POSTBUS 3007 2001 DA HAARLEM
Gedeputeerde Staten
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier De heer B. Kappe Projectmanager Zwakke Schakels Noord-Holland Postbus 250 1700 AG HEERHUGOWAARD
Uw contactpersoon Ir. M. Hartman SHV/VG/OMG Doorkiesnummer (023) 514 3189
[email protected]
1 | 31
Betreft: Ontwerp-Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 voor kustversterking Hondsbossche en Pettemer Zeewering (HPZ) en Duinen Kop van Noord-Holland (DKNH) i.h.k.v. het project “Zwakke Schakels Noord-Holland”
Verzenddatum
Kenmerk 144333/171988
Geachte heer Kappe, Uw kenmerk
Per brief van 1 februari 2013 (kenmerk: 13.3636) heeft u ons verzocht om vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbwet) voor het kustversterkingsproject “Zwakke Schakels Noord-Holland”. De kustversterking vindt plaats in / nabij het Natura 2000-gebied “Noordzeekustzone”. De invloedsfeer van het project omvat daarnaast de volgende Natura 2000-gebieden: “Waddenzee”, “Delta”, “Duinen Den Helder-Callantsoog” (tevens Beschermd Natuurmonument), “Zwanenwater en Pettemerduinen”, “Abtskolk & De Putten” en “Schoorlse Duinen”.
13.3636
Uw aanvraag is op 1 februari 2013 door ons ontvangen en geregistreerd onder zaakkenmerk 144333. Bij brief van 27 februari 2013 (kenmerk: 144333/149418) hebben wij de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Besluit Wij verlenen het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hierbij een vergunning onder voorschriften en beperkingen conform artikel 19d van de Nbwet voor het kustversterkingsproject “Zwakke Schakels Noord-Holland” voor wat betreft de deelaspecten waarvoor wij het bevoegd gezag zijn (zie ook tabel 1 en onderdeel A van deze beschikking): Herstellen en aanpassen van bestaande dijkovergangen en strandopgangen. Aanleggen van een nieuw recreatief fietspad op het veiligheidsduin ter vervanging van de bestaande niet-officiële fietsverbinding over het onderhoudspad aan de zeezijde onder aan de Hondsbossche en Pettemer Zeewering (HPZ).
Postbus 3007 2001 DA Haarlem Telefoon (023) 514 3143 Fax (023) 514 3030 Houtplein 33 Haarlem [2035 VA] www.noord-holland.nl
2 | 31 144333/171988
Treffen van maatregelen om het verstuiven van zand over de dijk zoveel mogelijk te voorkomen. Herplaatsen van strandpaviljoens en aanverwante opstallen inclusief aanwezige kabels en leidingen. Het gebruik van het nieuwe strand ter plaatse van de Pettemer Zeewering. Het verwijderen van de in de bestaande dijk van de Pettemer Zeewering aanwezige damwand (1 km lang) inclusief het treffen van mitigerende maatregelen voor de dwerggans. Het verwijderen van een meetopstelling van Rijkswaterstaat bij Petten. Overige werkzaamheden inzake het opwaarderen van enkele strandhoofden met ‘Elastocoast’ en het opwaarderen van enkele dijktrajecten van de Waddenzeedijk te Texel.
Voorschriften en beperkingen Wij verbinden aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen. Algemene voorschriften 1. De aanvang van de werkzaamheden dient u uiterlijk een week van tevoren schriftelijk te melden bij het servicepunt van de provincie Noord-Holland (postbus 3007, 2001 DA Haarlem, Tel. 0800 9986734 (gratis) / Fax 023 – 5144400 /Email:
[email protected]) t.a.v. dhr. J. Stolwijk onder vermelding van het feit dat het de uitvoering van een werk betreft waarvoor een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet is verleend. 2. U als vergunninghouder dient ervoor zorg te dragen dat aan alle binnen de vergunde werkzaamheden werkzame personen, waaronder het personeel van derden, een toereikende schriftelijke instructie is verstrekt die is gericht op het voorkomen en uitsluiten van handelingen die tot gevolg (kunnen) hebben dat de aan de vergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd. Voorschriften inzake de uitvoering van het werk 3. Het verwijderen van de damwand en de meetopstelling van Rijkswaterstaat in de Pettemer Zeewering dient plaats te vinden buiten de kwetsbare periode van 1 november-15 maart voor de dwerggans. 4. Indien bij het opwaarderen van de strandhoofden gebruik wordt gemaakt van bouwlampen, dan dienen deze gericht te zijn op zee en de werklocatie en niet op het aanliggende duingebied. 5. Voorafgaand aan het verplaatsen van de strandpaviljoens (incl. opstallen) dient dit gemeld te worden bij het servicepunt (zie vs.1) o.v.v. de nieuwe locatie van het betreffende paviljoen (ontwerptekening of vergelijkbaar) en de periode waarin het werk plaatsvindt.
3 | 31 144333/171988
Er dient primair sprake te zijn van een zeewaartse verplaatsing van het paviljoen (incl. opstallen). Een beperkte verplaatsing in noorddan wel zuidwaartse richting is alleen toegestaan indien een zeewaartse verplaatsing in een rechte lijn niet mogelijk is en dan alleen binnen de vrijwaringsstrook van onderhoud rondom de strandpaviljoens zoals aangegeven op de basistekening die bij de aanvraag is gevoegd. 6. Voor het benodigde materieel en transportbewegingen inzake de uitvoering van het werk wordt gebruikt gemaakt van bestaande toegangswegen, -paden of strandslagen. 7. Inzake het opwaarderen van de dijkvakken van de Waddenzeedijk, wordt alleen gewerkt met laagwater. Voorschriften inzake het gebruik 8. Het fietspad op het nieuwe veiligheidsduin in HPZ betreft een recreatief fietspad. Ander gebruik is niet toegestaan.
Inhoudsopgave A. B. C. D. E. F. G.
Onderwerp aanvraag Wettelijk kader Nbwet Inhoudelijke beoordeling aanvraag Zienswijzen en reactie op zienswijzen Slotoverwegingen Procedure en samenhangende besluiten Afschriften
BIJLAGE: Brief koelwaterleiding NRG/ECN
A. Onderwerp aanvraag Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (verder: HHNK) is als beheerder verantwoordelijk voor de veiligheid van het achterland tegen overstromen en daarmee voor het in stand houden c.q. het versterken van de waterkering. Vanuit deze kerntaak worden de primaire waterkeringen, in het bijzonder de zeeweringen langs de Noordzeekust, periodiek getoetst. Volgens de inzichten uit deze periodieke toetsing van de veiligheid zijn er in 2004 door de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat voor de Noord-Hollandse kust twee locaties aangewezen die niet meer voldeden aan de veiligheidsnorm. Deze te verbeteren kustvakken zijn aangemerkt als prioritaire ‘Zwakke Schakel’. Op grond van nader onderzoek in 2011 zijn voor NoordHolland uiteindelijk de volgende prioritaire Zwakke Schakels vastgesteld:
4 | 31 144333/171988
1. de versterking van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering (HPZ) inclusief de aansluitingen; 2. de versterking van de Duinen Kop van Noord-Holland (DKNH), zijnde het gebied vanaf de HPZ tot Callantsoog. Voor alle prioritaire Zwakke Schakels zijn onder regie van de provincies integrale planstudies gestart. Daarbij zijn landwaartse, consoliderende en zeewaartse alternatieven uitgewerkt waarbij de veiligheidsmaatregelen zoveel mogelijk kansen moeten bieden voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het kustgebied. Aangezien beide Zwakke Schakels van Noord-Holland in elkaars verlengde liggen, is de kans aanwezig dat maatregelen voor de ene versterking doorwerken op de andere versterking. Gezien deze samenhang is de uiteindelijke versterkingsopgave vanaf 2011 als één integraal project “Zwakke Schakels Noord-Holland” opgepakt. Dit betekent onder andere dat er voor de uiteindelijke versterkingsopgave één voorkeursalternatief is, welke is uitgewerkt in één Projectplan (zie MER-rapportages en Brugnotitie welke bij de aanvraag is gevoegd). Concreet omvat de opgave voor het project Zwakke Schakels NoordHolland de versterking van de volgende twee kustvakken (figuur 1.1 en 1.2. in passende beoordeling): 1. De dijk en de duinen tussen Camperduin, Petten en Sint Maartenszee, bestaande uit: -
De Pettemerduinen ten noorden van Petten tussen Rijksstrandpaal (RSP) 17.00 en 20.30, en; Het dijklichaam Hondsbossche en Pettemer Zeewering (HPZ) tussen Petten en Camperduin, tussen Rijksstrandpaal (RSP) 20.30 en 28.94, inclusief de aansluiting op de duinen bij Petten en bij Camperduin De ten zuiden van Camperduin gelegen Schoorlse Duinen zijn als veilig beoordeeld, kustversterking is daar niet nodig.
2. De waterkering (duin) bij Callantsoog tussen Rijksstrandpaal (RSP) 11.15 en 12.80; De versterking bestaat enerzijds uit het aanbrengen van zand op de vooroever (Callantsoog) in het kader van de reguliere zorg voor de kustlijn en anderzijds uit zeewaartse zandaanvulling. In het laatste geval gaat het primair om strandverbreding1 en ter hoogte van de HPZ om de aanleg van een nieuw strand (nu niet aanwezig).
1
Het betreft hier het kustvak van de dijk en de duinen tussen Sint Maartenszee, Petten en Camperduin + het kustvak t.h.v. Pettemerduinen
5 | 31 144333/171988
Hier wordt tevens een bijbehorende onderwateroever en een waterkerende duinenrij (veiligheidsduin) over de volle lengte gerealiseerd. Naast maatregelen voor de versterking van de kust, nodig voor het realiseren/waarborgen van de veiligheid (zie voorgaande), worden ook zogenoemde ‘inpassingsmaatregelen’ genomen die zijn gericht op het terugbrengen / het herstel van huidige functionaliteiten die als gevolg van de kustversterking worden aangetast of verdwijnen. Overige activiteiten bestaan uit het opruimen van een bestaande meetopstelling van Rijkswaterstaat, het verwijderen van een bestaande damwand in de Pettemer Zeewering, het opwaarderen van enkele strandhoofden met ‘Elastocoast’ en het opwaarderen van enkele dijkvakken van de Waddenzeedijk te Texel. Bevoegd gezag De aanvraag ziet deels op onderdelen waarvoor het Ministerie van Economische Zaken (verder: EZ) bevoegd gezag is. De aanvraag is daarom gelijktijdig naar EZ gestuurd. In onderlinge afstemming met EZ is tot de volgende bevoegdheidsverdeling gekomen zoals weergegeven in tabel 1. De motivatie op grond waarvan de bevoegdheidsverdeling is gemaakt, is als volgt: Op 30 november 2005 is het Besluit vergunningen Nb-wet 1998 (hierna: Besluit) (Staatsblad 2005, nr. 594) in werking getreden. Dit Besluit is gebaseerd op artikel 16, lid 6, en artikel 19d, lid 5, Nb-wet 1998. Ten aanzien van de in dit Besluit specifiek opgesomde activiteiten is EZ bevoegd gezag voor de vergunningverlening op grond van de Nbwet 1998. In artikel 2, aanhef en onder p, van het Besluit zijn opgenomen de activiteiten ten aanzien van het voorkomen of tegengaan van landwaartse verplaatsing van de kustlijn als bedoeld in artikel 2.7 van de Waterwet en tevens onder artikel 3, sub b van het Besluit, luidende: “projecten en andere handelingen die grotendeels plaatsvinden in nietprovinciaal ingedeelde gebieden”. Met betrekking tot deze activiteiten is EZ bevoegd gezag. Dit betreft voor de aanlegfase: zandwinning, zandtransport, en zandsuppletie. Voor de gebruiksfase gaat het om kustonderhoud in de vorm van onderhoudssuppletie. Deze activiteiten zullen daarom worden vergund door de Minister van EZ en maken geen onderdeel uit van de onderhavige beschikking (zie tabel 1). De overige aangevraagde activiteiten kunnen niet worden gerekend tot één van de categorieën van artikel 2 of 3.
6 | 31 144333/171988
Voor deze activiteiten zijn gedeputeerde staten (hierna: GS) van de provincie Noord-Holland bevoegd gezag voor de verlening van een vergunning op grond van artikel 19d, lid 1, van de Nbwet 1998. Dit betreft voor de aanlegfase: Inpassingsmaatregelen omdat deze zich laten rangschikken onder de noemer ‘recreatieve inrichting’. Het gaat om de aanleg van een fietspad, het herstel van strandopgangen en verplaatsing van bestaande strandpaviljoens en opstallen. Maatregelen inzake het tegengaan van verstuiving over de dijk omdat dit binnendijks plaatsvindt. Het verwijderen van een damwand in de Pettemer Zeewering en het verwijderen van meetapparatuur van Rijkswaterstaat omdat zowel de dam als de meetapparatuur (m.u.v. enkele boeien en meetpalen) in de dijk zelf is aangebracht. Werkzaamheden en uitvoeringswijze inzake de realisatie van maatregelen voor scholekster en steenloper, te weten: opwaarderen enkele strandhoofden met ‘Elastocoast’ en opwaarderen enkele dijkvakken van de Waddenzeedijk op Texel. Dit betreft voor de gebruiksfase: Het gebruik van het nieuwe strand bij HPZ omdat dit feitelijk alleen recreatief is. Het gebruik van het nieuwe fietspad op het veiligheidsduin bij HPZ omdat dit eveneens onder de noemer ‘recreatie’ valt.
7 | 31 144333/171988
Tabel 1: Verdeling bevoegd gezag Min. EZ (EZ) en Provincie NH (PNH). Maatregel / Onderdeel
Ingreep
Bevoegd gezag
Aanlegfase Zandwinning en -transport
Zandsuppletie (strand en vooroever) Inpassingsmaatregelen
Opruimwerkzaamheden
Overige activiteiten
Het winnen van maximaal 40 miljoen m3 zand. Het transporteren van het zand naar de suppletielocaties.
EZ
Het op de kust brengen van maximaal 30 miljoen m3 veiligheidszand.
EZ
Het herstellen en aanpassen van bestaande dijkovergangen en strandopgangen.
PNH
Het aanleggen van een nieuw recreatief fietspad op het veiligheidsduin ter vervanging van de bestaande niet-officiële fietsverbinding over het onderhoudspad aan de zeezijde onder aan de HPZ. Het treffen van maatregelen om het verstuiven van zand over de dijk zoveel mogelijk te voorkomen. Herplaatsen van strandpaviljoens en aanverwante opstallen incl. aanwezige kabels en leidingen.
PNH
** Aanpassen koelwaterleiding NRG/ ECN
PNH
Het verwijderen van de damwand in de dijk van de Pettemer Zeewering.
PNH
Het verwijderen van de meetopstelling van Rijkswaterstaat.
PNH
Opwaarderen strandhoofden met ‘Elastocoast’
PNH
Opwaarderen Waddenzeedijk Texel
PNH
Het op de kust aanbrengen van maximaal 10 miljoen m3 onderhoudszand. Het gebruik van het nieuwe strand bij HPZ. Het gebruik van het nieuwe recreatieve fietspad op het veiligheidsduin bij HPZ.
EZ
EZ
PNH
PNH
Gebruiksfase Kustonderhoud Recreatief medegebruik
PNH PNH
** Opgemerkt wordt dat het verleggen van de NRG/ECN koelwaterleiding separaat is getoetst gezien de korte periode waarin de werkzaamheden plaats kunnen vinden (zomerstop kerncentrale Petten). Per brief d.d. 13 maart 2013 (kenmerk: 144333/159668) hebben wij geconcludeerd dat voor de uitvoering van de werkzaamheden inzake de aanpassing / verlegging van de bestaande koelwaterleiding en het gebruik geen vergunning noodzakelijk is inzake de Nbwet (Bijlage).
8 | 31 144333/171988
B. Wettelijk kader Nbwet Beheerplan Voor elk Natura 2000-gebied moet op termijn een beheerplan worden opgesteld. Het beheerplan zal gedetailleerde informatie bevatten over de aanwezigheid van natuurwaarden, de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen en maatregelen die daartoe getroffen dienen te worden. Het beheerplan kan daarnaast beschrijven welke handelingen en ontwikkelingen het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen. Voor het Natura 2000-gebied “Noordzeekustzone” is op dit moment nog geen beheerplan als bedoeld in artikel 19a van de Nbwet vastgesteld, zodat het beheerplan niet bij de beoordeling van de aanvraag kan worden betrokken. Hetzelfde geldt voor de overige relevante N2000-gebieden binnen de invloedssfeer van het project. Beoordeling aanvraag Op grond van artikel 19d, lid 1, van de Nbwet is een vergunning vereist voor het uitvoeren van projecten of andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Ook handelingen die schadelijk kunnen zijn voor Beschermd Natuurmonumenten mogen niet zonder vergunning uitgevoerd worden (art. 16 Nb-wet). Hetzelfde geldt voor schadelijke handelingen buiten deze gebieden. Een deel van de Beschermde Natuurmonumenten overlapt (gedeeltelijk) met Natura 2000-gebieden. Voor het overlappende deel vervalt de status Beschermd Natuurmonument wanneer het betreffende Natura 2000-gebied definitief is aangewezen (Nb-wet art. 15a, lid 2). In het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000gebied kunnen instandhoudingsdoelstellingen worden opgenomen over behoud, herstel en ontwikkeling van natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van een gebied (art. 10a, lid 3). De “oude doelen” van een met Natura 2000 samenvallend Beschermd Natuurmonument kunnen op die manier ook aan de instandhoudingsdoelstelling van een Natura 2000-gebied worden toegevoegd (art. 15a,lid 3). Een vergunningaanvraag ex. art. 19d wordt in dat geval tevens gezien als een aanvraag ex. art. 16 (Nb-wet art. 19 ia).
9 | 31 144333/171988
Bij het verlenen van een vergunning houden wij conform artikel 19e van de Nbwet rekening met onderstaande aspecten in relatie tot het vastleggen van eventuele mitigerende maatregelen in voorschriften: 1. de gevolgen die de activiteit kan hebben voor een Natura 2000gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het desbetreffende gebied; 2. met een op grond van artikel 19a of artikel 19b van de Nbwet vastgesteld beheerplan; 3. vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonderheden.
Natuurlijke kenmerken Natura 2000-gebieden worden gevormd door gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn2 en/of de Habitatrichtlijn3 en (voormalige) Beschermd natuurmonumenten. Voor zover van toepassing zullen de beschermde waarden van de Beschermd Natuurmonumenten apart worden toegelicht. De natuurlijke kenmerken zijn voor deze beschikking ontleend aan de volgende (ontwerp)aanwijzingsbesluiten (tabel 2): Tabel 2: Aanwijzingsbesluiten, status en relevantie.
De aanwijzing conform de Vogel- en/of Habitatrichtlijn op grond waarvan een N2000-gebied is aangewezen is ruimtelijk begrensd. De beschermde waarden zijn hierin verschillend. Aan habitatrichtlijngebieden worden habitatrichtlijndoelen gekoppeld (habitattypen en habitatsoorten) en voor Vogelrichtlijngebieden gelden vogelrichtlijndoelen (broedvogels en niet-broedvogels). 2
Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april
1979 inzake het behoud van de vogelstand 3
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei
1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna
10 | 31 144333/171988
Voor een beperkt aantal habitattypen en habitatsoortensoorten is echter gekozen om zogenoemde complementaire doelen te formuleren. Dit zijn habitatrichtlijndoelen die worden toegevoegd aan Vogelrichtlijngebied. In onderstaande tabellen 4-7 worden de beschermde habitattypen en soorten respectievelijk de beschermde (niet-) broedvogels voor de gebieden binnen de invloedsfeer van het project uiteengezet.
11 | 31 144333/171988
Tabel 4: Beschermde habitats in Natura 2000-gebieden binnen de invloedssfeer van het project (Habitatrichtlijn)
12 | 31 144333/171988
Tabel 5: Beschermde habitatsoorten in N2000-gebieden binnen de invloedssfeer van het project (Habitatrichtlijn)
13 | 31 144333/171988
Tabel 6: Beschermde niet broedvogels in N2000-gebieden binnen de invloedssfeer van het project (Vogelrichtlijn)
14 | 31 144333/171988
Tabel 7: Beschermde broedvogels in N2000-gebieden binnen de invloedssfeer van het project (Vogelrichtlijn)
Voor wat betreft de Beschermd Natuurmonumenten (verder: BM) is thans alleen het BM “Duinen Den Helder-Callantsoog” nog relevant omdat het gelijknamige N2000-gebied nog niet definitief is aangewezen. De natuurwaarden van BM “Hargergat” en BM “Schoorlse Duinen” zijn opgenomen in het N2000-gebied “Schoorlse Duinen” dat per 23 december 2009 definitief is aangewezen, en zijn daarom als zodanig niet langer van toepassing. In de passende beoordeling is overigens wel getoetst op eventuele externe effecten t.a.v. deze vervallen BM (par. 4.4 , pag. 63 e.v. passende beoordeling). De wezenlijke kenmerken en waarden van BM “Duinen Den HelderCallantsoog” zijn kort samengevat: Natuurschoon, i.c. landschappelijke waarden: ruimtelijke afwisseling in terreintypen, openheid, vrijwel ongeschonden reliëf, verscheidenheid aan milieuomstandigheden, overgangen van open duinterrein naar bossen Samenhangende variatie in geomorfologie, biologische- en hydrologische processen inclusief bodemkundige gesteldheid en cultuurhistorische hoedanigheid (karakteristiek duinlandschap)
15 | 31 144333/171988
Natuurwetenschappelijk, i.c. - Avifaunistische waarden: rust-, broed, foerageer- en doortrekgebied voor vogels w.o. in ons land minder algemene tot zeldzame soorten; - Faunistische waarden: biotoop voor een groot aantal insecten, amfibieën, reptielen en zoogdieren w.o. in ons land minder algemene tot zeldzame soorten; - Floristische waarden: voorkomen van minder algemene plantengemeenschappen waarvan verscheidene in ons land minder algemene tot zeldzame soorten deel uitmaken.
C. Inhoudelijke beoordeling aanvraag C1. Gebruikte gegevens Voor de beoordeling van de aanvraag hebben wij gebruik gemaakt van de volgende bij de vergunningaanvraag ingediende stukken:
Aanvraagformulier en begeleidende brief Passende Beoordeling Zwakke Schakels, Arcadis 29 januari 2013 Ontwerp projectplan Zwakke Schakels, Arcadis 30 januari 2013 (redactioneel vastgesteld 19 maart 2013) Akkoordverklaring grondeigenaren (RWS en SBB) Plan voor mitigerende- en integrale monitoringsmaatregelen project Zwakke Schakels Noord-Holland, Arcadis 25 maart 2013
Daarnaast is gebruik gemaakt van:
Aanwijzingsbesluiten Natura 2000: “Noordzeekustzone”, Waddenzee”, “Delta”, “Duinen Den Helder-Callantsoog”, “Zwanenwater en Pettemerduinen”, “Abtskolk en De Putten” en “Schoorlse Duinen”. Aanwijzingsbesluit BM “Duinen den Helder-Callantsoog” Zwakke Schakels Noord-Holland Brugnotitie tussen MER DKNH, MER HPZ en Projectplan, Arcadis 19 maart 2013 Ruimtelijke onderbouwing Zwakke Schakels Noord-Holland, Arcadis 28 januari 2013 (redactioneel vastgesteld 19 maart 2013) Basistekening ten behoeve van planproducten, versie G, Arcadis 31 januari 2013. Zwakke Schakels-N-depositie damwanden, Arcadis 28-03-2013 Profielendocumenten soorten N2000 (Min EZ) Koffijberg, K & J. Nienhuis.2006. Terreingebruik van Dwergganzen en andere ganzensoorten op de pleisterplaats Abtskolk/De Putten. SOVON Vogelonderzoek Nederland i.o.v. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Directie Natuur, Juli 2006
16 | 31 144333/171988
C2. Toetsing De beoordeling van de aanvraag en de bijbehorende belangenafweging vindt plaats in 4 stappen: 1. identificeren mogelijke (significante) negatieve effecten; 2. toets aan de instandhoudingsdoelstellingen; 3. bepalen van cumulatieve effecten vanwege de uitvoering van andere activiteiten. 4. noodzaak tot het nemen van mitigerende of andere maatregelen om eventuele negatieve effecten te beperken; Ad 1 Identificeren mogelijke negatieve (significante) effecten. Effecten die als gevolg van de voorgenomen activiteiten waarvoor GS bevoegd gezag is, op kunnen treden zijn afname kwaliteit leefgebied, optische verstoring en verstoring door licht, geluid en trilling. Het gaat dan met name om de mogelijke verstoring van herbivore eenden en ganzen ter plaatse van N2000-gebied “Abtskolk & De Putten” als gevolg van het verwijderen van de huidige damwand in de Pettemer Zeewering. Maar ook kan sprake zijn van vermesting als gevolg van stikstofdepositie afkomstig van werkzaamheden en gebruik. Ad 2 Toets aan de instandhoudingsdoelstellingen Op basis van de bij de aanvraag geleverde documenten zijn zowel tijdelijke effecten als gevolg van werkzaamheden als de permanente effecten die zijn gekoppeld aan het gebruik van de inpassingsmaatregelen en het nieuwe strand ter plaatse van de HPZ getoetst. Aanleg Herstel aansluitingen wegen en strandopgangen Het gaat hier om activiteiten ter plaatse van de HPZ tussen Camperduin en Sint-Maartenszee. Met het aanbrengen van het zand ingevolge de kustversterking (strandverbreding en nieuw strand) is de zee vanaf de huidige dijkovergangen niet meer direct te bereiken. Vanaf de trappen op de bestaande dijk, die toegang bieden tot de buitenberm, worden daarom toegangspaden aangelegd richting het nieuwe strand. De bestaande strandtoegangen bij Petten en Camperduin worden slechts verlengd. Aangezien het hier het herstel betreft van de bestaande situatie zullen er geen permanente effecten zijn. Tijdens de herstelwerkzaamheden kan er tijdelijk sprake zijn van enige verstoring (geluid, beweging), deze is echter verwaarloosbaar aangezien de werkzaamheden hooguit enkele dagen tot weken duren, niet in de Natura 2000-gebieden zelf plaatsvinden en de effecten ook niet zo ver reiken.
17 | 31 144333/171988
Verstorende effecten van aanlegactiviteiten op foeragerende vogels op de strandhoofden treden niet op, omdat deze ten tijde van werkzaamheden al met zand bedekt zijn als gevolg van de zandsuppletie en de natuurwaarden hiervan dan reeds verdwenen zijn. Werkzaamheden aan wegen en strandhoofden als gevolg van inpassingsmaatregelen nabij of ter plaatse van het BN “Duinen Den Helder-Callantsoog” vinden niet plaats. Ter hoogte van Callantsoog is namelijk slechts sprake van vooroeversuppletie in zee. Aanleg nieuw recreatief fietspad op het veiligheidsduin In de bestaande situatie wordt voor het verrichten van onderhoud aan de dijk van de HPZ gebruik gemaakt van het buitentalud (zeezijde). Door de bijzondere ligging van dit talud wordt dit ook gebruikt door recreatieve fietsers, ondanks dat dit geen officieel fietspad is. In de nieuwe situatie wordt hier een nieuw strand met veiligheidsduin gerealiseerd als onderdeel van de kustversterking (zie afbeelding 2.10 ruimtelijke onderbouwing, pag. 30). Ter vervanging van de bestaande niet-officiële fietsverbinding over het onderhoudspad wordt daarom van Petten naar Camperduin een nieuwe recreatieve fietsverbinding met een breedte van 3,60 m aangelegd bovenop het veiligheidsduin. De aanlegwerkzaamheden vinden plaats aan de zeezijde in het gebied waar het veiligheidszand komt te liggen in het kader van de kustversterking. Dat maakt dat reeds sprake is van een verstoorde situatie (m.n. de functie van de strandhoofden voor steenloper, kanoet en scholekster, zie Nbwet-vergunning van Min. EZ). De beperkte werkzaamheden inzake de aanleg van het fietspad in het nieuwe duin na de zandsuppletie leiden dan ook niet tot significante verstoring van natuurwaarden. Daar komt bij, dat de buitenteen van de HPZ waar aan de zeezijde het veiligheidsduin met het fietspad wordt gerealiseerd, is gelegen op circa 90 m van de grens van N2000-gebied “Abtskolk & De Putten”. Binnen deze afstand bevindt zich reeds een bestaand intensief gebruikt utilitair fietspad aan de landzijde van de dijk en een drukke autoweg (Hondsbossche weg). Verstuiving van zand Met de voorgenomen zandige zeewaartse kustversterking bij de HPZ is er een kans op het verstuiven van zand met negatieve effecten in de aangrenzende recreatie- en woongebieden. Ook kan het verstuivende zand negatief uitwerken op de grasmat van de HPZ. De maatregelen die worden genomen om ongewenst verstuiven van zand te voorkomen zijn niet van zodanige aard dat dit kan leiden tot effecten op Natura 2000gebieden. Het gaat om lokale aanleg van stuifschermen van natuurlijke materialen en helm- of duindoornaanplant.
18 | 31 144333/171988
Op plaatsen waar verstuiving niet leidt tot verstoring in achterliggend gebied en verstuiving waterstaatkundig is toe te staan, worden geen maatregelen uitgevoerd. Strandpaviljoens De werkzaamheden voor de kustversterking hebben consequenties voor de aanwezige strandpaviljoens en aanverwante opstallen (zie afbeelding 2.17 in ruimtelijke onderbouwing), vooral ter hoogte van de aansluiting van de kustversterking bij de HPZ op de bestaande duinen bij Petten en Camperduin. Het nieuwe veiligheidsduin wordt over enige honderden meters vloeiend aangesloten op de bestaande waterkering. Gevolg daarvan is dat een aantal paviljoens zeewaarts verplaatst moet worden inclusief kabels en leidingen. Het betreft strandpaviljoen “Zee&Zo” (RSP 20.21) bij Petten en Reddingsbrigade Petten (RSP 20.07). Verder ten noorden van Petten worden er geen paviljoens verplaatst. Bij Camperduin is het nog onduidelijk of er paviljoens verplaatst moeten worden. Dat is afhankelijk van wanneer de aansluiting op de duinen gereed is. Het gaat in dat geval in ieder geval om de Reddingsbrigade Camperduin en strandpaviljoen “Luctor et Emergo” bij Camperduin. Tijdelijke verstoring op de vogels van het aanliggende duingebied (externe werking) als gevolg van gevolg van werkzaamheden op het strand (geluid e.d.) is mogelijk, maar daar is in de huidige situatie ook al sprake van rondom de paviljoens vanwege het recreatief gebruik. Belangrijkste vogelwaarden zijn bovendien met name beperkt tot het middenduin waar geen werkzaamheden plaatsvinden. Daarnaast is er overlap met de werkzaamheden als gevolg van de zandsuppletie die veel omvangrijker zijn. De tijdelijke en in aard en omvang zeer beperkte werkzaamheden ingevolge het zeewaarts verplaatsen van enkele strandpaviljoens op het strand leiden dan ook niet tot significante verstoring van natuurwaarden in naastgelegen of nabije N2000gebieden. In voorschrift 5 hebben wij geborgd dat de spreiding in recreatiedruk en/of verstoring voor zover gerelateerd aan de bestaande strandpaviljoens niet wezenlijk verandert t.o.v. de huidige situatie. Stikstofemissie a.g.v. werkzaamheden inpassingsmaatregelen In de aanlegfase is sprake van een tijdelijke extra emissie van (o.a.) stikstofoxiden door de inzet van o.a. hydraulisch graafmachines (HGM’s), shovels, vrachtwagens en bulldozers bij de benodigde werkzaamheden. Daarnaast vindt tijdelijk extra emissie plaats van stikstof door een draadkraan en een loader ten behoeve van het verwijderen van bestande damwanden ter hoogte van de Pettemer Zeewering (zie volgende alinea).
19 | 31 144333/171988
Stikstofemissie als gevolg van werkzaamheden inzake de aanleg van de inpassingsmaatregelen zijn in de passende beoordeling niet separaat onderzocht maar in samenhang met de totale stikstofemissie als gevolg van alle werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van de kustversterking, de inpassingsmaatregelen en overige activiteiten zoals het verwijderen van de damwand in de Pettemer Zeewering. Uit de stikstofanalyse (par. 4.2, pag. 52 e.v. passende beoordeling) blijkt dat voor de totale werkzaamheden geen sprake is van significante effecten. Voor het uittrillen van de damwand is aanvullend op hetgeen in de passende beoordeling is berekend t.a.v. de totale werkzaamheden een stikstofberekening gemaakt om inzichtelijk te maken wat de individuele bijdrage is van deze activiteit. Uit de stikstofanalyse volgt dat voor het Vogelrichtlijngebied “Abtskolk en de Putten” sprake is van een eenmalige stikstofemissie van < 0,10 mol/ha. Dit is ecologisch gezien verwaarloosbaar. Wijziging van vegetatiesamenstelling waardoor indirect de kwaliteit van het foerageergebied kan veranderen t.o.v. de dwerggans is daarom uitgesloten. Voor het N2000-gebied “Zwanenwater en Pettemerduinen” zijn de hoogste eenmalige stikstofdeposities grofweg te vinden in het gedeelte tussen de Korfwaterweg en de kernreactor van Petten. De stikstofdepositie is hierbij het grootst in een zone van circa 300m rond het midden van de Korfwaterweg (>1 mol met een max. van 1,35 mol/ha). Daarna neemt de depositie snel af naar deposities <0,5 mol vervolgens <0,25 mol tot <0,10 mol ter hoogte van de kernreactor e.v. In de zone met de grootste deposities bevinden zich achtereenvolgens de volgende habitattypen (vanaf de zeereep in horizontale richting): H2120 (wit duin), H2130 A (grijs duin, kalkrijk) met daarin enkele gedeelte H2140B (kraaiheide, droog), enkele gedeelten met H2130B (grijs duin, kalkarm) en vervolgens duinbossen van de binnenduinrand (H2180AB). Uitgaande van worst-case (1,35 mol/ha) resulteert het verwijderen van de damwand voor het gevoeligste habitattype H2130B (KDW 714 mol/ha) in een eenmalige relatieve bijdrage van 0,19% van de KDW. Deze waarden zijn ecologisch gezien verwaarloosbaar omdat zij niet meer zijn toe te schrijven aan een individuele bron. Het verwijderen van de damwand te Petten heeft dan ook geen significante bijdrage in de totale stikstofemissie die wordt gegenereerd bij de realisatie van de totale kustversterking waarvan reeds eerder werd geconcludeerd dat geen sprake is van significante effecten.
20 | 31 144333/171988
Uittrillen damwand Bij het aanbrengen van de tijdelijke damwand in de kruin van de Pettemer Zeewering in 2005, is toegezegd dat de damwand, zodra deze niet meer functioneel is, wordt verwijderd. In lijn met deze afspraak wordt deze circa 1 km lange damwand4 na realisatie van de kustversterking verwijderd. De damwand is gesitueerd ten westen van de bebouwde kern van Petten buiten de begrenzing van Natura 2000gebied “Abtskolk & De Putten” dat is aangewezen onder de Vogelrichtlijn. De kortste afstand hemelsbreed tot aan het Natura 2000gebied “Abtskolk & De Putten” betreft circa 845 meter. Als gevolg van de werkzaamheden kan het nabijgelegen N2000-gebied verstoord worden door geluid, trillingen en de aanwezigheid van machines en mensen. Gezien de afstand van de werklocatie tot het N2000-gebied is het met name de geluidsproductie ingevolge het uittrillen van de damwand die verstorend werkt. Dwerggans, grauwe gans, kolgans en smient gebruiken het binnendijks gelegen Natura 2000-gebied “Abtskolk & De Putten” als rust- en foerageergebied. Als gevolg van de geluidsproductie zal tijdelijk een deel van het foerageergebied van de herbivore ganzen en eenden verstoord kunnen worden. Verstoring van de grauwe gans, kolgans en smient gedurende de periode waarin het werk wordt uitgevoerd heeft op deze soorten een klein effect. De (Nederlandse en wereldwijde) populaties zijn namelijk groot en de staat van instandhouding gunstig. Ook zijn deze soorten minder kritisch in hun terreingebruik dan de dwerggans. Hoewel de vitaliteit van de dieren eveneens negatief beïnvloed kan worden, zal dit met zekerheid geen effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen. Significant negatieve effecten op kolgans, grauwe gans en smient zijn daarom uitgesloten. Verstoring van de dwerggans in een van de foerageergebieden van deze soort kan wel impact hebben op de totale populatie van de soort in Nederland. Het wereldwijde aantal dwergganzen is erg laag waardoor de soort kwetsbaar is (vermeld als kwetsbaar op de rode lijst van de IUCN). In het N2000-gebied “Abtskolk & De Putten” verblijft circa 1/5e deel van de Nederlandse populatie (overwinterend circa 100 individuen) en het gebied is daarom van wezenlijk belang voor de instandhouding van de soort. De ganzen zijn aanwezig van half november (soms half oktober) tot half maart. Als gevolg van de geluidsverstoring zullen de dwergganzen mogelijk verminderd gebruik kunnen maken van het gebied en moeten uitwijken naar andere gebieden.
4
zie voor details afbeelding 4.1 in het rapport “Geluidsbelasting en Luchtkwaliteit”
dat als bijlage 9 bij de Ruimtelijke onderbouwing is gevoegd
21 | 31 144333/171988
Echter, in de directe omgeving van de slaapplaats (het Zwanenwater) is geen ander geschikt terrein, waardoor de ganzen verder moeten vliegen wat hun overlevingskansen negatief beïnvloed. Zonder mitigerende maatregelen zijn significante effecten daarom niet uitgesloten (par. 5.4.8. passende beoordeling). Door het verwijderen van de damwand uit te voeren buiten de periode dat de dwerggans aanwezig is, worden significant verstorende effecten i.h.k.v. externe werking voorkomen. Middels voorschrift 3 hebben wij deze mitigerende maatregel geborgd. Verwijderen meetopstelling van Rijkswaterstaat Al vanaf 1994 meet Rijkswaterstaat de golven voor de kust bij Petten. Ter hoogte van het huidige informatiecentrum “Dijk te Kijk” van HHNK (Strandweg 4) bevindt zich aan de zeezijde in het dijktalud/de kruin van de dijk en in zee een meetopstelling van Rijkswaterstaat. De meetopstelling bestaat uit twee boeien (op 3,8 en 8 km uit de kust), vier meetpalen (van vlakbij de dijk tot 550 m uit de kust) en een aantal sensoren op en in de dijk zelf en twee camerapalen. Sinds 2006 staat er ook een golfoverslagbak, die de hoeveelheid water meet die tijdens een storm tegen de dijk oploopt. Voorafgaand aan de versterking wordt de meetopstelling van Rijkswaterstaat opgeruimd. Effecten op instandhoudingsdoelen van de nabijgelegen N2000-gebieden “Noordzeekustzone” en “Abtskolk & De Putten” als gevolg van het verwijderen van de meetopstelling zijn uitgesloten vanwege:
De geringe duur, aard en omvang van de werkzaamheden (circa 1 week); De afwezigheid van grote ecologische waarden /functionaliteiten ter plaatse van de meetopstelling i.r.t. N2000-gebied “Noordzeekustzone”; De afstand tot N2000-gebied “Abtskolk & De Putten” welke ruim 1 km bedraagt (hemelsbreed); Het feit dat de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd buiten de kwetsbare periode van de dwerggans van 1 november tot 15 maart (vs.3).
Werkzaamheden inzake de realisatie van maatregelen voor scholekster en steenloper In de aanvraag wordt voorgesteld om maatregelen te treffen voor de scholekster en steenloper omdat een deel van hun foerageergebied (strandhoofden) door zandsuppletie verdwijnt (voor effectbeoordeling zie Nbwet-vergunning EZ). Omdat de voorgestelde maatregelen gerealiseerd zullen worden op Noord-Hollands grondgebied, dient bezien te worden of de aanlegwerkzaamheden en/of het veranderd gebruik ter plaatse, verstorende effecten heeft op Natura 2000-doelen.
22 | 31 144333/171988
Immers, de inzet van machines, transportbewegingen en aanwezigheid van mensen kan leiden tot verstoring door geluid en beweging (optisch). Omdat van een aantal maatregelen nog niet alle details bekend zijn, is het niet mogelijk om de werkuitvoering van alle in de aanvraag voorgestelde maatregelen in voorliggende beschikking op te nemen. Deze maatregelen zullen t.z.t. beoordeeld moeten worden en/of vergunning voor moeten worden aangevraagd. Voorliggende beschikking ziet daarom alleen op de kwaliteitsverbetering van enkele bestaande strandhoofden door toepassing van “Elastocoast” en het opwaarderen van de bestaande bestorting van enkele dijkvakken van de Waddendijk op Texel. Kwaliteitsverbetering strandhoofden Beoogd wordt om het substraat van circa 15 bestaande strandhoofden ten noorden van Groote Keeten te optimaliseren voor de aanhechting van mosselbroed. Het zoekgebied waar de opwaardering plaatsvindt betreft een zone van circa 3 km vanaf strandslag ‘Groote Keeten’ tot ongeveer halverwege de strandslag ‘Drooghe Weert’ en strandpaviljoen ‘Paal 6’ bij Julianadorp. Voor het opwaarderen van de strandhoofden wordt gebruik gemaakt van “Elastocoast”, een polyurethaan gebonden dijkbekleding dat is ontwikkeld door het Duitse chemieconcern BASF. In het Noord-Duitse waddengebied vinden al vanaf 2004 proeven plaats op een aantal waterkeringen (5500 m2). In Nederland zijn in het najaar van 2007 de eerste praktijktests met Elastocoast gedaan, waaronder een strandhoofd bij Petten (Bijlsma, 2008). In 2011 is bij de pilot-locatie te Petten onderzoek gedaan naar de duurzaamheid van het materiaal (Duurzaamheid van Elastocoast, 2011, TU Delft), waaruit bleek dat de thans behandelde strandhoofden bij Petten bijna volledig bedekt waren met mossels. Het maken en aanbrengen van Elastocoast op het dijktalud gaat snel en eenvoudig. Als basismateriaal wordt mineraal aggregaat (split e.d.) gebruikt met een onregelmatige verdeling in grootte. Dit aggregaat wordt in een conventionele (beton)mixer vermengd met het bindmiddel polyurethaanhars. Het bindmiddel omhult vervolgens het mineraal aggregaat, bindt de korrels aan elkaar en houdt de natuurlijke holle ruimte tussen de korrels in stand. Het eindproduct krijgt daardoor een open structuur met een hoog holle ruimte gehalte van ongeveer 50%. Het onverharde mengsel wordt op de dijk aangebracht, waar het in circa 20-30 minuten uithardt. Dat maakt ook dat de werkzaamheden snel uitgevoerd dienen te worden.
23 | 31 144333/171988
De inzet van materieel zal naast een mixer waarschijnlijk bestaan uit maximaal 1-2 graafmachines en een vrachtwagen (of vergelijkbaar) voor transport van het minerale aggregraat en de Elastocoast naar de locatie. De worst-case verwachting is dat per dag 1 strandhoofd behandeld kan worden, waardoor het werk maximaal 15 dagen zal duren. Omdat rekening gehouden moet worden met het getij zal ook ’s nachts gewerkt kunnen worden. Middels voorschrift 4 hebben wij geborgd dat er geen directe verlichting plaatsvindt van het aangrenzende N2000gebied waardoor eventuele verstoring van broedvogels is uitgesloten. Op basis van het bovenstaande zijn significant verstorende effecten op kwalificerende vogels van het N2000-gebied “Duinen Den Helder Callantsoog tevens BN)” en N2000-gebied “Zwanenwater & Pettemerduinen” als gevolg van de realisatie van het opwaarderen van de strandhoofden uitgesloten want:
De strandhoofden maken geen deel uit van N2000. De werkzaamheden zijn van korte duur (max 15 dagen). De werkzaamheden worden uitgevoerd op een afstand van >4 km van het N2000-gebied “Zwanenwater en Pettemerduinen”. Verstorende effecten op de kwalificerende (broed-)vogels van dit N2000-gebied zijn daaromuitgesloten. De werkzaamheden worden uitgevoerd op >385 meter van de territoria / broedgebieden van de tapuit (complementaire soort N2000-gebied “Duinen Den Helder-Callantsoog”). Deze bevinden zich namelijk in het (half)open duingebied en niet direct achter de zeereep (verspreidingsgegevens LNH, 2010). Er wordt niet verwacht dat de tijdelijke geluidsproductie van de werkzaamheden zodanig zijn dat deze op een dergelijke afstand en met de afschermde werking van de duinenrij aan de zeereep, zorgen voor significant verstorende effecten t.a.v. deze soort. De tapuit is bovendien met name gevoelig voor betreding van de broedgebieden. Daarvan is geen sprake. Dezelfde redenatie is van toepassing op de broedvogels van het BN. Het betreft het opwaarderen van strandhoofden met een huidige lage bedekking van mossels (ca. 8 á 10%) waardoor geen sprake is van aantasting van ter plaatse belangrijk foerageergebied van schelpdierconsumenten. Van directe verlichting van het duingebied is geen sprake. Dat hebben wij geborgd in voorschrift 4.
Opwaarderen Waddenzeedijk Texel Deze opwaardering bestaat uit het op hoogte brengen van de bestaande bestorting zodat deze omstreeks NAP ligt en hierna af te vullen met een colloïdaal beton. Door het colloïdaal beton ontstaat en ruw oppervlak waaraan schelpen en wieren zich goed kunnen hechten.
24 | 31 144333/171988
Ook creëert het een oppervlak tussen de stortsteen die eenvoudig te betreden is door de steenloper en scholekster. De werkzaamheden staan gepland voor het einde van 2013 en worden naar alle waarschijnlijkheid afgerond in het eerste kwartaal van 2014. Inzet van materieel zal bestaan uit een rupskraan, vrachtwagens voor transport van steenmateriaal, een betonpomp en betonmixers voor het colloïdaal beton. Doordat slechts de huidige zone met stortstenen wordt opgehoogd en voorzien van beton, is geen sprake van zeewaartse uitbreiding van de dijkvoet. Feitelijk vinden de werkzaamheden daarmee buiten de begrenzing van het N2000-gebied “Waddenzee” plaats. De potentiële dijkvakken van de Waddenzeedijk die opgewaardeerd kunnen gaan worden zijn grofweg gelegen in het dijkvak ten oosten van de Mosselweg te Oosterend tot het dijkvak dat dat aansluit op de Waddenhaven te Oudenschild met uitzondering van het vogelkijkgebied ‘De Zandkes’ (hoogwatervluchtplaats). Significant negatieve effecten op beschermde waarden van de Waddenzee als gevolg van het opwaarderen van de dijk zijn uitgesloten omdat:
Geen sprake is van afname oppervlakte habitattypen; De werkzaamheden bij laag water worden uitgevoerd wanneer de vogels foerageren op het wad; Van betreding van het wad en /of de hoogwatervluchtplaats ‘De Zandkes’ geen sprake is; De werkzaamheden niet gelijktijdig worden uitgevoerd over het gehele dijktraject zodat de ruimtelijke verstoring beperkt blijft; De werkzaamheden zijn tijdelijk (circa 3 maanden).
Gebruik Gebruik nieuw recreatief fietspad op het veiligheidsduin Het gebruik van de huidige fietsverbinding aan de zeezijde van de HPZ verandert niet. Dat hebben wij geborgd in voorschrift 8. De nieuwe fietsverbinding ter vervanging van het bestaande pad op het veiligheidsduin blijft een recreatieve fietsverbinding. Indien het fietspad anders wordt gebruikt dan uitsluitend recreatief, is mogelijk een aanvullende beoordeling noodzakelijk, maar daarop ziet voorliggende beschikking niet. Indien het gebruik verandert, zal dit apart getoetst moeten worden op eventuele strijdigheid inzake de Nbwet. Het ontwerp van het fietspad is wel gewijzigd ten opzichte van de huidige situatie. In de nieuwe situatie ligt het fietspad op het nieuwe veiligheidsduin, terwijl het huidige fietspad onderaan de dijk is gepositioneerd. Dat maakt, dat door de hogere positie in het landschap verstorende effecten mogelijk verder kunnen reiken.
25 | 31 144333/171988
Significant verstorende effecten op de beschermde vogels van het aangrenzende N2000-gebied “Abtskolk & De Putten” zijn echter uitgesloten omdat:
De grootste recreatieve druk in termen van verkeerspassages verwacht mag worden in de zomermaanden buiten de periode wanneer de herbivore eenden en ganzen in grote getalen aanwezig zijn in het N2000-gebied (najaar en wintermaanden). Abtskolk & De Putten reeds aan de zeezijde wordt begrensd door een bestaand utilitair fietspad aan de voet van de dijk (landzijde) voor woon- werkverkeer en de Hondsbossche weg. De verstoring die uitgaat van deze bestaande infrastructuur is vele malen groter dan van een recreatief fietspad verwacht mag worden. Het nieuwe veiligheidsduin en het recreatieve fietspad is bovendien gelegen ten westen van het utilitaire fietspad en de Hondsbossche weg dus op grotere afstand van het N2000-gebied. Uit het verspreidingsonderzoek dat is verricht in Abtskolk & De Putten (Koffijberg & Nienhuis,2006) blijkt verder niet dat de directe omgeving van de in potentie meer verstorende bestaande infrastructuur in de huidige situatie wordt gemeden door de dwerggans.
Strandpaviljoens Voorliggende beschikking ziet niet op een verandering in gebruik van de paviljoens. Weliswaar kan de aanleg van de nieuwe zandige kustzones een aantrekkende werking hebben op de bestaande strandpaviljoens maar het is niet in lijn der verwachting dat daardoor ook het verspreidingspatroon in recreatiedruk t.o.v. het aangrenzende duingebied verandert. Het gaat immers primair om een zeewaartse verplaatsing. Dit wordt anders indien sprake is van een wezenlijk grotere spreiding van de strandpaviljoens over de kuststrook dan thans het geval is of wanneer aard (exploitatievorm, muziek etc.) en omvang (uitbreiding) van de bestaande paviljoens verandert waardoor de recreatiedruk op het achterliggende duingebied kan veranderen. Voor zover de aard van de strandpaviljoens veranderd ten opzichte van de huidige situatie, zal een aparte beoordeling gedaan moeten worden en/of is een aparte vergunning noodzakelijk inzake de Nbwet. Middels voorschrift 5 hebben wij geborgd dat de verplaatsing primair in zeewaartse richting plaats mag vinden waarbij een beperkte verplaatsing in noord- dan wel zuidwaartse richting mogelijk is binnen de vrijwaringsstrook van onderhoud rondom de strandpaviljoens (zie basistekening die bij de aanvraag is gevoegd) . Onvoorziene omstandigheden zoals de aanwezigheid van kabel en leidingen maar ook aspecten als reliëf en veiligheid maken namelijk dat een directe zeewaartse verplaatsing in een rechte lijn niet altijd mogelijk is.
26 | 31 144333/171988
Stikstofemissie i.r.t. verkeertoename Na de uitvoering van de versterking kan er sprake zijn van een lichte verkeerstoename ten opzichte van de bestaande situatie. In het hoogseizoen is dit naar verwachting 3 à 3,5%, buiten het seizoen < 2%. Deze toename hangt samen met een verwachte grotere aantrekkingskracht van de kustzone in het plangebied op recreanten. De grotere aantrekkingskracht vloeit voort uit het aanbrengen van nieuw strand. Als er sprake is van een toename van verkeer zal er ook meer stikstof worden uitgestoten door de voertuigen en zal ook de stikstofdepositie op de vermestingsgevoelige duinhabitats toenemen. De effecten zijn in beeld gebracht middels een modellering van de stikstofdepositie in de huidige situatie, de autonome ontwikkeling en de plansituatie. Hiervoor is gebruik gemaakt van het verspreidingsmodel OPS-Pro versie 4.3.15 van het RIVM en PBL. In Bijlage 6 van de passende beoordeling zijn de kaartjes met de veranderingen in depositiewaarden als gevolg van dit extra verkeer voor de Natura 2000-gebieden “Zwanenwater & Pettemerduinen” en “Schoorlse Duinen” opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt in de volgende situaties:
Het project effect 2016: de verandering (toename) in stikstofdepositie ten opzichte van de autonome ontwikkeling in 2016; Het project effect 2025: de verandering (toename) in stikstofdepositie ten opzichte van de autonome ontwikkeling in 2025; Het verschil tussen de huidige situatie en de plansituatie in 2016 (verminderde afname); Het verschil tussen de huidige situatie en de plansituatie in 2025 (verminderde afname).
De stikstofdepositietoename als gevolg van toenemend verkeer bedraagt maximaal 0,25 - 0,5 mol/ ha/jaar. Deze waarden worden bereikt in een smalle zone waar de oostgrens van de Natura 2000gebieden raakt aan doorgaande wegen in de binnenduinrand. In het overgrote deel van de Natura 2000-gebieden neemt de stikstofdepositie ten opzichte van de autonome ontwikkeling met niet meer toe dan 0,1 mol/ha/jaar. Ten opzichte van de hoge achtergrondwaarden (500-1500 mol/ha/jaar) en de jaarlijkse fluctuaties in depositie (tientallen molen/ha/jaar) heeft deze toename ecologisch gezien geen betekenis. Bovendien neemt de achtergronddepositie in de toekomstige situatie af over de hele oppervlakte van beide Natura 2000-gebieden ten opzichte van de huidige situatie door het schoner worden van autoverkeer (2011). De extra verkeersaantrekkende werking heeft geen significante invloed op deze autonome ontwikkeling.
27 | 31 144333/171988
Het effect van het schoner worden van het autoverkeer is namelijk groter dan de toename als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de toekomstige kustgebieden. De afname van de stikstofdepositie t.o.v. de huidige situatie als gevolg van het schoner worden van de auto’s is 1-5 mol in de smalle zone waar de maximale stikstofdeposities van 0,25-0,5 mol/ha/jaar kunnen worden verwacht. De autonome afname wordt bereikt in 5 jaar. Feitelijk betekent de verminderde verbetering als gevolg van het extra verkeer dat een bepaalde waarde van de stikstofdepositie later wordt bereikt dan zonder dat extra verkeer. Die vertraging is dan ongeveer 10%, oftewel 6 maanden. Omdat het gaat om zeer geringe veranderingen t.o.v. hoge natuurlijke jaarlijkse variaties in stikstofdepositie (10-tallen molen), in een relatief dynamisch landschap, heeft deze vertraging van minder dan 1 jaar in ecologisch opzicht geen betekenis. Ad 3 Cumulatieve effecten De Natuurbeschermingswet eist dat de effecten die een plan heeft, worden beoordeeld in samenhang met de effecten van andere plannen en projecten. De kans bestaat namelijk dat een project zelfstandig niet leidt tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstelling van een Natura 2000-gebied, maar dat dit in cumulatie met de effecten van andere plannen en projecten wel het geval is. Cumulatie is daarbij meer dan een simpele optelsom omdat alle effecten een component van plaats, tijd en grootte in zich hebben. In de passende beoordeling zijn de tijdelijke stikstofeffecten a.g.v. werkzaamheden voor de zandsuppleties aan de ene kant (bevoegd gezag EZ) en de inpassings– en opruimwerkzaamheden aan de andere kant reeds in samenhang geanalyseerd (par. 5.3, pag., 69 passende beoordeling). Significante effecten zijn uit te sluiten (zie ook Ad1 van deze beschikking). Er zijn geen andere projecten of plannen bekend waardoor in de periode dat de betreffende werkzaamheden plaatsvinden sprake zou kunnen zijn van significant verstorende effecten a.g.v. stikstofcumulatie. Cumulatie met andere projecten en plannen als gevolg van verstoring door beweging, licht en geluid is voor het hele project “Kustversterking Zwakke Schakels Noord-Holland” geanalyseerd in paragraaf 5.3.7 (pag. 92 e.v.) en tabel 24 van de passende beoordeling. Uit de tabel blijkt dat mogelijke cumulatie beperkt is tot activiteiten op zee (verstoring vaarbewegingen) en de zeebodem (bodemberoering). Uit de analyse blijkt dat van significante effecten geen sprake is. Cumulatieve effecten als gevolg van de inpassings- en opruimmaatregelen die in het zelfde tijdsbestek plaatsvinden als de zandsuppleties en bovendien gesitueerd zijn aan de landzijde en/of binnendijks zijn daarom op voorhand uitgesloten.
28 | 31 144333/171988
Ad 4 Mitigerende of andere maatregelen in de aanvraag die de effecten beperken In de aanvraag en bijbehorende documenten wordt ten aanzien van de activiteiten waarop voorliggende beschikking ziet alleen gemitigeerd voor verstoring van de dwerggans als gevolg van het verwijderen van een bestaande damwand in de Pettemer Zeewering (par. 5.4.9, pag. 107). De voorgestelde mitigatie luidt als volgt: “Door de in de HPZ aanwezige damwand te verwijderen buiten de periode dat de dwerggans aanwezig is, worden effecten voorkomen. Het verwijderen van de damwand moet dan tussen half maart en half november plaatsvinden”. Gezien de geringe aantallen van de dwerggans en het feit dat de eerste ganzen ook half oktober in het gebied aan kunnen komen hebben wij bovenstaande mitigatie nader aangescherpt en geborgd in voorschrift 3. Indien de damwand wordt verwijderd tussen 15 maart en 1 november zijn significant verstorende effecten uitgesloten.
D. Zienswijzen en reactie op zienswijzen De procedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de daarvoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. Naar aanleiding van deze aanvraag zijn op grond van artikel 44, lid 3 van de Nbwet het Ministerie van EZ en de gemeenten Bergen en Schagen gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag haar zienswijze kenbaar te maken. Van gemeente Bergen is d.d. 28 maart een zienswijze ontvangen (kenmerk: 13uit02225). De zienswijze komt kort samengevat op het volgende neer: Het succes van de voorgestelde mitigerende maatregelen in het Mitigatie- en monitoringsplan is op voorhand niet gegarandeerd. Mocht door monitoring van de maatregelen blijken dat de genomen mitigerende maatregelen onvoldoende effect sorteren, dan dienen er nieuwe maatregelen te worden genomen waardoor de natuurwaarden die verloren gaan alsnog worden gemitigeerd.
29 | 31 144333/171988
De effectiviteit en duurzaamheid van de mitigerende maatregelen en/of de noodzaak tot het nemen van mitigerende maatregelen voor scholekster en steenloper is gekoppeld aan het verdwijnen van strandhoofden als gevolg van zandsuppletie en daarom ter beoordeling van het Min. EZ. Provincie beoordeeld slechts de eventuele verstorende werking die uitgaat van de werkzaamheden indien deze ter realisatie van de voorgestelde maatregelen worden uitgevoerd. De mitigatie voor de dwerggans inzake het verwijderen van een damwand te Petten hebben wij tenslotte geborgd in voorschrift 3. Gemeente Schagen heeft d.d. 25 maart 2013 aangegeven geen zienswijze in te dienen. Op grond van artikel 4:8 en 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht is ook Rijkswaterstaat Directie Noordzee gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een zienswijze op de ingediende aanvraag. Van Rijkswaterstaat, directie Noordzee hebben wij geen zienswijze ontvangen.
E. Slotoverwegingen Aan de hand van de aanvraag en de daartoe behorende bijlagen en documenten hebben wij op grond van objectieve gegevens uit kunnen sluiten dat de werkzaamheden ten behoeve van de inpassings- en opruimmaatregelen afzonderlijk en in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben. Hetzelfde geldt voor het gebruik van het nieuwe strand bij HPZ en het recreatieve fietspad op het veiligheidsduin. Negatieve effecten zijn echter niet op voorhand uit te sluiten. Het gaat hierbij vooral om verstoring (vooral tijdens aanleg en gebruik). Wij zijn op grond van bovenstaande overwegingen van oordeel dat de vergunning onder oplegging van voorschriften kan worden verleend. Omdat er geen sprake is van significante effecten is het aantonen van alternatieven, dwingende redenen van groot openbaar belang en het nemen van compenserende maatregelen niet nodig. Deze conclusie geldt nadrukkelijk onder de door ons gestelde voorschriften en beperkingen.
30 | 31 144333/171988
F. Procedure en samenhangende besluiten Het ontwerpprojectplan voor de kustversterking Zwakke Schakels Noord-Holland is opgesteld door het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier conform de Waterwet. Ingevolge artikel 5.8 Waterwet worden de uitvoeringsbesluiten voor het projectplan versterking Zwakke Schakels Noord-Holland gecoördineerd door gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: GS). Deze coördinatie bevordert een goede afstemming tussen de verschillende uitvoeringsbesluiten en een spoedige en eenvoudige besluitvorming. De procedure zorgt ervoor dat de voorbereiding en ter inzage legging van alle besluiten ter uitvoering van de versterking van de Zwakke Schakels Noord-Holland parallel loopt en dat eventuele beroepen tegen de besluiten parallel worden behandeld door de Raad van State. De termijnen waarbinnen de ontwerpbesluiten en definitieve besluiten door de bevoegde gezagen worden afgegeven zijn ambtelijk afgestemd en bevestigd in een brief van GS d.d. 25 januari 2013 aan de bevoegde gezagen en de initiatiefnemer (aanvrager). Het betreft de volgende uitvoeringsbesluiten: een omgevingsvergunning, twee vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (voorliggende beschikking van GS en één van het Ministerie van Economische Zaken), een ontheffing Flora- en Faunawet, een ontgrondingenvergunning voor de zandwinning Noordzee, een wijzigingsbesluit voor de legger en een watervergunning. Procedure GS zullen op verzoek van het hoogheemraadschap en conform artikel 5.9 van de Waterwet het ontwerpprojectplan, de Mer-en en de uitvoeringsbesluiten gecoördineerd ter visie leggen. Een ieder kan in die periode tegen het ontwerpprojectplan, de ontwerpuitvoeringsbesluiten en de milieueffectrapporten een zienswijze indienen bij GS. Dit kan per brief of per email. GS sturen ingediende zienswijzen door naar het voor het besluit bevoegde bestuursorgaan. Deze verwerkt de zienswijzen en neemt definitieve besluiten over projectplan, omgevingsvergunning of de andere vergunningen of ontheffing. Na vaststelling van het definitieve projectplan door het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, wordt dit door GS getoetst conform artikel 5.7 van de Waterwet. Na goedkeuring van het projectplan door GS wordt dit besluit, samen met alle uitvoeringsbesluiten, op een nader te bepalen tijdstip voor zes weken ter inzage gelegd. Hierbij is voor belanghebbenden beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
31 | 31 144333/171988
G. Afschriften Afschriften van dit besluit zijn verzonden aan: -Ministerie van EZ / directie Natuur -Rijkswaterstaat Directie Noordzee -Gemeente Bergen -Gemeente Schagen
Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
provinciesecretaris
voorzitter