GEBRUIKERSHANDLEIDING
hj Modellen 6100 en 6101 Ambulante Infusiepomp
i
Deze handleiding betreft alleen de ambulante infusiepompen Model 6100 en Model 6101 van CADD-Prizm® VIP (Variabel infusieprofiel). De pomp heeft twee toedieningsmodi: PCA PCA 6210 (alle revisieletters) Continu CONTIN 6220 (alle revisieletters) TPN TPN 6230 (alle revisieletters) Intermitterend INTERMT 6240 (alle revisieletters) Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor gebruik door de arts. Sta niet toe dat patiënten toegang hebben tot deze handleiding. De pomp heeft drie beveiligingsniveaus om toegang van de patiënten te beperken. Geef de veiligheidscodes van de pomp en andere informatie waardoor toegang tot programmerings- en bedieningsfuncties verkregen kan worden niet vrij. Een uitgavedatum van deze gebruikershandleiding wordt vermeld ter informatie van de arts. Indien er een jaar is verlopen tussen de datum van uitgave en het gebruik van het product, dient de arts contact op te nemen met Smiths Medical MD, Inc. om te zien of er een recentere versie van deze handleiding verkrijgbaar is.
Technische ondersteuning Indien u opmerkingen of vragen heeft met betrekking tot het gebruik van de CADDPrizm® pomp, kunt u contact opnemen via het onderstaande nummer. Geef a.u.b. de softwaremodule van de pomp op wanneer u contact opneemt. Deze informatie vindt u op het opstartscherm. Ons personeel bij Smiths Medical MD is vierentwintig uur per dag beschikbaar om artsen te helpen bij het programmeren en gebruiken van het CADD-Prizm™ infusiesysteem. Distributie in de V.S.: Smiths Medical MD, Inc 1265 Grey Fox Road St. Paul, Minnesota 55112 U.S.A. +1 651.633.2556 www.smiths-medical.com
ii
Europese distributie: Smiths Medical International Ltd. WD24 4LG, U.K. +44 (0) 1923 246434
Lees deze gehele Gebruikershandleiding door voordat u de CADD-Prizm® VIP ambulante infusiepomp gaat gebruiken. Indien de waarschuwingen en aanwijzingen niet op de juiste wijze worden opgevolgd, kan dit ernstig of dodelijk letsel voor de patiënt tot gevolg hebben.
Waarschuwingen • Deze gebruikershandleiding mag uitsluitend door artsen worden gebruikt. Zorg dat de patiënten geen toegang tot deze handleiding krijgen, aangezien de patiënten met de hierin verkregen informatie volledige toegang tot alle programmerings- en bedieningsfuncties zouden hebben. Onjuiste programmering kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben. • Patiënten op wie ongewenste werkingen en defecten, met inbegrip van onderbreking van medicatie of vloeistoftoediening van de pomp, mogelijk een nadelige invloed hebben, moeten onder nauwlettend toezicht worden gehouden en er moet een mogelijkheid zijn om onmiddellijk corrigerend op te treden. • Als de pomp wordt gebruikt om levensondersteunende medicijnen toe te dienen, moet er een extra pomp beschikbaar zijn. • De pomp mag niet gebruikt worden voor toediening van bloed of cellulaire bloedproducten. • Indien men de pomp laat vallen of ertegen stoot, moet hij op beschadiging worden geïnspecteerd. Gebruik geen pomp die beschadigd is of niet goed werkt. Neem contact op met de klantendienst om de pomp terug te sturen voor onderhoud. • Bij gebruik van een injectiespuit bij de CADD™-toedieningsset kan er TE WEINIG geneesmiddel worden toegediend. De werking van de injectiespuit kan negatief beïnvloed worden door veranderingen in de maten van de zuiger en in de beweeglijkheid ervan, waardoor er meer kracht nodig is om de zuiger te bewegen. Een zuiger van een injectiespuit glijdt met de tijd minder goed. Hierdoor wordt de hoeveelheid die te weinig toegediend wordt steeds groter, en dit kan na verloop van tijd beduidend worden. Daarom dient er rekening gehouden te worden met het soort medicatie en de vereiste precisie van de toediening bij gebruik van een injectiespuit met de CADD®--pomp. Clinici dienen het resterende volume in de injectiespuit regelmatig te iii
vergelijken met de waarden die de pomp weergeeft zoals RES VOL en TOEGEDIEND om te bepalen of er niet te weinig medicatie wordt toegediend zodat er zo nodig ingegrepen kan worden. • Onnauwkeurige toediening kan optreden als gevolg van tegendruk of vloeistofweerstand, die afhangt van de viscositeit van de medicatie, de kathetermaat en de verlenglijn van de extensieset (bijvoorbeeld een lijn met zeer kleine doorsnee). • Dien geen geneesmiddelen toe in de epidurale of subarachnoïdale ruimte tenzij het geneesmiddel hiervoor aangewezen is. • Om de infusie van geneesmiddelen die niet geïndiceerd zijn voor infusie in de epidurale of subarachnoïdale ruimte te voorkomen, mogen geen toedieningssets worden gebruikt die injectieplaatsen bevatten. • Als er een Medication Cassette Reservoir, CADD™-uitbreidingsset of CADD™-toedieningsset wordt gebruikt voor toediening in de epidurale of subarachnoïdale ruimte, is het sterk aan te bevelen dat deze duidelijk te onderscheiden zijn van andere toedieningsmethoden, door bijvoorbeeld een kleurencode, of andere identificatiemethoden. • Als er geen luchtdetector aangesloten is, of deze is aangesloten, maar uitgeschakeld, zal de pomp geen lucht detecteren in de slangen. Het verdient aanbeveling om de slangen regelmatig te controleren en eventuele lucht te verwijderen om luchtembolie te voorkomen. • Volg de gebruiksaanwijzing die bij het Medicatiecassettereservoir en de CADD™ -Extensieset, of de CADD™ -Toedieningsset geleverd is, waarbij in het bijzonder aandacht besteed moet worden aan alle waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen die met het gebruik samenhangen. • Wanneer de opwaartse occlusiesensor is uitgeschakeld, neemt de pomp geen opwaartse occlusies (tussen de pomp en het reservoir) waar. De slangen moeten regelmatig geïnspecteerd worden op het knikken, een gesloten klem of andere opwaartse obstructies. Opwaartse occlusies kunnen leiden tot onvoldoende of geen toediening van medicatie. • De veiligheidscodes van de pomp en andere informatie waardoor de patiënt toegang tot alle programmerings- en bedieningsfuncties zou krijgen, mogen niet aan de patiënt kenbaar worden gemaakt. • Gebruik geen oplaadbare NiCad- of NiMH-batterijen (nikkel-metaalhydride). Gebruik geen “heavy duty” koolzinkbatterijen. Zij leveren niet voldoende stroom om de pomp correct te laten werken.
iv
• Zorg dat er altijd nieuwe reservebatterijen binnen bereik zijn. Als de stroom uitvalt, wordt er niets toegediend. • Er is geen alarmsignaal om te laten weten dat de batterij niet juist werd ingebracht of verkeerd zit. Bij een verkeerd geïnstalleerde batterij kan er stroomuitval optreden en wordt er bijgevolg geen geneesmiddel toegediend. • Indien men de pomp laat vallen of ertegen stoot, kan de batterijklep breken of beschadigd worden. Gebruik de pomp niet als de batterijklep beschadigd is, want de batterij kan dan niet goed vast zitten; dit kan leiden tot een stroomonderbreking en dan wordt er geen geneesmiddel toegediend. • Hou rekening met het nauwkeurigheidspercentage (± 6%) van het toedieningssysteem bij het programmeren van de pomp en/of het vullen van het Medicatiecassettereservoir. Doet u dit niet, dan kan de medicatie in het reservoir sneller leeg zijn dan verwacht. • Wanneer u een nieuwe tijd voor de lockout Dos. op Aanvr invoert, wordt iedere geldende lockout-tijd gewist. Onmiddellijk na het starten van de pomp zou er een Dosis op Aanvraag kunnen worden, en dit kan leiden tot de toediening van te veel geneesmiddel. • Wanneer u een nieuwe waarde voor max dosis per uur invoert, wordt iedere geldende lockout-tijd gewist. Onmiddellijk na het starten van de pomp zou er een Dosis op Aanvraag kunnen worden, en dit kan leiden tot de toediening van te veel geneesmiddel. • Wees voorzichtig bij gebruik van de klinische bolusfunctie. Aangezien de frequentie van het toedienen van een bolus onbeperkt is, en de hoeveelheid van de bolus tot 20 ml (of het equivalent in mg of mcg) kan bedragen, mag u de patiënt niet vertrouwd maken met de procedure voor het geven van een klinische bolus. • Om te voorkomen dat de patiënt toegang krijgt tot de functie klinische bolus, mag de patiënt deze code niet kennen. • Klem de slangen altijd af voordat u de cassette van de pomp verwijdert om ongecontroleerde infusie door zwaartekracht te voorkomen. • Sluit de cassette goed aan. Een losgekomen of onjuist aangesloten cassette kan leiden tot een ongecontroleerde infusie door zwaartekracht van medicatie uit het vloeistofreservoir of tot de terugstroom van bloed, wat ernstig letsel van de patiënt kan veroorzaken.
v
Indien u een CADD™ Toedieningsset of Medicatiecassettereservoir gebruikt die niet de stroomstopfunctie heeft (het nabestelnummer begint niet met 21 -73xx): U moet een CADD™-extensieset met antisifonklep of een CADD™-toedieningsset met hetzij een geïntegreerde, hetzij een afzonderlijke antisifonklep gebruiken als bescherming tegen ongecontroleerde zwaartekrachtinfusie die een onjuist bevestigd reservoir kan veroorzaken. • Nooit de slangen primen als ze aangesloten zijn op de patiënt aangezien dit kan leiden tot toediening van te veel geneesmiddel of luchtembolie. • Controleer of de slangen helemaal vrij zijn van luchtbellen alvorens ze op de patiënt aan te sluiten om luchtembolie te voorkomen. • Als de Dosis op Aanvraag momenteel afgesloten is, wordt de lockout-tijd door een verandering van datum en uur gewist. Onmiddellijk na het starten van de pomp zou er een Dosis op Aanvraag kunnen worden, en dit kan leiden tot de toediening van te veel geneesmiddel.
Opgelet • Gebruik de pomp niet bij temperaturen onder +2°C (36°F) of boven 40°C (104°F). • Bewaar de pomp niet bij temperaturen onder -20°C (-4°F) of boven 60°C (140°F). Bewaar de pomp niet met een Medication Cassette-reservoir of CADD™-toedieningsset erop aangesloten. • Stel de pomp niet bloot aan een luchtvochtigheidsgraad onder 10% of boven 90% relatieve vochtigheid. • Bewaar de pomp niet gedurende lange tijd met de batterijen erin. De pomp kan beschadigd worden door lekkende batterijen. • Als u een Medication Cassette-reservoir gebruikt waarin de medicatie bevroren is, mag u dit alleen bij kamertemperatuur laten ontdooien. Niet in de microgolfoven verwarmen: het product kan hierdoor beschadigd worden en gaan lekken. • Dompel de pomp niet onder in reinigingsvloeistof of water. Laat geen vloeistof in de pomp trekken, of op het toetsenbord verzamelen of binnendringen in het compartiment van de batterij, het contact voor gegevens, stroombron of luchtdetector. Vochtophoping in de pomp kan de pomp beschadigen.
vi
• Maak de pomp niet schoon met aceton, andere kunststofoplosmiddelen of schuurmiddelen, aangezien deze de pomp kunnen beschadigen. • Stel de pomp niet bloot aan therapeutische niveaus van ioniserende straling, aangezien het elektronische circuit van de pomp hierdoor permanente schade kan oplopen. De beste handelwijze is de pomp tijdens therapeutische bestraling van de patiënt te verwijderen. Indien de pomp tijdens een therapeutische sessie in de nabijheid van de patiënt moet blijven, moet hij afgeschermd worden, en na de behandeling dient er gecontroleerd te worden of hij nog goed functioneert. • Stel de pomp niet rechtstreeks bloot aan ultrageluid, aangezien het elektronische circuit van de pomp hierdoor permanent beschadigd kan worden. • Gebruik de pomp niet in de nabijheid van MRI-apparatuur (magnetic resonance imaging), aangezien magnetische velden de werking van de pomp ongunstig kunnen beïnvloeden. Verwijder de pomp tijdens MRIprocedures van de patiënt en houd hem op veilige afstand van magnetische energie. • Gebruik de pomp niet in de nabijheid van ECG-apparatuur, aangezien de pomp de werking van de apparatuur kan beïnvloeden. Let goed op de ECG-apparatuur wanneer deze pomp wordt gebruikt. • Steriliseer de pomp niet. • Gebruik de pomp niet in aanwezigheid van ontvlambare anaesthetica of explosieve gassen. • Gebruik uitsluitend hulstukken van Smiths Medical MD, aangezien het gebruik van andere merken de werking van de pomp ongunstig kan beïnvloeden. • Controleer de stabiliteit van het geneesmiddelen wat betreft tijd en temperatuur om de stabiliteit bij de toegepaste toedieningomstandigheden te kunnen garanderen.
vii
Inhoudsopgave Waarschuwingen
iii
Voorzorgen
vi
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving en bediening
1
Inleiding .................................................................................................... Indicaties .................................................................................................. Toediening in epidurale/subarachnoïdale ruimte ........................................ Symbolen ................................................................................................... Pompschema ............................................................................................. Beschrijving van toetsen, display en functies ............................................. Het hoofdscherm ...................................................................................... Hulp vragen met de Å-toets ................................................................. Slotniveaus ................................................................................................. Autoslot ......................................................................................... Veiligheidscodes ............................................................................ De beveiligingscodes aanpassen ..................................................... Tabel van slotniveaus .................................................................................
1 1 1 3 4 5 10 11 12 12 12 13 14
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pomp
15
De batterij plaatsen .................................................................................... 15 Het opstarten bekijken ................................................................................ 17 Overgaan op slotniveau 0 (LL0) ................................................................ 18 PCA-toediening Programmeringschermen voor de PCA toedienmodus ......................... 20 PCA programmeervoorbeeld ................................................................ 25 PCA: Programmeren met bovengrenzen, doses in slotniveau 1 bijstellen ......................................................................................... 31 PCA: Starten van een klinische bolus .................................................. 33 PCA: Starten van een Dosis op aanvraag ............................................. 35 PCA: Een Dosis op aanvraag of een klinische bolus stoppen ................ 36 Continue toediening Programmeerschermen voor de continue toedienmodus ....................... 37 Voorbeeld voor continu programmeren ................................................ 40 CONTINU: Programmeren met bovengrenzen, snelheid in slotniveau 1 bijstellen ..................................................................... 42
viii
43 48 51
61
Een cassette veranderen ............................................................................. Een cassette bevestigen .............................................................................. De slangen primen en op de patiënt aansluiten ......................................... De slang in de luchtdetector plaatsen ................................................... Het slotniveau voor de patiënt instellen .................................................... De pomp starten ......................................................................................... De pomp stoppen........................................................................................ Opnieuw instellen van het reservoirvolume ................................................
61 62 65 66 67 69 69 70
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox
83
Overzicht: Toegang tot de Biomed Toolbox .............................................. Microgram aan/uit (alleen PCA) ................................................................ Aangepaste concentraties (alleen PCA) ..................................................... Uitgebreide historie aan/uit (alleen PCA) ................................................... PO (Preventief Onderhoud) herinnering ..................................................... Aangepaste code voor het slotniveau ......................................................... Formaat voor de datum ............................................................................. Weergave van stroombronstatus ................................................................
83 84 84 86 86 87 88 88
ix
Referenties en probleemoplossen
71 72 73 74 75 77 79 80 81 82
Biomed Toolbox
71
Overzicht: Toegang tot opties ................................................................... Onmiddellijk Taper omlaag: TPN ............................................................. Primen ........................................................................................................ Resterende tijd: Intermitterend ................................................................... Uitgebreide historie, bekijken: PCA ........................................................... Toedieningsmodus veranderen .................................................................. Autoslot ..................................................................................................... Tijd ............................................................................................................ Datum ...................................................................................................... Logboek doornemen .................................................................................
Opties
Hoofdstuk 4: Opties
Bediening van de pomp
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
Instellen en programmeren
52 56 60
Algemene beschrijving
TPN-toediening Programmeerschermen voor de TPN-toediening .................................. TPN-programmeervoorbeeld ................................................................ TPN: Dagelijkse infusie starten ........................................................... Intermitterende toediening Programmeerschermen voor intermitterende toedieningsmodus .......... Voorbeeld van intermitterende programmatie ..................................... INTERMT: De pomp stoppen tijdens de cyclus ..................................
Opwaartse sensor aan/uit (alleen Model 6101) .......................................... Luchtdetector vereist ..................................................................................
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen Probleemoplossen ..................................................................................... Berichten en alarmsignalen, in alfabetische volgorde .................................. Reinigen van de pomp en accessoires ......................................................... De contactpunten van de batterij reinigen ............................................. Blootstelling aan straling of magnetische resonantie (MRI) ........................ PCA-toedieningsmodus: Instellingsbereik van continu snelheid .................. PCA-toedieningsmodus: Instellingsbereik van Dosis op aanvraag, klinische bolus: Milliliter ................................................................ PCA-toedieningsmodus: Instellingsbereik van Dosis op aanvraag, klinische bolus: Milligram ............................................................. PCA-toedieningsmodus: Instellingsbereik van Dosis op aanvraag, klinische bolus: Microgram ............................................................ Conversietabel voor uren ........................................................................... Technische beschrijving .............................................................................. Normen toegepast bij de ontwikkeling van de pomp............................. Specificaties (nominaal)......................................................................... Rapporten afdrukken ........................................................................... Resultaten van nauwkeurigheidstests ................................................... Veiligheidskenmerken en foutdetectie ................................................... Veiligheidskenmerken van de software ................................................. Veiligheidskenmerken van gegevensverwerkende software ................... Inspectieprocedures .............................................................................. Proceduretesten .................................................................................... Tests voor occlusiedrukbereik .............................................................. Nauwkeurigheidstests .......................................................................... Index ......................................................................................................... Beperkte garantie ......................................................................................
x
89 90
91 91 93 102 103 104 105 105 106 107 108 109 109 109 115 116 117 118 119 120 122 128 131 136 140
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Algemene beschrijving
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving en bediening Inleiding De CADD-Prizm® ambulante infusiepomp verstrekt gedoseerde medicatie aan intramuraal of poliklinisch behandelde patiënten. De therapie dient altijd onder toezicht van een arts of een persoon uit de gezondheidszorg te worden uitgevoerd. Zo nodig, moet de patiënt opgeleid worden in het gebruik van de pomp.
Indicaties De CADD-Prizm® -pomp is geïndiceerd voor intraveneuze, intra-arteriële, subcutane en intraperitoneale infusie en infusie in de epidurale en subarachnoïdale ruimte. PCA (Patient-Controlled Analgesia) - toediening wordt gebruikt bij behandelingen die een continue infusie of dosissen op aanvraag van de patiënt of beide vereisen, zoals patiëntgecontroleerde analgesie. Continue toediening maakt infusie van geneesmiddelen met een constante geprogrammeerde hoeveelheid mogelijk. TPN (Total Parenteral Nutrition) - toediening maakt de infusie mogelijk van voedingsoplossingen of andere vochten, met eventueel een geleidelijke opstart en beëindigingsfase. Intermitterende toediening betekent infusie van een bepaald volume aan geneesmiddel op regelmatige, voorgeprogrammeerde tijdstippen.
Toediening in epidurale/subarachnoïdale ruimte Het gekozen geneesmiddel moet gebruikt worden in overeenstemming met de indicaties genoemd op de bijsluiter van de medicatie. De toediening van medicatie door deze pomp is onderhevig aan eventuele op het etiket van de medicatie vermelde waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en contra-indicaties.
1
Algemene beschrijving
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Analgetica Toedienen van analgetica in de epidurale ruimte mag alleen plaatsvinden met verblijfkatheters die specifiek bestemd zijn voor toediening van medicatie gedurende korte of lange termijn. Toedienen van analgetica in de subarachnoïdale ruimte mag alleen plaatsvinden met verblijfkatheters die specifiek bestemd zijn voor toediening van medicatie gedurende korte termijn.
Anaesthetica Toedienen van anaesthetica in de epidurale ruimte mag alleen plaatsvinden met verblijfkatheters die specifiek bestemd zijn voor toediening van medicatie gedurende korte termijn. WAARSCHUWINGEN: •
Dien geen geneesmiddelen toe in de epidurale of subarachnoïdale ruimte, tenzij deze speciaal daarvoor geïndiceerd zijn. Medicatie die niet bedoeld zijn voor infusie in de epidurale of subarachnoïdale ruimte kunnen de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
•
Om de infusie van geneesmiddelen die niet geïndiceerd zijn voor infusie in de epidurale of subarachnoïdale ruimte te voorkomen, mogen geen toedieningssets worden gebruikt die injectieplaatsen bevatten. Het onopzettelijk gebruik van injectieplaatsen voor de infusie van deze geneesmiddelen kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
•
Als er een Medication Cassette Reservoir, CADD™-extensieset of CADD™toedieningsset wordt gebruikt voor toediening in de epidurale of subarachnoïdale ruimte, is het sterk aan te bevelen dat deze duidelijk te onderscheiden zijn van andere toedieningsmethoden, door bijvoorbeeld een kleurencode, of andere identificatiemethoden. Medicatie die niet bedoeld zijn voor infusie in de epidurale of subarachnoïdale ruimte kunnen de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
2
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Algemene beschrijving
Symbolen
~
Wisselstroom
O
Aansluiting voor hulpstukken
!
Opgelet, raadpleeg begeleidende documenten (lees de gebruiksaanwijzing)
K
Uitrusting klasse II
J
Uitrusting type CF
E
Spatbestendig – water dat op de pompbehuizing spat heeft geen schadelijk effect (zie Pomp en hulpstukken reinigen, Hoofdstuk 6, voor aanvullende belangrijke informatie)
D
Fabricagedatum
REF
Catalogusnummer (voor nabestelling)
SN
Serienummer Werp gebruikte batterijen weg op een milieuvriendelijke manier, en volgens de mogelijk geldende regels
3
Algemene beschrijving
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Pompschema
Display
Indicatielampjes Geel Groen
Toetsenbord
Voorzijde
Stroomaansluiting Data In/Out aansluiting
STOP START SLOT
Luchtdetector
?
ENTER DE VOLGEN DOSIS
S OPTIE
J N
® ®
Uitsparing voor de infusiestandaardklem
2000-03-10 D. Zurn «Prizm Rear 3/4 w/AD (dark BW)»
Batterijhouder Cassettevergrendelingsslot Knop voor vergrendelen van cassette ®
Cassette (het deel van de Medication Cassette Reservoir of CADD™-toedieningsset dat aangesloten wordt op de onderkant van de pomp)
4
Achterzijde
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Algemene beschrijving
Beschrijving van toetsen, display en functies Indicatielampjes Groen: Het groene lichtje knippert ongeveer om de 3 seconden als de pomp loopt en vloeistof toedient volgens het programma. Geel: Het gele lichtje knippert als de pomp gestopt is of als er een alarmtoestand heerst. Het blijft continu aan als de pomp niet te bedienen is. Op het display wordt de toestand kort beschreven. Als beide lichten knipperen, gaat de toediening door, maar is er een probleem dat uw aandacht vraagt (als de batterij bijvoorbeeld bijna leeg is). Het display geeft een korte beschrijving van het probleem.
Display met verlichting Het LCD-display (vloeibare kristallen) geeft programmeringsinformatie en berichten weer. Bij weinig licht kan het display oplichten. Als er een tijd geen toetsen worden ingedrukt, gaat dit licht uit en het display wordt gewist om de batterijen te sparen (tenzij er een alarmtoestand heerst of een externe stroombron gebruikt wordt). Druk op een toets om het display opnieuw aan te schakelen. OPMERKING: Als u op ⁄ drukt, geeft het display een bericht weer dat vraagt of u de pomp wilt starten of stoppen; druk op ´ of Î. Gebruik de toets Í niet om het display aan te schakelen; hierdoor zou u onopzettelijk een dosis kunnen toedienen.
Toetsenbord De toetsen van het toetsenbord worden hieronder beschreven. Er klinkt een pieptoon als op een toets wordt gedrukt die bij het huidige slotniveau werkzaam is.
⁄ Œ
Å
om toediening te starten en te stoppen. wordt gebruikt om het huidige slotniveau van de pomp te bekijken of te wijzigen. Slotniveaus worden toegepast om de toegang van de patiënt tot bepaalde programmerings- en bedieningsfuncties te beperken. (Zie “Slotniveaus” in dit hoofdstuk.) Deze toets wordt ook gebruikt om toegang te krijgen tot de klinische bolusfunctie in PCA toedienmodus. is de “Helptoets.” Deze wordt gebruikt om de helpfunctie weer te
5
Algemene beschrijving
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
geven voor een display of een alarmbericht. (Zie Hulp vragen, dit hoofdstuk.)
¤
„
Í ‹ ´ Î
wordt bij het programmeren van nieuwe pompinstellingen gebruikt voor het invoeren, wissen of opslaan van een nieuwe waarde in het geheugen van de pomp. Deze wordt ook gebruikt om een item te selecteren in het Optiemenu (Hoofdstuk 4) of het Biomed-Toolbox menu (Hoofdstuk 5). wordt gebruikt om het programmeringscherm te doorlopen zonder de weergegeven instelling of waarde te wijzigen. Deze wordt ook gebruikt om terug te gaan van het Biomed-Toolbox menu naar het Optiemenu, of van het Optiemenu naar het hoofdscherm. (Zie hoofdstukken 4 en 5.) wordt allen in PCA-toedieningsmodus gebruikt. Hiermee kan de patiënt zichzelf op verzoek een geprogrammeerde hoeveelheid medicatie toedienen. wordt gebruikt voor toegang tot het Optiemenu, voor functies als uur, datum, en Logboek. (Zie hoofdstuk 4.) hiermee kunt u “ja” antwoorden op een vraag op het display, “verder omhooggaan” of een waarde verhogen (een dosis bijvoorbeeld), of de items van een menu doornemen. hiermee kunt u “nee” antwoorden op een vraag op het display, “verder doorgaan” of een waarde verlagen, of de items van een menu doornemen of afdrukken annuleren.
Stroomaansluiting U kunt een CADD™ externe stroombron (EPS), Power Pack of een netadapter aansluiten als alternatieve stroombron.
Data in/out-aansluiting De gegevensaansluiting wordt gebruikt om de volgende hulpstukken aan te sluiten: • Interfacekabel om rapporten af te drukken • Aansluitsnoer handset voor de afstandbediening van de dosistoets • Modemkabel voor communicatie Voor verdere informatie over de handset, afdrukken of communicatie kunt u de gebruiksaanwijzingen raadplegen die bij deze producten geleverd worden.
6
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Hiermee wordt de poort van de luchtdetector afgesloten als deze niet aangesloten is.
Luchtdetector De luchtdetector wordt op de pomp aangesloten op de in het schema aangegeven plaats. Als lucht wordt aangetroffen in het gedeelte van de slang dat door de luchtdetector loopt, klinkt een alarmsignaal en stopt de toediening. (Zie hoofdstuk 6 voor de specificaties van de luchtdetector.) De pomp kan aangepast worden zodat er een luchtdetector op aangesloten moet worden. (Zie hoofdstuk 5, Biomed Toolbox.) Als er geen luchtdetector gewenst is, kan hij worden uitgezet. WAARSCHUWING: Als er geen luchtdetector aangesloten is, of deze is aangesloten, maar uitgeschakeld, zal de pomp geen lucht detecteren in de slangen. Het verdient aanbeveling om de slangen regelmatig te controleren en eventuele lucht te verwijderen om luchtembolie te voorkomen. Luchtembolie kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
Cassette De cassette is het deel van de Medication Cassette Reservoir of CADD™toedieningsset dat aangesloten wordt op de onderkant van de pomp. De volgende producten voor eenmalig gebruik zijn verenigbaar met de CADD-Prizm®pomp: • Medication Cassette -reservoir (50 of 100 ml), gebruikt met de CADD™ extensieset. • CADD™-toedieningsset , voor hoeveelheden tot 125 ml/u • CADD-Prizm™ Hoog Volume toedieningsset, voor hoeveelheden tot 350 ml/u (niet gebruiken in PCA-modus) WAARSCHUWING: Volg de gebruiksaanwijzing die bij het Medicatiecassettereservoir en de CADD™ -Extensieset, of de CADD™ -Toedieningsset geleverd is, waarbij in het bijzonder aandacht besteed moet worden aan alle waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen die met het gebruik samenhangen. Incorrecte bereiding en/of gebruik van deze producten kan ernstig letsel of dedood van de patiënt veroorzaken.
7
Algemene beschrijving
Kap voor de luchtdetectorpoort
Algemene beschrijving
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Uitsparing voor de infusiestandaardklem De optionele klem voor bevestiging op een infusiestandaard kan in de sleuf aan de achterkant van de pomp gegleden worden, zodat u de pomp aan een standaard kan hangen.
Batterijhouder In dit compartiment past een 9 volt batterij. Deze 9 volt batterij dient als primaire stroombron, of als reserve als er een EPS -systeem Power Pack of netadapter gebruikt wordt.
Knop voor vergrendelen van cassette Ga als volgt te werk om de cassette (het deel van het Medication Cassettereservoir of de CADD™-toedieningsset dat aangesloten wordt op de pomp) aan de pomp te bevestigen De pomp detecteert of de cassette correct bevestigd is. De toediening stopt en er klinkt een alarmsignaal als de cassette zou loskomen.
Cassettevergrenelingsslot Zo kunt u de cassette met de bijgeleverde sleutel aan de pomp vastzetten. De cassette moet bevestigd zijn voordat hij vastgezet kan worden. In PCA-toedienmodus moet de cassette op de pomp vastgemaakt zijn, anders werkt de pomp niet.
Andere, niet afgebeelde functies Neerwaartse occlusiesensor : De pomp bevat een neerwaartse occlusiesensor. Wanneer een neerwaartse occlusie (tussen de pomp en de aanprikplaats van de patiënt) wordt waargenomen, klinkt een alarm, stopt de toediening en staat “Hoge druk” op het scherm. Opwaartse occlusiesensor : (Alleen Model 6101) De pomp bevat een opwaartse occlusiesensor. Deze functie kan aan- en uitgezet worden (zie hoofdstuk 5, Biomed Toolbox). Wanneer de sensor is ingeschakeld en deze een opwaartse occlusie (tussen de pomp en het reservoir) waarneemt, klinkt een alarmsignaal, stopt de toediening geeft het scherm “Opwaartse occlusie” weer. WAARSCHUWING: Wanneer de Opwaartse occlusiesensor is uitgeschakeld, neemt de pomp geen opwaartse occlusies (tussen de pomp en het reservoir) waar. De slangen moeten regelmatig geïnspecteerd worden op knikken, een gesloten klem of andere opwaartse obstructies. Opwaartse occlusies kunnen leiden tot onvoldoende of geen toediening van geneesmiddel. Indien deze occlusies onopgemerkt blijven, kunnen ze de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
8
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Medication Cassette-reservoir of CADD™-toedieningsset: Als de pomp berekent dat er nog 5 ml in het reservoir zit en een “Reservoirvolume bijna leeg” bericht verschijnt. Deze waarschuwing wordt steeds herhaald als er 1 ml minder is, tot het reservoirvolume 0 ml bereikt. Op dat ogenblik stopt de pomp. CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset: Als de pomp berekent dat er nog 25 ml overblijven in de vloeistofreservoir, piept het toestel en verschijnt het bericht “Reservoirvolume bijna leeg.” Deze waarschuwing wordt steeds herhaald als er 5 ml minder is, tot het reservoirvolume 0 ml bereikt. Op dat ogenblik stopt de pomp.
9
Algemene beschrijving
Alarmsignaal voor het reservoirvolume: Reservoirvolume is een functie die aangeeft dat de vloeistof in het reservoir bijna of helemaal op is. Telkens wanneer u het reservoir vervangt, kunt u het reservoirvolume weer op het oorspronkelijk geprogrammeerde volume instellen. Naarmate medicatie worden toegediend, wordt het reservoirvolume automatisch minder.
Algemene beschrijving
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Het hoofdscherm Het hoofdscherm is het beginpunt waar de instellingen van de pomp worden geprogrammeerd of bekeken. Als er geen toetsen ingedrukt worden, verschijnt na zekere tijd het hoofdscherm opnieuw. Het hoofdscherm geeft in elke toedienmodus informatie over de toedieningsstatus, zoals hieronder getoond.
PCA-toedieningsmodus Stroombronstatus† *** PCA 6210X *** Batt ± Leeg LOOPT Res.vol. 50.0 ml VOLGENDE = doorgaan
Toedieningsmodus “LOOPT” als de pomp loopt “DOSERING” als er een Dosis op aanvraag afgeleverd wordt “GESTOPT” als de pomp is gestopt
Continue toedieningsmodus *** CONTIN 6220X *** Batt ± Leeg LOOPT Res.vol. 50.0 ml VOLGENDE = doorgaan
TPN-toedieningsmodus *** TPN 6230X *** Batt ± Leeg LOOPT ¤ Res.vol. 50.0 ml VOLGENDE = doorgaan
“LOOPT” als de pomp loopt “GESTOPT” als de pomp is gestopt Huidig reservoirvolume Onthoud dat de toets „ het volgende programmeerscherm weergeeft. “LOOPT ¤” als de toediening wordt verhoogd (Taper omhoog) “LOOPT ≥” als de toediening het plateausnelheid plaatsvindt “LOOPT ™” als de toediening wordt verlaagd (Taper omlaag) “LOOPT K” als de KVO toegediend wordt “LOOPT I” als de toediening onmiddellijk Taper omlaag “GESTOPT” als de pomp is gestopt
Intermitterende toedieningsmodus *** INTERMT 6240X *** Batt ± Leeg DOSERING Res.vol. 50.0 ml VOLGENDE = doorgaan
10
“DOSERING” als er een dosis afgeleverd wordt “KVO” als de KVO snelheid werkt “KVO = 0” als de pomp loopt maar er geen KVO geprogrammeerd is “GESTOPT” als de pomp stilstaat “UITSEL” als de dosis uitgesteld wordt door de starttijd voor de volgende dosis (er is wel KVO-toediening)
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Hulp vragen met de Å- toets
Als u een vraag heeft over een scherm, drukt u op Å voor hulp. Er verschijnt een beschrijving van het scherm samen met de aanwijzingen voor de handeling die u probeert uit te voeren. Hier volgt een voorbeeld voor hulp over het scherm voor het reservoirvolume:
Dit is de berekende hoeveelheid vloeistof die nog in het reservoir zit. ?≥
Het symbool in de rechter benedenhoek betekent dat er nog meer helpschermen zijn. Druk nogmaals op Å om het volgende hulpscherm te zien.
• Om alle helpschermen door te nemen, drukt u herhaaldelijk op Å. Het eerste scherm verschijnt opnieuw als er geen verdere hulp beschikbaar is. • Om de helpfunctie te verlaten, drukt u op om het even welke toets (behalve Å). Hiermee gaat u terug naar het oorspronkelijke scherm. • Als een scherm zegt dat u een bepaalde toets moet indrukken, verlaat u eerst help, en dan drukt u op die toets. Helpschermen zijn afhankelijk van het slotniveau. Als het ingestelde slotniveau de toegang verbiedt tot een bepaalde functie, zal deze niet beschreven worden in de helpschermen.
11
Algemene beschrijving
† De stroombronstatus wordt alleen getoond als de 9 volt batterij bijna leeg is, tenzij de pomp zo ingesteld werd dat de gebruikte stroombron altijd getoond wordt. (Zie Biomed Toolbox, Hoofdstuk 5.)
Algemene beschrijving
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Slotniveaus Slotniveaus worden toegepast om de toegang van de patiënt tot bepaalde programmerings- en bedieningsfuncties te beperken. In de tabel op de volgende pagina staan de functies die werkzaam zijn op slotniveau 0 (LL0), niveau 1 (LL1) en niveau 2 (LL2). Wanneer een functie werkzaam is, klinkt een pieptoon wanneer op de betreffende toets wordt gedrukt. Wanneer een functie niet toegankelijk is, reageert de pomp niet en klinkt er geen pieptoon als op de toets wordt gedrukt. In hoofdstuk 2, Instellen en programmeren van de pomp, wordt beschreven hoe een slotniveau kan worden gewijzigd.
Autoslot Autoslot is één van de opties. Hiermee verandert het slotniveau automatisch van LL0 naar LL1 of LL2 als de pomp gestart wordt (in plaats van u te vragen om handmatig het slotniveau te veranderen voordat u de pomp aan de patiënt geeft). Zie hoofdstuk 4 voor verdere informatie over het gebruik van autoslot.
Veiligheidscodes De volgende veiligheidscodes zijn door de fabrikant ingesteld voor gebruik door de arts: • Met de Slotniveaucode, 061 (de eerste twee cijfers van het modelnummer van de pomp) kunt u het slotniveau van de pomp wijzigen. • Met de Toegangscode 071 (Slotniveaucode + 10) kunt u de toedienmodus veranderen en toegang krijgen tot Communicatie. • Met de code voor de klinische bolus, 997, kunt u een door de arts geactiveerde bolus toedienen. (Zie hoofdstuk 3.) • De Biomed Toolbox code, 161 (Slotniveaucode + 100), geeft toegang tot de Biomed Toolbox. (Zie hoofdstuk 5.) WAARSCHUWING: De veiligheidscodes van de pomp en andere informatie waardoor de patiënt toegang tot alle programmerings- en bedieningsfuncties zou krijgen, mogen niet aan de patiënt kenbaar worden gemaakt. Onjuiste programmering kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
12
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Als het nodig wordt de code voor het slotniveau, de toegangscode en de Biomed Toolbox aan te passen om te zorgen dat een patiënt geen toegang heeft tot deze functies, kunt u de code aanpassen in de Biomed Toolbox. (Zie hoofdstuk 5.) Als de code voor het slotniveau aangepast wordt, heeft dit geen invloed op de code voor de klinische bolus.
13
Algemene beschrijving
De beveiligingscodes aanpassen
Algemene beschrijving
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving
Tabel van slotniveaus Deze tabel geeft weer welke functies op elk slotniveau toegankelijk zijn. LL0 geeft volledige toegang tot alle programmerings- en bedieningsfuncties. LL1 laat beperkte programmering en toegang toe, en LL2 alleen een minimale toegang.
Gestopt
Bediening en programmering van de pomp
LL0
LL1
LL2
Pomp stoppen/starten
Ja
Ja
Ja
Helpschermen zien
Ja
Ja
Ja
Afdrukken
Ja
Ja
Ja
Reservoirvolume opnieuw instellen
Ja
Ja
Ja
Infusieprofiel opnieuw instellen (TPN)
Ja
Ja
Ja
Slotniveau wijzigen
Ja, met code
Ja, met code
Ja, met code
Programma wijzigen
Ja
Binnen LL0 limieten†
Nee
Begintijd Volgende Dosis wijzigen (INT)
Ja
Nee
Nee
Toegediende hoeveelheid wissen
Ja
Ja
Nee
Dosistellers wissen (PCA)
Ja
Ja
Nee
Ja, programmeerbaar
Ja, programmeerbaar
Ja, niet programmeerbaar
Primen
Ja
Ja
Nee
Resterende tijd zien (INT)
Ja
Ja
Ja
Uitgebreide Historie zien (PCA)
Ja
Ja
Ja
Ja, met code
Nee
Nee
Autoslot
Ja
Alleen bekijken
Alleen bekijken
Tijd
Ja
Alleen bekijken
Alleen bekijken
Datum
Ja
Alleen bekijken
Alleen bekijken
Logboek zien
Ja
Ja
Ja
Ja, met code
Nee
Nee
Opties Onmiddellijk Taper omlaag (TPN)
Toedieningsmodi wijzigen
Biomed Toolbox
† In PCA en CONTIN toedieningsmodi
14
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pomp De batterij plaatsen
Werp de gebruikte batterijen weg op een milieuvriendelijke manier, volgens de mogelijk geldende regels. WAARSCHUWINGEN: •
Gebruik geen oplaadbare NiCad- of NiMH-batterijen (nikkel-metaalhydride). Gebruik geen “heavy duty” koolzinkbatterijen. Deze hebben niet voldoende energie om de pomp goed te doen werken, hetgeen de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg kan hebben voor de patiënt.
•
Zorg dat er altijd nieuwe reservebatterijen binnen bereik zijn. Als de stroom onderbroken wordt, wordt er geen medicatie toegediend, wat afhankelijk van het toegediende middel de dood of ernstig letsel tot gevolg kan hebben voor de patiënt.
•
Er is geen alarmsignaal om te laten weten dat de batterij niet juist werd ingebracht of verkeerd zit. Als de batterij niet correct geïnstalleerd is of losgekomen is, kan de stroom onderbroken worden. Daardoor kan de toediening van het geneesmiddel stoppen, wat afhankelijk van het toegediende middel de dood of ernstig letsel tot gevolg kan hebben voor de patiënt.
•
Als de pomp valt of tegen een hard oppervlakte stoot, kan de klep van de batterij breken of beschadigd worden. GEBRUIK de pomp NIET als de pomp op deze wijze beschadigd is, aangezien de batterijen dan niet goed vastzitten. Hierdoor kan de stroom uitvallen, waardoor er geen medicatie wordt toegediend; afhankelijk van het type medicatie kan dit de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
15
Instellen en programmeren
Gebruik een nieuwe 9 volt alkaline of lithiumbatterij zoals DURACELL® Alkaline MN 1604, EVEREADY® ENERGIZER® Alkaline #522 of ULTRALIFE® Lithium U9VL. De pomp behoudt alle geprogrammeerde waarden terwijl de batterij verwijderd is. Als de pomp loopt, kunt u een externe stroombron aansluiten om de pomp nog 3 minuten te laten lopen terwijl u de batterij verandert.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Een batterij plaatsen
Instellen en programmeren
1. Zorg dat de pomp stilstaat. Druk op de knop op de klep van het batterijcompartiment en schuif deze vooruit. Verwijder de oude batterij.
2. Zorg dat + en – op de nieuwe batterij overeenkomen met de merktekens op de pomp. Breng de batterij in. De pomp laat een pieptoon horen wanneer de batterij goed geplaatst is.
Ope w/Button»
Match tery»
3. Schuif de batterijklep terug. De pomp begint op te starten. OPMERKING: Als u de batterijen verkeerd plaatst, blijft het scherm leeg. Plaats de batterijen opnieuw en let op dat de tekens + en – tegenover elkaar staan. VOORZORGEN : Bewaar de pomp niet gedurende lange tijd met de batterijen erin. De pomp kan beschadigd worden door lekkende batterijen. OPMERKING:
16
•
De levensduur van de batterij hangt af van de toegediende medicatie, toedieningssnelheid ouderdom van de batterij, temperatuur, frequentie van het oproepen van schermen van het aanschakelen van de belichting en van het afdrukken.
•
De batterijen raken snel op bij temperaturen onder +10°C (50°F).
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Het opstarten bekijken Wanneer u de batterijen plaatst, begint de pomp met de opstartsequentie, waarbij zelftests worden uitgevoerd en geprogrammeerde waarden worden weergegeven. Let op het volgende: Nummer van het pompmodel, eventuele laatste foutcode (“lec”), en serienummer (“sn”) verschijnen.
•
De toedieningsmodus die de pomp bevat en de softwareversie verschijnen. Zorg dat de gewenste toedieningsmodi aangegeven worden.
•
Het display schakelt volledig aan. Let op eventuele lege gebieden; deze duiden op een defect van het display.
•
Als er geen luchtdetector aangesloten is, verschijnt er “Geen luchtdetector aangesloten.” De programmeerschermen van de pomp worden weergegeven, gevolgd door de schermen met de instelling van het slotniveau, autoslot (als dit gebruikt wordt), status van de luchtdetector (als er één aangesloten is), uur en datum. Bepaalde instellingen moeten bevestigd worden voordat het opstarten wordt voortgezet. Als er berichten verschijnen, vindt u verdere uitleg en instructies in de tabel met berichten en alarmsignalen in hoofdstuk 6 van deze handleiding.
•
Als de pomp volledig opgestart is, verschijnt “Opstarten geslaagd,” er klinken zes pieptonen, en de pomp wordt gestopt.
•
Controleer of de pomp op de gewenste toedieningsmodus staat. Zoniet, dient u de toedieningsmodus te veranderen voordat u begint te programmeren (Deel 4, Opties).
OPMERKING: •
•
Als de pomp opgestart wordt in slotniveau 0 met een luchtdetector aangesloten, zal de pomp de luchtdetector automatisch aanschakelen (de instelling ervan in opties zal veranderen naar “Staat aan.”) Om de opstartschermen snel te doorlopen, drukt u herhaaldelijk op
„. Om het automatische overzicht helemaal over te slaan, drukt u op Î.
17
Instellen en programmeren
•
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Overgaan op slotniveau 0 (LL0) Voordat u de pomp programmeert, moet u ervoor zorgen dat de pomp is ingesteld op LL0. In LL0 heeft de arts toegang tot alle programmerings- en bedieningsfuncties.
Instellen en programmeren
Het slotniveau wordt als volgt gewijzigd: 1. Zorg dat de pomp stilstaat. Druk op Œ. Het huidige slotniveau verschijnt. (Als de pomp al op het gewenste slotniveau staat, drukt u „ om af te sluiten.) 2. Druk op ´ of Î tot het gewenste slotniveau verschijnt.
Slotniveau | LL2
Slotniveau LL0
3. Druk nogmaals op Œ. “000” verschijnt. OPMERKING: Als het scherm
weergeeft, werd het slotniveau aangepast. Voer bij de volgende stap de aangepaste code voor het slotniveau.
Slotniveaucode 000
4. Druk op ´ of Î tot de slotniveaucode “061” (of de aangepaste code) verschijnt.
Slotniveaucode 061
WAARSCHUWING: De veiligheidscodes van de pomp en andere informatie waardoor de patiënt toegang tot alle programmerings- en bedieningsfuncties zou krijgen, mogen niet aan de patiënt kenbaar worden gemaakt. Onjuiste programmering kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben. 5. Druk nogmaals op Œ om het nieuwe slotniveau te controleren. Ga op het scherm na of het juiste slotniveau ingevoerd wordt. Als u dit bericht niet ziet, is het slotniveau onveranderd. Herhaal de stappen 18
Slotniveau LL0
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
hierboven. OPMERKING: Om het slotniveau te controleren, drukt u op Œ. Het huidige slotniveau verschijnt. Om terug te keren naar het scherm waar u was, drukt u op „.
PCA-toediening De PCA-toediening verschaft de volgende toedieningsmethoden: •
Continue snelheid
•
Dosis op Aanvraag van de patiënt
•
Klinische bolus, geactiveerd door de arts.
U kunt elke methode individueel of gecombineerd programmeren. In het onderstaande schema worden de gecombineerde toedienmodi geïllustreerd. De bereiken en de programmeringsstappen staan onder Specificaties in hoofdstuk 6.
Klinische Bolus (hier als aanvangsdosis gebruikt)
Dosering
Continue Snelheid Dosis op Aanvraag
Tijd
19
Instellen en programmeren
WAARSCHUWING: Hou rekening met het nauwkeurigheidspercentage (± 6%) van het toedieningssysteem bij het programmeren van de pomp en/of het vullen van het Medicatiecassettereservoir. Doet u dit niet, dan kan de medicatie in het reservoir sneller leeg zijn dan verwacht. Als de pomp gebruikt wordt voor toediening van essentiële of levensondersteunende medicatie, dan kan een onderbreking van de toediening van medicatie leiden tot letsel van de patiënt.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Programmeringschermen voor de PCA toedienmodus De volgende figuur toont de programmeerschermen die beschikbaar zijn in de PCA-toedienmodus: ***
Instellen en programmeren
PCA Hoofdscherm
PCA 6210X *** GESTOPT
VOLGENDE = doorgaan
Reservoirvolume
Reservoirvolume | 100.0 ml
Eenheden (ml, mg of mcg)
Eenheden | Milligram
Concentratie (mg/ml of mcg/ml)
Concentratie | 1.0 mg/ml
Continue snelheid
Continue snelheid | 5.00 mg/hr
Dosis op Aanvraag
Dosis op Aanvraag | 2.50 mg
Lockout tijd voor Dosis op Aanvaag
Lockout Dos. op Aanvr | 15 Min
20
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Max. doses per uur
Max Doses per uur | 2
(Eenheden) Toegediend
Milligram toegediend 0.00 mg sinds 06/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER
Luchtdetector (overzicht)
Luchtdetector Vereist
Nieuwe Patiënt Marker (optioneel)
Voor invoegen Nieuwe Pat. Marker & wissen Uitgebreide Historie druk op ENTER
Reservoirvolume Geef het volume op in het reservoir. De waarde van het reservoirvolume daalt naarmate de pomp vloeistof toedient of naarmate u de slangen vult. Als u het reservoir verwisselt en het reservoirvolume instelt, wordt de waarde teruggezet naar de waarde ingesteld op dit scherm. Als u de functie Reservoirvolume niet wilt gebruiken, gaat u naar “Niet in gebruik” (vóór 1 en na 9999 in het waardebereik).
Eenheden (ml, mg of mcg) Voer de te programmeren eenheden in. Mogelijke instellingen zijn milliliter en milligram. Microgram is ook één van de keuzen als deze instelling in de Biomed Toolbox “aan” staat. Wanneer u de eenheden wijzigt, moet u de continue snelheid en de Dosis op Aanvraag van de pomp invoeren of controleren. Als de eenheid mg of mcg is, moet u ook de concentratie invoeren. Als de eenheden
21
Instellen en programmeren
Dosistellers
Dosistellers Toeged/Poging: 0/ 0 sinds 06/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
veranderd worden, worden de hoeveelheid toegediend en de uitgebreide historie gewist.
Concentratie (mg/ml of mcg/ml)
Instellen en programmeren
Als de eenheid mg of mcg is, moet de concentratie van de medicatie in mg/ml of mcg/ml worden opgegeven. Wanneer u een nieuwe concentratie invoert, moet u een nieuwe Continue Snelheid en Dosis op Aanvraag voor de pomp invoeren.
Continue snelheid Voer de continue toedieningssnelheid van de medicatie in (in mg/uur, ml/uur of mcg/uur, afhankelijk van de maateenheid). De maximale snelheid is 30 ml/uur of het equivalent daarvan in mg of mcg. Als het voorschrift geen continue snelheid aangeeft, voert u nul in. OPMERKING: Als u van plan bent de pomp met slotniveau 1 te laten werken zodat de Continue snelheid gevarieerd kan worden, moet u bij het programmeren in slotniveau 0 de maximaal toelaatbare snelheid invoeren. Na het programmeren kunt u dan overgaan op slotniveau 1 en de snelheid verminderen tot de beginwaarde. Zie “Programmeren met bovengrenzen, Doses in LL1 bijstellen” aan het einde van dit hoofdstuk.
Dosis op aanvraag Voer de hoeveelheid medicatie in die moet worden toegediend wanneer de patiënt op Í drukt (of de knop op de handset indien aangesloten) indrukt. Als het voorschrift geen Dosis op Aanvraag aangeeft, voert u nul in. OPMERKING: Als u van plan bent de pomp met slotniveau 1 te laten werken zodat de Dosis op Aanvraag gevarieerd kan worden, moet u bij het programmeren in slotniveau 0 de maximaal toelaatbare dosis invoeren. Na het programmeren kunt u dan overgaan op slotniveau 1 en de dosis verminderen tot de beginwaarde. Zie “Programmeren met bovengrenzen, Doses in LL1 bijstellen” aan het einde van dit hoofdstuk.
Lockout voor dosis op aanvraag Als u een “Dosis op Aanvraag” heeft geprogrammeerd, dient u de tijd in te voeren die minstens moet verstrijken tussen het begin van de ene Dosis op Aanvraag en het begin van de volgende dosis op aanvraag. Deze lockout-tijd wordt niet beïnvloed als de batterij verwijderd wordt of als de pomp stopt.
Max. doses per uur Als u een “Dosis op Aanvraag” heeft geprogrammeerd, dient u het maximale aantal Doses op Aanvraag in te voeren dat binnen één uur is toegestaan. Welke 22
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
waarden mogelijk zijn, kan worden beperkt door de tijd van de dosis-lockout die u heeft ingevoerd. Als de lockout-tijd een uur of meer bedraagt, verschijnt dit scherm niet. De werkelijke lockout-tijd wordt bepaald door hetzij de dosislockout, hetzij de doses per uur, volgens welke hiervan het meest beperkend is. De grens voor Max doses per uur wordt niet beïnvloed als de batterij verwijderd of de pomp gestopt wordt.
Dosistellers Dit scherm verschijnt wanneer u een Dosis op Aanvraag heeft geprogrammeerd. Het toont het aantal toegediende Dosis op Aanvraag, alsook de pogingen sinds aangegeven uur en datum, wat hetzelfde is als de laatste keer dat deze waarden gewist werden. (Als de tellers op 999 staan, gaan ze automatisch terug naar nul en gaan ze verder met tellen.) Zelfs als de tellers op nul staan, dient u dit scherm te wissen om uur- en datummerkers bij te stellen. •
“Toegediend” toont het aantal doses op aanvraag dat inderdaad aan de patiënt is toegediend, met inbegrip van tijdens de toediening gestopte doses.
•
“Poging” toont het totale aantal pogingen van de patiënt om een dosis op aanvraag toe te dienen terwijl de pomp werkte; dit omvat doses die toegediend, geblokkeerd en tijdens de toediening gestopt zijn.
(Eenheden) toegediend Dit scherm geeft de totale hoeveelheid toegediend geneesmiddel sinds een aangegeven datum en uur, wat ook de laatste keer voorstelt dat deze waarde gewist werd. De weergegeven waarde is afgerond op 0,01 mg, ml of mcg. (Als deze waarde 99999,99 bereikt, keert de teller automatisch terug naar 0 en telt hij verder). Voor concentraties van 0,5, 0,4, 0,3, 0,2 en 0,1 mg/ml, verandert de waarde op respectievelijk 49999,99, 39999,99, 29999,99, 19999,99, en 9999,99 mg.) De “Toegediende hoeveelheid” houdt geen rekening met geneesmiddel dat werd gebruikt voor het primen van de lijn. Zelfs als dit scherm op nul staat, dient u het te wissen vóór het programmeren om uur- en datum bij te stellen.
23
Instellen en programmeren
OPMERKING: Het op dit scherm weergegeven getal kan buiten het bereik vallen; dit kan gebeuren wanneer de lockout-tijd van de Dosis op Aanvraag is gewijzigd maar het aantal doses per uur niet is bijgesteld. Als u de getallen doorloopt, worden alleen getallen binnen het bereik weergegeven.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Status van luchtdetector Dit scherm verschijnt alleen als er een luchtdetector op de pomp aangesloten is. Het geeft aan of de luchtdetector nodig is en aan of uit staat.
Instellen en programmeren
Nieuwe Patiënt Marker Dit scherm verschijnt alleen als de uitgebreide historie “Aan” staat in de Biomed Toolbox. Als u een nieuwe patiënt marker toevoegt, wordt er een gebeurtenis toegevoegd aan het logboek om aan te geven dat de pomp geprogrammeerd werd voor een nieuwe patiënt, en alle eerder informatie in de uitgebreide historie wordt gewist.
Specifieke opties voor de PCA-toedienmodus In PCA-toedienmodus is de optie Uitgebreide Historie beschikbaar, waarmee u informatie kunt zien over de dosering gedurende een vastgelegde periode of per uur (zie Hoofdstuk 4, Opties).
24
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
PCA programmeervoorbeeld De medicatie wordt verstrekt in een 100 ml Medication Cassette Reservoir bij een concentratie van 1,0 mg/ml. De patiënt moet continu 5,0 mg/uur krijgen. Patiënt-geactiveerde doses van 2,5 mg zijn toegestaan, met een lockout van 15 minuten tussen doses, en een maximum van twee doses per uur. •
Stop de pomp en zet het slotniveau op LL0 zoals beschreven in hoofdstuk 1.
•
Kies de PCA-toedieningsmodus zoals beschreven in Toedieningsmodi wijzigen Hoofdstuk 4. Als de pomp al in PCA-toedieningsmodus staat, kunt u dit opnieuw kiezen om alle programmeerschermen te wissen en op de standaardwaarden in te stellen.
Instellen en programmeren
Voor het programmeren:
Zie de vorige bladzijden voor een volledige beschrijving van de programmeerschermen.
1. Begin bij het hoofdscherm ***
PCA 6210X *** GESTOPT
VOLGENDE = doorgaan
• Zorg dat de pomp op LL0 staat. • Controleer of GESTOPT op het hoofdscherm staat. • Druk op „ om te beginnen.
2. Reservoirvolume invoeren Reservoirvolume | 100.0 ml
• Druk op ´ of Î om het gewenste volume te selecteren. (Als u de functie “reservoirvolume” niet wilt gebruiken, ga dan naar “Niet in gebruik,” dat zich vóór 1 bevindt.) • Druk op ¤.
25
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
3. Eenheden invoeren Om de reeds geprogrammeerde eenheden te accepteren, drukt u op „. Eenheden | Milligram
Instellen en programmeren
Eenheden wijzigen in Milligram? Druck op J of N
Om de eenheden te wijzigen, doet u het volgende: • Druk op ´ of Î om de gewenste programmeereenheden te selecteren. • Druk op ¤.
• Druk op ´ om de wijziging te bevestigen. OPMERKING: Als het voorschrift milliliter aangeeft, voert u milliliter in en gaat u naar stap 5.
4. Concentratie van geneesmiddel invoeren Dit scherm verschijnt niet als de eenheden milliliters zijn; ga dan naar stap 5. Concentratie | 1.0 mg/ml
Concentratie wijzingen in 1.0 mg/ml? Druck op J of N
• Druk op ´ of Î om de gewenste concentratie te selecteren. (Als u de gewenste concentratie niet kunt selecteren, kan het zijn dat dit uitgeschakeld is in de Biomed Toolbox) • Druk op ¤.
• Druk op ´ om de wijziging te bevestigen. OPMERKING: Als u de Concentratie wijzigt, moet u de Continue snelheid en de Dosis op Aanvraag invoeren.
26
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
5. De continue snelheid invoeren Continue snelheid | 5.00 mg/hr
• Druk op ´ of Î om de gewenste snelheid te selecteren. • Druk op ¤.
6. Dosis op Aanvraag invoeren Dosis op Aanvraag | 2.50 mg
• Druk op ´ of Î om de gewenste hoeveelheid te selecteren. • Druk op ¤. OPMERKING: Als “Dosis op Aanvraag wijzingen in ...?” verschijnt, dient u de dosis te bevestigen omdat de eenheden of concentratie veranderd zijn, om omdat de dosis gelijk aan of groter dan 100 mg of mcg is. Druk op ´ om te bevestigen, of druk op Î en voer de dosis opnieuw in.
27
Instellen en programmeren
OPMERKING: Als “Snelheid wijzingen in...?” verschijnt, dient u de snelheid te bevestigen omdat de eenheden of concentratie veranderd zijn, of omdat de snelheid gelijk aan of groter dan 100 mg/uur of mcg/uur is. Druk op ´ om te bevestigen, of druk op Î en voer de snelheid opnieuw in.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
7. Lockout-tijd invoeren voor dosis op aanvraag
Instellen en programmeren
Als de Dosis op aanvraag nul is, verschijnt dit scherm niet; ga dan naar stap 10. Lockout Dos. op Aanvr | 15 Min
• Druk op ´ of Î om de gewenste lockout-tijd tussen doses te selecteren.
• Druk op ¤. WAARSCHUWING: Wanneer u een nieuwe tijd voor de lockout van dosisaanvragen invoert, wordt iedere geldende lockout-tijd gewist. Een dosis op aanvraag kan onmiddellijk na het opstarten van de pomp worden aangevraagd, met als resultaat dat te veel wordt toegediend, hetgeen de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg kan hebben.
8. Het maximale aantal doses per uur invoeren Indien de Dosis op aanvraag nul is, of als de lockout een uur of langer is, verschijnt dit scherm niet; ga dan naar stap 10. OPMERKING: Het op dit display weergegeven getal kan buiten het bereik vallen; dit kan gebeuren wanneer de lockout-tijd van de Dosis op aanvraag is gewijzigd maar het aantal doses per uur niet is bijgesteld. Als u de getallen doorloopt, worden alleen getallen binnen het bereik weergegeven. Max Doses per uur | 2
28
• Druk op ´ of Î om de het maximale aantal doses per uur te selecteren. • Druk op ¤.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
9. Dosistellers wissen Als de Dosis op aanvraag nul is, verschijnt dit scherm niet; ga dan naar stap 10. Dosistellers Toeged/Poging: 0/ 0 sinds 06/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER
• Druk op ¤ als u de tellers wilt wissen; zelfs als ze al op nul staan. Hierdoor worden uur en datum bijgesteld.
10. Toegediende eenheden wissen Milligram toegediend 0.00 mg sinds 06/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER
• Druk op ¤ als u de toegediende hoeveelheid wilt wissen; zelfs als deze al nul is, om uur en datum bij te stellen.
11. De status van de luchtdetector nagaan Dit scherm verschijnt alleen als er een luchtdetector geïnstalleerd is. Luchtdetector Vereist
• Controleer of de instelling juist is. OPMERKING: Als er geen luchtdetector nodig is, toont dit scherm of deze aan- of uitgeschakeld is. • Druk op „ om verder te gaan. Indien u de instelling van de
29
Instellen en programmeren
WAARSCHUWING: Wanneer u een nieuwe waarde voor maximale dosis per uur invoert, wordt iedere geldende lockout-tijd gewist. Een dosis op aanvraag kan onmiddellijk na het opstarten van de pomp worden aangevraagd, met als resultaat dat te veel wordt toegediend, hetgeen de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg kan hebben.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
luchtdetector moet wijzigen, kunt u Hoofdstuk 4, Opties raadplegen.
12. Een Nieuwe Patiënt Marker invoeren (optioneel)
Instellen en programmeren
Dit scherm verschijnt alleen als de uitgebreide historie aan staat. Als u geen nieuwe patiënt marker wilt invoeren, drukt u op „. Voor invoegen Nieuwe Pat. Marker & wissen Uitgebreide Historie druk op ENTER Uitgebreide Historie wissen en Nieuwe Patiëntmarker invoegen? Druk op J of N
Als u een nieuwe patiënt marker wilt invoeren in de logboek: • Druk op ¤.
• Druk op ´. Hierdoor wordt de uitgebreide historie van de laatste patiënt gewist en een merker aan het logboek toegevoegd. Het hoofdscherm verschijnt opnieuw.
13. Het programma doornemen Druk herhaaldelijk op „ om de programmeringsschermen te bekijken. Als u een instelling opnieuw moet programmeren, drukt u op „ totdat het juiste scherm verschijnt; vervolgens verandert u de instelling zoals beschreven in dit hoofdstuk.
14. De pomp klaarzetten voor de patiënt Volg de aanwijzingen om de cassette aan te sluiten, te primen, het slotniveau te veranderen, en de pomp aan te sluiten op de patiënt (Hoofdstuk 3).
30
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
PCA: Programmeren met bovengrenzen, doses in slotniveau 1 bijstellen
De pomp programmeren om deze functie toe te passen Het volgende voorbeeld toont hoe u de aangevraagde dosis beperkt tot 5,00 mg met een beginwaarde van 2,50 mg. Dezelfde procedure wordt gebruikt om een bovengrens en beginwaarde in te stellen op het scherm voor de continue snelheid. 1. Tijdens de aanvankelijke programmering in LL0 voert u de waarden van de bovengrens voor Continue snelheid en/ of Dosis op aanvraag in. (Dit zijn de maximumwaarden wanneer de pomp op LL1 staat.)
Dosis op Aanvraag | 5.00 mg
2. Wanneer u klaar bent met de programmering, zet u het slotniveau om naar LL1. 3. Verminder de continu snelheid of dosis op aanvraag tot de beginwaarde en druk op ¤. “Bereik: Beperkt” geeft aan dat u de waarde niet kunt verhogen boven het maximum geprogrammeerd in LL0.
Dosis op Aanvraag | 2.50 mg
31
Instellen en programmeren
Als een voorschrift toestaat dat de Continue snelheid of de Dosis op aanvraag tijdens de therapie wordt gewijzigd, kunt u de pomp in LL1 laten werken. Dan kunt u, wanneer dit nodig is, de waarden voor Continue snelheid of Dosis op aanvraag bijstellen tot de maximumwaarde die in LL0 geprogrammeerd is.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
De snelheid of dosis bijstellen terwijl de pomp in gebruik is Als het nodig is om de Continue snelheid of de Dosis op aanvraag tijdens de therapie te verhogen, moet u de pomp stoppen, maar in LL1 blijven.
Instellen en programmeren
1. Druk op „ totdat het scherm continu snelheid of dosis op aanvraag verschijnt. 2. Druk op ´ of Î om de gewenste waarde te selecteren en druk dan op ¤. “Bereik: beperkt” geeft aan dat u de waarde niet kunt verhogen boven het maximum. 3. Start de pomp opnieuw als dit gewenst is.
32
Dosis op Aanvraag | 3.00 mg
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
PCA: Starten van een klinische bolus
WAARSCHUWING: Wees uiterst voorzichtig bij het gebruik van de functie “klinische bolus.” Aangezien de frequentie van het toedienen van een bolus onbeperkt is, en de hoeveelheid van de bolus tot 20 ml (of het equivalent in mg of mcg) kan bedragen, mag u de patiënt niet vertrouwd maken met de procedure voor het geven van een Klinische bolus. Onjuiste programmering kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
Een klinische bolus starten 1. Zorg dat de pomp aan staat (op een willekeurig slotniveau). Start de pomp zo nodig. 2. Druk op Œ. 3. Druk op Î tot de Klinische boluscode “997” op het scherm verschijnt.
Code Klinische bolus 997
4. Druk nogmaals op Œ. WAARSCHUWING: Om te voorkomen dat de patiënt toegang krijgt tot de functie klinische bolus, mag de patiënt deze code niet kennen. Onjuiste programmering kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben. 5. Druk op ´ of Î om de gewenste hoeveelheid te selecteren.
Klinische bolus | 10.00 mg
33
Instellen en programmeren
Een klinische bolus kan op ieder slotniveau worden toegediend wanneer de pomp loopt. Hiermee kunt u een specifieke hoeveelheid medicatie toedienen, bijvoorbeeld voor een oplaaddosis. De lockout-instellingen hebben geen invloed op de frequentie van de klinische bolus. Een klinische bolus kan echter niet worden gestart terwijl een dosis op aanvraag wordt toegediend. De toegediende hoeveelheid wordt van het reservoirvolume afgetrokken en bij de toegediende hoeveelheid opgeteld, maar wordt niet in de dosistellers opgeteld. Een klinische bolus kan tussentijds worden gestopt.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
6. Druk op ¤ of Í.
Instellen en programmeren
OPMERKING: Als u een waarde van 100 invoert, wordt u op het scherm gevraagd de waarde te bevestigen . Druk op ´ om te bevestigen, of op Î om de waarde opnieuw in te voeren. 7. Op het scherm ziet u dat de hoeveelheid afneemt naarmate de bolus wordt toegediend.
34
Klinische bolus 10.00 mg
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
PCA: Starten van een Dosis op aanvraag
Als een patiënt een dosis aanvraagt tijdens de lockout-tijd, verschijnt “Dosis niet toegediend, dosis uitgesloten” op het scherm en dient de pomp de dosis niet toe. De lockout-tijd wordt bepaald door de lockout-tijd voor dosis op aanvraag of de maximale doses per uur, volgens welke hiervan de dosisfrequentie het meest beperkt. De poging wordt opgeteld bij de “Pogingen”teller op het dosistellerscherm. OPMERKINGEN: •
Een Dosis op aanvraag kan niet gestart worden terwijl een andere dosis op aanvraag of een klinische bolus wordt toegediend.
•
Zelfs als het display automatisch blanco is, wordt het weer aangeschakeld als er op de Í-toets gedrukt wordt en de aangevraagde dosis wordt toegediend (als deze beschikbaar is).
Een Dosis op aanvraag starten 1. Zorg dat de pomp aan staat (op een willekeurig slotniveau). Start de pomp zo nodig. 2. Druk op Í (of de knop op de handset, indien aangesloten). Er klinken twee pieptonen en de pomp begint de dosis op aanvraag toe te dienen. Terwijl de Dosis op aanvraag wordt toegediend, staat er “DOSERING” in plaats van “LOOPT” op het hoofdscherm.
Dosis op aanvraag gestart VOLGENDE = doorgaan *** PCA 6210X *** Batt ± leeg DOSERING Res.vol 47.0 ml VOLGENDE = doorgaan
35
Instellen en programmeren
Indien een Dosis op aanvraag is geprogrammeerd, kan de patiënt een Dosis op aanvraag starten wanneer de pomp loopt. De toegediende hoeveelheid wordt opgeteld bij de hoeveelheid die door de pomp op continue snelheid wordt toegediend. Elke keer dat de patiënt een dosis aanvraagt, zal de pomp deze automatisch toevoegen in het dosistellerscherm. Als er geen dosis op aanvraag geprogrammeerd is, wordt het bericht “Dosis niet toegediend, geen dosis geprogrammeerd” weergegeven.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Instellen en programmeren
PCA: Een Dosis op aanvraag of een klinische bolus stoppen Een Dosis op aanvraag of een Klinische bolus kan tussentijds worden onderbroken. De pomp kan op ieder willekeurig slotniveau staan. Een Dosis op aanvraag die onderbroken is, blijft geregistreerd op het dosistellerscherm onder “toegediend/Poging.”
Een dosis stoppen terwijl de pomp draait 1. Druk op ⁄. Er klinkt een pieptoon en het bericht “Stop Dosis op Aanvr?” of “Stop Klinische Bolus?” verschijnt.
Stop Dosis op Aanvr?
2. Druk op ´ om de dosis te stoppen en de rest van de dosis te wissen. Dan verschijnt het bericht “Dosis op aanvraag gestopt” of “Klin. Bolus gestopt.”
Druk op J of N Dosis op aanvraag gestopt
3. Als “Pomp stoppen?” verschijnt, • drukt u op Î om de pomp door te laten lopen, of • op ´ om de pomp te stoppen.
36
Pomp stoppen?
Druk op J of N
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Continue toediening Bij continue toediening wordt een bepaald aantal milliliter per uur toegediend met een continue snelheid. In het onderstaande schema worden de gecombineerde toedienmodi geïllustreerd.
Instellen en programmeren
Toedieningssnelheid (ml/ur)
Tijd (continue toediening)
Programmeerschermen voor de continue toedienmodus Dit zijn de programmeerschermen voor de continue toediening. Hierna volgt de beschrijving van de schermen. Continu, hoofdscherm
*** CONTIN 6220X *** GESTOPT VOLGENDE = doorgaan Reservoirvolume | 100.0 ml
Reservoirvolume
Continue snelheid | 0.5 ml/uur
Continue snelheid
37
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Instellen en programmeren
Toegediende milliliters
Luchtdetector (overzicht)
Milliliter toegediend 0.0 ml sinds 01/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER Luchtdetector Vereist
Reservoirvolume Voer het vloeistofvolume in dat een gevuld reservoir bevat. De waarde van het reservoirvolume daalt naarmate de pomp vloeistof toedient of naarmate u de lijn primet. Als u het reservoir verwisselt en het reservoirvolume instelt, wordt de waarde teruggezet naar de waarde ingesteld op dit scherm. Als u de functie “reservoirvolume” niet wilt gebruiken, gaat u naar “Niet in gebruik” (vóór 1 en na 9999 het waardebereik).
Continue snelheid Voer de continue toedieningssnelheid van de medicatie in (in ml/uur). De maximumsnelheid is 350 ml/uur. Voor snelheden boven 125 ml/uur is er een CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset nodig. Voor snelheden boven 250 ml/uur is er ook een stroomadapter of een Power Pack nodig. OPMERKING: Als u de pomp op slotniveau 1 wilt laten werken zodat de continue hoeveelheid veranderd kan worden, dient u de maximaal toegelaten waarde in te voeren. Na het programmeren kunt u de hoeveelheid verminderen tot de beginwaarde. Zie Programmeren met bovengrenzen, Snelheid in LL1 bijstellen aan het einde van Hoofdstuk 2.
Toegediende milliliters Dit scherm geeft de totale hoeveelheid geneesmiddel die toegediend werd sinds aangegeven datum en uur, wat ook de laatste keer voorstelt dat deze waarde gewist werd. De weergegeven waarde is afgerond op 0,1 ml. (Als deze waarde 99999,9 bereikt, keert de teller automatisch terug naar 0 en gaat verder met tellen.) De “Toegediende hoeveelheid” houdt geen rekening met geneesmiddel dat werd gebruikt voor het primen van de lijn. Zelfs als dit scherm op nul staat, dient u het te wissen vóór het programmeren om uur- en datum bij te stellen.
38
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Status van luchtdetector Dit scherm verschijnt alleen als er een luchtdetector op de pomp aangesloten is. Het geeft aan of de luchtdetector nodig is en aan of uit staat.
Instellen en programmeren 39
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Voorbeeld voor continu programmeren De medicatie wordt verstrekt in een 100 ml Medicatiecassette-reservoir. De patiënt moet continu 0,5 ml/uur krijgen.
Instellen en programmeren
Voor het programmeren: •
Stop de pomp en zet het slotniveau op LL0 zoals beschreven in hoofdstuk 1.
•
Selecteer de continue (CONTIN) toedienmodus zoals beschreven Toedienmodus veranderen in Hoofdstuk 4. Als de pomp al in CONTIN toedienmodus staat, kunt u dit opnieuw selecteren om alle geprogrammeerde schermen terug te zetten op hun standaardwaarden.
Zie de vorige bladzijden voor een volledige beschrijving van de programmeerschermen.
1. Begin bij het hoofdscherm *** CONTIN 6220X *** GESTOPT VOLGENDE = doorgaan
• Zorg dat de pomp op LL0 staat. • Controleer of CONTIN en GESTOPT op het hoofdscherm staan. • Druk op „ om te beginnen.
2. Reservoirvolume invoeren Reservoirvolume | 100.0 ml
• Druk op ´ of Î om het gewenste volume te selecteren. (Als u de functie “reservoirvolume” niet wilt gebruiken, ga dan naar “Niet in gebruik,” dat zich vóór 1 bevindt.) • Druk op ¤.
40
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
3. Voer de continu snelheid per uur in Continue snelheid | 0.5 ml/uur
• Druk op ´ of Î om de gewenste snelheid te selecteren. • Druk op ¤.
Milliliter toegediend 0.0 ml sinds 01/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER
• Druk op ¤ als u de toegediende milliliters wilt wissen; zelfs als de aangegeven hoeveelheid nul is. Hierdoor worden datum en uur bijgesteld.
5. De status van de luchtdetector nagaan Dit scherm verschijnt alleen als er een luchtdetector geïnstalleerd is. Luchtdetector Vereist
• Controleer of de instelling juist is. OPMERKING: Als er geen luchtdetector nodig is, toont dit scherm of deze aan- of uitgeschakeld is. • Druk op „ om verder te gaan. Indien u de instelling van de luchtdetector moet wijzigen, kunt u Hoofdstuk 4, Opties raadplegen.
6. Het programma doornemen Druk herhaaldelijk op „ om de programmeringsschermen te bekijken. Als u een instelling opnieuw moet programmeren, drukt u op „ totdat het juiste scherm verschijnt; vervolgens verandert u de instelling zoals beschreven in dit hoofdstuk.
7. De pomp prepareren voor de patiënt Volg de aanwijzingen om de cassette aan te sluiten, te primen, het slotniveau te veranderen, en de pomp aan te sluiten op de patiënt (Hoofdstuk 3).
41
Instellen en programmeren
4. Toegediende milliliters wissen
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Instellen en programmeren
CONTINU: Programmeren met bovengrenzen, snelheid in slotniveau 1 bijstellen Als een voorschrift toestaat dat de continue snelheid tijdens de therapie wordt gewijzigd, kunt u de pomp in LL1 laten werken. Dan kunt u, wanneer dit nodig is, de continue snelheid bijstellen tot de maximumwaarde die in LL0 geprogrammeerd is.
De pomp programmeren om deze functie toe te passen In het volgende voorbeeld wordt getoond hoe men een maximale continue snelheid van 5,0 ml/uur instelt met een beginwaarde van 2,5 ml/uur. 1. Tijdens de aanvankelijke programmering in LL0 voert u de waarden van de bovengrens voor continue snelheid in. (Dit zijn de maximumwaarden wanneer de pomp in LL1 staat.)
Continue snelheid | 5.0 ml/uur
2. Wanneer u klaar bent met de programmering, zet u het slotniveau om naar LL1. 3. Verminder de continue snelheid tot de beginwaarde. “Bereik: Beperkt” geeft aan dat u de waarde niet kunt verhogen boven het maximum geprogrammeerd in LL0.
Continue snelheid | 2.5 ml/uur
De snelheid bijstellen terwijl de pomp in gebruik is Als het nodig is om de continue snelheid tijdens de therapie te verhogen, moet u de pomp stoppen, maar in LL1 blijven. 1. Druk op „ tot de het scherm voor continue snelheid verschijnt. 2. Druk op ´ of Î om de gewenste waarde te selecteren en druk dan op ¤. “Bereik: beperkt” geeft aan dat u de waarde niet kunt verhogen boven het maximum. 3. Start de pomp opnieuw als dit gewenst is. 42
Continue snelheid | 5.0 ml/uur
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
TPN-toediening
In het onderstaande schema worden de gecombineerde toedienmodi geïllustreerd. Infusieperiode Taper omhoog periode
Plateausnelheid (moet minstens 10 min. zijn)
Taper omlaag periode
Infusievolume
KVO
Infusieprofiel
Programmeerschermen voor de TPN-toediening Dit zijn de programmeerschermen voor TPN-toediening. Hierna volgt de beschrijving van de schermen. ***
TPN-hoofdscherm
TPN 6230X *** GESTOPT
VOLGENDE = doorgaan Reservoirvolume | 1050 ml
Reservoirvolume
43
Instellen en programmeren
Met TPN-toediening kan er een groot volume aan oplossingen toegediend worden, met eventueel geleidelijk opstarten en beëindigen. De toediening kan geleidelijk verhoogd worden in het begin van het infusieprofiel, of het kan geleidelijk verminderd worden aan het einde van het infusieprofiel. Als het infusieprofiel volledig af is, piept de pomp 9 maal. Aan het einde van het infusieprofiel kan er een minimale snelheid behouden worden om de ader open te houden (KVO), afhankelijk van het programma dat u ingevoerd heeft.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
|
Infusievolume
Infusievolume 1000.0 ml totaal
Instellen en programmeren
Infusieperiode
|
Infusieperiode 10 uur 00 min
Taper Omhoog Periode
Taper Omhoog Periode | 1 uur 30 min
Taper Omlaag Periode
Taper Omlaag Periode | 1 uur 30 min
Plateausnelheid (overzicht)
Toegediende milliliters
Luchtdetector (overzicht)
Plateausnelheid 117.6 ml/uur KVO snel. 5.0 ml/uur
Milliliter toegediend 0.0 ml sinds 01/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER
Luchtdetector Vereist
Reservoirvolume Voer het vloeistofvolume in dat een gevuld reservoir bevat. De waarde van het reservoirvolume daalt naarmate de pomp vloeistof toedient of naarmate u de lijn primet. Het geprogrammeerhet reservoirvolume moet groter zijn dan het infusievolume, omdat er tijdens het primen vocht gepompt wordt (zie Lijnen 44
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
primen, Hoofdstuk 3), en voor het automatisch voortzetten van de minimale toediening om de aders open te houden.
Als je de vloeistofreservoir verandert en het reservoirvolume opnieuw instelt, wordt de waarde teruggezet naar de waarde op dit scherm en het infusieprofiel wordt op naar de beginstand teruggezet. Het reservoirvolume kan niet minder zijn dan het geprogrammeerde infusievolume. Als u de functie “reservoirvolume” niet wilt gebruiken, gaat u naar “Niet in gebruik” (vóór 10,0 en na 9990 in het waardebereik).
Infusievolume Voer het totale volume in dat toegediend moet worden. Het maximum is 9990 ml. The pomp berekent de plateausnelheid op basis van het infusievolume, de bestaande infusieperiode, en de huidige taper-waarden. Als u een volume invoert waardoor de plateausnelheid hoger ligt dan het maximum van 350 ml/ uur of lager dan het minimum van 10 ml/uur, zal de pomp de infusieperiode automatisch verlengen of verkorten en ook de taper-warden aanpassen om te voldoen aan het nieuwe volume. Er verschijnt een bericht dat de pomp de waarden aanpast. U moet dan de nieuwe infusieduur bevestigen of invoeren. Door een nieuw infusievolume in te voeren wordt het infusieprofiel zo geregeld dat de toediening zal starten bij het begin van de infusieperiode.
Infusieperiode Voer de toedieningsduur in voor het infusievolume, tot 99 uur 50 minuten. De pomp zal de nodige snelheid voor de toediening van het geselecteerde infusievolume automatisch berekenen. U kan geen infusieperiode kiezen waardoor de toedieningssnelheid hoger zou liggen dan 350 ml/uur of lager dan 10 ml/uur. Bovendien kan de infusieperiode niet korter zijn dan de taper-perioden + 10 minuten. Door een nieuwe infusieperiode in te voeren wordt het infusieprofiel zo geregeld dat de toediening zal starten bij het begin van de infusieperiode.
Taper Omhoog Periode (Vermeerderingsperiode) Voer de toedieningsduur in voor de taper omhoog periode, tot 99 uur 40 minuten. Deze taper omhoog periode wordt opgenomen in de totale infusiepe-
45
Instellen en programmeren
OPMERKING: Als het geprogrammeerhet reservoirvolume groter is dan het infusievolume, zal de minimale KVO snelheid beginnen als het infusieprofiel afgewerkt is. De snelheid voor KVO is 5 ml/u, dit is 1/10e van de snelheid op het plateau. De toediening op gaat op deze snelheid door tot het Reservoirvolume nul bereikt, of tot de pomp stilgezet wordt. Als het reservoirvolume even groot is als het infusievolume, gebeurt KVO snelheid niet aan het einde van het infusieprofiel.
Instellen en programmeren
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
riode die u ingevoerd heeft. Als u een taper omhoog periode invoert waardoor de plateausnelheid hoger ligt dan de maximale of lager dan de minimale snelheid, zal de pomp de infusieperiode automatisch verlengen of verkorten om de nieuwe taper omhoog periode in te passen. Er verschijnt een bericht dat de pomp de waarden aanpast. U moet dan de nieuwe infusieduur bevestigen of invoeren. Door een nieuwe taper omhoog periode in te voeren wordt het infusieprofiel zo geregeld dat de toediening zal starten bij het begin van de infusieperiode.
Taper Omlaag Periode (Verminderingsperiode) Voer de toedieningsduur in voor de taper omlaag periode, tot 99 uur 40 minuten. Deze taper omlaag periode wordt opgenomen in de totale infusieperiode die u ingevoerd heeft. Als u een taper omlaag periode invoert waardoor de plateausnelheid hoger ligt dan de maximale of lager dan de minimale snelheid, zal de pomp de infusieperiode automatisch verlengen of verkorten om de nieuwe taper omlaag periode in te passen. Er verschijnt een bericht dat de pomp de waarden aanpast. U moet dan de nieuwe infusieduur bevestigen of invoeren. Door een nieuwe taper omlaag periode in te voeren wordt het infusieprofiel zo geregeld dat de toediening zal starten bij het begin van de infusieperiode.
Weergave van de snelheid Op basis van het infusievolume, de infusieperiode, en mogelijke geprogrammeerde taperwaarden, zal de pomp de toedieningssnelheid berekenen voor het plateaugedeelte van het infusieprofiel. De berekende plateau- en KVO-snelheid (5,0 ml/uur of een tiende van de plateausnelheid) verschijnt ter informatie op het scherm. Voor snelheden boven 125 ml/uur is er een CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset nodig. Voor snelheden boven 250 ml/uur is er ook een stroomadapter of een Power Pack nodig.
Toegediende milliliters Dit scherm geeft de totale hoeveelheid geneesmiddel die toegediend werd sinds aangegeven datum en uur, wat ook de laatste keer voorstelt dat deze waarde gewist werd. De weergegeven waarde is afgerond op 0,1 ml. (Als deze waarde 99999,9 bereikt, keert de teller automatisch terug naar 0 en gaat verder met tellen.) De “Toegediende hoeveelheid” houdt geen rekening met geneesmiddel dat werd gebruikt voor het primen van de lijn. Zelfs als dit scherm op nul staat, dient u het te wissen vóór het programmeren om uur- en datum bij te stellen.
46
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Status van luchtdetector Dit scherm verschijnt alleen als er een luchtdetector op de pomp aangesloten is. Het geeft aan of de luchtdetector nodig is en aan of uit staat.
Specifieke opties voor de TPN-toedienmodus
Instellen en programmeren
In TPN toedienmodus is een onmiddellijke verminderingsfase mogelijk (Zie Hoofdstuk 4, Opties).
47
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
TPN-programmeervoorbeeld De patiënt moet in totaal 1 liter TPN-oplossing krijgen over 10 uur. De TPNzak bevat 1050 ml. De vermeerderingsfase moet 1 uur 30 duren en de verminderingsfase even lang.
Instellen en programmeren
Voor het programmeren: •
Stop de pomp en zet het slotniveau op LL0 zoals beschreven in hoofdstuk 1.
•
Kies de TPN-toedienmodus zoals beschreven in Toedienmodus veranderen in Hoofdstuk 4. Als de pomp al in TPN-toedienmodus staat, kunt u het nog eens selecteren om alle programmeerschermen terug te zetten op de standaardwaarden.
Zie de vorige bladzijden voor een volledige beschrijving van de programmeerschermen.
1. Begin bij het hoofdscherm ***
TPN 6230X *** GESTOPT
VOLGENDE - doorgaan
• Zorg dat de pomp op LL0 staat. • Controleer of GESTOPT op het hoofdscherm staat. • Druk op „ om te beginnen.
2. Reservoirvolume invoeren Reservoirvolume | 1050 ml
• Druk op ´ of Î om het gewenste volume te selecteren. (Als u de functie “reservoirvolume” niet wilt gebruiken, ga dan naar “Niet in gebruik,” dat zich vóór 10,0 bevindt.) • Druk op ¤.
48
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
3. Infusievolume invoeren Als dit scherm voor het eerst verschijnt, kan de derde regel het volume aangeven dat overblijft van de vorige toedienperiode. Zodra u begint te zoeken naar een nieuw infusievolume, verdwijnt dit.
• Druk op ´ of Î om het gewenste volume te selecteren.
Instellen en programmeren
|
Infusievolume 1000.0 ml totaal
• Druk op ¤.
4. Infusieperiode invoeren Als dit scherm voor het eerst verschijnt, kan de derde regel het volume aangeven dat overblijft van de vorige toedienperiode. Zodra u begint te zoeken naar een nieuwe infusieperiode, verdwijnt dit.
|
Infusieperiode 10 uur 00 min
• Druk op ´ of Î om de gewenste infusieperiode te selecteren. • Druk op ¤.
5. Taper Omhoog Periode invoeren Taper Omhoog Periode | 1 uur 30 min
• Druk op ´ of Î om de gewenste taper omhoog periode te selecteren.
• Druk op ¤.
6. Taper Omlaag Periode invoeren Taper Omlaag Periode | 1 uur 30 min
• Druk op ´ of Î om de gewenste taper omlaag periode te selecteren. • Druk op ¤.
7. Berekende snelheid zien Plateausnelheid 117.6 ml/uur KVO snel. 5.0 ml/urr
• Zowel de plateau- als de KVOsnelheid worden weergegeven. Druk op „ om verder te gaan.
49
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
8. Toegediende milliliters wissen
Instellen en programmeren
Milliliter toegediend 0.0 ml sinds 01/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER
9.
• Druk op ¤ als u de toegediende hoeveelheid wilt wissen; zelfs als deze al nul is, om uur en datum bij te stellen.
De status van de luchtdetector nagaan Dit scherm verschijnt alleen als er een luchtdetector geïnstalleerd is. Luchdetector Vereist
• Controleer of de instelling juist is. OPMERKING: Als er geen luchtdetector nodig is, toont dit scherm of deze aan- of uitgeschakeld is. • Druk op „ om verder te gaan. Indien u de instelling van de luchtdetector moet wijzigen, kunt u Hoofdstuk 4, Opties raadplegen.
10. Het programma doornemen Druk herhaaldelijk op „ om de programmeringsschermen te bekijken. Als u een instelling opnieuw moet programmeren, drukt u op „ totdat het juiste scherm verschijnt; vervolgens verandert u de instelling zoals beschreven in dit hoofdstuk.
11. De pomp klaarzetten voor de patiënt Volg de aanwijzingen om de cassette aan te sluiten, te primen, het slotniveau te veranderen, en de pomp aan te sluiten op de patiënt (Hoofdstuk 3).
50
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
TPN: Dagelijkse infusie starten
OPMERKING: Als het reservoirvolume teruggezet wordt op de beginwaarde, wordt het infusieprofiel ook altijd teruggezet zodat de infusie steeds bij het begin begint.
Infusieperiode Taper omhoog periode
Plateausnelheid
Taper omlaag periode
KVO
Infusieprofiel Nieuwe cassette is bevestigd, reservoirvolume en infusieprofiel zijn gereset.
51
Instellen en programmeren
Als een nieuwe cassette aangesloten wordt op de pomp bij het begin van de infusie, dient het reservoirvolume opnieuw ingesteld te worden. Hierdoor wordt het infusieprofiel ook teruggezet op de beginwaarde. Hiertoe volgt u de instructies in Hoofdstuk 3 om een cassette aan te sluiten en ja te antwoorden op “Reset Reservoirvolume op — ?” Als u u de pomp start, begint de toediening bij het begin van de infusieperiode (hieronder weergegeven).
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Instellen en programmeren
Intermitterende toediening Met de intermitterende toedieningsmodus (Intermittent Delivery Mode - IDM) wordt een bepaald dosisvolume gedurende een bepaalde tijd toegediend. U kunt de dosis in een cyclus van hoogstens 96 uur laten herhalen. Met de KVOfunctie kunt u een minimale hoeveelheid medicatie tussen doses toedienen om de katheter open te houden. U kunt het begin van de toediening ook uitstellen met de functie “Begintijd Volgende Dosis.” In het onderstaande schema worden de gecombineerde toedieningsmodi geïllustreerd. Cyclus
Dosisvolume
Vertraging (m.b.v. Begintijd Volgende Dosis)
Dosis
Dosis
Duur
Duur
KVO
KVO
Tijd
Programmeerschermen voor intermitterende toedieningsmodus Dit zijn de programmeerschermen voor intermitterende toediening. Hierna volgt de beschrijving van de schermen. Hoofdscherm voor intermitterende toediening
Reservoirvolume
*** INTERMT 6240X *** GESTOPT VOLGENDE = doorgaan
Reservoirvolume | 100.0 ml
52
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Dosisvolume | 23.5 ml
Dosisvolume
Dosisduur
|
Dosisduur 1 uur 00 min
Dosiscyclus
|
Dosiscyclus 6 uur 00 min
KVO snelheid
KVO snelheid | 0.2 ml/uur
Begintijd Volgende Dosis (optie)
Begintÿd volg. dosis | 20:00 2/21/00
Dosissnelheid (bekijken)
Dosissnelheid 50.0 ml/uur
Toegediende milliliters
Luchtdetector (overzicht)
Milliliter toegediend 0.0 ml sinds 01/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER
Luchtdetector Vereist
53
Instellen en programmeren
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Instellen en programmeren
Reservoirvolume Voer het vloeistofvolume in dat een gevuld reservoir bevat. De waarde van het reservoirvolume daalt naarmate de pomp vloeistof toedient of naarmate u de lijn primet. Als u het reservoir verwisselt en het reservoirvolume instelt, wordt de waarde teruggezet naar de waarde ingesteld op dit scherm. Als u de functie “reservoirvolume” niet wilt gebruiken, gaat u naar “Niet in gebruik” (vóór 1 en na 9999 het waardebereik).
Dosisvolume Voer het volume van de dosis in milliliters in. Het maximumvolume is 1000 ml. Wanneer een dosisvolume wordt ingevoerd, begint de cyclus automatisch opnieuw en wordt de tijd waarop de Begintijd Volgende Dosis op “Onmiddellijk” ingesteld. Als u een dosisvolume invoert waardoor de snelheid hoger zou worden dan de maximumsnelheid van 350 ml/uur, verlengt de pomp automatisch de dosisduur om het nieuwe volume te kunnen verwerken. U moet dan de nieuwe dosisduur bevestigen of een nieuwe duur invoeren. De cyclus kan ook worden beïnvloed als de dosisduur verlengd wordt; in dit geval moet u ook de nieuwe dosiscyclus bevestigen of een andere dosiscyclus invoeren.
Dosisduur Voer de duur van de toediening van de dosis in, hoogstens 24 uur. U kunt geen duur kiezen waarmee de toedieningssnelheid van het geprogrammeerde dosisvolume boven 350 ml/uur zou komen. Wanneer een dosisduur wordt ingevoerd, begint de dosiscyclus automatisch opnieuw en wordt de tijd waarop de Begintijd Volgende Dosis op “Onmiddellijk” ingesteld. Voor snelheden boven 125 ml/uur is er een CADD-Prizm™- Hoog volume toedieningsset nodig. Voor snelheden boven 250 ml/uur is er ook een stroomadapter of een Power Pack nodig.
Dosiscyclus De cyclus is de tijd van het begin van een dosis tot het begin van de volgende dosis. De programmeerbare waarden voor de cyclus zijn gebaseerd op de dosisduur. Er moeten minstens 5 minuten zijn tussen het einde van de ene dosis en het begin van de volgende; daarom is de kleinste programmeerbare cyclus de dosisduur plus 5 minuten. De maximale cyclus is 96 uur. Wanneer een cyclus wordt ingevoerd, wordt de tijd dat de Begintijd Volgende Dosis automatisch op “Onmiddellijk” ingesteld.
KVO snelheid De KVO snelheid (“Keep Vein Open,” ader openhouden) is optioneel. Hier-
54
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
door wordt er een minimale hoeveelheid van 10 ml/uur toegediend om de katheter open te houden. Als de tijd waarop de Begintijd Volgende Dosis geprogrammeerd is, is de KVO snelheid actief tijdens de aanvankelijke vertraging. De KVO snelheid is ook actief tussen doses in.
Begintijd Volgende Dosis
Het uitstel van het begin van de volgende dosis kan in slotniveau 0 te allen tijde geprogrammeerd worden, maar als er een dosis wordt toegediend, wordt de rest van de dosis hierdoor geannuleerd. OPMERKING: Tijdens het doseren, toont het scherm ”Wordt uitgevoerd” Als een dosis wordt onderbroken tijdens de toediening, geeft het scherm “Onderbroken” aan.
Dosissnelheid Dit scherm is alleen om na te kijken. Het toont de snelheid waarop de dosis toegediend wordt gebaseerd op het geprogrammeerde dosisvolume en de duur.
Toegediende milliliters Dit scherm geeft de totale hoeveelheid geneesmiddel die toegediend werd sinds aangegeven datum en uur, wat ook de laatste keer voorstelt dat deze waarde gewist werd. De weergegeven waarde is afgerond op 0,1 ml. (Als deze waarde 99999,9 bereikt, keert de teller automatisch terug naar 0 en gaat verder met tellen.) De “Toegediende hoeveelheid” houdt geen rekening met geneesmiddel dat werd gebruikt voor het primen van de lijn. Zelfs als dit scherm op nul staat, dient u het te wissen vóór het programmeren om uur- en datum bij te stellen.
Status van luchtdetector Dit scherm verschijnt alleen als er een luchtdetector op de pomp aangesloten is. Het geeft aan of de luchtdetector nodig is en aan of uit staat.
Specifieke opties voor intermitterende toediening Terwijl er een dosis toegediend wordt, kunt u de “Resterende tijd”-optie gebruiken om na te kijken hoeveel tijd er overblijft voor zowel de dosis als de huidige cyclus. (zie Hoofdstuk 4, Opties).
55
Instellen en programmeren
Deze functie is optioneel. Hiermee kunt u het begin van de toediening tot vier dagen uitstellen: u kunt datum en uur kiezen waarop de eerste dosis moet beginnen. De pomp moet op gekozen datum en uur lopen, anders kan de toediening niet beginnen. Als een vertraagde start niet gewenst is, kunt u dosis begintijd instellen op “Onmiddellijk” zodat de toediening begint zodra u de pomp opstart.
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
Voorbeeld van intermitterende programmatie
Instellen en programmeren
De medicatie wordt verstrekt in een 100 ml Medicatiecassette-reservoir. De patiënt moet in een uur tijd een dosis van 23,5 ml krijgen. De dosis moet om de 6 uur beginnen, met een KVO-snelheid van 0,2 ml/uur tussen de doses. De eerste dosis moet vanavond om 20.00 uur beginnen. Voor het programmeren: •
Stop de pomp en zet het slotniveau op LL0 zoals beschreven in hoofdstuk 1.
•
Selecteer de intermitterende (INTERMT) toedienmodus zoals beschreven in Toedienmodi veranderen in Hoofdstuk 4. Als de pomp al in deze modus staat kunt u dit opnieuw selecteren om alle geprogrammeerde schermen terug te zetten op hun standaardwaarden.
Zie de vorige bladzijden voor een volledige beschrijving van de programmeerschermen.
1. Begin bij het hoofdscherm *** INTERMT 6240X *** GESTOPT VOLGENDE = doorgaan
• Zorg dat de pomp op LL0 staat. • Controleer of INTERMT en GESTOPT op het hoofdscherm staat. • Druk op „ om te beginnen.
2. Reservoirvolume invoeren Reservoirvolume | 100.0 ml
• Druk op ´ of Î om het gewenste volume te selecteren. (Als u de functie “reservoirvolume” niet wilt gebruiken, ga dan naar “Niet in gebruik,” dat zich vóór 1 bevindt.) • Druk op ¤.
56
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
3. Dosisvolume invoeren Dosisvolume | 23.5 ml
• Druk op ´ of Î om het gewenste volume te selecteren. • Druk op ¤.
|
Dosisduur 1 uur 00 min
Instellen en programmeren
4. Dosisduur invoeren • Druk op ´ of Î om de gewenste duur te selecteren. • Druk op ¤.
5. Dosiscyclus invoeren |
Dosiscyclus 6 uur 00 min
• Druk op ´ of Î om de gewenste cyclus te selecteren. • Druk op ¤.
6. KVO snelheid invoeren KVO snelheid | 0.2 ml/uur
• Druk op ´ of Î om de gewenste KVO snelheid te selecteren. • Druk op ¤.
7. Begintijd Volgende Dosis invoeren Begintÿd volg. dosis | 20:00 2/21/00
Volg dosis start over 3 uur 27 min op 2/21/00 om 20:00? Druk op J of N
• Druk op ´ of Î om de gewenste starttijd en datum voor de dosis (of “direct”) te selecteren • Druk op ¤. • Controleer de starttijd op het scherm en druk op ´ als deze juist is. Als u starttijd en -datum opnieuw moet invoeren, drukt u op Î.
57
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
8.
Dosissnelheid controleren Dosissnelheid 50.0 ml/uur
Instellen en programmeren
• De pomp berekent automatisch de toedieningssnelheid van de dosis aan de hand van het volume en de duur die u ingevoerd heeft. Dit scherm dient alleen om na te kijken, druk op „ om verder te gaan. (Als de snelheid 125 ml/uur of hoger is, dient een CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset ingevoerd te worden.)
9. Toegediende milliliters wissen Milliliter toegediend 0.0 ml sinds 01/08/00 10:35 Wissen: druk ENTER
• Druk op ¤ als u de toegediende hoeveelheid wilt wissen; zelfs als deze al nul is, om uur en datum bij te stellen.
10. De status van de luchtdetector nagaan Dit scherm verschijnt alleen als er een luchtdetector geïnstalleerd is. Luchtdetector Vereist
• Controleer of de instelling juist is. OPMERKING: Als er geen luchtdetector nodig is, toont dit scherm of deze aan- of uitgeschakeld is. • Druk op „ om verder te gaan. Indien u de instelling van de luchtdetector moet wijzigen, kunt u Hoofdstuk 4, Opties raadplegen.
11. Het programma doornemen Druk herhaaldelijk op „ om de programmeringsschermen te bekijken. Als u een instelling opnieuw moet programmeren, drukt u op „ totdat het juiste scherm verschijnt; vervolgens verandert u de instelling zoals
58
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
beschreven in dit hoofdstuk.
12. De pomp klaarzetten voor de patiënt
59
Instellen en programmeren
Volg de aanwijzingen om de cassette aan te sluiten, te primen, het slotniveau te veranderen, en de pomp aan te sluiten op de patiënt (Hoofdstuk 3).
Hoofdstuk 2: Instellen en programmeren van de pump
INTERMT: De pomp stoppen tijdens de cyclus
Instellen en programmeren
Wanneer de pomp tijdens de KVO wordt gestopt, heeft dit geen invloed op het uur waarop volgende doses starten. Wanneer de pomp wordt gestopt terwijl een dosis wordt toegediend, worden alle volgende doses met dezelfde tijd uitgesteld als de pomp gestopt is (zie hieronder).
Dosis
Dosis
KVO
KVO
➤ Pomp 10 minuten gestopt
➤ Alle volgende doses 10 minuten verschoven
Als u de verloren tijd in de cyclus wilt inhalen, verdient het aanbeveling om te wachten totdat de huidige dosis is voltooid. (Om te bepalen hoeveel tijd er overblijft voor de huidige dosis, gebruikt u het scherm “Resterende tijd” in de programmeringslus.) Dan stopt u de pomp, verandert u naar slotniveau 0, en programmeert u de starttijd van de volgende dosis.
De dosis hervatten Om een dosis die tijdens de toediening werd gestopt te hervatten, hoeft u alleen maar de pomp opnieuw te starten.
De cyclus opnieuw instellen Als u de cyclus opnieuw wilt instellen, stopt u de pomp tijden de KVO-toediening, verandert u naar LL0, en programmeert u een nieuwe begintijd vor de volgende dosis. Als een dosis tijdens de toediening gestopt is en u de huidige dosis wilt annuleren en de cyclus opnieuw instellen, moet u zorgen dat de pomp op Slotniveau 0 staat. Het scherm met de begintijd van de volgende dosis toont dan “Onderbroken.” Programmeer een nieuwe begintijd vor de volgende dosis. Hierdoor wordt de rest van de dosis gewist, en de volgende cyclus begint op het uur dat u geselecteerd heeft.
60
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp Een cassette veranderen WAARSCHUWING: Sluit de slangen altijd met de klem af voordat u het reservoir of de cassette van de pomp haalt, om ongecontroleerde zwaartekrachtinfusie te voorkomen, hetgeen de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg kan hebben. 1. Sluit de klem.
Bediening van de pomp
2. Als de cassette op slot staat, draait u de sleutel een kwart slag met de wijzers van de klok mee tot hij stopt. ® ®
3. Maak de cassette met een munt of de zijkant van de sleutel los. Steek de munt of de zijkant van de sleutel in de sleuf en draai deze met de klok mee tot de bevestigingsknop losschiet. ® ®
2000-03-08 D. Zu «Prizm Remove Ca
4. Haal de cassettehaken van de scharnierpennen van de pomp.
® ®
61
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
Een cassette bevestigen Neem een nieuw, gevuld Medication Cassette Reservoir, of een CADD™ toedieningsset aangesloten op een niet geventileerde, flexibele IV-zak. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing die geleverd wordt met het product voor informatie om het product voor gebruik te bereiden.
Bediening van de pomp
Controleer of een batterij in de pomp geïnstalleerd is voordat u de nieuwe cassette aansluit. Als er een batterij geïnstalleerd is, geeft de pomp automatisch de schermen weer waarmee u het type cassette kunt nagaan (op Model 6101 geeft het scherm ook aan of de opwaartse occlusiesensor aan of uit staat), het reservoirvolume opnieuw kunt instellen, de slangen kunt primen (afhankelijk van het slotniveau), het slotniveau veranderen (als autoslot niet in gebruik is en het sloniveau op LL0 staat), en/of de pomp starten. OPMERKING: U krijgt ook toegang tot deze reeks schermen als u geen cassette aan het aansluiten bent. Met de pomp in stilsttand en het hoofdscherm in beeld, drukt u op ¤ om de sequentie te beginnen bij de controle van het type cassette. LET OP: Als u een Medication Cassette-reservoir gebruikt waarin de medicatie bevroren is, mag u dit alleen bij kamertemperatuur laten ontdooien. Niet in de microgolfoven verwarmen: het product kan hierdoor beschadigd worden en gaan lekken.
Om een cassette aan te sluiten: de cassette aansluiten op de pomp 1. Klem de slang af. Plaats de haken van de cassette in de scharnierpennen op de pomp. 2. Zet de pomp rechtop op een stevige, vlakke ondergrond. Druk op de cassette zodat hij vlak tegen de pomp zit. 3. Steek een munt of de zijkant van de sleutel in de knop om de cassette te bevestigen, en draai tegen de wijzers van de klok in tot het merk op de klem tegenover de volle stip staat en u de knop op zijn plaats voelt klikken. Er 62
® ®
2000-03-08 D. Zurn Pi A hC T bl
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
verschijnt een bericht op het scherm zodat u het type cassette dat u bevestigd heeft kunt controleren. 4. Desgewenst draait u de pompsleutel tegen de wijzers van de klok in tot de witte merkstreep tegenover de volle stip staat. Het bericht “Cassette vergrendeld” wordt weergegeven. Drukop„.
® ®
OPMERKING: In PCA-toedieningsmodus, moet de cassette op slot staan om de pomp te kunnen starten. ® ®
deling
Indien u een CADD™ Toedieningsset of Medicatiecassettereservoir gebruikt die niet de stroomstopfunctie heeft (het nabestelnummer begint niet met 21 73xx): U moet een CADD™-extensieset met antisifonklep of een CADD™toedieningsset met hetzij een geïntegreerde, hetzij een afzonderlijke antisifonklep gebruiken als bescherming tegen ongecontroleerde zwaartekrachtinfusie die een onjuist bevestigd reservoir kan veroorzaken. Ongecontroleerde zwaartekrachtsinfusie kan de dood of ernstig letsel tot gevolg hebben.
63
Bediening van de pomp
WAARSCHUWING: Sluit de cassette goed aan. Een losgekomen of onjuist aangesloten cassette kan leiden tot een ongecontroleerde infusie door zwaartekracht van medicatie uit D. Zurn 2000-03-08 Slot «Prizm Latched & Locked» het vloeistofreservoir of tot de terugstroom van bloed, wat ernstig letsel van de patiënt kan veroorzaken. Vergren-
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
5. Draai en trek voorzichtig aan de cassette om er zeker van te zijn dat hij stevig bevestigd is.
® ®
2000-03-08 D. Zurn
6. Als “Wÿzigen Reservoirvolume in...?” verschijnt,
Bediening van de pomp
• Drukt u op ´ om het reservoirvolume op de getoonde waarde in te stellen, of • Drukt u op Î om de huidige waarde te behouden. OPMERKING: Als dit scherm niet verschijnt, is het reservoirvolume waarschijnlijk al opnieuw ingesteld. Als dit bericht verschijnt, is de pomp in TPN-toedienmodus en “reservoirvolume” wordt niet gebruikt. Druk op ´ om het infusieprofiel opnieuw in te stellen.
Wÿzigen Reservoirvolume in 100.0 ml? Druk op J of N
Reset van Infusieprofiel? Druk op J of N
Infusieprofiel is gereset
7. Als u het reservoirvolume opnieuw ingesteld heeft en de pomp staat in TPN-toedienmodus, verschijnt ook het bericht “Infusieprofiel is gereset.” Ga naar de volgende bladzijde.
64
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
De slangen primen en op de patiënt aansluiten Als het slotniveau op LL0 of LL1 staat wanneer u een cassette aansluit, zal “Lÿnen primen?” verschijnen in de sequentie van schermen. Prime de slangen voordat u ze aansluit op de infusieset of de verblijfkatheter.
Lÿnen primen?
Druk op J of N
Als het slotniveau op LL2 staat, kunt u de prime-functie niet gebruiken; ga dan naar stap 5 in de onderstaande procedure. OPMERKING: Als u geen cassette aansluit maar de slangen toch wilt primen, kunt u de prime-optie gebruiken als beschreven in Hoofdstuk 4.
1. Als “Lÿnen primen?” verschijnt, drukt u op ´. 2. Controleer of de slang is losgekoppeld van de patiënt en of de klem open is. 3. Druk op ´ en houd deze ingedrukt tot de slang volledig geprimed is of het primen stopt. OPMERKING: Tijdens het primen toegediende vloeistof wordt van het reservoirvolume afgetrokken, maar niet opgeteld in het scherm “toegediend” aangezien deze vloeistof niet aan de patiënt wordt toegediend. 4. Als de slang niet volledig geprimed is, drukt u op ´ en herhaalt u stap 3. Als de slang volledig geprimed is, drukt u op Î om deze functie te verlaten.
Lÿnen primen?
Druk op J of N Ontkoppel de lÿn van patiënt Open klemmen Primen=houd J ingedr Bezig met primen... 0.1 ml Primen=houd J ingedr
Doorgaan met primen?
Druk op J of N
65
Bediening van de pomp
WAARSCHUWING: Prime de slangen niet terwijl ze op een patiënt aangesloten zijn, aangezien dit leidt tot toediening van te veel geneesmiddel, hetgeen de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg kan hebben.
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
5. Als er een luchtdetector gebruikt wordt, gaat u naar “slangen in de luchtdetector steken;” zo niet, sluit u het slangetje aan op de infusieset van de patiënt of de verblijfkatheter en gaat u naar “slotniveau instellen.”
De slang in de luchtdetector plaatsen WAARSCHUWING: Als er geen luchtdetector aangesloten is, of deze is aangesloten, maar uitgeschakeld, zal de pomp geen lucht detecteren in de slangen. Het verdient aanbeveling om de slangen regelmatig te controleren en eventuele lucht te verwijderen om luchtembolie te voorkomen. Luchtembolie kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
Bediening van de pomp
1. Als de luchtdetector gebruikt wordt, opent u de klep van de luchtdetector en rijgt u het slangetje door de sleuf. 2. Sluit de klep en let op dat het slangetje niet afgeklemd of geknikt wordt. 3. Sluit dit aan op de infusieset of de verblijfkatheter.
® ®
WAARSCHUWING: Controleer of alle slangen vrij zijn van luchtbellen alvorens ze op de patiënt aan te sluiten om luchtembolie te voorkomen. Luchtembolie kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben. OPMERKING: Indien een filter om lucht te verwijderen gebruikt wordt, is de aanwezigheid van luchtbellen aan de ontluchtingszijde van het filter acceptabel. 4. Als autoslot gebruikt wordt, of als de pomp op LL1 of LL2 staat, verschijnt “Pomp starten?”; ga naar “de pomp starten.”
66
® ®
Autoslot staat uit. Wijzig slotniveau van LLO? Druk op J of N
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
Als autoslot niet gebruikt wordt en de pomp staat op LL0, zal de pomp u vragen om het slotniveau handmatig te veranderen; het scherm rechts verschijnt dan. Ga naar de volgende bladzijde.
Het slotniveau voor de patiënt instellen Als Autoslot niet gebruikt wordt en het Slotniveau is LL0 wanneer u de cassette aansluit, verschijnt het bericht “Autoslot staat uit. / Wijzig slotniveau van LL0?” zodat u het slotniveau kunt aanpassen naar LL1 of LL2. Het Slotniveau moet op LL1 of LL2 worden gezet om te voorkomen dat de patiënt volledige toegang tot alle programmerings- en bedieningsfuncties heeft. Gedetailleerde informatie over slotniveaus vindt u in Hoofdstuk 1.
Het slotniveau wordt als volgt gewijzigd: 1. Als deze boodschap verschijnt, drukt u op ´. (Als u het slotniveau op dit moment niet wilt veranderen, drukt u op Î en gaat u naar de volgende bladzijde.) 2. Het huidige slotniveau verschijnt. 3. Druk op ´ of Î totdat het gewenste slotniveau (LL1 of LL2) verschijnt. 4. Druk nogmaals op Œ. “000” verschijnt.
Autoslot staat uit. Wijzig slotniveau van LLO? Druk op J of N Slotniveau LL0
Slotniveau LL1
Slotniveaucode 000
OPMERKING: Als verschijnt, werd de code voor het slotniveau aangepast. Gebruik de aangepaste code voor de volgende stap.
67
Bediening van de pomp
OPMERKING: U kunt het slotniveau op ieder moment wijzigen door de pomp te stoppen en op Œ te drukken. Begin dan met stap 2 hieronder.
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
5. Druk op ´ of Î tot de slotcode “061” (of de aangepaste) verschijnt.
Slotniveaucode 061
WAARSCHUWING: De veiligheidscodes van de pomp en andere informatie waardoor de patiënt toegang tot alle programmerings- en bedieningsfuncties zou krijgen, mogen niet aan de patiënt kenbaar worden gemaakt. Onjuiste programmering kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben.
Bediening van de pomp
6. Druk nogmaals op Œ om het nieuwe slotniveau te controleren. Ga op het scherm na of het juiste slotniveau ingevoerd wordt.
68
Slotniveau LL1
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
De pomp starten 1. Dit is het laatste scherm dat verschijnt als u een cassette aansluit. Als de slangen luchtvrij zijn en de set aangeslotenis op de patiënt, drukt u op ´ om de pomp te starten.
Pomp starten?
Druk op J of N
2. “Pomp wordt gestart” verschijnt dan. Pomp wordt gestart...
De pomp gaat het programma, slotniveau, autoslotinstelling, uur en datum na. Als autoslot gebruikt wordt, verschijnt “Autoslot verandert slotniveau in (LL1 of LL2).”
De pomp stoppen Als de pomp stilstaat, wordt er niets toegediend. “GESTOPT” verschijnt op het hoofdscherm en het geel indicatorlampje knippert.
De pomp stoppen 1. Druk op ⁄. Alleen PCA-modus: Als een dosis op aanvraag of een klinische bolus wordt toegediend, verschijnt het bericht “Stoppen Dosis op Aanvr?” of “Klinische bolus stoppen?”. Druk op ´ om de dosis te stoppen. 2. Als “Pomp stoppen?” verschijnt, drukt u op ´.
Stop Dosis op Aanvr?
Druk op J of N Pomp stoppen?
Druk op J of N
69
Bediening van de pomp
Na het automatische overzicht, zal het groene indicatorlampje knipperen en de toediening begint volgens het programma.
Hoofdstuk 3: Bediening van de pomp
Opnieuw instellen van het reservoirvolume Als u een cassette aansluit zoals beschreven in dit hoofdstuk, verschijnt er normaal een reeks berichten die u helpen het reservoirvolume opnieuw in te stellen, de slangen te primen, (behalve in LL2), en de pomp te starten. U kunt echter het reservoirvolume opnieuw instellen zonder de cassette te veranderen met het programmeerscherm voor het reservoirvolume. De pomp kan op ieder willekeurig slotniveau staan. OPMERKING: In TPN-toedieningsmodus, wordt het infusieprofiel ook opnieuw ingesteld als het reservoirvolume ingesteld wordt, zodat de toediening begint in het begin van de infusieperiode als u de pomp start.
Bediening van de pomp
Het reservoirvolume opnieuw instellen zonder de cassette te veranderen 1. Stop de pomp. 2. Druk op „ om het scherm voor Reservoirvolume weer te geven. 3. Druk op ¤. 4. Als dit bericht verschijnt, drukt u op ´ om het reservoirvolume in te stellen. (Als dit scherm niet verschijnt, is het reservoirvolume waarschijnlijk al opnieuw ingesteld.) Als dit bericht verschijnt, is de pomp in TPN-toedieningsmodus en “reservoirvolume” wordt niet gebruikt. Druk op ´ om het infusievolume opnieuw in te stellen. 5. Als u het reservoirvolume opnieuw heeft ingesteld en de pomp staat in TPN-toedieningsmodus, ziet u ook het bericht “Infusieprofiel wordt gereset.”
70
Reservoirvolume 29.2 ml Wÿzigen Reservoirvolume in 100.0 ml? Druk op J of N Reset van Infusiprofiel? Druk op J of N
Hoofdstuk 4: Opties
Hoofdstuk 4: Opties Overzicht: Toegang tot opties Met het menu Opties krijgt u toegang tot andere functies en instellingen van de pomp. De beschikbaarheid van een optie is afhankelijk van het slotniveau, toedienmodus, de instellingen in Biomed Toolbox, de aanwezigheid van een luchtdetector, en of de pomp loopt of stilstaat. (Voor verdereinformatie over de optie “Communicatie,” verwijzen we u naar de productliteratuur geleverd bij het CADD-Diplomat® Communicatiesysteem.)
Om toegang te krijgen tot de opties 1. Begin op elk scherm en druk op ‹.
2. Gebruik ´, Î of ‹ om de opties door te nemen. Om een optie te selecteren, controleert u of het op het optiemenu weergegeven is, en u drukt op, ¤. 3. Om het menu opties te verlaten, drukt u op „ tot u terugkeert naar het hoofdscherm.
Optiemenu | Primen Druk § of fl of ENTER
Hier verschijnen de opties. In dit voorbeeld wordt de optie “primen” getoond. Om de weergegeven optie te selecteren, drukt u op ¤. Om andere opties te zien, drukt u op ´, Î, of ‹.
71
Opties
Het | symbool betekent dat u met de ´ of Î toetsen meer opties kunt zien.
Hoofdstuk 4: Opties
Onmiddellijk Taper omlaag: TPN Deze optie is alleen beschikbaar in TPN-toedieningsmodus. Hiermee kunt u de infusie stoppen door onmiddellijk te verminderen. Als de pomp in LL0 of LL1 staat, kan de oorspronkelijk geprogrammeerde waarde van de taper omlaag periode worden gewijzigd, zelfs als deze 0 is. U kunt een periode kiezen die even of minder lang is dan de tijd die overblijft voor het infusieprofiel. Als de pomp op LL2 staat, kunt u de optie voor Onmiddellijke Taper omlaag gebruiken, maar u kunt de taper omlaag periode niet wijzigen. Om toegang te krijgen tot deze optie: • moet de pomp werken. •
moet de pomp op de plateausnelheid werken
•
moeten er ten minste tien minuten overblijven van de infusieperiode.
BELANGRIJK: Als u “ja” antwoordt op het bericht in stap 3 hieronder, kunt u de toediening niet hervatten op de plateausnelheid zonder de infusieperiode opnieuw in te stellen.
Opties
1. Laat de pomp blijven werken. Druk op ‹. 2. Druk zo nodig op ´ of Î tot “Onmidd. Taper omlaag” weergegevens wordt. Druk op ¤. 3. Als de pomp op LL0 of LL1 staat, drukt u op ¤ om de aangegeven taper omlaag periode te aanvaarden. Of, drukt u op ´ of Î om de gewenste taper omlaag periode te selecteren, en dan drukt u op ¤. Druk op ´ om de duur te bevestigen. Als de pomp op LL2 staat, verschijnt dit bericht. Druk op ´ om te beginnen met de vermindering.
72
Optiemenu |Immediate Taper-Down Druk § of fl of ENTER Immediate Taper-Down | 1 hrs 00 min Immediate Taper Down Period 20 min? Press Y or N Begin Immediate Taper Down? Taper equals 1 hrs 00 min Press Y or N
Hoofdstuk 4: Opties
Primen De Optie “primen” wordt in alle toedienmodi gebruikt om de slangen te vullen met vloeistof om luchtbellen te verwijderen vóór aansluiting op de patiënt. De pomp moet stilstaan en op LL0 of LL1. Tijdens het primen toegediende vloeistof wordt van het reservoirvolume afgetrokken, maar niet opgeteld in het scherm “Toegediend,” aangezien deze vloeistof niet aan de patiënt wordt toegediend. Er mag niet geprimed worden als het reservoirvolume op 0,0 ml staat. WAARSHUWING: Prime niet terwijl de slang op een patiënt is aangesloten, aangezien dit kan leiden tot toediening van te veel geneesmiddel of luchtembolie, hetgeen de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg kan hebben. 1. Controleer of de pomp stilstaat en op slotniveau 0 staat. 2. Druk op ‹.
3. Controleer of de slang is losgekoppeld van de patiënt en of de klem open is. 4. Druk op ´ en houd deze toets ingedrukt op te primen. Als er geen cassette aangesloten is, verschijnt het geprimede volume op het scherm. Als u klaar bent, laat u ´ los. 5. Als de slang nog niet volledig geprimed is, druk op ´ en herhaal stap 4. Als de slang volledig geprimed is, drukt u op Î om primen te verlaten.
Optiemenu | Primen Druk § of fl of ENTER Ontkoppel de lÿn van patiënt Open klemmen Primen=houd J ingedr Bezig met Primen... 0.1 ml Primen=houd J ingedr Doorgaan met primen?
Druk op J of N
OPMERKING: Als er geen cassette aangesloten is wanneer de functie “primen” gebruikt wordt, wordt het reservoirvolume niet beïnvloed door de geprimede hoeveelheid.
73
Opties
Druk zo nodig op ´ of Î tot “Primen” verschijnt. Druk dan op ¤.
Hoofdstuk 4: Opties
Resterende tijd: Intermitterend Deze optie is alleen beschikbaar in intermitterende toedieningsmodus. Hiermee kunt u zien hoeveel tijd er overblijft voor de huidige dosis als er net één afgeleverd wordt en hoeveel tijd er overblijft van de cyclus. De pomp mag lopen of stilstaan en op elk slotniveau staan. 1. Druk op ‹. Zo nodig drukt u op ´ of Î tot “Resterende tijd” verschijnt. Druk dan op ¤. 2. “Dosis” geeft het aantal resterende uren en minuten aan van de dosis die op het ogenblik wordt toegediend.
Optiemenu | Resterende tijd Druk § of fl of ENTER Resterende Dosis: 0 Cyclus: 5 VOLGENDE =
tijd in: uur 30 min uur 30 min doorgaan
Resterende Dosis: -Cyclus: -VOLGENDE =
tijd in: uur -- min uur -- min doorgaan
“Cyclus” geeft het aantal resterende uren en minuten aan van de huidige cyclus (de tijd die voorbij moet gaan voordat de volgende dosis begint).
Opties
OPMERKING: Als er streepjes verschijnen in plaats van tijden, werd het begin van de dosis uitgesteld tot door “Begintijd Volgende Dosis,” en vloeistof wordt toegediend op de KVO snelheid (als dit geprogrammeerd is).
74
Hoofdstuk 4: Opties
Uitgebreide historie, bekijken: PCA De uitgebreide historie is alleen beschikbaar voor de PCA-toedieningsmodus. Hiermee kunt u informatie bekijken van de voorbije 48 uur, met inbegrip van de toegediende doses en de pogingen, en de toegediende hoeveelheid. De pomp mag lopen of stilstaan en op elk slotniveau staan. U kunt twee soorten overzicht kiezen: •
Patiënt Overzicht geeft een samenvatting van de huidige instelling van de pomp, het aantal toegediende doses en de pogingen, en de toegediende hoeveelheid, vanaf uur en datum die u aangeeft.
•
Met “Doses uur per uur” bladert u terug door de samenvattingen voor elke periode van een uur, met het aantal toegediende doses en pogingen. Beide overzichten tonen u informatie voor de voorbije 48 uur, tenzij een nieuwe patiënt marker werd toegevoegd, of de eenheden, uur of datum veranderd werden. De dosisinformatie vóór deze handelingen niet verschijnen. OPMERKING: Als de optie “Uitgebreide Historie” niet verschijnt, is het uitgeschakeld in de Biomed Toolbox.
Uitgebreide historie doornemen
Opties
Deze stappen beschrijven hoe u de uitgebreide historiek doorneemt. U kunt deze ook afdrukken. (Zie hoofdstuk 3.) 1. Druk op ‹. (Om het even welk scherm kan weergegeven worden.) 2. Druk op ´ of Î tot “Uitgebr Historie” verschijnt, druk dan op ¤. 3. Druk op ´ of Î om “Patiënt Overzicht” of “Doses uur per uur,” te selecteren, druk dan op ¤.
Optiemenu | Uitgebr Historie Druk § of fl of ENTER Uitgebreide Historie | Patiënt Overzicht Druk § of fl of ENTER
Volg de aanwijzingen voor het gepaste scherm op de volgende bladzijde.
75
Hoofdstuk 4: Opties
Patiëntoverzicht 1. Druk op ´ of Î om startuur en datum te kiezen, en druk dan op ¤. OPMERKING: Alle starttijden beginnen op het volle uur. 2. Het eerste scherm “Pompinstellingen 1” verschijnt Druk op ´ om verder te bladeren door de schermen voor het patiëntoverzicht. Druk op Î om terug te bladeren.
Begintijd herzien | 10:00 06/07/00 Druk § of fl of ENTER Patiënt Overzicht | Pompinstellingen 1 Resvol 60.0 ml
3. Als u klaar bent, drukt u op „ om terug te keren naar het scherm voor de uitgebreide historiek.
Opties
OPMERKING: Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit alleen geldt voor de geselecteerde periode; dit hoeft niet overeen te komen met de overeenkomstige waarde op het programmeerscherm. Bijvoorbeeld: “*Toegediend” geeft alleen de doses weer die tijdens de geselecteerde periode toegediend worden, en hoeven niet overeen te komen met de waarde voor “Toegediend” op het scherm met de dosistellers.
Doses uur per uur 1. Als u doses uur per uur geselecteerd heeft, wordt het aantal toegediende doses en de pogingen voor het huidige uur weergegeven. • Druk op Î om uur per uur terug te bladeren. • Druk op ´ om vooruit te bladeren. 2. Als u klaar bent, drukt u op „ om terug te keren naar het scherm voor de uitgebreide historie.
76
Doses uur per uur |10:00-10:59 06/08/00 *Toegediend 1 *Pogingen 2
Hoofdstuk 4: Opties
Toedieningsmodus veranderen De CADD-Prizm®-pomp bevat vier toedienmodi: PCA, CONTIN, TPN, INTERMT. (De pomp bevat ook een Communicatiemodus; voor verder informatie verwijzen we naar onze productliteratuur bij het CADD-Diplomat®Communicatiesysteem.) Om van modus te veranderen, moet u de toegangscode kennen (Slotniveau + 10). Als u de modus verandert, schakelt het programma niet terug naar de standaardwaarden en de Logboek wordt gewist Daarom is het een goed idee de Logboek af te drukken voordat u van modus verandert. Ander instellingen van de opties worden niet beïnvloed.
Om de toedienmodus te veranderen De pomp moet stilstaan en in de LLO-stand. 1. Druk op ‹. Druk op ´ of Î tot “Toedienmodi” verschijnt, druk dan op ¤.
Druk § of fl of ENTER Toehangscode 071
Opties
2. Druk op ´ of Î tot de toegangscode “071” verschijnt (Slotcode +10). Druk dan op ¤.
Optiemenu | Toedienmodi
OPMERKING: Als de slotcode aangepast werd, gebruik dan slotniveaucode +10. 3. Druk op ´ of Î om de gewenste toedienmodus te kiezen. Druk dan op ¤. 4. Druk op ´ om de wijziging te bevestigen. De pomp doorloopt dan de opstartsequentie in de nieuwe toedienmodus. Als er berichten verschijnen, raadpleegt u de tabel in Hoofdstuk 6 of drukt u Å voor hulp.
Select | CONTIN 6220X Druk § of fl of ENTER Modus wijzigen in CONTIN 6220X? Druk op J of N
77
Hoofdstuk 4: Opties
Opties
5. Na de opstartsequentie, verschijnt dit bericht gevolgd door het eerste programmeerscherm in de nieuwe toedienmodus.
78
Pomp is klaar om te programmeren VOLGENDE = doorgan
Hoofdstuk 4: Opties
Autoslot De optie autoslot is beschikbaar in alle toedieningsmodi Deze verandert automatisch het slotniveau van LL0 naar LL1 of LL2 als de pomp gestart wordt, in plaats van te vragen dat u handmatig het slotniveau zou aanpassen voordat u de pomp aan de patiënt overhandigt. Autoslot kan ingesteld worden op LL1, LL2, of “niet in gebruik.” Autoslot is alleen actief als u de pomp op LL0 start. Het slotniveau wordt niet veranderd als het handmatig ingesteld is op LL1 of LL2 voordat u de pomp start; het Autoslot zal uw instellingen niet opheffen. BELANGRIJK: de autoslotinstelling veranderen is niet hetzlfde als het slotniveau veranderen. De autoslotinstelling geeft het slotniveau aan dat ingesteld wordt als de pomp in LL0 gestart wordt. Om het slotniveau handmatig te veranderen, verwijzen we naar Hoofdstuk 1: Slotniveau veranderen.
Autoslot instelling zien Om de instelling na te gaan, kan de pomp op ieder willekeurig slotniveau staan. Om de instelling te veranderen, moet de pomp stilstaan en op LL0. 1. Druk op ‹.
2. De huidige instelling voor autoslot wordt weergegeven. • Om de instelling onveranderd te behouden en terug te gaan naar het menu “opties,” drukt u op „. • Om de instelling te veranderen, drukt u op ´ of Î om het gewenste slotniveau te selecteren. (Om autoslot uit te schakelen, zet u het op “Niet in gebruik.”) Druk dan op ¤. 3. Druk op ´ om de wijziging te bevestigen.
Optiemenu | Autoslot
Opties
Druk op ´ of Î tot “Autoslot” verschijnt, druk dan op ¤.
Druk § of fl of ENTER
Autoslot | LL1 Druk § of fl of ENTER
Autoslot wijzigen in LL1? Druk op J of N
79
Hoofdstuk 4: Opties
Tijd De optie “Tijd” toont de tijd van de dag in 24 uur volgens de interne klok van de pomp. De klok wordt gevoed door een afzonderlijke interne batterij die de tijd onthoudt, zelfs als de 9 volt batterij verwijderd wordt. De tijdwaarde wordt gebruikt om het uur van handelingen in de logboek aan te geven. WAARSCHUWING: (PCA-toedieningsmodus) Als dosis op aanvraag momenteel uitgesloten is, wordt de lockout-tijd gewist als de tijd veranderd wordt. Hierdoor kan een dosis aangevraagd worden zodra u de pomp start, wat toediening van te veel geneesmiddel tot gevolg kan hebben, en eventueel de dood of ernstig letsel van de patiënt. OPMERKING: Door het uur te veranderen wordt de uitgebreide historie gewist in PCA-toedieningsmodus.
De tijd veranderen Om de instelling na te gaan, kan de pomp op ieder willekeurig slotniveau staan. Om de instelling te veranderen, moet de pomp stilstaan en op LL0. 1. Druk op ‹.
Opties
Druk op ´ of Î tot “Tijd” verschijnt met de instelling. 2. Om de instelling te veranderen, drukt u op ¤. Er wordt een bericht weergegeven met de instellingen die beïnvloed worden door de verandering van de tijd. Dit bericht verdwijnt na een paar seconden. 3. Druk op ´ of Î om het gewenste uur te selecteren in 24 uur, druk dan op ¤. 4. Druk op ´ om de wijziging te bevestigen.
80
Optiemenu | Tijd 14:45 Druk § of fl of ENTER Wijzigen van tijd zal UItgebreide Historie wissen en dosis lockout tÿd resetten
Het is nu | 15:45 uur Druk § of fl of ENTER Tijd wijzigen in 15:45? Druk op J of N
Hoofdstuk 4: Opties
Datum De optie “datum” moet de huidige datum aangeven. Deze functie wordt gebruikt om de datum aan te geven van handelingen in het logboek. WAARSCHUWING: (PCA-toedieningsmodus) Als dosis op aanvraag momenteel uitgesloten is, wordt de lockout-tijd gewist als de datum veranderd wordt. Hierdoor kan een dosis aangevraagd worden zodra u de pomp start, wat toediening van te veel geneesmiddel tot gevolg kan hebben, en eventueel de dood of ernstig letsel van de patiënt. OPMERKING: Door de datum te veranderen wordt de uitgebreide historie gewist in PCA-toedieningsmodus.
Datum veranderen Om de instelling na te gaan, kan de pomp op ieder willekeurig slotniveau staan. Om de instelling te veranderen, moet de pomp stilstaan en op LL0. 1. Druk op ‹. Druk op ´ of Î tot “Datum” verschijnt met de instelling.
Er wordt een bericht weergegeven met de instellingen die beïnvloed worden door de verandering van de datum. Dit bericht verdwijnt na een paar seconden. 3. Druk op ´ of Î om het uur te selecteren, druk dan op ¤. 4. Druk op ´ om de wijziging te bevestigen.
Druk § of fl of ENTER Wijzigen v datum zal UItgebreide Historie wissen en dosis lockout tÿd resetten Datum | 05/23/00 Druk § of fl of ENTER Datum wijzigen in 05/23/00? Druk op J of N
81
Opties
2. Om de instelling te veranderen, drukt u op ¤.
Optiemenu | Datum 02/20/00
Hoofdstuk 4: Opties
Logboek, bekijken Het logboek slaat de volgende soorten handelingen op: toediening van doses, alarmsignalen, fouten, verandering van stroombron, verandering van cassette, verandering van instellingen of programmering. De pomp onthoudt datum en tijd van elke handeling, en geeft ze in volgorde weer, te beginnen bij de meest recente van de laatste 500 of de laatste verandering van modus. De pomp mag lopen of stilstaan en op elk slotniveau om het logboek door te nemen.
Om het logboek door te nemen 1. Druk op ‹. 2. Druk op ´ of Î tot “Logboek” verschijnt, druk dan op ¤. 3. Om de handelingen door te nemen: • Druk op ´ om vooruit te bladeren.
Opties
• Druk op Î om achteruit te bladeren. 4. Als u klaar bent, drukt u op „ om terug te keren naar het menu Opties.
82
Optiemenu | Logboek Druk § of fl of ENTER Logboek, invoer | 06/01/00 om 10:35 9 volt batterÿ verwijderd
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox Overzicht: Toegang tot de Biomed Toolbox De Biomed Toolbox zijn de pompconfiguraties die minder vaak worden gewijzigd. De Biomed Toolbox zijn alleen toegankelijk wanneer de pomp stilstaat en op slotniveau 0 staat.
Toegang tot het Biomed Toolbox menu 1. Druk op ‹. Druk op ´ of Î tot “Biomed Toolbox” verschijnt, druk dan op ¤. 2. Druk op ´ of Î tot de code voor Biomed Toolbox “161” verschijnt (slotniveaucode + 100). Druk dan op ¤.
Optiemenu | Biomed Toolbox Druk § of fl of ENTER Biomed Toolbox Code 161
OPMERKING: Als de code van het slotniveau aangepast is gebruikt u deze nieuwe slotcode + 100. Biomed Toolbox Menu | Microgram Œ Druk § of fl of ENTER
OPMERKING: Om een instelling van de Biomed Toolbox onveranderd te laten, druk u op „.
83
Biomed Toolbox
3. Druk op ´ of Î om de instelling te selecteren die u wilt bekijken of veranderen, druk dan op ¤. Volg de aanwijzingen in dit hoofdstuk voor het geschikte scherm.
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox
Microgram aan/uit (alleen PCA) Met dit scherm kunt u microgram aan of uit zetten. Als microgram uitgezet wordt, zijn alleen milliliter en milligram beschikbaar voor programmeren in het scherm voor de eenheden. OPMERKING: Als het programmeerscherm voor eenheden op microgram ingesteld is, kunt u deze niet uitzetten. E moet dan eerst de eenheden instellen op milligram of milliliter, en dan naar dit scherm terugkomen om microgram uit te zetten. 1. In het Biomed Toolbox menu drukt u op ´ of Î tot “Microgram” weergegeven wordt. Als er in het kader een X weergegeven wordt (Œ), is microgram aangeschakeld. 2. Om de instelling te veranderen, drukt u op ¤. Druk op ´ of Î om de gewenste instelling te selecteren, druk dan op ¤.
Biomed Toolbox Menu | Microgram œ Druk § of fl of ENTER Microgram | Aan Druk § of fl of ENTER
Biomed Toolbox
Aangepaste concentraties (alleen PCA) Met dit scherm kunt u de concentraties selecteren die beschikbaar zullen zijn voor het programmeren op het scherm voor concentraties (mg/ml of mcg/ml). U kunt alle concentraties aan- en uitschakelen, dan kunt u individuele concentraties selectief aan- en uitschakelen. Als er bijvoorbeeld maar drie concentraties gebruikt zullen worden, kunt u alle concentraties uitschakelen en dan de drie concentraties aanschakelen. Er moet minstens één concentratie aanstaan. Aangezien u de momenteel geprogrammeerde concentratie niet kunt uitschakelen, dient u de eenheden in het desbetreffende programmeerscherm te veranderen in milliliters voordat u concentraties aanpast. OPMERKING: Zelfs als microgram uit staat (zie Microgram aan/uit hierboven), kunt u de concentraties in microgram aanpassen. 1. In het Biomed Toolbox menu, drukt u op ´ of Î tot “Aangep Conc” verschijnt. Als er een X verschijnt in het kader, zijn de concentraties voor mg of mcg momenteel aangepast. 84
Biomed Toolbox Menu | Aangep Conc œ Druk § of fl of ENTER
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox
2. Om concentraties te bekijken of aan te passen, drukt u op ¤. 3. Druk op ´ of Î om aan te passen eenheden (milligram of microgram) per ml te selecteren, druk dan op ¤.
Kies eenheden | Milligram œ Druk § of fl of ENTER
Als er een X verschijnt in het kader, zijn de concentraties voor aangepast. 4. Druk op ´ of Î om één van de volgende te selecteren, en durk dan op ¤. • Zet alles aan (hiermee worden de concentraties niet aangezet).
Selecteer | Individ. aanpass. Druk § of fl of ENTER
• Zet alles uit (hiermee worden alle concentraties uitgezet behalve de momenteel geprogrammeerde). • Individuele aanpass (hiermee kunt u selectief concentraties aan- en uitschakelen). 5. Zet desgewenst de individuele concentraties aan en uit: • Druk op ´ of Î om om de concentratie te selecteren.
Kies Concentratie | 2.0 mg/ml Uit
Biomed Toolbox
ENTER = aanzetten
• Druk op ¤ om de concentratie aan of uit te schakelen. • Herhaal dit zo nodig. Als u klaar bent, drukt u op „ om terug te keren naar het scherm van Biomed Toolbox. OPMERKING: Als u probeert dit te verlaten met alle concentraties uitgeschakeld, verschijnt er een bericht dat u eraan herinnert dat er minstens één concentratie aan moet staan.
85
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox
Uitgebreide historie aan/uit (alleen PCA) Met dit scherm kunt u de uitgebreide historiek aan of uit zetten. Als deze uit staat, verschijnt “uitgebreide historie” niet in de opties en het scherm voor de nieuwe patiënt marker verschijnt niet op het scherm. 1. In het Biomed Toolbox menu drukt u op ´ of Î tot “Uitgebreide Hist.” verschijnt. Als er een X verschijnt in het kader, is de uitgebreide historie momenteel aan. 2. Om de instelling te veranderen, drukt u op ¤. Druk op ´ of Î om de gewenste instelling te selecteren, druk dan op ¤.
Biomed Toolbox Menu | Uitgebreide Hist. œ Druk § of fl of ENTER Uitgebreide Historie | Ann Druk § of fl of ENTER
PO (Preventief Onderhoud) herinnering Als uw gezondheidsinstelling een onderhoudsprogramma heeft ingesteld voor de pomp, kunt u de PM herinnering gebruiken om een bericht “Preventief Onderhoud” weer te geven bij het opstarten op een bepaald interval (1 tot 24 maanden). Als dit bericht begint te verschijnen, verschijnt het bij elke keer opstarten tot de instellingen opnieuw geregeld worden. Gebruik dit scherm om de termijn te bepalen waarop dit bericht moet verschijnen, of gebruik het om de herinnering opnieuw in te stellen.
Biomed Toolbox
1. In het Biomed-functiesmenu drukt u op ´ of Î tot “PO herinnering” verschijnt. Als er een X verschijnt in het kader, staat PO herinnering momenteel aan. 2. Druk op ¤. Het PM herinneringsscherm verschijnt. • Druk op ¤ om de herinnering opnieuw in te stellen • Druk op ´ of Î om het nieuwe interval te selecteren. (Om de herin-
86
Biomed Toolbox Menu | PO herinnering œ Druk § of fl of ENTER Herinnering PO | 2 maanden Datum PO 07/06/00
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox
nering uit te zetten, selecteert u “Niet in gebruik.”) Druk dan op ¤. 3. De datum die overeenkomt met uw selectie (huidige datum + aantal maandern geselecteerd) verschijnt op het scherm.
Volgende PO herinner 09/06/00
Aangepaste code voor het slotniveau Met dit scherm kunt u een nieuwe code selecteren voor het slotniveau. Als deze code veranderd wordt, verandert de code voor de Biomed Toolbox in de nieuwe code voor het slotniveau plus 100. De code voor de klinische bolus wordt niet beïnvloed. 1. In het Biomed Toolbox menu drukt u op ´ of Î tot “Aangepast slot” verschijnt. Als er een X verschijnt in het kader, is er al een aangepaste code ingesteld. 2. Om de aangepaste slotcode te zien of te veranderen, drukt u op ¤. De huidige code verschijnt.
4. Druk op ´ om de wijziging te bevestigen.
Druk § of fl of ENTER Aangepaste slotcode | 061
Biomed Toolbox
3. Om de aangepaste slotcode te veranderen, drukt u op ´ of Î om de gewenste code te selecteren (001 tot 899). Druk dan op ¤.
Biomed Toolbox Menu | Aangepaste slot œ
Slotcode wijzigen in 899? Druk op J of N
87
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox
Formaat voor de datum Met dit scherm kunt u het formaat voor de datum selecteren. De datum kan ingesteld worden op standaard VS-formaat (maand/dag/jaar) of in Eurpees standaardformaat (dag/maand/jaar). 1. In het Biomed Toolbox menu drukt u op ´ of Î tot “Datumformaat” verschijnt. Druk op ¤. 2. Het huidige formaat verschijnt. Om dit te veranderen, drukt u op ´ of Î. Dan drukt u op ¤. 3. Druk op ´ om de wijziging te bevestigen.
Weergave van stroombronstatus
Biomed Toolbox Menu | Datumformaat Druk § of fl of ENTER Datumformaat | Europese norm Druk § of fl of ENTER Datumform wijzigen in Europese norm? Druk op J of N
Hiermee kunt u de weergav van de stroombron op het hoofdscherm selecteren. U kunt “Altijd” kiezen, zodat het hoofdscherm altijd het gebruikte type stroombron aangeeft, of “Alleen batterij bijna leeg” om een bericht te geven als de batterij bijna leeg is.
Biomed Toolbox
1. In het Biomed Toolbox menu drukt u op ´ of Î tot “Stroombron” verschijnt. Als er een X verschijnt in het kader, is de weergave van de stroombron ingesteld op “Altijd.” 2. Om de instelling te veranderen, drukt u op ¤. Druk op ´ of Î om de gewenste instelling te selecteren, druk dan op ¤.
88
Biomed Toolbox Menu | Stroombron œ Druk § of fl of ENTER
Power Source Display | Altijd Druk § of fl of ENTER
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox
Opwaartse sensor aan/uit (alleen Model 6101) De opwaartse occlusiesensor kan op Aan of Uit worden gezet. Wanneer dit scherm op Aan staat en er wordt een opwaartse occlusie (tussen de pomp en het reservoir) waargenomen, klinkt er een alarmsignaal, stopt de toediening en geeft het scherm “Opwaartse occlusie” weer. WAARSCHUWING: Wanneer de opwaartse occlusiesensor is uitgeschakeld, neemt de pomp geen opwaartse occlusies (tussen de pomp en het reservoir) waar. De slangen moeten regelmatig geïnspecteerd worden op knikken, een gesloten klem of andere opwaartse obstructies. Opwaartse occlusies kunnen leiden tot onvoldoende of geen toediening van medicatie. Indien deze occlusies onopgemerkt blijven, kunnen ze de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben. 1. In het Biomed Toolbox menu drukt u op ´ of Î tot “Opwaartse sensor” verschijnt. Als er een X verschijnt in het kader, is de opwaartse sensor al aan. 2. Om de instelling te veranderen, drukt u op ¤. Druk op ´ of Î om de gewenste instelling te selecteren, druk dan op ¤.
Druk § of fl of ENTER Opwaartse sensor | Aan Druk § of fl of ENTER Opwaartse sensor wijzigen in Aan?
Biomed Toolbox
3. Druk op ´ om de wijziging te bevestigen.
Biomed Toolbox Menu | Opwaartse sensor œ
Druk op J of N
89
Hoofdstuk 5: Biomed Toolbox
Luchtdetector vereist Een scherm van de luchtdetector kan ingesteld worden op “Vereist” of “Niet vereist.” Als dit scherm op “Vereist” ingesteld wordt, moet er een luchtdetector aangesloten en geactiveerd worden om de pomp te starten; de pomp kan echter zonder luchtdetector geprogrammeerd worden. WAARSCHUWING: Als er geen luchtdetector aangesloten is, of deze is aangesloten, maar uitgeschakeld, zal de pomp geen lucht detecteren in de slangen. Het verdient aanbeveling om de slangen regelmatig te controleren en eventuele lucht te verwijderen om luchtembolie te voorkomen. Luchtembolie kan de dood of ernstig letsel van de patiënt tot gevolg hebben. 1. In het Biomed Toolbox menu drukt u op ´ of Î tot “Luchtdet vereist” verschijnt. Als er een X verschijnt in het kader, is de luchtdetector momenteel vereist. 2. Om de instelling te veranderen, drukt u op ¤. Druk op ´ of Î om de gewenste instelling te selecteren, druk dan op ¤.
Biomed Toolbox
3. Druk op ´ om de wijziging te bevestigen.
90
Biomed Toolbox Menu | Luchtdet vereist œ Druk § of fl of ENTER Luchtdetector | Vereist Druk § of fl of ENTER Luchtdetect wijzigen in Vereist? Druk op J of N
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen Probleemoplossen Er klinkt een continu alarmsignaal met twee tonen; de geel verklikker staat aan of knippert De toediening is gestopt. Lees het bericht op het scherm en raadpleeg de lijst van berichten op de volgende bladzijde. Druk op Å om te zien of er nog meer informatie beschikbaar is. Als het scherm blank is of willekeurige tekens vertoont, is de 9 volt batterij misschien leeg; vervang de batterij. (Er is geen hulp beschikbaar tijdens een foutmelding of als de batterij leeg is.) De pomp geeft om de 2 seconden 2 piepen; de gele verklikker staat aan of knippert Lees het bericht op het scherm en raadpleeg Alarmsignalen en berichten in de alfabetische lijst in dit hoofdstuk. Of druk op Å voor meer informatie. Drie pieptonen om de 5 minuten Dit is een herinnering dat de pomp gestopt is. Nadat u een batterij heeft geïnstalleerd, verschijnt er geen scherm en klinkt er geen piep De batterij werd misschien omgekeerd geïnstalleerd. Neem de procedure voor de installatie van een batterij nog eens door. Zorg dat de polariteit (+ en –) aan de zijde van de pomp overeenkomt met de merktekens op de batterij. Als er dan nog steeds geen strooom is, is de batterij misschien geheel leeg.
Problemen bij het afdrukken Controleer of: • de interfacekabel correct verbonden is met de gegevensaansluiting • de printerschakelaars juist ingesteld zijn (Zie gebruiksaanwijzing bij
91
Referenties en probleemoplossen
De slotcode werkt niet, of ik ben de aangepaste code vergeten Als de slotcode niet werkt, is deze misschien aangepast. ( verschijnt op het scherm van de slotcode.) Neem desnoods contact op met de Klantendienst van Smiths Medical MD voor aanwijzingen of om terug te keren naar de standaard slotcode. Als u de slotcode probeert te gebruiken, kan het zijn dat de slotcode opnieuw ingesteld is. Als er geen verschijnt op het scherm van de slotcode, probeert u de standaard code.
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
de interfacekabel) • de printer aangesloten is en aan staat • het papier ingevoerd is met de juiste zijde naar buiten, en dat het papier niet geblokkeerd is Raadpleeg ook de handleiding van de printer. Er blijft een alarmsignaal optreden voor “lucht in de slangen” zelfs als de luchtdetector uit staat Elke keer dat u de pomp opstart in slotniveau 0, gaat de luchtdetector automatisch aan. Met andere woorden: de pomp verandert automatisch de optie van de luchtdetector van “uit” in “aan.” (Dit komt niet voor op slotniveau 1 of 2.) Als u geen luchtdetector wilt gebruiken, moet u de instelling van de luchtdetector opnieuw uit zetten nadat de pomp opgestart is. Als het slotniveau op LL1 of LL2 staat wanneer de pomp opstart, blijft de instelling van de luchtdetector op “uit” staan. De uitgebreide historie kan niet doorgenomen worden De uitgebreide historie staat misschien uit in de Biomed Toolboxs. Desgewenst schakelt u de uitgebreide historie aan (Hoofdstuk 5). Kan geen microgram selecteren Deze staan misschien uit in de Biomed Toolbox. Desgewenst schakelt u de microgram aan (Hoofdstuk 5). Kan geen nieuwe patiënt marker toevoegen tijdens het programmeren De uitgebreide historie staat misschien uit in de Biomed Toolbox. Desgewenst schakelt u de uitgebreide historie aan (Hoofdstuk 5).
Referenties en probleemoplossen
Kan geen specifieke concentratie selecteren De concentratie staat misschien uit in de Biomed Toolbox. Desgewenst schakelt u de concentratie aan (Hoofdstuk 5). Het kan ook zijn dat de concentratie niet programmeerbaar is (zie tabellen voor bereik, in dit hoofdstuk).
92
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Berichten en alarmsignalen, in alfabetische volgorde Ingreep
9 volt batterÿ bijna leeg
De 9 volt batterij is bijna leeg maar de pomp kan nog werken. Verander zo snel mogelijk de 9 volt batterij. OPMERKING: Dit bericht kan verschijnen als u een nieuwe batterij installeertterwijl er een externe stroombron aangesloten is. Verwijder de batterij en installeer deze opnieuw om dit bericht te wissen.
9 volt batterÿ is leeg / Plaats goede batt
Breng een nieuwe batterij in. De pomp loopt niet met een lege batterij. Er moet een goede batterij geïnstalleerd zijn, zelfs als er een externe stroombron aangesloten is. OPMERKING: Dit bericht kan verschijnen als u een nieuwe batterij installeertterwijl er een externe stroombron aangesloten is. Verwijder de batterij en installeer deze opnieuw, en start dan zo nodig de pomp opnieuw op.
9 volt batterÿ verwijdered / Plaats goede batt
De 9 volt batterij werd verwijderd terwijl er een externe stroombron aangesloten is. Installer een nieuwe batterij. Installeer een batterij binnen 3 minuten om de pomp lopende te houden; na 3 minuten stopt de pomp.
9 volt batterÿ verwijdered / Pomp zal niet lopen
De 9 volt batterij werd verwijderd terwijl er een externe stroombron aangesloten is. De pomp staat nu stil. Druk op „ om het alarmsignaal te stoppen, en installeer een nieuwe batterij.
Afrukfout / Contr printer & kabel
Het afdrukken is onderbroken. Het papier kan op zijn of geblokkeerd, de stroom naar de printer kan onderbroken zijn, of de printer staat uit. Druk op „ om het alarmsignaal te stoppen en raadpleeg de handleiding van de printer om het probleem op te lossen. Ontkoppel de kabel dan en sluit deze opnieuw aan om het afdrukken te herhalen.
Afdrukken gestopt / Opnieuw printen?
Tijdens het afdrukken werd er op Î gedrukt, zodat de printer stopte. Om opnieuw te beginnen, drukt u op ´. Om het afdrukken te annuleren, drukt u op Î.
Alle concentratie kan niet uit staan
PCA: Er moet minstens één concentratie aan staan om de concentraties aan te kunnen passen. Druk op „. Schakel dan een concentratie aan.
93
Referenties en probleemoplossen
Bericht
Referenties en probleemoplossen
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Bericht
Ingreep
Bereik: Beperkt
Dit bericht wordt weergegeven op de schermen voor de snelheid, dosis, of reservoirvolume als de pomp op LL1 staat. Dit geeft aan dat het bereik van de programmeerbare waarden beperkt wordt door de waarde in LL0 (u kunt dus niet hoger gaan dan de waarde geprogrammeerd in LL0).
Cassette beschadigd / Free flow mogelijk / Klem lÿnen af
De pomp detecteert dat de cassette beschadigd is. Sluit de klem en inspecteer de cassette op beschadigingen. Vervang deze zo nodig.
Cassette niet aangesloten / Pomp zal niet lopen
De pomp start niet als er geen cassette aangesloten is. Zorg dat de cassette correct aangesloten is. Start de pomp.
Cassette ontgrendeld
PCA: Volgens de huidige toedieningsmodus moet de cassette op de pomp vastgezet worden voordat deze gestart kan worden. Als er een alarmsignaal weerklinkt, drukt u op „ om het alarmsignaal te stoppen. Zet de cassette vast, en start de pomp.
Cassette ontgrendeld / Sluit klem om free flow te voorkomen
Dit bericht verschijnt als een herinnering om de klem te sluiten als de cassette losgemaakt wordt van de pomp.
Communicatie muslukt
De pomp is aan het ontvangende uiteinde van Communicaties, en de communicatie is mislukt. Druk op „ om het alarmsignaal te stoppen. Wacht tot de persoon die de communicatie aanschakelt terugbelt. Controleer of de modem opgehangen heeft.
De Dosiscyclus wordt verlengd.
INTERMT: De Dosisduur die u heeft ingevoerd overstijgt de geprogrammeerde Dosiscyclus. De pomp heeft automatisch de Dosiscyclus verlengd om het volume dat u heeft ingevoerd te kunnen verwerken, maar u dient ofwel te bevestigen dat de nieuwe duur aanvaardbaar is, ofwel een nieuwe duur in te voeren.
Doorgaan: ontgrendel en verwijder toedien. set of reservoir. / Dan weer bevestigen
De cassette werd niet volledig verwijderd van de pomp voordat deze opnieuw bevestigd werd, en bijgevolg kunnen de sensors het type cassette niet detecteren. Verwijder de cassette en sluit deze opnieuw aan, en ga dan het type na op het scherm van de pomp. Als dit alarmsignaal blijft aanhouden, stelt u de pomp buiten bedrijf en neemt u contact op met de klantendienst om de pomp terug te turen voor onderhoud.
94
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Ingreep
Dosisduur wordt verlengd.
INTERMT: U heeft een nieuw volume ingevoerd waardoor de toedieningssnelheid het maximum van 350 ml/uur zou kunnen overschrijden. De pomp heeft automatisch de Dosisduur verlengd om het volume dat u heeft ingevoerd te kunnen verwerken, maar u dient ofwel te bevestigen dat de nieuwe duur aanvaardbaar is, ofwel een nieuwe duur in te voeren.
Dosis gepland voor start is nu te laat. / Start de pomp
INTERMT: De pomp staat stil, en een dosis kon niet afgeleverd worden op het geprogrammeerde tijdstip. Start de pomp om deze dosis toe te dienen.
Dosis gepland voor start over — minuut. / Start de pomp
INTERMT: De pomp staat stil, maar een dosis zal toegediend worden over het aantal aangegeven minuten. Start de pomp om deze dosis toe te dienen.
Dosis niet toegediend / Dosis lockout
PCA: De Dosis op aanvraag wordt verhinderd door de lockout-tijd of het max aantal doses per uur. Wacht tot de lockout-tijd verlopen is om een nieuwe dosis aan te vragen.
Dosis niet toegediend / Dosis niet beschikb als pomp is gestopt
PCA: De pomp moet lopen om een Dosis op aanvraag te kunnen starten. Start de pomp eerst, en vraag dan een dosis.
Dosis niet toegediend / Geen dosis geprogrammeerd
PCA: De Dosis op aanvraag staat op 0. Er kan daarom geen Dosis op aanvraag afgeleverd worden.
Error Detected / E (code)
Er is een fout in de werking van de pomp. Sluit de slangklem af en stel de pomp buiten bedrijf. Neem contact op met de klantendienst om de pomp terug te sturen voor onderhoud.
Externe stroombron defect / Vervang stroombron
De accu of de netadapter werken niet goed. Zorg dat de draden en kabels correct aangesloten zijn. Als het probleem hierdoor niet verholpen is, dient u de stroombron te vervangen.
Externe stroom nodig voor hoog snelheid
Een externe stroombron moet aangesloten worden om de geprogrammeerde snelheid te halen.
95
Referenties en probleemoplossen
Bericht
Referenties en probleemoplossen
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Bericht
Ingreep
Geen dosisvolume geprogrammeerd / Pomp zal niet lopen
INTERMT: De pomp zal niet starten als er geen dosis geprogrammeerd is. Volg de aanwijzingen in Hoofdstuk 2 om de pomp te programmeren.
Geen luchtdetector aangeslotten
Dit bericht verschijnt bij het opstarten om u ervan op de hoogte te brengen dat er geen luchtdetector aangesloten is. “Luchtafscheidingsfilter aanbevolen” verschijnt ook als de pomp in TPN-toedieningsmodus staat.
Geen snelheid of Dosis geprogrammeerd / Pomp zal niet lopen
PCA: De pomp start niet op als er geen snelheid of doses geprogrammeerd zijn. Volg de aanwijzingen in Hoofdstuk 2 om de pomp te programmeren.
Hoge druk
De pomp heeft hoge druk waargenomen, die veroorzaakt kan zijn door een neerwaartse obstructie, een knik in de slang of een afgesloten klem. Verwijder de obstructie om de werking te hervatten. Of druk op ⁄ of „ om de pomp te stoppen en het alarmsignaal uit te zetten voor 2 minuten, verwijder de obstructie en start de pomp opnieuw op.
Hoog Volume Toedieningsset niet ondersteund in deze versie van PCA / Verwijder Toedieningsset
De CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset voor grote volumes kan niet gebruikt worden bij PCAtoedieningsmodus. Verwijder de set om door te gaan.
Hoog Volume Toedieningsset vergrendeld.
Er is een CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset voor grote volumes nodig een om de geprogrammeerde hoeveelheid toe te dienen. Verwijder de huidige cassette door een CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset voor grote volumes.
Huidige concentratie kan niet uit staan
PCA: De huidig geprogrammeerde concentratie kan niet uitgeschakeld worden. Sluit de Biomed Toolbox af en schakel over op een andere concentratie. Ga dan terug naar de Biomed Toolbox en schakel deze concentratie uit.
96
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Ingreep
Infusie gestopt (Alleen Model 6101)
Er stroomt geen vloeistof van het reservoir naar de pomp. Controleer of er een knik, een afgesloten klem of een luchtbel in de slang zit tussen het reservoir en de pomp. Druk op ⁄ of „ om de pomp te stoppen en het alarmsignaal uit te zetten voor 2 minuten, verwijder de obstructie en start de pomp opnieuw op.
Infusie te langzaam / Externe stroombron moet aangesloten zijn
De 9 volt batterij geeft niet voldoende stroom om de geprogrammeerde toedieningssnelheid te ondersteunen Sluit een externe stroombron aan. Of aanvaard het bericht en een lagere toedieningssnelheid door op „ te drukken.
Infusieperiode wordt verkort
TPN: Met de nieuw ingevoerde instelling zou de plateausnelheid lager liggen dan het minimum van 10 ml/uur. De infusieperiode werd aangepast om aan de nieuwe instelling te kunnen voldoen. Druk op „, en bevestig dan de nieuwe periode of programmeer een nieuwe periode.
Infusieperiode wordt verlengd
TPN: Met de nieuw ingevoerde instelling zou de plateausnelheid het maximum van 350 ml/uur overschrijden. De infusieperiode werd aangepast om aan de nieuwe instelling te kunnen voldoen. Druk op „, en bevestig dan de nieuwe periode of programmeer een nieuwe periode.
(Instelling) wijzing in (X)?
Dit bericht vraagt om bevestiging van de ingevoerde waarde. Als deze juist is, drukt u op ´. Als deze niet juist is, drukt u op Î en kiest u de correcte waarde. Als dit bericht verschijnt wanneer u „ probeert te gebruiken om naar het volgende scherm te gaan, kan het zijn dat u een instelling veranderd heeft waardoor u de instellingen op dit scherm dient na te kijken of nieuwe instellingen dient te programmeren.
Kabel verwijderd
De kabel werd losgekoppeld van de Data In/Out aansluiting.
97
Referenties en probleemoplossen
Bericht
Referenties en probleemoplossen
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Bericht
Ingreep
Kijk na op lege lÿn of reservoir
De slangen onder de pomp bevatten misschien geen vloeistof, of het reservoir is misschien leeg. Controleer of het reservoir leeg is; of klem de slang af, verwijder de cassette, en controleer of er lucht in de slangen zit. Als het alarmsignaal niet ophoudt nadat u geprobeerd heeft het probleem te verbeteren, verwijdert u de pomp en neemt u contact op met de klantendienst.
Klinische bolus niet beschikbaar tijdens Dosis op Aanvraag
PCA: Een klinische bolus kan niet toegediend worden als er net een Dosis op aanvraag wordt toegediend. Wacht tot de Dosis op aanvraag beëindigd is, en begin dan de klinische bolus als dit gewenst is.
Klokbatt. bÿna leeg / Onmiddellijk servicen
De batterij van de klok is bijna leeg en moet vervangen worden. Sluit de slangklem af en stel de pomp buiten bedrijf. Neem contact op met de klantendienst voor de vervanging van de batterij van de klok.
Klokbatterÿ heeft spoedig service nodig
De batterij van de klok moet spoedig vervangen worden. Als dit mogelijk is, verwijdert u de pomp en stuurt u hem terug voor de vervanging van de batterij.
Luchtdetector of poortklep verwijderd / Schakel strom uit en breng klep aan
De bedekking van de poort van de luchtdetector met correct bevestigd zijn opdat de pomp zou kunnen werken. Schakel de stroom uit. Zorg dat de bedekking correct bevestigd is en hervat de werking.
Luchtdetector Storing / Pomp zal niet lopen
De luchtdetector werkt niet goed. Druk op „ om het alarmsignaal te stoppen. Sluit de klem, schakel de pomp uit, en vervang de luchtdetector.
Luchtdetector vereist / Pomp zal niet lopen
Dit bericht geeft aan dat er een luchtdetector nodig is om de pomp te starten (dus de instelling voor de luchtdetector in de Biomed Toolbox taat op “Vereist”). Zo nodig drukt u op „ om het signaal te stoppen en dan kan de luchtdetector geïnstalleerd worden.
Luchtdetector verwijderd?
De luchtdetector werd verwijderd. Als dit aanvaardbaar is, drukt u op ´. Als er wel een luchtdetector aangesloten moet zijn of als deze eigenlijk nog niet verwijderd werd, drukt u op Î. Installeer de luchtdetector dan op correcte wijze. Als de luchtdetector aangesloten is en het alarmsignaal houdt niet op, moet de detector nagekeken worden.
98
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Ingreep
Lucht in lijn / Pomp zal niet lopen
De Luchtdetector heeft lucht in de slangen waargenomen; de slangen kunnen luchtbellen bevatten, of de slang loopt niet door de luchtdetector. Druk op „ om het signaal te stoppen, en dan • controleert u of de slang goed is aangebracht. • Als de slang belletjes bevat, moeten de klemmen worden gesloten en moet de slang worden losgekoppeld van de patiënt. Volg dan de aanwijzingen voor ontluchten door primen van de pomp, beschreven in hoofdstuk 4.
Microgram Aan / kan huidige progr. eenheden niet uitzetten
PCA: Microgram kan niet uitgeschakeld worden omdat dit de huidig geprogrammeerde eenheden zijn. Verander eerst de eenheden, dan kunt u microgram uitzetten.
Mogelijk hardware probleem / Pomp servicen
Er kan een hardware probleem zijn met de luchtdetector. Vervang de luchtdetector.
Motor is tijdelijk uitgeschakeld / Schakel stroom uit en start pomp opnieuw
Het pompmechanisme is tijdelijk gestopt. Verwijder de externe stroombron (als dit kan). Verwijder dan de 9 volt batterij en vervang deze en sluit dan de externe voeding weer aan. Start de pomp opnieuw op.
Motor tijd voor service
De pomp van de motor heeft een onderhoudsbeurt nodig. Verwijder de pomp bij de volgende cassetteverandering en neem contact op met de klantendienst om de pomp terug te sturen.
Netstroom adapter uitgeschakeld
De netadapter werd losgekoppeld en de pomp wordt gevoed door een 9 volt batterij. Sluit de netadapter desgewenst opnieuw aan.
Netstroom adapter zonder stroom / Strombron nakijken
De netadapter krijgt geen netstroom. De stroom komt van de 9 volt batterij. Zorg dat de transformator correct in het stopcontact zit en dat dit onder stroom staat. Als het alarmsignaal niet ophoudt, kan de netadapter beschadigd zijn en moet deze mogelijk vervangen worden.
Onvoldoende Externe stroom
De netadapter krijgt geen stroom of de accu is leeg. Zorg dat de draden en kabels correct aangesloten zijn. Of begin de accu te laden. 99
Referenties en probleemoplossen
Bericht
Referenties en probleemoplossen
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Bericht
Ingreep
Opwaartse Occlusie / Druk op STOP om uit te zetten (Alleen Model 6101)
Er stroomt geen vloeistof van het reservoir naar de pomp. Controleer of er een knik, een afgesloten klem of een luchtbel in de slang zit tussen het reservoir en de pomp. Druk op ⁄ of „ om de pomp te stoppen en het alarmsignaal uit te zetten voor 2 minuten, verwijder de obstructie en druk op „ om de pomp opnieuw op te starten.
Opwaartse Occlusie / Druk op STOP uit te zetten / Druk op VOLGENDE om opnieuw te starten (Alleen Model 6101)
Er stroomt geen vloeistof van het reservoir naar de pomp. Controleer of er een knik, een afgesloten klem of een luchtbel in de slang zit tussen het reservoir en de pomp. Druk op ⁄ om de pomp te stoppen en het alarmsignaal te onderdrukken, verwijder de obstructie en druk op „ om de pomp opnieuw op te starten.
Power Pack is leeg / Vervang stroombron
De Power Pack is leeg en kan de werking niet ondersteunen. De 9 volt batterij is nu de stroombron. Laad de Power Pack met de netadapter.
Power Pack uitgeschakeld
De Power Pack is niet aangesloten op de pomp. Sluit de Power Pack opnieuw aan, en ook een netadapter, of laat de pomp lopen op de 9 volt batterij.
Prev. Maint. Reminder (datum)
Uw instelling heeft mogelijk een onderhoudsprogramma onderschreven voor de pomp, en de pomp heeft een preventief onderhoud nodig. Raadpleeg het beleid van uw instelling.
Reservoirvolume bijna leeg
Het aangegeven reservoirvolume is klein, wat aangeeft dat het reservoir bijna leeg is. Bereid u voor om een nieuw reservoir aan te sluiten.
Reservoirvolume staat op nul
Het reservoirvolume heeft 0,0 ml bereikt. Druk op „ om het signaal te stoppen. Breng dan een nieuw reservoir aan, indien van toepassing.
Toets zit vast / Toets vrÿmaken of stroom uitschakelen om pomp te stoppen
Er kan een toets ingedrukt zijn. Zorg dat er niets op de toetsen drukt. Als het alarmsignaal aanhoudt, moet de slangklem worden afgesloten en de pomp buiten bedrijf worden gesteld. Neem contact op met de klantendienst om de pomp terug te sturen voor onderhoud.
100
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Ingreep
Vergrendel cassette alvorens te starten
PCA: De cassette zit goed op de pomp. Nu moet u de cassette vastzetten, anders loopt de pomp niet.
Verkeerde cassette
De pomp detecteert dat de cassette beschadigd is, of niet correct aangesloten of incompatibel met de pomp. Sluit de klem. Controleer of de slang goed is aangesloten. Open dan de klem opnieuw en start de pomp op. Als het alarmsignaal blijft aanhouden, dient u waarschijnlijk de cassette te vervangen.
Wÿzigen Reservoirvolume in (X) ml?
Als u het reservoirvolume wilt instellen op de oorspronkelijk geprogrammeerde waarde, drukt u op ´. Om het reservoirvolume onveranderd te laten, drukt u op Î.
Wijzing van datum (of tijd) kan begintijd volgende dosis beïnvloeden. Herzion vóór toedien.
INTERMT: Als datum of tijd veranderd worden, wordt het startuur voor de volgende dosis aangepast. Kijk de starttijd na voor de volgende dosis voordat u de toediening begint.
Wijzing van modi stelt het programma en het logboek op nul
Als u een toedieningsmodus selecteert, zelfs als u de huidige modus selecteert, wordt de Logboek gewist en het programma teruggezet op de standaardinstellingen. Druk op ´ als u verder wilt gaan, of druk op Î om terug te gaan naar het scherm om de modus te veranderen.
Wijzing van tijd zal Uitgebreide Historie wissen en dosis lockout tÿd resetten
PCA: Als het uur veranderd wordt, wordt de Uitgebreide Historie veranderd. De Lockout-tijd wordt ook opnieuw ingesteld zodat een dosis op aanvraag onmiddellijk afgeleverd kan worden.
Wÿzigingen verboden
Met het huidige slotniveau kunnen er geen veranderingen aangebracht worden in de instellingen op het scherm.
101
Referenties en probleemoplossen
Bericht
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Reinigen van de pomp en accessoires OPGELET: • Dompel de pomp niet onder in reingingsvloeistof of water. Laat geen oplossing trekken in de pomp, of ophopen op het toetsenbord, of binnendringen in het batterijcompartiment, de de aansluitpunten voor gegevens, stroombron, of luchtdetector. Vochtophoping in de pomp kan de pomp beschadigen. • Maak de pomp niet schoon met aceton, andere kunststofoplosmiddelen of schuurmiddelen, aangezien deze de pomp kunnen beschadigen. Gebruik één van de volgende oplossingen om de pomp en accessoires schoon te maken: •
Zeepsop
•
Benzalkoniumchloride (concentraat) (0,13%)
•
Glutaral (concentraat) USP (2%)
•
10 procent oplossing van huishoudbleekwater (één deel bleekwater op negen delen water)
•
Alcohol, USP (93%)
•
Isopropylalcohol, USP (99%)
1. Bevochtig een zachte, pluisvrije doek met reinigingsvloeistof. Breng de oplossing op de buitenkant van de pomp aan. Laat de oplossing niet in de pomp trekken.
Referenties en probleemoplossen
2. Droog de buitenkant helemaal af met een andere zachte, pluisvrije doek. Laat de pomp vóór gebruik geheel drogen.
102
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
De contactpunten van de batterij reinigen Reinig routinematig de contactpunten van de batterij, mogelijk tijdens de preventieve onderhoudscyclus, om geaccumuleerd vreemd materiaal op de contactpunten te verwijderen. Gebruik het volgende om de contactpunten te reinigen: •
Een wattenstokje gedrenkt in isopropylalcohol (minimum 70%)
OPMERKING: gebruik geen alcoholformule met andere bestanddelen dan alcohol en water. OF •
Een vooraf met alcohol bevochtigd wattenstokje
1. Met het stokje gedrenkt in alcohol wrijft u 10 heen en weer cycli over de gehele contactpunten (in totaal 20 keer over het contactpunt wrijven). 2. Met de schone kant van het stokje herhaalt u dit proces voor het tweede contact. 3. Met een schoon stokje gedrenkt in alcohol wrijft u nogmaals over elk contactpunt, voor minstens vier heen en weer cycli (dus acht keer over elk contactpunt wrijven). 4. Laat de pomp vóór gebruik geheel drogen.
Referenties en probleemoplossen 103
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Blootstelling aan straling of magnetische resonantie (MRI) OPGELET: • Stel de pomp niet bloot aan therapeutische niveaus van ioniserende straling, aangezien het elektronische circuit van de pomp hierdoor permanente schade kan oplopen. De beste handelwijze is de pomp tijdens therapeutische bestraling van de patiënt te verwijderen. Indien de pomp tijdens een therapeutische sessie in de nabijheid van de patiënt moet blijven, moet hij afgeschermd worden, en na de behandeling dient gecontroleerd te worden of hij nog goed functioneert. • Stel de pomp niet rechtsteeks bloot aan ultrageluid, aangezien het elektronische circuit van de pomp hierdoor permanent beschadigd kan worden. • Gebruik de pomp niet in de nabijheid van MRI-apparatuur (magnetic resonance imaging), aangezien magnetische velden de werking van de pomp ongunstig kunnen beïnvloeden. Verwijder de pomp tijdens MRI-procedures van de patiënt en houd hem op veilige afstand van magnetische energie.
Referenties en probleemoplossen
• Gebruik de pomp niet in de nabijheid van ECG-apparatuur, aangezien de pomp mogelijk de werking van de apparatuur kan beïnloeden. Let goed op de ECG-apparatuur wanneer deze pomp wordt gebruikt.
104
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
PCA-toedieningsmodus: Instellingsbereik van continu snelheid Eenheden
Beginwaarde
Stappen
Maximum
Milliliter
0.10
0.10
30.00
Milligram & Microgram
10% van concentratie
Alleen Mg: Waarden tussen 0.01 en 0.5: 0.01 Alleen Mcg: Waarden tussen 0.1 en 0.5: 0.1 Waarden tussen 0.5 en 100: 0.1 Waarden tussen 100 en 1000: 1.0 Waarden groter dan 1000: 10.0
Concentratie × 30
PCA-toedieningsmodus: Instellingsbereik van Dosis op aanvraag, klinische bolus: Milliliter Milliliter Dosis op Aanvraag stappen max. 0.05
9.9
Klinische bolus stappen max. 0.05
20
Referenties en probleemoplossen 105
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
PCA-toedieningsmodus: Instellingsbereik van Dosis op aanvraag, klinische bolus: Milligram
Milligram
Referenties en probleemoplossen
Concentratie mg/ml
106
Dosis op Aanvraag Klinische bolus stappen max. stappen max.
0.1 0.2 0.3 0.4 0.5
0.01 0.02 0.03 0.04 0.05
1 2 3
0.05 0.10 0.15
4 5 10
0.99 1.98 2.97 3.96 4.95
0.01 0.02 0.03 0.04 0.05
2 4 6 8 10
9.9 19.8 29.7
0.05 0.10 0.15
20 40 60
0.20 0.25 0.50
39.6 49.5 99.0
0.20 0.25 0.50
80 100 200
15 20 25
0.75 1.00 1.25
148.5 198.0 247.5
0.75 1.00 1.25
300 400 500
30 35 40
1.50 1.75 2.00
297.0 346.5 396.0
1.50 1.75 2.00
600 700 800
45 50 55
2.25 2.50 2.75
445.5 495.0 544.5
2.25 2.50 2.75
900 1000 1100
60 65 70
3.00 3.25 3.50
594.0 643.5 693.0
3.00 3.25 3.50
1200 1300 1400
75 80 85
3.75 4.00 4.25
742.5 792.0 841.5
3.75 4.00 4.25
1500 1600 1700
90 95 100
4.50 4.75 5.00
891.0 940.5 990.0
4.50 4.75 5.00
1800 1900 2000
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
PCA-toedieningsmodus: Instellingsbereik van Dosis op aanvraag, klinische bolus: Microgram
Microgram Concentratie mcg/ml
Dosis op Aanvraag stappen max.
Klinische bolus stappen max.
0.05 0.10 0.15 0.20 0.25
9.9 19.8 29.7 39.6 49.5
0.05 0.10 0.15 0.20 0.25
20 40 60 80 100
10 15 20
0.50 0.75 1.00
99.0 148.5 198.0
0.50 0.75 1.00
200 300 400
25 30 35
1.25 1.50 1.75
247.5 297.0 346.5
1.25 1.50 1.75
500 600 700
40 45 50
2.00 2.25 2.50
396.0 445.5 495.0
2.00 2.25 2.50
800 900 1000
55 60 65
2.75 3.00 3.25
544.5 594.0 643.5
2.75 3.00 3.25
1100 1200 1300
70 75 80
3.50 3.75 4.00
693.0 742.5 792.0
3.50 3.75 4.00
1400 1500 1600
85 90 95
4.25 4.50 4.75
841.5 891.0 940.5
4.25 4.50 4.75
1700 1800 1900
100 200 300
5.00 990.0 10.00 1980.0 15.00 2970.0
5.00 10.00 15.00
2000 4000 6000
400 500
20.00 25.00
20.00 25.00
8000 10000
3960.0 4950.0
Referenties en probleemoplossen
1 2 3 4 5
107
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Referenties en probleemoplossen
Conversietabel voor uren
108
12 uur 12:00 AM (nachts) 1:00 AM 2:00 AM 3:00 AM 4:00 AM 5:00 AM
24 uur 00:00 01:00 02:00 03:00 04:00 05:00
6:00 AM 7:00 AM 8:00 AM 9:00 AM 10:00 AM 11:00 AM 12:00 PM (middags) 1:00 PM 2:00 PM
06:00 07:00 08:00 09:00 10:00 11:00 12:00 13:00 14:00
3:00 PM 4:00 PM 5:00 PM 6:00 PM 7:00 PM 8:00 PM 9:00 PM 10:00 PM 11:00 PM
15:00 16:00 17:00 18:00 19:00 20:00 21:00 22:00 23:00
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Technische beschrijving Normen toegepast bij de ontwikkeling van de pomp De volgende normen zijn geheel of gedeeltelijk toegepast bij de ontwikkeling van de pomp. IEC 1000-4-2, 8 kV contactontlading, 15 kV luchtontlading. IEC 1000-4-3, 26 MHz to 1 GHz, 10 V/m, 1 kHz – 80% AM modulatie. IEC 1000-4-4, AC Fast Transients, bij ±500 volt, ±1000 volt, en ± 2000 volt. IEC 1000-4-5, Wisselstroomstoten, 1 kV differentiaalmodus, 2 kV commonmode. IEC 1000-4-8, wisselstroom magnetisch veld, bij 400 Ampère/meter. IEC 1000-4-11, Wisselstroom steady-state, dropout en slow sag/surge. Voor tests volgens CISPR11 en CISPR14 werd een toedieningsset op de pomp aangebracht waarvan de inlaatslang op een zak van 250 ml werd aangesloten en de uitlaatslang terugging naar de zak, zodat een gesloten lus werd gevormd. De lengte van de slangen die de gesloten lus vormden was in totaal 1,83 m.
Specificaties (nominaal) Algemene pompspecificaties Resolutie ....................................... Medication Cassette-reservoir of CADD™ toedieningsset, 0,050 ml per pompslag nominaal CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset, nominaal 0,100 ml/pompslag
Gewicht ......................................... 568 g met inbegrip van de 9 volt batterij en lege 100 ml Medication Cassette-reservoir, zonder andere hulpstukken Classificatie (IEC 601-1) ............. CF J, Klasse II K Bescherming tegen vocht ............ Spatbestendig (E)
109
Referenties en probleemoplossen
Afmetingen ................................... 4,4 cm × 10,4 cm × 14,1 cm zonder cassette en andere hulpstukken
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Alarmsignalen van de pomp ....... Baterij bijna leeg; batterij leeg; externe stroombron bijna leeg, foute werking, leeg; pomp gestopt; foute werking van de pomp; reservoirvolume bijna leeg; hoge toedieningsdruk; lucht in de slangen; luchtdetector werkt niet of niet aangesloten (alleen bij gebruik van de optionele luchtdetector); kap van de luchtdetector los; toediening te traag; sleutel geblokkeerd; cassette los of halflos; afdrukfout. Maximale infusiedruk ................. 1,86 bar [27,0 psi] Maximale tijd tot occlusiealarm ................................ CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset, 0,2 µ filter: 25,0 uur. CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset, 1,2 µ filter: 30,0 uur. CADD™ toedieningsset: 3,0 uur. Bolusvolume bij occlusie Druk voor alarmsignaal .............. 0,050 ml resolutie toedieningssets/Medication Cassette-reservoirs: <0,25 ml 0,100 ml resolutie toedieningssets: <2,0 ml Stroombronnen ............................ 9 volt alkaline of lithiumbatterij zoals DURACELL® Alkaline MN 1604 of ULTRALIFE® Lithium U9VL; CADD™ External Power Source (EPS) Power Pack bestelnummer 21-3801; Netadapter.
Referenties en probleemoplossen
De verwachte gebruiksduur van een 9 volt batterij is 12 uur bij 100 ml/uur, of ongeveer 5 dagen bij 10 ml/ dag (nominaal). Deze schatting is gebaseerd op laboratoriumtests die zijn uitgevoerd op kamertemperatuur met een nieuwe batterij. De werkelijke gebruiksduur van de batterijen varieert afhankelijk van het merk batterij, de ouderdom van de batterij, de temperatuur, de toedieningssnelheid en de frequentie van schermweergaven, verlichten en afdrukken. Het verdient aanbeveling een nieuwe 9 volt-batterijen bij de hand te houden om ze zo nodig te kunnen vervangen. De klok loopt op een interne batterij. Wanneer deze bijna leeg is, wordt de kloktijd niet goed bijgehouden. Deze batterij moet door de fabrikant worden vervangen. De interne batterij heeft een verwachte levensduur van 5 jaar.
110
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Bedrijfstemperatuur van het systeem ............................ +2°C tot 40°C (36°F tot 104°F) Opslagtemperatuur van het systeem ............................ -20°C tot 60°C (-4°F tot 140°F) Temperatuur voor opladen van de accu ................................... +10°C tot 35°C (50°F tot 95°F) Nauwkeurigheid (nominale) van de toediening door hetsysteem ... ± 6%. Bij lage infusiesnelheden, kan deze nauwkeurigheid gedurende korte periodes niet gehaald worden. Over de totale infusietijd heffen deze afwijkingen elkaar op (zie Nauwkeurigheidscurven in dit hoofdstuk).
WAARSCHUWING: Hou rekening met het nauwkeurigheidspercentage (± 6%) van het toedieningssysteem bij het programmeren van de pomp en/of het vullen van het Medicatiecassettereservoir. Doet u dit niet, dan kan de medicatie in het reservoir sneller leeg zijn dan verwacht. Als de pomp gebruikt wordt voor toediening van essentiële of levensondersteunende medicatie, dan kan een onderbreking van de toediening van medicatie leiden tot letsel van de patiënt. Systeemdefinitie ........................... het systeem wordt gedefinieerd als een CADD-Prizm®pomp met een Medication Cassette-reservoir aangesloten en een CADD™-extensiesset, of een aangesloten CADD™-toedieningsset. OF een CADD-Prizm®-pomp met een eraan bevestigde Medicatiecassettereservoirmet een stroomstopfunctie en een CADD™-extensieset, or een CADD™-toedieningsset met een stroomstopfunctie (nabestelnummers beginnen met 21-73xx) Alarmsignaal voor hoge druk .... 1,24 ± 0,62 bar [18 ± 9 psi] Alarmsignaal voor de luchtdetector ................................ Een enkel belletje groter dan 0,100 ml
Nauwkeurigheid van de bolus bij een ingestelde waarde van 6,0 ml ....................... ± 6% Maximumvolume geïnfuseerd bij één foutconditie ...................... CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset: 0,4 ml. CADD™ toedieningsset: 0,2 ml.
111
Referenties en probleemoplossen
Nauwkeurigheid van de bolus bij een ingestelde waarde van 0,1 ml ....................... ± 6%
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Toedieningssnelheid tijdens primen ........................................... Ca. 347 ml/uur Alarmsignaal uitgeschakeld tijdens primen .............................. Hoge druk
Specificaties PCA-toedieningsmodi Reservoirvolume .......................... 1 tot 9999 of Niet in gebruik; programmeerbaar in stappen van 1 ml, weergegeven in stappen van 0,1 ml. Standaard: 1 ml Eenheden ...................................... Milliliter (ml), milligram (mg), microgram (mcg) Standaard: milligram Concentratie ................................. Mg/ml: 0,1; 0,2; 0,3; 0,4; 0,5; 1; 2; 3; 4; 5; 10; 15; ...; 95; 100 Mcg/ml: 1; 2; 3; 4; 5; 10; 15; ...; 95; 100; 200; 300; 400; 500 Standaard: 1 Continue snelheid ........................ 0 tot 30 ml/uur (of het equivalent in mg of mcg) Standaard: 0 mg/uur Dosis op Aanvraag ...................... 0 to 9,9 ml Standaard: 0 mg/uur Toedieningssnelheid (Continue snelheid + dosis op aanvraag): 125 ml/uur nominaal Lockout tijd (interval) Dosis op aanvraag ....................... 5 min tot 24 uur in de volgende stappen: 1 minuut voor waarden tussen 5 en 20 minuten 5 minuten tussen 20 minuten en 24 uur Standaard: 5 minuten
Referenties en probleemoplossen
Maximaal aantal doses per uur .. 1 tot 12 doses in stappen van 1 dosis (wordt ook beperkt door de waarde van de lockout voor de dosis op aanvraag). Standaard: 1 Toegediende Doses op aanvraag ....................................... 0 tot 999 Dosis op aanvraag: pogingen ..... 0 tot 999 Toegediend .................................... 0 tot 99999,99 in stappen van 0,01 eenheden Klinische bolus ............................. 0,1 ml tot 20,00 ml (of het equivalent in mg of mcg) Toedieningssnelheid (continu snelheid + klinische bolus): 125 ml/uur nominaal
112
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Specificaties voor de continue toedieningsmodus Reservoirvolume .......................... 1 tot 9999 of Niet in gebruik; programmeerbaar in stappen van 1 ml, weergegeven in stappen van 0,1 ml. Standaard: 1 ml Continue Snelheid ........................ 0,1 tot 350 ml/uur in stappen van: 0,1 voor waarden tussen 0,1 en 100 1 voor waarden tussen 100 en 350 Standaard: 0 ml/uur Gebruik een 9 Volt batterij voor snelheden tot 250 ml/uur; gebruik de Power Pack of de netstroom adapter voor snelheden tot 350 ml/uur. Toegediend .................................... 0 tot 99999,9 in stappen van 0,1 eenheid
Specificaties voor de TPN toedieningsmodus Reservoirvolume .......................... 10.0 tot 9990 of Niet in gebruik; programmeerbaar in stappen van 1 ml, weergegeven in stappen van 0,1 ml. Standaard: 10 ml Infusievolume ............................... 10 tot 9990 ml in stappen van 10 ml: Standaard: 10 ml Infusieperiode ............................... 0 uur 10 min tot 99 uren 50 min, in stappen van 10 minuten: Standaard: 1 uur 0 min Taper Omhoog Periode ............... 0 uur 0 min tot 99 uren 40 min, in stappen van 10 minuten: Standaard: 0 uur 0 min Taper Omlaag Periode ................ 0 uur 0 min tot 99 uren 40 min, in stappen van 10 minuten: Standaard: 0 uur 0 min Plateausnelheid ............................ Berekend per pomp: 10 - 350 ml/uur Gebruik een 9 Volt batterij voor snelheden tot 250 ml/uur; gebruik de Power Pack of de netstroomadapter voor snelheden tot 350 ml/uur. KVO snelheid ............................... Berekend per pomp: 1⁄10 van de plateausnelheid tot 5 ml/uur
Specificaties voor de intermitterende toedieningsmodus Reservoirvolume .......................... 1 tot 9999 of Niet in gebruik; programmeerbaar in stappen van 1 ml, weergegeven in stappen van 0,1 ml. Standaard: 1 ml Dosisvolume ................................. 0,1 tot 1000 ml in stappen van: 113
Referenties en probleemoplossen
Toegediend .................................... 0 tot 99999 in stappen van 0,1 eenheid
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
0,1 voor waarden tussen 0,0 en 100 1 voor waarden tussen 100 en 1000 Standaard: 0.0 ml Dosisduur ..................................... 1 min tot 24 uren in stappen van: 1 minuut voor waarden tussen 1 min en 10 min 5 minuten voor waarden van meer dan 10 min Standaard: 30 min De duur is beperkt door het dosisvolume, zodat de snelheid niet hoger komt te liggen dan 350 ml/uur. Gebruik een 9 Volt batterij voor snelheden tot 250 ml/uur; gebruik de Power Pack of de netstroomadapter voor snelheden tot 350 ml/uur. Dosiscyclus ................................... 10 min tot 96 uren in stappen van 5 minuten: Standaard: 4 uren KVO snelheid ............................... 0 tot 10 ml/uur in stappen van 0.1 ml/uur Standaard: 0 ml/uur Begintijd Volgende Dosis ............ 10 min tot 96 uren X min (waarbij X gelijk is aan 10 minuten of een meervoud daarvan in het 96e uur) of “Onmiddellijk;” programmeerbaar in stappen van 10 minuten. Standaard: Onmiddellijk Toegediend .................................... 0 tot 99999,9 in stappen van 0.1 eenheid Resterende Tijd ............................ Dosis en Cyclus worden weergegeven in stappen van 1 minuut
Specificaties van de opties Onmiddellijk Taper omlaag (TPN) ............................................ 0 tot de in de infusieperiode resterende tijd, in stappen van 10 minuten (standaardinstelling is de momenteel geprogrammeerde Taper omlaag) Autoslot ........................................ Niet in gebruik, LL1 of LL2
Referenties en probleemoplossen
Tijd ................................................ 00.00 tot 23.59 Logboek ........................................ 0 tot 500 handelingen Uitgebreide Historie .................... Tot 48 uur in intervallen van 1 uur
114
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Specificaties van de Biomed Toolbox PO (Preventief onderhoud) Herinnering .................................. 1 tot 24 maanden met intervallen van 1 maand, niet in gebruik Code voor aangepast slotniveau ...................................... 001 tot 899 (zonder vooringestelde code) met stappen van 1 Datumformaat ............................. US Standaard (mm/dd/jj) of Europese Standaard (dd/mm/jj) Stroombronstatus ........................ Altijd of Alleen Batterij bijna lege Luchtdetector vereist ................... Vereist of Niet vereist
Rapporten afdrukken Er is een Interfacekabel beschikbaar om communicaties af te drukken. Er zijn drie soorten rapport: het Rx Instellingen Rapport geeft de huidige programmering van de pomp weer; het Logboek Rapport omvat Rx onstellingen en het logboek van de laatste 500 hadelingen of de laatste verandering van toedienmodus (zie hoofdstuk 4 voor een beschrijving van het logboek); het Rapport “uitgebreide historie,” de toegediende hoeveelheid medicatie, en samenvattingen per uur voor de dosisen voor een periode die u aangeeft (de laatste 48 uur tot de laatste nieuw ingevoerde patiënt marker of verandering van eenheden, uur, of datum; voorbij deze handelingen toont het rapport alleen nullen). De “uitgebreide historie” moet aan staan in de Biomed Toolbox om dit rapport te kunnen maken. Voor verdere informatie over het afdrukken of de communicaties, verwijzen we naar de handleiding bij de interfacekabel.
Referenties en probleemoplossen 115
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Resultaten van nauwkeurigheidstests In de volgende diagrammen is de nauwkeurigheid van de stroming van het infusiesysteem weergegeven, in functie van gegeven tijdsintervallen.
Stroomsnelheid onmiddellijk na het opstarten Tijdsinterval: Totale tijd: Geprogrammeerde snelheid: Gebruikte cassette:
0,5 min 120 min 24,0000 ml/uur CADD™ toedieningsset
Flow (ml/uur)
Stromingsfout op korte termijn
Referenties en probleemoplossen
Geprogrammeerde snelheid: Gemiddelde snelheid: Gemiddelde fout: Gebruikte cassette:
% flowfout
116
24,0000 ml/uur 23,7227 ml/uur -1,16% CADD™ toedieningsset
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Veiligheidskenmerken en foutdetectie Veiligheidskenmerken van de apparatuur De belangrijkste veiligheidskenmerken zijn een controletimercircuit, bewakingscircuits voor de motoraandrijving en de motor en een circuit voor de spanningsdetector. Elk veiligheidscircuit heeft een unieke functie om de algehele veiligheid van het apparaat te verzekeren.
Controletimercircuit De microprocessor moet minstens eenmaal per seconde het juiste signaal naar het bewakingscircuit zenden. Als de microprocessor dit niet doet, vindt een time-out van het bewakingscircuit plaats en wordt de pompcontroller uitgezet. Het controletimercircuit dient om de status van de microprocessor te bewaken en de motor uit te schakelen en het akoestische alarmsignaal in te schakelen wanneer de microprocessor niet goed functioneert. De microprocessor moet minstens eenmaal per seconde een signaal naar het bewakingscircuit sturen om te voorkomen dat dit zijn reset-functie uitvoert. De reset-output van het bewakingscircuit is een pulsatie-output. Hierdoor wordt de microprocessor “opgestart.” Door deze unieke voorziening kan de microprocessor het bewakingscircuit telkens bij het opstarten controleren. Door een vlag in het geheugen te plaatsen en het bewakingscircuit geen signaal te sturen, kan de microprocessor een time-out van de beveiliging forceren. Nadat hij opnieuw is ingesteld, controleert de microprocessor de statusvlag om te zien of dit een time-out-test was. Als dat het geval was, vervolgt de microprocessor de normale opstartprocedure. Als de microprocessor werd teruggesteld zonder dat dit werd verwacht, wordt de gebeurtenis door de microprocessor opgenomen, klinkt het akoestische alarmsignaal en wordt een foutbericht op het scherm weergegeven.
Motoraandrijving/controletimercircuit
117
Referenties en probleemoplossen
Het motoraandrijfcircuit bestaat uit een serie FET-vermogenstransistors, passieve componenten en twee spanningscomparators. In het motoraandrijfcircuit is een RC-timer ingebouwd, die telkens wanneer de motor wordt aangezet, registreert hoe lang hij draait. Als de motor gemiddeld langer dan 4 seconden draait, wordt het circuit onderbroken en wordt de motor uitgeschakeld. Een uniek kenmerk van dit circuit is dat de microprocessor via de besturingslijnen van en naar het microprocessorcircuit een volledige, functionele test van het motoraandrijfcircuit kan uitvoeren zonder dat de motor loopt. De
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
microprocessor voert deze testfunctie elke paar minuten uit om zijn functionaliteit te blijven verzekeren. Een input van het bewakingscircuit voorkomt dat de motor werkt wanneer de tijd van de controletimer is verstreken.
Spanningsdetectorcircuit Lage spanning wordt waargenomen door een gedeelte van het bewakingscircuit en door de microprocessor via software. Er worden drie niveaus van lage spanning waargenomen. De eerste twee niveaus worden waargenomen door software en het derde door hardware. Het eerst bereikte niveau is de drempel voor een waarschuwing dat de batterij bijna leeg is. Dit gebeurt als het voltage van de batterij zakt onder de nominale waarde van 6,8 volt. Met een in de microprocessor ingebouwde analoog-digitaalomvormer (ADC) kan de microprocessor, via software, de batterijspanning bewaken. Bij de drempel voor de waarschuwing “batterij bijna leeg” schakelt de microprocessor een periodieke serie pieptonen aan en geeft een waarschuwing op het scherm weer dat de batterij leeg is. Wanneer de spanning waarop de motor loopt een nominale waarde van 6,3 volt bereikt, schakelt de software de toediening uit, verschijnt een bericht op het scherm dat de batterij leeg is en wordt een constant tweetonig akoestisch alarmsignaal aangeschakeld. Wanneer de batterijspanning een nominale waarde van 5,6 volt bereikt, wordt een hardware-resetcircuit geactiveerd, waardoor de microprocessor wordt teruggesteld. Dit voorkomt onjuiste werking van de microprocessor wanneer de batterijspanning blijft verminderen. De hardware-reset gaat door totdat de batterij helemaal leeg is of totdat hij verwijderd is. Wanneer de pompcontroller eenmaal is uitgeschakeld doordat de batterijen leeg zijn, kan deze situatie alleen verholpen worden door de lege batterijen door nieuwe te vervangen.
Veiligheidskenmerken van de software
Referenties en probleemoplossen
Veiligheidskenmerken van de software met betrekking tot de apparatuur Programmageheugencontrole Bij het opstarten en met regelmatige tussenpozen daarna wordt het programmageheugen getest door een cyclische redundantiecode (CRC) van het programma te berekenen en deze vervolgens te vergelijken met de in het programma opgeslagen CRC. Als de opgeslagen en berekende CRC niet overeenkomen, geeft de software een systeemfout op het scherm weer, klinkt een continu tweetonig akoestisch
118
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
alarmsignaal en wordt de toediening van alle medicatie gestopt.
RAM-geheugencontrole Bij het opstarten wordt het RAM-geheugen gecontroleerd. Een serie bitpatronen wordt naar ieder adres in het RAM geschreven en eruit gelezen. Als de gelezen gegevens verschillen van de geschreven gegevens, geeft de software een systeemfout op het scherm weer, klinkt een continu tweetonig akoestisch alarmsignaal en wordt de toediening van alle medicatie gestopt.
Controle van het motorcircuit Bij het opstarten en met regelmatige tussenpozen daarna wordt het motorcircuit gecontroleerd om te verzekeren dat de stroom naar de motor niet is ingeschakeld tenzij de motor inderdaad aanstaat. Als de software waarneemt dat de stroom naar de motor op een ander moment is ingeschakeld, klinkt een continu tweetonig akoestisch alarmsignaal en worden er geen pogingen meer gedaan om medicatie toe te dienen. Telkens wanneer de pomp wordt geactiveerd, controleert de software of de motor één activering voltooit. Als de motor niet draait, of geen cyclus voltooit, geeft de software een systeemfout op het scherm weer, klinkt een continu tweetonig akoestisch alarmsignaal en wordt de toediening van alle medicatie gestopt.
Controle van de toetsenbord-encoder Telkens wanneer de software gegevens van de toetsenbord-encoder ontvangt, wordt deze gecontroleerd. Als de gegevens niet in de juiste vorm zijn, wordt een continu tweetonig akoestisch alarmsignaal aangeschakeld en stopt de software de toediening van alle medicatie.
Veiligheidskenmerken van gegevensverwerkende software In het RAM opgeslagen gegevens
119
Referenties en probleemoplossen
Vóór gebruik worden de in het RAM opgeslagen gegevens die betrekking hebben op toediening getest, door een CRC van de gegevens te berekenen en die te vergelijken met de bij de gegevens opgeslagen CRC. Als de opgeslagen en berekende CRC niet overeenkomen, geeft de software een systeemfout op het scherm weer, klinkt een continu tweetonig akoestisch alarmsignaal en wordt de toediening van alle medicatie gestopt.
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
In het EEPROM opgeslagen gegevens Vóór gebruik worden de in het EEPROM opgeslagen gegevens die betrekking hebben op toediening getest, door een CRC van de gegevens te berekenen en die te vergelijken met de bij de gegevens opgeslagen CRC. Als de opgeslagen en berekende CRC niet overeenkomen, geeft de software een systeemfout op het scherm weer, klinkt een continu tweetonig akoestisch alarmsignaal en wordt de toediening van alle medicatie gestopt.
In het NOVRAM opgeslagen gegevens Vóór gebruik worden de in het NOVRAM opgeslagen gegevens die betrekking hebben op toediening getest, door een CRC van de gegevens te berekenen en die te vergelijken met de bij de gegevens opgeslagen CRC. Als de opgeslagen en berekende CRC niet overeenkomen, geeft de software een systeemfout op het scherm weer, klinkt een continu tweetonig akoestisch alarmsignaal en wordt de toediening van alle medicatie gestopt.
Bij de berekeningen gebruikte gegevens Berekeningen van gegevens die op enigerlei wijze worden gebruikt om de toediening van medicatie te regelen, worden redundant uitgevoerd. De twee berekende waarden worden vervolgens vergeleken. Als de gegevens niet overeenkomen, wordt een continu tweetonig akoestisch alarmsignaal aangeschakeld en stopt de software de toediening van alle medicatie.
Registers van timergegevens De opgeslagen gegevens in het controleregister van de timer worden regelmatig gecontroleerd. Als de gegevens niet juist zijn, wordt een continu tweetonig akoestisch alarmsignaal aangeschakeld en stopt de software de toediening van alle medicatie.
Referenties en probleemoplossen
Inspectieprocedures Smiths Medical MD beveelt jaarlijkse inspecties van de werking van alle CADD® pompen aan. De procedures in dit hoofdstuk kunnen deel uitmaken van deze inspecties. Onderstaande informatie is niet bedoeld als een opsomming van alles wat uw programma moet omvatten. De gesuggereerde procedures worden alleen vermeld als richtlijn. OPMERKING: Degenen die de volgende tests en procedures uitvoeren, moeten vertrouwd zijn met de CADD-Prizm®-pomp. Lees de gehele gebruikershandleiding door voordat u hiermee begint. 120
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
OPGELET: CADD®-pompen zijn verzegeld. Een verbroken of defecte zegel wordt daarom beschouwd als onomstotelijk bewijs dat de pomp verkeerd gebruikt en/of gewijzigd is, waardoor alle garanties vervallen. Alle onderhoud en reparaties van CADD®-pompen moeten door Smiths Medical MD of haar officiële vertegenwoordigers worden uitgevoerd.
Visuele inspectie •
Voer een visuele inspectie van de pomp uit op beschadiging van het LCD-scherm, de afdichtingen van de occlusiesensor, de kleppen en uitstoter, de scharnieren van het reservoir, de cassetteklem, het slot, de cassettesensord (3), het toetsenbord, de indicatielampjes, de stroomaansluiting, de Data In/Out aansluiting, de luchtdetector en de behuizing.
•
Controleer of het batterijklepje goed functioneert. Het mag niet gebroken zijn. De in elkaar grijpende lipjes op de behuizing van de pomp mogen niet gebroken zijn.
•
Controleer de batterijhouder op beschadiging. Als de contacten van de batterij tekenen van corrosie vertonen, moeten ze met een wattenstaafje en isopropylalcohol worden gereinigd. Als de contacten van de batterij gebogen of ingedrukt zijn, kunt u ze mogelijk rechtmaken met een schroevendraaiertje of ander hulpmiddel. Zorg ervoor de behuizing van de pomp niet te beschadigen en de contacten niet verder te beschadigen. De contacten van de batterij moeten bij het begin van het contact een hoek maken naar de batterij.
Mechanische inspectie Druk op alle toetsen op het toetsenbord. Elke toets moet duidelijk gewelfd aanvoelen. De toetsen mogen niet plat aanvoelen.
•
Bevestig de batterijklep op de batterij. De batterijklep moet goed passen wanneer het op de pomp is gesloten.
•
Sluit een Medication Cassette-reservoir van 50 of 100 ml of een CADD™-toedieningsset aan op de pomp. Controleer of het slot goed werkt en goed “aanvoelt” wanneer het cassette stevig tegen de
121
Referenties en probleemoplossen
•
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
onderkant van de pomp wordt getrokken. Het merk op de klem moet tegenover de volle stip staan. •
Zet de cassette vast door de sleutel tegen de wijzers van de klok in het slot te draaien tot de merkstreep tegenover de volle stip staat. OPMERKING: In PCA-toedieningsmodus moet de cassette vastgezet zijn voordat de pomp kan starten.
Proceduretesten Functionele tests Opstartcontrole •
Plaats de batterijen in de pomp en kijk tijdens het opstarten naar het LCD-scherm. Als “Error Detected” en vijf cijfers verschijnen voordat de pomp een overzicht van de huidige programma-instellingen geeft, heeft de pomp een elektrisch of mechanisch defect en moet hij teruggestuurd worden voor onderhoud. Als er niet onmiddellijk een foutbericht verschijnt, is de pomp normaal opgestart. De pomp moet alle geprogrammeerde waarden achtereenvolgens weergeven. De woorden “Zelftest voltooid” moeten verschijnen, en dan de tekst “Opstarten geslaagd” met zes pieptonen. Ga verder met de controle van het slot.
Referenties en probleemoplossen
Controle van klem en slot
122
•
Breng een Medication Cassette-reservoir van 50 of 100 ml of een CADD™-toedieningsset aan op de pomp. Het merk op de klem moet tegenover de volle stip staan. Het scherm moet weergeven dat de klem vastzit.
•
Zet de cassette vast door de sleutel tegen de wijzers van de klok in het slot te draaien tot de merkstreep tegenover de volle stip staat. Het scherm moet weergeven: “Cassette vergrendeld.”
•
Maak de cassette los door een sleutel met de klok mee in het slot te draaien tot het merkteken tegenover de open stip staat. Het scherm
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
moet weergeven: “Cassette ontgrendeld.” •
Maak de cassette helemaal los door een sleutel in de sleuf van de klem met de klok mee te draaien tot het merkteken tegenover de open stip staat. Het scherm moet weergeven “Cassette ontgrendeld / Sluit klem om free flow te voorkomen.”
Controle van de cassettesensor Sluit een 50 of 100 ml Medication Cassette-reservoir aan op de pomp. Bevestig de cassette aan de pomp. Het scherm moet weergeven: “Reservoir vergrendeld.” OPMERKING: Het weergegeven bericht hangt af van het type cassette dat bevestigd is.
•
Zet het systeem vast door een sleutel tegen de wijzers van de klok in het slot te draaien tot het merkteken tegenover de volle stip staat. Het scherm moet weergeven: “Cassette vergrendeld.”
•
Maak de cassette vrij. Het scherm moet weergeven: “Cassette ontgrendeld.” Maak de cassette los. Het scherm moet weergeven “Cassette ontgrendeld / Sluit klem om free flow te voorkomen.”
•
Breng een Medication Cassette-reservoir van 50 of 100 ml of een CADD™-toedieningsset aan op de pomp. Bevestig de cassette aan de pomp. Het scherm moet weergeven: “Toedieningsset bevestigd.”
•
Zet het systeem vast door een sleutel tegen de wijzers van de klok in het slot te draaien tot het merkteken tegenover de volle stip staat. Het scherm moet weergeven: “Cassette vergrendeld.”
•
Maak de cassette vrij. Het scherm moet weergeven: “Cassette ontgrendeld.” Maak de cassette los. Het scherm moet weergeven “Cassette ontgrendeld / Sluit klem om free flow te voorkomen.”
•
Breng een CADD™-Toedieningsset of een CADD-Prizm™ Hoog volume toedieningsset aan op de pomp. Bevestig de cassette aan de pomp. Het scherm moet weergeven: “Hoog Volume toedieningsset vergrendel.”
•
Zet het systeem vast door een sleutel tegen de wijzers van de klok in het slot te draaien tot het merkteken tegenover de volle stip staat. 123
Referenties en probleemoplossen
•
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Het scherm moet weergeven: “Cassette vergrendeld.” •
Maak de cassette vrij. Het scherm moet weergeven: “Cassette ontgrendeld.” Maak de cassette los. Het scherm moet weergeven “Cassette ontgrendeld / Sluit klem om free flow te voorkomen.”
Voer de volgende drie controles (LCD-scherm, motor en tandwielsysteem, en het alarmsignaal Reservoirvolume staat op nul) in de aangegeven volgorde uit.
Controle LCD-scherm •
Verwijder de batterijen en breng ze weer aan. Na enkele seconden worden op het LCD-scherm alle uit-pixels (stippen) weergegeven, gevolgd door alle blokken aan-pixels. Controleer het LCD-scherm op ontbrekende donkere of lichte pixels.
•
Programmeer de pomp volgens onderstaande parameters: Reservoirvolume: Eenheden: Concentratie: Continue snelheid: Dosis op aanvraag: Milligram toegediend:
Referenties en probleemoplossen
•
2,0 ml milligram 1,0 mg/ml 30,0 mg/uur 0,0 mg 0.0 mg (druk op ¤ om te wissen)
Druk op „ totdat “Reservoirvolume” op het LCD-scherm verschijnt. Druk op ´ of Î tot 2,0 ml weergegeven wordt. Druk dan op ¤. Kies Milligram als eenheden en druk op ¤. Kies de Concentratie van 1,0 mg en druk op ¤. Kies de Continu van 30,0 mg/uur en druk vervolgens op ¤. Kies de Dosis op aanvraag van 0,0 mg en druk vervolgens op ¤. Wis het register van “Milligram toegediend” door op ¤ te drukken.
Controle van motor en tandwielsysteem
124
•
Sluit een Medication Cassette-reservoir van 50 of 100 ml of een met water gevulde CADD™-toedieningsset aan op de pomp. Klem de cassette vast.
•
Selecteer “Primen” in het menu Opties door op ‹ en dan op
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
¤ te drukken. Druk op ´ en houd dit ingedrukt. De pomp
moet beginnen te primen. Luister tijdens het primen van de pomp of de motor te veel of schurende geluiden maakt. Tel hoe vaak de pomp geactiveerd wordt. De pomp moet gedurende tien dubbele activeringen primen en dan stoppen. Het scherm moet weergeven “Doorgaan met primen? Druk op J of N.” Druk op Î. Druk dan twee maal op „ tot het scherm voor het reservoirvolume verschijnt. Dit moet 1,0 ml weergeven.
Controle van het alarmsignaal “Reservoirvolume staat is nul” •
•
Druk op ‹ en selecteer de functie “Primen” met ¤. Herhaal het primen door op ´ te drukken en ingedrukt te houden. De pomp moet gedurende tien dubbele activeringen primen en dan stoppen. De pomp geeft een alarmsignaal en “Reservoirvolume staat op nul” wordt weergegeven. Druk op „. Herprogrammeer Reservoirvolume op 1,0 ml. Druk op „ totdat Reservoirvolume op het LCD-scherm verschijnt. Druk op ´ of Î tot 1,0 ml weergegeven wordt. Druk dan op ¤.
De pomp starten/stoppen •
Controleer de ⁄-toets door deze in te drukken. “Pomp starten?” moet weergegeven worden. Druk op ´. Het scherm moet weergeven “Pomp wordt gestart” gevolgd door een overzicht van de geprogrammeerde parameters. Het hoofdscherm moet verschijnen met “LOOPT” in beeld, en de groene LED moet om de 3 seconden knipperen.
•
Om de pomp te stoppen, drukt u op ⁄. Als het bericht “Pomp stoppen?” verschijnt, drukt u op ´.
•
Controleer de timing van de activering door de pomp te programmeren met de volgende waarden: Reservoirvolume:
1,0 ml
125
Referenties en probleemoplossen
Controle van activeringstiming
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Eenheden: Concentratie: Continue snelheid: Dosis op aanvraag: Milligram toegediend: •
•
milligram 1,0 mg/ml 30,0 mg/uur 0,0 mg 0,0 mg (druk op ¤ om te wissen)
Druk op ⁄. Druk op ´. “Pomp starten” moet op het scherm verschijnen. De pomp moet alle geprogrammeerde waarden achtereenvolgens weergeven. Start een timer wanneer de motor voor het eerst wordt geactiveerd. Tel de activeringen. Er moet om de twaalf seconden een activering plaatsvinden. Na ongeveer één minuut en vijftig seconden (1:50) en tien activeringen moet het alarmsignaal voor het reservoirvolume klinken. Het scherm moet weergeven “Reservoirvolume staat op nul” en 1,0 mg toegediend.
Controle van DOSIS-toets •
Controleer de werking van de Í toets door de pomp met de volgende waarden te programmeren:
Referenties en probleemoplossen
Reservoirvolume: Eenheden: Concentratie: Continue snelheid: Dosis op aanvraag: Dosis op aanvraag lockout: Max aantal doses per uur: Dosistellers: Milligram toegediend:
126
10,0 ml milligram 1,0 mg/ml 0,0 mg/uur 1,0 mg 0 uur 5 min 12 0/0 (Druk op ¤ om te wissen) 0,0 mg (Druk op ¤ om te wissen)
•
Druk op ⁄. De pomp moet alle geprogrammeerde waarden achtereenvolgens weergeven.
•
Wanneer “LOOPT” op het scherm verschijnt, drukt u op Í en noteert u de tijd. De pomp moet tweemaal een pieptoon laten horen en beginnen een dosis toe te dienen. Tel hoe vaak de pomp geacti-
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
veerd wordt. De pomp moet tienmaal dubbel geactiveerd worden. Na tien dubbele activeringen moet op het scherm een Reservoirvolume van 9,0 ml worden weergegeven. Druk binnen de volgende 5 minuten nog tweemaal op Í. De pomp mag niets toedienen en het bericht “Dosis niet toegediend / Dosis uitgesloten” moet weergegeven worden.
Controle van de handset •
Wacht 5 minuten nadat bovenstaande dosis is toegediend en druk vervolgens op de knop op de handset in plaats van op Í te drukken. De pomp moet tienmaal dubbel geactiveerd worden. Na tien dubbele activeringen moet op het scherm een Reservoirvolume van 8,0 ml worden weergegeven. Druk binnen de volgende 5 minuten nog tweemaal op Í. De pomp mag niets toedienen en het bericht “Dosis niet toegediend / Dosis uitgesloten” moet weergegeven worden.
Controle van Doses toegediend en Dosispogingen •
•
Stop de pomp door op ⁄ te drukken en dan op ´. Gebruik „ om naar het scherm voor de dosistellers te gaan. Op het scherm moet 6 staan. (Als bovenstaande stappen niet precies zijn uitgevoerd, kunnen andere waarden verschijnen.) Druk op ¤. Op het scherm moet nu 0,0 mg staan.
Controle van de modus MG TOEGEDIEND De pomp gaat automatisch naar het scherm voor toegediende milligram. Op het scherm moet nu 2,0 mg staan. (Als bovenstaande stappen niet precies zijn uitgevoerd, kan er een andere waarde verschijnen.)
•
Druk op ¤. Op het scherm moet nu 0,0 mg staan.
127
Referenties en probleemoplossen
•
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Tests voor occlusiedrukbereik Test I voor occlusiedrukbereik Beschrijving: Druk wordt veroorzaakt door het pompmechanisme te activeren terwijl een gevuld, afgeklemd Medication Cassette-reservoir aan de pomp is bevestigd. De pomp wordt gestart en een Dosis op aanvraag wordt gegeven totdat het alarmsignaal voor hoge druk klinkt. Benodigde apparatuur: Medication Cassette-reservoir van 50 of 100 ml met daarin gedestilleerd water. Procedure: 1. Breng de batterijen aan en wacht tot de pomp is opgestart. 2. Bevestig een Medication Cassette-reservoir met water aan de pomp. Klem de cassette vast. 3. Prime de slang. De slang moet tot het uiteinde van de luerlockconnector met vloeistof gevuld zijn. Het systeem moet vrij van luchtbellen zijn voor deze test. 4. Sluit de schuifklem aan het distale uiteinde van de slang tot bij de vrouwelijke luer van het Medication Cassette-reservoir. 5. Programmeer de pomp volgens onderstaande parameters:
Referenties en probleemoplossen
Reservoirvolume: Eenheden: Concentratie: Continue snelheid: Dosis op aanvraag: Dosis op aanvraag lockout: Max doses per uur: Dosistellers: Milligram toegediend:
128
10,0 ml milligram 1,0 mg/ml 0,0 mg/uur 1,0 mg 0 uur 5 min 12 0/0 (Druk op ¤ om te wissen) 0,0 mg (Druk op ¤ om te wissen)
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
6. Start de pomp. Wanneer de pomp loopt, activeert u een Dosis op aanvraag. Noteer wanneer het alarmsignaal voor hoge druk wordt geactiveerd. 7. De pomp moet een alarmsignaal geven wanneer de pomp tussen 1 en 2 activeringen toedient.
Test II voor occlusiedrukbereik Beschrijving: Een instelbare, geijkte drukbron wordt op de slang van het Medication Cassette-reservoir aangesloten. De druk wordt langzaam verhoogd totdat het alarmsignaal voor hoge druk klinkt. Benodigde apparatuur: Drukmeter, 2,07 bar ± 0,07 bar [30 psi ± 1 psi] Drukvat, gedeeltelijk gevuld met water. Drukregelaar, 2,07 bar [30 psi]. Medication Cassette-reservoir van 50 of 100 ml met daarin water. Procedure: 1. Breng de batterijen aan en wacht tot de pomp is opgestart. 2. Bevestig een Medication Cassette-reservoir aan de pomp. Klem de cassette vast. OPMERKING: De druk van de bron moet nul zijn wanneer de cassette wordt aangesloten.
Referenties en probleemoplossen 129
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
3. Assembleer het apparaat zoals afgebeeld.
2000-03-08 D. Zurn, «Occlusion Set-up Prizm 6/96»
30 psi [2,07 bar] Drukmeter Regelaar
4. Sluit de uitlaatslang van het Medication Cassette-reservoir aan op de geijkte drukbron. OPMERKING: Gebruik geen CADD™-extensieset met antisifonklep. 5. Start de pomp en laat hem bij 30 ml/uur lopen. 6. Voer de tegendruk langzaam op en noteer wanneer het alarmsignaal voor hoge druk wordt geactiveerd. OPMERKING: De druk kan snel worden verhoogd tot 0,55 bar [8 psi], waarna de druk moet worden verhoogd met 0,21 bar/min [3 psi/min] of minder totdat het alarm klinkt. 7. Het alarmsignaal voor hoge druk moet klinken tussen 9 en 27 psi (18 ± 9 psi) [tussen 0,62 en 1,93 bar (1,24 ± 0,62 bar)].
Referenties en probleemoplossen
OPGELET: Wanneer de test is voltooid, moet de druk tot nul worden teruggebracht voordat de cassette van de pomp wordt losgemaakt, anders kan de cassette scheuren. Men dient een veiligheidsbril te dragen wanneer men deze test uitvoert of gadeslaat.
130
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Nauwkeurigheidstests Testen van gravimetrische nauwkeurigheid Beschrijving: Een Medication Cassette-reservoir wordt gedeeltelijk met water gevuld en gewogen. Het reservoir wordt dan aan de pomp bevestigd en de pomp wordt ingesteld om een bepaalde hoeveelheid water toe te dienen. Het reservoir wordt vervolgens verwijderd en opnieuw gewogen. De hoeveelheid toegediend water wordt vergeleken met de hoeveelheid die de pomp zou hebben moeten toedienen. De nominale nauwkeurigheid van het systeem vindt u in het gedeelte met technische specificaties voor de pomp. Dat betekent dat de nauwkeurigheid van de pomp en het reservoir bij onderstaande testomstandigheden nominaal is met een betrouwbaarheid van 90%. De nominale testomstandigheden zijn als volgt: ontgast water op 25 ± 5°C zonder tegendruk. Benodigde apparatuur: 50 of 100 ml Medicatiecassettereservoir met eraan bevestigde CADD™Extensieset OF Medicatiecassettereservoir van 50 of 100 ml met stroomstopfunctie met daaraan bevestigde CADD™ -extensieset met antisifonklep (nabestelnummers beginnen met 21- 73xx) Injectiespuit van 50 of 60 ml Een weegschaal met een precisie tot 0,1 g 40 ml water op kamertemperatuur Procedure:
2. Verwijder alle lucht uit het Medication Cassette-reservoir door de lucht er met de spuit uit te zuigen. Bevestig de CADD™-extensieset . Prime de slang zodat deze tot het uiteinde van de luerlock-connector op de extensieset gevuld is met vloeistof.
131
Referenties en probleemoplossen
1. Vul de spuit van 50 of 60 ml met 40 ml water. Spuit het water in een Medication Cassette-reservoir.
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
3. Zet de schuifklem zo dicht mogelijk bij de luerlock-connector van de extensieset vast. Op deze manier verliest u zo min mogelijk water uit de slang wanneer de spuit wordt verwijderd. 4. Weeg het gehele reservoir met de extensieset en noteer het gewicht. Dit is het gewicht vóór de toediening. (Dit is het gewicht van het lege Medication Cassette-reservoir, de extensieset en het water.) 5. Bevestig de cassette aan de pomp Programmeer het reservoirvolume op 20 ml. Druk op ¤. Deze waarde is het beoogde toedieningsvolume. (Eén ml water bij 20°C weegt 1 gram.) Verwijder de schuifklem. 6. Programmeer, met de pomp in slotniveau 0, een continue snelheid van 0 ml/uur en een dosis van 1,0 mg (maar dien geen Dosis op aanvraag toe). Start de pomp en dien een Klinische bolus van 20 ml toe. Druk op Œ en voer de code 997 in. Voer vervolgens 20 ml in als de Klinische bolus en druk dan op ¤. De pomp dient 20 ml toe. 7. Zet de schuifklem weer zo dicht mogelijk bij het uiteinde van de luerlock-connector van de extensieset vast. Verwijder het Medication Cassette-reservoir van de pomp en weeg de combinatie Medication Cassette-reservoir/extensieset. Dit is het gewicht vóór de toediening. 8. Bereken het verschil tussen het gewicht vóór toediening en het gewicht na toediening. Dit is het gewicht van de toegediende hoeveelheid. 9. Bereken het verschil tussen het werkelijk toegediende volume en het bedoelde toegediende volume. Dit is het onnauwkeurigheidsvolume.
Referenties en probleemoplossen
10. Deel het onnauwkeurigheidsvolume door het beoogde toedieningsvolume en vermenigvuldig het met 100. Dit is het nauwkeurigheidsfoutpercentage. 11. Als het nauwkeurigheidsfoutpercentage groter dan ± 6% is, moet de test met een nieuw reservoir worden herhaald. Als de pomp nogmaals een onbevredigend resultaat laat zien, moet u Smiths Medical International Ltd. waarschuwen.
132
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Bijvoorbeeld: Gewicht vóór toediening: Gewicht na toediening: Gewicht van toegediende hoeveelheid:
61,1 g – 41,6 g = 19,5 g
Volume van toegediende hoeveelheid: Beoogd toedieningsvolume: Onnauwkeurigheidsvolume:
19,5 ml – 20,0 ml = –0,5 ml
Onnauwkeurigheidsvolume: Beoogd toedieningsvolume: Nauwkeurigheidsfout:
– 0,5 ml ÷ 20,0 ml = – 0,025
Nauwkeurigheidsfout:
– 0,025 × 100,00 = – 2,5%
Nauwkeurigheidsfout-percentage:
Testen van volumetrische nauwkeurigheid Beschrijving: Een vooraf bepaalde hoeveelheid water wordt toegediend in een recipiënt zoals een buret of maatcilinder. De hoeveelheid toegediend water wordt vergeleken met de hoeveelheid die de pomp zou hebben moeten toedienen. De nominale nauwkeurigheid van het systeem vindt u in het gedeelte met technische specificaties voor de pomp. Dat betekent dat de nauwkeurigheid van de pomp en het reservoir bij onderstaande testomstandigheden nominaal is met een betrouwbaarheid van 90%. De nominale testomstandigheden zijn als volgt: ontgast water bij 25 ± 5°C zonder tegendruk. Benodigde apparatuur: 50 of 100 ml Medicatiecassettereservoir met eraan bevestigde CADD™Extensieset OF
Spuit van 50 of 60 ml Een vloeistofrecipiënt zoals een buret of een maatcilinder, Klasse A, met een inhoud van 25 ml. 133
Referenties en probleemoplossen
Medicatiecassettereservoir van 50 of 100 ml met stroomstopfunctie met daaraan bevestigde CADD™ -extensieset met antisifonklep (nabestelnummers beginnen met 21- 73xx)
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
40 ml water op kamertemperatuur Procedure: 1. Vul de spuit van 50 of 60 ml met 40 ml water. Spuit het water in een Medication Cassette-reservoir. 2. Verwijder alle lucht uit het Medication Cassette-reservoir door de lucht er met de spuit uit te zuigen. Bevestig de CADD™-extensieset. Prime de slang zodat deze tot het uiteinde van de luerlock-connector op de extensieset gevuld is met vloeistof. 3. Bevestig het uiteinde van de extensieset aan de vloeistofrecipiënt. 4. Bevestig de cassette aan de pomp Programmeer het reservoirvolume op 20 ml. Dit is het beoogde toedieningsvolume. Open alle klemmen. 5. Programmeer een continue snelheid van 0,0 ml/uur en een Dosis op aanvraag van 1,0 ml (maar dien geen Dosis op aanvraag toe). Start de pomp en dien een klinische bolus van 20 ml toe. 6. Wanneer alle vloeistof is toegediend, noteert u het toegediende volume vloeistof. Dit is de feitelijke toediening. 7. Bereken het verschil tussen het werkelijk toegediende volume en het bedoelde toegediende volume. Dit is het onnauwkeurigheidsvolume. 8. Deel het onnauwkeurigheidsvolume door het beoogde toedieningsvolume en vermenigvuldig het met 100. Dit is het nauwkeurigheidsfoutpercentage.
Referenties en probleemoplossen
9. Als het nauwkeurigheidsfoutpercentage groter dan ± 6% is, moet de test met een nieuw reservoir worden herhaald. Als de pomp nogmaals een onbevredigend resultaat laat zien, moet u Smiths Medical
134
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
International Ltd. waarschuwen. Bijvoorbeeld: Werkelijk toegediend volume: Bedoeld toegediend volume: Onnauwkeurigheidsvolume:
19,5 ml – 20,0 ml ÷ -0,5 ml
Onnauwkeurigheidsvolume: Beoogd toedieningsvolume: Nauwkeurigheidsfout:
– 0,5 ml ÷ 20,0 ml = – 0,025
Nauwkeurigheidsfout:
– 0,025 × 100,00 = – 2,5%
Nauwkeurigheidsfout-percentage:
Referenties en probleemoplossen 135
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Index Vetgedrukte bladzijden geven referenties aan voor figuren.
A aangepast code voor slotniveau, 13, 87, 91, 115 afdrukken, 6, 14, 91, 93, 115 alarmsignalen, 93, 110 anaesthetica, 2 analgetica, 2 Autoslot, 12, 14, 67, 69, 114 instelling, 79
Referenties en probleemoplossen
B batterij, 9 volt, 8, 91, 93, 110 aanbrengen, 15 batterij, klok, 80, 98, 110 batterij levensduur, 16, 110 Begintijd Volgende Dosis, 14, 52, 55, 60, 101, 114 programmering, 57 Berichten, volgorde, 93 Biomed Toolbox, 14, 83 Aangepast code voor slotniveau, 87 Aangepaste concentraties (PCA), 84 Datumformaat, 88 Luchtdetector vereist, 90 Microgram aan/uit (PCA), 84 Opwaartse sensor aan/uit, 89 PO (Preventief Onderhoud) herinnering, 86 specificaties, 115 Uitgebreide historie aan/uit (PCA), 86 Weergave van stroombronstatus, 88 Biomed Toolbox code, 12, 83, 87 bloed waarschuwing, iii
136
C cassette, 4, 7, 94, 101, 123 bevestigen, 62 veranderen, 61 cassettevergrendelingsslot, 4, 8, 63, 122 Code voor Klinische bolus, 12, 33, 87 communicatie, 6, 71, 94, 115 concentratie, 22, 92, 93, 112 aangepast, 84 programmering, 26 Continue snelheid, 22, 38, 112, 113 programmering, 27, 41 Continue toediening, 37 hoofdscherm, 10, 37, 40 programeerschermen, 37 specificaties, 112 voorbeeld voor continue programmeren, 40 conversietabel voor uren, 108
D Data In/Out aansluiting, 4, 6, 97 datum, 14, 81, 101 datumformaat, 88, 115 Doses uur per uur, 75, 76 Dosis op aanvraag, 22, 95, 96, 105, 106, 107, 112 programmering, 27, 31 starten, 35 stoppen, 36 Dosis-toets, 6, 22, 35, 126 Dosiscyclus, 54, 60, 94, 114 programmering, 57 Dosisduur, 54, 94, 95, 114 programmering, 57 Dosissnelheid, 55, 58 Dosistellers, 23, 127 op nul zetten, 14, 29 Dosisvolume, 54, 95, 113 programmering, 57
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
E Eenheden, 21, 112 programmering, 26 epidurale ruimte, toediening in, 1
G geel indicatielampje, 4, 5, 69, 91 groen indicatielampje, 4, 5, 69
H handset, 6, 22, 35, 127 Help, help-toets, 5, 11, 14 hoofdscherm, 10
I indicatielampjes, 4, 5 Infusieperiode, 45, 46, 97, 113 programmering, 49 Infusieprofiel, 14, 43, 50 Infusievolume, 45, 113 programmering, 49 Inspectieprocedures, 120 Interfacekabel, 6, 115 Intermitterende toediening, 52 hoofdscherm, 10, 52, 56 programmeerschermen, 52 specificaties, 113 voorbeeld van intermitterende programmeren, 56
J
Kap voor de luchtdetectorpoort, 7, 98 Klinische bolus, 12, 19, 98, 105, 106, 107 starten, 33 stoppen, 36 KVO snelheid, 43, 45, 49, 52, 54, 60, 113, 114 programmering, 57
L Lockout voor Dosis op aanvraag, 22, 112 programmering, 28 Logboek, 14, 77, 82, 114 logboek rapport, 115 Luchtdetector, 4, 7, 90, 92, 98, 99 slang invoeren, 66
M magnetische resonantie (MRI), 104 Max. doses per uur, 22, 112 programmering, 28 Medication Cassette -reservoir, 7 microgram, 21, 92, 99, 112 aan of uit zetten, 84
N “N” (Nee) toet, 6 nauwkeurigheid, 111 nauwkeurigheidstests, 116, 131 gravimetrische, 131 volumetrische, 133 Neerwaartse occlusiesensor, 8 netadapter, 6, 8, 99, 100, 110 Nieuwe Patiënt Marker, 24, 75, 92, 115 instelling, 30
137
Referenties en probleemoplossen
“J” (Ja) toet, 6
K
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
O Onmiddellijk Taper omlaag (TPN), 14, 72, 114 opgelet, vi opstarten, 17 Opties, 14, 71 Autoslot, 79 Datum, 81 Logboek, bekijken, 82 Onmiddellijk Taper omlaag (TPN), 72 Primen, 73 Resterende tijd (INT), 74 specificaties, 114 Tijd, 80 toegang, 71 Uitgebreide Historie, bekijken, 75 veranderen toedieningsmodus, 77 Opwaartse occlusiesensor, 8, 89, 100
Referenties en probleemoplossen
P Patiëntoverzicht, 75, 76 PCA-toediening, 19 hoofdscherm, 10, 20, 25 programmeringschermen, 20 specificaties, 112 voorbeeld voor PCA programmeren, 25 Plateausnelheid, 43, 46, 49, 97, 113 PO (Preventief onderhoud) Herinnering, 86, 100, 115 zetten/rezetten, 86 Power Pack, 6, 8, 46, 54, 100, 110 Primen, 14, 65, 73, 111 probleemoplossen, 91 proceduretesten, 122
R Reservoirvolume, 21, 38, 44, 54, 100, 112, 113, 125 opnieuw instellen, 14, 70 programmering, 25, 40, 48, 56
138
Resterende Tijd, 14, 74, 114
S Slotniveau, 5, 12, 69 overgaan, 14, 18, 67 Slotniveaucode, 12, 18, 67 aangepast, 13, 87, 91, 115 Specificaties, 109 straling, blootstelling aan, 104 Stroomaansluiting, 4, 6 Stroombronstatus, 10, 88, 115 subarachnoïdale ruimte, toediening in, 1
T Taper Omhoog Periode, 45, 113 programmering, 49 Taper Omlaag Periode, 46, 113 programmering, 49 tests voor occlusiedrukbereik, 128 Tijd, 14, 80, 101, 114 toedieningsmodi, ii, 1 veranderen, 14, 77 toedieningsset, 7, 46, 54, 96 Toegangscode, 12, 77 toegediend, 23, 38, 46, 55, 112, 113, 114 op nul zetten, 14, 29, 41, 50, 58, 127 Toetsenbord, toets, 4, 5, 121 TPN-toediening, 43 Dagelijkse infusie starten, 51 hoofdscherm, 10, 43, 48 programmeerschermen, 43 specificaties, 113 voorbeeld voor TPN programme-
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
ren, 48
U Uitgebreide Historie, 14, 24, 30, 80, 81, 92 aan of uit zetten, 86 bekijken, 75 Doses uur per uur, 75, 76 patiëntoverzicht, 75, 76 rapport Uitgebreide Historie, 115 specificaties, 114 Uitsparing voor de infusiestandaardklem, 4, 8
V veiligheidscodes, 12 Veiligheidsfuncties, 117 apparatuur, 117 software, 118 vergrendelen van cassette, 4, 8, 62, 122 verlichting, 5 vertraging, 53
W waarschuwingen, iii Weergave van de snelheid, 46
Referenties en probleemoplossen 139
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
Beperkte garantie Smiths Medical MD, Inc. (de “Fabrikant”) garandeert aan de Eerste koper dat de infusiepomp (de “Pomp”), de accessoires niet inbegrepen, bij normaal gebruik gedurende één jaar vanaf de feitelijke datum van verkoop aan de Eerste koper vrij van materiaal- en constructiefouten zal zijn, mits gebruikt overeenkomstig deze Gebruikershandleiding. ER ZIJN GEEN ANDERE GARANTIES. Normale slijtage en onderhoudsartikelen vallen niet onder deze garantie; en batterijen, toedieningssets, extensiesets en andere bij de Pomp gebruikte accessoires of apparatuur zijn er met name van uitgesloten. Onderhevig aan de voorwaarden van en mits voldaan is aan deze Beperkte garantie zal de Fabrikant iedere Pomp (accessoires niet inbegrepen) die defect is naar eigen goeddunken kosteloos (uitgezonderd minimale frankeerkosten) repareren of vervangen indien er tijdens deze periode van twee jaar beroep op de garantie wordt gedaan. De volgende voorwaarden, procedures en beperkingen zijn van toepassing met betrekking tot de garantieverplichting van de Fabrikant:
Referenties en probleemoplossen
A. De volgende partijen vallen onder deze Garantie: Deze garantie is uitsluitend van toepassing op de Eerste koper van de Pomp. Deze garantie is niet van toepassing op volgende kopers. De Eerste koper kan een patiënt zijn, of medisch personeel, een ziekenhuis, of een instelling die de Pomp koopt voor de behandeling van patiënten. De Eerste koper dient de factuur of het recu te bewaren als bewijs van de feitelijke koopdatum. B. Garantieprocedure: Mededeling van het beweerde defect dient als volgt schriftelijk of telefonisch aan de Fabrikant te worden gedaan: Smiths Medical MD, Inc. 1265 Grey Fox Road, St. Paul MN 55112 U.S.A., 800.426.426.2448 of Smiths Medical International Ltd. WD24 4LG UK, +44 (0)1923 246434. De mededeling aan de Fabrikant moet de aankoopdatum, het model- en serienummer en een beschrijving van het beweerde defect omvatten, met voldoende details om de Fabrikant in staat te stellen de noodzaak van eventuele reparaties te bepalen en deze uit te voeren. Voordat de pomp geretourneerd wordt, moet hiervoor goedkeuring zijn verkregen. Wanneer goedkeuring is verkregen, moet de Pomp zorgvuldig op de juiste wijze worden verpakt en franco naar de Fabrikant geretourneerd. Verlies of schade tijdens het vervoer is het risico van de afzender. C. Garantievoorwaarden: De garantie is nietig wanneer de Pomp 1) gerepareerd is door een ander dan de Fabrikant of haar officiële vertegenwoordiger; 2) zodanig gewijzigd is dat dit afbreuk doet aan de stabiliteit of betrouwbaarheid; 3) misbruikt is of 4) door nalatigheid of een ongeluk beschadigd is. Misbruik omvat, maar is niet beperkt tot, gebruik dat niet overeenstemt met de Gebruikershandleiding of gebruik
140
met niet-goedgekeurde accessoires. De Pomp is een afgedicht toestel en het feit dat de afdichting verbroken is, wordt beschouwd als onomstotelijk bewijs dat de Pomp gewijzigd of misbruikt is. Verwijdering of beschadiging van het serienummer van de Pomp maakt deze garantie ongeldig. D. Beperkingen en uitsluitingen: Reparatie of vervanging van de Pomp of een onderdeel daarvan is het UITSLUITENDE verhaal dat door de Fabrikant wordt geboden. De volgende uitsluitingen en beperkingen zijn van kracht: 1. Geen tussenpersoon, vertegenwoordiger of werknemer van de Fabrikant is gemachtigd om de Fabrikant te verplichten tot welke uitdrukkelijke of stilzwijgende verklaring of garantie dan ook. 2. ER IS GEEN GARANTIE VAN VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VAN DE POMP VOOR ENIG BEPAALD DOEL. 3. De Pomp mag alleen gebruikt worden onder toezicht van medisch personeel met de deskundigheid en het inzicht om de geschiktheid van de Pomp voor een bepaalde medische behandeling te bepalen. 4. Alle door de Fabrikant of diens vertegenwoordigers verstrekte aanbevelingen, informatie en beschrijvende documentatie worden geacht nauwkeurig en betrouwbaar te zijn, maar vormen geen garanties. E. Licentie voor computerprogramma: 1. Het is de bedoeling dat de Pomp wordt gebruikt in combinatie met een bepaald door de Fabrikant in licentie verstrekt computerprogramma en het gebruik van een ander programma of wijziging zonder toestemming van een computerprogramma onder licentie doet de hierboven uiteengezette garantie van de Fabrikant teniet. 2. Aan de Eerste koper en alle door de Eerste koper gemachtigde gebruikers wordt hierbij een niet-uitsluitende, niet-overdraagbare licentie verleend voor het gebruik van het in licentie verstrekte computerprogramma, uitsluitend gecombineerd met de enkele door de Fabrikant verstrekte Pomp. Het in licentie verstrekte computerprogramma wordt uitsluitend geleverd in de vorm van een machinaal leesbare objectcode en is gebaseerd op de eigen, vertrouwelijke informatie van de Fabrikant. Er worden onder deze licentie of anderszins geen rechten verleend voor het decompileren, het vervaardigen van menselijk leesbare kopieën, het ontsleutelen, het wijzigen of het produceren van afgeleide werken gebaseerd op het in licentie verstrekte computerprogramma. 3. Alle andere voorwaarden van deze beperkte garantie zijn van toepassing op het in licentie verstrekte computerprogramma.
Hoofdstuk 6: Referenties en probleemoplossen
De Fabrikant aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de geschiktheid van de Pomp voor enige bepaalde medische behandeling of voor welke medische complicaties dan ook die voortvloeien uit het gebruik van de Pomp. De Fabrikant is niet verantwoordelijk voor welke bijkomstige of materiële gevolgschade dan ook, voor winstderving of gemis van gebruik veroorzaakt door enig defect of enige storing van de Pomp. Deze garantie geeft de Eerste koper bepaalde wettelijke rechten, en de Eerste koper kan andere wettelijke rechten hebben die van land tot land verschillen.
Referenties en probleemoplossen 141
CADD, CADD-Prizm het CADD-Prizm-designmerk en het Medication Cassette Reservoirdesignmerk zijn handelsmerken van de Smiths Medical-bedrijvengroep. Het symbool ® geeft aan dat het product gedeponeerd is bij het U.S. Patent and Trademark Office en in bepaalde andere landen. Alle andere vernoemde namen en merken zijn handelsnamen, handelsmerken of servicemerken van hun respectieve eigenaars. De beschreven producten zijn beschermd door een of meer van de volgende Amerikaanse octrooien nr. 4,559,038; 4,565,542; 4,650,469; 5,181,910; 5,338,157; 5,364,242; 5,485,408; 5,531,697; 5,531,698; 5,538,399; 5,540,561; 5,564,915; 5,567,136; 5,567,119; 5,695,473 (Alleen Model 6101); buitenlands(e) octrooi(en) aangevraagd.
Smiths Medical MD, Inc. St. Paul, Minnesota 55112 U.S.A. +1 651.633.2556 www.smiths-medical.com Smiths Medical International Ltd. WD24 4LG UK +44 (0)1923 246434 © 2004 Smiths Medical Bedrijvengroep Alle rechten voorbehouden.
B 2004-12 40-3660-06D