Actieplan Duurzame Monumenten voor een Duurzaam Delft Toekomstbestendig gebouwd erfgoed en de historische stad
1
2
Actieplan Duurzame Monumenten voor een Duurzaam Delft Toekomstbestendig gebouwd erfgoed en de historische stad
Het actieplan is tot stand gekomen in overleg met: Erfgoedhuis Zuid-Holland, Delfia Batavorum, Stichting de Witte Roos, RMIT – TU Delft
3
INHOUDSOPGAVE Samenvatting 1. Inleiding 1.1 Het Europese project Links 1.2 De thema’s van Links 1.3 De local support group: organisaties met duurzaam imago en hart voor monumenten 2. De relatie Links-Delft 2.1 Duurzaam hergebruik van gebouwen in Nederland 2.2 De opgave in Delft 2.3 Duurzaamheid in gebiedsontwikkeling 2.4 Noodzaak tot integrale samenwerking 3. Duurzaamheid en monumenten 3.1 Kwaliteitseisen 3.1.1 Het minimale niveau 3.1.2 Het duurzame niveau 3.1.3 Het ideale niveau 3.2 De huidige opgave 3.2.1 Aandacht voor cultuurhistorie in ruimtelijke ontwikkelingen 3.2.2 Het voorkomen van leegstand en verval 3.2.3 Een monument is duurzaam: low tech als inspiratie 3.2.4 Nieuwe gebruikseisen: niets is zo veranderlijk als een monument 3.2.5 Draagvlak en samenwerking 4. Uitvoering Duurzame Monumenten Delft 4.1 Samenvatting doelstelling 4.1.1. Het vinden van de balans: integratie en samenwerking 4.1.2 Streven naar duurzame gebiedsontwikkeling 4.1.3 Verandering versterkt de waarde van het monument 4.2 Uitvoering korte termijn 4.3 Ideeën voor toekomstig beleid 4.4 Evaluatie en monitoring
4
Samenvatting
In het kader van het Europese project Links, future proof historic centres, heeft de gemeente Delft in samenwerking met faculteit RMIT van de TU Delft, historische vereniging Delfia Batavorum, het Erfgoedhuis Zuid-Holland en Stichting de Witte Roos dit actieplan opgesteld. Het thema van Links is de duurzame ontwikkeling van de historische stad. Historische stadscentra zijn een toonbeeld van duurzaamheid: er is sprake van een functiemenging van wonen en werken, het zijn geliefde plekken om te wonen en de leefomgeving wordt al eeuwen zorgvuldig in stand gehouden. Het benutten van deze kwaliteiten vraagt om een toekomstbestendig beleid. Om de stad aan te passen aan de eisen van de toekomst en om bedreigende ontwikkelingen tegen te gaan. In dit actieplan wil de gemeente Delft stilstaan bij duurzame restauratie en hergebruik van gebouwen en de transformatie van de stad Delft. De crisis en leegstand in Nederland vormen een bedreiging voor de transformatie en herbestemming van waardevol gebouwd erfgoed. Daarom wil de gemeente in gesprek over de vraag hoe herbestemming van gebouwd erfgoed gestimuleerd kan worden. Daarnaast worden aan gebouwen steeds hogere comforteisen gesteld en streeft de gemeente ernaar om de CO2 uitstoot te beperken. Dit roept de vraag op welke manier traditionele gebouwen aangepast kunnen worden om aan die eisen te kunnen voldoen. Deze vraagstukken zijn alleen te beantwoorden vanuit een integrale benadering van de stad, de economie, de gebruikers en de leefomgeving. Dit local action plan schetst een beeld geven van wat die integrale benadering betekent voor een duurzame ontwikkeling en wat de gemeente op korte termijn wil gaan doen om de duurzame ontwikkeling van het gebouwde erfgoed te versterken.
5
1. Inleiding
Sinds 2010 neemt de gemeente Delft deel aan het Europese project Links, Low Tech Inherited from old European cities as Key of performance and Sustainability. Dit project maakt deel uit van het Urbact II programma. Urbact is een Europees programma dat tot doel heeft duurzame 1 stedelijke ontwikkeling te stimuleren. Het doel van Links is het uitwisselen van kennis over de verduurzaming van de historische stad. 2
Een onderdeel van het project is het opstellen van dit zogenaamde ‘local action plan’ (LAP). Daarmee wordt het project Links gekoppeld aan het lokale beleid. Dit actieplan is een nadere 3 uitwerking van het vastgestelde monumentenbeleid 2007-2017 en de evaluatie van het 4 monumentenbeleid 2007-2009 en het is gerelateerd aan de duurzaamheidambities en de 5 Ruimtelijke Structuurvisie van de gemeente Delft. Het plan bestaat uit twee delen: een algemeen deel waarin de nadruk ligt op de visie op duurzame monumentenzorg en een korte termijn actieplan, waarin concrete initiatieven staan genoemd voor het komende jaar. Dit actieplan is opgesteld in samenspraak met andere (Delftse) organisaties met kennis van en/of betrokkenheid bij de stad, monumentenzorg en duurzaamheid, te weten: Erfgoedhuis Zuid-Holland, Stichting de Witte Roos, de historische vereniging Delfia Batavorum en afdeling RMIT van de faculteit bouwkunde, TU Delft. 1.1 Het Europese project Links Links is een samenwerking van negen Europese historische steden: Bayonne (Frankrijk, Lead Partner), Kilkenny (Ierland), Anderlecht (Brussel, België), Freiberg (Duitsland), Budrio (Italië), Brasov (Roemenië), Almería (Spanje), Veria (Griekenland) en Delft. Het project is geconcentreerd rond de vraag hoe deze steden omgaan met het behoud en de ontwikkeling van hun historische stadskern. De duurzame ontwikkeling van de historische stad is een opgave die juist in Europa van belang is voor het behoud van de lokale culturele identiteit en het stimuleren van duurzame economische ontwikkeling. 1.2 De thema’s van Links Historische binnensteden zijn een voorbeeld van duurzaamheid op stedenbouwkundig niveau. Er is een menging van wonen en werken, gebouwen worden niet gesloopt maar hergebruikt en in een toenemend aantal autoluwe centra gaat langzaam verkeer en openbaar vervoer voor gemotoriseerd verkeer. Bovendien hebben historische steden een aantrekkelijk woonklimaat. In het project Links, future proof historic centers, wordt onderzocht hoe deze kwaliteiten ook voor de 1
Zie: http://www.urbact.eu en http://urbact.eu/en/projects/cultural-heritage-city-development/links/homepage/ 2 Zie: Peter Ramsden, De Urbact II Lokale Steungroep Toolkit, Een gids voor het opstellen van lokale actieplannen, Urbact, Sain-Denis la Plaine Cedex, Frankrijk 2009 3 Zie: Gezicht op gebouwd erfgoed Delft, Nota monumentenzorg en gebouwd erfgoed 2007-2017, Vakteam Monumentenzorg en Bouwkwaliteit, Gemeente Delft, 2007, vastgesteld door de raad op 22 februari 2007 4 Nota Evaluatie Monumentenbeleid 2007-2009, vastgesteld in het college, geparafeerd 8 december 2010, kenmerk 1119018 5 Zie: Actualisatie Klimaatplan Delft 2008 – 2012, gemeente Delft, mei 2009 en Ontmoetingen met Delft 2030, Ruimtelijke structuurvisie, gemeente Delft, oktober 2009
6
toekomst versterkt kunnen worden en behouden kunnen blijven met als doel de historische stad ‘future proof’ te maken. In het project wordt duurzame ontwikkeling van historische stadscentra in vijf thema’s opgedeeld: stedenbouwkundig, technisch, sociaal, bestuurlijk en economisch. Dit sluit aan bij de integrale visie op duurzame ontwikkeling, zoals deze onder andere is verwoord in het 6 Brundtland-rapport. Op basis van dit rapport heeft John Elkington (1998) duurzame ontwikkeling gedefinieerd als een balans tussen people, planet and profit. Wanneer alleen winstgevendheid prioriteit krijgt, dan zijn mens en het milieu het kind van de rekening. Anderzijds is het winstkenmerk ook een onderdeel van ontwikkeling. 1.3 De local support group: organisaties met duurzaam imago en hart voor monumenten Als onderdeel van het Links project stelt de gemeente Delft een actieplan op in samenwerking met een locale support group. Deze groep bestaat uit belangenorganisaties op het gebied van duurzaamheid en monumenten. De aanwezigheid van de TU Delft en Stichting de Witte Roos zijn belangrijke factoren voor het duurzame imago van de stad. De TU Delft als universiteit en door de met prijzen bekroonde herbestemming van het gebouw voor Rode Scheikunde voor de huisvesting van de faculteit bouwkunde. Stichting de Witte Roos als kenniscentrum in wording en als één van de meest duurzame renovaties (in uitvoering) van een monument in Nederland. De Historische vereniging Delfia Batavorum is in het project betrokken als een van de grootste belangen- en vrijwilligersorganisaties in Delft die zich inzet voor het behoud van gebouwd erfgoed in Delft en het Erfgoedhuis Zuid-Holland vanwege zijn regionale netwerk en kennis van de actuele ontwikkelingen in de (duurzame) monumentenzorg.
6
Brundtland-rapport: Het Brundtland-rapport is de naam waaronder het rapport Our common future uit 1987, geschreven door de World Commission on Environment and Development bekend is geworden. De commissie Brundtland definieert duurzame ontwikkeling als een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.
7
2. De relatie Links - Delft
2.1 Duurzaam hergebruik van gebouwen in Nederland De duurzame ontwikkeling van de historische stad hangt samen met de mogelijkheid de bestaande gebouwvoorraad duurzaam in stand te houden en te transformeren indien nodig. In Nederland is dit thema opnieuw in de belangstelling komen te staan door de aandacht voor 7 leegstand van gebouwen. Leegstand heeft direct effect op de instandhouding van de bestaande gebouwen. Hergebruik van de bestaande voorraad en het tegengaan van leegstand is van belang voor de duurzame ontwikkeling van de bebouwde omgeving. Duurzaam hergebruik van gebouwen vraagt ook om aandacht voor een duurzame omgang met de bouwfysische eigenschappen van bestaande gebouwen en energiebesparing. Hoe kunnen we de gebouwen zo aanpassen en gebruiken dat de CO2 uitstoot wordt gereduceerd? De meetinstrumenten die nu toegepast worden voor het berekenen van energiebesparing, geven niet altijd een realistisch beeld van de daadwerkelijk verbruikte energie. Het reduceren van de CO2 uitstoot wordt niet alleen bereikt door beter te isoleren maar ook door zorgvuldig om te gaan met gebruik van bouwmaterialen en water. Bovendien weten bewoners niet altijd welke concrete maatregelen zij zelf kunnen nemen om hun pand op een duurzame manier te gebruiken. Om werkelijk duurzaam te kunnen zijn, moet de kennis over duurzame transformatie van gebouwen verder worden ontsloten en gedeeld worden. 2.2 De opgave in Delft De stad Delft is ontstaan in de dertiende eeuw, uit de bebouwing langs twee gegraven grachten, de ‘Oude en Nieuwe Dilf.’ Vandaaruit groeide de stad uit tot een typisch Hollandse grachtenstad die zijn economische hoogtepunt beleefde in de Gouden Eeuw. In de periode daarna stagneerde de economische groei, tot de stad met de industrialisatie in de negentiende eeuw opnieuw opbloeide. In de negentiende eeuw vestigde de Koninklijke Akademie, de latere Polytechnische School zich in Delft, die in de twintigste eeuw uitgroeide tot de TU Delft. De groei van de stad in de twintigste eeuw leidde ook tot hernieuwde aandacht voor de leefbaarheid en het in stand houden van de historische binnenstad. Waar leefbaarheid in de jaren vijftig van de vorige eeuw aanvankelijk werd geassocieerd met sanering, ontstaat er in de jaren zeventig een omslag naar stadsvernieuwing en restauratie. In de jaren negentig verschuift de aandacht naar gebiedsontwikkeling. De vernieuwing van het Zuidpoortgebied, het autoluw maken van de binnenstad zijn daarvan de meest recente voorbeelden. Naast de herontwikkeling door nieuwbouw ligt er in de binnenstad ook een grote opgave ten aanzien van herbestemming, 8 onderhoud en beheer. Het vertrek van het Legermuseum leidt ertoe dat het Artilleriemagazijn aan de Paardenmarkt en Armamentarium aan de Korte Geer leeg komen te staan. Daarnaast streeft de gemeente ernaar leegstaande panden een tijdelijke functie te geven. Het tijdelijk opknappen van het Zusterhuis aan Koornmarkt en de Gasthuisplaats is daar een goed voorbeeld van. Behalve de ontwikkelingen in de binnenstad zijn er grote herontwikkelingsopgaven aan de 7
Zie bijvoorbeeld: De oude kaart van Nederland, www.oudekaartnederland.nl Voor het actuele actieprogramma voor de binnenstad, zie: Een vitale binnenstad, actieprogramma Binnenstad Delft 2009-2014, 24 april 2009, Gemeente Delft, Wijk en stadszaken, projecten. 8
8
randen van de binnenstad zoals de transformatie van de gebieden Spoorzone, TU-Noord en het DSM terrein. 2.3 Duurzaamheid in gebiedsontwikkeling De relatie tussen duurzaamheid en gebiedsontwikkeling heeft het afgelopen jaar tot twee handreikingen duurzame gebiedsontwikkeling geleid. De TU Delft heeft de handreiking Duurzame 9 gebiedsontwikkeling: doe de tienkamp! uitgebracht en het ministerie van Infrastructuur en Milieu een concept van de Handreiking duurzame ruimtelijke ontwikkeling. In beide handreikingen wordt er gezocht naar een evenwicht tussen hoge ambities en toekomstbestendige ontwikkelingen. Duurzame gebiedsontwikkeling wordt ook wel gedefinieerd als de balans tussen people, planet 10 and profit. In de Concept handleiding Duurzame gebiedsontwikkeling wordt een beeld geschetst van de betekenis van duurzame ontwikkeling in de ruimtelijke ordening. Voor de opgave voor behoud en vernieuwing van de historische stad is deze benadering ook bruikbaar. Het voordeel van het benaderen van duurzaamheid vanuit een gebiedsgerichte ontwikkeling is dat daarmee verschillende beleidsterreinen samen komen en verkokering van beleid tegen wordt gegaan. Het nadeel van deze methode is dat de resultaten moeilijk meetbaar of vergelijkbaar zijn. In de Urbact projecten wordt dit probleem ondervangen door ‘best-practices’ aan te wijzen en te vergelijken. 2.4 Noodzaak tot integrale samenwerking In de handleiding Duurzame gebiedsontwikkeling van de TU Delft geeft hoogleraar gebiedsontwikkeling Friso de Zeeuw aan dat enkel het stapelen van hoge ambities niet leidt tot 11 een succesvolle gebiedsontwikkeling. De problematiek van herbestemming, de terugtredende rol van de overheid en de noodzaak voor meer samenwerking met marktpartijen vraagt om meer integrale samenwerking en een minder sectoraal beleid, zowel ten aanzien van milieu als ten aanzien van cultuurhistorie, gebiedsontwikkeling, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en vastgoed. Niet al deze opgaven kunnen in één actieplan opgelost worden. Wel willen we een intentie aangeven van de manier waarop de gemeente Delft op een duurzame manier met gebiedsontwikkeling en monumentenzorg om wil gaan.
9
Henk Puylaert, Henk Werksma, Duurzame gebiedsontwikkeling: doe de tienkamp! Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft, april 2011 10 Concept handleiding Duurzame gebiedsontwikkeling, ministerie van Infrastructuur en Milieu, april 2011 11 Henk Puylaert, Henk Werksma (2011)
9
3. Duurzaamheid en monumenten
Ook voor de gemeente Delft is het zoeken naar de juiste balans van belang voor de ontwikkeling van een duurzame monumentenzorg. De grote vraag naar energiebesparende maatregelen kan leiden tot een eenzijdige opvatting van duurzaamheid. Dit kan ten koste gaan van het historische karakter van de stad en van monumenten. Maar het is ook niet zo dat monumenten onveranderlijk zijn. In het beleid Modernisering Monumentenzorg heeft toenmalig minister Plasterk de transformatie van monumenten tot een van de speerpunten van het beleid gemaakt. 12 Zowel de aandacht voor duurzame monumentenzorg als de herbestemming van monumenten. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed speelt daarin een rol voor het verspreiden van kennis 13 over erfgoed, herbestemming en duurzame monumentenzorg. Daarnaast krijgen ook de provincies een belangrijke taak bij de uitvoering van het monumentenbeleid. De provincie ZuidHolland heeft 2012 uitgeroepen tot themajaar van de transitie van cultureel erfgoed. Met name herbestemming en de herbestemming van kerken krijgen daarbij aandacht. 3.1 Kwaliteitseisen Om te bepalen wanneer een project duurzaam is, worden in de handreiking van het ministerie verschillende ambitieniveaus onderscheiden waarin een project kan worden uitgevoerd: Het minimale niveau, het comfortabele niveau, dat als duurzaam geldt en het ideale niveau. Het duurzame of comfortabele niveau geldt daarin als het hoogst haalbare in succesvolle voorbeeldprojecten zoals bijvoorbeeld de renovatie van de Witte Roos, Oude Delft 73. Het minimale niveau is de reguliere situatie en de ondergrens voor het realiseren van een project. Het ideale niveau is niet realiseerbaar, maar wat er eigenlijk, in de ideale wereld bereikt zou kunnen worden. Het geeft een beeld van waar we eigenlijk met elkaar heen zouden willen. Om duurzaam en onderscheidend te zijn, zal een project altijd boven het minimale niveau uitgevoerd moeten worden. Een belangrijke meerwaarde wordt bereikt door duurzame ingrepen te combineren. Maar daarbij moet wel gezocht worden naar een balans. Een stapeling van te hoge ambities kan het proces later frustreren, de integrale benadering van duurzaamheid moet het uitgangpunt zijn. Vergelijkbaar met de ambitieniveaus van duurzame gebiedsontwikkeling, is het ook voor duurzame monumentenzorg mogelijk ambitieniveaus te verwoorden. Omdat deze ambitieniveaus nog niet bestaan, zijn ze opgesteld als onderdeel van dit lokale actieplan. Bij de indeling in deze niveaus hangen duurzaamheid en monumentenzorg met elkaar samen. De kwantitatieve vraag naar energiebesparing wordt in de niveaus gekoppeld aan de kwalitatieve vraag naar integratie van ruimtelijk gebruik en behoud van monumentale waarden. In de praktijk van de monumentenzorg betekent dit dat het uiteindelijk altijd om maatwerk gaat.
12 13
Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg nota Rijksoverheid d.d. 28 september 2009 Zie o.a. www.cultureelerfgoed.nl en www.herbestemming.nu
10
Op basis van de verschillende niveaus kan de gemeente haar ambitieniveau bepalen. In de huidige situatie zit de aandacht voor duurzame monumentenzorg van de gemeente Delft tussen het minimale en het duurzame niveau in. 3.1.1 Het minimale niveau Bij het minimale niveau geldt enkel het beschermen van monumentale waarden van het gebouwd erfgoed voor de toekomst als duurzaam. Daarbij wordt geen aandacht besteed aan het stimuleren van aanpassing van het monument. Om het behoud van monumenten te garanderen wordt het minimale bouwkundige niveau gehandhaafd. Dit betekent het pand wind- en waterdicht houden en constructief veilig houden. De gemeente laat het gebruik van de panden in principe vrij aan de eigenaar ervan. Alleen bij uitzonderlijke verwaarlozing kan de gemeente de eigenaar aanschrijven op de onderhoudsplicht. Het betekent dat ook energiebesparing wordt bepaald door het gedrag van de gebruiker. De gemeente informeert eigenaren van monumenten over de geldende regelgeving: de monumentenwet en het bouwbesluit. Ook informeert de gemeente eigenaren over mogelijke financiële stimuleringsregelingen voor onderhoud. De samenhang met de omgeving heeft alleen betrekking op het in stand houden van beschermde stadsgezichten, de binnenstad, de Nieuwe Plantage, het Agnetapark en in de toekomst TU Noord. De toegestane ontwikkelingen in de beschermde gezichten wordt vastgelegd in het bestemmingsplan. Dit niveau zou overeen kunnen komen met het nulscenario uit het monumentenbeleid. Door de sectorale benadering van dit minimale niveau kan het behalen van klimaatdoelstellingen niet gekoppeld worden aan het monumentenbeleid. 3.1.2 Het duurzame niveau Bij het duurzame niveau wordt het monumentenbeleid van de gemeente en het behalen van klimaatdoelstellingen wel op elkaar afgestemd. Bovendien wordt het monumentenbeleid gekoppeld aan een gebiedsgerichte erfgoedbenadering en aan een culturele ambitie om een eigentijdse transformatie van monumenten te stimuleren. Deze transformatie sluit aan bij de principes van duurzame gebiedsontwikkeling en duurzaam bouwen. Het duurzame niveau sluit aan bij een integrale benadering van duurzame ontwikkeling. 14
Het proces van duurzame gebiedsontwikkeling kent vier principes: 1. Het fuseren van belangen 2. Aandacht voor gebiedskwaliteiten, gebiedsidentiteit en cultuurhistorische waarden 3. Het koppelen van doelstellingen, haalbaarheid en gebruikers 4. Nu investeren in maatregelen voor de toekomst. Ten eerste betekent het duurzame niveau een integratie van stedenbouwkundige kwaliteit en de eisen op gebouwniveau. Door de verschillende niveaus met elkaar in verband te brengen wordt gezocht naar een evenwicht tussen de stedenbouwkundige ontwikkelingen, de aanpassingen op gebouwniveau en de monumentale waarde van het pand en zijn omgeving. Dit betreft onder andere inrichting en gebruik van de openbare ruimte, functiemenging, economische en culturele ontwikkelingen, mobiliteit, de beeldkwaliteit van de leefomgeving en energiebesparing. Knelpunten in het ruimtegebruik in de omgeving worden meegenomen in het totale ontwikkelingsplan voor de omgeving. Daarbij heeft de gemeente ook aandacht voor de sociale duurzaamheid van de opgave. In de herontwikkeling worden ook de belangen van omwonenden en maatschappelijke instellingen meegewogen. Bovendien zet de gemeente zich in voor het vergroten van de kennis van de cultuurhistorische waarde van Delft en het verspreiden van die kennis. De gemeente zet zich in om verwaarlozing van monumentale panden en hun leefomgeving tegen te gaan. In het transformatieproces van leegstand en hergebruik werken eigenaar en de gemeente samen om leegstand en verval van het pand te voorkomen en nieuwe gebruikers te 14
Zie: Henk Puylaert, Henk Werksma, Duurzame gebiedsontwikkeling: doe de tienkamp! Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft, april 2011.
11
vinden. De gemeente ondersteunt initiatieven voor tijdelijk gebruik en stimuleert culturele initiatieven die bijdragen aan de cohesie van de omgeving. Op gebouwniveau is het monument in een uitstekende staat van onderhoud. Bovendien levert het gebouw een bijdrage aan de ontwikkeling van het gebied als geheel en vice versa. Het monument wordt aangepast aan de gebruikseisen van de toekomst en het is het eenvoudig aanpasbaar aan de toekomstige veranderingen in de omgeving. Voor zover mogelijk is, levert het pand een bijdrage aan het gebruik van de publieke ruimte. Bij de aanpassing van het monument worden moderne technieken gecombineerd met bestaande ontwerpoplossingen. Deze oplossingen worden afgewogen tegen de monumentale waarde van het pand. Daarbij levert de nieuwe toevoeging een culturele meerwaarde aan het monument. Niet alleen qua functionaliteit maar ook qua architectuur en als uitdrukking van de cultuurhistorische waarde van het pand. Waar sprake is van sloop van bestaande gebouwen worden materialen opgeslagen en hergebruikt. Toevoegingen aan het pand zijn uitgevoerd in duurzame, herbruikbare materialen. De gebruiker respecteert de bouwfysische eigenschappen van zijn pand en stemt het gebruik daarop af. Bij het onderhoud en verbetering van het pand is er aandacht voor het voorkomen van vochtproblemen door ventilatie, voor het tegengaan van warmteverlies en voor het gebruik van 15 duurzame energie. De gemeente informeert eigenaren over de geldende regelgeving en technische oplossingen en denkt mee om innovatieve oplossingen mogelijk te maken. Bovendien ondersteunt de gemeente eigenaren waar nodig met aanvullende financieringsmogelijkheden. Dit resultaat wordt niet gehaald door het opleggen van sectorale regelgeving maar door het stimuleren van een integrale aanpak. Dit wordt verwoord in het principe van de ‘conceptuele 16 dialoog’ . Dit betekent dat de minimale eisen van de bouwregelgeving voor het aanpassingen van het gebouw niet maatgevend zijn voor het resultaat. Er wordt een verband gelegd tussen de mogelijkheden voor verduurzaming op gebouwniveau en de mogelijkheden in de omgeving. Niet 17 alles kan en moet op gebouwniveau opgelost worden. Op stedenbouwkundig niveau betekent dit dat de instandhouding van de stad en de beschermde stadsgezichten samen gaat met de aandacht voor het behoud van omgevingskwaliteit van het gebouwd erfgoed, infrastructuur, de openbare ruimte, groen en water(berging). In de ruimtelijke ordening wordt ernaar gestreefd natuurlijke kringlopen in stand te houden door materiaal-, wateren energiestromen aan elkaar te koppelen. Vanuit de inwoners van Delft is er draagvlak voor het duurzame monumentenbeleid van de gemeente en de inwoners van Delft en belanghebbende partijen denken actief mee over de duurzame ontwikkeling van de bestaande gebouwde omgeving. Hergebruik van de bestaande gebouwvoorraad is het uitgangspunt. Alleen als hergebruik niet mogelijk is, wordt er gekozen voor nieuwbouw. 3.1.3 Het ideale niveau Op het ideale, hoogst denkbare niveau zijn de principes van duurzame gebiedsontwikkeling van toepassing maar zonder de noodzaak om een afweging te maken in verband met economische beperkingen of belangentegenstellingen. Alleen dan zou de ideale duurzame ontwikkeling mogelijk zijn. Op gebouwniveau is het monument volledig aangepast aan de eisen van gebruik en zuinig in energiegebruik. In het pand zijn de concepten van duurzaam bouwen optimaal verwerkt: het pand is zelfvoorzienend in zijn energieproductie en waterkringloop en de CO2 uitstoot wordt 15
Ten onrechte wordt bij duurzame monumentenzorg als eerste gedacht aan het besparen van energie door te isoleren. Soms met een averechts effect. De stichting ‘Wonen in Balans’ geeft aan dat het tegengaan van vochtige lucht door te ventileren de belangrijkste voorwaarde is voor het beperken van de stookkosten. (zie: www.Woneninbalans.org) 16 In het handboek Denkmal und Energie omschrijven de auteurs de conceptuele dialoog als een strategie tussen contrasteren en historiseren in, het toevoegen van een nieuwe laag aan het monument die aansluit bij het bestaande. B. Weller en S. fahrion, M.S. Jakubetz, Denkmal und Energie, Vieweg Teubner Verlag, januari 2012 17 Dit idee ook wel aangeduid met ‘the ecology of scale’
12
gecompenseerd. Bovendien zijn de in het pand toegepaste materialen herbruikbaar zonder het milieu te belasten. De aanpassingen op gebouwniveau zijn niet alleen goed voor het milieu maar dragen ook bij aan de bekendheid van de cultuurhistorische waarde van het pand. De sporen en de gelaagdheid van het gebruik uit het verleden blijven zichtbaar. De nieuwe aanpassingen versterken de cultuurhistorische betekenis van het pand en zijn een voorbeeld van innovatief hergebruik. Op die manier draagt het pand bij aan het imago van Delft: historisch, innovatief en duurzaam en heeft het een internationale voorbeeldfunctie. Wanneer het gebruik van het pand verandert, is er meteen een nieuwe gebruiker in beeld die opnieuw een bijdrage levert aan de duurzame ontwikkeling van de stad. Het pand komt dan ook niet leeg te staan. Het monument is flexibel ingedeeld en is eenvoudig aanpasbaar om op een nieuwe wijze in gebruik genomen te worden. Het trekt nieuwe investeringen in de omgeving aan en draagt bij aan de sociale en economische herontwikkeling van het omliggende gebied. Ook andere knelpunten in het gebruik van de omgeving worden opgelost. Door het succes van het project zijn draagvlak en betrokkenheid gegarandeerd. Op gebiedsniveau betekent dit dat er in de omgeving een ideale balans is tussen bebouwing, natuur en mobiliteit. De omgeving is zo ingericht dat er kringloopprocessen ontstaan. Afval wordt gerecycled en het herstel en behoud van historische structuren vormt het uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. De ontwikkelingen zijn afgestemd op de economische groei en een werkelijke vraag. Bestaande gebouwen worden hergebruikt en leegstand is niet aan de orde. Doordat het ideale niveau niet om het maken van keuzes vraagt, is er geen spanning tussen algemeen beleid en het maatwerk dat vereist is bij ruimtelijke ingrepen en het aanpassen van een monument. Maar dat is momenteel nog niet realistisch. Toch is dit niveau genoemd omdat het voor het realiseren van een duurzame ontwikkeling ook van belang is in beeld te krijgen welke idealen wellicht wenselijk maar nu nog niet haalbaar zijn. 3.2 De huidige opgave Om aan te geven hoe wij invulling willen geven aan de duurzame monumentenzorg volgt een korte weergave van de belangrijkste opgaven waar de monumentzorg de komende jaren voor staat. 3.2.1. Aandacht voor cultuurhistorie in ruimtelijke ontwikkelingen In de handreiking duurzame gebiedsontwikkeling wordt onder meer het belang van cultuurhistorie in de gebiedsontwikkeling benadrukt. De geschiedenis van het gebied en de sporen daarvan dragen bij aan een onderscheidende gebiedsidentiteit. Dit is een belangrijke voorwaarde voor de waardering van de omgeving door de gebruikers ervan. Dit sluit aan bij een van de speerpunten van het beleid modernisering monumentenzorg: de gebiedsgerichte benadering. Per 1 januari 2012 is het meewegen van cultuurhistorische waarde een nadrukkelijk onderdeel geworden van het opstellen van een bestemmingsplan. Op de korte termijn betekent dit dat de gemeente vasthoudt aan het middenscenario uit de nota Gezicht op gebouwd erfgoed Delft. Gebiedsgerichte monumentenzorg maakt deel uit van dit scenario. 3.2.2. Het voorkomen van leegstand en verval Een gebiedsgerichte monumentenzorg vraagt ook om een actief beleid om leegstand en verwaarlozing van cultuurhistorisch waardevolle gebieden tegen te gaan. Door de economische crisis neemt de kans op leegstand en verwaarlozing van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen toe. De enorme omvang van leegstand van de bestaande gebouwvoorraad was voor Fons Asselbergs in 2008 al aanleiding om de leegstand letterlijk op de kaart te zetten: De Oude Kaart
13
18
van Nederland. De kredietcrisis heeft de noodzaak om de leegstandsproblematiek aan te pakken versterkt. Er zijn ook inspirerende voorbeelden van hoe het wél moet: de herbestemming van het gebouw voor Rode Scheikunde tot faculteit bouwkunde van de TU Delft, voorbeeld voor de meerwaarde van herbestemming. Daarnaast vraagt een duurzaam beleid om inzicht in de financiële kosten, in investeringen en opbrengsten. Door het wegvallen van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing komt de financiering van monumentenzorg op de korte termijn onder druk te staan. Intussen heeft het college ingestemd met het uitwerken van een financieringsregeling om het onderhoud van gemeentelijke monumenten te stimuleren. Om de gevolgen daarvan inzichtelijk te maken streeft de gemeente ernaar om de gevolgen van deze verandering te evalueren. Op de korte termijn betekent dit dat de gemeente het project Wonen-boven-winkels door wil zetten. Om de herbestemmingsopgave beter in beeld te krijgen streeft de gemeente ernaar een (digitale) kaart te maken om leegstand in beeld te brengen. Daarnaast zal de veranderende financiering van de monumentenzorg worden geëvalueerd. Om het thema hergebruik internationaal onder de aandacht te brengen, organiseert de TU Delft in samenwerking met de gemeente Delft op 9 mei 2012 een studiedag over duurzame ontwikkeling en herbestemming. Op deze dag worden ook de Europese partners van het project Links uitgenodigd. Met de andere leden van de local support group organiseert de gemeente op 10 mei 2012 een programma voor de tweede dag gericht op duurzame herbestemming in Delft.
3.2.3. Een monument is duurzaam: low tech als inspiratie Een zorgvuldig gebruik en restauratie van traditioneel gebouwde panden, kan dit de CO2 uitstoot reduceren. Dit vraagt om beter begrip van de bouwfysische aspecten van historische panden en monumenten. Met name de gebouwen van voor 1900 zijn duurzaam wat betreft natuurlijk materiaalgebruik en vanuit hun traditionele bouwfysische eigenschappen. Vroeger hadden bouwers minder grondstoffen ter beschikking en veel minder energie. Er zijn diverse onderzoeken waaruit blijkt dat historische panden van voor negentienhonderd bij zorgvuldig gebruik ook energiezuinig zijn, zonder aan onze moderne energieprestatieberekeningen te voldoen. Waar moderne bouwmethoden zijn gericht op de isolatie van het pand, gaan traditionele bouwmethode gepaard met natuurlijke ventilatie en het buitensluiten van grote temperatuurverschillen. Zo is een goede ventilatiebalans het sluiten van de luiken voor een raam of het sluiten van dikke gordijnen voor de totale isolatiewaarde van het pand veel belangrijker dan het isoleren van het gebouw. Bij (schuif)ramen levert kierdichting meestal een grotere energiebesparing leveren dan enkel het aanbrengen van isolatieglas. Historische gebouwen zijn gewild om diverse overwegingen: het behoud van erfgoed, de unieke culturele identiteit, de flexibiliteit en hoge kwaliteit van de panden, de levendigheid van stadscentra, natuurlijke materialen, goede bouwfysische eigenschappen. Daarnaast zijn de panden voor eigenaren relatief makkelijk aanpasbaar en worden de gebouwen gewaardeerd vanwege het authentieke handwerk. Deze ontwikkeling past in een maatschappij waar leefkwaliteit grote rol speelt bij de locatiekeuze van bewoners en bedrijven. Dit betekent dat de gemeente informatie over de mogelijkheden voor energiebesparing en kennis van de bouwfysische eigenschappen van historische panden wil ontsluiten voor eigenaren, bijvoorbeeld door voorlichting op websites en in bijeenkomsten. Bovendien willen de gemeente deze kennis uitdragen via regionale en landelijke netwerken en het Europese project Links.
18
Hilde Harmsen, De Oude Kaart van Nederland, Leegstand en herbestemming, Atelier Rijksbouwmeester, Den Haag, 2008
14
3.2.4. Nieuwe gebruikseisen: niets is zo veranderlijk als een monument Desalniettemin zijn onze gebruiks- en comforteisen in de loop der tijd veranderd. Waar de zolder van een woning vroeger alleen een restruimte was waar de dienstmeid overnachtte onder een ongeïsoleerd dak, daar maken we nu royale appartementen met als het even kan een dakterras met uitzicht over het Delftse dakenlandschap. Wij willen onze historische gebouwen koesteren maar ook aanpassen aan onze eigen tijd. Daarom stelde Fons Asselbergs (voormalig rijksadviseur cultureel erfgoed) dat niets zo veranderlijk is als een monument. Om monumenten in stand te houden is het formuleren van een visie op toekomstig gebruik en op de toekomstige gebruiker noodzakelijk. En daar zijn eigentijdse oplossingen voor nodig. Enerzijds moeten de oplossingen passen bij de kwaliteiten en eigenschappen van het bestaande gebouw, anderzijds moeten de oplossingen tegemoetkomen aan de ontwikkelingen in de omgeving en aan onze gebruikseisen: behoefte aan comfort en een beheersbaar binnenklimaat. Bovendien willen we als maatschappij naar een lager en duurzamer energieverbruik. Duurzame monumentenzorg betekent een integratie van deze vraagstukken. Deze integratie speelt zowel op stedenbouwkundig niveau als op gebouwniveau. Op de korte termijn betekent dit dat de gemeente eigenaren van woningen wil voorlichten over de mogelijkheid van energiebesparende maatregelen met respect voor de bouwfysische eigenschappen van het pand en cultuurhistorisch waardevolle elementen. Om dit te realiseren werkt de afdeling advies monumenten samen met de afdeling Ruimte aan een project om eigenaren van traditionele (vooroorlogse) woonhuizen te informeren over en te stimuleren tot het nemen van energiebesparende maatregelen, ‘De klimaatkaravaan’. Daarnaast streeft de gemeente ernaar om het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren door het vereenvoudigen van de regelgeving. Bijvoorbeeld voor het toepassen van zonnepanelen bij monumenten. De gemeente heeft sneltoetscriteria opgesteld zodat de panelen die voldoen aan deze richtlijnen zonder vergunning aangebracht kunnen worden. Ook voor het toekennen van subsidies en financiering zou een meer geïntegreerde aanpak wenselijk zijn. 3.2.5 Draagvlak en samenwerking Duurzaam betekent niet alleen goed voor de gebouwen en de gebouwde omgeving maar ook in afstemming met inwoners en betrokken organisaties in Delft. Daarom heeft de gemeente het initiatief genomen tot het organiseren van een netwerkbijeenkomst met organisaties in Delft die zich inzetten op het gebied van de monumentenzorg om het draagvlak en de samenwerking in het monumentenbeleid te vergroten. In dit netwerk zitten veel leden die ook deel uitmaken van de local support group van het Links-Urbact project. Via de netwerkbijeenkomsten blijft het netwerk ook na afronding van Links in stand.
15
4. Uitvoering Duurzame Monumenten Delft
4.1 Samenvatting doelstelling Samengevat worden in het lokale actieplan drie hoofddoelstellingen genoemd: 1. Integratie, samenwerking en kennis delen 2. Streven naar duurzame gebiedsontwikkeling 3. Bij het monument passende verbeteringen stimuleren 4.1.1 Het vinden van de balans: integratie en samenwerking Duurzame monumentenzorg betekent het zoeken naar een balans van economische, sociale en milieuvraagstukken. Dit vraagt om een integratie van monumentenzorg, klimaatdoelstellingen en ruimtelijke ontwikkelingen. Duurzame ontwikkeling vraagt om inspirerende voorbeeldprojecten en het stimuleren van projecten op een duurzaam niveau. Een integrale aanpak van projecten, samenwerking en het delen van kennis zijn daarin van belang. 4.1.2 Streven naar duurzame gebiedsontwikkeling Duurzame monumentenzorg betekent aandacht voor de duurzame gebiedsontwikkeling en gebiedsgerichte monumentenzorg. Cultuurhistorische waarde maken deel uit van waardevolle gebiedskwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarop aansluiten. Met name in de beschermde stadsgezichten vraagt het historische karakter van de omgeving om integratie van nieuwe ontwikkelingen in de bestaande context. Daarnaast betekent dit ook het tegengaan van effecten van vastgoedcrisis op leegstand van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Deze problematiek vraagt om het inzichtelijk maken van leegstand bij monumenten en het agenderen van herbestemming als opgave bij de diverse verantwoordelijke afdelingen van de gemeente Delft. 4.1.3 Duurzame aanpassing versterkt de historische waarde Duurzame monumentenzorg betekent aandacht voor de bouwfysische eigenschappen van monumenten, de monumentale waarde van het pand en de architectonische kwaliteit van de nieuwe toevoeging. Het is nodig de investering in onderhoud van monumenten te evalueren in samenhang met de stimuleringsmaatregelen als subsidie en laagrentende leningen. Bovendien wil de gemeente kennis over duurzaam restaureren en energiebesparing voor eigenaren van historische panden eenvoudig toegankelijk maken en de regelgeving voor kleine ingrepen vereenvoudigen. 4.2 Uitvoering korte termijn Om dit te bereiken heeft de gemeente voor dit jaar de volgende werkzaamheden gepland: -
het middenscenario uit de nota monumentenzorg voor te zetten met aandacht voor duurzame monumentenzorg en een gebiedsgerichte monumentenzorg. kennis te delen en te ontsluiten over duurzame monumentenzorg (de netwerken KISSZ en Nyenrode), o.a. via de nationale website van www.monumenten.nl. een jaarlijkse voorlichtingsbijeenkomst voor eigenaren over onderhoud, financiering en duurzame monumentenzorg te organiseren.
16
-
-
eigenaren te benaderen om duurzame renovatie te stimuleren in samenwerking met het project ‘klimaatkaravaan’. herbestemming van monumenten te stimuleren en agenderen binnen de betrokken afdelingen van de gemeente (vastgoed, ruimtelijke ordening etc.) en de leegstand van waardevolle panden op een kaart in beeld te brengen. de effecten van het subsidiebeleid (ISV) en de regeling voor een laagrentende lening voor onderhoud van gemeentelijke monumenten te evalueren. een studiedag te organiseren in samenwerking met de TU-Delft met het thema duurzaam hergebruik van gebouwen. sneltoetscriteria op te stellen om duurzame ingrepen in monumenten te vereenvoudigen
4.3 Ideeën voor toekomstig beleid Voor de komende jaren is het wenselijk het bestaande beleid, het middenscenario uit de monumentennota met extra aandacht voor duurzame monumentenzorg, voor te zetten. Het is onduidelijk welke effecten de verdergaande bezuinigingen van de gemeente Delft en van de rijksoverheid hierop kunnen hebben, maar afgezien daarvan beschouwen wij het stimuleren van duurzame monumentenzorg als een belangrijke opgave. Wanneer er budget beschikbaar zou zijn om een ambitieuzer beleid in duurzame monumentenzorg uit te voeren, zouden de volgende keuzes denkbaar zijn: -
-
-
-
-
-
projecten opstarten om eigenaren van monumenten en in beschermde stadsgezichten actief te benaderen om verbeteringen toe te passen en bijvoorbeeld zonnepanelen te plaatsen. de voorlichtingsbijeenkomsten voor monumenteneigenaren te intensiveren en in samenwerking met leveranciers van duurzame producten te werken aan een informatiepunt voor voorlichting over duurzaamheid en monumenten in Delft. Europese, landelijke en regionale samenwerking op het gebied van duurzame monumentenzorg verder uit te breiden, bijvoorbeeld i.s.m. de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed. een stimuleringsregeling opzetten om herbestemming en tijdelijk gebruik van leegstaande monumenten beter mogelijk te maken en leegstand tegen te gaan. samenwerking te zoeken met ondernemers, woningbouwcorporaties en grote vastgoedeigenaren om herbestemming van monumentale panden beter af te stemmen op het gemeentelijk beleid en als gemeente actief te bemiddelen in het vinden van nieuwe gebruikers voor leegstaande gebouwen in Delft. verbeteringen aan monumenten inzichtelijk maken door kwantitatieve, deels kwalitatieve 19 rekenmethodes zoals de DuMo methode toe te passen en uit te breiden (bijvoorbeeld na de verbeteringen die nu voorgesteld zijn voor Rode Scheikunde) samenwerken met het project ‘Ecofix’ van stichting de Witte Roos om monumenteneigenaren te informeren over duurzame monumentenzorg. te zoeken naar oplossingen en regie voor energiebesparing op stedenbouwkundig niveau, bijvoorbeeld door de collectieve vormen van restwarmtegebruik of bijvoorbeeld door warmte-koude opslag. Op dit moment zijn deze onderzoeken in binnensteden in Nederland (Utrecht) nog in de experimentele fase maar in Freiberg (Duitsland) wordt dit wel al toegepast.
4.4 Evaluatie en monitoring Dit Local Action Plan zal in 2012 afgestemd en uitgevoerd worden met de Local Support Group waaruit een evaluatie en aanbevelingen voor 2013 opgesteld zullen worden.
19
E.J. Nusselder (red.), Handboek Duurzame Monumentenzorg, Theorie en praktijk van duurzaam monumentenbeheer, Rotterdam, September 2008
17