Brand
Gebruikershandleiding Chloordioxide-installaties ® Bello Zon Type CDVc
Voor de veilige en juiste toepassing van de Bello Zon®-installatie worden de montage- en installatiehandleiding en de gebruikershandleiding benodigd. Beide zijn uitsluitend in combinatie met elkaar van toepassing. Voor het begin van alle werkzaamheden de handleiding lezen! Nooit weggooien! De gebruiker is aansprakelijk bij schade als gevolg van installatie- en bedieningsfouten! Technische wijzigingen voorbehouden!
Artikelnummer 986019
Originele gebruikershandleiding (2006/42/EG)
BA BEZ 003 04/13 NL
Aanvullende aanwijzingen Aanvullende aanwijzingen Lees a.u.b. de volgende aanvullende aanwijzingen door! Wanneer u deze kent, doet u daarmee uw voordeel tijdens het gebruik van de gebruikers‐ handleiding. In de tekst zijn de volgende onderdelen geaccentueerd:
Afb. 1: A.u.b. lezen!
n
Opsommingen
zie ... verwijzingen Instructies ð Resultaten
„Teksten op het bedieningspaneel“ [Toetsen] Info
Een info bevat belangrijke aanwijzingen voor het juist functio‐ neren van het apparaat of is bedoeld om uw werkzaam‐ heden gemakkelijker te maken. Veiligheidsaanwijzingen Veiligheidsaanwijzingen worden gekenmerkt met pictogrammen - zie het veiligheidshoofdstuk. Opmerkingen voor de exploitant
Bevat opmerkingen en citaten uit Duitse richtlijnen over het verantwoorde‐ lijkheidsbereik van de exploitant. Deze ontslaan hem echter in geen geval van zijn verantwoordelijkheden als exploitant, zij dienen alleen als een herinnering aan bepaalde problematieken of om zijn aandacht hierop te vestigen. Zij maken geen aanspraak op volledigheid, noch op de geldig‐ heid voor elke locatie en elke toepassingswijze, noch op absolute actuali‐ teit.
Versienummers van de hard- en software.
De versienummers van de hard- en software vindt u hier: In het scherm „Installatie UIT drukt u op“ [F2 INSTEL], kies het menu „CAN-overzicht“ en druk op de toets [ENTER]. Bij reclamaties, of bij een uitbreiding van de functionaliteit van het apparaat moet u, naast de identcode, ook de versie‐ nummer opgeven.
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1
Identcode......................................................................................... 6
2
Over deze installatie........................................................................ 8
3
Veiligheid, hoofdstuk....................................................................... 9
4
Opslag en transport....................................................................... 15
5
Overzicht van de installatie ........................................................... 17
6
Functiebeschrijving........................................................................ 19 6.1 Chemisch principe van de installaties................................... 6.2 Werkingsprincipe van de installaties..................................... 6.3 Veiligheidsvoorzieningen...................................................... 6.4 Besturingselementen en toetsen........................................... 6.5 Functies van de toetsen........................................................ 6.5.1 Installatie besturen............................................................. 6.5.2 Navigeren door het menu...................................................
7
Instellen, schema, toegangscodes en INFO-niveau...................... 24 7.1 7.2 7.3 7.4
8
Bedieningsmenu, schematisch............................................. Toegangscodes..................................................................... INFO-niveau.......................................................................... Naar de instellingen..............................................................
24 24 25 27
Instellen, service............................................................................ 29 8.1 Inbedrijfstelling...................................................................... 8.1.1 Bypass actief handmatig.................................................... 8.1.2 Pompen ontluchten............................................................ 8.1.3 Reactor vullen.................................................................... 8.1.4 Doseerbew. afst................................................................. 8.1.5 Pompen kalibreren............................................................. 8.1.6 Onderhoudsinterval............................................................ 8.2 Expertwerkzaamheden......................................................... 8.2.1 Pompen ontluchten............................................................ 8.2.2 Slaglengten instellen.......................................................... 8.2.3 Doseerbewakingen instellen.............................................. 8.3 Parameter-reset....................................................................
9
19 19 20 21 22 22 22
29 30 30 30 31 31 31 32 32 33 33 34
Instellen, instellingen..................................................................... 35 9.1 Installatie............................................................................... 9.1.1 Vrijgavecode...................................................................... 9.1.2 Identcode........................................................................... 9.1.3 CAN-overzicht.................................................................... 9.1.4 Gegevensopslag................................................................ 9.1.5 Taal.................................................................................... 9.1.6 Datum en tijd...................................................................... 9.1.7 Configuratie........................................................................ 9.1.8 Onderhoudsinterval............................................................ 9.2 Besturing............................................................................... 9.2.1 Signaalingangen................................................................ 9.2.2 ClO2-productie....................................................................
35 35 36 36 37 37 38 38 39 40 41 49
9.2.3 Digitale ingangen............................................................... 57 9.2.4 Relaisuitgangen................................................................. 59 9.2.5 Analoge uitgang XA1......................................................... 60 10
Instellen, kalibreren....................................................................... 62 10.1 ClO2.................................................................................... 10.1.1 Nulpunt............................................................................. 10.1.2 Steilheid........................................................................... 10.2 Chloriet................................................................................
62 63 64 66
3
Inhoudsopgave 10.2.1 Nulpunt............................................................................. 10.2.2 Steilheid........................................................................... 10.3 Redox.................................................................................. 10.4 pH-waarde........................................................................... 10.5 Pompen kalibreren.............................................................. 11
In bedrijf nemen............................................................................. 75 11.1 Installeren - laatste stappen................................................ 11.2 Installatie en besturing instellen.......................................... 11.2.1 Aansturing "Handmatig"................................................... 11.2.2 Aansturing proportioneel aan "Doorstroomhoeveelheid". 11.2.3 Bedrijfsmodus "Aansturing proportioneel aan stel‐ grootte"............................................................................. 11.2.4 Aansturing proportioneel aan ClO2-meting...................... 11.3 Installatie opstarten............................................................. 11.3.1 Pompen ontluchten.......................................................... 11.3.2 Reactor vullen.................................................................. 11.3.3 Op lekdichtheid controleren............................................. 11.3.4 Doseerbew. instellen........................................................ 11.3.5 Pompen kalibreren........................................................... 11.4 Veiligheidsvoorzieningen testen.......................................... 11.5 Plaatsen van de jerrycans met chemicaliën........................ 11.6 Controleer de ClO2-productie..............................................
12
67 68 69 71 74 76 76 77 78 80 81 81 82 85 86 86 88 92 93 94
Bediening....................................................................................... 95 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6
Vervangen van de jerrycans met chemicaliën.................... 95 Pompen ontluchten............................................................. 97 Slaglengten instellen........................................................... 98 Doseerbew. instellen......................................................... 100 Sensoren controleren........................................................ 101 De gegevens verder verwerken........................................ 102
13
Wat gebeurt er bij een foutieve bediening?................................. 103
14
Onderhoud................................................................................... 104 14.1 Inspectiewerkzaamheden door de exploitant.................... 104 14.2 Onderhoudswerkzaamheden door serviceafdeling........... 105
15
Reparatie..................................................................................... 107
16
Functiestoringen verhelpen......................................................... 108 16.1 Functiestoringen zonder foutmeldingen............................ 108 16.2 Functiestoringen met foutmeldingen BelloZon®................ 109
17
Buitenbedrijfstelling..................................................................... 115 17.1 Voor korte tijd.................................................................... 115 17.2 Voor langere tijd................................................................ 116
18
Verwijderen en transporteren...................................................... 119
19
Verklaring van vaktermen............................................................ 121
20
Veiligheidsinformatieblad chloordioxide...................................... 126 20.1 Fysische en chemische eigenschappen........................... 126 20.1.1 Chemische typering....................................................... 126 20.1.2 Eigenschappen van gasvormig chloordioxide................ 126 20.1.3 Eigenschappen van de waterige oplossing van chloordi‐ oxide............................................................................... 126 20.2 Omgang met waterige chloordioxide-oplossingen............ 127 20.2.1 Aanduiding en bebording............................................... 127 20.2.2 Opslag............................................................................ 127 20.2.3 Maatregelen bij morsen, lekkages, ontsnappen van gas................................................................................. 127 20.2.4 Maatregelen bij branden................................................ 127
4
Inhoudsopgave 20.2.5 Afvoeren......................................................................... 20.3 Gezondheidsbescherming................................................ 20.3.1 MAC-waarde en geurgrens............................................ 20.3.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen.............................. 20.3.3 Gezondheidsrisico's....................................................... 20.3.4 Eerste hulp..................................................................... 20.4 Verdere informatie.............................................................
127 127 127 127 128 128 128
21
Decontaminatieverklaring............................................................ 130
22
Index............................................................................................ 131
5
Identcode
1
Identcode
Serie CDV, versie c CDVc
Type
Doseercapaciteit
02
CDVc 20
20 g/h
04
CDVc 45
45 g/h
06
CDVc 120
120 g/h
08
CDVc 240
240 g/h
10
CDVc 600
600 g/h
14
CDVc 2000
2000 g/h
Uitvoering P
ProMaqua
S
Speciale uitvoering Bedrijfsspanning: U
100-230 V + 10 %, 50/60 Hz
A
230 V + 10 %, 50/60 Hz
B
100-115 V + 10 %, 50/60 Hz (Niet verkrijgbaar voor versie met "bypassuitvoering " 04) Bypassuitvoering, bypassbewaking 02
Bypass pvc-u met vlotterdoorstroommeter
04
Bypass pvc-u met vlotterdoorstroommeter en bypasspomp (niet voor CDVc 2000) Kalibratie-inrichting 0
zonder kalibratie-inrichting, met maatcilinder
1
met kalibratie-inrichting Zuiglans, zuiggarnituur chemicaliën 0
Geen
1
Zuiglans voor tanks van 5-60 l (uitsluitend voor CDVc 20-600)
2
Zuiglans voor tanks van 200 l (uitsluitend voor CDVc 20-600)
3
Flexibele zuiggarnituur tot 5 m met tweetraps niveauschakelaar (uitsluitend voor CDVc 20-600)
4
Zuiglans voor tanks van 25 l met 2 lekbakken van 40 l zonder lekkagesonde (uitsluitend voor CDVc 20-600) Mechanische uitvoering 0
Standaard
M
Aangepast Standaardinstelling taal
6
DE
Duits
EN
Engels
FR
Frans
IT
Italiaans
Identcode Serie CDV, versie c ES
Spaans
JP
Japans
CZ
Tsjechisch
PL
Pools
SV
Zweeds
NL
Nederlands
HU
Hongaars
FI
Fins Besturing 0
Basisuitvoering met 4 contactingangen voor lekkage, ext. storing, hoge dosering en pauze; 3 contactuitgangen voor bedrijf, waarschuwing en alarm; met elk 1 digitale- resp. fre‐ quentie-ingang voor de doorstroming
1
Met meet- en regeleigenschappen (uitsluitend bij "Uitge‐ breide in- en uitgangen" = 1 of 3)
2
Met meet- en regeleigenschappen, datalogger en beeld‐ schermschrijver (uitsluitend bij "Uitgebreide in- en uit‐ gangen" = 1 of 3) Uitgebreide in- en uitgangen 0
Zonder
1
2 Analoge ingangen, vrij configureerbaar voor stel‐ grootte (uitsluitend bij besturing met meet/ en regelei‐ genschappen) en doorstroming
2
1 Analoge uitgang (vrij configureerbaar)
3
2 Analoge ingangen, vrij configureerbaar voor stel‐ grootte (uitsluitend bij besturing met meet/ en regelei‐ genschappen) en doorstroming en 1 analoge uitgang, vrij configureerbaar Communicatie-interfaces 0
Zonder Keurmerken 01
CE-markering Temperatuurbewaking 0
zonder temperatuurbewaking Hardware 0
Standaard Software 0
Standaard
7
Over deze installatie
2
Over deze installatie De Bello Zon®-installaties voor de opwekking en dosering van chloordio‐ xide werken volgens het chloriet-zuurproces. In deze installaties wordt een chloorvrije ClO2-oplossing geproduceerd, door de omzetting van een natriumchlorietoplossing met behulp van zoutzuur. De decennialange ervaring met de Bello Zon®-chloordioxide-installaties heeft getoond, dat onder de geselecteerde procesparameters een uitste‐ kende rendement van 90-95% wordt behaald (gerelateerd aan de stoichio‐ metrische verhouding). Bij een juiste instelling wordt geen chloriet gedo‐ seerd als bijproduct. Bello Zon® CDV-installaties werken met verdunde chemicaliën, d.w.z. met Bello Zon®-zuur (zoutzuur 9%) en met Bello Zon®-chloriet (natriumchloriet 7,5%). In de installatie wordt uit een liter van beide oplossingen ca. 43 g ClO2 geproduceerd. ProMinent beschikt over uitgebreide ervaring uit vele, wereldwijd geplaatste chloordioxide-installaties in vele verschillende toepassingsge‐ bieden en ondersteunt u graag bij de inrichting van uw installatie. Toepassingsgebieden: n n n n n n n n n n n n n
8
openbare drinkwatervoorziening koelwaterbehandeling in de papierindustrie bij de slijmbestrijding en de behandeling van gebruikt water afvalwaterbehandeling behandeling van drinkwater en gebruikt water in de frisdrank- en levensmiddelenindustrie flessenreiniging als desinfectiemiddel in CIP-installaties pasteurisatiemiddel en spoelmiddel aseptische afvulling reiniging van uitlaatdampen (condensaat) in de melkindustrie zuivering van waswater voor fruit, groenten, zeevruchten, vis en gevo‐ gelte desinfectie van gietwater in de tuinbouw legionellabestrijding
Veiligheid, hoofdstuk
3
Veiligheid, hoofdstuk
Aanduiding van veiligheidsaanwijzingen
Deze gebruikershandleiding gebruikt de volgende signaalwoorden voor verschillende soorten gevaar:
Aanduiding van veiligheidsaanwijzingen
Deze gebruikershandleiding gebruikt de volgende signaalwoorden voor verschillende soorten gevaar:
Waarschuwingstekens bij verschillende soorten gevaar
Signaalwoord
Betekenis
GEVAAR
Duidt op een gevaarlijke situatie. Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, heeft dat ernstig letsel tot gevolg.
WAARSCHUWING
Duidt op een mogelijkerwijze gevaarlijke situatie. Wanneer deze situatie zich voordoet, dan bent u in levensgevaar of kunt u zeer ernstig letsel oplopen.
LET OP
Duidt op een mogelijkerwijze gevaarlijke situatie. Wanneer deze situatie zich voordoet, kan dat licht of middelzwaar letsel of materiële schade tot gevolg hebben.
In deze gebruikershandleiding worden de volgende waarschuwingstekens gebruikt voor verschillende soorten gevaar: Waarschuwingsteken
Soort gevaar Waarschuwing voor bijtende stoffen. Waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning. Waarschuwing voor explosieve stoffen. Waarschuwing voor giftige stoffen.
Waarschuwing voor gevaar.
9
Veiligheid, hoofdstuk De drie basisregels
1. - De beide componenten Bello Zon®-zuur (verdunde HCl) en Bello Zon®-chloriet (verdunde NaClO2) mogen buiten de reactor nooit met elkaar worden vermengd! Bij vermenging kan plotseling het giftige ClO2-gas ontstaan, dat op explosieve wijze kan ontleden! 2. - De chloordioxide-installatie Bello Zon® CDV mag nooit worden bedreven met onverdund zuur of onverdund natriumchloriet! Bij ver‐ menging ontstaat plotseling het giftige ClO2-gas, dat zich in de reactor op explosieve wijze ontleedt! 3. - De bypass mag nooit leeg raken, zolang de installatie is aangesloten op het elektrisch net, resp. het bypasswater mag nooit onder een onderdruk komen te staan! In een dergelijk geval kan ook de ClO2oplossing in de reactor onder een onderdruk komen te staan, waar‐ door de ClO2 uitdampt, zich verrijkt en zich op explosieve wijze kan ontleden!
Beoogd gebruik
n
n n
n n
n n
De Bello Zon®-installatie CDV is uitsluitend bedoeld voor het gene‐ reren van een ClO2-houdende desinfectieoplossing uit verdund zout‐ zuur (9%) en een natriumchlorietoplossing (7,5%) en deze in een bypassleiding met water te doseren. Alle andere toepassingen en/of het ombouwen van het apparaat zijn verboden! De Bello Zon®-installatie is niet bedoeld voor de behandeling van vloeistoffen (met uitzondering van water), gasvormige media, of vaste stoffen met ClO2! De installatie mag niet worden gebruikt buiten de, onder Technische gegevens beschreven gebruiksvoorwaarden! De Bello Zon®-installatie mag alleen door geïnstrueerd personeel worden bediend! Alle overige werkzaamheden mogen alleen door daarvoor opgeleid en bevoegd personeel worden bediend; zie onder‐ staande tabel! U bent verplicht om u te houden aan de gegevens in de gebruikers‐ handleiding met betrekking tot de verschillende levensfasen van het apparaat! Houd u bij alle levensfasen van het apparaat aan de geldende natio‐ nale voorschriften!
Kwalificatie personeel WAARSCHUWING! Uit ongevallenstatistieken blijkt dat vakantievervanging veelal een veiligheidsrisico betekenen. –
10
Ook vakantievervangers moeten de hieronder beschreven kwalificaties bezitten en zijn geïnstrueerd.
Activiteit
Kwalificatie
Monteren, hydraulisch systeem installeren
Gekwalificeerde vakman
Elektrische installatie
Elektromonteur
Eerste inbedrijfstelling
Serviceafdeling, gemachtigd door ProMinent
In bedrijf nemen
Vakspecialist
Bediening, verwisselen van vaten
Geïnstrueerd persoon
Onderhoud, reparatie
Serviceafdeling, gemachtigd door ProMinent
Veiligheid, hoofdstuk
Toelichting bij de tabel:
Activiteit
Kwalificatie
Buitenbedrijfstelling, afvoeren
Vakspecialist
Fouten verhelpen
Serviceafdeling - gemachtigd door ProMinent, vakspecialist, geïnstru‐ eerd persoon (afhankelijk van de storing)
Vakspecialist Een vakspecialist is op grond van zijn vaktechnische opleiding, ervaring en kennis van de geldende bepalingen in staat om de werkzaamheden waarmee hij is belast te beoordelen en mogelijke gevaren te onderkennen. Opmerking: Een vaktechnische kwalificatie wordt in de regel aangetoond met het ver‐ eiste diploma van een vaktechnische opleiding, bijv. als ingenieur of ambachtsman. Bij de beoordeling van het vaktechnische opleidingsniveau kan ook het meerdere jaren uitoefenen van een functie in het desbetref‐ fende vakgebied worden meegewogen. Vakman Een vakman is op grond van zijn vaktechnische opleiding, kennis en erva‐ ring en op grond van kennis van de geldende bepalingen in staat om de werkzaamheden waarmee hij is belast te beoordelen en mogelijke gevaren te onderkennen. Opmerking: Een aan een vaktechnische opleiding gelijkwaardige kwalificatie kan ook zijn verkregen door een functie die gedurende meerdere jaren is uitgeoe‐ fend in het desbetreffende vakgebied. Geïnstrueerd persoon Een geïnstrueerd persoon is geïnstrueerd en, indien vereist, ingewerkt voor de taken waarmee hij is belast en de gevaren die bij onjuist handelen kunnen ontstaan. De geïnstrueerde persoon is bovendien voorgelicht over de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen en veiligheidsmaatregelen. Serviceafdeling De serviceafdeling bestaat uit servicetechnici die aantoonbaar door ProMi‐ nent zijn geschoold voor en gemachtigd tot het uitvoeren van werkzaam‐ heden aan de installatie.
Veiligheidsvoorzieningen
welke veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn en hoe deze moeten worden getest, wordt beschreven in het hoofdstuk "In bedrijf nemen".
Handelswijze bij het betreden van een ruimte waarin chloordioxide-installaties staan opgesteld
n n n
Toegang is uitsluitend toegestaan aan geïnstrueerde personen. Wanneer de ruimte naar chloordioxide ruikt (een stekende, chloorach‐ tige geur), is toegang uitsluitend toegestaan aan personen die de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. Wanneer een chloordioxidegeur wordt waargenomen, moet de instal‐ latie onmiddellijk vanaf een veilige locatie worden uitgeschakeld - bijv. met een noodstopknop, die op afstand van de installatie is gemon‐ teerd.
11
Veiligheid, hoofdstuk Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! Gevaar door onjuiste bediening Door een onjuiste bediening kunnen zich aan de installatie en in de omgeving ervan gevaarlijke situaties voordoen. – –
De operators dienen te worden geïnstrueerd door een servicemonteur van ProMinent! (Dit vindt plaats bij de eerste inbedrijfstelling). De installatie moet worden voorzien van een gebruikers‐ handleiding.
WAARSCHUWING! Gevaar door giftig ClO2-gas In zeldzame storingssituaties kunnen giftige ClO2-oplos‐ singen en -gassen door een lek vrijkomen. –
–
Wanneer niet door overige maatregelen wordt voor‐ komen dat zich, in het geval van het vrijkomen van ClO2 een gevaarlijke situatie voordoet, moet een gaswaar‐ schuwingsapparaat worden geïnstalleerd. Bij het vrijkomen van ClO2-gas moet het gaswaarschu‐ wingsapparaat de installatie op veilige wijze uitschakelen en een alarm activeren, dat van grote afstand waar‐ neembaar is.
WAARSCHUWING! Gevaar door een gevaarlijke stof! Mogelijk gevolg: overlijden of zeer ernstig letsel. Houdt u bij de omgang met gevaarlijke stoffen de actuele veiligheidsinformatiebladen van de fabrikant van de gevaar‐ lijke stof bij de hand. In het veiligheidsinformatieblad staan de vereiste maatregelen vermeld. Aangezien op basis van nieuwe kennis het gevarenpotentieel van een stof op elk moment opnieuw kan worden geëvalueerd, moet het veilig‐ heidsinformatieblad geregeld worden gecontroleerd en indien nodig worden vervangen. De exploitant van de installatie moet ervoor zorgen dat er een actueel veiligheidsinformatieblad beschikbaar is en dat de daarmee samenhangende risicobeoordelingen van de desbetreffende werkplekken worden opgesteld.
WAARSCHUWING! Gevaar door gevaarlijke stoffen! De exploitant produceert met deze installatie zelf gevaarlijke stoffen. De exploitant heeft de plicht de gebruikershandleiding voor zijn installatie aan te passen wanneer nieuwe kennis over de gevaren van een gevaarlijke stof en de preventie daarvan bekend wordt, of wanneer nationale regelgeving iets anders voorschrijft dan wat in de meegeleverde gebruikershandlei‐ ding staat.
Waarschuwing voor onwettig gebruik Houdt u zich aan de voorschriften die op de plaats van instal‐ latie van het apparaat van toepassing zijn.
12
Veiligheid, hoofdstuk Opmerking voor de exploitant
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Trefwoorden voor de zoektocht naar de benodigde voorschriften: n n n n n n n n n
Chloordioxide-installaties Chloordioxide (eventueel ook chlorering) Drinkwater Levensmiddelen Zoutzuur Natriumchloriet Opslag Gevaarlijke grondstoffen Persoonlijke beschermingsmiddelen
n n n n n n
Gezichtsbescherming Rubberen of kunststoffen laarzen Veiligheidshandschoenen (ClO2-dichte uitvoering!) Veiligheidsschort Adembescherming als volgezichtsmasker 1 vervangend filter per adembeschermingsapparaat
De vereiste soort en samenstelling van de persoonlijke beschermingsmid‐ delen kan van locatie tot locatie verschillen en kan ook in de loop van de tijd veranderen. Instructies voor noodgevallen
n n n
n
n
n
n
U bent in contact gekomen met het zuur: Zie het "EG-veiligheidsinfor‐ matieblad voor zuur" van de fabrikant! U bent in contact gekomen met het chloriet: Zie het "EG-veiligheidsin‐ formatieblad voor chloriet" van de fabrikant! U bent in contact gekomen met de ClO2-oplossing of met ClO2-gas: Zie de bijsluiter "Gegevensblad gevaarlijke stof chloordioxide: eigen‐ schappen van chloordioxide en aanwijzingen voor de omgang met waterige oplossingen" in de gebruikershandleiding, deel 2 - bijlage! Er is een oranje-geel ClO2-gas vrijgekomen: Ontruim onmiddellijk het vertrek en schakel de elektrisch voeding uit - bijv. met een noodstop‐ schakelaar! Trek de volledige persoonlijke veiligheidsuitrusting aan en sla het gas neer met sproeiwater! Zie ook de bijsluiter "Gegevensblad gevaarlijke stof chloordioxide: eigenschappen van chloordioxide en aanwijzingen voor de omgang met waterige oplossingen" in de gebrui‐ kershandleiding, deel 2 - bijlage! Er is een oranje-geel ClO2-oplossing vrijgekomen: Ontruim onmiddel‐ lijk het vertrek en schakel de elektrisch voeding uit - bijv. met een noodstopschakelaar! Trek de volledige persoonlijke beschermingsuit‐ rusitng aan en bedek de ClO2-oplossing met een natriumthiosulfaatop‐ lossing, verdun dit vervolgens overvloedig met water en laat het mengsel in de afvoer lopen. Zie ook de bijsluiter "Gegevensblad gevaarlijke stof chloordioxide: eigenschappen van chloordioxide en aanwijzingen voor de omgang met waterige oplossingen" in de gebrui‐ kershandleiding in de bijlage! De Bello Zon®-installatie werd gevuld met geconcentreerde chemica‐ liën en de doseerpompen hebben hiervan al een hoeveelheid naar de reactor gepompt: Ontruim onmiddellijk het vertrek en schakel de elek‐ trisch voeding uit - bijv. met een noodstopschakelaar! Waarschuw de brandweer en informeer deze over het explosiegevaar door gecon‐ centreerd ClO2-gas! ClO2-gas kan ook na meerdere uren nog explo‐ deren! Zie ook de bijsluiter "Gegevensblad gevaarlijke stof chloordio‐ xide: eigenschappen van chloordioxide en aanwijzingen voor de omgang met waterige oplossingen" in de gebruikershandleiding in de bijlage! De Bello Zon®-installatie is gevuld met geconcentreerde chemicaliën en de doseerpompen zijn nog niet begonnen met pompen: schakel de Bello Zon®-installatie onmiddellijk in modus „Dosering UIT“ ([Start/Stop])! Zet de zuiglansen elk in een emmer met water en vul de chemicaliëncontainers met verdunde chemicaliën. Laat de geconcen‐ treerde chemicaliën door een deskundig bedrijf afvoeren. Zie ook de bijsluiter "Gegevensblad gevaarlijke stof chloordioxide: eigen‐ schappen van chloordioxide en aanwijzingen voor de omgang met waterige oplossingen" in de gebruikershandleiding in de bijlage!
13
Veiligheid, hoofdstuk De vereiste instructies voor noodsituaties kunnen van locatie tot locatie verschillen en kunnen ook in de loop van de tijd veranderen. Geluidsdrukniveau
Geluidsdrukniveau LpA < 70 dB conform EN ISO 20361 bij maximale slaglengte, maximale slagfrequentie, maximale tegendruk (water)
14
Opslag en transport
4
Opslag en transport
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! Stuur het apparaat alleen in gereinigde toestand en met schoongespoelde hydraulische onderdelen ter reparatie op zie "Buitenbedrijfstelling". Stuur het apparaat uitsluitend vergezeld van een volledig ingevulde Decontaminatieverklaring op. De Decontaminatie‐ verklaring maakt deel uit van de inspectie- of reparatieop‐ dracht. Het apparaat wordt alleen geïnspecteerd of gerepa‐ reerd wanneer een door een bevoegde en gekwalificeerde werknemer van de exploitant juist en volledig ingevulde Decontaminatieverklaring is bijgevoegd. Het formulier "Decontaminatieverklaring" vindt u in de bijlage of op www.prominent.nl.
AANWIJZING! Gevaar van materiële schade Het apparaat kan worden beschadigd door onjuiste opslag of transport! – – –
Verpakking
Omgevingsvoorwaarden Bello Zon®-instal‐ latie
Het apparaat alleen goed verpakt opslaan of transpor‐ teren - bij voorkeur in de originele verpakking. Ook het verpakte apparaat alleen conform de opslag‐ voorwaarden opslaan of transporten. Ook het verpakte apparaat beschermen tegen vocht en inwerking van chemicaliën.
De chloordioxide-installatie Bello Zon® wordt geleverd in een oververpak‐ king uit hout.
Informatie
Waarde Eenheid
Min. opslag- en transporttemperatuur
-10 °C
Max. opslag- en transporttemperatuur
+40 °C
Max. luchtvochtigheid*
92 % rel. vochtig‐ heid
* zonder condensvorming Overig: Bescherm tegen direct zonlicht Leveringsomvang
In aanvulling op de identcode-opties zijn in de leveringsomvang inbe‐ grepen: n n n n
een spoelinrichting met vacuümbreker - zie hoofdstuk "Installeren" "Installeren hydraulisch systeem" de montageset (montagemateriaal en kabelwartels) etiketten voor de zuiglansen/zuiggarnituren waarschuwingslabels - zie het hoofdstuk "Monteren"
15
Opslag en transport Gewicht
Gewicht in kg, zonder verpakking
CDVc
16
20
45
120
240
600
2000
26
27
27
45
75
120
Overzicht van de installatie
5
Overzicht van de installatie 1 2 3
7a 4 5 6 7 8
9 10
P_PMA_BEZ_0049_SW_2
Afb. 2: Componenten voor de zuurdosering van de ClO2-productie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Uitgangsventiel reactor Reactor Ingangsventiel reactor voor zuur Doseerbewaking zuur Ontluchtingsventiel zuur Doseerpomp zuur Kalibratie-inrichting zuur (optie) met vacuümpomp 7a Ontluchtingsfles zuur Zuiglans zuur met bodemventiel en niveauschakelaar (optie) Bello Zon-zuur in jerrycan voor chemicaliën met veiligheidslekbak (accessoire)
Voor de duidelijkheid hebben wij hier uitsluitend de compo‐ nenten voor de zuurdosering benoemd. De overeenkomstige componenten voor de chlorietdosering bevinden zich steeds gespiegeld aan de rechterzijde van het betreffende component voor zuur.
17
Overzicht van de installatie 13 11 14
12
15
16 11
P_PMA_BEZ_0050_SW_2
Afb. 3: Componenten van de CDVc, zonder de componenten uit de vorige afbeelding 11 12 13 14 15 16 Niet afgebeeld Niet afgebeeld
18
Afsluitventielen in de bypassleiding Terugslagventiel Menger Spoelinrichting met vacuümbreker Besturing Console Waarschuwingslabels Montageset CDV
Functiebeschrijving
6
Functiebeschrijving
6.1 Chemisch principe van de installaties De chloordioxide-installaties Bello Zon® werken volgens het zoutzuur-chlo‐ rietproces: Zoutzuur + natriumchloriet = chloordioxide + natriumchloride + water (4HCl + 5NaClO2 = 4ClO2 + 5NaCl + 2H2O) De Bello Zon®CDV-installaties genereren eerst door de samenvoeging van verdund zoutzuur en een verdunde natriumchlorietoplossing een chloordi‐ oxide-oplossing (2%) (20 g/l ClO2) bij temperaturen van ten minste 10 °C (15 °C bij CDVc 600 en 2000). Direct na het ontstaan wordt deze oplossing verdunt in de bypassleiding en toegevoegd aan het te behandelen water.
6.2 Werkingsprincipe van de installaties Algemene beschrijving
Twee doseerpompen doseren de componenten Bello Zon®-zuur en Bello Zon®-chloriet in de reactor. Hier reageren deze componenten met elkaar en vormen een ClO2-oplossing. Deze doseerpompen dienen er gelijktijdig voor deze oplossing, via het uitgangsventiel van de reactor, naar de bypass te transporteren. Achter het uitgangsventiel van de reactor is een menger gemonteerd, die de ClO2-oplossing homogeen mengt met het water in de bypass. Op het doseerpunt bereikt de verdunde ClO2-oplos‐ sing de hoofdwaterstroom en bereikt deze de uiteindelijk in het proces werkzame concentratie. Uit de gevraagde ClO2-capaciteit en eventueel uit een werkelijke waarde, berekent de besturing de slagfrequentie voor de doseerpompen. Boven‐ dien interpreteert de besturing de signalen van de sensoren om zo de gespecificeerde bedrijfsvoorwaarden te bewaken (zoals de doorstroom‐ hoeveelheid in de bypass) en schakelt indien nodig de dosering uit.
Besturingstypen
De Bello Zon®-installatie (de ClO2-capaciteit) kan op vier manieren worden aangestuurd: n n n n
handmatig (alleen via de besturing) doorstromingsproportioneel (via watermeter) hoeveelheidproportioneel (via ClO2-meetcel) stelgrootte-afhankelijk (via externe stelgrootte, bijv. vanaf controle‐ kamer)
Definities – –
Onder "Installatie" wordt verstaan het geheel van de besturing van de Bello Zon®-installatie en alles, wat zich op haar console bevindt. De "Besturing" “ is de besturingsapparatuur in de behui‐ zing op de console van de Bello Zon®-installatie.
19
Functiebeschrijving
9
1 7 6
2
8
20
5 4
19 21
21
10
10
13 12
11
P_PMA_BEZ_0066_SW
Afb. 4: Hydraulisch schema CDVc in bypassmodus 1 2 4 5 6 7 8 9
op te werken water Bypass Reactor Afdekking reactor Uitgangsventiel reactor Menger Spoelinrichting met vacuümbreker behandeld water
10 11 12 13 19 20 21
Doseerpompen Bello Zon® zuur Bello Zon® chloriet Veiligheidslekbakken, aanbevolen (optie) Bypasspomp (optie) Doorstroommeter Doseerbewaking doseerpompen
6.3 Veiligheidsvoorzieningen De beschrijving van de veiligheidsvoorzieningen vindt u aan het einde van hoofdstuk "In bedrijf nemen".
20
Functiebeschrijving
6.4 Besturingselementen en toetsen BelloZon®
1 2 3 5
4
P_BEZ_0020_SW
Afb. 5: De toetsen 1 2 3 4 5
Functietoetsen, met variabele functie [Pijltjestoetsen] Toets[ESC] Toets[START/STOP] Toets[ENTER]
6
7
8
P_BEZ_0021_SW
Afb. 6: De indicatoren 6 7 8
LCD-scherm Indicatieled apparaten CAN 1-LED
21
Functiebeschrijving
6.5 Functies van de toetsen 6.5.1 Installatie besturen Toets [START/STOP]
Met de toets [STAR/STOP] kan men: n n
De gehele installatie starten. Druk toets [START/STOP] ca. 3 s in: „Productie uit“ - „Installatie AAN“ De gehele installatie stoppen. Druk toets [START/STOP] in: „Productie uit“ - „Installatie UIT“
6.5.2 Navigeren door het menu Toets [ENTER]
Met de toets [ENTER] kan men: n n
Toets [ESC]
in het menu schakelen van menu-optie naar menu-optie - voorwaarts navigerend door het menu. binnen een menu-optie een selectieveld openen en een wijziging hiervan bevestigen.
Met de toets [ESC] kan men: n
in het menu schakelen van menu-optie naar menu-optie - achter‐ waarts navigerend door het menu. –
–
Pijltjestoetsen [OP], [NEER], [LINKS], [RECHTS]
Om binnen het menu vanuit elke willekeurige menu-optie terug te gaan naar de continuweergave, drukt u hetzij de toetscombinatie [F1] HOME of meermaals op toets [ESC] totdat de continuweergave verschijnt. U kunt ook wachten totdat de besturing zelfstandig terugspringt naar de continuweergave.
Met de pijltjestoetsen [OP], [NEER], [LINKS], [RECHTS] kan men: n n
binnen een menu-optie schakelen van selectieveld naar selectieveld Binnen een selectieveld kan met de pijltjestoetsen [OP], [NEER] de weergegeven getalswaarde, of de weergegeven variabele wijzigen. Met de pijltjestoetsen [LINKS], [RECHTS] kan men bij een getals‐ waarde de decimaal kiezen, die moet worden gewijzigd.
0025, 9 ppm P_BEZ_0018_SW
Afb. 7: Wijziging van een getalswaarde Functietoetsen [F1] tot [F5]
Met de functietoetsen met variabele functie [F1] tot [F5] kan men de menu's of functies selecteren, die boven de toetsen als knoppen op het scherm zijn weergegeven (bijv. menu's „INSTEL“ (len), „KALIB“ (reren) of de functie „OVERN“ (emen)). VOORZICHTIG! Waarschuwing voor storing Wanneer instellingen bij vergissing niet worden opgeslagen, kan de installatie niet naar verwachting functioneren. – –
22
Alleen met de functie „OVERN“ (emen) kan men in de menu's een gewijzigde instelling opslaan. Afzonderlijke getalswaarden zoals „KLOKTIJD“ of „DATUM“ worden opgeslagen met de toets [ENTER].
Functiebeschrijving
Service
F1
Instel
Kalib
Logboek
F2
F3
F4
Bello Zon
F5
®
ESC
STOP START
B0410
Afb. 8: Voorbeeld van de functies van de functietoetsen
23
Instellen, schema, toegangscodes en INFO-niveau
7
Instellen, schema, toegangscodes en INFO-niveau – –
De hoofdstukken "Instellen", "Schema", "Toegangs‐ codes" en "INFO-niveau" beschrijven het menu, de func‐ ties en de instelmogelijkheden. Het gebruik, voor zover gerelateerd aan een concreet doel, wordt beschreven in de hierop aansluitende hoofd‐ stukken, zoals "In bedrijf nemen", "Bedienen", ... .
7.1 Bedieningsmenu, schematisch Continuweergave 2 Productie 2
Productie aan Doorstr. 33 m³/h 0 m³/h
ClO2
Productie 1
.. 999
0,45
Strf.wrde
m³/h
0,00 ppm .. 2,00 ppm
45.0 g/h 0.70 ppm
Chloriet
Afzuigen nog 81 s Slaglengten HCl 100%
Strf.wrde
45.0 g/h
% HCl 100%
NaClO2 100%
STOP START
07.12.2009 14:43:09
Installatie UIT
0,15
0,00 ppm .. 2,00 ppm
NaClO2 100%
NaClO2 100%
Logboek
Afzuigen
Prod uit
Strf.wrde
Slaglengten HCl 100% Volgend onderhoud over 231 dagen
NaClO2 100% Melding: Geen alarm
Melding: Geen alarm
Melding: Geen alarm
Kalib
Kalib
Installatie
Logboek
Afzuigen
09.10.2009 14:23:10
Inbedrijfstelling Expertwerkzaamheden Parameter-reset Hardwarediagnose
ppm Bypasspomp actief Volgend onderhoud over 231 dagen Slaglengten HCl 100%
Besturing
Service
Auto (sensor)
ppm
Melding: Geen alarm
Prod uit
Installatie
09.10.2009 14:23:10
Productie aan
Servicemenu
Installatie UIT
Continuweergave 1
09.10.2009 14:23:10
Service
Instel
Kalib
Logboek
Afzuigen
Home
Afzuigen
09.10.2009 14:23:10
Parametermenu
Logboek Gebeurtenissen Bedieningshandelingen Meetwaardelijsten Meetwaardecurves
Installatie
09.10.2009 14:23:10
Instellingen
Info-niveau
Home
Afzuigen
Vrijgavecode Identcode CAN-overzicht Taal Datum en tijd Configuratie Onderhoudsinterval Melding: Geen alarm
Home
Kalibratiemenu Besturing
09.10.2009 14:23:10
Kalibreren Chloordioxide
Nulpunt Steilheid Nulpunt Steilheid Kalibreren systeemniveau Chloriet
De toegangscode invoeren (alleen indien door de bedienaar geactiveerd)
4.00 mA 6,00 mA/ppm) 4.00 mA 6,00 mA/ppm)
Melding: Geen alarm
Home
Afzuigen
P_BEZ_0019_SW
Afb. 9: Bedieningsmenu, schematisch Het scherm „Installatie UIT“ is de basis en het centrale punt van het menu! Van hieruit vertakt de bediening zich in ver‐ schillende menu's. Het is daarom handig, dat u goed ont‐ houdt hoe dit scherm er uitziet.
7.2 Toegangscodes Door middel van toegangscodes worden de menu's op de onderstaande niveaus beveiligd:
24
Instellen, schema, toegangscodes en INFO-niveau Naam
Geeft toegang tot ...
Toegangscode
Gebruikerscode
Geeft toegang tot functies, die geïnstru‐ eerde personen nodig hebben bij hun dage‐ lijkse werkzaamheden.
Fabrieksinstelling: 5005, te wijzigen onder "Instellingen" "Systeeminformatie".
Expertcode
Geeft toegang tot aan‐ vullende functies, die vakspecialisten nodig hebben bij hun dage‐ lijkse werkzaamheden.
Wordt uitsluitend bekend gemaakt bij de opleidingen tot vak‐ specialist.
Servicecode
Voor het maken van basisinstellingen tij‐ dens inbedrijfname en bij onderhoud.
Is uitsluitend bekend bij geschoolde per‐ sonen, zoals mede‐ werkers van de servi‐ ceafdeling.
7.3 INFO-niveau Het INFO-niveau roept u op door in het scherm "Installatie UIT" de toets [STAR/STOP] te drukken. Dit niveau bestaat uit: n n n
"Continuweergave 1" ( „Productie 1“ ) "Continuweergave 2" ( „Productie 2“ ) Scherm „Logboek“
Continuweergave 1 (Productie 1) Productie 1
09.10.2009 14:23:10
Productie aan
45,0 g/h
% HCl 100%
NaClO2 100%
Bypasspomp actief Volgend onderhoud over 231 dagen Slaglengten HCl 100%
NaClO2 100%
Melding: Geen alarm
Prod uit
Strf.wrde
Kalib
Logboek
De "Continuweergave 1" (productie 1) toont bijv.: n n n n n n
actuele ClO2-capaciteit Slaglengte van de pompen Activiteit van de doseerpompen Activiteit van de bypasspomp Resterende tijd tot aan het onderhoud Foutmeldingen
Daarnaast kan men met behulp van de functietoetsen: n n n n n
de ClO2-productie in- of uitschakelen de streefwaarde wijzigen de sensoren kalibreren (optie) het logboek inzien (optie) de zoemer uitschakelen
25
Instellen, schema, toegangscodes en INFO-niveau "Continuweergave 2" (Productie 2) Productie 2
09.10.2009 14:23:10
Productie aan Doorstr. 33 m ³ / h 0 m³/h
ClO2
.. 999
0,45
m³/h
0,00 ppm .. 2,00 ppm
ppm
Strf.wrde
45.0 g/h 0,70 p p m
Auto (sensor)
0,15
Chloriet
0,00 ppm .. 2,00 ppm
Slaglengten HCl 100%
ppm
NaClO2 100%
Melding: Geen alarm
Prod uit
Strf.wrde
Kalib
Logboek
De "Continuweergave 2" (productie 2) toont aanvullend bijv.: n n n n
n n "Logboek"
actuele doorstroming in de bypass de streefwaarde van de ClO2-productie de meetwaarde van de ClO2-concentratie (indien functie aanwezig is) de meetwaarde van de chlorietconcentratie (indien functie aanwezig is) in plaats van de actuele ClO2-capaciteit en de activiteit van de pompen de meetwaarde van de redoxspanning (indien functie aanwezig is) de gemeten pH-waarde (indien functie aanwezig is)
Installatie
09.10.2009 14:23:10
Logboek Gebeurtenissen Bedieningshandelingen Meetwaardelijsten Meetwaardecurves
Home
Het scherm Logboek geeft de onderstaande informatie weer: n n n n
de geregistreerde gebeurtenissen de bedieningshandelingen aan de besturing lijsten van meetwaarden (optie) meetwaardecurven bij de lijsten van meetwaarden (optie)
De instellingen voor het logboek kunt u maken onder „Instellingen è Configuratie è Logboek“. Gebeurtenissen Het menu „Gebeurtenissen“ geeft de datum, de kloktijd en de betreffende gebeurtenis met bron weer. Dat kunnen bijv. zijn: n n
Waarschuwing geactiveerd - chlorietpomp niet gebruiksklaar Alarmen bevestigd - meetwaterpomp
Bedieningshandelingen Het menu „Bedieningshandelingen“ geeft de datum, de kloktijd en de betreffende gebeurtenis weer. Dat kunnen bijv. zijn:
26
Instellen, schema, toegangscodes en INFO-niveau n n n
Netwerk aan Installatie aan Productie uit
lijsten van meetwaarden (optie) Het menu „Lijsten van meetwaarden“ geeft de datum, de kloktijd en de meetwaarden weer - afhankelijk van de instellingen van de installatie. Dat kunnen bijv. zijn: n n n
ClO2-capaciteit ClO2-concentratie Doorstroomhoeveelheid
Meetwaardecurves (optie) Het menu „Meetwaardecurves“ geeft tijdsafhankelijke meetwaardecurven weer - afhankelijk van de instellingen van de installatie. Dat kan bijv. zijn: n
ClO2-capaciteit
Besturing
06.10 .2 009 15:46:17
ClO2-ca paciteit
Meetwaardecurves g/u 170 .0 127 .5 85.0 42.5 0 .0 15:38 :1 7 Home
15:41:20
15:44:23
<- t
t ->
15:47:26
15:50:30
Zoom
Toets
Rendement
[<- t]
Zijwaarts naar achteren door de meetwaarde‐ curve verplaatsen
[t ->]
Zijwaarts naar voren door de meetwaardecurve verplaatsen
[Zoom]
Een gedeelte van de meetwaardecurve ver‐ groten.
De gegevens verder verwerken Voor een verdere verwerking van de gegevens - zie hoofdstuk "Bedienen".
7.4 Naar de instellingen Om aan de besturing iets te kunnen instellen, moet de installatie "UIT" zijn (toets [START/STOP]) – het scherm „Installatie UIT“ verschijnt. In deze situatie worden de pompen niet aangesproken door de besturing en worden alle ingangssignalen genegeerd. Met behulp van de functietoetsen roept men vervolgens de betreffende menu's op, zoals: n n n
„menu SERVICE“ - zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 8 „Instellen, ser‐ vice“ op pagina 29 „menu INSTEL“ (len) - zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 9 „Instellen, instel‐ lingen“ op pagina 35 „menu KALIB“ (reren) - zie hoofdstukÄ Hoofdstuk 10 „Instellen, kali‐ breren“ op pagina 62
27
Instellen, schema, toegangscodes en INFO-niveau
In de volgende hoofdstukken zijn in de tabellen met de instel‐ mogelijkheden die menu-opties weggelaten, waarvan de instellingen vast zijn!
28
Instellen, service
8
Instellen, service Besturing
09.10.2009 14:23:10
Service Inbedrijfstelling Expertwerkzaamheden Parameter-reset Watchdog-reset Hardwarediagnose
Melding: Geen alarm
Home
In dit menu zijn de volgende submenu's opgenomen: 1 - Inbedrijfstelling Tijdens het in bedrijf nemen moet men dit menu door‐ lopen - zie Ä Hoofdstuk 8.1 „Inbedrijfstelling“ op pagina 29 2 - Expertwerkzaamheden: Bevat functies voor werkzaamheden aan de pompen - zie Ä Hoofdstuk 8.2 „Expertwerkzaamheden“ op pagina 32 3 - Parameter-reset: alleen voor de serviceafdeling - zie Ä Hoofdstuk 8.3
„Parameter-reset“ op pagina 34
8.1 Inbedrijfstelling Besturing
09.10.2009 14:23:10
Inbedrijfstelling Bypass actief handm. Pompen ontluchten Reactor vullen Doseerbew. instellen Pompen kalibreren Onderhoudsinterval
AAN ✔ ✔ ✔ ✔
Melding: Geen alarm
Home
Tijdens het in bedrijf nemen moet men dit menu doorlopen. Voor de uitgebreide, bindende beschrijving van het in bedrijf nemen, zie hoofdstuk "In bedrijf nemen".
Achter elke succesvol doorlopen stap van het menu "Inbe‐ drijfstelling" verschijnt steeds een groen vinkje ✔.
29
Instellen, service
8.1.1 Bypass actief handmatig Besturing
09.10.2009 14:23:10
Inbedrijfstelling Bypass actief handm. Pompen ontluchten Reactor vullen Doseerbew. instellen Pompen kalibreren Onderhoudsinterval
AAN ✔ ✔ ✔ ✔
Melding: Geen alarm
Home
Hier kan men een eventueel aanwezige bypasspomp tijdens de inbedrijf‐ name handmatig uitschakelen. Buiten dit menu heeft deze instelling geen effect.
8.1.2 Pompen ontluchten Besturing
09.10.2009 14:23:10
Pompen ontluchten % HCl 100%
NaClO2 100%
0 slagen
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
verder
Start
Dit menu ondersteunt het ontluchten van de doseerpompen. Zie voor meer informatie het hoofdstuk "In bedrijf nemen".
8.1.3 Reactor vullen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Reactor vullen %
HCl
100%
NaClO2
0 slagen
100%
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
Start
verder
Dit menu ondersteunt het vullen van het reactorvat. Zie voor meer informatie het hoofdstuk "In bedrijf nemen".
30
Instellen, service
8.1.4 Doseerbew. afst. Besturing
09.10.2009 14:23:10
Doseerbew. instellen % HCl 100%
NaClO2
0 slagen
100%
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
verder
Start
Dit menu ondersteunt het afstellen van de doseerbewakingen. Zie voor meer informatie het hoofdstuk "In bedrijf nemen".
8.1.5 Pompen kalibreren Besturing
09.10.2009 14:23:10
Pompen kalibreren %
HCl
100%
NaClO2 100%
0 slagen
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
verder
Start
In dit menu kunnen de doseerpompen worden gekalibreerd. Zie voor meer informatie het hoofdstuk "In bedrijf nemen".
8.1.6 Onderhoudsinterval Besturing
09.10.2009 14:23:10
Onderhoudsinterval Service uitgevoerd: Enter
Melding: Geen alarm
Home
In dit menu moet de uitvoering van het jaarlijkse onderhoud met behulp van de toets [ENTER] worden bevestigd. Zo kan de installatie weer worden vrijgegeven en de dagteller voor het jaarlijkse onderhoudsinterval worden gereset.
31
Instellen, service
WAARSCHUWING! Wanneer de toets [ENTER] bij vergissing wordt gedrukt, dreigen ernstige risico's door het overschrijden van het onderhoudsinterval. –
Na het uitvoeren van andere werkzaamheden dan het jaarlijkse onderhoud mag de toets [ENTER] niet worden ingedrukt.
Zie voor meer informatie het hoofdstuk "In bedrijf nemen".
8.2 Expertwerkzaamheden Besturing
09.10.2009 14:23:10
Expertwerkzaamheden ✔ ✔ ✔
Pompen ontluchten Slaglengten instellen Doseerbew. instellen
Melding: Geen alarm
Home
Dit menu ondersteunt de volgende werkzaamheden tijdens bedrijf in de juiste volgorde: 1 - Pompen ontluchten - zie Ä Hoofdstuk 8.2.1 „Pompen ont‐
luchten“ op pagina 32
2 - Slaglengten instellen - zie Ä Hoofdstuk 8.2.2 „Slaglengten
instellen“ op pagina 33
3 - Doseerbewaking afstellen - zie Ä Hoofdstuk 8.2.3 „Doseerbewa‐
kingen instellen“ op pagina 33
Voor de uitgebreide, bindende beschrijving van de expertwerkzaamheden, zie hoofdstuk "Bedienen".
8.2.1 Pompen ontluchten Besturing
09.10.2009 14:23:10
Pompen ontluchten % HCl 100%
NaClO2 100%
0 slagen
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
Start
verder
Dit menu ondersteunt het ontluchten van de doseerpompen. Zie voor meer informatie het hoofdstuk "In bedrijf nemen".
32
Instellen, service
8.2.2 Slaglengten instellen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Slaglengten instellen %
HCl
NaClO2
tot nu 100%
tot nu 100%
actueel 100%
actueel 100%
Melding: Geen alarm
overn.
Home
Via dit menu moeten de slaglengten worden ingesteld, zodat hun instel‐ lingen aan de besturing kunnen worden overgedragen. –
–
Wanneer bij gekalibreerde pompen alleen de slaglengte anders wordt ingesteld - via het menu „Slaglengten instellen“ , dan hoeven de pompen niet opnieuw te worden gekalibreerd. De Bello Zon®-besturing kan het aantal vooraf ingestelde slagen aanpassen aan een gewijzigde slaglengte, wan‐ neer de componentenpompen via het menu „Slaglengten instellen“ worden ingelicht over hun actuele slaglengten.
Zie voor meer informatie het hoofdstuk "Bedienen".
8.2.3 Doseerbewakingen instellen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Doseerbew. instellen % HCl 100%
NaClO2
0 slagen
100%
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
Start
verder
Dit menu ondersteunt het afstellen van de doseerbewakingen. Zie voor meer informatie het hoofdstuk "In bedrijf nemen".
33
Instellen, service
8.3 Parameter-reset Besturing
09.10.2009 14:23:10
Parameter-reset Gebruiker-reset Inbedrijfstelling-reset Service-reset Fabriek-reset
Melding: Geen alarm
Home
Type
Heeft gevolgen voor ...
Gebruiker-reset
alle met behulp van de gebruikers‐ code wijzigbare waarden
Inbedrijfstelling-reset
alle met behulp van de expertcode wijzigbare waarden
Service-reset
alle met behulp van de servicecode wijzigbare waarden
Dit menu dient voor verschillende ingrijpende resets. Alle waarden die men in het bedieningsmenu kan wijzigen met behulp van de aangegeven toegangscode, worden bij een reset teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
34
Instellen, instellingen
9
Instellen, instellingen Het menu "Instellingen" is vertakt in de volgende parametersets: 1 - „Installatie“ Ä Hoofdstuk 9.1 „Installatie“ op pagina 35 2 - „Besturing“ Ä Hoofdstuk 9.2 „Besturing“ op pagina 40 In welke parameterset de besturing zich bevindt, wordt steeds linksboven in het scherm weergegeven - zie bijv. de onderstaande afbeelding. Om over te gaan naar andere parametersets, drukt u in het menu „Instellingen“ op de pijltjestoetsen [LINKS] en [RECHTS].
9.1 Installatie Installatie
09.10.2009 14:23:10
Instellingen Vrijgavecode Identcode CAN-overzicht Gegevensopslag Taal Datum en tijd Configuratie Onderhoudsinterval Melding: Geen alarm
Home
Deze menutak van het menu Instellingen bevat de parameterset "Instal‐ latie", die bestaat uit: n n n n n n n n
„Vrijgavecode“ Ä Hoofdstuk 9.1.1 „Vrijgavecode“ op pagina 35 „Identcode“ Ä Hoofdstuk 9.1.2 „Identcode“ op pagina 36 „CAN-overzicht“ Ä Hoofdstuk 9.1.3 „CAN-overzicht“ op pagina 36 GegevensopslagÄ Hoofdstuk 9.1.4 „Gegevensopslag“ op pagina 37 „Taal“ Ä Hoofdstuk 9.1.5 „Taal“ op pagina 37 „Datum en tijd“ Ä Hoofdstuk 9.1.6 „Datum en tijd“ op pagina 38 „Configuratie“ Ä Hoofdstuk 9.1.7 „Configuratie“ op pagina 38 „Onderhoudsinterval“ Ä Hoofdstuk 9.1.8 „Onderhoudsin‐ terval“ op pagina 39
9.1.1 Vrijgavecode Installatie
09.10.2009 14:23:10
Vr i j g a v e c o d e Vrijgavecode invoeren:
0
De volgende betaalde identcodekenmerken zijn toegankelijk: Besturing in voll. versie 2 analoge ingangen en 1 analoge uitgang Melding: Geen alarm
Home
overn.
Aanvullende, tegen betaling beschikbare identcode-eigenschappen voor de installatie kunnen in dit menu met behulp van een vrijgavecode worden vrijgegeven.
35
Instellen, instellingen
9.1.2 Identcode Installatie
09.10.2009 14:23:10
Identcode CDVc04PU02300DE0301000
ClO2-install. vr verdunde chemicaliën Doseercapaciteit 45 g/h Uitvoering voor ProMaqua Bedrijfsspanning 100 - 230 V 50/60 Hz Bypass met doorstroomm. Menger Melding: Geen alarm
overn.
Home
Dit menu geeft de identcode van de installatie weer en de toelichting bij de identcode-opties. Hier is het ook mogelijk de identcode te wijzigen. Tegen betaling beschik‐ bare identcode-opties kunnen uitsluitend met een vrijgavecode worden vrijgegeven - zie het voorgaande hoofdstuk. Hiertoe moet de gewenste identcode-optie bij ProMinent worden besteld. Geef hierbij het serie‐ nummer van de installatie op.
9.1.3 CAN-overzicht Installatie
09.10.2009 14:23:10
CAN-overzicht Naam Besturing Bedien.mod. Bestur.mod. Pomp HCl Pomp NaClO2
SW-vers.
HW-V
0.0.6.9 0.0.0.0 0.0.0.0 0.0.0.0
0000 0000 0000 0000
serienr. 00000000 00000000 00000000 00000000 00000000
ID 01 11 12 14
Melding: Geen alarm
Home
Dit menu toont de waargenomen CAN-modules van de installatie en hun: n n n n
Softwareversie Hardwareversie Serienummer Node-ID
Het serienummer van de besturing is gelijktijdig ook het serienummer van de installatie.
Dit menu dient eveneens voor het wijzigen van de gebruikerscode. 1.
Druk hiervoor in het menu „CAN-overzicht“ op toets [P]. ð Het submenu „Besturing“ verschijnt.
36
2.
Navigeer nu naar menu-optie „Gebruikerscode“ en druk op toets [P].
3.
Wijzig de gebruikerscode met behulp van de [Pijltjestoetsen] en druk op toets [P].
Instellen, instellingen 4.
Bevestig de nieuwe gebruikerscode met [F5 Overn.](emen). ð Dit verzoek „Werkelijk opslaan? Bevestigt u met “ Ja = ENTER door toets [ENTER] te drukken.
9.1.4 Gegevensopslag Installatie
24.08.2010 11:03:10
Gegevensopslag Install.config. op SD-kaart opslaan Install.config. van SD-kaart kopiëren
Melding: Geen alarm
Home
Hier kan men delen van de installatieconfiguratie - waaronder de iden‐ tcode - opslaan op een SD-kaart. Dit menu dient eveneens voor het updaten van de software.
9.1.5 Taal Installatie
09.10.2009 14:23:10
Ta a l Taal
DUITS
Melding: Geen alarm
overn.
Home
Hier is het mogelijk de taal van het bedieningspaneel te wijzigen.
Parameters
max.
Taal
Engels
min.
Fabrieksinst.
Code
afhankelijk van identcode
Zonder
Opmerkingen
Duits Frans Italiaans Spaans overige talen op aanvraag, zie identcode
37
Instellen, instellingen
9.1.6 Datum en tijd Installatie
19.08.2010 14:23:10
Datum en tijd Datum Tijd
19-8-2010 14:23:10
Melding: Geen alarm
Home
Dit menu is bedoeld voor het instellen van de datum en de kloktijd voor de besturing.
Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Datum*
31.12.9999
01.01.0001
-
Zonder
Kloktijd**
23:59:59
0:00:00
-
Zonder
Opmerkingen
* Formaat: dd.mm.jjjj, ** Formaat hh:mm:ss
Zomertijd Zo nodig, moet de klok handmatig worden verzet van zomer‐ tijd/normale tijd.
9.1.7 Configuratie Installatie
09.10.2009 14:23:10
Configuratie Display Logboek Zoemer uitschakelen Vertr. Toegangsr.
AAN 10 min
Melding: Geen alarm
overn.
Home
Dit menu dient ter configuratie van: n n n n
Parameters
Display Logboek Zoemer uitschakelen Vertr. toegangsrecht
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
9999
0
7999
Fabriekscode
Display Helderheid
38
Opmerkingen
Instellen, instellingen Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Contrast
9999
0
5000
Fabriekscode
Dimtijd
99 min
0 min
5 min
Zonder
999 s
0 s / uit
60 s
Gebruikerscode
Archivering
AAN
UIT
AAN
Fabriekscode
Opslagperiode
7d
1d
1d
Gebruikerscode
Zoemer uitscha‐ kelen
AAN
AAN
Expertcode
Vertr. toegangs‐ recht
30 min
10 min
Expertcode
Ter verlenging van de levens‐ duur van het dis‐ play.
Logboek Interval Archivering
UIT 0 min
9.1.8 Onderhoudsinterval Installatie
09.10.2009 14:23:10
Onderhoudsinterval Onderhoudsinterval Waarsch.tijd Reactie melding Reactie systeem Laatste onderhoud Tijd tot onderhoud
365 d 28 d Alarm p.uitsch 13.07.09 216 d
Melding: Geen alarm
Home
overn.
Hier kunnen de volgende punten worden ingesteld: n n n n
Onderhoudsinterval Waarschuwingstijd Reactie melding Reactie systeem
De volgende punten dienen uitsluitend ter informatie: n n
Parameters
Laatste onderhoud Tijd tot onderhoud
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Onderhoudsin‐ terval
999 d
0d
365 d
Servicecode
Waarschuwings‐ tijd
999 d
0d
28 d
Servicecode
Opmerkingen
Onderhoudsin‐ terval
Waarschuwing voor het volgende onderhoud
39
Instellen, instellingen Parameters
max.
Reactie melding
Alarm
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Alarm
Servicecode
Reactie melding
p.uitsch
Servicecode
Reactie systeem
Waarschuwing Info n.beschikb. Reactie systeem*
p.uitsch uitsch. n.uitsch
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding. Zodra de tijd van het „Onderhoudsinterval“ is verstreken, reageert de besturing met de handeling die onder „Reactie systeem“ is ingesteld.
9.2 Besturing Besturing
09.10.2009 14:23:10
Instellingen Signaalingangen ClO2-productie Digitale ingangen Relaisuitgangen Analoge uitgang XA1
Melding: Geen alarm
Home
Deze menutak van het menu INSTEL(len) bevat de parameterset "Bestu‐ ring", die bestaat uit: 1 - „Signaalingangen“ Ä Hoofdstuk 9.2.1 „Signaalin‐
gangen“ op pagina 41
2 - „ClO2-productie“ Ä Hoofdstuk 9.2.2 „ClO2-productie“ op pagina 49 3 - „Digitale ingangen“ Ä Hoofdstuk 9.2.3 „Digitale
ingangen“ op pagina 57
4 - „Relaisuitgangen“ Ä Hoofdstuk 9.2.4 „Relaisuitgangen“ op pagina 59 5 - „Analoge uitgang XA1“ Ä Hoofdstuk 9.2.5 „Analoge uitgang
XA1“ op pagina 60
Hier kunt u de in- en uitgangen van de besturing configureren en de para‐ meters voor de ClO2-productie instellen.
40
Instellen, instellingen
9.2.1 Signaalingangen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Signaalingangen Doorstromingsmeter Stelgrootte Storing ClO2-meting Chlorietmeting Redox-meting pH-meting Strooming. XE1 Melding: Geen alarm
Home
Dit menu is bedoeld voor het configureren van de ingangen en het instellen van de bijbehorende grenswaarden voor: 1 - „Doorstroommeter“ Ä Hoofdstuk 9.2.1.1 „Doorstroom‐
meter“ op pagina 41
2 - „Stelgrootte“ Ä Hoofdstuk 9.2.1.2 „Stelgrootte“ op pagina 43 3 - „Storingsvariabele“ Ä Hoofdstuk 9.2.1.3 „Storingsvaria‐
bele“ op pagina 43
4 - „ClO2-meting“ Ä Hoofdstuk 9.2.1.4 „ClO2-meting“ op pagina 44 5 - „Chlorietmeting“ Ä Hoofdstuk 9.2.1.5 „Chlorietmeting“ op pagina 45 6 - „Redoxmeting“ Ä Hoofdstuk 9.2.1.6 „Redoxmeting“ op pagina 46 7 - „pH-meting“ Ä Hoofdstuk 9.2.1.7 „pH-meting“ op pagina 47 8 - „Strooming. XE1“ Ä Hoofdstuk 9.2.1.8 „Stroomingang XE1 /
EX2“ op pagina 48
9 - „Strooming. XE2“
9.2.1.1
Doorstroommeter Besturing
05.10.2011 14:15:10
Doorstromingsmeter Ingang Display Doorstr.hoev. in Doorstr.hoev.bereik Doorstromingsmeter Eenheid Waarde Grenswaarden
0,25-20 Hz XK8 l/h 30000 m³/h Liter/Impuls 1.0
Melding: Geen alarm
Home
overn.
In dit menu zijn de volgende menu-opties opgenomen voor de door‐ stroommeter: n n
„Ingang“ (gebruikte ingang) „Weergave“
41
Instellen, instellingen n n
Parameters
max.
Ingang
n. aanwezig
„Doorstroommeter“ „Grenswaarden“
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
n. aanwezig
Servicecode
-
0,25-20 Hz XK8
0,25-20 Hz = XK8:3 u. 4
10-10 000 Hz XK8
10-10 000 Hz = XK8:2 u. 3
Strooming. XE1
Stroomingang XE1 = XE1:2 u. 3
Strooming. XE2
Stroomingang XE1 = XE1:2 u. 3 Weergave Doorstr.hoev. in Bereik door‐ stroomhoeveel‐ heid:
l/h 30 000 ... 1
l/h m3/h
1
m³/h
m3/h
1
m3/h
Expertcode Expertcode
Doorstroommeter Eenheid
Liter/Impuls
Liter/Impuls
Expertcode
Geldt voor beide contactingangen
Geldt voor beide contactingangen, impulsen per liter van de water‐ meter
Impulsen/liter Liter/h m³/h Waarde
9999,9
0
1,0
Expertcode
Ondergrens (A)
30 000 m3/h
1 m3/h / uit**
1 m3/h / uit
Expertcode
Bovengrens (A)
30 000 m3/h
0 m3/h
999 m3/h
Expertcode
Hysterese (A)
30 000 m3/h
0 m3/h
10 m3/h
Expertcode
Ondergrens (W)
30 000 m3/h
1 m3/h / uit**
1 m3/h / uit
Expertcode
Bovengrens (W)
30 000 m3/h
0 m3/h
999 m3/h
Expertcode
Hysterese (W)
30 000 m3/h
0 m3/h
30 m3/h
Expertcode
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Reactie systeem*
p.uitsch./uitsch./ n.uitsch.
uitsch.
Servicecode
Grenswaarden
Vertragingstijd
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding ** Er wordt geen foutmelding gegenereerd.
42
Instellen, instellingen 9.2.1.2
Stelgrootte Besturing
09.10.2009 14:23:10
Stelgrootte Ingang Grenswaarden
Strooming. XE1
Melding: Geen alarm
overn.
Home
Dit begrip wordt verklaard in het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding
Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
n. aanwezig
Servicecode
Gebruikte ingang
Stelgrootte: Ingang
n.beschikb. Stroomingang XE1 Stroomingang XE2
Grenswaarden: Ondergr. (A)
100%
1% / uit**
1% / uit
Expertcode
Ondergrens alarm
Bovengr. (A)
100%
0%
100%
Expertcode
Bovengrens alarm
Hysterese (A)
100%
0%
2%
Expertcode
Voor alarm
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
Reactie systeem*
p.uitsch./uitsch./ n.uitsch.
uitsch.
Servicecode
Reactie besturing
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding ** Er wordt geen foutmelding gegenereerd.
9.2.1.3
Storingsvariabele Besturing
09.10.2009 14:23:10
Storing Ingang Grenswaarden
Strooming. XE2
Melding: Geen alarm
Home
overn.
43
Instellen, instellingen Dit begrip wordt verklaard in het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding
Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Geen
Servicecode
Gebruikte ingang
Storingsvariabele: Ingang
Geen Stroomingang XE1 Stroomingang XE2
Grenswaarden: Ondergr. (A)
100%
1% / uit**
1% / uit
Expertcode
Om alarmen te bevestigen
Bovengr. (A)
100%
0%
100%
Expertcode
Om alarmen te bevestigen
Hysterese (A)
100%
0%
2%
Expertcode
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Reactie systeem*
p.uitsch./uitsch./ n.uitsch.
uitsch.
Servicecode
Vertragingstijd
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding ** Er wordt geen foutmelding gegenereerd.
9.2.1.4
ClO2-meting Besturing
09.10.2009 14:23:10
ClO2-meting Ingang Meetbereik Grenswaarden
Strooming. XE1 2,00 ppm
Melding: Geen alarm
Home
overn.
Een overeenkomstig uitgeruste Bello Zon®-installatie kan de ClO2 meten en ook regelen.
44
Instellen, instellingen In dit menu zijn de volgende menu-opties opgenomen voor de ClO2meting: n n n
Parameters
max.
„Ingang“ „Meetbereik“ (van de sensor) „Grenswaarden“
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Geen
Servicecode
Gebruikte ingang
2,00 ppm
Expertcode
Ingang Ingang
Geen Stroomingang XE1 Stroomingang XE2
Meetbereik 0,50 ppm 2,00 ppm 10,00 ppm 20,00 ppm Grenswaarden Ondergrens (A)
Meetbereik
0,00 ppm / uit**
0,00 ppm / uit
Expertcode
Bovengrens (A)
Meetbereik
0,00 ppm
2,00 ppm
Expertcode
Hysterese (A)
Meetbereik
0,00 ppm
0,04 ppm
Expertcode
Ondergrens (W)
Meetbereik
0,00 ppm / uit**
0,00 ppm / uit
Expertcode
Bovengrens (W)
Meetbereik
0,00 ppm
2,00 ppm
Expertcode
Hysterese (W)
Meetbereik
0,00 ppm
0,04 ppm
Expertcode
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
tVert (waarschu‐ wing)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
Reactie systeem*
p.uitsch./uitsch./ n.uitsch.
uitsch.
Servicecode
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding ** Er wordt geen foutmelding gegenereerd.
9.2.1.5
Chlorietmeting Besturing
09.10.2009 14:23:10
Chlorietmeting Ingang Meetbereik Grenswaarden
Strooming. XE2 2,00 ppm
Melding: Geen alarm
Home
overn.
45
Instellen, instellingen Een overeenkomstig uitgeruste Bello Zon®-installatie kan de chloriet meten. In dit menu zijn de volgende menu-opties opgenomen voor de chlorietme‐ ting: n n n
Parameters
max.
„Ingang“ „Meetbereik“ (van de sensor) „Grenswaarden“
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Geen
Expertcode
2,00 ppm
Expertcode
Ingang Ingang
Geen Stroomingang XE1 Stroomingang XE2
Meetbereik
0,50 ppm 2,00 ppm
Grenswaarden Ondergrens (A)
Meetbereik
0,00 ppm / uit**
0,00 ppm / uit
Expertcode
Bovengrens (A)
Meetbereik
0,00 ppm
2,00 ppm
Expertcode
Hysterese (A)
Meetbereik
0,00 ppm
0,04 ppm
Expertcode
Ondergrens (W)
Meetbereik
0,00 ppm / uit**
0,00 ppm / uit
Expertcode
Bovengrens (W)
Meetbereik
0,00 ppm
2,00 ppm
Expertcode
Hysterese (W)
Meetbereik
0,00 ppm
0,04 ppm
Expertcode
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
tVert (waarschu‐ wing)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
Reactie systeem*
p.uitsch./uitsch./ n.uitsch.
uitsch.
Servicecode
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding. ** Er wordt geen foutmelding gegenereerd.
9.2.1.6
Redoxmeting Besturing
27.11.2009 14:14:10
Redox-meting Ingang Meetbereik Grenswaarden
Strooming. XE1 1000 mV
Melding: Geen alarm
Home
overn.
Een overeenkomstig uitgeruste Bello Zon®-installatie kan de redoxspan‐ ning meten.
46
Instellen, instellingen In dit menu zijn de volgende menu-opties opgenomen voor de redoxme‐ ting: n n n
Parameters
max.
„Redoxmeting“ (gebruikte ingang) „Meetbereik“ (van de sensor) „Grenswaarden“
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Geen
Servicecode
Gebruikte ingang
Redoxmeting Ingang
Geen Stroomingang XE1 Stroomingang XE2
Meetbereik
2000 mV
0 mV
1000 mV
Expertcode
Bufferoplossing
2000 mV
0 mV
465 mV
Expertcode
Ondergrens (A)
2000 mV
0 mV / uit**
0 mV / uit
Expertcode
Bovengrens (A)
2000 mV
0 mV
1000 mV
Expertcode
Hysterese (A)
2000 mV
0 mV
10 mV
Expertcode
Ondergrens (W)
2000 mV
0 mV / uit**
0 mV / uit
Expertcode
Bovengrens (W)
2000 mV
0 mV
1000 mV
Expertcode
Hysterese (W)
2000 mV
0 mV
10 mV
Expertcode
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
tVert (waarschu‐ wing)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
Reactie systeem*
p.uitsch./uitsch./ n.uitsch.
uitsch.
Servicecode
Grenswaarden
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding ** Er wordt geen foutmelding gegenereerd.
9.2.1.7
pH-meting Besturing
27.11.2009 14:14:10
pH-meting Ingang Grenswaarden
Strooming. XE1
Melding: Geen alarm
Home
overn.
Een overeenkomstig uitgeruste Bello Zon®-installatie kan de pH-waarde meten.
47
Instellen, instellingen In dit menu zijn de volgende menu-opties opgenomen voor de redoxme‐ ting: n n
Parameters
max.
min.
„Ingang“ „Grenswaarden“
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
n. aanwezig
Servicecode
Ingang Ingang
Geen Stroomingang XE1 Stroomingang XE2
Grenswaarden Ondergrens (A)
pH 16
pH -2
pH 2
Expertcode
Bovengrens (A)
pH 16/uit**
pH -2
pH 12
Expertcode
Hysterese (A)
pH 16
pH -2
pH 0,2
Expertcode
Ondergrens (W)
pH 16
pH -2
pH 2
Expertcode
Bovengrens (W)
pH 16/uit**
pH 0
pH 12
Expertcode
Hysterese (W)
pH 16
pH 0
pH 0,2
Expertcode
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
tVert (waarschu‐ wing)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
Reactie systeem*
p.uitsch./uitsch./ n.uitsch.
uitsch.
Servicecode
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding ** Er wordt geen foutmelding gegenereerd.
9.2.1.8
Stroomingang XE1 / EX2 Besturing
09.10.2009 14:23:10
Strooming. XE1 Instelbereik Grenswaarden
4 - 20 mA
Melding: Geen alarm
Home
48
overn.
Instellen, instellingen Dit menu is bedoeld voor het controleren van het mA-signaal op de stroomingang XE1 (XE2 analoog).
Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
4 - 20 mA
Expertcode
Stroomingang XE1 Instelbereik
0..20 mA / 4..20 mA
Grenswaarden Ondergrens (A)
25 mA
0 mA
3 mA
Expertcode
Bovengrens (A)
25 mA
0 mA
23 mA
Expertcode
Hysterese (A)
25 mA
0 mA
0 mA
Expertcode
0s
Servicecode
uitsch.
Servicecode
tVert (alarm)* Reactie systeem*
p.uitsch./uitsch./ n.uitsch.
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding
9.2.2 ClO2-productie
Besturing
09.10.2011 14:23:10
ClO2-productie Besturing CIO-hoev. via ClO2-meting Regeling Niveau zuur Niveau chloriet Componentenpompen Bypass bewaking Melding: Geen alarm
Home
overn.
Dit menu is bedoeld voor het instellen of controleren van de benodigde parameters voor de ClO2-productie: n
n n n n n
„Besturing“ ClO2-hoeveelheid via (doorstroommeter, ClO2meting...)Ä Hoofdstuk 9.2.2.1 „Besturing CIO2-hoeveelheid
via“ op pagina 50 „Regeling“ (ClO2-productie)Ä Hoofdstuk 9.2.2.2 „Rege‐ ling“ op pagina 50 „Zuurniveau“ (schakelaar van de zuiglans)Ä Hoofdstuk 9.2.2.3 „Niveau zuur“ op pagina 54 „Chlorietniveau“ (schakelaar van de zuiglans)Ä Hoofdstuk 9.2.2.4 „Niveau chloriet“ op pagina 55 „Componentenpompen“ Ä Hoofdstuk 9.2.2.5 „Componenten‐ pompen“ op pagina 55 „Bypassbewaking“ Ä Hoofdstuk 9.2.2.6 „Bypassbewa‐ king“ op pagina 56
49
Instellen, instellingen 9.2.2.1
Besturing CIO2-hoeveelheid via Besturing
09.10.2011 14:23:10
ClO2-productie Besturing CIO-hoev. via ClO2-meting Regeling Niveau zuur Niveau chloriet Componentenpompen Bypass bewaking Melding: Geen alarm
overn.
Home
Dit menu is bedoeld voor het instellen van het signaal waarmee de ClO2hoeveelheid gestuurd moet worden:
Parameters
max.
Besturing CIO-2hoeveelheid via
Handmatig
min.
Handmatig
Zonder ingangssignaal, constante hoeveelheid
Stelgrootte
via externe stelgrootte, bijv. vanaf controlekamer, stelgrootte-afhan‐ kelijk
Doorstroomhoeveelheid
via watermeter; doorstromingspro‐ portioneel
ClO2-meting
via CIO-2-sensor; proportioneel naar meetwaarde
Redoxmeting
via redoxsensor
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Handmatig
Expertcode
Stelgrootte Doorstroomhoe‐ veelheid ClO2-meting Redoxmeting
9.2.2.2
Regeling Besturing
09.10.2009 14:23:10
Regeling Strfw. ClO2-productie Strfw. ClO2-concentr. Regelaarparameter Regelaaralarm Alarm overlast Alarm parameterfout
45,0 g/h 0,70 ppm
Melding: Geen alarm
Home
overn.
Dit menu is bedoeld voor het instellen van alle regelparameters en de bij‐ behorende alarmen.
50
Instellen, instellingen 9.2.2.2.1
Gewenste CIO2-productie (handmatige aansturing) Hier kan men de constante streefwaarde van de CIO2-productie selec‐ teren voor de "Besturing CIO-hoev. via": n
„Handmatig“ Deze waarde kan tijdens bedrijf worden ingesteld in de conti‐ nuweergave „Productie“ onder [F2] STREEFWAARDE, zodra de besturing is gestart met de toets [START/STOP].
9.2.2.2.2
Gewenste CIO2-concentratie (aansturing proportioneel aan de meetwaarde) Hier kan men de streefwaarde van de CIO2-productie selecteren voor de "Besturing CIO-hoev. via": n n
„Doorstroomhoeveelheid“ „ClO2-meting“ Deze waarde kan eenvoudiger tijdens bedrijf worden inge‐ steld in de continuweergave „Productie“ onder [F2] STREEFWAARDE, zodra de besturing is gestart met de toets [START/STOP].
9.2.2.2.3
Streefwaarde ClO2 hoge concentratie Hier kan men de streefwaarde van de CIO2-productie selecteren voor de "Ingang dosering" - "Hoge dosering".
9.2.2.2.4
Handm. ClO2-productie Hier kan men de streefwaarde van de CIO2-productie selecteren voor de "Ingang dosering" - "Handm. dosering".
9.2.2.2.5
Regelparameter Hier kan men de regelaarparameters instellen voor de "Besturing CIOhoev. via": n
Parameters
max.
„ClO2-meting“
min.
Fabrieksinst.
Code
Streefwaarde van max. productie‐ de ClO2-productie hoeveelheid (config.)
0 g/h
0 g/h
Gebruikerscode
Streefwaarde ClO2-concentratie bij ClO2-meting
Meetbereik van de ClO2-sensor
0,00 ppm
0,00 ppm
Gebruikerscode
Streefwaarde ClO2-productie voor handmatige dosering
max. productie‐ hoeveelheid (config.)
0 g/h
0 g/h
Gebruikerscode
Opmerkingen
51
Instellen, instellingen Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Streefwaarde ClO2 hoge con‐ centratie
Meetbereik van de ClO2-sensor
0,00 ppm
0,00 ppm
Gebruikerscode
Streefwaarde 2000 ppm ClO2-concentratie bij doorstroomme‐ ting
0,00 ppm
0,00 ppm
Gebruikerscode
Streefwaarde redoxpotentiaal
Meetbereik van de redoxsensor
0 mV
0,00 ppm
Gebruikerscode
Streefwaarde redox hoge con‐ centratie
Meetbereik van de redoxsensor
0 mV
0,00 ppm
Gebruikerscode
Regelmodus
PID-regelaar
PID-regelaar
Expertcode
Opmerkingen
P-regelaar 2-puntregelaar Regelaarparame‐ ters bij de P-rege‐ laar P-aandeel
500% van het meetbereik
1% van het meet‐ bereik
0,20 ppm
Expertcode
Voor CIO2
P-aandeel
500% van het meetbereik
10 mV
100 mV
Expertcode
Voor redox
Basisbelasting
100,0%
0,0%
0,0%
Expertcode
Comp. storings‐ variabele
n.beschikb.
n.beschikb.
Expertcode
0%
100%
Expertcode
Additief
Storingswaarde‐ compensatie
Multiplicatief Factor storingsva‐ 100% riabele Regelaarparame‐ ters bij de PIDregelaar P-aandeel
500 % van het meetbereik
1% van het meet‐ bereik
0,20 ppm
Expertcode
Voor CIO2
P-aandeel
500 % van het meetbereik
10 mV
100 mV
Expertcode
Voor redox
I-aandeel / nastel‐ 9999 s tijd
0s
0s
Expertcode
D-aandeel / diffe‐ rentiatietijd
2500 s
0s
0s
Expertcode
Basisbelasting
100,0%
0,0%
0,0%
Expertcode
Comp. storings‐ variabele
n.beschikb.
n.beschikb.
Expertcode
0%
100%
Expertcode
0,00%
0,00%
Expertcode
Additief Multiplicatief
Factor storingsva‐ 100% riabele Regelparameters bij de 2-puntrege‐ laar Band voor 2-pun‐ tregelaar
52
100,00%
Storingswaarde‐ compensatie
Instellen, instellingen Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Ondergr. regel‐ aaruitgang
100,00%
0,00%
0,00%
Fabriekscode
Bovengr. regel‐ aaruitgang
100,00%
0,00%
100,00%
Expertcode
Minimale inscha‐ keltijd
999 s
0s
0s
Expertcode
Minimale inscha‐ keltijd voor 2-pun‐ tregelaar
Minimale uitscha‐ keltijd
999 s
0s
0s
Expertcode
Minimale inscha‐ keltijd voor 2-pun‐ tregelaar
Zie voor een verklaring van de parameters het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding.
9.2.2.2.6
Regelaaralarm
Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
Reactie melding
Alarm
Alarm
Expertcode
uitsch.
Servicecode
Waarschuwing Melding Geen Reactie systeem*
p.uitsch uitsch. n.uitsch
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding. Hier kan men de regelaarparameters instellen voor de reactie op een
„regelaaralarm.“
9.2.2.2.7
Alarm overlast
Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
Reactie melding
Alarm
Geen
Expertcode
n.uitsch
Servicecode
Waarschuwing Melding Geen Reactie systeem*
p.uitsch uitsch. n.uitsch
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding. Hier kan men de regelaarparameters instellen voor het „alarm overlast“ . Dit alarm treedt op, zodra het lopende proces meer ClO2-oplossing vraagt, dan de installatie kan leveren.
53
Instellen, instellingen 9.2.2.2.8
Alarm parameterfout
Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
tVert (alarm)*
999 s
0s
0s
Servicecode
Vertragingstijd
Reactie melding
Alarm
Waarschuwing
Expertcode
n.uitsch
Servicecode
Waarschuwing Melding Geen Reactie systeem*
p.uitsch uitsch. n.uitsch
* Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding. Hier kan men de regelaarparameters instellen voor het „alarm parameterfout“ . Dit alarm treedt op, zodra in de besturing parameters worden ingevoerd en bevestigd, die tot een inconsistentie in een parame‐ terset leiden.
9.2.2.3
Niveau zuur Besturing
09.10.2009 14:23:10
Niveau zuur Vulstand-alarmen Schakelaar leeg Schakelaar laag
Melding: Geen alarm
Home
In dit menu kan servicepersoneel informatie over de volgende functies aflezen: n
Vulstand-alarmen
Ook kunnen de volgende punten worden ingesteld: n n
Parameters
max.
min.
Schakelaar leeg Schakelaar laag
Fabrieksinst.
Code
Maker/breker
Maakcontact
Servicecode
Maker/breker
Maakcontact
Servicecode
Schakelaar leeg Contacttype Schakelaar laag Contacttype
54
Opmerkingen
Instellen, instellingen 9.2.2.4
Niveau chloriet Besturing
09.10.2009 14:23:10
Niveau chloriet Vulstand-alarmen Schakelaar leeg Schakelaar laag
Melding: Geen alarm
Home
In dit menu kan servicepersoneel informatie over de volgende functies aflezen: n
Vulstand-alarmen
Ook kunnen de volgende punten worden ingesteld: n n
Parameters
max.
min.
Schakelaar leeg Schakelaar laag
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Maker/breker
Maakcontact
Servicecode
Maker/breker
Maakcontact
Servicecode
Schakelaar leeg Contacttype Schakelaar laag Contacttype
9.2.2.5
Componentenpompen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Componentenpompen Dosering zuur Dosering chloriet Alarm capaciteitgr. Pompen Tolerantie slaglengtediff. Puls offset
5% 0.06 s
Melding: Geen alarm
Home
overn.
Dit menu is bedoeld voor het instellen of aflezen van de parameters voor de volgende submenu's: n n n
„Dosering zuur“ „Dosering chloriet“ „Alarm capaciteitgr. Pompen“
55
Instellen, instellingen n n
Parameters
max.
min.
„Tolerantie slaglengtediff.“ „Pulsoffset“
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
hier niet instel‐ baar
In te voeren tij‐ dens kalibreren
niet instelbaar
bij gemiddelde tegendruk
hier niet instel‐ baar
In te voeren tij‐ dens kalibreren
Dosering zuur/ chloriet Pomp: Kalibreerhoeveel‐ heid/werkelijk Slagvolume/ streefwaarde Slagvolume/wer‐ kelijk
op type 3000 ml
1 ml
Alarm capaciteits‐ grens pompen Reactie melding
Alarm
Geen
Servicecode
n.uitsch
Servicecode
afhankelijk van het type
Fabriekscode
Waarschuwing Geen Reactie systeem
p.uitsch uitsch. n.uitsch
Pulsoffset
9.2.2.6
100 ms
0 ms
Bypassbewaking Besturing
09.10.2009 14:23:10
Bypass bewaking Aanlooptijd Nalooptijd Bypasspomp Alarm bypass-bewaking Doorstr. Bypass XK5:1/2
12 s 0s
Melding: Geen alarm
overn.
Home
Dit menu is bedoeld voor het instellen en aflezen van: n n n n n
„Aanlooptijd“ „Nalooptijd“ „Bypasspomp (contacttype)“ „Alarm bypass-bewaking“ „Doorstr. Bypass XK5:1/2“ (contacttype)
Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Aanlooptijd *
999 s
0s
12 s
Expertcode
Nalooptijd *
999 s
0s
0s
Expertcode
56
Opmerkingen
Instellen, instellingen Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
tVert***
10 s
0s
1s
Servicecode
Vertragingstijd
Reactie melding
Alarm
Alarm
Servicecode
p.uitsch
Servicecode
Maakcontact
Servicecode
Alarm bypassbewaking
Waarschuwing Melding Geen Reactie sys‐ teem****
p.uitsch uitsch. n.uitsch
Doorstroomhoe‐ veelheid bypass XK5:1/2 Contacttype
Maker/breker
* „Aanlooptijd“ bewaking Bovenop de „aanlooptijd“ kan men instellen, na welke tijd, na het aan‐ lopen van de bypasspomp de bypassbewaking moet worden geactiveerd. ** „Nalooptijd“ bypasspomp Bovenop de „nalooptijd“ kan men instellen, hoe lang de bypasspomp moet nalopen, wanneer de besturing, tijdens bedrijf overschakelt op „Uit“ , „Pauze“ of „Storing“ . Wanneer de besturing overschakelt naar de stand „Installatie UIT“ , stopt de bypasspomp onmiddellijk. *** „tVert.“ Vertragingstijd Wanneer de doorstroomhoeveelheid tijdens productie de grenswaarde onderschrijdt, wordt zonder vertraging een waarschuwing gegeven en begint de vertragingstijd te lopen. Wanneer de doorstroomhoeveelheid echter ook na de vertragingstijd onder de grenswaarde blijft, schakelt de besturing over naar de stand „Productiestoring“ . **** Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding.
9.2.3 Digitale ingangen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Digitale ingangen Ingang Ingang Ingang Ingang Ingang
meetw. lekkage storing pauze doseer.
XK3:1/2 XK4:3/4 XK5:3/4 XK6:1/2 XK6:3/4
Melding: Geen alarm
Home
Dit menu is bedoeld voor het instellen of aflezen van parameters voor: n n n
„Ingang meetwater XK3:1/2“ „Ingang lekkage XK4:3/4“ (veiligheidslekbakken) „Ingang storing XK5:3/4“
57
Instellen, instellingen n n
Parameters
max.
min.
„Ingang pauze XK6:1/2“ „Ingang dosering XK6:3/4“
Fabrieksinst.
Code
Breker
Expertcode
5s
Servicecode
Alarm
Servicecode
p.uitsch
Servicecode
Breker
Servicecode
0s
Servicecode
Alarm
Servicecode
p.uitsch
Servicecode
Breker
Servicecode
0s
Servicecode
Alarm
Servicecode
p.uitsch
Servicecode
Breker
Servicecode
Opmerkingen
Ingang meetwater XK3:1/2 Contacttype
Maker/breker
tVert*
999 s
Reactie melding
Alarm
0s
Vertragingstijd
Waarschuwing Melding Geen Reactie systeem*
p.uitsch uitsch. n.uitsch
Ingang lekkage XK4:3/4 Contacttype
Maker/breker
tVert*
999 s
Reactie melding
Alarm
0s
Vertragingstijd
Waarschuwing Melding Geen Reactie systeem*
p.uitsch uitsch. n.uitsch
Ingang storing XK5:3/4 Contacttype
Maker/breker
tVert*
999 s
Reactie melding
Alarm
0s
Waarschuwing Melding Geen Reactie systeem*
p.uitsch uitsch. n.uitsch
Ingang pauze XK6:1/2 Contacttype Ingang doseer. XK6:3/4**
58
Maker/breker
Vertragingstijd
Instellen, instellingen Parameters
max.
Contacttype Functiewijze
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Maker/breker
Maakcontact
Servicecode
n.beschikb.
n.beschikb.
Servicecode
Hoge dosering Handmatige dosering * Zie voor een verklaring het "Overzicht van vaktermen" aan het einde van de gebruikershandleiding. ** Wanneer de Installatie van tijd tot tijd een hoge dosering van de ClO2oplossing nodig heeft, moet de „Ingang dosering“ worden geherconfigu‐ reerd als „Ingang hoge dosering“ . Zodra tussen de klemmen van de „Ingang hoge dosering“ contact is gemaakt - bij voorinstelling „Maakcontact“ - verhoogt de besturing de ClO2-concentratie tot de waarde, die onder - „Instellingen è Besturing è Regeling è Streefwaarde ClO2-hoge conc.“ is ingevoerd. Gelijktijdig verschijnt in de continuweergave de melding „Hoge dosering“ . Voorwaarde is echter dat de installatie deze hoge concentratie wel moet kunnen leveren. ** Wanneer de Installatie van tijd tot tijd een andere concentratie van de ClO2-oplossing nodig heeft, moet de „Ingang dosering“ worden gehercon‐ figureerd als „Ingang handmatige dosering“ . Zodra tussen de klemmen van de „Ingang handmatige dosering“ contact is gemaakt - bij voorinstel‐ ling „Maakcontact“ - wijzigt de besturing de ClO2-concentratie in de waarde, die onder - „Instellingen è Besturing è Regeling“„Streefw. ClO2 handm. doser.“ is ingesteld. Gelijktijdig ver‐ schijnt in de continuweergave de melding „Handmatige dosering“ . Voor‐ waarde is echter dat de installatie deze hoge concentratie wel moet kunnen leveren. Bij het breken van het contact schakelt de geleverde concentratie weer terug op de normale waarde.
9.2.4 Relaisuitgangen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Relaisuitgangen Alarm XR1 Waarsch. XR2:1 Bedrijf XR2:2
Sluiter Sluiter Sluiter
Melding: Geen alarm
overn.
Home
Dit menu is bedoeld voor het instellen of aflezen van parameters voor de relais: n n n
Parameters
max.
min.
„Alarm XR1“ „Waarschuwing XR2:1“ „Bedrijf XR2:2“
Fabrieksinst.
Code
Maakcontact
Servicecode
Opmerkingen
Alarm XR1 Contacttype
Maker/breker
59
Instellen, instellingen Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Maker/breker
Maakcontact
Servicecode
Maker/breker
Maakcontact
Servicecode
Waarschuwing XR2:1 Contacttype Bedrijf XR2:2 Contacttype
9.2.5 Analoge uitgang XA1 Besturing
09.10.2009 14:23:10
Analoge uitgang XA1 Instelbereik Uitgangssign. Foutstroom Doorstroomhoeveelheid 20 mA 0 / 4 mA ClO2
4 - 20 mA niets Uit 1000 m³/h 0 m³/h
Melding: Geen alarm
overn.
Home
Via de analoge uitgang XA1, kan de besturing de signalen uitsturen, wan‐ neer deze actief zijn of gemeten worden. n n n n n n
Parameters
max.
Instelbereik
0 - 20 mA
min.
„Doorstroomhoeveelheid“ „Stelgrootte“ „ClO2“ „Chloriet“ „Productiehoeveelheid“ „Redox“
Fabrieksinst.
Code
4 - 20 mA
Expertcode
niets
Servicecode
Uit
Expertcode
Opmerkingen
4 - 20 mA Uitvoersignaal
niets Doorstroomhoe‐ veelheid Stelgrootte ClO2 Chloriet Productiehoeveel‐ heid Redox pH
Foutstroom
Uit 0,0 mA 3,7 mA 22,0 mA 23,0 mA
60
Signaleert bijv. aan een PLC, een foutmelding in de installatie (bij een storing)
Instellen, instellingen Parameters
max.
min.
Fabrieksinst.
Code
Opmerkingen
Productiehoeveel‐ heid: 20 mA
afhankelijk van de 0 g/h grootte van de installatie
45 g/h
Expertcode
Fabrieksinst. = fabrieksinst. meetbereik
0/4 mA
afhankelijk van de 0 g/h grootte van de installatie
0 g/h
Expertcode
20 mA-waarde ≥ 0/4 mA-waarde + 1 g/h
20 mA
30000 m3/h
0 m3/h
1 m3/h
Expertcode
0/4 mA
30000 m3/h
0 m3/h
0 m3/h
Expertcode
20 mA
30000 l/h
0 l/h
1 l/h
Expertcode
0/4 mA
30000 l/h
0 l/h
0 l/h
Expertcode
20 mA-waarde ≥ 0/4 mA-waarde + 1 l/h
20 mA
afhankelijk van het meetbereik
0 ppm
2,00 ppm
Expertcode
Fabrieksinst. = fabrieksinst. meetbereik
0/4 mA
afhankelijk van het meetbereik
0 ppm
0 ppm
Expertcode
20 mA-waarde ≥ 0/4 mA-waarde + 0,1 ppm
20 mA
afhankelijk van het meetbereik
0 ppm
2,00 ppm
Expertcode
Fabrieksinst. = fabrieksinst. meetbereik
0/4 mA
afhankelijk van het meetbereik
0 ppm
0 ppm
Expertcode
20 mA-waarde ≥ 0/4 mA-waarde + 0,1 ppm
20 mA
2000 mV
0 mV
1000 mV
Expertcode
Fabrieksinst. = fabrieksinst. meetbereik
0/4 mA
2000 mV
0 mV
0 mV
Expertcode
20 mA-waarde ≥ 0/4 mA-waarde + 1 mV
20 mA
pH 16,00
pH -2,00
pH 12,00
Expertcode
0/4 mA
pH 16,00
pH -2,00
pH 2,00
Expertcode
20 mA
100%
0%
100%
Expertcode
0/4 mA
100%
0%
0%
Expertcode
Doorstroomhoe‐ veelheid:
20 mA-waarde ≥ 0/4 mA-waarde + 1 m3/h
ClO2:
Chloriet:
Redox:
pH:
20 mA-waarde ≥ 0/4 mA-waarde + 0,01
Stelgrootte:
20 mA-waarde ≥ 0/4 mA-waarde + 5%
61
Instellen, kalibreren
10
Instellen, kalibreren Besturing
09.10.2009 14:23:10
Kalibreren Chloordioxide
Nulpunt Steilheid Chloriet Nulpunt Steilheid Kalibreren systeemniveau
4,00 mA 6,00 mA/ppm) 4.00 mA 6,00 mA/ppm)
Melding: Geen alarm
Home
Hier kan men het volgende kalibreren: n n n n
Chloordioxide (sensoren) Ä Hoofdstuk 10.1 „ClO2“ op pagina 62 Chloriet (sensoren) Ä Hoofdstuk 10.2 „Chloriet“ op pagina 66 Redox (sensoren)Ä Hoofdstuk 10.3 „Redox“ op pagina 69 pH (sensoren)Ä Hoofdstuk 10.4 „pH-waarde“ op pagina 71
Uitsluitend voor fabrieksinstellingen: n
10.1
Kalibreren systeemniveau
ClO2 Besturing
09.10.2010 14:23:10
ClO2
kalibreren
Waarde met F2- of F3-toets bevestigen Testwaarde evt. handm. wijzig. waarden met F5-toets overnemen Testwaarde 0,00 ppm Toekomstige sondegegevens Nulpunt 4,00 mA steilheid 6,00 mA/ppm Melding: Geen alarm
Home
62
Steilh.
Nulpunt
Standaard
overn.
Instellen, kalibreren Veiligheidsaanwijzingen VOORZICHTIG! Gevaar van foute dosering Door foutief gebruik van de sensoren kunnen foute dose‐ ringen voorkomen. – – – – – –
Neem daarom ook de gebruikershandleidingen van de sensoren en de doorstroomgever in acht. De sensor moet zijn ingelopen. Na het vervangen van een membraankap of het ver‐ versen van het elektrolyt, moet een steilheidscompen‐ satie worden uitgevoerd. Voor een probleemloze functie van de sensor, moet u de steilheidscompensatie periodiek herhalen. Voorkom luchtzakken in het meetwater, deze kunnen zich hechten aan het membraan van de sensor. Houdt u zich aan de geldende nationale voorschriften voor kalibratie-intervallen.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor het onderbreken van de bewaking van de grenswaarden en signalen Bij het overschakelen naar het kalibratiemenu onderbreekt de besturing de bewaking van de grenswaarden en de sig‐ nalen. –
Houd er rekening mee, dat bij het overschakelen naar het kalibratiemenu, de besturing de bewaking van de grenswaarden en de signalen onderbreekt.
Wanneer u terug wenst te keren naar de fabrieksinstellingen voor nulpunt en steilheid, drukt u [F4] STANDAARD.
Voorwaarden, algemeen
n n n n
10.1.1
De sensor is ingelopen Constante doorstroomhoeveelheid bij de doorstroomgever - minimaal 40 l/h Constante temperatuur van het meetwater Dezelfde temperatuur van het meetwater en de sensor - ca. 15 minuten wachten.
Nulpunt Besturing
09.10.2010 14:23:10
ClO2
kalibreren
Waarde met F2- of F3-toets bevestigen Testwaarde evt. handm. wijzig. waarden met F5-toets overnemen Testwaarde 0,00 ppm Toekomstige sondegegevens Nulpunt 4,00 mA steilheid 6,00 mA/ppm Melding: Geen alarm
Home
Steilh.
Nulpunt
Standaard
overn.
63
Instellen, kalibreren
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve dosering Bij een ongeldige nulpuntscompensatie, kan de aanwezige kalibratie nadelig worden beïnvloed. –
Voer uitsluitend een nulpuntscompensatie uit, wanneer u de sensor inzet nabij de onderste grens van het meetbe‐ reik.
Voorwaarde: De besturing is in stand "Productie aan" geschakeld. 1.
Demonteer de sensor. Is het meetwater afgesloten?
2.
Dompel de CDE-sensor onder in een emmer met schoon, chloordio‐ xidevrij leidingwater (of in koolzuurvrij mineraalwater of gedestilleerd water. Controleer het leidingwater met geschikte meetset op chloor‐ dioxide). Het chloordioxidevrije water moet dezelfde temperatuur hebben al het bypasswater.
3.
Roer met de sensor, totdat de meetwaarde in de continuweergave 2 ( „Productie 2“ , pijltjestoets [LINKS]) gedurende 5 min. stabiel blijft en vlakbij nul.
4.
Schakel de installatie uit met de toets [START/STOP].
5.
Schakel met [F3] KALIB over naar het kalibratiemenu.
6.
Kies het submenu „Chloordioxide“ ([pijltjestoetsen]) en druk op toets [ENTER].
7.
Bevestig de onder „Testwaarde“ weergegeven meetwaarde met [F3] NULP.
8.
Neem het nulpunt over met [F5] OVERN(emen).
9.
Monteer de sensor weer in de doorstroomgever.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve dosering Wanneer na een nulpuntcompensatie niet ook de steilheid wordt gekalibreerd, kunnen foutieve doseringen voorkomen. –
10.1.2
Kalibreer nu als eerste de steilheid.
Steilheid Besturing
09.10.2009 14:23:10
ClO2
kalibreren
Waarde met F2- of F3-toets bevestigen Testwaarde evt. handm. wijzig. waarden met F5-toets overnemen Testwaarde 0,45 ppm Toekomstige sondegegevens Nulpunt 4,00 mA steilheid 6,00 mA/ppm Melding: Geen alarm
Home
64
Steilh.
Nulpunt
Standaard
overn.
Instellen, kalibreren
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve dosering Het meetsysteem kan niet worden gekalibreerd, wanneer zich niet de gehele tijd chloordioxide in het meetwater bevindt. –
Controleer of zich de gehele tijd chloordioxide in het meetwater bevindt.
1.
Schakel met [F3] KALIB over naar het kalibratiemenu.
2.
Kies het submenu „Chloordioxide“ ([pijltjestoetsen]) en druk op toets [ENTER].
3.
Neem direct aansluitend een meetproef bij de doorstroomgever.
4.
Bepaal direct daarna met behulp van een lichtmeter en een geschikte meetset het chloordioxidegehalte van het meetwater (bijv. DPD 1 voor chloordioxide (CDE-sensor)).
5.
Bevestig de weergegeven meetwaarde direct onder „Testwaarde“ met [F2] STEILH, of
6.
druk op toets [ENTER], wijzig de weergegeven meetwaarde met de pijltjestoetsen en druk op toets [ENTER] om deze op te slaan en vervolgens op [F2] STEILH om deze te bevestigen.
7.
Om de kalibratie af te sluiten en de waarden op te slaan, drukt u op [F5] OVERN.
8.
Wanneer geen verdere kalibraties benodigd worden, keert u met de toets [ESC] terug in menu-optie „Installatie UIT“ .
9.
Draai de afsluiters voor het meetwater weer open, als eerste de afvoer en dan de toevoer.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve dosering Het is mogelijk dat de inloopfase van de sensor nog niet is afgesloten, waardoor foutieve doseringen kunnen voor‐ komen. –
De kalibratie moet beslist na een dag worden herhaald.
Functiestoringen opheffen - tijdens het kalibreren Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Na de inlooptijd van de sensor (voor de CDE ca. 2 ... 6 h) ligt de meetwaarde dui‐ delijk te laag.
De sensor is nog niet inge‐ lopen.
Verdubbel de inlooptijd resp. verleng deze tot de vol‐ gende ochtend.
Na de inlooptijd (voor de CDE ca. 2 ... 6 h) laat de sensor zich niet kalibreren.
De sensor is nog niet inge‐ lopen.
Verdubbel de inlooptijd resp. verleng deze tot de vol‐ gende ochtend.
Na de verlengde inlooptijd laat de sensor zich nog steeds niet kalibreren.
-
Neem contact op met de afdeling klantenservice van ProMinent (telefoonnummers - zie onder www.prominent.com geheel bovenaan onder „Contact“ ).*
* Hou hierbij de volgende gegevens bij de hand: n n n
DPD-waarde (chloordioxide) pH-waarde Sensortype met meetbereik
65
Instellen, kalibreren
10.2
Foutmelding
Oorzaak
„Nulpunt te laag“
< 3 mA
„Nulpunt te hoog“
> 5 mA
„Steilheid te laag“
Steilheid < 1/4 x normsteilheid
„Steilheid te hoog“
Steilheid > 3 x normsteilheid
„Testwaarde te klein“
< 2% van het meetbereik
Chloriet Besturing
09.10.2010 14:23:10
Chloriet
kalibreren
Waarde met F2- of F3-toets bevestigen Testwaarde evt. handm. wijzig. waarden met F5-toets overnemen Testwaarde 0,00 ppm Toekomstige sondegegevens Nulpunt 4,00 mA steilheid 6,00 mA/ppm Melding: Geen alarm
Home
Steilh.
Nulpunt
Standaard
overn.
Veiligheidsaanwijzingen VOORZICHTIG! Gevaar van foutieve metingen Door foutief gebruik van de sensoren kunnen foute metingen voorkomen. – – – – – –
Neem daarom ook de gebruikershandleidingen van de sensoren en de doorstroomgever in acht. De sensor moet zijn ingelopen. Na het vervangen van een membraankap of het ver‐ versen van het elektrolyt, moet een steilheidscompen‐ satie worden uitgevoerd. Voor een probleemloze functie van de sensor, moet u de steilheidscompensatie periodiek herhalen. Voorkom luchtzakken in het meetwater, deze kunnen zich hechten aan het membraan van de sensor. Houdt u zich aan de geldende nationale voorschriften voor kalibratie-intervallen.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor het onderbreken van de bewaking van de grenswaarden en signalen Bij het overschakelen naar het kalibratiemenu onderbreekt de besturing de bewaking van de grenswaarden en de sig‐ nalen. –
66
Houd er rekening mee, dat bij het overschakelen naar het kalibratiemenu, de besturing de bewaking van de grenswaarden en de signalen onderbreekt.
Instellen, kalibreren
Wanneer u terug wenst te keren naar de fabrieksinstellingen voor nulpunt en steilheid, drukt u [F4] STANDAARD.
Voorwaarden, algemeen
n n n n n
10.2.1
De sensor is ingelopen Constante doorstroming door de doorstroomgever - zie "Technische gegevens" in de gebruikershandleiding van de sensor. Constante temperatuur van het meetwater Dezelfde temperatuur van het meetwater en de sensor - ca. 15 min wachten. Constante pH-waarde binnen het toegestane bereik van pH 6,5 - pH 9,5.
Nulpunt Besturing
09.10.2010 14:23:10
Chloriet
kalibreren
Waarde met F2- of F3-toets bevestigen Testwaarde evt. handm. wijzig. waarden met F5-toets overnemen Testwaarde 0,00 ppm Toekomstige sondegegevens Nulpunt 4,00 mA steilheid 6,00 mA/ppm Melding: Geen alarm
Home
Steilh.
Nulpunt
Standaard
overn.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve metingen Bij een ongeldige nulpuntscompensatie, kan de aanwezige kalibratie nadelig worden beïnvloed. –
Voer uitsluitend een nulpuntscompensatie uit, wanneer u de sensor inzet nabij de onderste grens van het meetbe‐ reik.
Voorwaarde: De besturing is in stand „Productie aan“ geschakeld. 1.
Demonteer de sensor. Is het meetwater afgesloten?
2.
Dompel de CLT-sensor in een emmer met schoon leidingwater, dat vrij is van chloor en reductiemiddelen (Fe2+, Mn2+, nitriet, ...) (of in koolzuurvrij mineraalwater of gedestilleerd water. Controleer het lei‐ dingwater met geschikte meetset op chloriet). Het water moet dezelfde temperatuur hebben al het bypasswater.
3.
Roer met de sensor, totdat de meetwaarde in de continuweergave 2 ( „Productie 2“ , pijltjestoets [LINKS]) gedurende 5 min. stabiel blijft en vlakbij nul.
4.
Schakel de installatie uit met de toets [START/STOP].
5.
Schakel met [F3] KALIB over naar het kalibratiemenu.
6.
Kies het submenu „Chloriet“ ([pijltjestoetsen]) en druk op toets [ENTER].
7.
Bevestig de onder „Testwaarde“ weergegeven meetwaarde met [F3] NULP.
67
Instellen, kalibreren 8.
Neem het nulpunt over met [F5] OVERN(emen).
9.
Monteer de sensor weer in de doorstroomgever.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve metingen Wanneer na een nulpuntcompensatie niet ook de steilheid wordt gekalibreerd, kunnen foutieve metingen voorkomen. –
10.2.2
Kalibreer nu als eerste de steilheid.
Steilheid Besturing
09.10.2009 14:23:10
Chloriet
kalibreren
Waarde met F2- of F3-toets bevestigen Testwaarde evt. handm. wijzig. waarden met F5-toets overnemen Testwaarde 0,15 ppm Toekomstige sondegegevens Nulpunt 4,00 mA steilheid 6,00 mA/ppm Melding: Geen alarm
Home
Steilh.
Nulpunt
Standaard
overn.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve metingen Het meetsysteem kan niet worden gekalibreerd, wanneer zich niet de gehele tijd chloriet in het meetwater bevindt. –
68
Controleer of zich de gehele tijd chloriet in het meet‐ water bevindt.
1.
Schakel met [F3] KALIB over naar het kalibratiemenu.
2.
Kies het submenu „Chloriet“ ([pijltjestoetsen]) en druk op toets [ENTER].
3.
Neem direct aansluitend een meetproef bij de doorstroomgever.
4.
Bepaal direct daarna met behulp van een lichtmeter en een geschikte meetset het chlorietgehalte van het meetwater (bijv. DPD voor chloriet (CLT-sensor)).
5.
Bevestig de weergegeven meetwaarde direct onder „Testwaarde“ met [F2] STEILH, of
6.
druk op toets [ENTER], wijzig de weergegeven meetwaarde met de pijltjestoetsen en druk op toets [ENTER] om deze op te slaan en vervolgens op [F2] STEILH om deze te bevestigen.
7.
Om de kalibratie af te sluiten en de waarden op te slaan, drukt u op [F5] OVERN.
8.
Wanneer geen verdere kalibraties benodigd worden, keert u met de toets [ESC] terug in menu-optie „Installatie UIT“ .
9.
Draai de afsluiters voor het meetwater weer open, als eerste de afvoer en dan de toevoer.
Instellen, kalibreren
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve metingen Het is mogelijk dat de inloopfase van de sensor nog niet is afgesloten, waardoor foutieve metingen kunnen voorkomen. –
De kalibratie moet beslist na een dag worden herhaald.
Opheffen van functiestoringen tijdens het kalibreren Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Na de inlooptijd van de sensor (voor de CLT ca. 2 ... 12 h) ligt de meetwaarde dui‐ delijk te laag.
De sensor is nog niet inge‐ lopen.
Verdubbel de inlooptijd resp. verleng deze tot de vol‐ gende ochtend.
Na de inlooptijd (voor de CLT ca. 2 ... 12 h) laat de sensor zich niet kalibreren.
De sensor is nog niet inge‐ lopen.
Verdubbel de inlooptijd resp. verleng deze tot de vol‐ gende ochtend.
Na de verlengde inlooptijd laat de sensor zich nog steeds niet kalibreren.
-
Neem contact op met de afdeling klantenservice van ProMinent (telefoonnummers - kijk op www.prominent.com geheel bovenaan onder „Contact“ ).*
* Hou hierbij de volgende gegevens bij de hand: n n n
10.3
DPD-waarde (chloriet) pH-waarde Sensortype met meetbereik
Foutmelding
Oorzaak
„Nulpunt te laag“
< 3 mA
„Nulpunt te hoog“
> 5 mA
„Steilheid te laag“
Steilheid < 1/4 x normsteilheid
„Steilheid te hoog“
Steilheid > 3 x normsteilheid
„Testwaarde te klein“
< 2% van het meetbereik
Redox Besturing
18.08.2010 15:23:10
Redoxsonde contr. Bufferwaarde evt. handm. wijzig. en vervolgens met F5 bevestigen Bufferwaarde
465 mV
Melding: Geen alarm
Home
Standaard
overn.
69
Instellen, kalibreren Veiligheidsaanwijzingen VOORZICHTIG! Gevaar van foute dosering Door foutief gebruik van de sensoren kunnen foute dose‐ ringen voorkomen. – – –
Neem daarom ook de gebruikershandleidingen van de sensoren en de doorstroomgever in acht. Voor een probleemloze functie van de sensor, moet u de controle periodiek herhalen. Houdt u zich aan de geldende nationale voorschriften voor kalibratie-intervallen.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor het onderbreken van de bewaking van de grenswaarden en signalen Bij het overschakelen naar het kalibratiemenu onderbreekt de besturing de bewaking van de grenswaarden en de sig‐ nalen. –
Houd er rekening mee, dat bij het overschakelen naar het kalibratiemenu, de besturing de bewaking van de grenswaarden en de signalen onderbreekt.
Wanneer de weergegeven waarde meer dan ± 40 mV afwijkt van de bufferoplossing, controleer de bufferoplossing en de redoxsensor en vervang deze indien nodig.
Gebruikte kwaliteitsbuffers moeten worden weggegooid.
Wanneer u terug wenst te keren naar de fabrieksinstellingen voor nulpunt en steilheid, drukt u [F4] STANDAARD.
Om het menu „Kalibreren“ te verlaten, zonder de kalibratie te beëindigen, drukt u toets [ESC].
Voorwaarden, algemeen
n n
Constante temperatuur van het meetwater Dezelfde temperatuur van het meetwater en de sensor - ca. 5 min wachten.
Voorwaarden: n n
70
Het meetwater is afgesloten - eventueel actieve alarmen moeten met de toets [ENTER] worden bevestigd. De installatie is nu in modus „Installatie UIT“ .
1.
Het meetwater afsluiten - eventueel actieve alarmen moeten met de toets [ENTER] worden bevestigd.
2.
Schroef de coaxkabel van de redoxsensor los.
3.
Demonteer de redoxsensor - is het meetwater afgesloten?
Instellen, kalibreren 4.
Spoel de redoxsensor af met gedestilleerd water.
5.
Dep de redoxsensor voorzichtig af met een doek (vetvrij, pluisvrij).
6.
Schakel met [F3 Kalib] over naar het menu „Kalibreren“ .
7.
Gebruik eventueel de toets [AB] om „Redox“ te selecteren.
8.
Schakel met de toets [ENTER] naar het menu „Redox controleren“ .
9.
Om de waarde van de bufferfles in te voeren (bijv. 465 mV), drukt u de toets [ENTER] in en gebruikt u de [pijltjestoetsen] om de waarde aan te passen.
10.
Uw wijzigingen bevestigt u door toets [ENTER] te drukken.
11.
Dompel de redoxsensor onder in de bufferoplossing.
Wanneer er werd gemeten met een potentiaalveref‐ feningspen, dompelt u ook deze in de bufferoplossing.
12.
Zodra de weergegeven waarde stabiel is, drukt u [F2 controleren] om de test te starten.
13.
Neem de waarde over met [F5 overn.](emen). ð De besturing schakelt naar het bovenliggende menu en toont eventueel actieve foutmeldingen.
10.4
14.
Schroef de coaxkabel van de redoxsensor los.
15.
Monteer de redoxsensor weer in de doorstroomgever.
16.
Schroef de coaxkabel weer op de redoxsensor.
17.
Installeer de potentiaalvereffeningspen weer.
18.
Draai de afsluiters voor het meetwater open, als eerste de afvoer en dan de toevoer.
19.
Schakel met [F1 Home] terug naar het centrale menupunt „Installatie UIT“ .
20.
Start de installatie met de toets [Start/Stop].
Foutmelding
Oorzaak
„Testwaarde te laag“
< -40 mV
„Testwaarde te hoog“
> +40 mV
pH-waarde Besturing
18.08.2010 15:23:10
pH kalibreren Sonde in bufferoplossing 1 dompelen Buffer 1 7,03 pH Als buffer stabiel, met F2 bevestigen Melding: Geen alarm
Home
Buffer1
71
Instellen, kalibreren Veiligheidsaanwijzingen VOORZICHTIG! Gevaar van foutieve metingen Door foutief gebruik van de sensoren kunnen foute metingen voorkomen. – – – –
Neem daarom ook de gebruikershandleidingen van de sensoren en de doorstroomgever in acht. Voor een probleemloze functie van de sensor, moet u de steilheidscompensatie periodiek herhalen. Voorkom luchtzakken in het meetwater, deze kunnen zich hechten aan het membraan van de sensor. Houdt u zich aan de geldende nationale voorschriften voor kalibratie-intervallen.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor het onderbreken van de bewaking van de grenswaarden en signalen Bij het overschakelen naar het kalibratiemenu onderbreekt de besturing de bewaking van de grenswaarden en de sig‐ nalen. –
Houd er rekening mee, dat bij het overschakelen naar het kalibratiemenu, de besturing de bewaking van de grenswaarden en de signalen onderbreekt.
Gebruikte kwaliteitsbuffers moeten worden weggegooid.
Wanneer u terug wenst te keren naar de fabrieksinstellingen voor nulpunt en steilheid, drukt u [F4] STANDAARD.
Om het menu „Kalibreren“ te verlaten, zonder de kalibratie te beëindigen, drukt u toets [ESC].
Voorwaarden, algemeen
n n
Handelswijze
De kalibratie van de pH-sensor is een 2-puntskalibratie.
Constante temperatuur van het meetwater Dezelfde temperatuur van het meetwater en de sensor - ca. 5 min wachten.
Voorwaarden: n n
72
Het meetwater is afgesloten - eventueel actieve alarmen moeten met de toets [ENTER] worden bevestigd. De installatie is nu in modus „Installatie UIT“ .
1.
Schroef de coaxkabel los van de pH-sensor.
2.
Demonteer de pH-sensor.
3.
Spoel de pH-sensor af met gedestilleerd water.
4.
Dep de pH-sensor voorzichtig af met een doek (vetvrij, pluisvrij).
5.
Schroef de coaxkabel weer op de pH-sensor.
Instellen, kalibreren 6.
Schakel met [F3 Kalib] over naar het menu „Kalibreren“ .
7.
Gebruik eventueel de toets [AB] om „pH“ te selecteren.
8.
Schakel met de toets [ENTER] naar het menu „pH kalibreren“ . Besturing
18.08.2010 15:23:10
pH kalibreren Sonde in bufferoplossing 1 dompelen Buffer 1 7,03 pH Als buffer stabiel, met F2 bevestigen Melding: Geen alarm
Home
9.
Buffer1
Dompel de pH-sensor in de eerste kwaliteitsbuffer (bijv. pH-7) en roer hier voorzichtig mee.
Wanneer er werd gemeten met een potentiaalveref‐ feningspen, dompelt u ook deze in de kwaliteitsbuffer.
10.
Zodra de meetwaarde „Buffer 1“ stabiel is, bevestigt u deze met [F2 Buffer 1].
11.
Om de waarde van de bufferfles in te voeren, drukt u de toets [ENTER] in gebruikt u de [pijltjestoetsen].
12.
Uw invoer bevestigt u door toets [ENTER] te drukken.
13.
Neem de waarde over met [F5 overn.](emen).
14.
Spoel de pH-sensor af met gedestilleerd water.
15.
Dep de pH-sensor voorzichtig af met een doek (vetvrij, pluisvrij). Besturing
18.10.2010 15:23:10
pH kalibreren Sonde in bufferoplossing 2 dompelen Buffer 2 4,07 pH Als buffer stabiel, met F2 bevestigen Melding: Geen alarm
Home
16.
Buffer2
Dompel de pH-sensor in de tweede kwaliteitsbuffer (bijv. pH-4 of pH-10) en roer hier voorzichtig mee.
Wanneer er werd gemeten met een potentiaalveref‐ feningspen, dompelt u ook deze in de kwaliteitsbuffer.
17.
Zodra de meetwaarde „Buffer 2“ stabiel is, bevestigt u deze met [F2 Buffer 2].
18.
Om de waarde van de bufferfles in te voeren, drukt u de toets [ENTER] in gebruikt u de [pijltjestoetsen].
19.
Uw invoer bevestigt u door toets [ENTER] te drukken.
73
Instellen, kalibreren 20.
Neem de waarde over met [F5 overn.](emen). ð De menu-optie „Toekomstige sondegegevens“ en een even‐ tuele foutmelding verschijnen nu.
21.
Wanneer de weergegeven sensorgegevens niet aannemelijk lijken, drukt u [F4 standaard] om de standaard gegevens te laden en her‐ haalt u de kalibratie.
22.
Wanneer de weergegeven sensorgegevens aannemelijk lijken, neemt u deze met [F5 overn.] over. ð Hierop verschijnt de controlevraag "Werkelijk opslaan?"
23.
Uw invoer bevestigt u door toets [ENTER] te drukken. ð De menu-optie „pH kalibreren“ vanaf het begin wordt weerge‐ geven.
10.5
24.
Schroef de coaxkabel los van de pH-sensor.
25.
Monteer de pH-sensor weer in de doorstroomgever - draai deze handvast, maar waterdicht aan.
26.
Schroef de coaxkabel weer op de pH-sensor.
27.
Installeer de potentiaalvereffeningspen weer.
28.
Draai de afsluiters voor het meetwater open, als eerste de afvoer en dan de toevoer.
29.
Schakel met [F1 Home] terug naar het centrale menupunt „Installatie UIT“ .
30.
Start de installatie met de toets [Start/Stop].
Foutmelding
Oorzaak
„Nulpunt te laag“
< -60 mV
„Nulpunt te hoog“
> +60 mV
„Steilheid te laag“
Steilheid < -65 mV/pH
„Steilheid te hoog“
Steilheid > -40 mV/pH
„Afstand te klein“
ΔBuffer < pH 2,00
Pompen kalibreren De doseerpompen kunnen door de serviceafdeling worden gekalibreerd in het „SERVICE“ -menu - zie hoofdstukÄ Hoofdstuk 11.3.5 „Pompen kali‐ breren“ op pagina 88.
74
In bedrijf nemen
11
In bedrijf nemen
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! – Lees dit gehele hoofdstuk voor inbedrijfname zorgvuldig door. – De eerste inbedrijfname mag uitsluitend door een door ProMinent geautoriseerde serviceafdeling worden uitge‐ voerd. – De door ProMinent geautoriseerde serviceafdeling moet tijdens de inbedrijfname het bedienend en onderhou‐ dend personeel instrueren. – Elke overige inbedrijfstelling mag uitsluitend worden uit‐ gevoerd door een vakspecialist.
WAARSCHUWING! Explosiegevaar aan de reactor en de bypass Wanneer de lege reactor en de lege bypass rechtstreeks met chemicaliën worden gevuld, kan zich daar een explosieve ClO2-gasfase vormen en exploderen. –
Pas nadat de reactor en de bypass geheel met water zijn gevuld, mogen de jerrycan met chemicaliën worden aangesloten.
WAARSCHUWING! Explosiegevaar aan de reactor en de bypass Wanneer de reactor met chemicaliën is gevuld en de bypass leeg is, kan zich daar een explosieve ClO2-gasfase vormen en exploderen. –
De bypass moet altijd gevuld zijn met water, wanneer de installatie chemicaliën bevat.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor het ontsnappen van bijtende vloeistoffen Bij lekkages in de installatie kunnen bijtende vloeistoffen ont‐ snappen. – – – –
In geen enkele bedrijfsmodus mag de voor de installatie maximaal toelaatbare bedrijfsdruk worden overschreden. Bij bedrijf op de maximale bedrijfsdruk, moet de gehele installatie lekvrij zijn. Open voor inbedrijfname alle afsluiters in de bypass. Controleer de staat van de hydraulische aansluitingen.
75
In bedrijf nemen Opmerking voor de exploitant Tijdens het in bedrijf nemen moet men ook de volgende aanwijzingen in acht nemen: a) - de voorschriften voor ongevalpreventie (voor Duitsland: GUV 8.15 resp. VGB 65): Chloreerinstallaties mogen pas in bedrijf worden genomen, nadat een vakspecialist deze op een onberispelijke staat heeft gecontroleerd en de installaties aan een lektest zijn onder‐ worpen. Voor elke nieuw inbedrijfname moeten chloreerinstallaties door een vakspecialist op veiligheid worden gecontroleerd. Met de bediening en het onderhoud van chloreerinstallaties mogen uitslui‐ tend personen worden belast, die hierin zijn geïnstrueerd en van wie mag worden verwacht, dat zij hun taken betrouwbaar en deskundig uitvoeren. b) - de regelgeving met betrekking tot gevaarlijke stoffen (in Duitsland: Gefahrstoffverordnung - voorschrift gevaarlijke stoffen) c) - eisen aan de chemische grondstoffen - zie hoofdstuk Ä „Veiligheids‐
aanwijzingen“ op pagina 95
d) - alle overige lokale voorschriften voor dergelijke installaties buiten Duitsland
Overzicht
1 - Ä Hoofdstuk 11.1 „Installeren - laatste stappen“ op pagina 76 2 - Ä Hoofdstuk 11.2 „Installatie en besturing instellen“ op pagina 76 3 - Ä Hoofdstuk 11.3 „Installatie opstarten“ op pagina 81 4 - Ä Hoofdstuk 11.4 „Veiligheidsvoorzieningen testen“ op pagina 92 5 - Ä Hoofdstuk 11.5 „Plaatsen van de jerrycans met chemica‐
liën“ op pagina 93
6 - Ä Hoofdstuk 11.6 „Controleer de ClO2-productie“ op pagina 94
11.1
11.2
Installeren - laatste stappen 1.
Sluit in plaats van de jerrycans met chemicaliën eerst de watercon‐ tainers aan.
2.
Controleer de staat van de hydraulische aansluitingen.
3.
Controleer de staat van de elektrische aansluitingen.
4.
Sluit de Bello Zon®-installatie aan op het lichtnet (kabel van 3 x 1 mm2).
Installatie en besturing instellen 1.
Controleer of de installatie is uitgeschakeld (druk eventueel op toets [START/STOP]).
2.
In principe doorloopt u nu in het „INSTEL“ -menu ([F2] „INSTEL“ ) na elkaar de afzonderlijke tabbladen:
n n
Tabblad „Installatie“ Tabblad „Besturing“
Schakelen tussen de tabbladen doet u met toetsen [LINKS] of [RECHTS]; de namen van de tabbladen verschijnen links‐ boven.
76
In bedrijf nemen Tabblad "Installatie" 1.
Schakel met [F2] „INSTEL“ in het menu „INSTEL“ naar tabblad „Installatie“ .
2.
Controleer onder „Identcode“ , of de identcode passend is voor de gewenste bedrijfsmodus (doorstroommeter, analoge ingangen, regeleigenschappen ...) en pas deze eventueel aan.
3.
Controleer onder „CAN-overzicht“ , of alle CAN-modules door de besturing zijn herkend.
4.
Stel onder „Taal“ eventueel de gewenste taal van het bedienings‐ menu in.
5.
Onder „Datum en tijd“ kunt u eventueel de kloktijd aanpassen.
6.
Onder „Configuratie“ kunt u de aanwezige ingangen, het display, het logboek en de doseermodules configureren.
7.
De instellingen neemt u over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
1.
Schakel naar het tabblad "Besturing" met behulp van toetsen [LINKS] of [RECHTS].
2.
In de menu's stelt u de parameters in op het gewenste besturings‐ type.
Tabblad "Besturing"
1 - Aansturing "Handmatig" 2 - Aansturing proportioneel aan "Doorstroomhoeveelheid" 3 - Aansturing proportioneel aan "Stelgrootte" 4 - Aansturing proportioneel aan „ClO2-meting“
11.2.1
Aansturing "Handmatig" De Bello Zon®-installatie moet continu werken met een vooraf ingestelde, constante ClO2-capaciteit. 1.
Schakel met [F2] „INSTEL“ naar het menu „INSTEL“ en selecteer het tabblad „Installatie“ .
2.
Open het tabblad „Besturing“ met de toets [RECHTS].
3.
Configureer eventueel onder „Signaalingangen“ een stroomingang. Selecteer „ClO2-productie“ (toetsen [OP] of [NEER]) en toets [ENTER].
4.
Stel de „Besturing CIO2-hoev. via.“ in op „Handmatig“ (met toets [ENTER] en toetsen [OP] of [NEER] en toets [ENTER]).
5.
Selecteer „Regeling“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en druk op [ENTER].
6.
Stel de gewenste ClO2-capaciteit in onder „Streefwaarde ClO2productie“ (met toets [ENTER], [pijltjestoetsen] en toets [ENTER]). ð De continuweergave 1 ( „Productie 1“ ) en de continuweergave 2 ( „Productie 2“ , (toets [LINKS])) tonen vanaf nu beide de inge‐ stelde ClO2-capaciteit.
7.
De instellingen neemt u over met de toets [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
8.
Eventueel kunt u in de andere menu's grenswaarden en alarmen instellen.
9.
Indien nodig kunt u de digitale ingangen en de analoge uitgang aan‐ passen aan de vereisten (pauze, leksensor ...).
10.
De instellingen neemt u over met de toets [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
77
In bedrijf nemen 11.
11.2.2
Alle instellingen neemt u over met de toets [F5] „OVERN“ en de toets [ENTER].
Aansturing proportioneel aan "Doorstroomhoeveelheid" De ClO2-capaciteit van de chloordioxide-installatie moet hoeveelheidspro‐ portioneel met het signaal van de doorstroommeter (contactwatermeter, inductieve doorstroommeter,.. ) veranderen.
Watermeter configureren
1.
Schakel met [F2] „INSTEL“ naar het menu „INSTEL“ en selecteer het tabblad „Installatie“ .
2.
Open het tabblad „Besturing“ met de toets [RECHTS].
Configureer voor de watermeter onder „Signaalingangen“ de ingang „Doorstroommeter“ : 1.
Selecteer „Signaalingangen“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en druk toets [ENTER].
2.
Selecteer „Doorstroommeter“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en druk toets [ENTER].
3.
Stel onder „Ingang“ de ingang voor de doorstroommeter in (toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]).
4.
Stel onder „Doorstroomhoeveelheid in“ de benodigde eenheid voor de doorstroomhoeveelheid in (toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]).
5.
Stel onder „Doorstroombereik“ het benodigde meetbereik van de doorstroommeter in (toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]).
6.
Stel onder „Eenheid“ de eenheid „Liter/Impuls“ in (toets [ENTER], toets [OP] of [NEER], toets [ENTER]).
7.
Stel onder „Waarde“ het aantal van liters per impuls in voor de doorstroommeter (toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]).
8.
Stel onder „Grenswaarden“ de juiste waarden in. Neem daarbij de volgende aanwijzingen in acht!
9.
De instellingen neemt u over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
WAARSCHUWING! Explosiegevaar ClO2 kan zich verrijken tot een explosiegevaarlijke concen‐ tratie, wanneer het door de Bello Zon®-installatie wordt gedo‐ seerd, terwijl het verdunningswater ontbreekt. –
Bij analoge doorstroommeters (0/4 - 20 mA) moet onder „Ondergr.
“ altijd een waarde groter dan "0" worden ingesteld.
Een zo klein mogelijk ingestelde impulsafstand voor de watermeter zorgt voor een gelijkmatige vermenging van de ClO2-oplossing met het te behandelen water.
Selecteren van een geschikte doorstroom‐ meter
78
De Bello Zon®-besturing moet uit de ingestelde impulsafstand van een doorstroommeter en de signalen van deze doorstroommeter, de daadwer‐ kelijke, actuele doorstroomhoeveelheid berekenen. Hiertoe moet de impul‐ safstand van de watermeter zo worden voorgeselecteerd, dat deze geschikt is voor de schommelingen die men in de doorstroomhoeveelheid verwacht.
In bedrijf nemen Achtergrond: De besturing heeft betrouwbare waarden nodig voor de doorstroomhoe‐ veelheid, aangezien deze hieruit en uit de ingestelde ClO2-concentratie de passende, actuele capaciteit van de installatie moet kunnen berekenen; alleen wanneer dit lukt, kan de besturing de gewenste ClO2-concentratie in de waterstroom werkelijk constant houden. Hierbij kan men aan de volgende twee situaties denken: 1. - Wanneer men verwacht, dat de doorstroomhoeveelheid langzaam schommelt of constant is, gebruikt men een watermeter met lange pulsafstanden (bijv. contactwatermeter met reedcontact of NAMURuitgang); deze kan de langzame schommelingen eenvoudig afvlakken voor de besturing. Voor de Bello Zon®-besturing moet de contactwatermeter 0,25 ... 20 impulsen per seconden leveren. 2. - Wanneer men verwacht, dat de doorstroomhoeveelheid vaak en snel schommelt, gebruikt men een watermeter met korte pulsafstanden (bijv. IDM met frequentieuitgang (inductieve doorstroommeter)), deze kan de snelle schommelingen afvlakken voor de besturing. Zou de impulsafstand in dit geval groter zijn, dan zou de installatie met haar productiecapaciteit slechts laat en erg "hoekig" kunnen reageren op de schommelingen in de werkelijke doorstroomhoeveelheid. Voor de Bello Zon®-besturing moet de IDM 10 ... 10.000 impulsen per seconde leveren. De maximale, bruikbare impulsafstand is dus afhankelijk van de vereisten van de betreffende procesbesturing, aangezien deze de vertragingstijd bepaalt, waarmee de besturing reageert op de schommelingen in de door‐ stroomhoeveelheid. – –
Bij de meeste watermeters is het mogelijk de impulsaf‐ stand in te stellen. De besturing kan te kleine pulswaarden niet verwerken. Dit leidt tot een onregelmatige of onvoldoende dosering.
Overige instellingen 1.
Selecteer „ClO2-productie“ (toetsen [OP] of [NEER]) en toets [ENTER].
2.
Stel de „Besturing CIO-hoev. via.“ in op „Doorstroomhoeveelheid“ (toets [ENTER], toetsen [OP] of [NEER], toets [ENTER]).
3.
Selecteer „Regeling“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en druk op [ENTER].
4.
Stel de gewenste ClO2-concentratie voor „Streefwaarde ClO2concentratie“ in (toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]). ð De continuweergave 1 ( „Productie 1“ ) en de continuweergave 2 ( „Productie 2“ , (toets [LINKS])) tonen beide de actuele ClO2-capaciteit.
5.
De instellingen neemt u over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
6.
Eventueel kunt u in de andere menu's grenswaarden en alarmen instellen.
7.
Indien nodig kunt u de digitale ingangen en de analoge uitgang aan‐ passen aan de vereisten (pauze, leksensor ...).
8.
De instellingen neemt u over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
79
In bedrijf nemen 9.
Neem alle instellingen over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER]. ð De continuweergave 1 en de continuweergave 2 tonen vanaf nu de actuele ClO2-capaciteit en aanvullend de doorstroomhoe‐ veelheid en de ingestelde streefwaarde. Wanneer de doorstroomhoeveelheid de maximale waarde over‐ schrijdt, blijft de ClO2-capaciteit constant op de maximale waarde en daalt de ClO2-concentratie (foutmelding „Waarschuwing: Prod. overbelast“ ). Wanneer de doorstroomhoeveelheid daalt tot beneden de mini‐ male waarde, schakelt de besturing de dosering uit.
11.2.3
Bedrijfsmodus "Aansturing proportioneel aan stelgrootte" De ClO2-capaciteit van de Bello Zon®-installatie moet veranderen met het mA-signaal van een extern apparaat, bijv. dat van een controlekamer. 1.
Schakel met [F2] „PARAMETER“ in het menu „INSTEL“ over naar tabblad „Installatie“ .
2.
Open het tabblad „Besturing“ met de toets [RECHTS].
3.
Selecteer „Signaalingangen“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en druk toets [ENTER].
4.
Selecteer „Stelgrootte“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en toets [ENTER].
5.
Stel onder „Stelgrootte“ bijv. de „Strooming. XE2“ in (met toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]).
6.
Pas eventueel onder bijv. „Strooming. XE2“ de stroomingang aan aan de vereisten (met toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]).
7.
Schakel met de toets [ESC] terug naar het menu „Instellingen“ .
8.
Selecteer „ClO2-productie“ (toetsen [OP] of [NEER]) en toets [ENTER].
9.
Stel „Besturing CIO-hoev. via.“ in op „Stelgrootte“ (toets [ENTER], toetsen [OP] of [NEER] en toets [ENTER]).
10.
De instellingen neemt u over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
11.
Eventueel kunt u in de andere menu's grenswaarden en alarmen instellen.
12.
Indien nodig kunt u de digitale ingangen en de analoge uitgang aan‐ passen aan de vereisten (pauze, leksensor ...).
13.
De instellingen neemt u over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
14.
Neem alle instellingen over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
Instelbereik capaciteit ClO2-productie voor de afzonderlijke installatietypen Installatietype
min. slaglengte
Instelbereik capaciteit ClO2 (g/h), bij min. / max. slagfrequentie en ... min. slaglengte, ca.
max. slaglengte, ca.
CDVc 20
70
0 ... 14
0 ... 20
CDVc 45
60
0 ... 27
0 ... 45
CDVc 120
50
0 ... 60
0 ... 120
CDVc 240
40
0 ... 96
0 ... 240
CDVc 600
40
0 ... 240
0 ... 600
CDVc 2000
30
0 ... 600
0 ... 2000
80
In bedrijf nemen
11.2.4
Aansturing proportioneel aan ClO2-meting De ClO2-capaciteit van de Bello Zon®-installatie wijzigt, afhankelijk van de meetwaarde, met het mA-signaal van een rechtstreeks aan de besturing gekoppeld ClO2-sensor.
11.3
1.
Schakel met [F2] „INSTEL“ naar het menu „INSTEL“ en selecteer het tabblad „Installatie“ .
2.
Open het tabblad „Besturing“ met de toets [RECHTS].
3.
Selecteer „Signaalingangen“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en druk toets [ENTER].
4.
Selecteer „ClO2-meting“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en toets [ENTER].
5.
Stel onder „ClO2-meting“ bijv. de „strooming. XE1“ in (met toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]).
6.
Pas eventueel onder bijv. „Meetbereik“ de stroomingang aan aan de vereisten (met toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]).
7.
Selecteer „ClO2-productie“ (toetsen [OP] of [NEER]) en toets [ENTER].
8.
Stel de „Besturing CIO-hoev. via.“ in op „ClO2-meting“ (met toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]).
9.
Selecteer „Regeling“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en druk op [ENTER].
10.
Stel de gewenste ClO2-concentratie voor „Streefwaarde ClO2concentratie“ in (toets [ENTER], [pijltjestoetsen], toets [ENTER]). De continuweergave 1 ( „Productie 1“ ) toont vanaf nu de actuele ClO2-capaciteit en de continuweergave 2 ( „Productie 2“ , (toets [LINKS])) toont aanvullend de ingestelde Streefwaarde ClO2-con‐ centratie.
11.
Selecteer "Regeling“ (met toetsen [OP] of [NEER]) en de toets [ENTER].
12.
Pas de regelparameters aan aan het proces en druk toets [ENTER].
13.
De instellingen neemt u over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
14.
Eventueel kunt u in de andere menu's grenswaarden en alarmen instellen.
15.
Indien nodig kunt u de digitale ingangen en de analoge uitgang aan‐ passen aan de vereisten (pauze, leksensor ...).
16.
De instellingen neemt u over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
17.
Neem alle instellingen over met [F5] „OVERN“ en toets [ENTER].
Installatie opstarten Besturing
09.10.2009 14:23:10
Inbedrijfstelling Bypass actief handm. Pompen ontluchten Reactor vullen Doseerbew. instellen Pompen kalibreren Onderhoudsinterval
AAN ✔ ✔ ✔ ✔
Melding: Geen alarm
Home
81
In bedrijf nemen
11.3.1
1.
Schakel met [F1] „SERVICE“ naar het menu „SERVICE“ .
2.
Open dan met de toets [ENTER] het menu „Inbedrijfstelling“ . Voor meer informatie, zie het volgende hoofdstuk.
Pompen ontluchten Besturing
09.10.2009 14:23:10
Pompen ontluchten %
HCl 100%
NaClO2
0 slagen
100% 0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
Start
verder
VOORZICHTIG! Er kunnen bijtende chemicaliën ontsnappen Wanneer u meerdere ontluchtingsprocessen na elkaar uit‐ voert, kunnen de ontluchtingsflessen overstromen. –
Met kalibratie-inrichting
Wanneer u meerdere ontluchtingsprocessen na elkaar uitvoert, moet u op het vulniveau van de ontluchtings‐ flessen letten.
Voorwaarden: De slaglengten van de pompen zijn ingesteld op 100%. 1.
Neem de vacuümpomp van de console van de installatie.
P_PMA_BEZ_0086_SW
Afb. 10: Kraanstanden bij het vullen van de kalibratie-inrichtingen - hier bij de CDVc.
82
2.
Sluit de vacuümpomp aan op de kalibratie-inrichting links (zuur) en zuig het doseermedium handmatig aan tot aan de lijn 0“, maar niet verder! Is de afsluiter bovenop de kalibratie-inrichting geopend?
3.
Draai de afsluiter aan de onderzijde dicht richting de zuiglans.
In bedrijf nemen 4.
Sluit de vacuümpomp aan op de kalibratie-inrichting rechts (chloriet) en zuig het doseermedium handmatig aan tot aan de lijn 0“, maar niet verder! Is de afsluiter bovenop de kalibratie-inrichting geopend?
P_PMA_BEZ_0087_SW
Afb. 11: Kraanstanden bij het kalibreren - hier bij de CDVc. 5.
Draai de afsluiter aan de onderzijde dicht richting de zuiglans.
6.
Schakel met de toets [NEER] naar optie „Pompen ontluchten“ en druk op toets [ENTER].
7.
Start het ontluchten met [F3] „START“ - wacht tot de zuigleidingen en de doseereenheden volledig gevuld en vrij van luchtbellen zijn. VOORZICHTIG! In een noodsituatie kunt u de pompen met [F3] „STOP“ stoppen.
8.
Wanneer de zuigleidingen en de doseereenheden nog niet geheel bellenvrij gevuld zijn, nadat de doseerpompen zijn gestopt, herhaalt u het ontluchten nog eens met [F3] „START“ .
9.
Schakel met [F5] „VERDER“ naar het menu „Reactorvat vullen“ zie het volgende hoofdstuk.
10.
Draai de afsluiter aan de onderzijde open richting de zuiglans voor het zuur.
11.
Sluit de vacuümpomp aan op de kalibratie-inrichting links en zuig het doseermedium handmatig aan tot aan de lijn 0“, maar niet verder!
12.
Sluit de afsluiter bovenop de linker kalibratie-inrichting.
13.
Draai de afsluiter aan de onderzijde open richting de zuiglans voor het chloriet.
14.
Sluit de vacuümpomp aan op de kalibratie-inrichting rechts en zuig het doseermedium handmatig aan tot aan de lijn 0“, maar niet verder!
83
In bedrijf nemen
P_PMA_BEZ_0088_SW
Afb. 12: Kraanstanden tijdens bedrijf - hier bij de CDVc. 15. Zonder kalibratie-inrichting
Sluit de afsluiter bovenop de rechter kalibratie-inrichting.
Voorwaarden: De slaglengten van de pompen zijn ingesteld op 100%. 1.
Zet elke zuiglans in zijn eigen, met schoon water gevulde emmer.
2.
Draai de ontluchtingsventielen op de pompen iets open (tegen de wijzers van de klok in).
3.
Schakel met de toets [NEER] naar optie „Pompen ontluchten“ en druk op toets [ENTER].
4.
Start het ontluchten met [F3] „START“ - wacht tot de zuigleidingen en de doseereenheden volledig gevuld en vrij van luchtbellen zijn. VOORZICHTIG! In een noodsituatie kunt u de pompen met [F3] „STOP“ stoppen.
5.
Wanneer de zuigleidingen en de doseereenheden nog niet geheel bellenvrij gevuld zijn, nadat de doseerpompen zijn gestopt, herhaalt u het ontluchten nog eens met [F3] „START“ .
6.
Schakel met [F5] „VERDER“ naar het menu „Reactorvat vullen“ zie het volgende hoofdstuk.
7.
Draai de ontluchtingsventielen op de pompen dicht - met de wijzers van de klok mee.
Opheffen van storingen bij het ontluchten van de pompen Foutbeschrijving
Oorzaak
Foutmelding, de slagen worden niet De doseerbewaking is niet achterwaarts geteld en de balk erboven op de juiste wijze ingesteld. kleurt rood.
84
Verhelpen n n
Draai de kartelschroef onder de doseer‐ bewaking een omwenteling omlaag. Bevestig de foutmelding.
In bedrijf nemen
11.3.2
Reactor vullen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Reactor vullen %
HCl
100%
NaClO2
0 slagen
100%
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
Start
verder
WAARSCHUWING! Gevaar voor openbarstende delen van de installatie Wanneer het spoelventiel bij het vullen van de reactor niet is geopend, kan de druk van de doseerpompen de reactor laten openbarsten. –
Open het spoelventiel voordat u de reactor vult.
–
Wanneer bij gekalibreerde pompen alleen de slaglengte anders wordt ingesteld - via het menu „Slaglengten instellen“ , dan hoeven de pompen niet opnieuw te worden gekalibreerd. De Bello Zon®-besturing kan het aantal vooraf ingestelde slagen aanpassen aan een gewijzigde slaglengte, wan‐ neer de componentenpompen via het menu „Slaglengten instellen“ worden ingelicht over hun actuele slaglengten.
–
1.
Alleen bij het eerste vullen: Controleer of de reactor uitsluitend op de toevoer van schoon water - en niet die van chemicaliën - is aan‐ gesloten.
2.
Op het spoelventiel.
3.
Start het vullen met[ F3] „START“ VOORZICHTIG! In een noodsituatie kunt u de pompen met [F3] „STOP“ stoppen. ð De besturing telt het vooraf ingestelde aantal slagen achter‐ waarts af.
4.
Wacht tot het vooraf ingestelde aantal slagen is afgewerkt.
5.
Wanneer de reactor nog niet is gevuld, d.w.z. wanneer nog geen vloeistof uit het spoelventiel loopt, moet het vullen nogmaals worden gestart met [F3] „START“ .
6.
Schakel niet met [F5] „VERDER“ naar het volgende menu, maar controleer de installatie op lekdichtheid - zie het volgende hoofd‐ stuk.
85
In bedrijf nemen
11.3.3
Op lekdichtheid controleren WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftige ClO2-oplossingen Door lekkages kunnen giftige ClO2-oplossingen vrijgekomen. –
11.3.4
Lekkages moeten onmiddellijk met geschikte maatre‐ gelen worden verholpen.
1.
Wanneer de doseerpompen nog niet draaien, start u deze in het menu „Reactor vullen“ met toets [F3] „START“ .
2.
Controleer alle delen van de installatie bij draaiende doseerpompen en maximale bedrijfsdruk op lekdichtheid.
3.
Eventuele lekkages moeten onmiddellijk met geschikte maatregelen worden verholpen!
4.
Wanneer de test nog niet is afgerond, start u de doseerpompen opnieuw met [F3] „START“ .
5.
Wanneer de doseerpompen nog draaien, kunt u ze na de test stoppen met [F3] „STOP“ .
6.
Schakel met [F5] „VERDER“ naar het menu „Doseerbew. instellen“ (= "Doseerbewaking instellen“) - zie het volgende hoofdstuk.
Doseerbew. instellen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Doseerbew. instellen %
HCl 100%
NaClO2 100%
0 slagen
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
Start
verder
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor foutieve ClO2-doseerhoeveelheid Door niet functionerende doseerbewakingen kan de ver‐ wachte ClO2-doseerhoeveelheid foutief uitvallen. – – –
86
Stel de ronde naderingsschakelaars nooit te laag in. Het wegvallen van de tegendruk moet betrouwbaar worden tegengegaan. Neem de minimale waarden voor de slaglengten in acht.
In bedrijf nemen
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftig chloriet Door niet functionerende doseerbewakingen kan de toelaat‐ bare chlorietconcentratie worden overschreden. – – –
Stel de ronde naderingsschakelaars nooit te laag in. Het wegvallen van de tegendruk moet betrouwbaar worden tegengegaan. Neem de minimale waarden voor de slaglengten in acht.
1 2 3
Afb. 13: Overzicht doseerbewaking 1 2 3
Bovenste stelring Ronde naderingsschakelaar Onderste stelring
Voorwaarde: De doseerpompen zijn ontlucht. 1.
Draai steeds de bovenste stelring (1) van de doseerbewakingen geheel naar boven.
2.
Beweeg nu ook de ronde naderingsschakelaars (2) en de onderste stelringen (3) omhoog.
3.
Start de doseerpompen met [F3] „START“ . VOORZICHTIG! In een noodsituatie kunt u de pompen met [F3] „STOP“ stoppen.
4.
Laat elke ronde naderingsschakelaar (2) nu langzaam zakken, tot het getal onder de bijbehorende groene balk aanhoudend op 0 tot 1 slag blijft staan (bijv. voor de linker naderingsschakelaar (HCI): linker balk).
5.
Laat de onderste stelringen (3) dan nog 1 omwenteling zakken.
6.
Laat nu de bovenste stelringen (1) op de ronde naderingsschake‐ laars (2) zakken.
7.
Schakel met [F5] „VERDER“ naar het menu "Pompen kalibreren" zie het volgende hoofdstuk.
87
In bedrijf nemen
11.3.5
Pompen kalibreren Besturing
09.10.2009 14:23:10
Pompen kalibreren %
HCl
100%
NaClO2 100%
0 slagen
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
Start
verder
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor giftige stoffen in het water Wanneer de doseerpompen niet bij worden gekalibreerd bij de druk, waaronder deze later tijdens bedrijf functioneren, dan worden de chemicaliën mogelijk niet in de juiste verhou‐ ding in de reactor gemengd. –
Kalibreer de doseerpompen uitsluitend bij die druk, die later tijdens normaal bedrijf heerst.
–
Wanneer bij gekalibreerde pompen alleen de slaglengte anders wordt ingesteld - via het menu „Slaglengten instellen“ , dan hoeven de pompen niet opnieuw te worden gekalibreerd. De Bello Zon®-besturing kan het aantal vooraf ingestelde slagen aanpassen aan een gewijzigde slaglengte, wan‐ neer de componentenpompen via het menu „Slaglengten instellen“ worden ingelicht over hun actuele slaglengten.
–
88
In bedrijf nemen Met kalibratie-inrichting 1.
Neem de vacuümpomp van de console van de installatie.
P_PMA_BEZ_0086_SW
Afb. 14: Kraanstanden bij het vullen van de kalibratie-inrichtingen - hier bij de CDVc. 2.
Sluit de vacuümpomp aan op de kalibratie-inrichting links (zuur) en zuig het doseermedium handmatig aan tot aan de lijn 0“, maar niet verder! Is de afsluiter bovenop de kalibratie-inrichting geopend?
3.
Draai de afsluiter aan de onderzijde dicht richting de zuiglans.
4.
Sluit de vacuümpomp aan op de kalibratie-inrichting rechts (chloriet) en zuig het doseermedium handmatig aan tot aan de lijn 0“, maar niet verder! Is de afsluiter bovenop de kalibratie-inrichting geopend?
P_PMA_BEZ_0087_SW
Afb. 15: Kraanstanden bij het kalibreren - hier bij de CDVc. 5.
Draai de afsluiter aan de onderzijde dicht richting de zuiglans.
89
In bedrijf nemen 6.
Start de doseerpompen met [F3] „START“ . VOORZICHTIG! In een noodsituatie kunt u de pompen met [F3] „STOP“ stoppen.
Wanneer de kalibratie-inrichtingen voortijdig leeg raken, moeten de pompen met [F3] „STOP“ worden gestopt.
90
7.
Zodra het weergegeven aantal slagen is afgewerkt, stoppen de pompen - de menu-optie "Kalibrering instellen" verschijnt nu.
8.
Druk op [F2] „ZUUR“ en vervolgens op toets [ENTER] en voer met behulp van de pijltjestoetsen de verbruikte hoeveelheid doseerme‐ dium uit de linker kalibratie-inrichting in en noteer deze.
9.
Bevestig deze waarde met toets [ENTER] en druk vervolgens [F5] „OVERN“ om deze over te nemen.
10.
Bepaal de differentiële waarde tussen de eerste waard en de nieuwe waarde (in ml) voor water.
11.
Druk op [F3] „CHLORIET“ en vervolgens op toets [ENTER] en voer met behulp van de pijltjestoetsen de verbruikte hoeveelheid doseer‐ medium uit de rechter kalibratie-inrichting in en noteer deze.
12.
Bevestig deze waarde met toets [ENTER] en druk vervolgens [F5] „OVERN“ om deze over te nemen.
13.
Registreer de verbruikswaarden van het zuur en het chloriet in het inbedrijfnameprotocol onder het installatielogboek.
14.
Sluit met [F5] „VERDER“ het menu weer af.
15.
Draai de afsluiter aan de onderzijde open richting de zuiglans voor het zuur.
16.
Sluit de vacuümpomp aan op de kalibratie-inrichting links en zuig het doseermedium handmatig aan tot aan de lijn 0“, maar niet verder!
17.
Sluit de afsluiter bovenop de linker kalibratie-inrichting.
18.
Draai de afsluiter aan de onderzijde open richting de zuiglans voor het chloriet.
19.
Sluit de vacuümpomp aan op de kalibratie-inrichting rechts en zuig het doseermedium handmatig aan tot aan de lijn 0“, maar niet verder!
In bedrijf nemen
P_PMA_BEZ_0088_SW
Afb. 16: Kraanstanden tijdens bedrijf - hier bij de CDVc. 20.
Sluit de afsluiter bovenop de rechter kalibratie-inrichting.
1.
Niet bij de eerste inbedrijfstelling: Plaats de zuiglansen elk in een met schoon water gevulde emmer (zo wordt voorkomen, dat de zui‐ glansen leeg lopen en worden de resten van chemicaliën extern weggespoeld).
Zonder kalibratie-inrichting
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftig ClO2-gas Zodra beide zuiglansen in hetzelfde vat worden geplaatst, ontstaat een hoeveelheid giftig ClO2-gas. –
Plaats nooit beide zuiglansen in hetzelfde vat.
2.
Om deze beter te kunnen aflezen, plaatst u de maatcilinder op een waterpas en vlakke ondergrond - het vloeistofpeil moet goed aflees‐ baar zijn.
3.
Vul de meetcilinder tot aan de bovenste markering met water.
4.
Til elke zuiglans voorzichtig op, houd deze verticaal en plaats deze in hun meetcilinders: Er mag geen lucht in de zuiglansen belanden. Dit kan de kalibratie verstoren!
5.
Start de doseerpompen met [F3] „START“ . VOORZICHTIG! In een noodsituatie kunt u de pompen met [F3] „STOP“ stoppen.
Wanneer de kalibratie-inrichtingen voortijdig leeg raken, moeten de pompen met [F3] „STOP“ worden gestopt. 6.
Zodra het weergegeven aantal slagen is afgewerkt, stoppen de pompen - de menu-optie „Kalibrering instellen“ verschijnt nu.
7.
Til elke zuiglans voorzichtig op, houd deze verticaal, neem ze uit hun meetcilinders en plaats elke lans in zijn emmer.
91
In bedrijf nemen 8.
Om deze beter te kunnen aflezen, plaatst u de maatcilinder op een waterpas en vlakke ondergrond - het vloeistofpeil moet goed aflees‐ baar zijn.
9.
Lees de nieuwe waarden af van de meetcilinders en noteer de waarden.
10.
Bepaal de differentiële waarde tussen de eerste waard en de nieuwe waarde (in ml) voor zuur.
11.
Druk op [F2] „ZUUR“ en vervolgens op toets [ENTER] en voor de differentiële waard in met behulp van de [pijltjestoetsen].
12.
Bevestig de waarde met toets [ENTER].
13.
Neem afsluitend de waarde over met [F5] „OVERN“ !
14.
Bepaal de differentiële waarde tussen de eerste waard en de nieuwe waarde (in ml) voor chloriet.
15.
Druk op [F3] „CHLORIET“ en vervolgens op [ENTER] en voer deze differentiële waarde met behulp van de [pijltjestoetsen] in.
16.
Bevestig de waarde met toets [ENTER].
17.
Neem afsluitend de waarde over met [F5] „OVERN“ !
18.
Sluit met [F5] „VERDER“ het menu weer af.
19.
Registreer de verbruikswaarden van het zuur en het chloriet in het inbedrijfnameprotocol onder het installatielogboek.
20.
Registreer de verbruikswaarde van het water in het inbedrijfname‐ protocol onder het installatielogboek.
21.
Niet bij de eerste inbedrijfstelling: Plaats de zuiglans voor het zuur voorzichtig in de jerrycan "Zuur" en zet deze vast.
22.
Niet bij de eerste inbedrijfstelling: Plaats de zuiglans voor het chlo‐ riet voorzichtig in de jerrycan "Chloriet" en zet deze vast.
23.
Niet bij de eerste inbedrijfstelling: Spoel de meetcilinders en de wateremmers grondig uit.
Achter elke tot nu toe succesvol doorlopen stap van het menu "Inbedrijfstelling" verschijnt steeds een groen vinkje.
De installatie werkt nu met de geleverde doseerhoeveelheid (bij de eerste inbedrijfstelling nog steeds met water).
11.4
Veiligheidsvoorzieningen testen
Veiligheidslekbakken (accessoire)
Neem de intacte container uit de droge veiligheidslekbak. Vul de veilig‐ heidslekbak tot de rand met water en controleer deze op lekkages. Wanneer de veiligheidslekbak is uitgerust met lekkagebewaking, moet de besturing de dosering uitschakelen. Druk toets [F1] „AFBREKEN“ .
Niveauschakelaars zuur en chloriet
Trek de zuiglansen langzaam uit de gevulde containers. De besturing moet nu de productie uitschakelen, de indicatieled apparaten knippert, de zoemer zoemt en het alarmrelais schakelt. Druk op de toets [F5] „ZOEMER UIT“ en vervolgens op toets [F1] „AFBREKEN“ .
92
In bedrijf nemen Doseerbewakingen
Beweeg de bovenste stelring en de ronde naderingsschakelaar van een doseerbewaking omhoog - de besturing moet na 6 foutieve slagen de dosering uitschakelen. Gelijktijdig verschijnt op het lcd-scherm een mel‐ ding, de indicatieled apparaten knippert, de zoemer zoemt en het alarmre‐ lais schakelt. Druk de toets [F5] „ZOEMER UIT“ , beweeg vervolgens de ronde nade‐ ringsschakelaar en de bovenste stelring weer in de uitgangspositie en druk toets [F1] „AFBREKEN“ . Wanneer de onderste stelring hierbij is ver‐ schoven, moet de doseerbewaking opnieuw worden ingesteld. Controleer nu de andere doseerbewakingen.
Afdekking reactor
Controleer of de afdekking van de reactor correct is gemonteerd. De afdekking moet bescherming bieden tegen opspattende ClO2-oplos‐ sing.
Bypassbewaking
Draai de afsluiter voor de vlotterdoorstroommeter langzaam dicht. De besturing moet nu de productie uitschakelen, de indicatieled apparaten knippert, de zoemer zoemt en het alarmrelais schakelt. Druk op de toets [F5] „ZOEMER UIT“ , draai de afsluiter open en druk de toets [F1] „AFBREKEN“ in.
Gaswaarschuwingsapparaat (optie)
Test het gaswaarschuwingsapparaat en zijn sensor conform de aanwij‐ zingen in de bijbehorende gebruiksaanwijzing. . Alleen voor installaties, die een ClO2-voorraadvat voeden:
Overvullingsbeveiliging (door installateur)
Het ClO2-voorraadvat moet zijn uitgerust met een niveauschakelaar, die als een overvullingsbeveiliging de Bello Zon®-installatie op VEILIGE wijze van het elektrisch net isoleert.
Onderbreking chemicaliëntoevoer (door installateur)
De toevoer van chemicaliën via de doseerpompen moet zo zijn ingericht, dat deze op veilige wijze wordt onderbroken, zodra er onvoldoende water door de bypass stroomt.
VOORZICHTIG! Bij installaties, die anders zijn aangesloten dan hier wordt beschreven, moet de exploitant een veiligheidsanalyse van de gehele installatie uitvoeren.
11.5
Plaatsen van de jerrycans met chemicaliën 1.
Schakel de productie uit door in de continuweergave [F1] „PROD UIT“ te drukken – "Productie uit" verschijnt.
2.
Plaats de jerrycans met chemicaliën onder de installatie - zuur links (HCl, rood), chloriet rechts (NaClO2, blauw) – gezien vanaf de voor‐ zijde!
3.
Steek de linker zuiglans in de jerrycan met zuur. Zweeft het bodem‐ ventiel vlak boven de bodem van de jerrycan?
4.
Draai de schroefdop vast.
93
In bedrijf nemen
11.6
5.
Steek de rechter zuiglans in de jerrycan met chloriet. Zweeft het bodemventiel vlak boven de bodem van de jerrycan?
6.
Draai de schroefdop vast.
7.
Alleen voor installaties die zijn voorzien van een verwarmingssys‐ teem voor chemicaliënleidingen: de temperatuur van de chemicaliën moet steeds beneden 40 ºC blijven.
Controleer de ClO2-productie 1.
Schakel de productie in door in de continuweergave [F1] „PROD AAN“ te drukken – „Productie aan“ verschijnt.
2.
Bereid na een geschikte tijdspanne een monstername voor uit de hoofdwaterleiding (na een reactietank, indien aanwezig, of aan een doorstroomgever) – de ClO2-oplossing moet hier ondertussen zijn aanbeland.
3.
Giet het monster in een schoon potjes en meng dit direct met het DPD 1-reagens - raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw colorime‐ trisch meettoestel; ClO2 heeft de neiging snel uit te dampen, vooral bij watertemperaturen > 25 °C!
4.
Bepaal zonder uitstel het ClO2-gehalte van het monster met behulp van een colorimetrisch meettoestel, bijv. met de fotometer DT 1.
5.
Pas eventueel de regelparameters resp. de toegevoegde hoeveel‐ heid aan in het menu „INSTEL“ , laat de installatie draaien en her‐ haal de meting na voldoende lang te hebben gewacht.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor onwettig gebruik – Neem voor de ClO2-concentraties altijd de nationale en plaatselijke voorschriften in acht.
Wanneer de slaglengte moet worden gewijzigd, dan: – –
– –
- - - De Bello Zon®-installatie is nu gebruiksklaar! - - -
94
kies het menu „Slaglengten instellen“ en wijzig de lengte hier. Neem de minimale slaglengten in acht - zie hoofdstuk "Bedrijfsmodus Aansturing proportioneel aan stel‐ grootte".
Voor een veilig bedrijf moet de slaglengte zo groot mogelijk worden gekozen, hierdoor wordt voorkomen dat de chemicaliën uitdampen in de zuigleidingen. Voor een goede vermenging moet de slaglengte zo klein mogelijk worden gekozen, aangezien dit tot een hogere slagfrequentie leidt.
Bediening
12
Bediening WAARSCHUWING! Explosiegevaar door giftig ClO2-gas De beide componenten zoutzuur (HCl) en natriumchloriet (NaClO2 ) vormen samen plotseling veel giftig ClO2-gas, dat zich op explosieve wijze kan ontleden. –
De beide componenten zoutzuur (HCl) en natriumchlo‐ riet (NaClO2) mogen, behalve in de reactor, nooit met elkaar worden vermengd.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftig ClO2-gas Bij he teruggieten van chemicaliën in de jerrycans komen vaak verwisselingen voor. Hierbij kan veel giftig ClO2-gas ontstaan. –
Giet nooit chemicaliën terug in de jerrycan en vermeng deze nooit.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftige ClO2-oplossingen Bij lekkages in de installatie kunnen giftige ClO2-oplossingen ontsnappen. – –
12.1
In geen enkele bedrijfsmodus mag de voor de installatie maximaal toelaatbare bedrijfsdruk worden overschreden. Bij bedrijf op de maximale bedrijfsdruk, moet de gehele installatie lekvrij zijn.
Vervangen van de jerrycans met chemicaliën
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! Explosiegevaar door foutieve concentraties Wanneer de chloordioxide-installatie Bello Zon® CDV wordt bedreven met te hoog geconcentreerde chemicaliën, kan zich hooggeconcentreerd ClO2 vormen, dat zich in de reactor op explosieve wijze kan ontleden. –
Gebruik de chloordioxide-installatie Bello Zon® CDV uit‐ sluitend met Bello Zon®-chloriet of verdunde natrium‐ chloriet: NaClO2, 7,5 gew.%. Gebruik uitsluitend Bello Zon®-zuur of verdunde zout‐ zuur: HCl 9 gew.%.
95
Bediening
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftig ClO2-gas Wanneer de jerrycans met chemicaliën op ondeskundige wijze worden gehanteerd, kunnen grote hoeveelheden giftig ClO2-gas ontstaan. – –
–
De jerrycans mogen uitsluitend door geïnstrueerd perso‐ neel worden vervangen. Let daarbij op de kleurcode: rood betekent zuur (HCI, links) blauw betekent chloriet (NaClO2 , rechts). Plaats nooit beide zuiglansen in hetzelfde vat en ver‐ wissel ze niet.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftige ClO2-oplossingen Bij lekkages als gevolg van corrosie in de installatie kunnen giftige ClO2-oplossingen ontsnappen. – – –
Basisvereisten aan de zuiverheid
Minimale temperaturen, vloeistoffen
Maximale temperaturen, vloeistoffen
Gebruik uitsluitend Bello Zon®-zuur of verdunde zout‐ zuur: HCl 9 gew.%. De zoutzuur moet voldoen aan de zuiverheidscriteria van DIN EN 939. Het chloriet moet voldoen aan de zuiverheidscriteria van DIN EN 938.
voor natriumchloriet 7,5%
Bovengrens conform DIN EN 938
Natriumchloraat
3 g/l
Natriumnitraat
0,08 g/l
voor zoutzuur 9%
Bovengrens conform DIN EN 939
IJzer
16 mg/l
Gehalogeneerde organische ver‐ bindingen
1,6 mg/l
voor chemicaliën en water
Temperatuur, minimaal
CDVc 20 ... 240
10 °C
CDVc 600 ... 2000
15 °C
voor chemicaliën en water
Temperatuur, maximaal
voor alle installaties
40 °C
Instructies 1.
Schakel de ClO2-productie uit door in de continuweergave [F1] „PROD UIT“ te drukken. ð
2.
96
„Productie uit“ verschijnt.
Haal alle zuiglansen voorzichtig uit hun jerrycans. Til deze lang‐ zaam omhoog en houd ze verticaal!
Bediening 3.
Zet elke zuiglans in zijn eigen, met schoon water gevulde emmer. Zo wordt voorkomen dat de zuiglansen leeglopen en er ClO2 kan ontstaan.
4.
Sluit de jerrycan voor chemicaliën af en laat deze door deskundigen afvoeren.
5.
Plaats de nieuwe jerrycan met chemicaliën onder de installatie: Rood betekent zuur (HCI, links), blauw betekent chloriet (rechts)!
6.
Til elke zuiglans voorzichtig op, houd deze verticaal en plaats deze in de betreffende jerrycan: Rood betekent zuur, blauw betekent chloriet!
7.
Controleer de aanzuigleidingen op luchtbellen en ontlucht ze indien nodig (als beschreven in het volgende hoofdstuk).
8.
Schakel de ClO2-productie in door in de continuweergave [F1] „PROD AAN“ te drukken. ð
12.2
„Productie aan“ verschijnt.
Pompen ontluchten Besturing
09.10.2009 14:23:10
Pompen ontluchten %
HCl 100%
NaClO2
0 slagen
100% 0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
Start
verder
Voorwaarden: De slaglengten van de pompen zijn ingesteld overeenkomstig de minimale waarden uit de tabel Ä op pagina 80 en zijn gelijk. 1.
Schakel met [F1] „SERVICE“ naar het menu „SERVICE“ .
2.
Schakel met toets [AB] naar het menu „Expertwerkzaamheden“ -en druk op toets [ENTER].
3.
Kies met behulp van de [pijltjestoetsen] het menu „Pompen ontluchten“ .
4.
Open dan met toets [ENTER] het menu „Pompen ontluchten“ .
5.
Zet elke zuiglans in zijn eigen, met schoon water gevulde emmer.
6.
Draai de ontluchtingsventielen op de pompen iets open (met de wij‐ zers van de klok mee).
7.
Start het ontluchten met [F3] „START“ - wacht tot de zuigleidingen en de doseereenheden volledig gevuld en vrij van luchtbellen zijn. VOORZICHTIG! In een noodsituatie kunt u de pompen met [F3] „STOP“ stoppen.
8.
Wanneer de zuigleidingen en de doseereenheden nog niet geheel bellenvrij gevuld zijn, nadat de doseerpompen zijn gestopt, herhaalt u het ontluchten nog eens met [F3] „START“ .
97
Bediening 9.
Wanneer de zuigleidingen en de doseereenheden vroegtijdig bel‐ lenvrij gevuld zijn, sopt u het ontluchten met [F3] „STOP“ .
10.
Schakel met [F1] „HOME“ terug naar het scherm „Installatie UIT“ .
11.
Draai de ventielen voor grof-/fijnontluchting op de pompen dicht (tegen de wijzers van de klok in).
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftig ClO2-gas Bij het vermengen van chemicaliën kan veel giftig ClO2-gas ontstaan. – – –
De inhoud van de ontluchtingsflessen mag nooit met elkaar worden vermengd. Giet inhoud van de ontluchtingsflessen nooit terug in de jerrycans voor chemicaliën. Het gevaar dat hierbij chemi‐ caliën worden verwisseld is te groot. Giet de inhoud van de ontluchtingsflessen afzonderlijk door een gootsteen en spoel deze afzonderlijk steeds met veel water weg.
VOORZICHTIG! Er kunnen bijtende chemicaliën ontsnappen Wanneer u meerdere ontluchtingsprocessen na elkaar uit‐ voert, kunnen de ontluchtingsflessen overstromen. –
Wanneer u meerdere ontluchtingsprocessen na elkaar uitvoert, moet u op het vulniveau van de ontluchtings‐ flessen letten.
Opheffen van storingen bij het ontluchten van de pompen Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
De doseerbewaking is niet Foutmelding, de slagen worden niet achterwaarts geteld en de balk erboven op de juiste wijze ingesteld. kleurt rood.
12.3
n n
Draai de kartelschroef onder de doseer‐ bewaking een omwenteling omlaag. Bevestig de foutmelding.
Slaglengten instellen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Slaglengten instellen %
HCl
NaClO2
tot nu 100%
tot nu 100%
actueel 100%
actueel 100%
Melding: Geen alarm
Home
98
overn.
Bediening
Wanneer de slaglengte moet worden gewijzigd, dan: – –
– –
dan moet dit via het menu "Slaglengten instellen" worden uitgevoerd. neem de minimale waarde uit de tabel Ä op pagina 80 in acht.
Voor een veilig bedrijf moet de slaglengte zo groot mogelijk worden gekozen, hierdoor wordt voorkomen dat de chemicaliën uitdampen in de zuigleidingen. Voor een goede vermenging moet de slaglengte zo klein mogelijk worden gekozen, aangezien dit tot een hogere slagfrequentie leidt.
1.
Schakel met [F1] „SERVICE“ naar het menu „SERVICE“ .
2.
Schakel met de toets [ENTER] naar het menu „Expertwerkzaamheden“ .
3.
Kies met behulp van de pijltjestoetsen het menu „Slaglengten instellen“ .
4.
Open met de toets [ENTER] het menu „Slaglengten instellen“ .
5.
Stel nu de nieuwe slaglengte in voor de doseerpompen.
6.
Neem de nieuwe waarden over met [F5] „OVERN“ . ð Het menu „Doseerbew. instellen“ verschijnt.
7.
Hierna moeten beslist de doseerbewakingen worden afgesteld - zie het volgende hoofdstuk.
Instelbereik capaciteit ClO2-productie voor de afzonderlijke installatietypen Installatietype
min. slaglengte
Instelbereik capaciteit ClO2 (g/h), bij min. / max. slagfrequentie en ... min. slaglengte, ca.
max. slaglengte, ca.
CDVc 20
70
0 ... 14
0 ... 20
CDVc 45
60
0 ... 27
0 ... 45
CDVc 120
50
0 ... 60
0 ... 120
CDVc 240
40
0 ... 96
0 ... 240
CDVc 600
40
0 ... 240
0 ... 600
CDVc 2000
30
0 ... 600
0 ... 2000
99
Bediening
12.4
Doseerbew. instellen Besturing
09.10.2009 14:23:10
Doseerbew. instellen %
HCl 100%
NaClO2 100%
0 slagen
0 slagen
Melding: Geen alarm
Home
Start
verder
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor foutieve ClO2-doseerhoeveelheid Door niet functionerende doseerbewakingen kan de ver‐ wachte ClO2-doseerhoeveelheid foutief uitvallen. – – –
Stel de ronde naderingsschakelaars nooit te laag in. Het wegvallen van de tegendruk moet betrouwbaar worden tegengegaan. Neem de minimale waarden voor de slaglengten in acht.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftig chloriet Door niet functionerende doseerbewakingen kan de toelaat‐ bare chlorietconcentratie worden overschreden. – – –
Stel de ronde naderingsschakelaars nooit te laag in. Het wegvallen van de tegendruk moet betrouwbaar worden tegengegaan. Neem de minimale waarden voor de slaglengten in acht.
1 2 3
Afb. 17: Overzicht doseerbewaking 1 2 3
Bovenste stelring Ronde naderingsschakelaar Onderste stelring
Voorwaarde: De doseerpompen zijn ontlucht.
100
1.
Draai steeds de bovenste stelring (1) van de doseerbewakingen zie de afbeelding Afb. 17 - geheel naar boven.
2.
Beweeg nu ook de ronde naderingsschakelaars (2) en de onderste stelringen (3) omhoog.
Bediening 3.
Start de doseerpompen met [F3] „START“ . VOORZICHTIG! In een noodsituatie kunt u de pompen met [F3] „STOP“ stoppen.
12.5
4.
Laat elke ronde naderingsschakelaar (2) nu langzaam zakken, tot het getal onder de bijbehorende groene balk aanhoudend op 0 tot 1 slag blijft staan (bijv. voor de linker naderingsschakelaar (HCI): linker balk).
5.
Laat de onderste stelringen (3) dan nog 1 omwenteling zakken.
6.
Laat nu de bovenste stelringen (1) op de ronde naderingsschake‐ laars (2) zakken.
7.
Sluit met [F5] „VERDER“ het menu weer af.
8.
Schakel met [F1] „HOME“ terug naar het scherm „Installatie UIT“ .
Sensoren controleren Wanneer er sprake is van een meetwaardeafhankelijke dosering, moeten de sensoren regelmatig worden gecontroleerd. De interval is afhankelijk van de nationale regelgeving of de procesvoorwaarden - zie de gebruiks‐ handleidingen van de sensoren.
ClO2-sensor
Controleer de op de besturing weergegeven meetwaarde van de sensor met behulp van een geschikte meetset voor chloordioxide (bijv. DPD) - zie de gebruikshandleiding van de sensor. Kalibreer de sensor, zo nodig, opnieuw - zie hoofdstuk "Instellen, kali‐ breren" en de gebruikshandleiding van de sensor.
Chlorietsensor
Controleer de op de besturing weergegeven meetwaarde van de sensor met behulp van een geschikte meetset voor chloordioxide (bijv. DPD) - zie de gebruikshandleiding van de sensor. Kalibreer de sensor, zo nodig, opnieuw - zie hoofdstuk "Instellen, kali‐ breren" en de gebruikshandleiding van de sensor.
Redoxsensor
Controleer de op de besturing weergegeven meetwaarde van de sensor met behulp van een geschikte kwaliteitsbufferoplossing (bijv. voor 465 mV) - zie de gebruikshandleiding van de sensor. Wanneer de weergegeven waarde meer dan ±40 mV afwijkt van de buffer‐ waarde, moet de sensor worden vervangen - zie de gebruikshandleiding van de sensor en de doorstroomgever.
pH-sensor
Controleer de op de besturing weergegeven meetwaarde van de sensor met behulp van een geschikte kwaliteitsbufferoplossing (bijv. voor pH-7) zie de gebruikshandleiding van de sensor. Kalibreer de sensor, zo nodig, opnieuw - zie hoofdstuk "Instellen, kali‐ breren" en de gebruikshandleiding van de sensor.
101
Bediening
12.6
De gegevens verder verwerken
Algemeen
De gebeurtenissen, bedieningshandelingen en meetwaardelijsten worden door de Bello Zon®-besturing uitsluitend opgeslagen op de SD-kaart onder de transparante interfaceafdekking van de besturing - zie Afb. 6. Alleen daar worden de gegevens duurzaam opgeslagen; wanneer de elektrische voeding naar de besturing onderbroken is geweest, geeft deze de oude waarden niet meer weer. De oude waarden kunnen ook niet meer door de besturing vanaf de SD-kaart worden overgenomen. Zij kunnen echter wel vanaf de SD-kaart op een pc worden overgedragen en hier worden gelezen of verder worden verwerkt. De meegeleverde SD-kaart heeft een capaciteit van 512 MB. Dit is door‐ gaans voldoende voor 1/2 tot 1 jaar. De besturing kan echter ook werken met SD-kaarten tot 2 GB. De SD-kaart moet zijn geformatteerd volgens het FAT16-systeem.
SD-kaart plaatsen 1.
Om de SD-kaart te kunnen plaatsen, moet u de transparante inter‐ faceafdekking aan de onderkant van de besturing openen.
2.
Steek de SD-kaart in de sleuf van de kaartlezer, totdat de kaart geheel aanligt. Wanneer de kaart niet juist is ingestoken, verschijnt de volgende foutmelding „SD-kaart niet geïnitialiseerd“ .
3.
Schroef de interfaceafdekking weer waterdicht vast.
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok – De interfaceafdekking moet waterdicht worden vastge‐ schroefd.
Analyseren van de gegevens op de SDkaart 1.
Neem de SD-kaart uit - in omgekeerde volgorde als onder Ä „SDkaart plaatsen“ op pagina 102.
2.
Kopieer de gegevens van de SD-kaart met behulp van een kaart‐ lezer op een pc - de bestand treft u aan in de map "Logbook".
3.
Plaats de SD-kaart weer - als onder Ä „SD-kaart plaatsen“ op pagina 102.
Open de txt-bestanden nu met een spreadsheetprogramma zoals EXCEL.
Wanneer u de kloktijd van de Bello Zon®-besturing heeft omgezet van zomer- op wintertijd (of vice versa), dient u hiermee tijdens de analyse rekening te houden.
102
Wat gebeurt er bij een foutieve bediening?
13
Wat gebeurt er bij een foutieve bediening?
a) Jerrycans met chemicaliën Bedieningsfout:
De jerrycans met chemicaliën zijn verwisseld.
Gevolg:
In de jerrycans met chemicaliën en in de chemicaliënleidingen vormt zich het giftige ClO2-gas.
Bedieningsfout:
Er zijn verkeerde chemicaliën of chemicaliën van een verkeerde concentratie of zuiver‐ heid toegepast en de Bello Zon®-installatie / de pompen zijn gestart.
Gevolg:
Er kunnen zich ongecontroleerde, gevaarlijke reacties voordoen. Er kunnen explosies voorkomen, er kan giftig ClO2-gas ontsnappen.
b) Doseerbewakingen Bedieningsfout:
Ronde naderingsschakelaar te laag ingesteld.
Gevolg:
Het is mogelijk dat de doseerbewaking een afname van de doseerhoeveelheid van > 30% niet waarneemt en de dosering doorloopt. Dit leidt tot een overdosering van zuur of chloriet: n n n
De verwerkte ClO2-doseerhoeveelheid die door de besturing wordt weergegeven klopt niet meer. Bij te weinig chloriet wordt het toch al aanwezige overschot aan zuur versterkt en de ClO2-oplossing verdunt. Bij te weinig zuur: – De opbrengst aan ClO2 daalt en de weergegeven ClO2-hoeveelheid klopt niet meer. – Er kunnen zich gevaren voor de gezondheid voordoen, door overschrijding van de toelaatbare chlorietconcentraties!
c) Bypass Bedieningsfout:
Het grenscontact van de doorstroommeter in de bypass is te laag ingesteld.
Gevolg:
De ClO2-concentratie in de bypass wordt te hoog en er kunnen gevaren voor het milieu resp. de gezondheid optreden. Wanneer zich een gasfase kan vormen, kan zich hieruit een explosie voordoen.
d) Besturing Bedieningsfout:
Onjuiste kalibratiewaarden ingesteld voor de doseerpompen.
Gevolg:
Dit leidt tot een overdosering van zuur of chloriet: n n n
De verwerkte ClO2-doseerhoeveelheid die door de besturing wordt weergegeven klopt niet meer. Bij te weinig chloriet wordt het toch al aanwezige overschot aan zuur versterkt en de ClO2-oplossing verdunt. Bij te weinig zuur: – De opbrengst aan ClO2 daalt en de weergegeven ClO2-hoeveelheid klopt niet meer. – Er kunnen zich gevaren voor de gezondheid voordoen, door overschrijding van de toelaatbare chlorietconcentraties!
103
Onderhoud
14
Onderhoud
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! Er kan giftig ClO2 ontsnappen Wanneer het onderhoud wordt verwaarloosd, kan in het ergste geval de ClO2-oplossing bijv. door een lek in de lei‐ ding ontsnappen –
De serviceafdeling moet de Bello Zon®-installatie mini‐ maal jaarlijks een onderhoudsbeurt geven.
WAARSCHUWING! Er kunnen giftige chemicaliën ontsnappen Giftige chemicaliën in de hydraulische delen van de instal‐ latie. –
Voor aanvang van alle onderhoudswerkzaamheden (bij vervanging van onderdelen etc.) moet de Bello Zon®installatie met water worden gespoeld, totdat zich in de leidingen en vooral in de reactor geen chemicaliën meer bevinden.
WAARSCHUWING! Gevaar van elektrische schok Gevaar door op foutieve wijze vervangen, elektrische lei‐ dingen. – –
Stuurleidingen en voedingsleidingen mogen uitsluitend door de serviceafdeling worden vervangen. Hiervoor mogen uitsluitend de betreffende speciale lei‐ dingen worden toegepast.
OPMERKING voor de exploitant Chloordioxide-installaties moeten met regelmaat, echter minimaal een‐ maal per jaar en voor elke inbedrijfstelling door een vakspecialist op veilig‐ heid worden gecontroleerd - bijv. ook conform het Duitse voorschrift voor ongevalpreventie GUV 8.15 resp. VGB 65 § 19 (2). Deze controle kan in het kader van de onderhoudswerkzaamheden door de serviceafdeling worden uitgevoerd. Wij adviseren daarom een onder‐ houdscontract af te sluiten.
14.1
Inspectiewerkzaamheden door de exploitant
Interval
Onderhoudswerkzaamheid
Personeel
dagelijks tot wekelijks, afhan‐ kelijk van de bedrijfsomstan‐ digheden
Installatie inspecteren - zie onderstaand.
Geïnstrueerd persoon
Doseerpompen inspecteren - zie onderstaand.
Geïnstrueerd persoon
Behuizing reinigen - zie onderstaand.
Geïnstrueerd persoon
104
Onderhoud Installatie inspecteren
Reinigen van de behuizing
1.
Controleer de ClO2-concentraties in het behandelde water; neem hierbij de nationale voorschriften in acht.
2.
Controleer en vergelijk de vulpeilen in de jerrycans met chemicaliën, let op eventuele voorwaarschuwingen „Laag peil“ op het scherm, houd eventueel Bello Zon®-zuur en Bello Zon®-chloriet bij de hand.
3.
Documenteer het verbruik van Bello Zon®-zuur en Bello Zon®-chlo‐ riet (logboek van de installatie).
4.
Controleer de doorstroming in de bypass.
5.
Controleer de installatie op lekdichtheid.
6.
Controleer de doorstroming bij de voorverdunningsmodule.
1.
Reinig de behuizing met een met zeepwater bevochtigde doek. VOORZICHTIG! Oplosmiddelen kunnen de oppervlakken van de behui‐ zing aantasten. –
Doseerpompen inspecteren
14.2
Gebruik nooit oplosmiddelen.
2.
Wrijf de behuizing droog.
1.
Controleer de schroeven van de doseerkop op stevige montage.
2.
Controleer de doseerleidingen aan pers- en zuigzijde op stevige montage.
3.
Controleer het drukventiel en het zuigventiel op stevige montage.
4.
Controleer het lekgat van de kopschijf op vocht. Wanneer hier vocht wordt aangetroffen is dit mogelijk een aanwijzing voor een scheur in het membraan.
Onderhoudswerkzaamheden door serviceafdeling
Interval
Onderhoudswerkzaamheid
Personeel
Na 6 maanden, uiterlijk na 1 jaar
Alle slijtagedelen vervangen - Onderhoudsset van ProMinent!
Service afdeling
Na 10 jaren
Bij oudere installaties moeten de wanden van de bypassleiding worden gecontroleerd op afzetting. Installatie controleren op veiligheid.
Service afdeling
Uiterlijk nu de reactor en het gehele bypassleidingwerk vervangen.
Service afdeling
De batterij van de besturing preventief vervangen - zie hoofdstuk "Afvoeren".
Service afdeling
Onderhoud afsluiten
Sluit in het menu „Service“ onder optie „Inbedrijfstelling“ „Onderhoudsinterval“ met behulp van toets [Enter] het onderhoud af. ð De dagteller van de jaarlijkse onderhoudsinterval wordt gereset.
Onderhoudssets voor CDVc-installaties
In de onderhoudssets zijn alle slijtagedelen opgenomen, die bij het regu‐ liere onderhoud aan de installatie moeten worden vervangen.
105
Onderhoud
106
Onderhoudssets compl. voor
Bestelnr.
CDVc 20
1034758
CDVc 45
1034759
CDVc 120
1034760
CDVc 240
1034761
CDVc 600
1034762
CDVc 2000
1034763
Reparatie
15
Reparatie WAARSCHUWING! De reactor kan exploderen Bij ongeautoriseerde reparatiewerkzaamheden kan in het ergste geval de reactor exploderen. –
Uitsluitend de serviceafdeling mag reparaties uitvoeren aan de Bello Zon®-installatie.
107
Functiestoringen verhelpen
16
Functiestoringen verhelpen WAARSCHUWING! De reactor kan exploderen Bij reparatiewerkzaamheden door ongekwalificeerde per‐ sonen kan in het ergste geval de reactor exploderen. –
Uitsluitend personen met de aangegeven kwalificaties mogen functiestoringen verhelpen.
–
Wanneer de dosering "UIT" is, stuurt de besturing de pompen niet aan en negeert deze vrijwel alle ingangs‐ signalen (behalve „Externe storing“ , „Lekkage“ ...). Wanneer u in verband met een functiestoring contact op wenst te nemen met ProMinent, vragen wij u de vol‐ gende informatie bij de hand te houden: – de identcode ([F2] INSTEL drukken, met toets [AB] „Identcode“ selecteren en toets [ENTER] drukken), – het versienummer - voor hardware en software ([F2] INSTEL drukken, met toets [AB] „CAN-overzicht“ selecteren en toets [ENTER] drukken. „SW-vers“ en „HW-vers“ geven bij „Besturing“ de gewenste infor‐ matie), – de kleur van de linker LED van de Bello Zon®-bestu‐ ring en het gedrag – de precieze foutmelding - wanneer de besturing een foutmelding geeft.
–
16.1
Functiestoringen zonder foutmeldingen
Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Personeel
Uit de kopschijf van een doseer‐ pomp lekt vloeistof.
De doseereenheid heeft een lek bij het doseermembraan.
Draai de inbusbouten aan de doseerkop vast.
Geïnstrueerd persoon
Wanneer dit geen effect heeft, neem contact op met de service‐ afdeling. De doseerpomp werkt al langere tijd, maar levert plotseling geen vloeistof meer.
Doseerpomp doseert niet, een groene balk knippert niet - zie "Continuweergave 1" Afb. 9.
Lucht in de doseerleiding of jerrycan voor chemicaliën leeg.
Ontlucht de doseerleiding, contro‐ leer het peil in de jerrycan met chemicaliën, wanneer dit geen effect heeft:
Geïnstrueerd persoon
Membraan van de pomp waarschijnlijk defect.
Vervang het membraan.
Service afde‐ ling
Verbindingsproblemen met CAN-kabels.
Controleer de aansluitingen van de CAN-kabel.
Geïnstrueerd persoon
Probleem met elektrische voeding voor de pomp.
Controleer de beschikbare net‐ spanning.
Elektricien
De zekering van de pomp is defect.
Controleer de zekering en ver‐ vang deze indien nodig - zie het einde van dit hoofdstuk.
Service afde‐ ling
Het chemicaliënverbruik schom‐ melt ongebruikelijk.
De doseerpompen geven een Verhoog de bedrijfsdruk tot boven te hoge opbrengst door een 1,5 bar. te lage bedrijfsdruk.
Vakspecialist
De ClO2-concentratie in het water schommelt ongebruikelijk.
De doseerpompen geven een Verhoog de bedrijfsdruk tot boven te hoge opbrengst door een 1,5 bar. te lage bedrijfsdruk.
Vakspecialist
108
Functiestoringen verhelpen
16.2
Functiestoringen met foutmeldingen BelloZon® De foutmeldingen die tijdens het kalibreren kunnen optreden, worden verklaard in hoofdstuk "Instellen - kalibreren".
Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Personeel
Bedrijfstijd afge‐ lopen
De installatie heeft een onder‐ houdsbeurt nodig.
Geef de installatie een onderhoudsbeurt.
Service afde‐ ling
Bedrijfstijd bijna afgelopen
De installatie heeft een onder‐ houdsbeurt nodig.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Geïnstrueerd persoon
Bypassbewaking als storingsmelding
Geen doorstroming in de bypass.
Druk [F1] „AFBREKEN“ , controleer de bypass en druk [F1] „AAN“ .
Vakspecialist
Bypassbewaking als waarschuwings‐ melding
Bedrijfsmodus.
Geen ingrijpen vereist.
Storing CAN-bus
Storing CAN-bus
Onderbreek gelijktijdig kort de elektrische voeding voor de Bello Zon®-besturing en alle CAN-modules.
Geïnstrueerd persoon
Chloriet CANOpen Knooppunt niet gev.
Geen CAN-busverbinding met de chlorietpomp.
Controleer de kabelverbindingen met de chlorietpomp.
Geïnstrueerd persoon
Chlorietconcentr. hoog
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
Chlorietconcentr. te hoog
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Druk [F1] „AFBREKEN“ , controleer het sys‐ Vakspecialist teem en druk [F1] „AAN“ .
Chlorietpomp niet gereed
zie onderstaande "Uitgebreide storingshulp"
zie onderstaande "Uitgebreide storingshulp"
Chlorietconcentr. laag
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Vakspecialist
Chlorietconcentr. te laag
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Vakspecialist
Chlorietsignaal (kabelbreuk)
Kabelbreuk
Controleer de kabelverbinding met de CLTsensor.
Geïnstrueerd persoon
Chlorietkalibratie met gebreken
Het nulpunt of de steilheid liggen buiten het toegestane bereik.
Kalibreer de CLT-sensor nog eens opnieuw.
CIO2-concentr. hoog
Probleem met de ClO2-dosering.
Druk [F1] „AFBREKEN“ en controleer de ClO2-dosering, druk dan op [F1] AAN.
Vakspecialist
CIO2-concentr. laag
Probleem met de ClO2-dosering.
Controleer de ClO2-dosering.
Vakspecialist
CIO2-concentr. te hoog
Probleem met de ClO2-dosering.
Controleer de ClO2-dosering.
Vakspecialist
CIO2-concentr. te laag
Probleem met de ClO2-dosering.
Druk [F1] „AFBREKEN“ en controleer de ClO2-dosering, druk dan op [F1] „AAN“ .
Vakspecialist
ClO2-signaal (kabel‐ Kabelbreuk breuk)
Controleer de kabelverbinding met de CDEof CDP-sensor.
Geïnstrueerd persoon
ClO2-kalibratie met gebreken
Het nulpunt of de steilheid liggen buiten het toegestane bereik.
Kalibreer de CDE- of de CDP-sensor nog eens opnieuw.
Doseerfout chloriet
zie onderstaande "Uitgebreide storingshulp"
[Druk op F1] AFBREKEN, voor meer infor‐ matie - zie de onderstaande "Uitgebreide storingshulp“
Geïnstrueerd persoon
Doseerfout zuur
- zie onderstaande "Uitgebreide storingshulp"
[Druk op F1] AFBREKEN, voor meer infor‐ matie - zie de onderstaande "Uitgebreide storingshulp“
Geïnstrueerd persoon
109
Functiestoringen verhelpen Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Personeel
Doorstr. Bypass
- zie onderstaande "Uitgebreide storingshulp"
- zie onderstaande "Uitgebreide storings‐ hulp"
Geïnstrueerd persoon
Doorstroomsignaal (kabelbreuk)
Kabelbreuk in de mA-leiding bij de doorstroommeter van de hoofdwaterleiding.
Controleer de kabelverbinding.
Geïnstrueerd persoon
Doorstroomhoeveel‐ De doorstroomhoeveelheid in de heid hoog hoofdwaterleiding is zeer hoog.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
Doorstroomhoeveel‐ De doorstroomhoeveelheid in de heid laag hoofdwaterleiding is zeer laag.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
Doorstroomhoeveel‐ De doorstroomhoeveelheid in de heid te hoog hoofdwaterleiding is te hoog.
Druk [F1] „AFBREKEN“ , controleer het sys‐ Vakspecialist teem en druk [F1] „AAN“ .
Doorstroomhoeveel‐ De doorstroomhoeveelheid in de heid te laag hoofdwaterleiding is te laag.
Druk [F1] „AFBREKEN“ , controleer het sys‐ Vakspecialist teem en druk [F1] „AAN“ .
Doorstroomsignaal te hoog
Het doorstroomsignaal van de hoofdwaterleiding is te hoog.
Controleer de signaalgever.
Geïnstrueerd persoon
Ingang lekkage
Lekkage in de veiligheidslek‐ bakken.
Controleer de jerrycans met chemicaliën op lekkage.
Geïnstrueerd persoon
Verhelp de oorzaak van het lek of vervang beide jerrycans met chemicaliën. Reinig de veiligheidslekbakken. Houdt u zich aan de informatie in de veilig‐ heidsinformatiebladen van de chemicaliën. Ingang storing
Externe storing bijv. gaswaar‐ schuwingsapparaat.
Druk [F1] „AFBREKEN“ , controleer het sys‐ Vakspecialist teem en druk [F1] „AAN“ .
Onjuiste regelaarpa‐ De regelparameters worden niet rameter door de regelaar aangenomen.
Voer de juiste regelparameters in.
Geïnstrueerd persoon
Slaglengtefout chlo‐ riet
Onjuiste slaglengte voor de chlo‐ rietdoseerpomp.
Druk op [F1] „AFBREKEN“ , controleer de slaglengte resp. stel deze bij alle pompen in op dezelfde waarde en druk [F1] „AAN“ .
Geïnstrueerd persoon
Slaglengtefout zuur
Onjuiste slaglengte voor de zuur‐ doseerpomp.
Druk op [F1] AFBREKEN, controleer de slaglengte resp. stel deze bij alle pompen in op dezelfde waarde en druk [F1] AAN.
Geïnstrueerd persoon
IO CANOpen Knooppunt niet gev.
Storing in de kabelverbinding van de besturing.
Controleer de kabelverbinding van de besturing.
Service afde‐ ling
Geen alarm
Normale toestand
Geen ingrijpen vereist.
Fout meetwater
Fout meetwater
Druk [F1] „AFBREKEN“ , controleer het sys‐ Geïnstrueerd teem en druk [F1] „AAN“ . persoon
pH hoog
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
pH laag
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
pH te hoog
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
pH te laag
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
pH-signaal (kabel‐ breuk)
Kabelbreuk
Controleer de kabelverbinding met de pHsensor.
Geïnstrueerd persoon
pH-kalibratie met gebreken
Het nulpunt of de steilheid liggen buiten het toegestane bereik.
Herhaal de kalibratie, vervang eventueel de pH-sensor.
Redox hoog
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Controleer het systeem.
110
Vakspecialist
Functiestoringen verhelpen Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Personeel
Redox laag
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
Redox te hoog
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
Redox te laag
Probleem aan de gehele instal‐ latie.
Controleer het systeem.
Vakspecialist
Redoxsignaal (kabelbreuk)
Kabelbreuk
Controleer de kabelverbinding met de redoxsensor.
Geïnstrueerd persoon
Redoxtest met gebreken
De testwaarde ligt buiten het toe‐ gestane bereik.
Herhaal de test, vervang eventueel de redoxsensor.
Zuur CANOpen Knooppunt niet gev.
Geen CAN-busverbinding met de zuurpomp.
Controleer de kabelverbindingen met de zuurpomp.
Zuurpomp niet gereed
- zie onderstaande "Uitgebreide storingshulp"
- zie onderstaande "Uitgebreide storings‐ hulp"
SD-kaart niet geïni‐ tialiseerd
Het kleine schuifje van de SDkaart staat in stand "LOCK".
Beweeg het schuifje richting de contact‐ punten van de SD-kaart.
Geen SD-kaart aanwezig.
SD-kaart plaatsen.
De SD-kaart is niet of onjuist geformatteerd.
Formatteer de SD-kaart (FAT16).
De SD-kaart is vol.
Vervang de SD-kaart voor een lege kaart.
Stelgroottesignaal (kabelbreuk)
mA-kabelverbinding met de sig‐ naalgever onderbroken.
Controleer de mA-kabelverbinding met de signaalgever.
Geïnstrueerd persoon
Stelgrootte hoog
Storing aan de signaalgever stel‐ grootte.
Controleer de signaalgever.
Geïnstrueerd persoon
Stelgrootte laag
Storing aan de signaalgever stel‐ grootte.
Controleer de signaalgever.
Geïnstrueerd persoon
Stelgrootte te hoog
Storing aan de signaalgever stel‐ grootte.
Druk op [F1] „AFBREKEN“ , controleer de signaalgever en druk [F1] „AAN“ .
Geïnstrueerd persoon
Stelgrootte te laag
Storing aan de signaalgever stel‐ grootte.
Druk op [F1] „AFBREKEN“ , controleer de signaalgever en druk [F1] „AAN“ .
Geïnstrueerd persoon
Stelgroottesignaal te Storing aan de signaalgever stel‐ hoog grootte.
Controleer de signaalgever.
Geïnstrueerd persoon
Storingsvariabele (kabelbreuk)
mA-kabelverbinding met de sig‐ naalgever onderbroken.
Controleer de mA-kabelverbinding met de signaalgever.
Geïnstrueerd persoon
Storingsvariabele hoog
Storing aan de signaalgever sto‐ ringsvariabele
Controleer de signaalgever.
Geïnstrueerd persoon
Storingsvariabele laag
Storing aan de signaalgever sto‐ ringsvariabele
Controleer de signaalgever.
Geïnstrueerd persoon
Storingsvariabele te hoog
Storing aan de signaalgever sto‐ ringsvariabele
Druk op [F1] „AFBREKEN“ , controleer de signaalgever en druk [F1] „AAN“ .
Geïnstrueerd persoon
Storingsvariabele te laag
Storing aan de signaalgever sto‐ ringsvariabele
Druk op [F1] „AFBREKEN“ , controleer de signaalgever en druk [F1] „AAN“ .
Geïnstrueerd persoon
Storingsvariabele te hoog
Storing aan de signaalgever stel‐ grootte.
Controleer de signaalgever.
Geïnstrueerd persoon
Voorraad chloriet leeg
Voorraadtank chloriet is leeg.
Druk op [F1] „AFBREKEN“ , voor meer informatie - zie de onderstaande "Uitge‐ breide storingshulp“
Voorraad chloriet laag
Het peil in de voorraadtank chlo‐ riet is laag.
Bij het vervangen van de jerrycans met che‐ micaliën - zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 12.1
Geïnstrueerd persoon
„Vervangen van de jerrycans met chemica‐ liën“ op pagina 95. WAARSCHUWING!
111
Functiestoringen verhelpen Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Voorraad zuur leeg
Voorraadtank chloriet is leeg.
Druk op [F1] „AFBREKEN“ , voor meer informatie - zie de onderstaande "Uitge‐ breide storingshulp“
Voorraad zuur laag
Het peil in de voorraadtank zuur is laag.
Bij het vervangen van de jerrycans met che‐ micaliën - zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 12.1
Personeel
„Vervangen van de jerrycans met chemica‐ liën“ op pagina 95. WAARSCHUWING!
Uitgebreide storingshulp Foutbeschrijving
Oorzaak
„Doseerfout zuur“ of Er is een doseerbewaking „Doseerfout versteld. chloriet“
Verhelpen
Personeel
Stel de doseerbewaking af - zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 12.4 „Doseerbew. instellen“ op pagina 100. Druk op [F1] „AAN“ .
De tegendruk is gestegen.
Bij een hoge drukstijging moet de oorzaak worden gezocht en weggenomen, bij een beperkte drukstij‐ ging moet de doseerbewaking opnieuw worden afgesteld – zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 12.4 „Doseerbew. instellen“ op pagina 100. Druk op [F1] „AAN“ .
Er bevindt zich lucht in de leiding tussen de container en de doseerbewaking, de container is leeg.
„Zuurpomp niet gereed“ of „chlorietpomp niet gereed“
„Voorraad zuur leeg“ of „voorraad chloriet leeg“
Zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 12.1 „Vervangen van de jerrycans met chemicaliën“ op pagina 95. Druk op [F1] „AAN“ .
Er bevindt zich een lek in de leiding tussen de container en de doseerbewaking.
Verhelp het lek.
Service afdeling
De doseerpomp is nog niet ontlucht of gekalibreerd tij‐ dens de inbedrijfstelling.
- zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 12.2 „Pompen ont‐ luchten“ op pagina 97.
Vakspecia‐ list
De slaglengte is ingesteld op een te kleine waarde.
Vergroot de slaglengte met behulp van de stelknop Vakspecia‐ list - zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 12.3 „Slaglengten instellen“ op pagina 98.
Jerrycan met chemicaliën leeg.
Bij het vervangen van de jerrycans met chemica‐ liën - zie hoofdstuk Ä Hoofdstuk 12.1 „Vervangen van de jerrycans met chemicaliën“ op pagina 95.
Vakspecia‐ list
Doseerpompen ontluchten, zie hoofdstuk Ä Hoofd‐ stuk 12.2 „Pompen ontluchten“ op pagina 97. Druk op [F1] „AAN“ .
„Doorstr. Bypass“
112
Een kogelkraan in de bypass is niet geopend.
Open de kogelkraan in de bypass.
Geïnstru‐ eerd per‐ soon
De kabelverbinding tussen de bypassbewaking en de besturing is defect.
Herstel deze kabelverbinding.
Geïnstru‐ eerd per‐ soon
Indien van toepassing: De bypasspomp verpompt geen vloeistof.
Controleer de bypasspomp.
Geïnstru‐ eerd per‐ soon
De vlotter in de doorstroom‐ meter is geblokkeerd.
Hef de blokkering op en reinig de doorstroom‐ meter.
Geïnstru‐ eerd per‐ soon
Het grenswaardecontact is defect.
Controleer het grenswaardecontact en vervang deze, indien nodig.
Geïnstru‐ eerd per‐ soon
Functiestoringen verhelpen Vervang de netzekering van de besturing. WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok In het binnenste van de besturing kunnen afzonderlijke delen onder netspanning staan. –
Schakel de besturing spanningsvrij en borg de schake‐ laar tegen onbedoeld opnieuw inschakelen.
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schok Ook bij uitgeschakeld voeding kan er nog netspanning staan op de klemmenblokken XR1 en XR2. –
Schakel de bijbehorende voeding spanningsvrij en borg de schakelaar tegen onbedoeld opnieuw inschakelen.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor brandgevaar en onjuist functioneren Brandgevaar en onjuist functioneren mogelijk door verkeerde zekeringen. –
Gebruik alleen de originele zekeringen van ProMinent zie Ä Hoofdstuk 16.2 „Functiestoringen met foutmel‐ dingen BelloZon®“ op pagina 109. Overige zekeringen van willekeurige merken met de onderstaande waarden bezitten slechts zelden dezelfde eigenschappen!
Personeel.
n
Elektricien
1.
Draai de vier verzonken bouten los.
2.
Neem de frontkap weg. Voor meer informatie hierover - zie de Mon‐ tage- en installatiehandleiding, onder hoofdstuk "Installeren, elek‐ trisch".
3.
Open de bajonetsluiting van de betreffende zekeringhouder. Verde‐ ling van de zekeringen - zie Ä Hoofdstuk 16.2 „Functiestoringen met foutmeldingen BelloZon®“ op pagina 109.
4.
Vervang de defecte zekering door een nieuwe.
5.
Draai de bajonetsluiting weer vast.
6.
Sluit de behuizing weer zorgvuldig af.
Toegelaten zekeringen voor de Bello Zon®-besturing (230 Vac of 115 Vac)
P_BEZ_0024_SW
Afb. 18: Verdeling van de zekeringen in de besturing
Beschrijving
Type
Voedt ...
Klemmen
Bestelnr.
F1
0,4 ATT
Besturing
XP
712060
F2
10 AT
Bypas‐ spomp
X12:1, 5, 9
712073
F3
1,0 AT
Magneet‐ ventielen
X12:2, 6, 10; 732409
Doseer‐ pompen
X11:1 ... 12
F4
10 AT
X12:3, 7, 11 712073
Fijnzekering 5 x 20 mm:
113
Functiestoringen verhelpen
De zekering bevinden zich elk in een zekeringhouder met bajonetsluiting. Zij zijn aan de rechterzijde aangebracht in de klemmenkast van de besturing, boven de klemmen voor de netspanning. Zie de afbeelding voor de verdeling van de zekeringen.
114
Buitenbedrijfstelling
17
Buitenbedrijfstelling WAARSCHUWING! Explosiegevaar door giftig ClO2-gas De beide componenten zoutzuur (HCl) en natriumchloriet (NaClO2 ) vormen samen plotseling veel giftig ClO2-gas, dat zich op explosieve wijze kan ontleden. – – –
De inhoud van de jerrycans met chemicaliën mag nooit met elkaar worden vermengd. Giet inhoud van de ontluchtingsflessen nooit terug in de jerrycans voor chemicaliën. Plaats nooit beide zuiglansen samen, of na elkaar in dezelfde emmer.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor het ontsnappen van bijtende vloeistoffen In de doseereenheden van de doseerpompen bevinden zich bijtende vloeistoffen. –
17.1
Draai de ontluchtingsventielen op de doseereenheden van de doseerpompen niet open.
Voor korte tijd
De Bello Zon®-installatie voor slechts een korte periode - max. 1 dag - buiten bedrijf stellen:
Druk op de toets [START/STOP]. ð
„Dosering STOP“ verschijnt.
De elektrische voeding naar de besturing van de Bello Zon®installatie hoeft niet te worden onderbroken.
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve dosering Wanneer de elektrische voeding van een eventuele chloordi‐ oxide- of chlorietsensor toch via de besturing wordt onder‐ broken - en dit langer dan 2 h - dan kan deze verkeerd meten. –
Onderbreek de voeding van een chloordioxide- of chlo‐ rietsensor niet langer dan 2 h. Wanneer dit toch is gebeurd, moet de sensor conform deze gebruikershandleiding opnieuw inlopen.
115
Buitenbedrijfstelling
VOORZICHTIG! Waarschuwing voor foutieve dosering Het ClO2 in de reactor valt (vanwege de hoge concentratie) binnen enkele uren uiteen. Hierdoor doseert de installatie na het opnieuw inschakelen kortstondig minder ClO2, dan wordt aangegeven door de besturing. – –
17.2
Hiermee moet bij het opnieuw inschakelen rekening worden gehouden. Houd de installatie - indien mogelijk - continu in bedrijf.
Voor langere tijd
De Bello Zon®-installatie voor langere tijd buiten bedrijf stellen:
Chloordioxide is een instabiele verbinding, die na verloop van tijd uiteen valt. Wanneer de BelloZon®-installatie langer dan 1 dag buiten bedrijf wordt gesteld, dan moet de reactor met water worden schoongespoeld. Hiervoor is de spoelinrichting in de bypassleiding bedoeld - zie de Mon‐ tage- en installatiehandleiding, onder hoofdstuk "Installeren, hydraulisch".
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! Waarschuwing voor explosief ClO2-gas Een ClO2-oplossing vormt in korte tijd een explosiegevaar‐ lijke ClO2-gasfase. –
Spoel en ontgift het inwendige van de reactor.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor giftig ClO2-gas, ClO2-oplossing en natriumchloriet In het inwendige van de installatie bevinden zich giftige stoffen. – –
Neem de vereiste veiligheidsmaatregelen - veiligheids‐ bril, rubberen handschoenen, gasmasker, rubberen schort - raadpleeg ook de veiligheidsinformatiebladen. Bij contact met een van deze chemicaliën onmiddellijk spoelen met veel koud water, daarna de aanwijzingen op de veiligheidsinformatiebladen volgen.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor bijtend zoutzuur en natriumchloriet In het inwendige van de installatie bevinden zich bijtende stoffen. – –
Neem de vereiste veiligheidsmaatregelen - veiligheids‐ bril, rubberen handschoenen, gasmasker, rubberen schort - raadpleeg ook de veiligheidsinformatiebladen. Bij contact met een van deze chemicaliën onmiddellijk spoelen met veel koud water, daarna de aanwijzingen op de veiligheidsinformatiebladen volgen.
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor onwettig gebruik Neem de nationale en plaatselijke voorschriften in acht.
116
Buitenbedrijfstelling Personeel.
n
Vakspecialist
Veiligheidsuitrusting:
n n
Veiligheidsbril Chemicaliënbestendige veiligheidshand‐ schoenen Chemicaliënbestendige veiligheidsschort Adembeschermingsapparaat, omgevings‐ luchtafhankelijk
n n Speciaal gereed‐ schap:
n n
n
n n n n 1.
ca. 3 m gewapende slang, d 19/27 mm, zacht-pvc #37041 pH-meettoestel Als alternatief kan pH-papier dienen, dit wordt echter door het ClO2 gebleekt! Container voor het neutraliseren - zie tabel "Verdunningsvolumes". Dit moet worden overschreden. Drinkwater - die de tabel voor het mengen Natronloog NaOH 50% (C, bijtend) - zie de tabel voor het mengen Waterstofperoxide H2O2 30% (Xi,irriterend) zie de tabel voor het mengen Natriumperboraat NaBO3 * 4 H2O - zie de tabel voor het mengen
Schakel de installatie uit met de toets [Start/Stop]. ð Op het scherm verschijnt "Installatie UIT".
2.
Draai de afsluiters van de bypass voor en na de installatie dicht.
3.
Zet de zuiglansen, ieder voor zich, voorzichtig en verticaal in een eigen, met drinkwater gevulde emmer.
4.
Zet een container klaar, met een volume dat past bij het "Verdun‐ ningsvolume" voor de reactor, als vermeld in de onderstaande tabel.
5.
Vul de container met de "Te gebruiken waterhoeveelheid" aan drink‐ water.
6.
Los hierin de onderstaande hoeveelheden op aan natronloog NaOH en waterstofperoxide H2O2 of alleen natriumperboraat NaBO3 * 4 H2O.
7.
Sluit de pvc-slang aan op het spoelventiel en leid deze tot onder de vloeistofspiegel in de container.
8.
Op het spoelventiel.
9.
Volg de stappen „Service è Inbedrijfstelling“.
10.
Zet „Bypass actief handmatig“ op „UIT“ . ð De doseerpompen kunnen in het menu „Inbedrijfstelling“ ook functioneren zonder bypassbewaking.
11.
Schakel in het menu „Inbedrijfstelling“ naar optie „Reactor vullen“ zie hoofdstuk „Instellen, Service“ - „Inbedrijfstelling.“ ð De doseerpompen beginnen te pompen.
12.
Wanneer zich, op het moment dat de doseerpompen zijn gestopt, nog gele oplossing in de pvc-slang bevindt, drukt u de toets [F3], zodat er verder wordt gespoeld.
13.
Zodra het spoelen is afgerond, draait u de afsluiters in de bypasslei‐ ding open.
117
Buitenbedrijfstelling 14.
Sluit het spoelventiel en borg deze zodat deze niet zonder overleg kan worden geopend.
Aanbevolen hoeveelheden voor het neutraliseren Type
Reactor‐ volume
Hoeveel‐ Verdunningsvo‐ Te heid lume gebruiken ClO2 waterhoe‐ veelheid
NaOH
H2O2
NaBO3 * 4 H2O
50%
30%
l
g
l
l
ml
ml
g
ml
CDVc 20
0,2
4
5
3
14
3
26
15
CDVc 45
0,4
8
5
3
28
6
52
30
CDVc 120
1,1
22
5
3
77
17
143
83
CDVc 240
2,1
42
7
4
147
32
273
158
CDVc 600
3,6
72
12
8
252
54
468
271
CDVc 2000
12,1
242
40
25
847
182
1573
909
1 eetlepel natriumperboraat = 10 ... 15 ml = 15 ... 25 g
118
Verwijderen en transporteren
18
Verwijderen en transporteren WAARSCHUWING! Stuur het apparaat alleen in gereinigde toestand en met schoongespoelde hydraulische onderdelen ter reparatie op zie "Buitenbedrijfstelling". Stuur het apparaat uitsluitend vergezeld van een volledig ingevulde Decontaminatieverklaring op. De Decontaminatie‐ verklaring maakt deel uit van de inspectie- of reparatieop‐ dracht. Het apparaat wordt alleen geïnspecteerd of gerepa‐ reerd wanneer een door een bevoegde en gekwalificeerde werknemer van de exploitant juist en volledig ingevulde Decontaminatieverklaring is bijgevoegd. Het formulier "Decontaminatieverklaring" vindt u in de bijlage of op www.prominent.nl.
WAARSCHUWING! Gevaar door giftige en bijtende chemicaliën In de Bello Zon®-installatie kunnen zich nog zoutzuur (HCl), natriumchloriet (NaClO2 ) en chloordioxide (ClO2 ) bevinden. –
De gehele Bello Zon®-installatie moet grondig met water zijn gespoeld - zie hoofdstuk 12, "Buiten bedrijf stellen". Spoel indien van toepassing ook de lege jerrycans voor chemicaliën.
WAARSCHUWING! Gevaar door giftig resterend chloordioxide ClO2 trekt ten dele in de PVDF, zoals in de reactor. Deze kleurt hierdoor geel. –
Stel geel verkleurde delen uit PVDF zo lang bloot aan fel licht (zonlicht, halogeenlamp), totdat de verkleuring is verdwenen. Spoel de delen nog eens schoon. Pas hierna mogen deze delen worden vervoerd.
WAARSCHUWING! Gevaar voor personen en het milieu De chemicaliën, het elektronisch afval van de besturingsin‐ richtingen en de lithiumbatterij moeten bij de verwijdering speciaal worden behandeld. –
Houd u aan de geldende plaatselijke voorschriften.
WAARSCHUWING! Gevaar door de lithiumbatterij Wanneer de lithiumbatterij ondeskundig wordt behandeld of wordt vernield (verhitten, kortsluiten, verpletteren,...), kan deze stoffen uitscheiden die gevaarlijk zijn voor de gezond‐ heid, sterk verhit raken of exploderen! – –
De batterij moet uit de besturing worden verwijderd. De batterij is in een houder geklemd, aan de achterzijde van het bovendeel van de behuizing - zie hieronder. Deze moet afzonderlijk van het apparaat worden verwij‐ derd.
119
Verwijderen en transporteren Batterij verwijderen
1.
Draai de vier bevestigingsbouten aan de voorzijde van het boven‐ deel van de behuizing los en neem het bovendeel van het beneden‐ deel van de behuizing.
2.
Om de batterij uit de houder te halen, drukt u op het lipje aan de houder - zie de afbeelding.
P_DC_0007_SW
Afb. 19: Batterij verwijderen
120
Verklaring van vaktermen
19
Verklaring van vaktermen
pH-waarde
Onder pH-waarde wordt verstaan een maat voor de concentratie (activi‐ teit) van waterstofionen of - eenvoudig uitgedrukt - een maat voor het zure of alkalische karakter van een hoeveelheid water. De pH-waarde heeft invloed op de corrosiviteit: Bij een dalende pHwaarde stijgt de agressiviteit van het water. Metaalhoudende stoffen kunnen hierdoor worden aangetast.
Kalibrering (sensorcompensatie)
Alle sensoren wijken iets af van de theoretische waarden. Daarom moet op de meetomvormer een kalibratie worden uitgevoerd. Door veroudering en vervuiling verandert de steilheid van de meetsensor.
Nulpunt
Hieronder verstaat men bijv. de stroom of de spanning die een sensor afgeeft in zeer zuiver water. Door veroudering en vervuiling verandert het nulpunt van de sensor.
Steilheid / gevoeligheid
Deze waarde wordt bijv. uitgedrukt in mA/ppm of mV/pH bij 25 °C.
Regelgrootte (meetwaarde, werkelijke waarde)
De regelgrootte is de te meten resp. de registreren grootheid (bijv. con‐ centratie ClO2).
Streefwaarde
Als streefwaarde wordt aangemerkt, de waarde die door de besturing tij‐ dens het proces duurzaam stabiel moet worden gehouden (bijv. concen‐ tratie ClO2 = 0,30 ppm).
Storingsvariabele
De besturing kan bijv. het signaal van een doorstroommeting als storings‐ variabele verwerken. Deze storingsvariabele beïnvloedt de door de besturing berekende pro‐ ductiehoeveelheid afhankelijk van dit externe signaal. Afhankelijk van het soort van invloed op de productiehoeveelheid spreekt men hier van een: n n
multiplicatieve storingsvariabele (doorstroomproportionele invloed) additieve storingsvariabele (van de storingsvariabele afhankelijke invloed)
Het signaal van de storingsvariabe is beschikbaar als 0/4 ... 20 mA-sig‐ naal. Bij "Inbedrijfstelling" moet het nulpuntsignaal van de doorstroommeter zonder doorstroming worden gecontroleerd (moet ≥ 0 zijn). Multiplicatieve storingsvariabele VOORZICHTIG! De multiplicatieve storingsvariabele is niet bedoeld om de productiehoeveelheid duurzaam uit te schakelen. –
Hier moet een uitschakeling met behulp van de pauze‐ functie worden voorzien.
Een dergelijke verwerking van de storingsvariabele wordt bijv. gebruikt bij de doorstroomneutralisatie. De vooraf door de besturing "berekende productiehoeveelheid" wordt door de verhouding "actuele storingsvariabele" bewerkt tot de "Factor storings‐ variabele". De "definitieve productiehoeveelheid" kan maximaal 100% bedragen:
121
Verklaring van vaktermen Definitieve productiehoeveelheid [g/h] = berekende productiehoeveelheid [g/h] * actuele storingsvariabele [%] / factor storingsvariabele [%] Voorbeelden Beschrijving
Eenheid
1.
2.
3.
4.
Berekende pro‐ ductiehoeveel‐ heid
g/u
0
50
50
50
Actuele storings‐ variabele (bepaalde m.b.v. mA-signaal)
%
5
10
20
0
Factor storings‐ variabele (inge‐ steld in menu
%
100
50
100
50
Definitieve pro‐ ductiehoeveel‐ heid
g/u
0
10
10
0
„ClO2productie“ )
Legenda: De "berekende productiehoeveelheid" is de productiehoeveelheid, die de besturing zou opgeven zonder de storingsvariabele. Wanneer de verhouding tussen de "actuele storingsvariabele" en de "factor storingsvariabele" > 1 is, kan ook de definitieve productiehoeveel‐ heid groter zijn dan de "berekende productiehoeveelheid"!
Additieve storingsvariabele
De additieve storingswaardecompensatie kan worden gebruikt bij doseer‐ taken, waarin de productiehoeveelheid in eerste instantie afhankelijk is van de storingsvariabele (bijv. doorstroomhoeveelheid) en naderhand slechts een beperkte correctie nodig heeft. Een dergelijke verwerking van de storingsvariabele wordt bijv. gebruikt bij het chloreren van water met een vrijwel constant ClO2-verbruik. Bij de vooraf door de besturing "berekende productiehoeveelheid" wordt een van de storingsvariabele afhankelijke basisdosering opgeteld. De defi‐ nitieve productiehoeveelheid kan maximaal 100% bedragen: Productiehoeveelheid [g/h] = berekende productiehoeveelheid [g/h] + max. productiehoeveelheid [g/h] * actuele storingsvariabele [%] / factor storings‐ variabele [%] –
–
122
Wanneer geen actuele storingsvariabele bekend is (doorstroomh. = 0), maar wel een berekende productie‐ hoeveelheid van de PID-regelaar, dan komt de defini‐ tieve productiehoeveelheid overeen met de "berekende productiehoeveelheid" van de PID-regelaar. Wanneer een actuele storingsvariabele bekend is (door‐ stroomh. > 0) en de "berekende productiehoeveelheid" van de PID-regelaar is gelijk aan 0, dan komt de defini‐ tieve productiehoeveelheid overeen met de 2e term uit de bovenstaande formule.
Verklaring van vaktermen Voorbeelden Beschrijving Eenheid
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Berekende g/u productie‐ hoeveelheid
40
90
50
50
50
0
Actuele sto‐ ringsvaria‐ bele (bepaalde m.b.v. mAsignaal)
%
5
5
2
10
20
5
Factor sto‐ ringsvaria‐ bele (inge‐ steld in menu
%
100
50
100
50
100
10
Max. pro‐ ductiehoe‐ veelheid
g/u
120
120
120
120
120
120
46
102
52,4
74
74
60
„ClO2productie“ )
Definitieve g/u productie‐ hoeveelheid
Legenda: De "berekende productiehoeveelheid" is de productiehoeveelheid, die de besturing zou opgeven zonder de storingsvariabele. Wanneer de verhouding tussen de "actuele storingsvariabele" en de "factor storingsvariabele" > 1 is, kan het aandeel van de storingsvaria‐ bele aan de productiehoeveelheid groter zijn dan de "max. productiehoe‐ veelheid"! Wanneer geen actuele storingsvariabele bekend is (doorstroomh. = 0), maar wel een berekende productiehoeveelheid van de PID-regelaar, dan komt de definitieve productiehoeveelheid overeen met de "berekende pro‐ ductiehoeveelheid" van de PID-regelaar. Wanneer een actuele storingsvariabele bekend is (doorstroomh. > 0) en de "berekende productiehoeveelheid" van de PID-regelaar is gelijk aan 0, dan komt de definitieve productiehoeveelheid overeen met de 2e term uit de bovenstaande formule: max. productiehoeveelheid [g/h] * actuele storingsvariabele [%] / factor storingsvariabele [%] Stelgrootte
Als stelgrootte wordt een grootheid aangemerkt (bijv. mA-signaal), die afkomstig is van een extern systeem en waarmee de capaciteit van de installatie wordt ingesteld.
Vertragingstijd tVert (alarm, algemeen)
Wanneer een grenswaarde wordt overschreden, activeert de besturing pas na afloop van de hier ingestelde vertraging een foutmelding. Hiermee wordt voorkomen, dat door een slechts kortstondige overschrijding van een grenswaarde een foutmelding wordt gegeven.
Vertragingstijd tVert (bypassbewaking)
Wanneer de doorstroomhoeveelheid tijdens productie de grenswaarde onderschrijdt, wordt zonder vertraging een waarschuwing gegeven en begint de vertragingstijd te lopen. Wanneer de doorstroomhoeveelheid echter ook na de vertragingstijd onder de grenswaarde blijft, schakelt de besturing over naar de stand "Productiestoring".
123
Verklaring van vaktermen Regeling
De besturing kan worden ingezet als P-, PI-, PD-, PID- of 2-puntsregelaar. Dit is afhankelijk van de instelling van de regelparameters. Via de "Besturingsingang Pauze" kan de regelfunctie (uitgave van de stel‐ grootte) worden uitgeschakeld. De berekening van de stelgrootte begint bij het wegvallen van de pauze. Er bestaan de volgende typen regelaars: P-regelaar: De stelgrootte is direct proportioneel aan de afwijking van de actuele waarde ten opzichte van de streefwaarde. PI-regelaar: In systemen met een continu verbruik zou een pure P-regelaar nooit leiden tot het bereiken van de streefwaarde, aangezien de stelgrootte slechts voldoende is om het verbruik te compenseren, maar niet voor het bereiken van de streefwaarden. Het I-aandeel van de PI-regelaar zorgt voor een verhoging van de stelgrootte, boven de door de P-regelaar bereikt waarde, wanneer de streefwaarde niet binnen de nasteltijd Tn wordt bereikt. De I-functie is niet actief bij Tn = 0. PD-regelaar: De PD-regelaar compenseert de traagheid, die optreedt bij de reactie op snel veranderende omstandigheden. Hiervoor bepaalt de besturing de werkelijke snelheid van de verandering van de meetwaarde en berekent daaruit de waarde, die na het aflopen van de vertragingstijd Tv actueel zou zijn. De PD-regelaar stelt onmiddellijk de stelgrootte in, die de P-rege‐ laar uit deze toekomstige waarde zou berekenen. De D-functie is niet actief bij Tv = 0. PID-regelaar: In de PID-regelaar zijn al deze drie functies gecombineerd. 2-puntregelaar: Wanneer de streefwaarde met de "Schakelafstand" wordt overschreden, geeft de besturing een stelgrootte af van 100% voor een reset. Zodra de streefwaarde met de "Schakelafstand" wordt onderschreden, zet de bestu‐ ring de stelgrootte weer op 0%. CO SW 100 %
DS
mg/l Chlor
SP
-100 %
P_CD_0006_SW
Afb. 20: 2-puntregelaar CO SW DS SP Additieve basislast (base load)
Stelgrootte Schakelpunten Schakelafstand Streefwaarde
Bij de actuele stelgrootte wordt een basisbelasting opgeteld. Met deze additieve basislast kan bijv. een constant verbruik worden gecompen‐ seerd. YGes = Yp + 15% Legenda: additieve basislast = 15%
124
Verklaring van vaktermen Grenswaarden
"Grenswaarde onder“ betekent dat het grenswaardecriterium wordt over‐ treden doordat de waarde wordt onderschreden. "Grenswaarde boven“ betekent dat het grenswaardecriterium wordt over‐ treden doordat de waarde wordt overschreden.
Reactie systeem
Bij een alarm kan het systeem verschillend reageren: n.uitsch - Het systeem schakelt niet uit, maar werkt normaal verder. uitsch.
- Het systeem schakelt uit (storing), bij het wegvallen van de voorwaarde werkt het systeem weer verder als voor de storing.
p.uitsch - Het systeem schakelt permanent uit, d.w.z. deze blijft in de modus "Storing", totdat het alarm wordt bevestigd. Deze alarmen blijven actief op het scherm, totdat deze zijn beves‐ tigd.
Pauze
Wanneer het pauzecontact wordt gesloten, zet de besturing de steluit‐ gangen op 0, zo lang het pauzecontact gesloten blijft. Terwijl het pauze‐ contact is gesloten, bepaalt de besturing op de achtergrond het P-aan‐ deel, het I- en D-aandeel zijn inactief.
Hoge dosering
Wanneer de Installatie van tijd tot tijd een hoge dosering van de ClO2oplossing nodig heeft, moet de "Ingang dosering" onder "Instellingen" "Digitale ingangen" worden geherconfigureerd als "Hoge dosering". Wan‐ neer tussen de klemmen van "Ingang dosering" contact is gemaakt (bij voorinstelling "Maakcontact"), verhoogt de Besturing de ClO2-concentratie tot de waarde, die onder "Instellingen" "Besturing" "ClO2-productie" "Regeling" is ingevoerd. Gelijktijdig verschijnt in de continuweergave de melding "Hoge dosering". Voorwaarde is echter dat de installatie deze hoge concentratie wel moet kunnen leveren. Bij het breken van de contacten schakelt de concentratie weer terug op de normale waarde.
Handmatige dosering
Wanneer de Installatie van tijd tot tijd een bepaalde constante dosering van de ClO2-oplossing nodig heeft, moet de Ingang dosering op "Handm. dosering" worden geherconfigureerd onder "Instellingen" "Digitale ingangen". Wanneer tussen de klemmen van "Ingang dosering" contact is gemaakt (bij voorinstelling "Maakcontact"), stelt de Besturing de ClO2-con‐ centratie in op de waarde, die onder "Instellingen" "Besturing" "ClO2-pro‐ ductie" "Handmatig" is ingevoerd. Gelijktijdig verschijnt in de continuweer‐ gave de melding "Handm. dosering". Voorwaarde is echter dat de installatie deze hoge concentratie wel moet kunnen leveren. Bij het breken van de contacten schakelt de concentratie weer terug op de actuele waarde.
125
Veiligheidsinformatieblad chloordioxide
20
Veiligheidsinformatieblad chloordioxide (De tekst is gebaseerd op het veiligheidsinformatieblad "GefahrstoffDatenblatt der Bundesvereinigung der Firmen im Gas- und Wasserfach e.V. FIGWA", 50968 Keulen, van 16.4.1998.)
Eigenschappen van chloordioxide en aan‐ wijzingen voor de omgang met waterige oplossingen
20.1 20.1.1
De voor de waterbereiding toegepaste stamoplossingen van chloordioxide hebben concentratie van 2 g/l ClO2. Bij een temperatuur tot 25 graden C volgt hieruit in de gasruimte een chloordioxideconcentratie van minder dan 100 g/m3. Bij een deskundige bereiding is hiermee zowel in de gasruimte als in de stamoplossing een explosieve ontleding uitgesloten.
Fysische en chemische eigenschappen Chemische typering Waterige oplossing van chloordioxide (ClO2) ca. 2 g ClO2/l fysisch opge‐ lost chloordioxidegas
20.1.2
Eigenschappen van gasvormig chloordioxide
Kleur:
oranje-geel
Geur:
stekend
Smeltpunt
- 59 graden C
Kookpunt:
11 graden C
Stabiliteit:
Gasvormig chloordioxide ontleedt zich vanaf een concentratie van 300 g/ m3(≅10 Vol%) op explosieve wijze in chloor en zuurstof. Door verdunning vermindert de neiging tot explosieve ontleding; bij con‐ centraties beneden 10 Vol% in gassen, waarmee chloordioxide niet rea‐ geert (bijv. lucht, stikstof, kooldioxide) bestaat geen explosiegevaar meer. Van een kritische chloordioxideconcentratie, bijvoorbeeld in de gasruimte boven een waterige chloordioxide-oplossing, is sprake bij een concentratie van meer dan 8 g/l chloordioxide (bij een temperatuur van 20 graden C). Met oxideerbare stoffen komt het eveneens tot een explosieve reactie.
20.1.3
Eigenschappen van de waterige oplossing van chloordioxide De gasfase is van doorslaggevend belang
Stabiliteit:
Zonder een boven de vloeistof staande gasruimte, zijn waterige chloordio‐ xide-oplossingen explosief vanaf een concentratie van ongeveer 30 g/l, d.w.z. dat deze zich zonder externe inwerking zoals warmte, vonkvorming, vuil of roest op explosieve wijze kunnen ontleden. Chloordioxide in een waterige, verdunde oplossing is gedurende meerder dagen stabiel, wanneer de oplossing zuiver is en in het donker wordt bewaard, resp. wanneer de temperatuur van de oplossing beneden 25 graden C ligt en de pH-waarde beneden 7.
126
Veiligheidsinformatieblad chloordioxide
20.2
Omgang met waterige chloordioxide-oplossingen
20.2.1
Aanduiding en bebording De werkplek en -omgeving moeten worden aangeduid door middel van duidelijke borden, conform de Duitse richtlijn voor ongevalpreventie "Chlo‐ rung von Wasser" (chlorering van water) (GUV 8.15, bijlage 3).
Opslag
20.2.2
Vanwege het explosiegevaar mag chloordioxide als gas noch als gecon‐ centreerde waterige oplossing worden opgeslagen en getransporteerd. Daarom wordt het uitsluitend in speciale installaties geproduceerd als ver‐ dunde (zie lid 1.1.3) waterige oplossing voor onmiddellijk gebruik.
20.2.3
Maatregelen bij morsen, lekkages, ontsnappen van gas Gas moet men een waternevel worden neergeslagen. Gelekte oplossing moet worden overgoten met een natriumthiosulfaatop‐ lossing, verdun dit vervolgens overvloedig met water en laat het mengsel in de afvoer lopen.
20.2.4
Maatregelen bij branden Chloordioxide is zelf niet brandbaar, maar werkt wel brandbevorderend. Explosieve ontleding bij temperaturen vanaf 100 graden C. Koel de con‐ tainer met water en sla uitgetreden chloordioxidegas neer met sproei‐ water. Bij omgevingsbranden gelden geen beperkingen voor de inzet van brandblusmiddelen.
20.2.5
Afvoeren Zie lid 1.2.3
20.3
Gezondheidsbescherming
20.3.1
MAC-waarde en geurgrens
MAC-waarde:
0,1 ppm (ml/m3) resp. 0,3 mg/m3
Geurgrens:
Chloordioxidegas is vanaf een concentratie van ongeveer 15 mg/m3 lucht ruikbaar.
20.3.2
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Adembescherming:
Gasmasker, filter B/grijs
127
Veiligheidsinformatieblad chloordioxide Oogbescherming:
Veiligheidsbril, gezichtsmasker
Handbescherming:
Rubberen handschoenen
Overige:
Beschermende kleding
20.3.3
Gezondheidsrisico's Chloordioxidegas met een concentratie van meer dan 45 mg ClO2/m3 zorgt voor ademhalingsmoeilijkheden en leidt tot irritatie aan de slijm‐ vliezen en hoofdpijn. In algemene zin roept chloordioxide sterke irritatieverschijnselen op aan de slijmvliezen van ogen en ademhalingsorganen. Afhankelijk van de con‐ centratie en de duur van de inwerking kunnen verstikkingsgevaar, hoest‐ aanvallen, braakaanvallen, bindvliesontstekingen en hevige hoofdpijn voorkomen, in zware gevallen kunnen longoedeem met ademnood, ver‐ schijnselen van zuurstofgebrek en uitvallen van de bloedcirculatie voor‐ komen. Bij een kortstondig blootstelling aan zeer hoge concentraties bestaat gevaar voor stemspleetkrampen resp. reflectorische adem- resp. hartstilstand. Schadelijk voor de zenuwen (bijv. verlamming van de oog‐ zenuw).
20.3.4
Eerste hulp
Eerste hulp
Kleding die met chloordioxide of een waterige oplossing in aanraking is gekomen moet onmiddellijk worden verwijderd, was de huid grondig met zeep en veel water. Bij spatten in de ogen moeten de ogen gedurende meerdere minuten, met een goed geopend ooglid, met stromend water worden schoongespoeld. Na inademing van chloordioxide moet worden gezorgd voor frisse lucht, een rustige, horizontale houding en warmte-isolatie. Onmiddellijk een arts waarschuwen, ook wanneer niet acuut klachten optreden. Evt. snel, behoedzaam transport naar een ziekenhuis.
20.4
Verdere informatie DVGW-bijlage W 624 "Dosieranlagen für Chlordioxid" (doseerinstallaties voor chloordioxide), uitgave 02/2012 DVGW-bijlage W 224 "Chlordioxid in der Wasseraufbereitung" (chloordio‐ xide in de waterbereiding) Richtlijn voor ongevallenpreventie "Chlorung von Wasser" (Chloreren van water) (GUV 8.15) Ullmann deel 5, pagina 551 Kühn-Birett, blad C 20
Opmerking:
128
De informatie in dit document is gebaseerd op onze kennis ten tijde van het ter perse gaan van deze gebruikershandleiding. Ze dienen als bijdrage voor een gevaarloze omgang met waterige chloordioxide-oplossingen en zijn niet bedoeld als verzekering van bepaalde eigenschappen. De produ‐ cent geeft geen garanties voor de automatische correctie bij vernieu‐ wingen en accepteert in dit verband geen enkele aansprakelijkheid.
Veiligheidsinformatieblad chloordioxide Deze informatie is bedoeld als eerste aanknopingspunt voor de exploitant. Hij dient zich echter zelf te voorzien van actuele gegevens, in het bij‐ zonder veiligheidsinformatie over chloordioxide-oplossingen.
129
Decontaminatieverklaring
21
130
Decontaminatieverklaring
Index
22
Index
A
Concentratieafhankelijke aansturing............................. 81
Aanduiding van veiligheidsaanwijzingen......................... 9
Concentraties chemicaliën............................................ 95
Aansturing handmatig................................................... 77
Configuratie, menu........................................................ 38
Aansturing proportioneel aan ClO2-concentratie.......... 81
Continuweergave.......................................................... 25
Aansturing proportioneel aan ClO2-meting................... 81
D
Aansturing proportioneel aan de doorstroomhoe‐ veelheid......................................................................... 78
Datum............................................................................ 38
Aansturing proportioneel aan de meetwaarde.............. 51
Definities....................................................................... 19
Aansturing proportioneel aan de meting....................... 81 Aansturing proportioneel aan stelgrootte...................... 80 Aanvullende aanwijzingen............................................... 2 Alarm, relaisuitgang...................................................... 59 Alarm overlast............................................................... 53 Alarm parameterfout..................................................... 54 Analoge uitgang............................................................ 60 B Basisbelasting....................................................... 51, 124 Basisregels.................................................................... 10 Batterij......................................................................... 119 Bediening...................................................................... 95 Bedieningsmenu, schematisch..................................... 24 Bedrijf, relaisuitgang...................................................... 59
Decontaminatieverklaring............................................ 130 De gegevens verder verwerken.................................. 102 Digitale ingangen.......................................................... 57 Display.......................................................................... 38 Dode zone..................................................................... 51 Doorstroomhoeveelheid, uitgangssignaal..................... 60 Doorstroommeter, menu............................................... 41 Doorstroommeter, selecteren........................................ 78 Doorstroommeter configureren..................................... 78 Doorstroomproportionele aansturing............................. 78 Doseerbewakingen instellen................................. 86, 100 Doseerbewakingen testen............................................. 93 Dosering........................................................................ 57 E
Beschermingsmiddelen................................................. 13
Eigenschappen van de waterige oplossing van chloordioxide............................................................... 126
Besturing, definitie......................................................... 19
Expertwerkzaamheden................................................. 32
Besturing, parameterset................................................ 40
F
Besturing CIO2-hoeveelheid via................................... 50
Functiebeschrijving....................................................... 19
Besturing CIO-hoeveelh. via......................................... 51
Functiestoringen, kalibreren.................................... 65, 69
Besturing instellen......................................................... 76
Functiestoringen verhelpen......................................... 108
Besturingselementen.................................................... 21
Functietoetsen............................................................... 22
Besturingstypen............................................................ 19
G
Buitenbedrijfstelling..................................................... 115
Gaswaarschuwingsapparaat testen.............................. 93
Bypass.......................................................................... 20
Gegevensopslag........................................................... 37
Bypass actief handmatig............................................... 30
Geluidsdrukniveau........................................................ 14
Bypass-bewaking, menu............................................... 56
Gewicht......................................................................... 16
Bypassbewaking testen................................................ 93
Gezondheidsbescherming.......................................... 127
C
H
CAN-overzicht............................................................... 36
Handelswijze bij het betreden ...................................... 11
Chloriet, kalibreren........................................................ 66
Handmatige aansturing........................................... 51, 77
Chloriet, kwaliteit........................................................... 95
Handmatige ClO2-productie.................................. 51, 125
Chloriet, uitgangssignaal............................................... 60
Handmatige dosering............................................ 57, 125
Chlorietmeting, menu.................................................... 45
Hardwareversie............................................................. 36
Chlorietsensor controleren.......................................... 101
Hoeveelheidsproportionele aansturing.......................... 78
CIO2-productie controleren........................................... 94
Hoge concentratie......................................................... 51
CIO2-sensor controleren............................................. 101
Hoge dosering....................................................... 57, 125
ClO2, kalibreren............................................................ 62
HW-versie..................................................................... 36
ClO2, uitgangssignaal................................................... 60
Hydraulisch schema...................................................... 20
ClO2-meting, menu....................................................... 44
I
ClO2 neutraliseren...................................................... 117
Identcode...................................................................... 36
ClO2-productie, menu................................................... 49
In bedrijf nemen............................................................ 75
Code.............................................................................. 24
Inbedrijfstelling, menu................................................... 29
Componentenpompen, menu........................................ 55
Info.................................................................................. 2
131
Index INFO-niveau.................................................................. 25
Pauze.................................................................... 57, 125
Ingang dosering............................................................ 51
PC............................................................................... 102
Installatie, definitie......................................................... 19
Persoonlijke beschermingsmiddelen............................. 13
Installatie, parameterset................................................ 35
pH-meting, menu........................................................... 47
Installatie instellen......................................................... 76
pH-sensor controleren................................................. 101
Installatie opstarten....................................................... 81
pH-waarde, kalibreren................................................... 71
Installeren - laatste stappen.......................................... 76
Pijltjestoetsen................................................................ 22
Instelbereik capaciteit.............................................. 80, 99
Plaatsen van de jerrycans met chemicaliën.................. 93
Instellen................................................................... 24, 29
Pompen kalibreren.................................................. 74, 88
Instellen, menu.............................................................. 35
Pompen ontluchten................................................. 82, 97
Instructies........................................................................ 2
Productie....................................................................... 25
Instructies voor noodgevallen....................................... 13
Productiehoeveelheid, uitgangssignaal......................... 60
J
R
Juist en passend gebruik.............................................. 10
Reactor.......................................................................... 20
K
Reactor vullen............................................................... 85
Kalibratie-inrichting........................................................ 89
Redox, controleren........................................................ 69
Kalibreren...................................................................... 62
Redox, uitgangssignaal................................................. 60
Kalibreren, pompen................................................. 74, 88
Redoxmeting, menu...................................................... 46
Kleurcode...................................................................... 95
Redoxsensor controleren............................................ 101
Kwalificatie personeel................................................... 10
Regelaaralarm............................................................... 53
Kwaliteit chemicaliën..................................................... 95
Regeling................................................................ 50, 124
L
Regelparameter............................................................ 51
Lekdichtheid controleren............................................... 86
Regelwaarde......................................................... 51, 121
Lekkage, ingang............................................................ 57
Relaisuitgangen............................................................ 59
Leveringsomvang.......................................................... 15
Reparatie..................................................................... 107
Logboek.................................................................. 26, 38
Reset............................................................................. 34
M
S
Meetwater, ingang......................................................... 57
Scherm Installatie UIT................................................... 24
Menger.......................................................................... 20
SD-kaart................................................................ 21, 102
N
Sensoren controleren.................................................. 101
Navigeren...................................................................... 22
Serienummer................................................................. 36
Netzekeringen............................................................. 113
Service, menu............................................................... 29
Niveau chloriet.............................................................. 55
Signaalingangen........................................................... 41
Niveauschakelaars zuur en chloriet testen................... 92
Slaglengte, minimale............................................... 80, 99
Niveau zuur................................................................... 54
Slaglengten instellen............................................... 33, 98
Node-ID......................................................................... 36
Softwareversie.............................................................. 36
O
Spoelen....................................................................... 117
Omgang met waterige chloordioxide-oplossingen...... 127
Spoelinrichting............................................................... 20
Omgevingsvoorwaarden............................................... 15
Stelgrootte............................................................. 43, 123
Onderbreking chemicaliëntoevoer................................ 93
Stelgrootte, uitgangssignaal.......................................... 60
Onderhoud.................................................................. 104
Storing, ingang.............................................................. 57
Onderhoudsinterval....................................................... 31
Storingsvariabele.................................................. 43, 121
Onderhoudsinterval, instellen........................................ 39
Streefwaarde......................................................... 51, 121
Ontgiften...................................................................... 117
Stroomingang XE1 / EX2.............................................. 48
Ontgiften van de reactorinhoud................................... 117
SW-versie...................................................................... 36
Opmerkingen voor de exploitant..................................... 2
T
Opslag en transport....................................................... 15
Taal............................................................................... 37
Over deze installatie........................................................ 8
Tegen betaling beschikbare identcode-eigenschappen 35
Overzicht van de installatie........................................... 17
Testen veiligheidsvoorzieningen................................... 92
P
Tijd................................................................................ 38
Parameter-reset............................................................ 34
Toegangscode.............................................................. 24
Parameters.................................................................... 51
Toetsen......................................................................... 21
132
Index Transporteren................................................................ 15
Verwijdering................................................................ 119
U
Vrijgavecode................................................................. 35
Uitgangsventiel reactor................................................. 20
W
Updaten......................................................................... 37
Waarschuwing, relaisuitgang........................................ 59
V
Waarschuwingsteken...................................................... 9
Veiligheid, hoofdstuk....................................................... 9
Water, kwaliteit.............................................................. 95
Veiligheidsinformatieblad chloordioxide...................... 126
Watermeter configureren.............................................. 78
Veiligheidslekbakken..................................................... 20
Wat gebeurt er bij een foutieve bediening?................. 103
Veiligheidslekbakken testen.......................................... 92
Z
Veiligheidsvoorzieningen testen.................................... 92
Zekeringen.................................................................. 113
Verklaring van vaktermen........................................... 121
Zoemer.......................................................................... 38
Vertragingstijd............................................................. 123
Zomertijd....................................................................... 38
Vertraging toegangsrecht.............................................. 38
Zuur, kwaliteit................................................................ 95
Vervangen van de jerrycans met chemicaliën.............. 95
133
134
135
ProMinent Verder B.V Utrechtseweg 4A 3451 GG Vleuten Nederland Telefoon: +31 30 6779280 Telefax: +31 30 6779288 E-mail: [email protected] Internet: www.prominent.nl . ProMinent Belgium SA Avenue Landas 11 1480 Tubize België Telefoon: +32 2391 4280 Telefax: +32 2391 4290 E-mail: [email protected] Internet: www.prominent.be 986465, 2, nl_NL
ProMinent Dosiertechnik GmbH Im Schuhmachergewann 5-11 69123 Heidelberg Germany Telefoon: +49 6221 842-0 Telefax: +49 6221 842-612 E-mail: [email protected] Internet: www.prominent.com © 2008