5
Geluid
Achtergrondinformatie Geluidsgolven
Geluid ontstaat wanneer iets in trilling wordt gebracht. Als je aan de snaar van een gitaar trekt, gaat hij trillen en dit brengt de lucht eromheen ook in trilling. Deze trillingen verspreiden zich in de vorm van geluidsgolven door de ruimte. Het transport van trillingen door middel van geluidsgolven is vergelijkbaar met het effect dat je krijgt wanneer je een steen in het water gooit: zich steeds verder uitbreidende kringen. Een snaar heeft een klein oppervlak. Veel lucht wordt er niet in trilling gebracht. Maar de snaar brengt ook de klankkast in trilling. Deze heeft een veel groter oppervlak en brengt veel meer lucht in trilling. De klankkast versterkt de trilling van de snaar. Stembanden
Mensen maken voor een deel geluid met behulp van de stembanden in hun strottenhoofd. Deze twee vliezen vormen samen de stemspleet. Lucht die vanuit de longen door de stemspleet gaat, kan de stembanden in trilling brengen. Of dat gebeurt, regelen we zelf. Onze borstkas fungeert daarbij als klankkast. De klinkers worden door de stembanden gevormd. Dit is goed te voelen wanneer je je vingers tegen je strottenhoofd legt en geluid maakt. Medeklinkers als de p en b maken we met onze lippen. Bij klanken als de t en k speelt de tong een belangrijke rol. Probeer maar eens te praten met de tong tegen het gehemelte gedrukt.
een oudere hoofdschuddend bekennen dat hij ze niet hoort. Een oud grapje verhaalt van opa Bram die zegt: ‘Vroeger kraaiden de hanen, maar nu gapen ze alleen nog maar!’ Uiteindelijk komen de trillingen in het slakkenhuis terecht. Duizenden zenuwuiteinden in de vorm van haartjes vangen de trillingen op en zetten ze om in elektrische signalen die via zenuwen worden doorgegeven aan de hersenen. Daar pas worden we geluiden gewaar. Geluidssnelheid
Geluidsgolven planten zich door lucht voort met een snelheid van 340 meter per seconde. Dat is heel wat langzamer dan de snelheid van het licht; die is 300.000 kilometer per seconde. De snelheid van het geluid hangt af van de luchttemperatuur en de luchtvochtigheid. In droge vrieslucht is de geluidssnelheid ongeveer 331 meter per seconde. In andere mediums dan lucht is de snelheid meestal hoger. In water plant geluid zich voort met een snelheid van 1500 meter per seconde, in hout met 3300 meter per seconde, in glas met 4000 meter per seconde en in metalen met meer dan 5800 meter per seconde. De snelheid van het geluid wordt gemeten in Mach. De snelheid van het geluid in lucht onder normale omstandigheden wordt aangeduid met Mach 1. Tweemaal die snelheid is Mach 2, en zo verder. Deze eenheden gebruikt men ook om aan te duiden hoe snel een vliegtuig gaat ten opzichte van het geluid. Sneller dan Mach 1 betekent dat een vliegtuig door de geluidsbarrière gaat. Zo’n vliegtuig hoor je niet aankomen, omdat het sneller gaat dan het geluid.
Trommelvlies
223907_HL_6.indb
43
Dieren en hun oren
© © Noordhoff Noordhoff Uitgevers Uitgevers bv bv
Geluiden vangen we op met ons gehoor. Via de oorschelp, die we soms vergroten door onze hand erachter te houden, bereiken luchttrillingen het trommelvlies. Dit vlies heeft een bepaalde stijfheid. Daardoor kan het geen trillingen doorgeven met een frequentie die lager is dan 20 herz of groter dan 20.000 herz. Dit zijn trillingen van meer dan 20.000 keer per seconde. Bij oudere mensen wordt het trommelvlies stijver en daardoor wordt ook het bereik minder. Waar jongeren nog overal krekels horen sjirpen, moet
Geluid is voor mensen een uiterst belangrijk communicatiemiddel. Ook veel dieren communiceren door middel van geluiden. Gelukkig maar, want zonder vogelzang zou het erg saai zijn in een bos. Geluid kan een waarschuwing zijn of een manier om een partner te vinden. Een dier kan er ook een territorium mee afbakenen, zoals een specht doet door tegen een boomstam te hameren en een merel door vanaf een hoge zitplaats te fluiten. In dicht regenwoud zijn geluiden bij uitstek
43
08-04-2009
07:08:55
geschikt om met elkaar te communiceren. ZuidAmerikaanse brulapen doen dat bijvoorbeeld. Hun gebrul draagt kilometers ver. Dieren hebben vaak grote, beweegbare oren om zelfs het geringste geluid te kunnen opvangen. Geluid kan namelijk een vijand, een prooi of een partner betekenen. In een koud klimaat zit er echter een nadeel aan het hebben van grote oren: ze zorgen voor te veel afkoeling. Daarom hebben dieren in poolgebieden meestal kleine oorschelpen. In warme klimaten hebben grote oren ook nog een warmteregulerende functie: ze koelen het lichaam af. Het mooiste voorbeeld is de olifant. Dieren horen anders dan mensen. Van vleermuizen en vogels is bekend dat ze geluiden horen boven de 20.000 Hz. Een hondenfluitje produceert een voor ons onhoorbare toon, maar honden horen het wel. Vleermuizen, dolfijnen en walvissen gebruiken echolocatie. Terwijl ze zich voortbewegen, maken ze voortdurend pieptonen. Deze geluiden liggen boven onze gehoorgrens. De dieren vangen vervolgens de echo op van die geluiden en weten daardoor waar zich een prooi bevindt en exact waar er obstakels zijn. Echolocatie is enigszins te vergelijken met de werking van radar. Geluid door alles heen
Geluidstrillingen worden meestal overgebracht door lucht. Maar geluid kan ook door een medium als water heen. Walvissen communiceren onder water met elkaar over afstanden van soms honderden kilometers. Dit gebeurt bij zeer lage frequenties, voornamelijk tussen 15 en 20 Hz. Dit kunnen mensen niet meer waarnemen. Geluid kan ook door vaste stoffen gaan, zoals staal en glas. Daarom kan iemand terwijl hij binnenzit, toch geluiden van buiten horen. Je ervaart het ook wanneer er een vrachtwagen voorbij dendert die de kopjes op tafel doet rammelen. Deze trillingen gaan via de bodem. Ook via je botten bereiken trillingen je gehoor. Tik maar eens met je vinger op je hoofd. Geluid heeft een snelheid van 330 meter per seconde. Het heeft dus drie seconden nodig om een kilometer door de lucht af te leggen. Daarom zie je bliksem eerder dan dat je de donderslag hoort.
het bos ziet, ontstaan mede doordat er veel kleine deeltjes in de lucht zweven. Deze verstrooien het licht. In het voorjaar zit er altijd veel stuifmeel in de lucht. Hooikoortspatiënten kunnen daarover meepraten. Maar ook minieme deeltjes als bacteriën, haartjes, roetdeeltjes van uitlaatgassen, sporen van paddenstoelen, huidschilfers, geurstoffen en waterdruppeltjes zijn in de lucht aanwezig. Luchtdruk
De dikke laag lucht rond de aarde drukt op ons met een verpletterend gewicht, zonder dat we daar meestal erg in hebben. We zijn eraan gewend. De druk is ongeveer 1 kilogram per vierkante centimeter. Op een mensenlichaam drukken dus duizenden kilogrammen! Op een hoogte van 32 kilometer is de hoeveelheid lucht nog maar 1 procent van de hoeveelheid op zeeniveau. Haal je de lucht weg, zoals bij een pak koffie, dan creëer je een vacuüm, een luchtledige ruimte. De luchtdruk drukt van alle kanten op het pak. Daardoor voelt het pak koffie keihard aan. Er is geen tegendruk meer van binnenuit. Die ontstaat pas op het moment dat je een gaatje in het pak prikt. Bij een rubberen buitenband is de luchtdruk in de band hoger dan daarbuiten. Dat komt doordat de band zelf ook tegendruk geeft doordat hij wordt uitgerekt. De band wil terug naar zijn oorspronkelijke vorm. Hier kun je de vergelijking maken: luchtdruk buiten + druk band = luchtdruk binnenband. Daaruit volgt dat de binnendruk groter is dan de buitendruk.
Lucht
44
Lucht is een mengsel van gassen. Voor het grootste deel bestaat het uit stikstof (78%). Een vijfde deel van de lucht bestaat uit zuurstof (21%). Daarna komt argon (bijna 1%). Een uiterst belangrijk gas voor ons klimaat is koolstofdioxide, ofwel kooldioxide of CO2. Dit broeikasgas is maar 0,03 procent van lucht. Mensen en dieren ademen CO2 uit als afvalproduct en planten hebben het nodig om suikers te maken. Als je suiker verhit in een pannetje, wordt het karamel; verhit je het te lang, dan houd je koolstof over. Dit laat mooi zien dat koolstof-dioxide in suiker zit verwerkt. De zonnestraaltjes die je soms als een lichtharp in
223907_HL_6.indb
44
08-04-2009
07:08:55
1 Trillende lucht Informatieblok Leskern De kinderen leren dat geluid ontstaat wanneer lucht in trilling wordt gebracht, en dat wij geluid maken met behulp van onze stembanden, mond en longen. Ze leren ook hoe ons gehoororgaan werkt.
Lesdoelen De
kinderen kunnen verwoorden dat geluid ontstaat doordat lucht in trilling wordt gebracht. Ze kunnen uitleggen op welke manier wij geluiden produceren. Ze kunnen de volgorde aangeven waarin geluid vanaf de oorschelp de gehoorzenuw bereikt. Ze kunnen de belangrijkste onderdelen van het gehoororgaan op een doorsnede aanwijzen en benoemen.
Activiteiten 1 introductie 5 minuten 2 lezen en bespreken 15 minuten 3 opdrachten maken en bespreken 25 minuten
kinderen zelf proberen het verschijnsel te verklaren. Laat ze het ook zelf proberen. Vertel de kinderen dat we het piepgeluid horen doordat het glas gaat trillen. Daar gaat de les vandaag over. Aanvullend kunt u over de mond van een fles blazen. Alternatief: als u gitaar speelt of viool, kunt u daarmee de les introduceren.
2 Lezen en bespreken De kinderen lezen zelfstandig de teksten op bladzijde 68 tot en met 70 en bekijken de afbeeldingen. Controleer eventueel na afloop of de kinderen de teksten begrepen hebben. Begrijpen ze de doorsnede van het oor op bladzijde 70? Bespreek deze nog eens, zodat u zeker weet dat de kinderen de afbeelding en daarmee de werking van het oor begrijpen.
3 Opdrachten maken en bespreken De kinderen kunnen de opdrachten op bladzijde 34 en 35 van het werkboek zelfstandig maken. Ze kunnen de antwoorden zelf nakijken in het antwoordenboek. Bespreek de antwoorden eventueel samen. Opdracht 3: zijn alle klankkasten juist aangekruist? Opdracht 5: hebben ze de longen op de tekening gevonden? En waar hebben ze de lijn van de klankkast naartoe getrokken? Opdracht 9: hoeveel voorwerpen die geluid maken hebben de kinderen samen gevonden?
Materiaal 1 leerlingenboek bladzijde 68-70 2 werkboek bladzijde 34-35 3 kopieerblad Lastige woorden 5, blad 1 4 een wijnglas en een fles of een viool of gitaar (zie Introductie)
Aandachtspunten
1 Hoe het oor hoort Kijk met de kinderen naar het filmpje Oren om te horen (2:00 minuten) op de Schooltv-beeldbank. Daarin zien de kinderen hoe het gehoor werkt.
Neem
Sleutelbegrippen trilling, klankkast, stembanden, strottenhoofd, longen, borstkas, oorschelp, trommelvlies, hamer, aambeeld, stijgbeugel, slakkenhuis, zenuwen, signalen, hersenen
2 Instrumentjes in de klas Haal schoolinstrumentjes in de klas, zoals die genoemd in opdracht 3 van het werkboek (woodblock, klokkenspel, handtrom, buisrasp, buistrom, sambabal). Laat de kinderen geluid met ieder instrument maken (hoe werkt dat bij ieder instrument?) en de klankkast aanwijzen. Het is ook leuk om er instrumentjes bij te zetten met minder in het oog lopende klankkasten, zoals een bellenraam (iedere bel is een klankkastje), een triangel (het ijzer versterkt het geluid en laat het doorklinken) en castagnetten (de houten kleppers zijn kleine klankkastjes).
© © Noordhoff Noordhoff Uitgevers Uitgevers bv bv
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. Geef van tevoren aan of de kinderen opdracht 9 zelfstandig mogen uitvoeren of dat u deze op een ander tijdstip gezamenlijk doet.
Extra activiteiten
Lesbeschrijving 1 Introductie Pak een leeg wijnglas en wrijf zachtjes met een natte vinger over de rand ervan. Wat horen de kinderen? Hoe komt het dat een glas geluid kan maken? Laat de
223907_HL_6.indb
45
45
08-04-2009
07:08:56
2 Dieren en hun oren Informatieblok Leskern Dieren hebben vaak grote, beweegbare oren om elk geluid te kunnen opvangen. Geluid kan namelijk een vijand of een prooi betekenen. De grootte van de oren hangt ook af van het klimaat. Walvissen en vleermuizen maken gebruik van echolocatie.
Lesdoelen De kinderen kunnen uitleggen waarom veel dieren grote beweegbare oren hebben. Ze kunnen met een voorbeeld uitleggen waarom sommige dieren grote en andere kleine oren hebben in relatie met het klimaat. Ze kunnen vertellen dat sommige dieren geluiden maken die wij niet kunnen horen. Ze kunnen uitleggen hoe echolocatie werkt.
Activiteiten 1 introductie 5 minuten 2 lezen en bespreken 15 minuten 3 opdrachten maken en bespreken 25 minuten
Materiaal 1 leerlingenboek bladzijde 71-73 2 werkboek bladzijde 36 3 kopieerblad Lastige woorden 5, blad 2
Aandachtspunten Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. Geef van tevoren aan of en wanneer de kinderen opdracht 7 mogen doen.
3 De poolvos heeft veel kleinere oren dan de woestijnvos. Grote oren bevriezen namelijk sneller en zorgen voor onnodig warmteverlies. 4 De oren van de ezel zijn extreem groot in verhouding tot de rest van het dier. Een ezel houdt zijn omgeving goed in de gaten door veel met zijn oren te bewegen. Ze gaan naar voren en naar achteren, onafhankelijk van elkaar. 5 De oren van de olifant spelen een belangrijke rol bij het handhaven van de lichaamstemperatuur (afkoeling). 6 De oren van het nijlpaard zijn klein. Daardoor vallen ze boven water nauwelijks op en geven ze onder water geen weerstand bij het zwemmen. Onder water sluiten ze de gehoorgang af. Vertel tot slot dat de les gaat over hoe dieren horen.
2 Lezen en bespreken Lees daarna samen met de kinderen de teksten op bladzijde 72 en 73 en bekijk de overige afbeeldingen. Controleer of de kinderen begrepen hebben dat vissen ‘horen’ door trillingen op te vangen, zowel met hun zwemblaas als hun zijlijn.
3 Opdrachten maken en bespreken De kinderen maken de opdrachten op bladzijde 36 zelfstandig of samen met u. Bespreek de antwoorden samen. Opdracht 4: hebben de kinderen de denkvraag goed beantwoord? (Vogels communiceren met elkaar en reageren op geluiden. Daarom kun je weten dat ze kunnen horen, ondanks dat je geen zichtbare oorschelpen ziet!)
Extra activiteiten
Sleutelbegrippen
1 Hoe leeft een vleermuis?
beweegbaar, zwemblaas, echo-locatie
Laat de kinderen ervaren wat de functie is van grote oorschelpen. Elk kind luistert, terwijl u iets vertelt of voorleest. Op een bepaald moment houdt ieder kind zijn handen achter zijn oren. Wat valt de kinderen op? (Uw stem lijkt opeens harder.)
Lesbeschrijving 1 Introductie Bekijk met de kinderen de afbeeldingen op bladzijde 71. Laat ze de hoofdvraag beantwoorden: wat valt je op aan de oren van deze dieren? (Opvallend is het verschil in grootte en ook het verschil in beharing tussen de ezel en de vleermuis.) Bespreek bij elke foto wat de kinderen opvalt aan de oren van het dier. Antwoorden die u (als aanvulling) kunt geven: 1 Met zijn grote oorschelpen kan de grootoorvleermuis zelfs de vleugelslag van insecten horen. 2 Bij de woestijnvos zorgen de grote oren ook voor afkoeling in het hete woestijnklimaat.
2 Orencollage Laat de kinderen afbeeldingen zoeken van dierenkoppen en daar de oren van uitknippen. Maak hiervan een grote dierenorencollage.
Aandachtspunten volgende les Voor de introductie van les 3 hebt u een elastiekje nodig.
46
223907_HL_6.indb
46
08-04-2009
07:08:56
3 Van hoog tot laag Informatieblok
‘Snelheid’ begrepen hebben. Daarin is te lezen waarom je bliksem eerst ziet en de donderslag pas later hoort.
Leskern
3 Opdrachten maken en bespreken
Muziek bestaat uit hoge en lage tonen, die gemaakt worden door snaren aan te slaan, door te blazen of door te slaan. Trillingen gaan niet alleen door lucht, maar ook door andere materialen, zoals water en glas.
De kinderen maken de opdrachten op bladzijde 37 en 38 van het werkboek zelfstandig. Ze kunnen de antwoorden zelf nakijken met het antwoordenboek. Bespreek de antwoorden eventueel samen. Opdracht 1: het is wel aardig hier te vertellen dat bij kinderen de stem hoger is dan bij volwassenen. Dit komt ook door het verschil in lengte van de stembanden. Later, in de puberteit, verandert dit bij jongens en krijgen zij een zwaardere stem (de baard in de keel). Opdracht 6: aanvullend kunt u vertellen dat deze methode gebruikt werd door treinrovers. Wijs de kinderen erop dat ze dit nooit zelf moeten proberen, treinen nu zijn zoveel sneller dan in de tijd van de indianen! Let op bij opdracht 8: de elastiekjes zullen geen verschil in toon geven als ze allemaal even groot zijn en de doos overal even breed! Om dit te voorkomen moeten er elastiekjes van verschillende lengtes gebruikt worden, of moeten er op verschillende plekken knopen in de elastiekjes gelegd worden, zodat ze strakker worden.
Lesdoelen De
kinderen kunnen met voorbeelden uitleggen hoe hoge en lage tonen gemaakt worden. Ze kunnen drie groepen muziekinstrumenten noemen en van iedere groep voorbeelden geven. Ze weten dat geluidstrillingen niet alleen door lucht heen gaan, maar ook door andere materialen.
Activiteiten 1 introductie 5 minuten 2 lezen en bespreken 15 minuten 3 opdrachten maken en bespreken 25 minuten
Materiaal
Aandachtspunten Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. Kunnen de kinderen opdracht 8 uitvoeren?
Sleutelbegrippen toon, snaren, lange snaar, korte snaar, blazen, slaan, trilling
Lesbeschrijving 1 Introductie Wikkel het uiteinde van een elastiekje aan de deurknop. Rek het uit zodat het net strak staat. Vraag de kinderen goed te luisteren en pluk er dan aan. Rek het elastiekje daarna wat verder uit en pluk er weer aan. Trek het vervolgens nog strakker en pluk er weer aan. Horen de kinderen verschil? Vertel dat deze les gaat over hoge en lage tonen en hoe die gemaakt worden.
2 Lezen en bespreken De kinderen lezen zelfstandig de teksten op bladzijde 74 tot en met 76. Controleer of de kinderen de tekst
223907_HL_6.indb
47
Extra activiteiten 1 Geluidssnelheid Laat de kinderen ervaren dat licht sneller gaat dan geluid door het volgende proefje te doen. Neem een ijzeren hamer en een ijzeren voorwerp (bijv. een liniaal) en ga met de kinderen naar buiten. Laat één kind met de hamer en het ijzeren voorwerp minstens 100 meter verderop gaan staan. Geef een teken waarop het kind met de hamer een klap op het ijzeren voorwerp geeft. Zien de kinderen de klap eerder dan dat zij hem hoorden? Of was het net andersom? Begrijpen de kinderen nu waarom je eerst een bliksemflits ziet en dan pas de donderslag hoort?
2 Muziekinstrumenten Bekijk met de kinderen drie leerzame filmpjes over de verschillende muziekinstrumentgroepen op de Schooltv-beeldbank. Bijvoorbeeld: Bongo’s en conga’s (3:26 minuten), Hoorn (3:59 minuten) en Contrabas (3:47 minuten).
© © Noordhoff Noordhoff Uitgevers Uitgevers bv bv
1 leerlingenboek bladzijde 74-76 2 werkboek bladzijde 37-38 3 kopieerblad Lastige woorden 5, blad 2 4 een elastiekje voor de introductie
Aandachtspunten volgende les Voor de introductie van les 4 hebt u een pak vacuümverpakte koffie nodig. Voor opdracht 9 van het werkboek hebben de kinderen een stopwatch of horloge met secondewijzer nodig.
47
08-04-2009
07:08:56
4 Lucht Informatieblok Leskern Lucht heeft allerlei eigenschappen waar we in het dagelijks leven mee te maken hebben: lucht maakt geluidstrillingen mogelijk en veroorzaakt wind, we ervaren de luchtdruk en warmte wordt door lucht getransporteerd. Verder bevat lucht de voor mensen onontbeerlijke zuurstof.
Lesdoelen De
kinderen kunnen vertellen wat er allemaal in lucht zit. Ze kunnen uitleggen wat luchtdruk is. Ze kunnen verwoorden waarom een luchtballon opstijgt.
2 Lezen en bespreken Lees samen met de kinderen de teksten op bladzijde 77 tot en met 79 en bekijk en bespreek de afbeeldingen. Sta even vol verwondering stil bij het tekstblokje ‘Luchtdruk’. Duizend kilo gewicht op je boek! Vertel dat we dat niet merken, omdat we er ons leven lang aan gewend zijn. Kunnen de kinderen nu uitleggen waarom een dicht pak koffie zo hard aanvoelt?
3 Opdrachten maken en bespreken De kinderen kunnen de opdrachten op bladzijde 39 en 40 van het werkboek zelfstandig maken. U kunt opdracht 9 met de hele groep doen. In dat geval geeft u het teken dat de kinderen hun adem moeten inhouden en hoe lang. Bespreek de antwoorden samen. Opdracht 5: laat de kinderen voorlezen welke bijschriften ze bedacht hebben bij de afbeelding.
Activiteiten 1 introductie 5 minuten 2 lezen en bespreken 15 minuten 3 opdrachten maken en bespreken 25 minuten
Extra activiteiten 1 Vliegtuigen in de lucht
Materiaal 1 leerlingenboek bladzijde 77-79 2 werkboek bladzijde 39-40 3 kopieerblad Lastige woorden 5, blad 3 4 een pak vacuüm verpakte koffie (zie Introductie) 5 voor opdracht 9: een stopwatch of horloge met secondewijzer
Bekijk met de kinderen het filmpje Lucht en vliegen (2:07 minuten) op de Schooltv-beeldbank. Daarin wordt eenvoudig uitgelegd hoe lucht wordt gebruikt om vliegtuigen te laten vliegen.
2 Luchtdruk
Sleutelbegrippen
De kracht van lucht kunt u demonstreren met een groot leeg blik, bijvoorbeeld een blik waarin olie heeft gezeten. Zorg ervoor dat het blik schoon is. Houd de opening omgekeerd boven een kaarsvlam. De lucht in het blik moet flink warm worden. Vervolgens sluit u het blik luchtdicht af. Laat het nu afkoelen of zet het buiten. Tijdens het afkoelen wordt het blik flink in elkaar gedrukt!
gas, stikstof, zuurstof, koolzuurgas, CO2, luchtdruk, vacuüm, zuignap, luchtballon
3 Proefjes rond lucht
Aandachtspunten Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door.
Laat de kinderen in tweetallen verschillende proefjes met lucht doen. Op www.proefjes.nl staan een heleboel leuke, eenvoudige proefjes.
Lesbeschrijving 1 Introductie Neem een pak vacuümverpakte koffie. Laat de kinderen proberen in het pak te knijpen. Laat ze erover nadenken waarom het pak zo hard aanvoelt. Neem daarna een schaar en knip een punt van het pak open. Laat de kinderen nu het pak voelen. Hoe kan dat? (Omdat er nu lucht in het pak is gekomen.) Vertel de kinderen dat de les van vandaag gaat over hoe bijzonder lucht is.
48
223907_HL_6.indb
48
08-04-2009
07:08:57
5 Toets 2 Toets maken
Informatieblok
Deel de toets uit. De kinderen maken de toets zelfstandig. U vindt de antwoorden op kopieerblad Antwoorden toets 5, blad 1 en 2.
Doel De kinderen tonen hun kennis van en inzicht in de leerstof van hoofdstuk 5 over lucht, geluid en trillingen.
Activiteiten 1 samenvatting maken 2 toets maken 3 toets bespreken
20 minuten 20 minuten 10 minuten
Materiaal 1 werkboek Samenvatting (blz. 41) 2 leerlingenboek les 1 t/m 4 (blz. 68-79) 3 leerlingenboek ‘Kijk je mee terug?’ (blz. 80-81) 4 kopieerblad Samenvatting 5, blad 1 en 2 5 kopieerblad Toets 5, blad 1 en 2 6 kopieerblad Antwoorden toets 5, blad 1 en 2
Elke toets heeft tien opdrachten; de eerste zeven gaan uitsluitend over de stof van de samenvatting, de laatste drie vragen gaan ook over behandelde stof die niet in de samenvatting staat. Daardoor is het gemakkelijker om differentiatie aan te brengen. U bent in principe vrij om een normering bij de toets te kiezen. Daarbij kunt u de volgende normering als leidraad gebruiken. Antwoorden goed 8-10 6-7 minder dan 6
Beheersing goed voldoende onvoldoende
3 Toets bespreken Aandachtspunten Geef
de kinderen als voorbereiding op de toets een of meer dagen van tevoren het kopieerblad met de samenvatting mee naar huis om te leren of neem met hen de samenvatting op bladzijde 80 en 81 van het leerlingenboek door. Laat u na de toets de verdiepingsopdrachten van les 6 maken? Lees dan vast door welke materialen daarvoor nodig zijn, zoals acht even grote flessen bij opdracht 2 en enkele (even grote) zuignappen voor opdracht 4.
Bespreek de toets meteen of op een later tijdstip, wanneer u hem hebt nagekeken. Besteed aandacht aan zaken die u bij het nakijken zijn opgevallen. Geef ook aan hoe u de antwoorden hebt gewaardeerd. Ga in op zaken waar veel kinderen nog problemen mee hebben. Laat de kinderen ook aan het woord over de opdrachten. Wisten ze alle onderdelen bij opdracht 2? Welke opdrachten vonden ze gemakkelijk? Hoe hebben ze geredeneerd? Vond ze het lastig om een goed antwoord te formuleren bij opdracht 8? Waar zijn ze het niet mee eens?
Sleutelbegrippen alle sleutelbegrippen uit les 1, 2, 3 en 4
Lesbeschrijving 1 Samenvatting maken
© © Noordhoff Noordhoff Uitgevers Uitgevers bv bv
Laat de kinderen zelfstandig aan de hand van de opdrachten een samenvatting in het werkboek maken. Ze mogen daarbij les 1 tot en met 4 van het leerlingenboek gebruiken. Lees daarna samen met de kinderen de samenvatting in het leerlingenboek door, zodat ieder kind zijn antwoorden kan controleren. Geef de kinderen de gelegenheid om vragen te stellen. Eventueel vat u de lesstof nog even samen. De samenvatting van het leerlingenboek (bladzijde 80-81) kunt u samen met de kinderen doorlezen. Ook kunt u het kopieerblad met de samenvatting als huiswerk meegeven. U kunt de samenvatting ook op een ander tijdstip door de kinderen laten leren als voorbereiding op de toets.
49
223907_HL_6.indb
49
08-04-2009
07:08:57
6 Themales en herhaling Informatieblok Leskern A Kinderen die de toets goed of voldoende maakten, gaan aan de slag met een verdiepingsopdracht uit de themales (volg de aanwijzingen onder A). B Na de herhalingsles tonen de kinderen die de toets onvoldoende maakten, alsnog hun kennis van en inzicht in de leerstof van hoofdstuk 5 (volg de aanwijzingen onder B).
Activiteiten A verdiepingsopdrachten maken 50 minuten B herhalingsopdrachten maken en samenvatting doornemen 20 minuten verdiepingsopdrachten maken 30 minuten
Materiaal A leerlingenboek Themales (blz. 82-83) kopieerbladen Verdiepingsopdrachten 5, opdracht 1 t/m 4 voor de verdiepingsopdrachten (zie ook de betreffende opdrachten): – plastic bekertjes – blikken – touwtjes van 5 tot 10 meter – spelden om een gat te prikken – hamers – spijkers – (liefst even grote) glazen flesjes – elastiekjes – houten of plastic doosjes – (even grote) zuignappen – plastic zakjes met hengsel – gewichten van het weegsetje van rekenen
Daarna hebt u de gelegenheid om met de kinderen die de toets onvoldoende hebben gemaakt, de herhalingsopdrachten door te nemen. U kunt er ook voor kiezen om dit op een ander tijdstip te doen.
B Herhalingsopdrachten maken De kinderen die de toets onvoldoende hebben gemaakt, maken de herhalingsopdrachten van kopieerblad Herhalingsblad 5. Ze hebben hierbij bladzijde 68 tot en met 79 van het leerlingenboek nodig. Daarna nemen ze de samenvatting op bladzijde 80 en 81 van het leerlingenboek nog eens door. Vervolgens controleert u of de kinderen de stof nu wel voldoende beheersen. Stel hun mondeling nog enkele vragen, zoals: Wat is geluid? Hoe maken mensen geluid? Hoe horen wij? Waarom hebben veel dieren beweegbare oren? Hoe horen vogels? En vissen? Hoe horen vleermuizen en dolfijnen? Hoe kun je tonen maken met muziekinstrumenten? Noem een gas dat in lucht zit. Wat is vacuüm? Hoe kan een luchtballon opstijgen? U kunt er ook voor kiezen om de toets nog een keer af te nemen. Hierna kunnen ook deze kinderen met een korte verdiepingsopdracht aan de gang gaan.
B leerlingenboek les 1 t/m 4 (blz. 68-79) leerlingenboek ‘Kijk je mee terug?’ (blz 80-81) kopieerblad Herhalingsblad 5
Lesbeschrijving A Lezen en opdracht kiezen Lees samen met de kinderen bladzijde 82 en 83 van het leerlingenboek en laat ze kijken naar de afbeeldingen. Vertel de kinderen dat ze een van de verdiepingsopdrachten mogen maken. De kinderen kiezen een opdracht en gaan daarmee zelfstandig aan de slag. Aanwijzingen vinden ze op de bijbehorende kopieerbladen (kopieerbladen Verdiepingsopdrachten 5, opdracht 1 t/m 4).
50
223907_HL_6.indb
50
08-04-2009
07:08:57
Lastige woorden
5
Blad 1
Les 1 Trillende lucht
de snaar Strak gespannen draad van metaal of plastic. Een viool heeft bijvoorbeeld snaren.
de operazangeres Mevrouw die zingt in een toneelstuk waarin de tekst gezongen wordt.
de buikspreker Iemand die optreedt met een pop en doet alsof die spreekt. De buikspreker praat zonder zijn lippen te bewegen en beweegt tegelijk met zijn hand de mond van de pop. de beschadiging Als iets een beetje kapot is gegaan, is er een beschadiging.
de borstkas Deel van je lichaam waarin je longen zitten.
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
66
08-04-2009
07:09:21
Lastige woorden
5
Blad 2
Les 2 Dieren en hun oren
de vijand Het tegenovergestelde van een vriend. Vijanden proberen elkaar te pakken te nemen.
echo Terugkaatsing van een geluid. Je hoort het geluid dan nog een keer.
het klimaat Het weer dat je in een bepaald land vaak hebt. Als een land een zonnig klimaat heeft, schijnt de zon er vaak.
kaatsen Terugstuiten.
het gehoororgaan Deel van het lichaam waarmee je kunt horen.
Les 3 Van hoog tot laag
de harpist Iemand die harp speelt, een muziekinstrument.
communiceren Informatie aan elkaar doorgeven.
de krekel Soort sprinkhaan. Hij maakt een hoog piepend geluid.
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
67
08-04-2009
07:09:22
Lastige woorden
5
Blad 3
Les 4 Lucht
het mengsel Verschillende stoffen door elkaar. Limonade is een mengsel van water, suiker en smaakstoffen.
de zuignap Stukje plastic dat tegen ramen en tegels blijft kleven als je erop drukt.
de afvalstof Stof die overblijft en niet meer te gebruiken is. As is de afvalstof van opgebrand hout.
de uitvinding Iets nieuws wat bedacht wordt. Door de uitvinding van de telefoon konden mensen die ver van elkaar vandaan woonden met elkaar praten.
het stuifmeel Poeder dat in bloemen zit. Stuifmeel is nodig voor het ontstaan van nieuwe bloemen. roetdeeltjes Deeltjes zwarte stof die ontstaan als iets wordt verbrand. Uit een uitlaat komen roetdeeltjes.
de huidschilfers Piepkleine losgelaten deeltjes van de huid. Als je je krabt, komen er huidschilfers onder je vingernagels.
Het rubber Zwart materiaal waarvan bijvoorbeeld autobanden worden gemaakt.
de ballonvaarder Iemand die met een luchtballon reist.
het ventiel Tuitje waardoor je lucht in een band kunt pompen of eruit kunt laten lopen. Met een fietspomp kun je lucht door het ventiel in een fietsband pompen.
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
68
08-04-2009
07:09:28
Samenvatting
5
Blad 1
Geluid Les 1 Trillende lucht Geluid is lucht in trilling. Het wordt versterkt door een klankkast. Mensen maken geluid met hun stembanden. Die zitten in het strottenhoofd. De stembanden gaan trillen door lucht uit de longen. De borstkas versterkt het geluid. Geluid vang je op met je oorschelp. De trillingen worden doorgegeven aan het trommelvlies. Kleine botjes, hamer, aambeeld en stijgbeugel, geven de trillingen door aan het slakkenhuis. Zenuwen geven de trillingen als signalen door aan de hersenen: je hoort geluid!
Les 2 Dieren en hun oren Veel dieren hebben beweegbare oren, die naar elk geluid draaien. Geluid kan namelijk een vijand betekenen. Vogels hebben geen oorschelp, maar spleetjes aan de zijkant van hun kop. De oren van vissen zitten onder hun huid. Ze vangen trillingen op met hun zwemblaas. Vleermuizen en dolfijnen gebruiken echo-locatie. Ze zenden geluiden uit en vangen de echo op. Daardoor weten ze waar een prooi is. Bovendien botsen ze zo nergens tegenaan.
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
77
08-04-2009
07:09:41
Samenvatting
5
Blad 2
Les 3 Van hoog tot laag Muziek bestaat uit hoge en lage tonen. Tonen maak je op drie manieren. Met snaren (gitaar, piano), door te blazen (trompet, fluit) of door te slaan (trom, pauk). Je doet dit op snaar-, blaas- of slaginstrumenten. Lange snaren geven lagere tonen. Korte snaren hogere. Oudere mensen horen minder hoge tonen dan jongeren. Het trommelvlies van oudere mensen is stijver. Trillingen gaan niet alleen door lucht, maar ook door andere materialen, zoals water en glas. Geluid reist door de lucht met een snelheid van 330 meter per seconde.
Les 4 Lucht Lucht bestaat uit een mengsel van gassen, vooral uit stikstof. Zuurstof hebben we nodig om te leven. Koolzuurgas of CO2 ademen we uit. Het gewicht van de lucht om ons heen heet luchtdruk. Als ergens geen lucht in zit, heet dat een vacuüm, zoals in een zuignap. Die blijft zitten door de luchtdruk. In een fietsband is de luchtdruk groter dan daarbuiten. Een luchtballon stijgt op door de warme lucht die erin gaat.
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
78
08-04-2009
07:09:42
5 0
Antwoorden herhaling Herhalingsblad
Naam:
Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 5.
1
ladzijde 69 > bafbeelding 3 en 4
Streep de foute woorden door.
2
ladzijde 70 > bafbeelding 5
Hoe heten de drie kleine botjes in onze oren?
Onze stembanden zitten in onze borstkas / keel. Als ze trillen, wordt het geluid harder door onze borstkas / keel.
1 2 3
3
4
5
ladzijde 73 > bafbeelding 9
Hoe horen vleermuizen?
ladzijde 74 > bafbeelding 1
Streep de foute woorden door.
ladzijde 75 > bafbeelding 3 t/m 5
Welke drie soorten instrumenten zijn er?
Ze hebben een spleetje aan de zijkant van hun kop. Ze zenden pieptonen uit en vangen de echo ervan op. Ze horen met hun zijlijn.
De langste orgelpijpen geven de hoogste / laagste toon. De kortste orgelpijpen geven de hoogste / laagste toon.
1 2 3
6
ladzijde 78 > bafbeelding 4
In welk pak is de koffie vacuümverpakt? Het open pak.
Het dichte pak.
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
103
08-04-2009
07:09:58
Antwoorden herhaling
0 5
Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 5.
1
ladzijde 69 > bafbeelding 3 en 4
2
ladzijde 70 > bafbeelding 5
3
4
5
6
Streep de foute woorden door. Onze stembanden zitten in onze borstkas / keel. Als ze trillen, wordt het geluid harder door onze borstkas / keel.
Hoe heten de drie kleine botjes in onze oren?
Hamer. 2 Aambeeld. 3 Stijgbeugel. 1
ladzijde 73 > bafbeelding 9
Hoe horen vleermuizen?
ladzijde 74 > bafbeelding 1
Streep de foute woorden door.
ladzijde 75 > bafbeelding 3 t/m 5
Welke drie soorten instrumenten zijn er?
ladzijde 78 > bafbeelding 4
In welk pak is de koffie vacuümverpakt?
Ze hebben een spleetje aan de zijkant van hun kop. Ze zenden pieptonen uit en vangen de echo ervan op. Ze horen met hun zijlijn.
De langste orgelpijpen geven de hoogste / laagste toon. De kortste orgelpijpen geven de hoogste / laagste toon.
Snaarinstrumenten. 2 Slaginstrumenten. 3 Blaasinstrumenten.
1
Het open pak.
Het dichte pak.
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
108
08-04-2009
07:10:00
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 1
Een telefoon maken Wat ga je doen? Geluidstrillingen gaan niet alleen door lucht. Ze gaan ook door andere materialen, zoals touw. Je gaat een telefoon maken van twee bekertjes met een strak gespannen touw ertussen. Dit heb je nodig twee plastic bekertjes en twee blikken een touwtje van 5 tot 10 meter een speld om een gat te prikken een hamer en een spijker een klasgenoot met wie je de proef kunt doen Aan de slag 1 Maak in beide bekertjes een klein gaatje. 2 Steek de uiteinden van het touw door een bekertje. 3 Maak in ieder uiteinde van het touw een knoop, zodat het aan het bekertje vastzit. 4 Ga zo ver uit elkaar staan, dat het touw strak gespannen is. 5 Eén van jullie doet het bekertje tegen zijn oor. De ander praat in zijn bekertje. 6 Kun je verstaan wat de ander zegt? 7 Doe nu hetzelfde met de blikken. Maak daarin een gaatje met de hamer en de spijker. Wil je meer weten? Lees van Junior Informatie Geluid (247).
[Afb. wddnet-HL6-4.13]
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
134
08-04-2009
07:10:18
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 2
Een klokkenspel maken Wat ga je doen? Je gaat een muziekinstrument maken van glazen flessen met verschillende hoeveelheden water. Dit heb je nodig acht (liefst even grote) glazen flesjes water een potlood Aan de slag 1 Zet acht flesjes op een rij op de tafel. (De flessen hoeven niet per se even groot te zijn, maar het stemmen gaat dan wel sneller!) 2 Vul iedere fles met water. Zorg ervoor dat er in elke volgende fles steeds iets minder water zit. 3 Zet de fles met de laagste toon helemaal links. Tik dan met een stokje op de volgende fles. Als de toon die je hoort de volgende van de toonladder is, ga je verder. Is dat niet zo, dan doe je er wat water bij of giet je er wat uit. 4 Ga zo door totdat je een toonladder kunt spelen. Als dit lukt, heb je de glazen gestemd. 5 Speel nu een liedje op je flessen-klokkenspel. Wil je meer weten? Lees van Junior Informatie Trommelen (218). Zoek ook eens op internet. Typ in: Zelf instrumenten maken.
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
135
08-04-2009
07:10:19
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 3
Een harp maken Wat ga je doen? Elastiek lijkt op de snaren van een gitaar. Als het strakker wordt getrokken, klinkt de toon hoger. Als het slapper is, klinkt het lager. Je gaat je eigen elastieken harp maken. Dit heb je nodig vijf elastiekjes een houten of plastic doosje Aan de slag 1 Maak knoopjes in vier van de elastiekjes, zodat ze ieder een andere lengte hebben. 2 Span de elastiekjes om de doos met steeds wat ruimte ertussen. Begin met het grootste elastiek en eindig met het kleinste. Je hebt nu vijf snaren naast elkaar. 3 Probeer nu een liedje te spelen door aan de elastiekjes te plukken. Wil je meer weten? Lees van Junior Informatie Snaarinstrumenten ( De piano (232).
7) en
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
136
08-04-2009
07:10:20
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 4
Zuignappen onderzoeken Wat ga je doen? Een zuignap kun je vacuüm persen. Dan blijft hij goed tegen een muur plakken. Jij gaat onderzoeken op wat voor een ondergrond een zuignap het best blijft hangen. Dit heb je nodig één of meer (even grote) zuignappen een stevig plastic zakje met hengsel gewichten van het weegsetje van rekenen Aan de slag 1 Gebruik dit kopieerblad om de resultaten van je onderzoek te noteren. 2 Kies een aantal verschillende ondergronden voor de zuignap. Bijvoorbeeld een ruit, een stenen muur, een gladde muur en een tegelwand. 3 Plak de zuignap steeds op een ondergrond en hang het zakje eraan. 4 Leg er steeds meer gewichtjes in. Noteer hoeveel gewichtjes de zuignap kan dragen voordat hij van de ondergrond valt. 5 Heb je tijd over? Kijk dan of twee zuignappen tegen elkáár gedrukt kunnen worden. 6 Presenteer de resultaten van je onderzoek aan de klas. soort ondergrond
hoeveel gewicht?
rapportcijfer
Wijzer door natuur en techniek 6 © Noordhoff Uitgevers bv
223907_HL_6.indb
137
08-04-2009
07:10:20