:
Vrouwen onder elkaar wel. En zussen zeker.
NORA:
Ik ben je zus niet.
KAY:
Halfzus.
NORA:
Dat beweer jij, op basis van dit document. Een vod papier, niks anders.
KAY:
Volgens mij wil jij niet delen.
NORA:
Er valt niks te delen. DE VOORDEUR GAAT OPEN. SUZANNE KOMT BINNEN.
NORA:
(TOT KAY) Ophoepelen!!
SUZANNE:
Wat betreft mensen ontvangen ben jij echt een van de beste.
NORA:
Ik had het niet tegen jou. Tegen haar.
SUZANNE:
Hé! Hallo. Sorry ...
NORA:
Daar begint ze weer.
SUZANNE:
... voor de onaangename kennismaking. Ik ben Suzanne.
KAY:
Kay. Aangenaam.
SUZANNE:
Je moet het haar maar niet kwalijk nemen. Nora is best aardig, alleen niet als je onverwacht komt binnen vallen.
KAY:
Bent jij ook een halfzus?
SUZANNE:
Nee, ik huur. (BEAT) Wat zeg je? Halfzus?
NORA:
Ze lult uit haar nek.
SUZANNE:
Dan ben je hier welkom.
KAY:
We hebben net ontdekt dat wij twee eigenaar zijn van deze chalet. (BEAT) Ik vind het
zijn van deze chalet. (BEAT) Ik vind het heerlijk hier.
21
ZE NESTELT ZICH OP DE SOFA. TEKEN VAN NORA NAAR SUZANNE: GEK! KAY:
Doet de haard het?
SUZANNE:
Als het gas aan staat.
KAY:
Wat jammer. Dat wil ik dus snel veranderd zien. Dit moet een echte open haard worden. Zoals in de Middeleeuwen. Waarin je met gemak een speenvarken kan roosteren.
SUZANNE:
Dat is makkelijker buiten. Aan de achterkant van het chalet is een buiten haard. Stoken met hout. Speenvarken groot. Hamburger. Kippenboutjes. Kan ook.
KAY:
Wil ik zien. Waar?
SUZANNE:
Buiten. Omlopen. Met zicht op het meer. Als je tussen de bomen kan kijken.
KAY:
Is hier een meer!?
SUZANNE:
Klein, maar meer moet dat niet zijn.
KAY:
Mijn leven kan niet meer stuk. ZE LOOPT ENTHOUSIAST NAAR BUITEN.
SUZANNE:
Wie is dat? Een dubbele boeking?
NORA:
Dat komt hier binnen vallen, zo maar, ongevraagd en dat beweert dat zij eigenaar is van deze chalet.
SUZANNE:
Ze zei dat jullie halfzussen zijn.
NORA:
Waar haalt ze het!
SUZANNE:
Je kan het zo gek niet bedenken.
NORA:
Precies.
SUZANNE:
Ze heeft waarschijnlijk een document waarin staat dat ze deze chalet heeft geërfd.
NORA:
Opgemaakt door een notaris.
SUZANNE:
(NEEMT ENVELOPPE UIT RUGZAK) Zo iets als dit?
NORA:
Klopt! (TERUG BIJ DE REALITEIT) Waar heb je dat vandaan? Van de tafel ... (ONDERBREEKT
22 dat vandaan? Van de tafel ... (ONDERBREEKT ZICHZELF, KIJKT NAAR TAFEL) Jij hebt ook ...? SUZANNE:
Als ik het allemaal goed kan plaatsen zijn ook wij halfzussen.
NORA:
Dit is te gek voor woorden. Waar haal je het vandaan?
SUZANNE:
Op een dag kreeg ik een telefoon van notaris Costa. Alleen de naam al. Ik dacht aan de Costa Brava, dat vreselijke tv format met zuipende jongeren. Aan de Costa Concordia. Niet aan een notaris Costa. Ik ben de papieren gaan ophalen, volgens de notaris was alles wettelijk en in orde. Dus ik trek mijn beste stap schoenen aan en kom een kijkje nemen. En wie tref ik aan: een Groot Liegebeest.
NORA:
Gaat het een beetje, ja!!
SUZANNE:
Waar of niet waar? KAY IN DE DEUROPENING.
KAY:
Waar!! STILTE.
NORA:
Ik heb niet gelogen over het feit dat ik eigenaar ben van deze chalet.
SUZANNE:
Dat is juist.
NORA:
Jij hebt wél gelogen. Je zei dat je deze chalet had gehuurd voor een week.
SUZANNE:
Ik was verrast toen ik hier aankwam en merkte dat de chalet bewoond was. Ik begreep dat niet en besloot om een spelletje te spelen. Om te weten waar ik aan toe was.
KAY:
Want geef toe, het is best verwarrend als je, een chalet dat uit de lucht is komen vallen, bewoond aantreft. Ik was ook even van de kaart.
NORA:
Dat is me niet opgevallen.
KAY:
Acteren. Doen alsof. Ik heb ervaring.
SUZANNE:
Wat nu? Stoppen met doen alsof. Open kaart? STILTE.
NORA:
Geen probleem.
23 KAY:
Ik ben altijd erg open. Begrijp me niet verkeerd. Alleen als ik de mensen vertrouw. (BEAT) Net als jullie bezit ik dus een akte van eigendomsverwerving.
SUZANNE:
Ook via die Costa?
KAY:
Nee. De mijne noemde Rafaël en de rest weet ik niet meer. Rafaël heb ik onthouden want het leek wel alsof een engel uit de hemel was neergedaald en mij iets gaf waar ik al jaren van droomde, een eigen stek. NORA NEEMT DE PAPIEREN VAN TAFEL.
NORA:
Verflieren. Notaris Rafaël Verflieren. Dat is ook al zo'n gekke naam.
SUZANNE:
Wie was jou notaris?
NORA:
Pascal Pasteur. Niks vreemds aan. REACTIE VAN SUZANNE EN KAY.
NORA:
Ik woon sinds 2 jaar in Frankrijk. Pascal Pasteur komt daar even veel voor als Jan Jansens.
SUZANNE:
Dus jouw brief is in het Frans opgesteld?
NORA:
Nee, Nederlands.
SUZANNE:
Hoe ...?
NORA:
De brief was hem bezorgd door een Belgische collega.
SUZANNE:
We zijn dus met ons drieën eigenaar van één chalet. Wie heeft ons dat gelapt en waarom?
NORA:
Mijn notaris zei me dat de milde schenker onbekend wilde blijven.
SUZANNE:
Precies zoals bij mij.
KAY:
Bij mij ook.
SUZANNE:
Ik herhaal, waarom zou iemand dit willen doen? Zijn er slechte bedoelingen in het spel?
NORA:
Als dat zo zou zijn, als iemand met slechte bedoelingen ons er in wil laten lopen, dan doe je dat niet via een officieel kanaal zoals een notaris. Dat is als een serie moordenaar die smeekt om te worden gevat.
24 SUZANNE:
Daar zeg je zoal iets.
NORA:
Kom aan, Suzanne. Je neemt dat toch niet ernstig?
SUZANNE:
Er was hier een man. Vanochtend.
NORA:
En wat kwam die doen?
SUZANNE:
Hij zei dat hij voor het onderhoud in stond als de eigenares er niet was.
KAY:
Voila. Opgelost. Meer moet je daar niet achter zoeken.
SUZANNE:
Maar hij zei ook dat die eigenares dood was.
NORA:
Ook dat is logisch. Men zal hem op de hoogte hebben gebracht. Zei hij niks over haar? Wie het was?
SUZANNE:
Hij was niet echt spraakzaam. (BEAT) En jij? Heb jij in het dorp niet geïnformeerd? (STILTE) Komaan, je moet nu geen geheimpjes meer hebben.
NORA:
Ja. Ik heb navraag gedaan.
KAY:
En?
NORA:
Ze weten dat het een vrouw was en het lang geleden is dat ze nog hier was. Ruim twee jaar. Dus heeft die man van je gelijk.
SUZANNE:
Ik volg niet echt.
NORA:
Toen ik hier arriveerde kreeg ik niet echt de indruk dat het chalet al twee jaar leeg staat. (BEAT) Wacht eens, dan moet die man van je toch weten wie de ex-eigenares is? Of was. We zoeken hem op en ons probleem is meteen opgelost.
SUZANNE:
Het zou gemakkelijker geweest zijn indien onze respectievelijke notarissen wat minder geheimzinnig hadden gedaan. Wat kan de reden zijn geweest dat de eigenares ons drie dit chalet nalaat maar niet wil dat we weten wie zij is?
KAY:
Ik weet wie de eigenares was. Onze moeder. HET LICHT GAAT UIT.
25 ACT [1]
SCENE [4] LATER. NORA, KAY EN SUZANNE ZITTEN IN DE ZETELS. ER STAAN REEDS TWEE LEGE FLESSEN WIJN OP TAFEL, TERWIJL DE DERDE ROND GAAT.
SUZANNE:
(TOT KAY) Nou heb je ons nog steeds niet verteld hoe je het bent te weten gekomen. Dat van onze moeder.
KAY:
Ik heb zo mijn trucjes om mensen aan de praat te te krijgen. In dit geval mijn notaris.
NORA:
Je bent politie inspecteur.
KAY:
Nee. Die zijn niet mijn beste vrienden. Trucjes die jullie ook kunnen toepassen.
NORA:
'Trukken van de foor'. Zoals ze in Antwerpen zeggen.
KAY:
Ik heb daar wel wat voor moeten doen.
NORA:
Toch niet dat wat ik nu denk.
KAY:
Ik denk het wel.
NORA:
Nee.
KAY:
Niks moeilijk aan. Maar ... kijk zo niet alle twee. We hebben niet voor niks een arsenaal aan vrouwelijke wapens meegekregen van de Heer.
SUZANNE:
Ja, maar toch. Zo maar een wildvreemde verleiden. Ik zou daar nooit aan beginnen.
KAY:
Omdat jij de oudste van ons drie bent.
SUZANNE:
Kijk eens aan, dat ben je ook al te weten gekomen.
KAY:
Nee. Op 't zicht.
SUZANNE:
Amaai. Die is raak.
KAY:
De notaris zei me dat moeder drie kinderen had gekregen, telkens met vijf jaar tussen. Ik ben 50. Een klein rekensommetje en een gokje. Eén op twee kansen dat ik goed gokte.
26 STILTE. NORA:
Iemand een idee hoe het nu verder moet?
KAY:
Ik vertrek zo terug naar huis. Morgen werk in de winkel.
NORA:
Je hebt een zaak. Een winkel. Kleding?
KAY:
Niet echt een winkel, nee.
SUZANNE:
Dan is het 'werk aan de winkel'.
NORA:
Jij ontmoet 2 halfzussen waarvan je het bestaan niet kende tot enkele weken geleden en je gaat nu al terug naar huis.
KAY:
Ik ben een werkende vrouw. Ik ben nog niet met pensioen.
NORA:
(INCASSEERT ZONDER ER OP IN TE GAAN) Wil jij dan niets weten over ons, over je halfzussen? Wil jij niet weten waarom we dezelfde moeder hebben maar verschillende vaders? Dat denk ik toch, dat we verschillende vaders hebben.
SUZANNE:
Ik heb mijn vader nooit gekend. Maar het kan natuurlijk zijn dat hij om de vijf jaar bij ons Ma zijn verzetje vond.
NORA:
Wij lijken voor geen meter op elkaar, dus dat is uitgesloten. (BEAT) Ben jij nieuwsgierig naar je vader?
KAY:
Nee. (BEAT) Door wie ben jij opgevoed?
SUZANNE:
In een pleeggezin. Via een organisatie zoals het hedendaagse KAOS werd ik geplaatst. Mijn pleegouders zijn ondertussen overleden, maar ik denk nog altijd aan hen als mama en papa.
KAY:
Heel mooi. (BEAT) Onze moeder stopte mij in een schuif.
NORA:
Onmogelijk. De vondelingen schuif werd pas in 2000 terug ingevoerd.
KAY:
Ken je die groene bakken waar men oude kleding in stopt? Ze staan nu meestal op de parking van een supermarkt? Wel, die bestaan al veel langer. Daarin werd ik gedropt. Het mag een wonder heten dat de persoon die daarna kleding kwam droppen een goed gehoor had, anders had ik het niet overleefd.
27 NORA:
Lieve hemel, wat erg.
KAY:
Als de mensen van het opvangcentrum het je vertellen, ja. Dan komt dat behoorlijk aan.
SUZANNE:
En jij, Nora?
NORA:
Ik heb een vader gehad. Geen moeder.
SUZANNE:
Je echte vader?
NORA:
Dat zei hij en dat is hij voor mij altijd geweest.
SUZANNE:
Natuurlijk. Maar was hij het ook? Heeft hij je ooit iets verteld over je moeder?
NORA:
Hij zei dat mijn moeder in het kraambed was gestorven.
SUZANNE:
En dat was het? Je bent toen je ouder werd nooit op onderzoek getrokken? Je was niet nieuwsgierig? Je wilde niet weten of hij de waarheid sprak?
NORA:
Nee. Op mijn vragen antwoordde vader altijd met: "ik heb mijn verantwoordelijkheden genomen."
SUZANNE:
Verder geen commentaar.
NORA:
En dat heeft hij gedaan. Ik had een thuis, zonder moeder weliswaar, een dak boven mijn hoofd en ik heb kunnen studeren. Toen ik een diploma op zak had is vader uit mijn leven verdwenen. Van de ene op de andere dag.
SUZANNE:
Dat meen je niet. Zo maar. Pats, boem.
NORA:
Ja. Eens ik op eigen benen kon staan, kwam er een einde aan zijn 'verantwoordelijkheden'.
SUZANNE:
Wat deed je vader als beroep?
NORA:
Hij zei dat hij vertegenwoordiger was. Huishoudelijk materiaal.
KAY:
Maar nooit een woord gerept over je moeder? Wie ze was. Wat ze deed.
NORA:
Nee.
KAY:
Dat het zijn grote liefde was en dat zij hem had verlaten? Iets in die stijl.
28 SUZANNE:
Heeft hij ooit een andere vrouw gekend?
NORA:
Hij bleef vrijgezel, zolang ik hem heb gekend.
KAY:
Zo iemand, dus. Zware desillusie opgelopen met eerste liefde, kind gekregen, verlaten en zo, en wil daarna nooit nog iets weten van de liefde. Alleen de betaalde liefde.
NORA:
Mijn vader ging niet naar de hoeren.
KAY:
Ook dat zal hij wel niet aan je verteld hebben.
NORA:
(KWAAD) Kijk, jij hebt niet eens een vader gekend én geen moeder, dus hou je commentaar voor jezelf.
SUZANNE:
Bekvechten lost niks op. Als we iets over ons verleden willen te weten komen dan dient ruzie nergens toe. (BEAT) Mijn pleegouders hebben mijn vader een keer ontmoet. Zij hebben heel de tijd geweten waarom hij me niet hebben wou of kon. Toen ik 18 werd hebben we daar een lang gesprek over gehad. Ze vonden het beter mij niet daarmee te confronteren. Toen. In hun nalatenschap zat een brief aan mij gericht. Ik heb hem nooit opengemaakt.
KAY:
Waarom niet!?
SUZANNE:
Ik had er geen behoefte aan met het verleden geconfronteerd te worden.
NORA:
Dat begrijp ik. Alleen nu is de situatie wel een beetje anders. Onze moeder heeft er voor gezorgd dat we alle drie met de neus op de feiten worden gedrukt. En nu moeten we die neuzen in dezelfde richting krijgen.
KAY:
Ze heeft de brief vernietigd.
SUZANNE:
Nee, dat heb ik niet.
KAY:
Maak hem dan open!
SUZANNE:
(LIEGT) Ik ... Ik heb die niet bij me.
KAY:
Ga hem halen.
SUZANNE:
Ik ben te voet naar hier gekomen. Ik bedoel, bus, trein, bus en een eind te voet.
KAY:
Ik bel een taxi. Ik moet toch naar huis. Werken, zoals ik reeds zei. We rijden eerst
Werken, zoals ik reeds zei. We rijden eerst 29 langs je huis, je opent de brief, we lezen hem en jij keert daarna terug naar hier en vertelt Nora alles. Ik betaal de taxi. NORA:
Amaai, Kay. Je zit er blijkbaar warmpjes bij.
KAY:
Ik mag niet klagen.
NORA:
Ik wil wel rijden.
KAY:
Doe geen moeite ...
NORA:
De gsm doet het hier niet. Nul balkjes. Een taxi bellen zal dus niet mogelijk zijn.
KAY:
En de telefoon? Onze moeder moet hier toch telefoon hebben gehad. BEGINT AAN EEN ZOEKTOCHT EN ZE VINDT EEN AANSLUITING.
KAY:
Hier zie. Dat is een begin. En nu nog een telefoon. ZE ZOEKT VERDER, EVEN IN DE KEUKEN. NORA BEKIJKT DE AANSLUITING, TREKT ALLES UIT DE MUUR.
NORA:
Stop maar met zoeken. Die aansluiting is kapot.
KAY:
(OFF) Je meent het.
NORA:
Het ding zat los in de muur. Kijk. Hier, de draden zijn doorgesneden. KAY TOT BIJ NORA.
KAY:
Shit. Nada taxi.
NORA:
Ik herhaal, ik rij. Geen probleem.
SUZANNE:
Is het nu echt zo belangrijk om die brief te lezen. Ik blijf hier maar een week. Na al die jaren van onwetendheid zal dat het verschil niet maken.
NORA:
Ik neem een jas. En de autosleutels.
SUZANNE:
Heb je niet te veel gedronken? NORA HAALT DE SCHOUDERS OP. EVEN AF.
KAY:
Eerlijk Suzanne, ik begrijp niet waarom je die brief niet hebt open gemaakt.
30 SUZANNE:
Omdat ik gelukkig was. STILTE. NORA TERUG OP.
NORA:
Ik start de wagen al. Pak jullie spullen. (FAUT SORTIE) En doe de lichten uit. KAY NEEMT HAAR SPULLEN BIJ ELKAAR. ZE WIL DE LICHTEN UIT DOEN. ZE MERKT DAT SUZANNE NIET HEEFT BEWOGEN. ONDERTUSSEN HET GESPUTTER VAN EEN MOTOR OP DE ACHTERGROND.
KAY:
Kom mee. Please.
SUZANNE:
Geef me één goede reden. NORA OP.
NORA:
Hij doet het niet. Een lege tank, vermoed ik. Het stinkt naar diesel.
KAY:
Een lek?
NORA:
Mogelijk. Ik kan het niet zien. Te donker.
KAY:
Dat is wel dubbel pech, zeg. We zijn van de wereld afgesloten.
SUZANNE:
Ga te voet.
KAY:
Ben je gek. Het is minstens 2 kilometer tot in het dorp. Geen verlichting. Een donker bos. Niks voor mij. Dit wordt overnachten. Shit, hoe moet het nu met mijn klanten?
NORA:
Plaats genoeg boven.
KAY:
Ben je gek?
NORA:
Ik bedoel, dat ook jij hier kan slapen. Alle bedden waren keurig opgemaakt toen ik hier aankwam. Er is nog een kamer vrij.
SUZANNE:
Alsof het allemaal gepland was. Voorbereid.
KAY:
Hebben ze je nooit gevraagd om een film scenario te schrijven?
SUZANNE:
Klinkt dat dan zo ver gezocht? Dat wat tot op heden is gebeurd was toch gepland, nee? Onze moeder wou ons om een of andere reden hier
moeder wou ons om een of andere reden hier
31
samen brengen. Oké, dat is haar gelukt. Maar dan begint het: onze mobieltjes doen het niet, de auto start niet meer, drie kamers, drie dochters ... NORA:
(ONDERBREEKT) Jij ziet spoken. Kom, we drinken nog een afsluiter en morgen zien we wel verder. NORA VULT DE GLAZEN BIJ.
NORA:
Hemeltje, ik kan er nog altijd niet bij dat ik plots twee halfzussen heb. Dat is toch het laatste wat ik dacht dat me nog zou overkomen.
SUZANNE:
Heeft iemand je hier zien aankomen?
KAY:
Ha, de speurneus gaat aan het werk. Onze miss Marple.
SUZANNE:
Zo oud ben ik nog niet!
NORA:
Ik heb daar niet op gelet. Mijn auto zal wel zijn opgevallen, dat is meestal zo in een besloten gemeenschap als hier. Iedereen kent iedereen en een vreemd gezicht is een potje roddelen waard.
SUZANNE:
Ik ben zeker opgemerkt. Door onze man met de bijl.
KAY:
Wat?
SUZANNE:
De plaatselijke klusjesman.
NORA:
Met niet echt alle honderd vijzen op één rij.
KAY:
De plaatselijke dorpsidioot. Inteelt.
SUZANNE:
En kort na mijn aankomst hier stond hij ook hier, alsof hij wou controleren wat hier allemaal gebeurde.
KAY:
Om wat te doen, je verkrachten?
SUZANNE:
Er zullen wel jongere exemplaren in de buurt zijn, zeker?
KAY:
Een postbode kijkt ook niet naar het hele huis als hij een brief in de bus duwt. TERWIJL KAY EN NORA ZICH NEERVLIJEN, GAAT HET LICHT LANGZAAM UIT. MUZIEK.
32 ACT [2]
SCENE [1] TIME LAPSE. EEN SCHADUW VERSCHIJNT VOOR HET RAAM. HET LICHT VAN EEN ZAKLAMP GAAT AAN. DE LICHTSTRAAL DWAALT DOORHEEN DE LEEFRUIMTE. DE MAN STEEKT DE ZAKLAMP IN ZIJN MOND EN SCHIJNT OP EEN RAAM. EEN KLIK EN HET RAAM VLIEGT OPEN. DE MAN LEGT VOORZICHTIG EEN BIJL DOOR HET RAAM IN DE LEEFRUIMTE. ZAKLAMP UIT. DE MAN KRUIPT DOOR HET RAAM NAAR BINNEN. HIJ ZOEKT EN VINDT WAT HIJ ZOCHT IN DE HAARD.
MAN:
Bien, alors. Ze heeft woord gehouden.
ACT [2]
SCÈNE [2] OCHTEND DE VOLGENDE DAG KAY LOOPT VANUIT DE KEUKEN DE LEEFRUIMTE BINNEN, CROISSANT EN KOP KOFFIE IN DE HAND. ZE EET TERWIJL ZE SPREEKT.
KAY:
Dit gaat er bij mij niet in. Jullie zitten hier rustig te ontbijten, terwijl er dringend naar het dorp dient te worden gegaan. Ik heb werk te doen. Jullie zijn gepensioneerd .... SUZANNE IN DEUROPENING.
SUZANNE:
(ONDERBREEKT) Niet overdrijven, ' jongedame'. Het is niet omdat wij respectievelijk vijf en tien jaar ouder zijn dan jij, dat wij bij de gepensioneerden moeten worden ondergebracht. Ik heb nog steeds werk, nota bene.
KAY:
Ja, in de zorg sector.
SUZANNE:
Daar is niks verkeerds mee.
KAY:
Wel als je die demente bejaarden besteelt!
SUZANNE:
Waar heb jij het over, zeg. Ik heb je verteld dat ik wel eens in hun nalatenschap werd vernoemd. Als je iemand jaren helpt en die
vernoemd. Als je iemand jaren helpt en die
33
komt dan te sterven, dan kan dat gebeuren, zeker als ze geen of nauwelijks familie hebben. Maar het werd steeds wettelijk geregeld. KAY:
Zeg jij. NORA OOK IN DE DEUROPENING.
SUZANNE:
Ik vind jou een brutaal nest. Dat zegt zelf in de zorg sector te werken maar verwijt een ander in de bejaarden zorg actief te zijn. Wat maakt jou beter dan mij?
KAY:
In elke sector zijn gradaties.
NORA:
Je morst kruimels.
KAY:
Jouw schuld. Ik schrok. (BEAT) Alsof dat iets uitmaakt in deze holbewoners bos hut.
NORA:
Poetsvrouw. Omdat ze de hele week al op een ander moeten poetsen, zijn ze minder zorgzaam thuis. Je bént poetsvrouw.
KAY:
Komaan, zeg.
SUZANNE:
En het dirkt zich op om haar status te verdoezelen.
KAY:
Bitches! ZE ZET HAAR KOP NEER EN VERDWIJNT NAAR DE KAMERS.
NORA:
Amaai! Die zit. Nog koffie?
SUZANNE:
Graag. NORA EVEN TERUG IN DE KEUKEN. SUZANNE OPENT DE VOORDEUR.
SUZANNE:
Hemeltje. Wat een prachtig weer. We hadden buiten kunnen ontbijten.
NORA:
Alleen daarom zou ik hier willen wonen, voor die zuivere lucht. Ik zet alle ramen open dan kan het hier eens goed luchten. ZE BEGINT ER AAN. KOMT BIJ HET RAAM DAT IS OPENGEBROKEN.
NORA:
Suzanne. Kijk eens. Dit raam is niet afgesloten. Het slot is stuk.
34 SUZANNE:
Gisteren is me dat niet opgevallen.
NORA:
Mij evenmin. Maar ... Hier, grond. Waarschijnlijk losgekomen van de zool van een schoen.
SUZANNE:
Dat kan net zo goed van mij zijn. Ik heb reeds mijn stappers aan.
NORA:
Het kan een verklaring zijn voor die opgedroogde aarde. Maar niet voor het slot.
SUZANNE:
Probeer je mij nu bang te maken? Welke dief heeft er nu interesse in een chalet dat reeds enkele tijd leeg staat. Dat zei die man toch, dat het al een tijd leeg stond.
NORA:
Welke ...? Ha, ja. Die. De huisbewaarder.
SUZANNE:
Als ik straks naar het dorp stap, vraag ik meteen wat inlichtingen over hem.
NORA:
Straks?
SUZANNE:
We gaan toch eerst even van het heerlijke weertje genieten.
NORA:
Natuurlijk. Haasten is nergens voor nodig. Behalve voor Kay.
SUZANNE:
Dat ze haar naaldhakken uit doet en naar beneden stapt, kan ze naar haar werk. Wij gaan eerst genieten. (MET NADRUK, GESPEELD) Sorry!! ZONDER DAT ZE HET MERKTEN IS DE MAN IN DE DEUR OPENING KOMEN STAAN. ALS ZE ZICH IN DIE RICHTING DRAAIEN, SCHRIKKEN ZE. GIL. KAY RENT HOORBAAR NAAR BENEDEN.
KAY:
Wat gebeurt er?
MAN:
Nécessaire du bois? (Hout nodig?)
KAY:
Dat ben ik. Kathleen Dubois.
SUZANNE:
Hij vraagt of we hout nodig hebben, niet naar jou.
KAY:
Is het daarom nodig zo te gillen.
SUZANNE:
We schrokken. Hij stond daar zo maar ineens.
KAY:
Schijtlaarzen. (BEAT) Kan je voortaan je komst
KAY:
Schijtlaarzen. (BEAT) Kan je voortaan je komst 35 aankondigen. Door te kloppen, bijvoorbeeld. Dank u. Tot ziens. Salut en de kost. KAY TERUG NAAR BOVEN.
NORA:
Qui es-tu?
SUZANNE:
Dat is de man waarover ik je vertelde.
NORA:
De huisbewaarder.
MAN:
Rien nécessaire. Je vais. (Niks nodig. Ik ga.)
NORA:
Nee! Wacht! We hebben hulp nodig. Nous avons besoin d'aide. Ken jij iets van auto's? Savezvous quelque chose sur les voitures ?
MAN:
Pas voiture. (Heb geen auto.)
NORA:
Je moet geen auto hebben om er iets van te kennen. De mijne start niet meer. Ma voiture ne démarre plus.
MAN:
Ne pas aidé. Appel garage. (Niet helpen. Garage bellen.)
NORA:
Wil je dat doen? Erg lief. Onze gsm's doen het niet en de telefoonlijn is stuk.
MAN:
Au garage à pied. (Naar garage stappen.)
NORA:
Wilt u dat voor ons doen? Téléphoner.
MAN:
Non. Couper bois. (Nee. Hout kappen.)
SUZANNE:
Laat maar, Nora. Ik stap naar het dorp en tracht daar een telefoon te vinden, zoals we hadden gepland. (TOT MAN) Toch bedankt. Merci. DE MAN GAAT WEG.
NORA:
Daar zijn kosten aan.
SUZANNE:
Misschien wat simpel, maar met die bijl ziet hij er best bedreigend uit. Hopelijk gebruikt hij hem enkel om dat hout te klieven.
NORA:
Niet overdrijven. Kom we gaan genieten.
SUZANNE:
Toch maar niet. Ik ga nu naar het dorp om een telefoon te zoeken.
NORA:
Jouw idee. Heb je wat drank en eten bij? Het gaat een fikse wandeling worden.
SUZANNE:
Maak je geen zorgen. Ik heb mijn rugzak klaar.
36 ZE HAALT HEM ER BIJ. SUZANNE:
En mijn gsm steekt er ook in. Misschien heb ik in een ander dorp wel bereik. ZE WIL HEM UIT EEN ZIJVAK HALEN OM HEM TE TONEN.
SUZANNE:
Oh nee! Wat is hiermee gebeurd? ZE LAAT BROKKEN ZIEN VAN WAT OOIT EEN GSM WAS.
NORA:
Ik vrees dat je de rugzak iets te heftig hebt neer gezet.
SUZANNE:
Maar nee! Ik ben wat mijn spullen betreft de moeder van de porseleinen kast.
NORA:
Vroeger maakten ze die dingen veel steviger. Ik herinner nog mijn eerste Nokia die liet ik vallen van ...
SUZANNE:
(ONDERBREEKT) Deze gsm is nù kapot en dat is niet door te vallen!
NORA:
Je wil toch niet suggereren dat hij opzettelijk is kapot gemaakt?
SUZANNE:
Dat moet wel.
NORA:
Kay?
SUZANNE:
Zijn er soms andere kandidaten? Zij is hier als laatste aanbeland en haar houding tegenover ons en de situatie waarin we verzeild zijn, is op zijn zachts uitgedrukt onaangenaam.
NORA:
Je vergeet dat zij wel diegene is die er alles zou voor over hebben om zo snel mogelijk te vertrekken.
SUZANNE:
Precies.
NORA:
Dan heeft ze er geen baat bij om gsm's stuk te maken. De kans dat een van onze toestellen toch plots contact maakt met het netwerk is niet uit te sluiten en dat zou betekenen dat ze hier weg kan. KAY GOOIT PLOTS DE DEUR OPEN
KAY:
Dat water van de douche is ijskoud.
37 NORA:
Heb jij al een douche gehad?
SUZANNE:
Ja.
NORA:
Ik ook dus is dat normaal.
KAY:
Wat normaal?
NORA:
Het water is koud omdat het nog niet opgewarmd is.
KAY:
Hou je mij voor dom of zo? Water kan alleen warm zijn àls het wordt opgewarmd. Jullie hebben al een douche genomen, waarom is mijn water dan niet opgewarmd?
NORA:
Omdat Kay, hier wordt gewerkt via een waterketel. Wij hebben het water opgebruikt en dat moet nu eerst terug opwarmen in die ketel voor jij 'warm' kan douchen. Even geduld en alles is weer normaal.
KAY:
Niets is hier normaal! (BEAT) Is er nog warme koffie?
NORA:
In de thermos. KAY AF IN KEUKEN.
SUZANNE:
Dan ga ik maar.
NORA:
Geef rooksignalen als je ons een bericht wil sturen.
SUZANNE:
Doe ik. SUZANNE VERTREKT. KAY OP.
KAY:
Waar gaat ze naartoe?
NORA:
Trachten contact te maken met inheemse stammen.
KAY:
Ze is goed zot. Waarschijnlijk te veel 'gesmoord' in haar hippie periode.
NORA:
Vergeet niet dat Suzanne er op uit trekt om er voor te zorgen dat jij op je hoge hakken naar huis kan tippelen.
KAY:
Ik tippel niet. Ik heb een zaak, een bureau dat, ... dat veel mensen werk geeft.
38 NORA:
Ik begrijp het. Geen probleem.
KAY:
Overleven. Daar gaat het om. Werk. Van slavenarbeid tot handenarbeid.
NORA:
Ik zei: geen probleem.
KAY:
Ik ben van niks begonnen. Ik had alleen dit hier. Mijn lijf. En nu heb ik een bedrijf.
NORA:
Een mens kan babbelen vanaf 3 jaar maar luisteren dat leert een mens nooit. Luister jij wel eens naar wat iemand tegen je zegt?
KAY:
Waarom zou ik. Als kind was ik niks anders dan een luisterend oor. Gehoorzaam. Volgzaam. Maar het heeft niets opgebracht. Want als je gehoorzaam en volgzaam bent dan wordt er alleen maar misbruik van je gemaakt. Go your own way. Die weg ben ik gegaan. Luisteren naar niks of niemand. En het heeft me geen windeieren gelegd.
NORA:
Fleetwood Mac.
KAY:
Is dat een hamburger?
NORA:
Ben je er mee aan't lachen? Dat is een groep die in de jaren zeventig een hit had met het nummer "Go your own way".
KAY:
Ik was toen nog te jong.
NORA:
Dat zal wel. (BEAT) Wat zijn je plannen?
KAY:
Er voor zorgen dat ik op mijn werk geraak.
NORA:
Denk je dat het gaat lukken door hier het verwend nest uit te hangen?
KAY:
Verwend nest?
NORA:
Ja. Je zeurt en je zaagt en je klaagt. Maar iets doen dat zit er niet in. Suzanne is ondertussen vertrokken en als ze resultaat haalt kan jij daar van profiteren zonder één keer met je luie krent te ' wiegel-waggelen'.
KAY:
Mijn vader zei: elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Ik heb duidelijk andere talenten dan Suzanne. Als zij resultaat haalt zal ik zeker niet nalaten haar daarvoor te bedanken. Mijn deel van deze bos hut. Bijvoorbeeld. Aan een "zacht" prijsje, natuurlijk.
39 NORA:
Geen interesse in een vakantie verblijf?
KAY:
In Spanje? Ja. Maar hier? Ik kan net zo goed thuis nat worden.
NORA:
Je bent wel snel van gedacht veranderd. Eerst was je uitermate blij met een eigen stek. Jouw woorden.
KAY:
En stek voor mij alléén. DE VOORDEUR GAAT OPEN EN SUZANNE VALT STROMPELEND BINNEN. NORA VANGT HAAR OP EN LEIDT HAAR TOT IN DE SOFA.
NORA:
Kay! In de keuken staat een eerste hulp kit. En een vochtige doek. Vooruit schiet op. Sta daar niet te staren als een koe naar een trein. Actie. KAY GEEFT GEVOLG AAN HET BEVEL.
SUZANNE:
Is het ernstig?
NORA:
Kan het niet zien. Te veel bloed. Wat is er gebeurd?
SUZANNE:
Een tak. Mijn eigen schuld.
NORA:
Hoofdpijn?
SUZANNE:
Overal.
NORA:
Waarschijnlijk een hersenschudding. Ik bel een ambulance.
SUZANNE:
Hoe?
NORA:
Het noodsignaal moet toch werken!
SUZANNE:
Hier werkt niets. Nada. KAY TERUG OP.
KAY:
Laat mij maar doen. Ik heb ervaring. ZE BEGINT AAN DE VERZORGING.
NORA:
Waar?
SUZANNE:
Waar wat?
NORA:
Ver kan je nog niet zijn geweest.
40 SUZANNE:
Vijfhonderd meter naar beneden. Links staat er dan zo een bord. Nee, een kleur op een houten paal. Of boom. Een wandel teken, of hoe noem je die dingen.
KAY:
Waypoints. Ze worden aangebracht door ' routedokters'. Echt! Ik heb dat eens gelezen in een reclame folder van Natuurpunt. We hebben daar met zijn allen smakelijk om gelachen.
NORA:
We?
KAY:
Ik en mijn medewerkers. (BEAT) Ophouden met vissen. Laat de Kay Way EHBO zijn werk doen.
SUZANNE:
Het was een weinig gebruikte weg, dat zag ik meteen. Enkele meters verder in het bos kreeg ik die tak vol op mijn achterhoofd. Ik ben even van de wereld geweest, denk ik, want ik lag op de grond. Ik merkte dat er bloed op mijn handen zat toen ik de buil betaste.
NORA:
Wacht eens even. Als je in groep wandelt, of met twee, en de persoon voor je duwt een tak weg omdat die hem hindert in zijn wandeling, dan heb je kans dat, als je niet oplet, die tak in je gezicht zwiept. Wandel je alleen, dan duw je zelf die tak weg en zwiept hij achter je in het luchtledige.
SUZANNE:
Wil je beweren dat ik hier zit te liegen?
KAY:
Ik ben hier wel een echte wonde aan het verzorgen.
NORA:
Je kan jezelf verwonden. Even op de tanden bijten ....
SUZANNE:
(ONDERBREEKT) Mens, wat bezielt je! Wil je beweren dat ik een beetje toneel sta te spelen.
NORA:
Kan toch.
SUZANNE:
En waarom?
NORA:
Om ons bang te maken.
SUZANNE:
Geef me de reden.
NORA:
Wij vinden het hier onveilig, gevaarlijk. Wij verzaken ons erfdeel. Jij hebt alles voor jou alleen.
41 KAY:
Daar hoeft ze wat mij betreft geen toneeltje voor te spelen. Ik kom hier niet terug.
SUZANNE:
Ik weet niet wat ik hoor.
NORA:
Driehonderdduizend. Op zijn minst. Laat jij honderdduizend zomaar aan je voorbijgaan?
KAY:
Ik volg je niet.
NORA:
Euro. Honderdduizend euro. Dat zou misschien wel je deel kunnen zijn als dit krot, deze bus hut zoals jij het noemt, wordt verkocht.
KAY:
Voor de helft mag ze mijn deel kopen!
SUZANNE:
Waar heb je het in godsnaam over?
KAY:
Ik ben niet zo'n natuurmens. Als ik slechts de helft krijg van mijn deel krijg, maar dan wel cash, dan ben ik al tevreden.
SUZANNE:
Maar zij suggereert nu dat ik de volle pot in mijn zakken wil laten verdwijnen door jullie hier weg te jagen.
KAY:
Zou kunnen.
SUZANNE:
Wat?
KAY:
Alleen denk ik dat je behoorlijk gestoord moet zijn om dit hier, zulk een wonde, jezelf aan te doen voor .... dit hier.
NORA:
Geld doet vreemde dingen met mensen.
SUZANNE:
Is het daarom dat jij mij verdenkt? Ik kan je verzekeren dat ik niet aan zelfmutilatie heb gedaan. Ik haat fysieke pijn. Au!
KAY:
Sorry. STILTE.
NORA:
Iemand wil ons hier houden.
KAY:
Waar haal je het!
NORA:
Waarom? ER WORDT OP DE DEUR GEKLOPT. ZE SCHRIKKEN. OPNIEUW GEKLOP.
KAY:
Er staat iemand buiten voor de deur. MAN KOMT BINNEN.
42 MAN:
Pensé, entendre des voix. Personne ne la porte ouverte. Entrez. (Dacht, hoor stemmen. Niemand deur open. Kom binnen.) STILTE.
NORA:
We hebben nu geen hout nodig. Dank u.
MAN:
Coup d'oeil juste OK. (Kijken alleen alles oké.)
KAY:
(TERZIJDE) Amaai, dat is Frans met haar op.
SUZANNE:
Hij verstaat Nederlands.
KAY:
Elle a obtenue une branche contre son derrière. Derrière de sa tête. Pas op, ik spreek ook een mondje Frans. Ze heeft een tak tegen haar achterhoofd gekregen, zei ik.
SUZANNE:
Occiput.
KAY:
Ik ben helemaal geen "putte"!
SUZANNE:
"Occiput" is Frans voor "achterhoofd".
MAN:
Grave? (Erg?)
KAY:
Non. Ik heb haar ... Hoe zeg je dat in het Frans 'opgelapt'?
SUZANNE:
Als is in orde. Merci. STILTE.
NORA:
Ga nu maar. Als we u nodig hebben zullen we wel op trommels, ' tom-toms' kloppen. Ik bedoel bellen.
MAN:
A prochaine. (Tot ziens.) HIJ GAAT WEG. NORA SLUIT DE DEUR ACHTER HEM.
KAY:
Amaai. Ik hou het niet ... ( barst in lachen uit) Op tampons kloppen. Waar haal je het! STILLE REACTIE VAN NORA EN SUZANNE. STILTE ALS KAY IS UITGELACHEN.
KAY:
Daar hou ik nu van. De sfeer van meiden onder elkaar. We gaan ons dan toch nog amuseren. STILTE.
43 NORA:
Hij zou niet misstaan in een horror film.
KAY:
Na een paar uur weken in een heet bad ...
NORA:
Je meent het!
KAY:
En een flinke make over ...
NORA:
Waar haal je het!
SUZANNE:
Ze is je aan't jennen.
KAY:
Ruwe bolster. Blanke pit. Brad Pitt kan zijn koffers pakken bij La Jolie. ZE LACHEN. MEER ONTSPANNEN SFEER.
NORA:
Hoe is het met je hoofd, Suzanne?
SUZANNE:
Gaat wel. In mijn rugzak zit Paracetamol. Daar heb ik nu echt zin in.
KAY:
Ik haal wat te drinken. AF IN DE KEUKEN.
NORA:
Ga naar je bed en rust wat.
SUZANNE:
Als ik hier mag blijven liggen zou ik dat op prijs stellen. Niet alleen op mijn kamer.
NORA:
Mijn.
SUZANNE:
Ja. Eén huis. Vier slaapkamers. Eéntje is erfrechtelijk van mij. Ja, toch?
NORA:
Natuurlijk. Ik was even niet bij de zaak. (BEAT) Ik weet niet wat Kay haar plannen zijn maar voor mij maakt het niet uit waar je wil bekomen. KAY OP MET FLES WITTE WIJN.
KAY:
Als je wil steek ik hem eerst nog even in een ijs koeler, extra chilled.
SUZANNE:
Ik ga mijn pillen niet nemen met een glas wijn.
KAY:
Wat is daar mis mee?
NORA:
Dan krijgt ze nog meer hoofdpijn.
KAY:
Ik heb altijd geleerd: je moet het kwaad met het kwaad bestrijden.
44 NORA:
Dat geldt alleen bij katers.
KAY:
Niet dan. Alleen voor hen die niet sneuvelden in hun strijd tegen de natuur.
SUZANNE:
Als je niets doet dan ...
NORA:
(ONDERBREEKT)Kom, kom. Laten we proberen het gezellig te houden. Of tenminste een poging doen. Alleen vraag ik me af of alcohol zo vroeg op de dag een goed idee is.
KAY:
Het is een aperitief voor de brunch.
NORA:
En wie gaat daar voor zorgen?
KAY:
Ik heb het toch al.
NORA:
Ik bedoel de brunch. Mijn voorraad is zo goed als op.
KAY:
Verrassing! Op de tafel aan de haard buiten, heb ik een zak gevonden. Zo een rood ding met een foto op. Supermarkt. Afschuwelijk lelijk. Maar hij zat vol etenswaren.
SUZANNE:
Maak dat de ganzen wijs.
KAY:
Het zouden domme ganzen zijn die mij niet geloven. Er zat zelfs foie gras in. Faux gras staat er op het potje maar dat zal wel hetzelfde zijn, maar dan van foute ganzen.
NORA:
Waar staat die zak?
KAY:
Daar nog. Hoop ik.
SUZANNE:
Waarom heb je hem laten staan?
KAY:
Ik dacht dat hij van een van jullie was. Ik dacht, afblijven, meid. Straks gaan ze je nog van diefstal beschuldigen. NORA AF.
SUZANNE:
Of je vond het te veel moeite om de zak naar binnen te brengen.
KAY:
Zie je wel. Ik kan hier echt niets goed doen.
SUZANNE:
Ik moet toegeven dat je op een benijdenswaardige manier alle registers bespeelt. Nooit aan gedacht om actrice te worden?
45 KAY:
Ben je gek! Ik doe het in mijn broek. Al die mensen die naar je staren, tekst vergeten of langs de verkeerde deur op komen. Ik mag er niet aan denken. (BEAT) Nora blijft wel erg lang weg, niet? Zou je niet eens gaan kijken?
SUZANNE:
Ik? Ik lig hier verdomme voor pampus. Kijk jij! Of doe je het dan in je pamper.
KAY:
Oké. Ik offer mij op. Ik ga. (FAUX SORTIE) Ik ben er zeker van dat Nora haar mannetje wel zal staan als de man met de bijl daar staat. (BEAT) Voila, als je van de duivel spreekt. NORA OP MET BRUINE ZAK.
NORA:
Er zit een brief bij.
KAY:
Die is niet eetbaar. Geef mij de zak maar. NORA DOET DAT. KAY BEGINT UIT TE LADEN EN GEEFT COMMENTAAR BIJ WAT ZE ZIET. NORA MAAKT DE BRIEF OPEN. LEEST.
KAY:
Pasta. Tomatensaus. Wortelen, erwten. Rijst. Kip in zuurzoet. Pindakaas, helaas ...
NORA:
Mesdames. Mange. Moi. Bonne appetit.
SUZANNE:
Kay, heb je dat gehoord?
KAY:
Wat?
NORA:
Mesdames. Mange. Moi. Bonne appetit.
SUZANNE:
Dames, eet mij. Smakelijk.
KAY:
Dat zal zwaar op onze maag blijven liggen.
NORA:
Een milde gever met een bijl. Waarschijnlijk wil hij ons eerst vetmesten om ons daarna te slachten. SUZANNE EN KAY STAREN NORA AAN.
NORA:
Drie biggetjes en een boze wolf. Juist? LICHT SNEL UIT. PAUZE.
46 ACT [2]
SCÈNE [3] SUZANNE LIGT IN DE SOFA TE SLAPEN. IN EEN ZETEL BIJ DE HAARD LIGT OOK NORA TE SLAPEN, EEN BOEK LIGT OPEN IN HAAR SCHOOT. DE VOORDEUR IS DICHT. DE DEUR NAAR DE SLAAPKAMERS GAAT STIL EN LANGZAAM OPEN. DE MAN KOMT BINNEN. HIJ HEEFT DE BEAUTY CASE VAST VAN KAY. HIJ KIJKT NAAR DE SLAPENDE VROUWEN. HIJ GAAT WEG VIA DE DE DEUR VAN DE CHALET. OOK HEEL STIL. HIJ KIJKT NOG EVEN NAAR BINNEN EN SLAAT DAN HARD DE DEUR DICHT. NORA EN SUZANNE SCHRIKKEN WAKKER.
SUZANNE:
Wat was dat?
NORA:
Is dat schrikken! Ik droomde ...
SUZANNE:
Ik denk dat de deur dicht sloeg.
NORA:
... dat ik in een auto zat. Een man dook plots voor me op en zwaaide met een bijl. Los door de voorruit. Bang.
SUZANNE:
De deur. Het was de deur.
NORA:
Dicht gewaaid?
SUZANNE:
Hadden we die dan laten open staan?
NORA:
Geen idee. Zou kunnen. Het is mooi weer.
SUZANNE:
Oh mijn hoofd, het bonkt... Ik had nooit een slag op het hoofd, paracetamol en alcohol mogen mixen.
NORA:
Kay!
SUZANNE:
Auw, roep zo niet.
NORA:
Kay! Wil je voortaan de deur niet zo hard dichtslaan! (BEAT) Ik denk dat ze dit niet heeft gehoord.
SUZANNE:
Het is godgeklaagd. Ik erf een buitenverblijf.
SUZANNE:
Het is godgeklaagd. Ik erf een buitenverblijf. 47 Ik ga daar naar toe met de bedoeling flink wat te wandelen en te genieten en dan kom ik daar en lig wat later gekwets en uitgeteld op een sofa, terwijl het buiten stralend weer is.
NORA:
Vooruit. Zo leer ik weer wat van mijn één derde zus: ze kan zeuren.
SUZANNE:
Jij ligt hier niet.
NORA:
Nee, maar ik had al thuis willen zijn.
SUZANNE:
Je liegt het. Je was net zo goed als ik van plan om hier voor lange of korte tijd te blijven. Ik heb daar een stokje voor gestoken.
NORA:
Zoals iemand er een stokje, pardon, een tak er heeft voor gestoken zo dat jij ook niet kon vertrekken.
SUZANNE:
Komaan zeg, dat was een ongeluk.
NORA:
Net zo ongelukkig als het moment dat jij hier kwam opdagen. Zal ik jou eens wat vertellen: dit is allemaal opgezet spel.
SUZANNE:
Ja, zeg.
NORA:
Toeval?
SUZANNE:
En waarom niet? We hebben allemaal dezelfde moeder en die moeder wil haar dochters iets geven. Ze heeft geen geld maar wel een huis, een chalet, blok hut, meer of minder huis, noem het zoals je wil, 3 dochters, 4 maanden gratis logement in een huis aan een meer in een onbewoond gebied. Far from the madding crowd.
NORA:
En dat kon niet gebeuren op een meer normale manier? Iedereen bij dezelfde notaris, kennis maken, verwondering uiten, verbazing, enzovoort, enzovoort. De goedlachse notaris leidt alles in goede banen, ligt een tipje van de sluier op, wie of wat was onze moeder, en daarna samen gezellig op weekend naar ons nieuw vakantie ressort.
SUZANNE:
Had jij het over zeuren? STILTE.
SUZANNE:
Waar is Kay? Ze reageerde niet op je geroep.
NORA:
Boven, op bed? Vol zelfbeklag en zich
NORA:
Boven, op bed? Vol zelfbeklag en zich
48
afvragend wie of wat haar in godsnaam hiernaartoe heeft gedreven. SUZANNE:
Je mag haar niet.
NORA:
Dat is zacht uitgedrukt. Ik vind haar vermoeiend, vervelend, dom, irritant, zelfingenomen, vulgair, kortom ze werkt op mijn zenuwen.
SUZANNE:
Van je familie moet je het hebben.
NORA:
Zij is geen familie.
SUZANNE:
Een halfzus.
NORA:
Beweert ze.
SUZANNE:
Ik ben dat ook.
NORA:
Je bent niet half zo vervelend als zij. (BEAT) Sorry.
SUZANNE:
Beter eerlijk dan achterbaks.
NORA:
Ik ben normaal niet zo 'open'. Ik bedoel dat ik niet zo snel een oordeel vorm over iemand. Met Kay gaat dat zonder moeite. Ik heb jou daar in betrokken zonder na te denken. Je bent niet vervelend, vermoeiend of irritant. Hooguit speciaal.
SUZANNE:
Ik zou pas écht beledigd zijn als je me niet speciaal had gevonden. (BEAT) Nora, door een samenloop van omstandigheden zijn we plots zussen, half zussen. Het is verrassend leuk om plots een zus te hebben in mijn voorheen ' zusloze' bestaan, alleen is de situatie - het wat mysterieuze plaatje - een stoorzender voor een gedegen kennismaking. Ik vertrouw jou niet, en omgekeerd, jij vertrouwt mij niet. Logisch. Misschien kan het helpen als wij twee samen dat probleem uit de wereld helpen.
NORA:
Je bedoelt wij samen tegen Kay?
SUZANNE:
Samen sterk.
NORA:
Waarvoor?
SUZANNE:
Herverdeling van de goederen.
NORA:
Jij bent al net zo geschift als Kay.
SUZANNE:
Luister. Onze Kay zit behoorlijk in de slappe
SUZANNE:
Luister. Onze Kay zit behoorlijk in de slappe49 was. Tenminste dat vertelt ze, straalt ze ook uit. Ik niet. Ik kan elk extraatje gebruiken. Dus maak ik een eenvoudig rekensommetje. All for two, tree for two.
NORA:
Ik hoop dat je nooit aspiraties hebt gehad om copy writer te worden want met deze All for two, tree for two draait Dumas zich om in zijn graf .
SUZANNE:
Zolang wij niet vroegtijdig in ons graf belanden, maakt het mij niet uit. Wat denk je? Union fait la force?
NORA:
Nee.
SUZANNE:
Geen probleem. We zetten onze conversatie op rewind. (MAAKT GELUIDEN) Nora, door een samenloop van omstandigheden zijn we plots zussen, half zussen. Het is verrassend leuk om plots een zus te hebben in mijn voorheen ' zusloze' bestaan, alleen is de situatie, het wat mysterieuze plaatje, een stoorzender voor een gedegen kennismaking. Daarom: wat denk je van een borrel?
NORA:
Hebben we nog wat in huis?
SUZANNE:
I'll make your day. Om het in dezelfde stijl te zeggen. Ik heb nog een fles op mijn kamer staan. SUZANNE GAAT NAAR DE SLAAPVERTREKKEN.
NORA:
En uw eigen dag maak je ook wel zeker. SUZANNE AF.
NORA:
Stiekem op haar kamer drinken. Zonder mij. Hoe durft ze. Het onaangename aan het aangename koppelen. Daar gaan we voor. Waar zijn de borrelnootjes? STAAT OP EN GAAT RICHTING KEUKEN. SUZANNE KEERT TERUG. IN PANIEK.
SUZANNE:
Ze is er niet.
NORA:
Het verbaasd me geen moer dat Kay ook wel een borrel lust. Ze is op rooftocht geweest en heeft stiekem alles achterover geslagen.
SUZANNE:
Kay is er niet.
50 NORA:
Ha! (BEAT) Wat? Dat is vreemd. Ik heb haar niet ... Wacht eens even, dan was het toch Kay die met de deur sloeg.
SUZANNE:
Ze is weg. Vertrokken?
NORA:
Mooi. Niet alleen wat meer borrel, maar ook wat meer erfenis.
SUZANNE:
Het verschil tussen zes maanden en vier is nu ook weer niet zo groot.
NORA:
Ik wil hier niet zes maanden per jaar komen wonen.
SUZANNE:
Ik wel.
NORA:
Verkopen die handel. Ik wil gewoon de helft van de opbrengst van de verkoop. Meer niet.
SUZANNE:
Dan hebben we een probleem.
NORA:
Jij geeft me de helft van de geschatte waarde en dan mag jij hier wat mij betreft permanent komen wonen.
SUZANNE:
Eén, ik heb dat geld niet. Twee, Kay!
NORA:
Die is toch vertrokken.
SUZANNE:
Maar ze blijft recht hebben op een derde van deze " bos hut", om haar woorden te gebruiken.
NORA:
Dan betaal je haar een derde en mij een derde van de geschatte waarde. Ik ben geen poenschepper. Voor jou blijft het eindresultaat hetzelfde. Ja, toch? ER VALT EEN RUGZAK DOOR DE SCHOUW. LAWAAI. DE VROUWEN SCHRIKKEN.
SUZANNE:
Wat was dat!
NORA:
Onze erfenis staat op instorten.
SUZANNE:
Daar!
NORA:
In de haard. Een rugzak.
SUZANNE:
Die van mij. Wat doet die daar?
NORA:
Laten we het hem vragen.
51 SUZANNE:
Ik ben nog maar net bekomen van de schrik en jij maakt al grapjes.
NORA:
Al veel mee gemaakt. Kom. ZE HALEN DE RUGZAK UIT DE HAARD.
NORA:
Een flinke wasbeurt zal nodig zijn.
SUZANNE:
Zwaar.
NORA:
Waarschijnlijk zit het afgehakte hoofd van Kay er in.
SUZANNE:
Flauw.
NORA:
Dan zijn het jouw spullen.
SUZANNE:
Ik heb alles uitgeladen. Maak open!
NORA:
Doe jij maar.
SUZANNE:
Broekschijter. ZE RITST EEN COMPARTIMENT OPEN. GAAT MET HAAR HAND ER IN. GILT. KOMT MET HAAR HAND TERUGGETROKKEN IN HAAR TRUI UIT DE RUGZAK.
NORA:
Flauw. SUZANNE MAAKT EEN ANDER COMPARTIMENT OPEN.
SUZANNE:
Ik voel haar.
NORA:
Je blijft volharden in de boosheid. Géén grapjes. Vooral geen flauwe grapjes.
SUZANNE:
Het is geen koekjes-monster ... Het is haar haar. ZE HAALT EEN PRUIK TEVOORSCHIJN.
SUZANNE:
Kay droeg een pruik. Of ze werd gescalpeerd.
NORA:
Er hangt geen bloed ... (BEAT) Verdomme, je kan het niet laten mij te plagen.
SUZANNE:
Wat mag dit betekenen? Mijn rugzak. Kay haar pruik.
NORA:
Ik wist het. Ik wist.
SUZANNE:
Wat?
52 NORA:
Kay zit in de seksbranche.
SUZANNE:
Een pruik dragen wil niet zeggen dat je in de seksbranche zit. Ze kan net zo goed kanker hebben. Chemotherapie. Haaruitval. Zoiets. (BEAT) Maar wat zitten wij hier te kwetteren, fuck, zouden we ons niet beter afvragen hoe mijn rugzak met die pruik in, door de schouw, hier terecht komt.
NORA:
Sinterklaas. Sorry. Mijn beurt voor een flauwe grap.
SUZANNE:
En waarom steekt haar pruik in mijn rugzak?
NORA:
Ze is vertrokken via die deur. Dan heeft ze haar vermomming af gedaan, in die rugzak gestopt en weggegooid.
SUZANNE:
En ze maakt een drie-punter via de schoorsteen. Komaan, Nora. Volgens mij zijn we aan het " fantalulisioneren".
NORA:
Aan het watte?
SUZANNE:
Fantalulisioneren.
NORA:
Dat wordt beslist 'het woord van het jaar'! LACH. STILTE.
NORA:
Iemand wil ons bang maken. (BEAT) De man met de bijl.
SUZANNE:
Waarom?
NORA:
Weet ik veel. Ik ben Agatha Christie niet. (BEAT) Laat ons samen naar beneden gaan, kunnen we elkaar beschermen tegen zwiepende takken, we zoeken een telefoon en bellen onze notarissen. Die moeten meer weten.
SUZANNE:
Niet over een pruik die door een schouw valt. Wel over onze moeder. (BEAT) Maar daar weet ik ook meer over.
NORA:
(VERBAASD) Wat?
SUZANNE:
Ik heb de brief gelezen. Ik had hem wél bij. ZE NEEMT DE RUGZAK EN OPENT EEN KLEIN COMPARTIMENT, ONDERAAN. ZE HAALT EEN IN VIER GEVOUWEN BRIEF TE VOORSCHIJN.
53 SUZANNE:
Hier. Lees. BLACK OUT.
ACT [2]
SCENE [4] NORA HEEFT DE BRIEF GELEZEN. ZE KIJKT NIET BEGRIJPEND NAAR SUZANNE.
SUZANNE:
Onze moeder was een hoer.
NORA:
Waarom heb jij die brief gekregen en ik niet?
SUZANNE:
Ik weet het niet. Ik ben de oudste van haar drie kinderen, misschien daarom. Oudste beroep van de wereld, zoiets, om een beetje in je detective sfeer te blijven.
NORA:
Wanneer heb je de brief gelezen?
SUZANNE:
Nadat ook Kay hier arriveerde.
NORA:
En waarom niet vroeger?
SUZANNE:
De notaris zei me dat ik de brief pas mocht openmaken na mijn aankomst.
NORA:
Waarom dan nog zo lang gewacht? Was je niet nieuwsgierig naar wat er in stond?
SUZANNE:
Ik vergat nieuwsgierig te zijn na alles wat er hier gebeurde.
NORA:
En waarom heb je niet verteld dat je die brief bezat?
SUZANNE:
Ik zag het nut er niet van in.
NORA:
En dat onze moeder een hoer was?
SUZANNE:
Met het beroep is niks mis, maar je hoort natuurlijk liever dat je moeder dokter, CEO van Proximus of directiesecretaresse is.
NORA:
Alleen dat laatste lijkt me mogelijk met drie kinderen bij drie verschillende mannen.
SUZANNE:
Dus jouw suggestie dat Kay misschien wel in het vak zit, zou wel eens kunnen kloppen. Het gebeurt wel vaker dat kinderen in de voetsporen treden van hun ouders.
NORA:
Klopt niet voor Kay. Ze zei dat ze te
NORA:
Klopt niet voor Kay. Ze zei dat ze te
54
vondeling werd gelegd. SUZANNE:
Niet uitgesloten dat alles wat die vertelt uit haar duim is gezogen.
NORA:
Of het zat gewoon in haar genen. Haar vader was een hoerenloper.
SUZANNE:
En onze vaders niet dan?
NORA:
Misschien gingen die minder vaak. (BEAT) Ik heb dat nooit begrepen, waarom mannen naar de hoeren gaan.
SUZANNE:
Je bent dan ook geen man.
NORA:
Ik heb meer mannen gekend die dat ook niet begrepen, dan andersom.
SUZANNE:
Aan ' den lijve' ondervonden of van horen zeggen? Dat is een groot verschil. Tussen droom en daad zit slechts een straat en een rood licht voor het raam. Mannen kunnen verdomd goed liegen op dat vlak.
NORA:
Je spreekt van ondervinding.
SUZANNE:
Nee. Maar hij ging vreemd, mijn man. Weinig verschil. Vreemd gaan kost meer en doet meer pijn. Zij zette een kaars voor haar raam. Het verschil? De neonverlichting van een raam-hoer is fake. En koud. Dat kaarsje is echt. En heet. En iedereen houdt er brandwonden aan over.
NORA:
Wat ik zo vreemd vind in deze brief, moeder heeft het over "haar" kinderen. Ze noemt geen aantal en ze vermeldt geen namen.
SUZANNE:
Moet ze dat dan? Dit is geen officieel document. Moeder heeft dat zo is in een opwelling geschreven, in een bui van 'lang gaat het hier niet meer duren of ik lig onder de zoden". Daarna heeft ze het ergens neergelegd of in een agenda gestopt.
NORA:
Nu je dit allemaal weet ... Ik speel met de gedachte er een speurder op te zetten.
SUZANNE:
Een detective?
NORA:
En daarna een advocaat. Ja, ik meen het, wat het speurwerk ook mag opleveren.
SUZANNE:
Je wil wil mij en Kay er uit.
55 NORA:
Integendeel. Ik wil dat alles wettelijk wordt geregeld. Geen geheimen meer, geen kattebelletje hier en een briefje daar. Geen gezeur meer. Ook niet met Kay. Apropos, waar is ze? Nog steeds aan 't pootje baden? KAY OP. KLETSNAT.
KAY:
Kut. De smeerlap probeerde mij te verdrinken! NORA EN SUZANNE TOT BIJ KAY.
SUZANNE:
Wie? Wat? Wat is er gebeurd?
NORA:
Suzanne, rustig. Kay is in shock. Geef haar de tijd om te bekomen. Haal een kamerjas, een deken, droge kleding. SUZANNE NAAR BOVEN.
NORA:
Hier, zet je. Ik ben zo terug. Ik zet de waterkoker op. Voor een stevige bouillon. NORA AF. SUZANNE OP.
SUZANNE:
Rustig blijven. Niet bewegen. Diep ademhalen. Uitkleden. Een handdoek om. Droog je haar. Een haardroger, hebben we dat? Zal ik de politie bellen? Nee, dat gaat niet. Geen bereik. Ik loop naar het dorp. Nee. Te gevaarlijk. Misschien wil hij me dan opnieuw verdrinken. Ik bedoel, slaan, met een tak. Tak ... water ... shit! Iemand wil ons vermoorden! STILTE.
NORA:
Dat is wel een hele trage euro die hier valt. ( ze merkt de chaos) Suske, ik bedoel, Suzanne, je moet Kay helpen, niet al die spullen over haar heen gooien. SAMEN DROGEN ZE KAY EN KLEDEN HAAR OM, DUFFELEN HAAR IN EEN DEKEN.
KAY:
Ik liep langs de rand van het meer. Beetje kuieren. Na denken. Over ons. De situatie. En dan ... een duw. In mijn rug. Ik tuimelde in het water. Hapte naar lucht. Te vroeg. Ik kreeg water binnen. Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen was. Spartelde. Ik voelde een hand. Een ruk. Toen werd alles zwart. Ik kwam terug bij bewustzijn en lag half op de oever, mijn benen nog in het water.
SUZANNE:
Hij heeft je gered.
56 NORA:
Waarom zou hij dat doen? Hij heeft Kay in het water geduwd.
SUZANNE:
Misschien is ze helemaal niet geduwd.
KAY:
Komaan zeg, ik kan echt wel het verschil maken tussen duwen, struikelen, uitschuiven of een verfrissende duik! Die gast speelt een spelletje met ons. Hij wil ons bang maken. Hij wil ons hier weg.
SUZANNE:
Wat je beweert is een paradox.
KAY:
Ik lieg niet!
SUZANNE:
Als hij ons hier weg wil dan zou hij niet de auto saboteren, mij beletten naar het dorp te gaan, ...
KAY:
Zo zot als een achterdeur! ZE STAAT OP EN LOOPT RICHTING DEUR NAAR BOVEN. STOPT. WIJST NAAR SUZANNE.
KAY:
Jij! Zo zot als als een achterdeur. KAY AF.
NORA:
Ze liegt!
SUZANNE:
Wat?
NORA:
Haar ondergoed. Slip. BH. Kurkdroog.
SUZANNE:
Je bedoelt ...
NORA:
(ONDERBREEKT) Dat ze een spelletje speelt. Kay is helemaal niet in dat meer beland.
SUZANNE:
Ze neemt ons in het ooitje. Bedoel je dat?
NORA:
Precies.
SUZANNE:
Waarom?
NORA:
Dat gaan we uitzoeken.
SUZANNE:
Hoe?
NORA:
We binden haar vast op haar bed, ' waterboarden' haar, laten een geit haar voeten likken en we doen samen een ' lapdance'. Wedden dat ze alles zal bekennen.
57 SUZANNE:
Schitterend plan. Die detective hebben we in elk geval niet meer nodig. ZE LACHEN UITBUNDIG OM HUN ABSURDE IDEEËN. KAY KOMT BINNEN.
KAY:
Gaat het een beetje, ja. Ik ben net aan de dood ontsnapt! BLACK OUT.
58 ACT [3]
SCÈNE [1] OCHTEND DINSDAG. LEGE RUIMTE. RESTANTEN VAN DE VORIGE AVOND OP DE TAFEL. ER IS NIET OPGERUIMD. GESTOMMEL OP DE TRAP. SUZANNE OP, GEKLEED IN WANDEL OUTFIT. ZE DOET WAT SFEER LICHT AAN. ZE STEEKT WAT SPULLEN IN HAAR RUGZAK, O.A. HAAR GSM. ZE VINDT IETS NIET. LOOPT TENSLOTTE NAAR DE DEUR KAMERS. ROEPT:
SUZANNE:
Heeft één van jullie die brief van ons ma ... moeder? KAY EN EN NORA ROEPEN: "NEE".
SUZANNE:
Waar is dan die brief! Wacht, met dat ' flut' licht zie ik geen fluit. ZE DOET DE BINNEN LUIKEN VAN DE RAMEN OPEN. BIJ HET LAATSTE RAAM GLUURT DE MAN NAAR BINNEN. SUZANNE GILT. KAY IS ALS EERSTE BENEDEN. WAT ZE ALS KLEREN AAN HEEFT IS DUIDELIJK EEN SAMENRAAPSEL GELEEND BIJ SUZANNE EN NORA.
KAY:
Wat is er?
SUZANNE:
Daar. Aan het raam. De man met de bijl.
KAY:
Waar?
SUZANNE:
Daar!
KAY:
Er is niemand.
SUZANNE:
Ga dan kijken.
KAY:
Ik ga niet alleen buiten. Trouwens, ik sta hier nog op mijn sokken. Jouw sokken, nota bene.
SUZANNE:
Die gast stond voor het raam, verdomme. Hij gluurde naar binnen. Ik zweer het.
59 KAY:
Kan allemaal wel zijn, maar waarom doe jij in godsnaam die luiken open?
SUZANNE:
Licht! In het donker kan ik die brief niet vinden. NORA NU OOK BENEDEN.
NORA:
Wat is er aan de hand?
SUZANNE:
Jezus! Ook op tijd. De oorlog is voorbij als jij er net aan begint.
NORA:
Sorry.
SUZANNE:
Klinkt veel beter als een ander dat zegt.
NORA:
Ik zat op het toilet.
KAY:
Ze heeft een man gezien aan het raam.
SUZANNE:
Geen man. Dé man!
NORA:
Dé man.
SUZANNE:
Dé man met de bijl.
NORA:
En waar is hij nu?
KAY:
Dat weten we niet. Suzanne durft niet meer naar buiten gaan.
SUZANNE:
De pot verwijt ...
KAY:
Het is al goed, met je insinuaties. Ik sta nog op mijn sokken.
NORA:
Doe schoenen aan en dan gaan we samen. KAY NAAR DE KAMERS.
NORA:
Ik neem een mes. Neem jij de pook van de haard. NORA NAAR DE KEUKEN.
SUZANNE:
Die pook is even nep als de haard. Ik kan daar enkel zijn ogen mee uitsteken.
NORA:
Jij steekt in zijn ogen, ik in zijn onderbuik. KAY KEERT TERUG MET HAAR HAAR SCHOENEN IN DE HAND.
KAY:
Met die dikke sokken kan ik niet in mijn schoenen.
60 SUZANNE:
Je moet mijn rubber laarzen aan doen.
KAY:
Het is geen zicht.
NORA:
Kay, je staat hier niet op de catwalk.
KAY:
Stel dat we thuis raken. Eén van mijn klanten ziet me. Zo. Dat wordt lachen.
SUZANNE:
Of heel ' kinky'. KAY TERUG AF.
NORA:
Soms twijfel ik echt of die wel bij haar verstand is.
SUZANNE:
Ze zou een schoon koppel vormen met onze man met de bijl. KAY OP. GROEN BOTTEN AAN.
NORA:
Dat is al veel beter. Zo kan je onder de natuurmens komen.
SUZANNE:
Zullen we?
NORA:
Niets vergeten?
KAY:
Ik heb geen wapen.
SUZANNE:
Geen nood. In die outfit jaag je iedereen de stuipen op het lijf.
KAY:
Ik blijf hier.
NORA:
( terzijde tegen Suzanne) Had toch je mond gehouden.
KAY:
Gaan jullie maar. Ik zal hier wel eenzaam achter blijven, maar als jullie later terug keren en jullie vinden je half-zusje verkracht, gemarteld en meer dood dan levend of helemaal dood, heb dan vooral geen spijt. Ga nu in vrede.
NORA:
Je had actrice moeten worden.
SUZANNE:
Heb ik haar al gezegd maar ze heeft last van extreme plankenkoorts.
KAY:
En wat denken jullie dan wat een hoer doet? STILTE.
NORA:
Wij hebben nooit gezegd dat jij ...
61 KAY:
(ONDERBREEKT) Nee. Jullie hebben het alleen de hele tijd gedacht.
SUZANNE:
Natuurlijk niet. STILTE.
NORA:
Toch wel.
KAY:
Ik ben zo begonnen. Eerst straat- en daarna raamhoer. Net zoals onze moeder. Ik had een pooier. Jullie kennen het klassieke beeld. Rood licht. Half naakt klanten lokken. Thuis alle poen afgeven. Te weinig klanten, dan werd ik bond en blauw geslagen. Bekende grapje, ik laat je alle hoeken van de kamer zien. En toen de druppel die mijn bloed deed koken.
SUZANNE:
Het moet zijn, de druppel .... NORA DOET TEKEN DAT ZE HAAR MOND MOET HOUDEN.
KAY:
Ik sloeg mijn pooier het ziekenhuis in. Niet bond en blauw, maar alle kleuren van de regenboog. En als extraatje, gekraakte ballen. Hij overleefde het. De politie toonde begrip en met de hulp van Patsy Sörenssen kon ik uit het milieu raken. Ik vond een job in de horeca. Kon wat sparen en een eigen zaak beginnen. Nee, geen bar of café maar een escorte bureau. Meisjes enkel voor de top: sterren, politici, leiders. Enkel vrouwen met een uitstraling, klasse, maar ook ontwikkelde grijze hersencellen. Alleen wit ondergoed. Des grandes horizontales. En het lukte. En het draait nog steeds.
NORA:
Ik begin te begrijpen waarom je dit maar een krot vind en niet staat te springen om je deel op te eisen.
KAY:
Dat heb je verkeerd. Misschien heb ik het geld niet nodig, wat ik wel nodig heb is de emotionele binding. Dit hier is iets dat mijn moeder met haar lichaam heeft verdiend.
NORA:
Zonder rancuneus te willen zijn of iets in die stijl, ik heb niet de indruk dat je die emotionele binding hard hebt verdedigd. Je speelde hier de hele tijd het kruidje-roer-meniet madammeke en de bekrompen burgertrut. Wat dacht je hiermee te bereiken?
KAY:
Ik heb veel zin om je gezicht bij te werken,
KAY:
Ik heb veel zin om je gezicht bij te werken, 62 maar ...
NORA:
Stoere taal.
KAY:
Dat laat ik liever aan anderen over.
NORA:
Het vuile werk laat je liever aan anderen over.
SUZANNE:
Nora, wat heb je?
KAY:
Inderdaad. DE MAN MET DE BIJL STAAT IN DE DEUROPENING.
MAN:
Misschien is het beter dat jullie er even gaan bij zitten. En geef dat pookje en die aardappelschiller maar aan Kay.
SUZANNE:
Wat krijgen we nu!
NORA:
Jullie kennen elkaar?
KAY:
Hier met die dingen en zitten. NORA EN SUZANNE GEHOORZAMEN.
KAY:
Mag ik jullie voorstellen ... (BEAT) Doe de deur even dicht, Jean. Dank u. Mag ik jullie voorstellen, Jean. Jean zeggen goedendag twee kwezels.
MAN:
Praat normaal, Kay. Ik ben geen idioot.
KAY:
Sorry. STILTE.
MAN:
(TOT SUZANNE) En waarom zeg je niet, "hé afblijven, dat is mijn woord"?
SUZANNE:
Ik, ... heu ...
MAN:
Verbaasd? Ik had het spelletje liever nog even laten duren maar Kay achtte de tijd rijp om ' te voorschijn' te komen.
KAY:
Het duurde me allemaal een beetje te lang en jullie geleuter begon me op de zenuwen te werken. Hij, Jean, had daar natuurlijk geen last van.
NORA:
Maar waarom?
63 KAY:
I want it all!
SUZANNE:
Queen.
KAY:
Ons 'leraresje' weet werkelijk alles.
NORA:
Zo te zien zal je toch moeten delen. Met hem.
KAY:
Twee derde is nog altijd meer dan één derde.
NORA:
Wat heb je daar moeten voor doen om dat gedaan te krijgen? Domme vraag. Ik kan het al raden. Beentjes open. KAY GEEFT HAAR EEN SLAG IN HET GEZICHT.
KAY:
Mond toe. Frigide ouwe taart.
MAN:
Doe dat niet. Het laat tekens achter.
SUZANNE:
Tekens?
KAY:
Jean heeft het over sporen. De sporen. Bij het politie onderzoek.
SUZANNE:
Kay! Ben je gek! Dat kan je niet menen.
NORA:
Ze gaan sowieso verbanden leggen. Ze gaan bij de notarissen uit komen. De puzzel zal snel in elkaar worden gelegd. En het ene ontbrekende stukje zal jij zijn.
KAY:
Ik ben hier veel later aangekomen dan jullie. Het huis was leeg, maar ik vond sporen van jullie aanwezigheid. Verwittigde de politie. Jouw auto, Nora, vinden ze in het meer. Een verkennend ritje in de omgeving liep fataal af. Klapband.
NORA:
Je vergeet dat die auto van mij niet meer start.
KAY:
Dat is Jean zijn werk. Zo weer gefikst.
SUZANNE:
En ik?
KAY:
Dat vind ik nou ongelooflijk. Die inzet. Dat doorzettingsvermogen. Nieuwsgierig naar je eigen dood. We mogen trots zijn op ons lerarenkorps. (BEAT) Jij, scharminkel, vinden ze in de bossen hier in de omgeving. Verdwaald. Met je been in een berenklem. Dood gebloed.
64 SUZANNE:
Wel heel naïef van je om te denken dat de speurders geen verbanden gaan leggen.
KAY:
Ik heb een perfect alibi.
SUZANNE:
Die taxi chauffeur. Hij zal je zich herinneren.
KAY:
Hebben jullie een taxi gezien? Ik evenmin. Jean bracht me tot hier in zijn auto. En dan een beetje toneel gespeeld.
SUZANNE:
En Jean? Is hij te vertrouwen?
MAN:
Ja.
KAY:
Hij speelt hier al enkele jaren de dorpsidioot. Het zal niet moeilijk zijn om dat nog even vol te houden. En dan wacht hem de beloning.
NORA:
Geld.
KAY:
Veel geld.
MAN:
En Kay. STILTE.
NORA:
Dat van de brievenbus neem je dus letterlijk. KAY WIL OPNIEUW UITHALEN, MAAR JEAN HOUDT HAAR TEGEN.
KAY:
Poten thuis, Jean. Ik bepaal wanneer jij met je handen vol eelt krijgt wat je verlangt.
MAN:
Het moet op een ongeluk lijken.
KAY:
En als ze met haar auto het meer in sukkelt, kan ze dan niet met haar hoofd een paar keer tegen het stuur zijn geknald? Nee? Mannen! Mietjes. Grote mond, maar als het op daden aankomt ... ZE GRIJPT NAAR DE POOK EN HAALT UIT NAAR NORA. BLACK-OUT. EEN GIL. VAN WIE?
ACT [3]
SCÈNE [2] VOORAVOND DINSDAG.
65 DE DRIE VROUWEN ZITTEN GEKNEVELD. NORA EN KAY MET DE HANDEN OP DE RUG. HET LICHT GAAT OP ALS KAY ROEPT: KAY:
Godverdomse klootzak!
SUZANNE:
Mooi. Wat een situatie. Kay, waarom heb jij die gast ook maar één moment vertrouwd?
NORA:
Ze dacht dat ze met haar lichaam alles kon bereiken.
KAY:
De smeerlap heeft mijn neus gebroken!
NORA:
Komt er van als je uw pooier ontslaat.
KAY:
Hij is mijn pooier niet. Kutwijf!
NORA:
Je hebt in ieder geval een gevaarlijk spelletje gespeeld. En nu zit je op de blaren.
SUZANNE:
Wij. Wij zitten op de blaren. Wat is hij van plan?
KAY:
Je moet niet naar mij kijken! Ik ken die gast niet.
NORA:
Jij papt aan met een wildvreemde, je belooft hem geld en een beurt. Goed zot. Moet je zo oud voor geworden zijn. Je hebt blijkbaar niet veel geleerd van je ervaringen in het milieu.
KAY:
Waarom heeft Jean geen prop in dat vuil bakkes van je gestopt!
NORA:
Niemand zou ons horen als we gillen.
KAY:
Ik wél!
SUZANNE:
Kunnen we bij de zaak blijven? Jullie geouwehoer maakt alleen de stembanden stuk. Bedenk liever iets voor dit hier! ZE HOUDT HAAR GEBONDEN HANDEN VOOR ZICH UIT.
NORA:
Hoe heb je dat gedaan!?
SUZANNE:
Ik ben nogal lenig.
NORA:
Als je nu je het touw rond je enkels kan losmaken zijn we gered.
SUZANNE:
Als Jean lang genoeg wegblijft. Volgens mij is
SUZANNE:
Als Jean lang genoeg wegblijft. Volgens mij is 66 die wél bij de scouts geweest. HET LOSMAKEN GAAT MOEIZAAM.
NORA:
We kunnen Kay vragen wat voor vaardigheden hij nog allemaal bezit.
KAY:
Ik ken de man nauwelijks, dat zei ik al. Ik heb hem in mijn plan betrokken om jullie te slim af te zijn. Ik ben hier al een paar dagen. Niet in dit gehucht, maar in een hotel in een dorp in de buurt. Ik kwam naar hier en zocht contact met Jean. Een drifter. Hij is in dit dorp een tijd geleden blijven plakken. Klust bij de locals om te overleven. Hij wou wat graag iets extra verdienen.
NORA:
Via moord.
KAY:
Ieder zijn pleziertje.
NORA:
En jij betrekt een wildvreemde in je plannen zonder zijn antecedenten na te gaan? Die blonde pruik paste je beter.
KAY:
Waarom zou ik iets te vrezen hebben van de eerste de beste dorpsidioot?
NORA:
De vraag stellen is ze beantwoorden. (BEAT) Lukt het een beetje?
SUZANNE:
Als die gast nog wat wegblijft ... wel, ja. JEAN KOMT VAN BUITEN DE CHALET IN. HIJ HEEFT EEN GEVULDE PAPIEREN ZAK BIJ.
MAN:
Zo, dames. Alle voorbereiding voor de grote finale is klaar. (BEAT) Ha! Handig Hanriëtje is druk doende. Ik hou van vrouwen met een beetje ondernemingszin. HIJ MAAKT HAAR VOETEN LOS EN TREKT HAAR DAARNA RICHTING KEUKEN.
MAN:
Even geen beeld. Alleen geluid. IN DE KEUKEN. ROEPEN. SCHREEUWEN. SLAAN. HUILEN.
KAY:
(roept) Stop!! JEAN KOMT KIJKEN.
67 KAY:
Neem mij.
MAN:
Waarom zo ongeduldig. Jouw beurt komt nog.
KAY:
Ik tel voor twee. Laat Suzanne gaan.
MAN:
Wat maakt je beter dan de ander?
KAY:
Ervaring.
MAN:
Een oude schuur brandt goed.
KAY:
Mij moet je niet te verkrachten. Maak mijn handen vrij en ik beloof je het paradijs op aarde.
MAN:
Waarom zou ik je vertrouwen?
NORA:
Ze zal hem niet afbijten. We hebben lekker ontbeten. Dank zij jou. KAY LACHT UITBUNDIG. JEAN VERDWIJNT EVEN IN DE KEUKEN. HIJ DUWT SUZANNE VOOR ZICH UIT TERUG DE LIVING IN.
MAN:
Hier is ze terug, jullie vriendin. (BEAT) En jou hoef ik helemaal niet.
KAY:
Ik ben beledigd.
NORA:
Gaat het, Suzanne?
SUZANNE:
Wat blauwe plekken en gescheurde kleren, meer hou ik er niet aan over.
MAN:
Zit! (BEAT) Nee, daar! JEAN DRUKT HAAR HARDHANDIG IN EEN ZETEL DIE VERDER AF STAAT VAN DE TWEE ANDEREN.
SUZANNE:
Ja, zeg. Rustig aan. Je ouders hadden je beter wat 'manieren' bijgebracht.
MAN:
Wat zijn 'manieren'?
SUZANNE:
Een paar regeltjes. Beleefdheid regeltjes. Gedrag regeltjes. Een vrouw sla je enkel met een roos. Dat soort dingen.
MAN:
Heb geen ouders gehad.
NORA:
Hij komt uit de bloemkolen.
68 ZE LACHEN. MAN:
( kwaad) Ophouden! (BEAT) Wat is er zo grappig aan geen ouders hebben?
SUZANNE:
Sorry. (BEAT) Daar ga ik weer. (BEAT) Ook wij zijn zonder ouders opgevoed. Of half om half. Moitié moitié. Of door een vader alleen. Of in een weeshuis. (BEAT) Je had hem dat misschien beter verteld, misschien had hij je dan niet een loer gedraaid zoals nu.
MAN:
Waarom zou ik compassie hebben? Ik ben opgevoed door 2 mensen die ik als mijn ouders beschouwde tot ze me vertelden wat er was gebeurd. Mijn moeder had me aan hen 'geschonken'. Ze kon me niet gebruiken.
SUZANNE:
Maar dan heb je wél ouders gehad! Misschien niet je natuurlijke ouders, maar pleegouders is hetzelfde. Min of meer.
MAN:
Ik was twaalf toen ze me hun verhaal deden. Zij waren al oud. Bijna zeventig. Ik was sterk en ze hebben zich nauwelijks verdedigd. DE DRIE VROUWEN SLAKEN KRETEN VAN VERBIJSTERING ALS HET TOT HEN DOORDRINGT.
MAN:
Zij lag in bed. Hij was met een boek beneden in de zetel in slaap gevallen. Het ging snel. Ze hebben niet geleden.
NORA:
Waarom?
MAN:
De vraag die ik me al jaren stel en maar niet kan beantwoorden. Wat zou er van mij zijn geworden indien ik hen niet had vermoord? Indien ik aanvaard had, begrepen had dat wat mijn natuurlijke moeder, die ik niet heb gekend, deed? Als die twee oudjes niet eerlijk tegen me waren geweest?
KAY:
Het is gewoon stom wat je deed en wat je nu van plan bent is nog stommer.
MAN:
Hoeveel stommer is het dan een paar uur geleden? Eén dode stommer. Twee of drie meer. Maakt niet stommer.
KAY:
Ik wil godverdomme niet eindigen op de bodem van een meer.
MAN:
Daar had je aan moeten denken toen je me vroeg
MAN:
Daar had je aan moeten denken toen je me vroeg 69 mee te werken.
NORA:
Hoe denk je hiermee weg te kunnen? De politie vindt onze lijken en start een onderzoek. Uiteindelijk komen ze bij jou terecht.
MAN:
Natuurlijk, meneer de agent van de politie. Natuurlijk heb ik hen gezien. Maar erg goed verstaan deed ik hen niet. Ze spraken gebrekkig Frans. En ik maar gebrekkig Nederlands. Ik weet dat ze niet samen zijn aangekomen. Of ze elkaar kenden? Nee. Ze waren zussen, maar allemaal uit een andere broek geschud. Hoe ik dat weet? Wel de jongste, ook de mooiste, als ik zo vrij mag zijn om dat er even tussen te werpen, dat was nogal een flapuit. En ik denk dat ze een oogje op me had. Begrijpt u, meneer de agent van de politie? Wat ik in die chalet deed? Niets, meneer de agent van de politie. Ik bedoel, ik lette daar zo'n beetje op. Ik heb een hutje gebouwd aan het meer ... Ja, ik weet het, eigenlijk mag dat niet. Kijk, ik ben niet zo honkvast. Toen ik hier in de streek belandde, was ik echter verkocht. En dan vertelden de mensen hier dat die chalet al jaren leeg stond. Ik hield het zo een beetje in't oog in de hoop dat er ooit iemand zou opduiken die meer wist. Ik wou er wel in wonen. En toen ineens, deze drie koninginnen en dus zocht ik contact. Jammer dat ze zo'n beetje, hoe zeg je dat, ' stadsmadammen' waren want anders hadden ze geweten dat je alle paddestoelen kan opeten, maar sommige maar één keer. STILTE.
SUZANNE:
Hij wil ons vergiftigde paddestoelen laten eten. In de keuken wou hij me verplichten ze klaar te maken. Ons galgenmaal.
KAY:
Hij wou je dus niet ....
SUZANNE:
Verkrachten. Nee. (BEAT) Valt dat tegen, niet. KAY WIL SUZANNE TE LIJF GAAN MAAR VERGEET DAT ZE IS VASTGEMAAKT.
MAN:
De politie zal mijn verhaal slikken als koude pap.
SUZANNE:
Iets slikken als zoete koek. Koude pap dat wordt je beu.
NORA:
Wanneer ga jij nu eens ophouden met de lerares
NORA:
70 Wanneer ga jij nu eens ophouden met de lerares te spelen!
MAN:
Goed. Wie wil er voor chef kok spelen?
SUZANNE:
Bel SOS Piet.
KAY:
Ik!
NORA:
Ze hoort 'piet' en ze veert recht!
SUZANNE:
Kan jij wel koken?
KAY:
Ik kan van alles 'klaarmaken'.
MAN:
Kom. Je voeten blijven vastgebonden. HIJ BEGINT HAAR LOS TE MAKEN.
MAN:
Vrouwen zijn niet te vertrouwen. Hoeren nog minder.
NORA:
Blijf hier, Kay. Dat is Jean Le Fou!
KAY:
Dat hij zot is heb ik ondertussen ook wel door.
NORA:
Hij wordt al jaren gezocht. JEAN GOOIT KAY IN EEN SOFA.
MAN:
Hou je kop, mens. Ik tracht het hier allemaal een beetje dragelijk voor jullie te maken, maar nee, madame wil het op de Jean Le Fou toer gooien. Wel, dat kan. HIJ TREKT EEN WAPEN EN MAAKT HET GELADEN.
KAY:
Niet doen! ZE WIL ZICH OP JEAN GOOIEN MAAR STRUIKELT OVER HAAR NOG GEBONDEN VOETEN. JEAN GAAT NAAR HAAR.
MAN:
Make my day, baby! STERK WIT LICHT PRIEMT PLOTS DOOR DE RAMEN. EEN DOOR EEN MEGAFOON VERSTERKTE STEM: "POLICE! JEAN LE FOU! NOUS SAVONS QUE VOUS ÊTES LÀ! SORTIR. SANS ARMES! HAUT LES MAINS !" ("POLITIE! JEAN LE FOU! WE WETEN DAT
71 ("POLITIE! JEAN LE FOU! WE WETEN DAT JE DAAR BINNEN BENT! KOM NAAR BUITEN. ONGEWAPEND! DE HANDEN OMHOOG!") JEAN GOOIT ZICH TEGEN DE MUUR NET NAAST EEN RAAM. KLOPT EEN RUITJE STUK EN VUURT NAAR BUITEN. MAN:
J'ai des otages. Si vous tirez, je le tue tous les trois d'un coup de fusil. (Ik heb gijzelaars. Als jullie schieten, schiet ik ze alle drie dood.) HIJ RICHT ZIJN PISTOOL OP HET DRIETAL.
MAN:
Zoals op de Kermis. Hoeveel schoten krijg ik, voor ik de pijp uit ga? MUZIEK. BLACK OUT.
ACT [3]
SCÈNE [3] NACHT DINSDAG. GEEN FELLE LICHTEN MEER DOOR DE RAMEN. BLAUWE ZWAAILICHTEN, ZO NU EN DAN. BINNEN IN DE CHALET WEINIG LICHT. JEAN HOUDT HET DRIETAL ONDER SCHOT. ZE ZIJN NIET LANGER GEBOEID.
MAN:
Hoe zijn ze mij op het spoor gekomen?
KAY:
Moet je hen vragen.
NORA:
Niks werkt hier. Geen radio. Tv. Telefoon. Heb jij voor gezorgd. Dus zoek het zelf maar uit.
MAN:
In het dorp hebben ze mij aanvaard. Beetje een weirdo die niemand kwaad doet.
NORA:
Hoe heb je ze dat laatste kunnen wijsmaken?
MAN:
Het is niet mijn schuld dat ik wel eens naast het platgetreden pad loop. Had mijn moeder me niet weggeschonken, was mijn levenswandel helemaal anders geweest.
SUZANNE:
Het blijft me verwonderen dat de vader figuur steeds opvallend afwezig blijft als het om
steeds opvallend afwezig blijft als het om
72
verantwoordelijkheden gaat. Misschien heb je dat 'naast het platgetreden pad lopen' wel van hem. Alle mannen gaan op hun vader lijken, toch? Niets erg mee, je hebt alleen erg veel humor nodig om er aan te wennen. MAN:
Ik denk dat mijn vader nooit heeft geweten dat hij een kind verwekte.
NORA:
Waarom denk je dat?
MAN:
Mijn moeder was een hoer. STILTE.
KAY:
Wie ... heeft ... je dat verteld? Je ouders? Ik bedoel ... die mensen die je hebt vermoord.
MAN:
Mijn natuurlijke moeder had hen een brief gegeven die ik zou moeten lezen van zodra ze dachten dat ik het kon verwerken.
NORA:
Fout gegokt.
SUZANNE:
Heb je die brief nog?
MAN:
Waarom?
SUZANNE:
Wie weet staat er iets in dat je op het spoor brengt van je moeder.
MAN:
Alsof ik dat zou willen.
SUZANNE:
Heb je de brief nog?
MAN:
Nee. (BEAT) Wat zijn ze godverdomme van plan?
KAY:
Vraag het hen.
MAN:
Doen we. JEAN TREKT HAAR RECHT, NAAR ZICH TOE IN HOUDGREEP, EN DRUKT HET PISTOOL TEGEN HAAR SLAAP.
MAN:
Doe die voordeur open. KAY GEHOORZAAMT.
MAN:
En jullie, koest houden of zij (Kay) gaat er aan. VAN ZODRA ZE IN DE DEUROPENING STAAN, WORDEN SCHIJNWERPERS OP HEN GERICHT.
73 MAN:
Ne tirez pas. J'ai trois otages, je voudrais les échanger pour mon sauf-conduit. En plus, une voiture de fuite. La voiture qui est garer devant le chalet. Les bougies doivent être replacer, c'est tous. Je les ai. Pas des chaînes. Je veux un téléphone avec carte prépayée. Et 50.000 euro. Je t'appele une heure après mon départ. Ensuite vous pouvez retrouver les femmes dans la voiture. (Niet schieten. Ik heb drie gijzelaars, ik wil hen ruilen voor mijn vrijgeleide. Een vlucht auto. De auto die hier staat. Geen andere. De bougies moeten er terug worden ingezet. Die heb ik. Geen zenders. Ik wil een gsm met prepaid kaart. En 50.000 euro. Ik bel jullie een uur na mijn vertrek hier. Dan kunnen jullie de vrouwen bevrijden in de achter gelaten auto.) JEAN TREKT ZICH TERUG EN SLUIT DE DEUR. LICHTEN DOVEN. HIJ DUWT KAY IN EEN ZETEL.
NORA:
Kunnen jullie de vrouwen terugvinden in de auto ... met een kogel door hun kop. Dat heb je verzwegen. Grapjas.
SUZANNE:
De chalet hebben ze omsingeld. Je kan geen kanten op.
KAY:
Ik wil niet sterven.
MAN:
Kut! Kop dicht. Ik probeer mijn hachje te redden maar net zo goed dat van jullie. Werk een beetje mee in plaats van te huilebalken. Verdomde hoer.
NORA:
Zij is geen hoer. Ze heeft een escorte bureau. Dat is iets helemaal anders.
MAN:
Maak dat de ganzen wijs.
NORA:
Haar moeder was een hoer.
KAY:
Nora ...
NORA:
Haar moeder was een hoer.
SUZANNE:
Zeg ...
NORA:
En die van mij was ... ook een hoer.
74 MAN:
Alle vrouwen zijn hoeren.
NORA:
Ja, dat liedje kennen we ondertussen. We zijn allemaal één grote familie.
SUZANNE:
Hou op, Nora. Zie je niet dat je hem kwaad maakt. Als de druppel overloopt schiet hij ons overhoop.
NORA:
Toch niet zijn familie?! STILTE.
MAN:
Waar heb je het over?
NORA:
Familie. La famille. (BEAT) Wij drie zijn zussen, met een andere vader, maar dezelfde hoer. Die boert goed en komt hier een chalet kopen. Maar het bloed kruipt waar het niet kan gaan liggen, nee Suzanne, niet nu, en onze hoer doet ook hier aan een kleine bijverdienste met rampzalige gevolgen. Ze dropt de nageboorte in de streek van herkomst. In a nutshell de geschiedenis van jouw geboorte, Jean. (BEAT) Jouw moeder is ook die van ons.
SUZANNE:
Als dit geen uitvergrote versie is van het Stockholm Syndroom. BERISPENDE BLIK VAN NORA.
MAN:
Jullie hebben allemaal een andere vader maar dezelfde moeder?
KAY:
Dat zei ze toch.
MAN:
Daarom moet ik haar nog niet geloven.
KAY:
Je geloofde mij toch?
MAN:
Omdat het me goed uitkwam. (BEAT) Jullie maken me wat wijs.
NORA:
We hebben de bewijzen. Suzanne, Kay. Jullie brieven van de notaris. Hier is de mijne. JEAN KIJKT DE DOCUMENTEN IN.
MAN:
Dit zou wel een erg groot toeval zijn. Dit gelooft geen kat.
NORA:
Die moet dat ook niet geloven. Alleen jij.
MAN:
Het kan niet.
75 SUZANNE:
Het kan wel! Zeker zijn we natuurlijk niet. Maar een beetje logisch denken en je weet, het kan. Toeval of niet.
MAN:
Hou oud zijn jullie?
KAY:
Je vraagt een vrouw niet naar haar leeftijd!
NORA:
Je bent jonger dan wij, dat is duidelijk.
KAY:
Vind je dat?
NORA:
Volgens deze papieren kocht onze moeder deze chalet in ....(*) Wanneer werd jij geboren?
MAN:
In ....(*) (+ 1 jaar).
NORA:
Voila. Klopt als een bus.
KAY:
Zitten we wel opgescheept met een broer die een moordenaar is en al jaren wordt gezocht. Leuke familie reünie.
NORA:
Nee, we zitten niet opgescheept met een moordenaar, maar met een half broer. Een lotgenoot. Iemand die net als wij werd verstoten. Niet alleen door zijn moeder, maar ook nog eens door de maatschappij. Een man die in een vlaag van waanzin door het besef van wat er precies in zijn jonge onbekende leven was voorgevallen, een misdaad pleegde die zijn hele verdere levensloop zou bepalen. Zou sturen. Jammer genoeg niet altijd in de juiste richting. Anders dan wij, zijn halfzussen, van wie hij tot op heden geen weet had dat ze bestonden. Was dat wel zo geweest, hoe had zijn leven zich dan ontrold? Anders, dat staat vast. Deels zijn wij dus mede schuldig aan wat hem, Jean, onze halfbroer, is overkomen.
KAY:
Niet overdrijven. SUZANNE SPEELT HET SPEL MEE.
SUZANNE:
Nora, heeft gelijk. Die ene rampzalige daad sleurde Jean uit een situatie die aan die van ons verwant is. Dus het had goed met hem kunnen aflopen indien het lot anders had bepaald. Met ons is het toch goed gekomen?
KAY:
Niet overdrijven.
SUZANNE:
Toch kunnen we proberen om Jean op het rechte spoor te krijgen. Wij kunnen getuigen dat hij ons geen kwaad heeft gedaan, dat hij hier
ons geen kwaad heeft gedaan, dat hij hier
76
zonder iets van onze band af te weten het huis bewaakte, we kunnen ook stellen dat, nu hij weet dat hij familie heeft, hij de wil kenbaar heeft gemaakt om zijn leven te beteren. Dat zou misschien op straf vermindering kunnen uitdraaien .... NORA:
(ONDERBREEKT) Heb jij wel een idee wat Jean Le Fou allemaal heeft uitgehaald? Doodstraf. Zonder twijfel. Sans pardon.
KAY:
Niet overdrijven. De doodstraf is hier al lang afgeschaft.
MAN:
Na de jeugdgevangenis ging het van kwaad naar erger. Drugs. Dealen en gebruik. Alleen, ik gebruikte goedkoper spul, vooral kalmeringsmiddelen en rohypnol. Enkele pillen en je kent geen angsten meer. Alles kan je aan. Op een keer raakte ik gewond bij een overval en vluchtte de bossen in. Ik overleefde het door mezelf te verzorgen. Op het moment dat ik doorheen mijn pillen zat, begon ik terug met overvallen. Dat was mijn manier van geld verdienen. Ik heb meerdere slachtoffers gemaakt. Maar ik wilde geld en feesten. Ik wilde alles kunnen betalen. Geld helpt ook om vrouwen te versieren. Dus maakte ik nog meer slachtoffers. Eén keer werd ik gevat en veroordeeld. Levenslang. Maar wist te ontsnappen. Ik trok me opnieuw terug in de bossen. Vanaf toen werd dat mijn uitval basis. Ik bouwde me een schuilplaats. Als ik de stad in trok was ik keurig uitgedost. Viel niet op. Na de overval keerde ik terug naar mijn schuilplaats. Na zes maanden, verhuisde ik. Ze zijn me nooit op het spoor gekomen tot nu.
NORA:
Toch onderweg waarschijnlijk een foutje gemaakt.
MAN:
Nee. Zij heeft me verraden.
KAY:
Ik?
MAN:
In het hotel waar je verbleef voor je hiernaartoe kwam, heb je een boodschap achtergelaten.
KAY:
Je hebt te veel slechte films gezien.
SUZANNE:
Jean zou wel eens gelijk kunnen hebben. Jij spant met hem samen om je twee halfzussen te vermoorden. Maar je wil alles, zoals je zelf zei. Dus zorg je er voor dat deze misdadiger
zei. Dus zorg je er voor dat deze misdadiger 77 er voor zal opdraaien. En jij kan met de buit aan de haal. NORA:
Eigenlijk zouden we jou aan de politie moeten uitleveren.
KAY:
Ik heb niets misdaan.
SUZANNE:
Willen maar niet kunnen. Komt op hetzelfde neer.
KAY:
Waar wil je naar toe? We zijn wel familie, ja. Of ben je dat vergeten?
SUZANNE:
Weinig van gemerkt. Van dat familie gevoel. (OFF) Luister, Kaytje Tippel, ofwel vertel je ons de volledige waarheid, ofwel doe je dat tegen de politie die hier - geen idee hoe lang ze er nog gaan over doen - zeker gaan binnen vallen. En dan vallen er doden. Heb jij het geluk dat je het overleefd, dan ga je het moeten uitleggen.
KAY:
Doden spreken niet.
SUZANNE:
Notarissen wel.
KAY:
Jullie hebben geen bewijs. (BEAT) Jean, ik zweer je dat ik het spel eerlijk wilde spelen. Met jou, wel te verstaan.
NORA:
In elke mand zit een rotte appel. STILTE. EEN DOOR EEN MEGAFOON VERSTERKTE STEM: VOTRE TEMPS EST EXPIRÉ. SORTIR OU NOUS ARRIVONS À L'INTÉRIEUR! (UW TIJD IS VERSTREKEN. KOM NAAR BUITEN OF WE KOMEN NAAR BINNEN!) VOLLEDIGE DUISTERNIS.
MAN:
Ik zal met hen praten.
KAY:
Zou je dat willen doen? Je bent een schat. WIT LICHT VALT VIA DE RAMEN NAAR BINNEN.
NORA:
Wat ga je zeggen?
MAN:
Dat ik al mijn eisen zal laten vallen in ruil voor strafvermindering. Jullie missen natuurlijk een bloedstollende achtervolging,
natuurlijk een bloedstollende achtervolging, 78 maar ik neem aan dat dat niet op jullie Bucket List staat. KAY:
Klinkt anders wel spannend.
NORA:
Het wordt nog spannender als wij gaan vertellen wat jij met ons van plan was.
KAY:
Jullie hebben geen bewijs. Niks. Woord tegen woord.
NORA:
We hebben paddestoelen.
SUZANNE:
Een gesaboteerde auto.
NORA:
Een verleidde notaris.
SUZANNE:
En een berenklem die hier ergens verborgen ligt en daar eigenlijk niet thuishoort. (BEAT) Hier zijn geen beren. GELUIDEN VAN RENNENDE MANNEN BUITEN, VOETSTAPPEN EN KRAKENDE VLOEREN BOVEN.
MAN:
Ik heb nog een voorwaarde: ik geef me over en jullie laten Kay met rust. Tracht overeen te komen, als zussen.
SUZANNE:
Halfzussen.
MAN:
Maak er dan hele van. HIJ STAPT TERUG MET SCHOUDERS STAPT HIJ
EVEN DE KEUKEN IN KEERT DE BIJL. DE BIJL OP DE EN HET WAPEN IN DE HAND NAAR DE VOORDEUR.
NORA:
Stop! Wat ben je van plan?
MAN:
Dat zei ik al.
NORA:
Als je zo naar buiten gaat denken die flikken vast iets anders.
MAN:
Een broer moet zijn zussen beschermen. JEAN GOOIT DE DEUR OPEN EN STAPT NAAR BUITEN.
SUZANNE:
Niet doen!
NORA:
Het was allemaal gelogen! Je bent niet onze ....
79 SCHIJNWERPERS MAKEN NU EEN STERK VERBLINDEND LICHT. DE POLITIE OPENT HET VUUR. BLACK OUT. IN HET DONKER: SUZANNE:
Sorry.
(*) data in te vullen aangepast aan het speel moment en de leeftijd van de actrices/acteur.
DOEK