Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven Algemene Uitgangspunten Planbeoordeling Monumenten Dorp, Stad & Land, oktober 2006
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
Colofon
Oorspronkelijke uitgave: 10 voor de toekomst. Werkwijze en beoordelingsprincipes van de WNZHmonumentenadviescommissie november 2005 Fotoserie: Stadswandeling, oktober 2006
© Dorp, Stad & Land www.dorpstadenland.nl
2
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Voorwoord Bijna alle gemeenten in Nederland hebben de afgelopen jaren welstandsbeleid vastgesteld, waarin het beoordelingskader van welstandscommissies voor nieuwbouw en verbouw zo gedetailleerd mogelijk is beschreven. De manier waarop die commissies een bouwaanvraag beoordelen is daardoor transparant en controleerbaar gemaakt. Voor monumentencommissies, die de bouwaanvragen voor ingrepen in monumenten beoordelen, bestaat zo´n beoordelingskader niet. In onze tijd vinden vaak grote ingrepen in monumenten plaats omdat gebouwen hun oorspronkelijke functie verliezen. Bij herbestemming en functiewijziging van dergelijke monumenten worden vaak de grenzen opgezocht tussen gewenst behoud en noodzakelijke ontwikkeling. Bovendien zijn veelal aan mode onderhevige 'luxe' ingrepen wel eens strijdig met de monumentale waarde van een gebouw. In dat spanningsveld vindt de beoordeling van bouwplannen en de advisering door de monumentencommissie plaats. Deze brochure beoogt daaraan een bijdrage te leveren en wij zullen het gesprek erover niet uit de weg gaan. Er zijn meerdere initiatieven in Nederland die een nieuwe aanpak van cultureel erfgoed voorstaan. Deze brochure wil niet alleen een leemte te vullen, maar ook naar de toekomst kijken. Nieuwe trends liggen op het gebied van de culturele planologie, de procesbenadering van de interactie tussen de diverse vakgebieden die met het erfgoed te maken hebben. De strategische uitgangspunten van de RACM (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschappen en Monumenten v/h de RDMZ/ROB) is daar een actueel bewijs van. Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed en het rijk trekt zich terug op kerntaken. Deze dynamische omgeving nodigt uit tot nieuw denken en daar spelen veel organisaties op in. Met deze brochure staat DSL op de schouders van onze voorlopers: de inhoud is in grote mate gebaseerd op 10 voor de toekomst. Werkwijze en beoordelingsprincipes van de WNZH-monumentenadviescommissie, november 2005. We hopen dat commissieleden, architecten, stedenbouwkundigen en gemeenten vruchtbaar gebruik zullen maken van Gebouwd Verleden: Doorgeven of opgeven. Algemene Uitgangspunten Planbeoordeling monumenten. Dorp, Stad & Land ir. F.B. van den Meiracker, directeur
3
4
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
Inleiding De Monumentencommissie van Dorp, Stad & Land (DSL) doet in deze brochure een poging om een eigen beoordelingskader en eigen beoordelingscriteria te beschrijven. Hoe wordt naar monumenten en hun omgeving gekeken? Wat kan een indiener van een bouwaanvraag voor een monument verwachten, waar zouden de initiatiefnemer en de ontwerper van ingrepen in monumenten rekening mee moeten houden? Deze informatie is van belang voor opdrachtgevers/eigenaars, architecten, aannemers, historische verenigingen, gemeentebesturen, commissieleden, adviseurs, kortom voor iedereen die op enigerlei wijze betrokken is bij monumenten en het restaureren en verbouwen daarvan. De uitkomst van een planbeoordeling is vooraf nooit exact te voorspellen, criteria zijn niet voor eens en voor altijd spijkerhard en objectief vast te stellen, er zal altijd een zekere marge zijn voor interpretaties en nuanceringen, in de loop van de tijd kunnen opvattingen over de gewenste principes bij ingrepen in monumenten van kleur verschieten, technische inzichten en mogelijkheden zijn aan verandering onderhevig. Monumentenbehoud is immers een maatschappelijk belang en kan dus niet geïsoleerd worden van maatschappelijke veranderingen. Overigens moet worden opgemerkt dat de aard van de monumenten kan verschillen: een statisch object zoals een grenspaal of een ruïne; een zeer dynamisch object zoals een molen of een gemaal; een monument met een uitzonderlijke architectuur, zoals het 'Rietveldhuis' of een monument waar een functieverwisseling plaatsvindt, bijvoorbeeld een boerderij die van functie verandert. Juist omdat ‘monumentenzorg’ tegelijkertijd een belangwekkende maatschappelijke opgave is waaraan hoge eisen mogen worden gesteld, zou over de principes en de doelstellingen van de beoordeling van bouwplannen door de vergunningverlenende instanties voortdurend een openhartig en genuanceerd gesprek moeten kunnen plaatsvinden. Daarvoor zijn heldere en professioneel geformuleerde aandachtspunten en voorbeelden nodig. Het doel van deze brochure is om positieve uitkomsten van planadvisering monumenten te bevorderen. Een beoordelingskader verhoogt immers de controleerbaarheid van ieders activiteiten, o.a. de discussies en adviezen van de monumentcommissie. Kortom, deze brochure maakt het werk van de monumentencommissie inzichtelijker.
5
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven 6
Dit boekje bestaat uit tien hoofdstukjes die als vertrekpunt van het commissiewerk dienst doen. Elk aspect wordt in het kort toegelicht. Tot slot wordt gewezen op de relatie tussen de voorliggende brochure en de zgn. Technische Criteria Planbeoordeling Monumenten, DSL oktober 2006.
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
1. Monumentenzorg is een maatschappelijk belang Er zijn in ons land gebouwen en gebieden die vanwege hun karakter en uiterlijke verschijningsvorm een bijzondere culturele betekenis hebben voor de hele Nederlandse samenleving en waaraan de overheid dan ook een speciale status toekent: die van beschermd monument. Het gaat dan om objecten, landschappen en structuren die van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Naast het rijk kunnen ook provinciale en gemeentelijke overheden panden, complexen, stedenbouwkundige structuren, weg- en waterwerken of landschapsstructuren, die een uitdrukking zijn van een specifiek regionale of plaatselijke identiteit, aanwijzen als beschermd monument. Nederland kent een grote hoeveelheid verschillende soorten monumenten. De regio van DSL alleen al telt zo’n 12.500 beschermde rijksmonumenten, 70 beschermde stads- en dorpsgezichten en ruim 7.000 gemeentelijke monumenten. Sommige van die monumenten zijn wereldberoemd: zo genieten de molengang van Kinderdijk, de Nieuwe Hollandse Waterlinie alsmede de Van Nellefabriek in Rotterdam internationaal aanzien met een plaats op de lijst van het Unesco Werelderfgoed. Wonen en werken in een monument is een voorrecht, het is vaak verrassend en bijzonder. En inmiddels vormen monumenten ook in toenemende mate een economisch belang. In de Monumentenwet van 1988, de provinciale en de diverse gemeentelijke monumentenverordeningen zijn de spelregels vastgelegd die gelden voor het omgaan met beschermde monumenten. Voor de eigenaar van een monument betekent dit alles dat hij volgens de strikte letter van de wet vrijwel niets aan het betreffende monument mag veranderen zonder de daarvoor vereiste monumentenvergunning (zie bijlage), naast de gewone bouwvergunning. In een beschermd stads- of dorpsgezicht mag geen enkel bouwwerk, zonder de daarvoor vereiste vergunning, geheel of gedeeltelijk afgebroken worden. De reden van deze maatregelen hiervoor moge duidelijk zijn: het maatschappelijk belang van het behoud van een beschermd monument voor toekomstige generaties reikt verder dan alleen het persoonlijke belang van de huidige eigenaar. Uiteindelijk is iedere eigenaar maar tijdelijk eigenaar!
7
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
Tegenover de extra plichten van monumenteneigenaren staan echter ook rechten, bijvoorbeeld in de vorm van subsidiebijdragen, goedkope financieringen en belastingaftrekmogelijkheden. De beoordeling van bouwaanvragen voor veranderingen aan beschermde monumenten is een zaak voor deskundigen. De Monumentencommissie van DSL adviseert gemeenten in zuidwest Nederland over de bouwaanvragen voor eventuele wijziging van monumenten. Daarnaast adviseert DSL op een veel breder terrein van cultuurhistorie. De commissie is als adviesorgaan aangewezen door de gemeente en functioneert binnen de kaders van de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordeningen. Bij plannen voor rijksmonumenten kan ook de RACM een advies uitbrengen. De afspraken over onderlinge afstemming door DSL en RACM verschillen per gemeente, meestal afhankelijk van het aantal monumenten binnen die gemeente. Monumentenvergunningen worden verleend door het college van Burgemeester en Wethouders (en soms door de RACM). Ook over de subsidies/leningen hebben gemeente en/of rijk zeggenschap (maar deze gelden kunnen ook door andere partijen ter beschikking worden gesteld).
8
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
2. Monumenten leven en veranderen Een gebouw moet kunnen worden gebruikt, niet alleen om in goede conditie te blijven, maar ook om een vitale rol in de samenleving te spelen. Voor een monument dat zijn functie heeft verloren kan vaak een passende nieuwe functie worden gevonden. Zo kan een pakhuis veranderen in een appartementencomplex, een boerderij in een woonhuis en een kerkgebouw in een muziekcentrum. Sinds de opkomst van de monumentenzorg als overheidstaak aan het eind van de negentiende eeuw zijn de inzichten over de omgang met monumenten telkens een beetje verschoven. In de begintijd van de monumentenzorg stond het restaureren van voornamelijk grote gebouwen, zoals kerken, kastelen en raadhuizen, centraal. Bij die restauraties werd meestal teruggegrepen op één bepaalde bouwstijl of -periode en op het veronderstelde oorspronkelijke ontwerp. Deze aanpak leidde tot ingrijpende transformaties van overgeleverde bouwwerken, en feitelijk vaak tot grotendeels gereconstrueerde 'historische' objecten. Met name de architect Pierre Cuypers (1827-1921) staat bekend als vertegenwoordiger van deze opvatting. Vroeg in de twintigste eeuw groeide de kritiek op deze behandeling van monumenten. De belangstelling nam toe voor de verschillende opeenvolgende stijlperioden die soms in een gebouw zichtbaar zijn, en voor de specifieke bouw- en gebruikgeschiedenis, die het monument soms laat zien. Ook ontstond - naast de waardering van de uiterlijke verschijningsvorm - steeds meer aandacht voor de constructie van monumenten en het authentieke bouwmateriaal, één van de dragers van de geschiedenis van het monument. Het uitgangspunt van de huidige restauratiefilosofie is samen te vatten onder de woorden “behoud gaat voor vernieuwing”. Dit is een richtinggevend principe bij de beoordeling van voorgenomen wijzigingen in monumenten. Bij het aanpassen van het monument aan zijn nieuwe functie wordt veelal gelet op reversibele (omkeerbare) ingrepen: kan de gewenste aanpassing weer verwijderd worden zonder al teveel schade aan het oorspronkelijke materiaal? En in geval van technische innovatie zal bij planbeoordeling ook meer acht worden geslagen op de eventuele gevolgen daarvan voor het historische materiaal. Overigens zal in de toekomst bij de subsidieverlening door de rijksoverheid ook steeds meer het accent op het planmatig onderhoud van monumenten worden gelegd.
9
10
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
3. De schaalniveaus: omgeving, gebouw, constructie en detaillering Bij de beoordeling van aanvragen voor een vergunning voor ingrepen in monumenten let de commissie op de zorgvuldigheid van de ingreep op drie niveaus: - de inpassing van een object of structuur* in de landschappelijke of stedenbouwkundige omgeving, - het ontwerp, de structuur** en de historische karakteristieken van het bestaande gebouw, - de toepassingen van materialen en bouwconstructies en de uitwerking in details***. Wat heeft de commissie nodig voor een goede beoordeling van de kwaliteiten van een bouwplan? De aanvrager van de monumentenvergunning en de gemeentelijke ambtenaar monumentenzorg dienen goed gedetailleerde en volledige informatie aan te leveren over de plek, en de detaillering. In de stellingen op de volgende pagina’s wordt dit verder uitgewerkt. *
Met de structuur wordt in deze context een 'stedenbouwkundig' ensemble verstaan. Ter verduidelijking: dat kan een hofje in de stad zijn, maar ook een boerderij met bijgebouwen of zelfs een eendenkooi met toegangen en door riet omzoomde waterpartij. ** Met de structuur in deze context wordt de constructieve opbouw van het gebouw en de hoofdopzet van de plattegrond of doorsnede bedoeld. Een structuur is kenmerkend voor een gebouwtypologie. *** De detaillering is kenmerkend voor de constructiewijze en voor de architectuur van een gebouw. De kroonlijst van een herenhuis vertelt alles over de bouwstijl en de datering van een gebouw. Ter verduidelijking: de opbouw van de kroonlijst bestaat uit vorm én materialisering (achtereenvolgens ojief, waterhol, eierlijst etc., alles in grenenhout en niet in multiplex). Beide aspecten zijn een essentieel onderdeel van het monumentaal detail.
11
12
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
4. Karakter en structuur van de omgeving Waar staat het monument? In de vlakke polder, op de hoger gelegen strandwal, in een historische binnenstad of aan de plas? De situering van een gebouw, de grondsoort van de ondergrond, de opbouw van het landschap eromheen: het zijn allemaal factoren die het gebouw inbedden in zijn specifieke historische context. De landschapsstructuur heeft invloed op de manier waarop gebouwen van oudsher zijn gesitueerd: - Op de Zuid-Hollandse eilanden en de Hoeksche Waard liggen de boerderijen ver uit elkaar. - Op de strandwal van dorpen als Hillegom en het oude deel van Oegstgeest staan de huizen in lange smalle linten. - De bebouwing binnen de oude vestingwerken van Brielle, Schoonhoven, Nieuwpoort is een hecht netwerk van straatwanden. - De huizen langs de armen van de Rijn in Leiden zijn met hun voorgevels op het water gericht. - De buitenplaatsen langs de Vliet tussen Rijswijk en Leiden konden alleen ontstaan dankzij de levensvisie en het kapitaal van adel en stedelijk patriciaat. Kortom, ieder gebouw ligt in een (stedelijk) landschap met een specifieke cultuurhistorische ontwikkelingsgeschiedenis. Voor de beoordeling van een bouwaanvraag let de commissie op de wijze waarop rekening is gehouden met de 'logica' van de omgeving. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het openhouden van doorzichten naar de achtergelegen weilanden, de plaats van nieuwe bijgebouwen op de kavel of de materiaal- en kleurkeuze van een nieuw hekwerk. De commissie heeft voor de beoordeling van een aanvraag voor een monumentenvergunning tenminste een uitsnede uit de topografische atlas, een kadastrale kaart, luchtfoto's en foto's van belendingen nodig, indien mogelijk zowel historische als actuele foto’s. E.e.a. gerelateerd naar de aard van de aanvraag.
13
14
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
5. De eigen 'vorm'logica van het gebouw Monumenten hebben vaak een eigen specifieke logica van de vormgeving. Meestal is de structuur van een gebouw te herleiden tot hoe de oorspronkelijke functie in een bepaalde tijd opgevat is. Zo heeft een traditioneel stadswoonhuis 'in de rij' de voorgevel aan de straatzijde, met een voordeur en vaak grote vensters. De voorgevel is de belangrijkste gevel en daar werd dan ook vanouds veel aandacht en geld aan besteed. De zijgevels en de achtergevel zijn vaak ondergeschikt. Achtergevels zijn ook minder formeel. Soms zijn daar in de loop van de tijd allerlei aan- en uitbouwen verschenen. Bij pakhuizen en andere gebouwen met een opslagfunctie zijn alle gevels vaak gesloten, afgestemd op de functie. Een kaaspakhuis heeft daarbij andere gevelkarakteristieken dan een bollenschuur, terwijl die karakteristieken in de loop van de tijd vaak ook nog zijn gewijzigd. Paviljoens, muziektenten, brugwachtershuisjes zijn voorbeelden van gebouwen die vrij in de openbare ruimte staan en die dan ook alzijdig georiënteerd zijn: daar zijn alle gevels evenzeer van belang. Ook bij boerderijen ligt de hoofdgevel, waarachter gewoond wordt, met grote vensters en met de voordeur veelal naar de straat gekeerd. De zijgevels hebben voorin woonhuisramen, terwijl meer naar achter in het bedrijfsgedeelte de ramen oorspronkelijk altijd beduidend kleiner zijn. Een dergelijke 'begrijpelijkheid' in de hiërarchie van gevels is van belang, omdat de logica van het gebouwtype er in tot uiting komt. Wanneer die logica bij bouwingrepen geweld wordt aangedaan, kan een verwarrend gebouw het resultaat zijn. Juist dan moeten keuzes gemaakt worden en zal de commissie zich moeten kunnen laten leiden door de helderheid van de planopzet. De commissie zal meehelpen met zoeken naar de minst ingrijpende oplossing, waarbij bijvoorbeeld het dakvlak niet aan vier maar slechts aan twee zijden van ramen voorzien wordt. Of waarbij een aanpassing aan de achtergevel minder ingrijpend is dan de wijziging van de zijgevel. Bij sommige bijzondere gebouwen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren is behoud van de verschijningsvorm, het 'beeld', het enig haalbare. Het gaat hier bijvoorbeeld om kerken, vuur- of watertorens, silo's of andere in het oog springende bedrijfsgebouwen. Vaak wordt de buitenkant van dergelijke monumenten zeer behoudend gerestaureerd, terwijl de binnenkant wordt gewijzigd om die geschikt te maken voor een nieuwe bestemming.
15
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven 16
De commissie hecht aan het behouden van karakteristieken, de nieuwe functie zal in harmonie met het gebouw moeten zijn. In het voorbeeld van een watertoren moet niet vergeten worden dat het waterreservoir op de bovenste verdieping zowel in het interieur als het exterieur gerespecteerd wordt! Bij het aangeleverde materiaal is de oude bouwtekening dan onontbeerlijk. Een achtergrondstudie naar bouwwijze en ontwikkelingen is dan al gauw voor de hand liggend.
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
6. Behoud gaat voor vernieuwing Het behoud van een monument wordt natuurlijk het beste gewaarborgd door goed onderhoud. Behoud van een gebouw en van de onderdelen van dat gebouw heeft altijd de voorkeur boven vernieuwing. Bij het beoordelen van bouwplannen voor een monument is het bestaande gebouw - de vorm, de indeling, de constructie, het materiaal en de detaillering - het uitgangspunt. Dat is immers het gebouw dat om weloverwogen redenen op de monumentenlijst is geplaatst. Bij vernieuwing van (onderdelen van) een monument gaat er onherroepelijk historisch materiaal verloren en dat komt nooit meer terug. Dit geldt zowel bij herstel en vervanging van slecht materiaal als bij wijziging ten behoeve van functionele aanpassingen. Uiteraard leveren wensen in verband met een nieuwe functie een spanningsveld op met de bestaande situatie. Want een monument moet wel gebruikt kunnen worden. Tegelijkertijd heeft ieder gebouw een 'maximaal opnemingsvermogen': er is een grens aan wat het aan wijzigingen kan hebben, voordat de essentie, de monumentale waarde verloren gaat. Nieuwe ingrepen moeten zich voegen naar het bestaande gebouw, ze moeten het monument géén geweld aandoen. Zo mogelijk moeten ze worden ten gunste van het oorspronkelijke materiaal. Wijzigingen en toevoegingen behoren vanzelfsprekend monumentwaardig te zijn: ze moeten in de toekomst uitgebalanceerd bijdragen aan de monumentale waarde. Afhankelijk van de aard en omvang van een gebouw kan een uitgebreid bouwhistorisch onderzoek verlangd worden. In goed overleg met de behandelende ambtenaar en de commissie kan de aanvrager geholpen worden en zal de diepgang van het onderzoek vastgesteld worden.
17
18
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
7. De bouwgeschiedenis moet zichtbaar blijven Slechts weinig monumenten zijn sinds de bouw onveranderd gebleven. De meeste gebouwen zijn in de loop der tijd wel eens aangepast. Deze aanpassingen vormen een onderdeel van de geschiedenis van het monument. Ze weerspiegelen culturele, maatschappelijke en functionele ontwikkelingen. Sommige veranderingen zijn uit architectuur-historisch oogpunt onlogisch of in strijd met de cultuurhistorische waarde. Maar vaak moeten ze toch worden geaccepteerd als een op zichzelf interessant historisch gegeven. Zo zou men in onze tijd de beruchte gietijzeren kapconstructie die in 1860 in de Ridderzaal in Den Haag is aangebracht, niet meer vervangen door een reconstructie van de middeleeuwse houten kap, maar als curieuze uiting van een tijdbeeld handhaven. Te allen tijde moet worden gewaakt voor geschiedvervalsing. Zo is het af te raden om een eenvoudig (woonhuis)monument 'monumentaler' te maken dan het eigenlijk is, bijvoorbeeld door 18e eeuwse roeden in de ramen aan te brengen die in een 19e eeuws gebouw nooit gezeten hebben of door oneigenlijke sierlijsten, balusters of andere decoraties aan het gebouw toe te voegen of door roetjes op ramen achter staldeuren te plakken of door ramen die in de 19e eeuw in een ouder pand zijn gezet te verwijderen en te vervangen door ramen in een oudere bouwstijl. Advisering over de ontwikkeling van een monument zal door de monumentencommissie en in voorkomende gevallen samen met de specialisten van de RACM worden gevoerd. De brede kennis die aanwezig is op het gebied van materialen en innovatieve oplossingen kan voor verrassingen zorgen die mogelijk zelfs tot ‘voordeliger’ oplossingen kunnen leiden. De aanvrager kan het beste in een vroege fase zijn concept bespreken en de specialisten de mogelijkheid geven om het monument te bezoeken.
19
20
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
8. Reconstructie: liever niet Reconstructie verenigt zich niet met het principe van “behoud gaat voor vernieuwing”. Het bijzondere van een historisch gebouw wordt immers in hoge mate bepaald door de ouderdom van het monument, niet alleen tot uitdrukking komend in de oorspronkelijke constructiewijze en bouwstijl, maar ook in de manier waarop bouwmaterialen zijn verwerkt en verouderd. Reconstructie, het kopiëren naar oorspronkelijk ontwerp van een deel van een gebouw of zelfs een heel bouwwerk, is een onderwerp dat per geval bekeken moet worden. Soms kan het van belang zijn een geschonden monument of een straatbeeld te completeren volgens het oorspronkelijke ontwerp. Als bijvoorbeeld bekend is hoe een verdwenen onderdeel, zoals een balkon of een topgevel, er uit gezien heeft, kan reconstructie van dat ontbrekende onderdeel wenselijk zijn. Die informatie kan verkregen worden uit bouwsporen, historische bouwtekeningen, archieffoto's of belendende panden die volgens hetzelfde ontwerp zijn gebouwd. In uitzonderlijke gevallen blijkt integrale herbouw van een belangwekkend monument wenselijk omdat het object in z’n huidige bouwkundige staat niet meer is te handhaven. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij het Kurhaus in Scheveningen, en met een rij koopmanshuizen naast het zgn. 'Witte Huis' aan de Wijnhaven in Rotterdam. Eén aspect zal bij totale reconstructie altijd aan de orde komen: is het gereconstrueerde bouwwerk monumentwaardig? Een gebouw dat 'even' is weggeweest is na reconstructie geen monument meer. Uitzondering zijn die gebouwen die met gebruik van oorspronkelijk materiaal gereconstrueerd worden. Het is aan de commissie om, in samenspraak met andere specialisten, die precaire afweging te maken. Een vergelijkbare problematiek speelt bij het verplaatsen van gebouwen. Dit kan noodzakelijk zijn als de fysieke omgeving sterk wijzigt en als sloop voorkomen kan worden door verplaatsing. De overweging daarbij zal dan de toets van de stedenbouwkundige context zijn: een watermolen behoort aan het water te staan, een brugwachterhuis bij een brug! Wat heeft de commissie nodig? Bouwtekeningen van de bestaande en de nieuwe situatie; archieftekeningen van het pand; historische en actuele foto’s (incl. luchtfoto’s), opmetingen en zorgvuldige hoogtebepalingen (verticale maten).
21
22
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
9. Het bouwmateriaal is essentieel Ook wat het bouwmateriaal betreft geldt de stelregel "behoud gaat voor vernieuwing". Het materiaal - vaak baksteen en dakpannen, maar ook voegwerk en houtwerk - maakt de leeftijd en het gebruik van het gebouw ervaarbaar. Het patina is soms essentieel, niet alleen vanwege de kleur, maar ook vanwege de beschermende laag. Patina verwijderen door zandstralen geeft op korte termijn een 'fris' uiterlijk, maar leidt door het verdwijnen van de beschermlaag en verruwing van het oppervlak tot snellere verwering en aantasting. Wordt oorspronkelijk materiaal vervangen, dan gaat authentiek en dus waardevol bouwmateriaal van het monument verloren. De structuur van nieuw materiaal wijkt altijd af, doordat de fabricage anders is dan vroeger. Hergebruik van historisch bouwmateriaal geniet daarom de voorkeur. Is bijvoorbeeld een deel van de dakpannen bruikbaar en een deel niet, dan is het raadzaam de bruikbare pannen op het dakvlak dat het meest in het zicht ligt te verzamelen en op een ander dakvlak alleen nieuwe pannen aan te brengen. Als het niet anders kan, zal gezocht moeten worden naar een bijpassend product. Vanzelfsprekend zijn hedendaagse materialen bij een restauratie zelden op z'n plaats. Het opnieuw voegen moet gebeuren met mortel die is afgestemd op de oorspronkelijke mortel waarmee gemetseld is. Wordt hiervan afgeweken, dan zal er onherroepelijk schade ontstaan aan het metselwerk. Als te weinig kalk en te veel cement wordt gebruikt, ontstaat een te harde voeg met het kapotvriezen van baksteen als mogelijk gevolg. Het beste is om de bestaande mortels vooraf te analyseren, waardoor precies de juiste mortel ten behoeve van herstel kan worden bepaald. Nog belangrijker is het handhaven van afmeting en vorm van de voeg. Het architectonisch uiterlijk en de eigenschappen van metselwerk kunnen geruïneerd worden door voegen te grof uit te frezen en bijv. een oorspronkelijke voeg door een niet-passende voeg te vervangen. Ook voor het houtwerk geldt dat plaatselijk herstel en aanpassingen van kozijnen, ramen, deuren, luiken, betimmeringen en dergelijke de voorkeur hebben. Zie ook: Technische Criteria Planbeoordeling Monumenten, hoofdstuk 4.
23
24
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
10.
Bouwconstructie en details
De bouwconstructie en het dak vormen de basisstructuur van een gebouw. Ingrijpende wijzigingen in de structuur van een monument zijn ongewenst. Een eigenaar dient zich ervan bewust te zijn dat niet alles mogelijk is in een monument. Vertrekken zijn niet eenvoudigweg samen te voegen als daarmee de structuur van het gebouw, de basis van de monumentale waarde, verloren gaat. Het vaststellen van de structuur van het monument voordat de plannen getekend worden is daarom van essentieel belang! Nieuwe dakdoorbrekingen zouden zo gering en klein mogelijk moeten blijven en bovendien aan de minst zichtbare kant van het monument worden toegepast. Daarin zit dan ook de uitdaging voor de architect: ramen en openingen zo te maken dat het dakvlak toch 'gesloten' lijkt. Dakisolatie aan de buitenkant heeft tot gevolg dat de pannen meer naar buiten komen: aan de binnenzijde isoleren kan de oplossing zijn, afhankelijk van de monumentale waarde van de kap of van de vorm van de voor- en achtergevel. Dakvensters en dakkapellen moeten worden aangebracht tussen de spanten en sporen van de kapconstructie, om zo min mogelijk schade aan te brengen aan de bouwconstructie. Soms kan de monumentale waarde zo hoog zijn dat isoleren geen optie is, zoals een middeleeuwse kap van een 'top 100' monument. Vaak geniet een dakvenster voorkeur boven een dakkapel, omdat een dakvenster niet uit het dakvlak steekt; kortom: weinig en klein en in samenhang met het bestaande en met elkaar. Details zijn cruciaal. Een monument staat of valt met de uitvoering daarvan. Details zijn soms heel rijk uitgewerkt, soms heel simpel, altijd per gebouw verschillend. De behandeling van details dient te gebeuren volgens de oorspronkelijke afmetingen en detaillering. Profileringen zorgen voor verfijning van bijvoorbeeld kroonlijsten, kozijnen, ramen of betimmeringen, en laten schaduwwerking en contrasten tussen licht en donker ontstaan. Als de detaillering niet op een oorspronkelijke wijze gebeurt, dan zal dat leiden tot een vergroving en verarming van het architectonische beeld. Dat wil niet zeggen dat er geen veranderingen en vernieuwingen mogelijk zijn in verband met het gewenste comfort en de bouwtechnische eisen. Maar altijd zal de commissie het bovenstaande bij haar adviezen in acht nemen. Ook het kleurgebruik is essentieel. Elk gebouw en iedere streek heeft zijn eigen kleurgeschiedenis. Denk bijvoorbeeld aan de toepassing van blauw in agrarische bebouwing in het oosten van het land of het witgeschilderde metselwerk in het Limburgse Thorn. Er kan soms met
25
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven 26
goede argumenten worden gekozen voor een nieuwe kleur, eventueel op basis van het oorspronkelijke kleurenschema. De monumentencommissie pleit er dan wel voor de historische afwerklagen te behouden, zowel van de eerste laag als die van de latere perioden. Daarmee blijft de geschiedenis van het pand traceerbaar. Wat heeft de commissie bij de beoordeling nodig: detailtekeningen van kozijnen, ramen, deuren, betimmeringen en dergelijke; archieftekeningen; historische en actuele foto’s; monsters van materialen en kleuren; indien nodig: stratigrafisch (laagsgewijs) onderzoek. Als de vergunningaanvrager kozijnen en ramen en deuren wenst te vervangen is een uitgebreide inventarisatie van de aantasting van het aanwezige materiaal noodzakelijk. De commissie zal bij de beoordeling van de plannen aandacht schenken aan beperking van de aantasting in samenhang met het bestaande materiaal. Bij het toevoegen van onderdelen zijn er twee mogelijkheden: óf er wordt gekozen voor het aanpassen aan de bestaande (c.q. de oorspronkelijke) situatie, óf voor het toevoegen van een geheel nieuw element, de toevoeging dient dan een monumentwaardige versterking van het oorspronkelijke monument te zijn.
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Bijlage DSL stelt voor gemeenten adviezen op over bouwvergunningsaanvragen die betrekking hebben op monumenten. Wettelijk is daarvoor een voorwaarde dat de gemeente beschikt over een goedgekeurde monumentenverordening en een raadsbesluit waarin DSL is aangewezen als gemeentelijke monumentencommissie, of waarin anderszins de gemeentelijke monumentencommissie wordt ingesteld. Als voldaan is aan die voorwaarden dan heeft de gemeente de bevoegdheid om te besluiten over monumentenvergunningen, conform de procedure die is beschreven in de Monumentenwet 1988 voor rijksmonumenten en de gemeentelijke monumentenverordening voor gemeentelijke monumenten. Deze vergunning maakt dan op grond van de Woningwet art. 44 deel uit van de beoordelingscriteria voor de bouwvergunningsaanvraag. Er wordt in veel gemeenten gewerkt met zogenaamde geïntegreerde welstands- en monumentenadviescommissies. Daarmee wordt voorkomen dat de commissies langs elkaar heen werken. Bij niet-geïntegreerde commissies is het onderling afstemmen van elkaar rakende adviezen een absolute noodzaak. Bij niet-geïntegreerde commissies is de volgorde van belang: eerst het monumentenadvies, en dan het welstandsadvies. Procedure bij monumentenvergunningen
Bij vrijwel iedere wijziging van een monument is een vergunning vereist.* Het gaat dan om zowel een bouwvergunning als een monumentenvergunning. Wanneer er geen monumentencommissie is, geeft de RACM de vergunning af. Een monumentenvergunning kan door de gemeente verstrekt worden o.b.v.: - een schriftelijk vastgelegd advies van de monumentencommissie en/of de RACM - gestempelde en ondertekende tekeningen en relevante stukken - voor akkoord genotuleerde verslagen van de monumentencommissie - Besluit van B&W (of de RACM) * Regulier onderhoud is niet vergunningsplichtig. Bij twijfel is het verstandig om contact op te nemen met de afdeling monumentenzorg van de gemeente.
27
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven
Een voorgelegd plan wordt als volgt afgehandeld door de commissie en/of de RACM: - het plan ‘voldoet’ - het bouwplan ‘voldoet niet’, hetgeen schriftelijk en met redenen wordt omkleed - het plan kan worden ingetrokken door de aanvrager Een monumentenvergunning is van toepassing op: - onderhoud met kleine wijzigingen - restauratie met constructieve aanpassingen, partiële toevoegingen of reconstructie - uitbreiding en aanpassingen aan de nieuwe functie - vergunning tot sloop en/of verplaatsing - subsidievaststelling (afhankelijk van de subsidieverordening) Veel gemaakte fouten
-
Weggooien van informatie, aanwezig 'in en op' het monument, b.v. door het slopen van onderdelen en afwerkingen voordat deze zijn gedocumenteerd. - Te weinig vertrouwen hebben in constructies en oplossingen die al eeuwen stand gehouden hebben en nu misschien aan vervanging toe zijn. - Vervangen van enkele beglazing door dubbele beglazing. - Onoordeelkundig uithakken van voegwerk. - Te harde stucmortels gebruiken, deze beschadigen de onderliggende constructie en geven alle scheuren door. - Vervangen van pannen door afwijkende typen. - Onoordeelkundig isoleren en niet-ventileren, de oorzaak van veel vochtproblemen die tot hoge vervolgschade kunnen leiden. - Geen goed schildersadvies inwinnen. Zie voor nadere onderbouwing hiervan de betreffende hoofdstukken onze Technische Criteria Planbeoordeling Monumenten.
28
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding 1.
Monumentenzorg is een maatschappelijk belang
7
2.
Monumenten leven en veranderen
9
3.
De schaalniveaus: omgeving, gebouw, constructie en detaillering
11
4.
Karakter en structuur van de omgeving
13
5.
De eigen 'vorm'logica van het gebouw
15
6.
Behoud gaat voor vernieuwing
17
7.
De bouwgeschiedenis moet zichtbaar blijven
19
8.
Reconstructie: liever niet
21
9.
Het bouwmateriaal is essentieel
23
10.
Bouwconstructie en details
25
Bijlage Procedure bij monumentenvergunningen Veel gemaakte fouten
29
30
G/mon/gebouwd verleden, okt. 06
Gebouwd verleden: Doorgeven of opgeven