GELUIDSONDERZOEK JULIANAKERK DORDRECHT T.B.V. ORGELVOLUME ONDER DE ACHTERGALERIJ
Ing. C.W. Doornhein © / mei 2015
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 2. GELUIDSONDERZOEK 3. METINGEN 4. ANALYSE GELUIDSVOLUME ONDER ACHTERGALERIJ 5. ADVIEZEN
INLEIDING De Julianakerk is een stijlkerk uit de jaren 20 van de vorige eeuw en werd gebouwd met het uitgangspunt van zoveel mogelijk zitplaatsen met zicht op de kansel, waarvoor ook zijgalerijen en een achtergalerij geplaatst werden. Een hoog kruisvormig dak, aan de interieurzijde van hout, was daartoe noodzakelijk. Bij de laatste renovatie werd een orgel geplaatst met een nieuwe kasopstelling (de zogenaamde Hamburgse opstelling) en onder meer uitbreiding van de achtergalerij. Toen ik er op geattendeerd werd dat het geluidsvolume van het orgel onder de vernieuwde achtergalerij nogal verminderd was, heb ik aangeboden een geluidsonderzoek uit te voeren. GELUIDSONDERZOEK Bij een geluidsonderzoek worden geluidsniveau’s gemeten. Daartoe wordt vanuit de bekende problematiek een meetprotocol opgezet, zodat de metingen zo gericht mogelijk uitgevoerd kunnen worden, want de metingen zijn de basis voor een analyse. Vooraf is niet bekend of de analyse direct een oplossing biedt voor de betreffende problematiek, maar zonodig kan met vervolgmetingen en analyse meer richting worden gegeven. In de Julianakerk zijn twee uitgebreide meetsessies geweest in de lege kerk. Het lag oorspronkelijk in de bedoeling nog een derde meetsessie in een volle kerk uit te voeren, echter, - de verwachting is dat het verschil tussen een volle kerk en een lege kerk niet al te groot is. - de meetsessies, reeds vanaf het begin, voldoende duidelijkheid gaven in de problematiek. METINGEN Tijdens de metingen viel al spoedig het zeer geringe dragende vermogen van de manuaalregisters op. Dit gaat over grondtonigheid die gerealiseerd kan worden door het pijpwerk onder andere voldoende diameter te geven, hetgeen gebruikelijk is bij orgels voor gemeentezang. Het was de bedoeling om vergelijkingen te maken tussen meer en minder grondtonige registers, maar dit was niet mogelijk omdat alle manuaalregisters grondtonigheid missen; zelfs de laagste pijp van het hoofdmanuaal, de bourdon 16 voet miste dit. Overigens bleek dat voor de onderhavige situatie bewust is gekozen bij de bouw. De zeer zwakke grondtonigheid van de manualen wordt ook onderkend door vakorganisten die het orgel kennen.
ANALYSE GELUIDSVOLUME ONDER DE ACHTERGALERIJ Voor het geringe geluidsvolume van het orgel onder de achtergalerij kunnen momenteel drie oorzaken worden aangegeven, namelijk 1. de hoge opstelling van het Hoofdwerk ten opzichte van de achtergalerij die door de uitbreiding aan de voorzijde extra laag werd en moest worden gedragen door een extra dwarsbalk die door zijn hoogte het geluid ook nog iets tegenhoudt. 2. de geringe grondtonigheid van de manualen. 3. de voor het orgel moeilijke akoestiek van de kerk. TOELICHTING ANALYSE 1. Opstelling Hoofdwerk en achtergalerij Vanuit de kerkbanken moet het orgel(front) zichtbaar zijn. Dit laatste is wel het geval met het Rugwerk (Positief) maar niet met het Hoofdwerk. Als het front goed zichtbaar is, kan ook het geluid de banken goed bereiken (indien aan andere voorwaarden wordt voldaan). Uiteraard bevindt de voorzijde van de achtergalerij zich al relatief ver van het orgel. Uit de metingen bleek ook dat de weerkaatsing van de achtermuur per bank verschillen veroorzaakt.
2. Dragend vermogen van het orgel, grondtonigheid Het is een bekend gegeven dat naarmate tonen hoger worden ze steeds meer gedempt worden door obstakels . Door een obstakel worden de hogere frequenties extra gedempt. Uit de metingen bleek duidelijk dat de klank van het laag aangebrachte Rugwerk relatief beter onder de achtergalerij te horen is dan de klank van het Hoofdwerk. Ook bleek duidelijk dat de demping per meter onder de achtergalerij zelfs veel hoger is dan boven het middenblok. 3. Akoestiek van de kerk Soortgelijk gebouwde kerken kunnen ook weinig akoestiek hebben door o.a. grote dempingen (naast de Julianakerk ook de Christelijke Gereformeerde Kerk aan de Singel). Als oorzaak kan gedacht worden aan de grote zitplaatsdichtheid (dempende kleding) en het grote oppervlak van de houten dakconstructie (absorptie). Overigens is de klankkleur in de verschillende delen van het interieur in een lege kerk verschillend, in een volle kerk zijn de verschillen kleiner. Opmerking: De kerkenraadsbanken bevinden zich a.h.w. in de luwte van het orgel, waardoor de hoge tonen er wat minder doorkomen. Overigens is er zelfs een verschil tussen de plaatsen deurzijde en gemeentezijde. ADVIEZEN Een eenvoudige oplossing voor de achtergalerij is niet direct voorhanden, doordat het kerkinterieur en het orgel ‘harde’ gegevens zijn. Wel kan gedacht worden aan: Advies 1: De begeleidings-specialist bij uitstek, Klaas Bolt (Oude Bavo Haarlem) zei altijd: ‘Bij wat dun klinkende orgels speel dan het koraal een octaaf lager’. Hierbij wordt uitgegaan van o.a. wisseling van de grondstemmen 8 voet naar 4 voet, etc. Echter de Hoofdwerk octaaf 4 voet bleek bij een octaaf lager en bij enkele metingen net zo dun als de Hoofdwerk prestant 8 voet. Opmerking: De uitkomende begeleidingspartij octaveren in de tenor, bas en bariton geeft slechts gedeeltelijk verbetering omdat deze frequenties (toonhoogten) liggen in het gebied van het Pedaal dat wel grondtonigheid kent.
Advies 2: Om het beperkt te houden, enkele stemmen van het Rugwerk grondtoniger en steviger maken, bijvoorbeeld de Dulciaan. Dit is echter geen sinecure want je kunt niet zomaar iets wijzigen aan een orgel omdat alles één geheel vormt. Advies 3: Dit betreft enkele bestaande ideeën die ik gaandeweg vernam en die ik afzonderlijk zal weergeven en voorzien van mijn conclusies: A. Een Borstwerk. Dit is per definitie arm aan grondtonigheid en voegt dus niets toe. Het kan uitsluitend nog wat meer variatie geven in klankkleuren. B. De Hoofdwerkkas naar achteren uitbouwen. Als er echter weer alleen kleine pijpjes inkomen dan verbetert er niets. Als uitbouwen nodig is voor grondtonigheid waarom heeft het orgel dit dan al niet in de manualen? C. De bourdon 16 voet van het Hoofdwerk vervangen door een quint; nog minder grond! D. De cymbel van het Hoofdwerk vervangen door een sesquialter. De cymbel is bij het huidige klankbeeld (intonatie) inderdaad overbodig, maar een tweede sesquialter ook, want die is al aanwezig in het Rugwerk. (Misschien nagaan of hier een grondstem mogelijk is? Voldoende ruimte op de windlade?) Opmerkingen: a. Bij het Borstwerk en de uitbouw van het Hoofdwerk wordt gedacht aan een derde klavier dat dus hoge kosten met zich meebrengt. b. Helaas is bij de bouw van het orgel geen rekening gehouden met een geringe uitbreiding van de registers door een extra sleep in de windladen aan te brengen. Er is inmiddels meer van praktische aard bekend. Als de kerkenraad en de orgelcommissie het op prijs stellen dan kan een vervolg plaatsvinden in advisering, eventueel verder onderzoek en gesprekken. Ing. Kees Doornhein © / mei 2015 Met dank aan koster de heer Gert Vis die tijdens het onderzoek niets teveel was! Layout: Herman A. van Duinen.