gebiedsnummer
24
MEINWEG Terreinbeheerder: Staatsbosbeheer (SBB) Waterbeheerder:
Waterschap Roer en Overmaas (WRO)
Status:
Nationaal Park, prioritair gebied verdrogingsbestrijding, Habitat- en Vogelrichtlijngebied
Oppervlak:
ca. 1600 ha; hiervan 2/3 eigendom SBB en 134 ha prioritair verdroogde natuur
Stroomgebied:
Roer (en klein gedeelte Swalm)
KARAKTERISERING Algemeen Het Nationaal Park de Meinweg ligt ten oosten van Roermond en wordt in het noorden begrensd door de Bosbeek, in het zuiden door de Rode beek. Dit zijn twee natuurwetenschappelijk waardevolle beeksystemen, die gedeeltelijk de landsgrens met Duitsland vormen. De beide beekdalen hebben zich loodrecht op de steilranden ingesneden. Het gebied bestaat uit bos, heide, vennen en enkele agrarische enclaves, waarvan het Wolfsplateau de grootste is.
Overzicht van de geologische formaties in de Meinweg. Tevens zijn de belangrijke breuken aangegeven (bron: Bossenbroek en Hermans, 1999).
2
Meinweg
Hydrologie De hydrologische situatie in de Meinweg kan als zeer complex worden aangemerkt. Dit is het gevolg van de aanwezigheid van slecht doorlatende lagen in de ondergrond en een drietal breuken (Peelrand-, Meinwegen Zandbergbreuk; zie afb. 1 en afb. 3), die het gebied in drie schollen verdelen. De breuken zijn mede verantwoordelijk voor de aanwezigheid van bron- en kwelzones, zoals die in de Zandbergslenk, het Bosbeekdal en het Rode beekdal. Tevens is door deze breuken een ‘trap’ ontstaan met een hoogteverschil van circa 50m. De kwelgebieden onderlangs bij de Peelrandbreuk zijn grotendeels verloren gegaan: het Herkenbosser Ven (vernietigd door aanleg van de IJzeren Rijn) en het Flinke Ven (omvorming naar landbouwgrond). Het grondwatersysteem kan als volgt beschreven worden: In de Roerdalslenk wordt een diep eerste watervoerend pakket aangetroffen tot op ca. 200 m –NAP, gevolgd door een dun tweede en een dik derde watervoerend pakket. In schol 1 (de meest westelijke schol) komen twee watervoerende pakketten voor, gescheiden door de Meinwegklei. In de schollen 2 en 3 wordt tot op het grensvlak zoet-zout slechts een eerste watervoerend pakket aangetroffen. Onzeker is of er op grotere diepte nog een tweede pakket voorkomt. Tot zover is het geohydrologisch systeem vrij duidelijk. Interpretatieproblemen gaan zich voordoen als vervolgens gekeken wordt naar de stromingsrichting van het grondwater en verticale verplaatsingen door breuken en waterkerende lagen. Hoewel de Formatie van Breda wel als de slecht doorlatende basis van het geohydrologisch systeem wordt beschouwd, is het onzeker of deze wel zo slecht doorlatend is als wordt aangenomen. Hetzelfde kan gesteld worden voor de breukvlakken van de drie opeenvolgende geologische breuken, waarbij het al dan niet optreden van doorlatende ‘vensters’ plaatselijk ook sterk zou kunnen verschillen. Om deze redenen is het uiterst moeilijk om de relaties die er kunnen bestaan tussen het oppervlakkige grondwater (het freatische grondwater) en de daaronder gelegen watervoerende pakketten, eenduidig te beschrijven. De Bosbeek wordt voornamelijk gevoed door lokaal grondwater, terwijl in het dal van de Rode beek ook aangerijkt water aanwezig is. Dit is in de vegetatie duidelijk merkbaar.
De Rode beek. Foto: W. Willems, Ecologie Een belangrijk gedeelte van het natuurgebied wordt gevormd door heide-ontginningen, grotendeels bestaand uit bebossingen met dennen. Een deel van de bossen zijn spontane bossen en/of doorgeschoten hakhoutbossen. Langs beide beken komen bronbossen en broekbossen voor. Circa 40% van de oppervlakte bestaat uit heideterreinen met vennen; een klein deel bestaat uit graslanden. De Rode beek wordt als één van de meest natuurlijke beken van Nederland beschouwd. ■
Voorkomende min of meer bijzondere vegetatietypen: Scheuchzeria-klasse, Verbond der Grote Zeggen, Biezenknoppen-Pijpestrootjesverbond, Vogelkers-Essenbos, Berken-Elzenbroek, Dopheide-verbond, Berkenbroekbos, Gewoon Elzenbroekbos, Sporkenhout-Wilgenbroekstruwelen.
Meinweg
3
■
Voorkomende planten van natte milieus (ITZ-soorten):Paarbladig en Verspreidbladig goudveil, Gevlekte orchis, Eenarig wollegras, Moerashertshooi, Drijvende waterweegbree, Moeraswolfsklauw, Boswederik, Beenbreek, Heidekartelblad, Pilvaren, Duizendknoopfonteinkruid, Bruine snavelbies.
■
Amfibieën: Alpenwatersalamander, Heikikker, Kamsalamander, Kleine watersalamander, Knoflookpad, Rugstreeppad, Vinpootsalamander; de Meinweg geldt binnen Nederland als een uniek gebied voor de herpetofauna: wat de laatstgenoemde soort betreft: de Meinweg herbergt waarschijnlijk de grootste en meest levensvatbare populatie van ons land.
■
Vissen: Bempje en Beekprik.
■
Insekten: een inventarisatie van vlinders uit de jaren zestig leverde 390 soorten dag- en nachtvlinders op; recent gepubliceerd onderzoek aan libellen heeft aangetoond dat de Meinweg behoort tot één van de allerbeste libellengebieden in Nederland. Voor de Bronlibel is de Meinweg in Nederland zijn enige levensvatbare refugium 1
PROBLEEMSTELLING EN OORZAKEN Eind jaren zeventig kwamen er steeds meer tekenen die er op wezen dat er in de Meiweg sprake was van verdroging van natte natuurterreinen. Het Staatsbosbeheer formeerde een multidisciplinaire werkgroep, een ‘denktank’, die met dit probleem aan de slag ging. Als gevolg van het ontbreken van vele noodzakelijke gegevens, ook van Duitse zijde, waren slechts beperkte uitspraken mogelijk waren. Geconcludeerd werd, dat er ter plaatse van de Zandbergbreuk (zie overzicht) in het freatisch pakket een niet verklaarbare stijghoogtedaling van ca. 1 meter was opgetreden. Daarnaast bleek uit vergelijkende vegetatiekarteringen (1955 resp. 1986) dat natte tot vochtige vegetatietypen op grote schaal gewijzigd waren in vochtige tot droge vegetatietypen. De oorzaken daarvan konden niet worden aangegeven. Het onderzoek van de werkgroep heeft geen relatie kunnen aantonen tussen de aanzienlijke stijghoogtedalingen in de diepere watervoerende pakketten en de verdroging aan het maaiveld. Voor deze dalingen zijn of waren de volgende activiteiten verantwoordelijk: ■
Pompstation Herkenbosch, gelegen op schol 1 en drinkwater onttrekkend uit het tweede watervoerend pakket.
■
Drinkwateronttrekkingen aan de Duitse kant van de Rijksgrens.
■
De steenkolenmijn Sophia-Jacoba in het Duitse Hückelhoven, die ten behoeve van de steenkoolwinning tot onder de Meinweg op 600 meter diepte grondwater wegpompt.
■
De twee mijnschachten van de ooit gewenste steenkolenmijn Beatrix in het Meinweggebied; alleen de schachten werden gerealiseerd. Ze blijken substantieel te lekken.
■
Industriële wateronttrekkingen in Nederland en Duitsland.
■
De Duitse bruinkoolwinningen waarbij in dagbouw tot op grote diepte bruinkool wordt ontgonnen en gigantische hoeveelheden grondwater worden weggepompt.
Uit de Interne kwaliteitsbeoordeling 1993 (Staatsbosbeheer 1993) kunnen nog de volgende ecologische knelpunten toegevoegd worden, welke een duidelijke samenhang vertonen met het aspect verdroging: ■
De bossen in het Bosbeekdal zijn sterk verdroogd; ook de korte vegetaties zijn hier verdroogd.
■
Ook in andere korte vegetaties (b.v. graslanden bij Crayhof, graslanden St. Ludwig), zijn verdrogingsverschijnselen waar te nemen.
1
Inmiddels ook bekend van Haeselaarsbroek (Pepinusbeek); de populatie in de Bosbeek is onder druk komen te staan door droogval in de 90er jaren.
4
Meinweg
■
Bijzondere amfibieën als Knoflookpad, Heikikker en Kamsalamander staan onder druk; dit is waarschijnlijk het gevolg van verdroging en verzuring.
■
Ook de ontwikkelingen m.b.t. de adderpopulatie zijn zorgelijk; de indruk bestaat dat de populatieomvang is verminderd. Mogelijke oorzaken: grootschalig beheer, verdroging, toenemende recreatiedruk, begrazing.
■
Libellen-populatie staat onder druk vanwege verdroging.
De constateringen van de werkgroep hebben er vervolgens toe bijgedragen dat het Meinweggebied in het Provinciale Waterhuishoudingsplan (1991) werd opgenomen als een prioritair gebied, waar verder onderzoek zou moeten leiden tot maatregelen ten behoeve van herstel van vochtafhankelijke vegetatietypen. Dit onderzoek ging in 1993 van start in opdracht van de Provincie Limburg. Uit het verdrogingsonderzoek (Meuleman et al. 1994) is gebleken dat de volgende oorzaken een rol spelen bij verdroging en eutrofiëring: 1.
Lokale ingrepen in de waterhuishouding. Hieronder wordt onder meer verstaan het aanleggen van greppels en sloten en het vergraven van beken. Een belangrijke oorzaak van het droogvallen van de Bosbeek en de hiermee gepaard gaande lokale verdroging is de afkoppeling van plas Scherpenzeel geweest, die afwaterde op de Bosbeek. Daardoor zijn de afvoerpatronen veranderd. De daling in de grondwaterstand van een meter tussen 1970 en 1972 zou hierdoor kunnen worden verklaard.
2.
Door de toegenomen atmosferische depositie van vermestende en verzurende stoffen gedurende de laatste decennia zijn heidegemeenschappen en gagelstruwelen vergrast en zijn sommige vennen verzuurd.
3.
Als gevolg van vergrassing en het toegenomen areaal aan bossen en struwelen zal in droge perioden de verdamping toegenomen zijn ten opzichte van het verleden. Daardoor is oppervlakkige verdroging opgetreden. Dit kan via een toename van de afbraaksnelheid van organisch materiaal eutrofiëring veroorzaken.
4.
Door de gekozen vorm van terreinbeheer in natte delen van de Meinweg (‘niets doen’) zijn als gevolg van natuurlijke successie lage, open vegetaties (waaronder heide en hoogveenbultvegetaties) overgegaan in struwelen en bossen.
5.
Lozingen van de rioolwaterzuiveringsinstallatie bij Dalheim (Duitsland) op de Rode beek hebben geleid tot een verslechtering van de waterkwaliteit.
Landschap ter plaatse van de Zandbergbreuk met uitzicht op de Kombergen (bron: Bossenbroek en Hermans, 1999). Goed te zien is de vergrassing van de heide.
Meinweg
5
Voedselarme kwel geeft bijzondere kleine beekjes met Gagel, hoogveen en zonnedauw erlangs. Foto: W. Willems DOELSTELLING Het doel van de verdrogingsbestrijding op de Meinweg is de negatieve gevolgen van verdroging, verzuring, vermesting en terreinbeheer op vochtafhankelijke natuurwaarden te compenseren of terug te dringen. Doelstellingen, genoemd in het Stimuleringsplan voor de Meinweg en omgeving, zijn (zie ook de Stroomgebiedsvisie, Royal Haskoning, 2001): Herstel en ontwikkeling van het natuurlijk karakter van beide grensbeken (Bosbeek en Rode beek). Als
■
onderdeel hiervan het terugbrengen van mestbelasting in de randzones langs de beken. Ongedaan maken (zoveel mogelijk) van de opgetreden verdroging van natte heideterreinen en vennen
■
door het nemen van beheers- en inrichtingsmaatregelen. Voor de verschillende deelgebieden van de Meinweg zijn ecologische streefbeelden met bijbehorende abiotische randvoorwaarden opgesteld. De belangrijkste doeltypen voor de Meinweg zijn vegetaties van nietverzuurde vennen, hoogveenbultvegetaties, veenmosrijke dopheidevegetaties, dopheidevegetaties, gagelstruwelen, elzenbroekbossen, berkenbroekbossen en vochtige schrale graslanden. Voor de beken wordt een stroomminnende faunagemeenschap nagestreefd, die kenmerkend is voor een oligo- tot mesosaproob milieu. In tabel 1 is per deelgebied het doeltype voor de vegetatie weergegeven. Tabel 1. Doeltype vegetatie voor de verschillende deelgebieden Nr.
Deelgebiedsnaam
Doeltype vegetatie
1.
Wolfsplateau
Heidegemeenschappen
2.
Zandbergslenk
Natte heide, natte heide/gagel, kenmerkende venvegetatie
3.
Scherpenzeel
Natte heide, kenmerkende venvegetatie, vochtig schraalgrasland
4.
Dal Bosbeek
Natte heide, natte heide/gagel
5.
Dal Bosbeek
Natte heide, natte heide/gagel, kenmerkende venvegetatie
6.
Dal Bosbeek
Natte heide, natte heide/gagel
7.
Rolvennen
Natte heide, natuurlijke venoevers
8.
Paardegat
Natte heide
9.
Dal Bosbeek
Stromende beek
10.
Melickerven
Natuurlijk ven en schrale graslanden
11.
Gagelveld
Natte heide, natte heide/gagel
12.
Graslanden Venbeek/Flinke Ven
Schraalgrasland en bronmoeras
13.
Rode beek (Rothenbach)
Natuurlijke oevervegetatie voedselarm, kalkhouden water Rode beek
14.
Nartheciumbeek
Natte heide, natte heide/gagel
15.
Gradiënt Crayhof, dal Rode beek
Natte broekbossen, voedselarm, kalkhoudend water Rode beek
16.
Dal Rode beek
Vochtig schraalgrasland voedselarm, kalkhoudend water Rode beek
6
Meinweg
De adder is hét symbool van Nationaal Park De
GEPLANDE MAATREGELEN A. Periode tot 1998 Door het KIWA is op basis van de oorzakenanalyse en de abiotische randvoorwaarden voor het behalen van de ecologische streefbeelden een pakket van maatregelen voorgesteld. Van deze maatregelen, die per deelgebied zijn gespecificeerd, zijn vervolgens de hydrologische, hydrochemische en ecologische effecten onderzocht. Het pakket omvat onder meer maatregelen voor herstel van het natuurlijke afwateringspatroon, plaggen en terugzetten van vergraste heiden en struwelen, het schonen van vennen en omvorming van donker naaldbos in loofbos of open vegetaties. Voor een aantal percelen is eerst verwerving noodzakelijk voordat een meer natuurlijke inrichting tot de mogelijkheden behoort. Dit geldt onder andere voor de deelgebieden 3 en 12. Tabel 3 in bijlage vormt een overzicht van de voorgestelde maatregelen uit het verdrogingsonderzoek van de KIWA. In deze tabel zijn ook opgenomen de maatregelen, welke door Staatsbosbeheer zijn aangedragen in de zogenaamde IK’s (Interne Kwaliteitsbeoordeling; zie literatuurlijst). Van de Meinweg is een IK gemaakt in 1993 en in 2000. B. Periode 1998-2003 Venherstel. In het kader van het Vennenproject (IWACO, 2000) is voor bijna alle vennen in Limburg de huidige en potentiële natuurwaarde in beeld gebracht. Per ven zijn de bestaande knelpunten geïnventariseerd en is onderzocht welk type maatregelen nodig zijn om de bestaande knelpunten op te lossen. Ook is geïnventariseerd voor welke vennen reeds herstelmaatregelen zijn uitgevoerd en voor welke vennen aanvullend onderzoek en herstelmaatregelen gewenst zijn. Zie tabel 4. Tevens heeft het waterschap overleg gevoerd met Staatsbosbeheer over het venherstel. Het resultaat van de bespreking is in enkele voetnoten weergegeven. Uit het overleg bleek evenwel dat het waterschap geen volledig beeld heeft van de vennen op de Meinweg en men stelt voor om nader overleg te voeren met Staatsbosbeheer waarbij de volgende punten worden behandeld: ■
Welke vennen en poelen zijn aanwezig op de Meinweg ? Hiermee wordt een volledig gebiedsdekkend beeld verkregen.
■
Welke vennen en poelen komen in aanmerking voor herstelwerkzaamheden door WRO?
■
Van welke vennen en poelen behoeft SBB onderzoeksresultaten om maatregelen vast te stellen of te onderbouwen ?
■
Is verdergaand onderzoek gewenst over de relatie tussen waterkwaliteit en amfibieën-populaties ?
■
Komt het Oude Elversmersven in aanmerking voor herstel ? Dit ven is in de huidige situatie geheel verdwenen en lijkt wat dat betreft op het Herkenbosscherven.
Meinweg
7
Tabel 4. Wensen ten aanzien van herstel van de vennen in de Meinweg (bron: Stroomgebiedsvisie, Royal Haskoning 2001). Naam/nr. Ven aan de
Toestandsoordeel
Status van de
Urgentie van
van het ven
uitvoering
maatregelen
Verdroogd
Herstelmaatregelen
n.v.t.
Kappen van bos1
Geen urgentie
n.v.t.
Zeer urgent
Kappen van bos
Steinheuvelweg
uitgevoerd
V1,V2
)
Elfenmeer/
Goed
Elfenmeertje2) V3 Eendenpoel of
Type maatregelen
Geen prioriteit voor maatregelen
Verdroogd
ElversmersvenV4
Onderzoek gewenst, maatregelen nog niet uitgevoerd
Spoorpoel
Geëutrofieerd
Nog niet uitgevoerd
Zeer urgent
Saneren waterbodem
Ven Meinweg, grenspaal 313)
Geëutrofieerd
Momenteel in uitvoering
n.v.t.
Saneren waterbodem;
of reeds uitgevoerd
aanpassing landgebruik
V5 Melickerven – V6
Rolvennen – V7
Verdroogd en
Herstelmaatregelen uit-
verzuurd
gevoerd (?; zie ook tekst
van bos en aanpassing
over Interreg-project)
landgebruik
Goed
Herstelmaatregelen reeds
n.v.t.
Peilverhoging, kappen
n.v.t.
n.v.t.
eerder uitgevoerd. Voorlopig geen aanvullende acties Sphagnumven V8
Verdroogd
Herstelmaatregelen uitgevoerd
n.v.t.
Kappen van bos
Vennen
Goed
Zie bij Rolvennen
n.v.t.
n.v.t.
Verzuurd
Herstelmaatregelen reeds
n.v.t.4)
Saneren waterbodem
Zandbergbreuk Vossenkop – V9
eerder uitgevoerd. Nader onderzoek aanbevolen 1) WRO merkt op: mogelijk nog kleinschalig baggerwerk vereist; dit is lastig om uit te voeren 2) dit is de amfibieënpoel Noordzijde 3) ligt in het verlengde van de Koffiepoel 4) bij WRO onbekend of herstel nodig is
In deze periode is ook het project Melicker- en Herkenbosscherven samen met andere projecten onder het thema Natuur en Landschap (creëren natte verbindingszone) ingediend voor Interreg 3a-subsidie. De maatregelen hebben betrekking op het gebied van SBB en bestaan voornamelijk uit het verwijderen van de bouwvoor, het graven van poelen en het kappen van naaldbos op Nederlandse zijde. De verpachte gronden en het bos op Duitse zijde worden buiten de aanvraag gehouden, aangezien hier geen snelle medewerking van pachters en eigenaren wordt verwacht. De Interreg-subsidieaanvraag is in mei verstuurd. Verwacht wordt dat er eind november meer duidelijkheid is, zodat bij een positief besluit in 2005 gestart kan worden met de uitvoering.
8
Meinweg
Maatregelen aan beken Op kaart 2 staat aangegeven welke maatregelen het waterschap voornemens is uit te voeren. Het betreft het dempen, laten verlanden of niet onderhouden van (secundaire) waterlopen en het achterwege laten van baggeronderhoud in de Bosbeek en Rode beek. UITGEVOERDE MAATREGELEN Kaart 1 geeft weer welke maatregelen zijn uitgevoerd in de periode vóór 1998 en de uitgevoerde maatregelen van na 1998. Periode vóór 1998 In deze periode is de vergrassing op grote schaal aangepakt. De aanpak daarvan is al gestart in 1984, maar sinds beginjaren ’90 is heel gericht gewerkt aan lokaties waar de waterhuishouding een grote rol speelt, zoals in de Zandbergslenk en bij het Paardegat. Ook de spontane bosvorming is fors aangepakt. Vooral op die plaatsen waar verdamping door jong bos een sterk effect heeft op de verdroging, zoals in het beekdal van de Bosbeek, aan de voet van de diverse terrastreden en in het dal van de Rode beek en in het Loom. In het gebied ten zuiden van de Bosbeek is (in 1983-1985) over grote oppervlakten geplagd en gekapt; de verdampende invloed van pijpenstrootje is toen al verminderd. Periode 1998-2003. In deze periode zijn de in gang gezette herstelmaatregelen gecontinueerd, met name het kappen van naaldbomen. Ook zijn gedeelten specifiek gekapt met het oog op de Adder. Hoewel dit strikt genomen geen anti-verdrogingsmaatregel is, wordt hiermee wel een reductie van de verdamping bereikt. Verder is voortgang gemaakt met de grondverwerving, zie tekstkader. Grondverwerving (maatregel Algemeen nr. A, zie tabel 3) De grondverwerving gebeurt door DLG; in de periode 1990-1999 is sterk gevoeld dat traditioneel bos- en natuurterrein moeilijk aangekocht kon worden; in 2000 is een actief aankoop traject ingezet met redelijke resultaten. Deze zijn: ■
Aankoop van ca. 20ha kleine landbouwenclaves, bijna alle landbouwenclaves zijn nu gekocht.
■
Aankoop van tal van kleine perceeltjes bos en hei; geconstateerd wordt dat velen erg hechten aan hun perceeltje.
■
Aankoop 14ha van DSM, aankoop 25ha van Van Gestel.
■
Aankoop bossen van Roermond, i.c. 60ha.
■
Aankoop van 5ha voor het bezoekerscentrum.
In de realisatie van grootschalige begrazing is het particulier eigendom vaak, niet altijd, een concrete hindernis. Ondanks een aanbod en ondanks beschikbare financiële middelen bleek voor de aankoop van de bossen van de gemeente Roerdalen onvoldoende lokaal draagvlak aanwezig. Dit werd mede veroorzaakt door de vrees voor jachtbeperkingen. Mede door een goede samenwerking met tal van partijen zullen op termijn de uitbreidingen met eigendom en beheer voortgaan. Staatsbosbeheer wordt duidelijk gezien als de natuurlijke beheerder. (Bron: Jonkman et al. 2000)
Meinweg
9
MONITORING Oppervlaktewaterkwantiteit. De afvoer van de Rode beek varieert doorgaans tussen de 65 en 400 l/s, dat van de Bosbeek tussen de 0 en 20 l/s. Dat laatstgenoemde beek regelmatig droog valt in droge perioden, wordt onder meer geweten aan de grondwateronttrekkingen in de regio, waaronder die ten behoeve van de bruinkoolwinningen in Duitsland. De schommeling in de afvoer van met name de Bosbeek wordt veroorzaakt doordat de beek in benedenstroomse richting afwisselend drainerend en infiltrerend werkt. Grondwaterstanden. In het gebied staan vele peilbuizen, die al langere tijd één keer in de 2 weken worden opgenomen. De gegevens hiervan zijn opgenomen in OLGA. De locaties en meetgegevens kunnen worden geraadpleegd via het DINO-loket van NITG-TNO te Delft (www.nitg.tno.nl). Het meetnet is onlangs uitgebreid met peilbuizen van het GGOR-meetnet Limburg. Dit meetnet is aangegeven op kaart 1. De locaties zijn zodanig gekozen dat nagegaan kan worden of de streefbeelden voor natte en tevens kritische vegetaties worden bereikt. Waterkwaliteit Het waterschap monitort zowel fysisch/chemisch als biologisch al langere tijd een aantal beken en vennen. De uitgangssituatie is voor een aantal vennen door het voormalige Zuiveringschap Limburg vastgelegd. De uitgangssituatie voor de grondwaterkwaliteit staat beschreven in het KIWA-rapport Verdrogingsonderzoek Meinweg. In de Stroomgebiedsvisie wordt uitgebreid ingegaan op de waterkwaliteit. Samenvattend is hierover het volgende op te merken. De conclusies luidden: ■
Gedurende de periode 1992-1998 had de Rode beek voor wat betreft de nutriëntengehalten een matige kwaliteit. De relatief hoge gehalten aan stikstof en fosfaat worden waarschijnlijk veroorzaakt door de effluenten van de RWZI Arsbeck en de vliegbasis Wildenrath 2 in Duitsland, die hun effluent op de beek loosden (zie verder bij ‘Effectiviteit maatregelen’). De biologische kwaliteit van de Rode beek was wel goed. De macrofaunagemeenschap leek niet te lijden onder de hoge nutriëntengehalten. De gemeenschap was gevarieerd, met veel soorten die kenmerkend zijn voor schone, goed stromende beken. Deze goede kwaliteit was vooral te danken aan de uitstekende morfologische toestand van de beek en de beschaduwing van de beek op de bosrijke trajecten door het Meinweggebied.
■
De waterkwaliteit van de Bosbeek in de periode 1992-1998 kan zowel in fysisch-chemisch als in biologisch opzicht als goed worden beoordeeld. Toch was er vooral met betrekking tot de biologische aspecten sprake van een achteruitgang, die waarschijnlijk vooral te wijten was aan de toenemende verdroging, waardoor de bovenloop van de beek regelmatig droogviel.
■
In de loop van de jaren ’90 is aan een aantal vennen en poelen in de Meinweg een waterbodemonderzoek uitgevoerd. De conclusies luidden: - Eendenpoel: nauwelijks verontreiniging. - Ven aan de Steinheuvelweg: voldoet aan streefwaarde. - Elfenmeerven: licht verontreinigd (klasse 2) met cadmium. - Rolvennen-Zuid: ernstig verontreinigd (klasse 4) met cadmium en zink, waarschijnlijk samenhangend met het voorkomen van deze metalen in de ondergrond. - Melickerven: licht verontreinigd (klasse 1 à 2) met cadmium, zink en PAK, waarschijnlijk samenhangend met het voorkomen van deze metalen in de ondergrond.
10
Meinweg
Tabel 2. Overzicht monitoringsactiviteiten Toelichting: SBB = Staatsbosbeheer, WRO = Waterschap Roer en Overmaas, Prov. = Provincie Limburg Biotisch
Methode
Frequentie
Door
Basisvegetatiekartering
1995, 2005
SBB
indicatorsoorten
1996 e.v.: 1x/ jaar
Freatische grondwaterstand
Peilbuizen
Tweewekelijks
Grondwaterkwaliteit
Nog te bepalen
Prov.
Vegetatie
Verspreidingspatronen
SBB
Water- en oevervegetatie
Aandachtssoorten Tansley
Ca. 1x/3 jaar
Macrofauna
Netmonster
1x/jaar à 1x/3 jaar WRO
PERMANENTE KWADRATEN Vegetatie
SBB
SCHAAL VAN HET NATIONALE PARK
Diverse vennen
1x/3jaar
Bosbeek
1x/jaar
Rode beek
1x/jaar
WRO
Epifytische diatomeeën
Schraapmonster
2-4x/3 jaar
WRO
Fauna
Verspreidingspatronen
Nog te bepalen
SBB
Oppervlaktewaterkwaliteit
Nog te bepalen
Oppervlaktewaterkwantiteit
Debieten en peilen
WRO Continu
WRO
Bosbeek bij Venhof
4x/jaar afrvoermeting
Rode beek bij Rothenbach
12x/jaar afvoermeting
Venbeek
Oppervlaktewater
Meetschot +peilschaal
Ca, Mg, Na, K, HCO3, SO4,
6x/jaar
Prov.
24x/ jaar
SBB/Prov.
Cl, EC, Fe, pH Grondwaterkwanititeit
Peil grondwaterbuizen
Vegetatie Staatsbosbeheer monitort de vegetatie in het gebied en de peilbuizen worden bemeten, maar er ontbreekt een op elkaar afgestemde aanpak van de monitoringsactiviteiten. De uitgangssituatie van de vegetatie is in 1995 vastgelegd. De vegetatie wordt in het kader van het project Ecohydrologische Atlas opgenomen. Onlangs is deze geactualiseerd (De Mars, in prep.). De evaluatie wordt hieronder per deelgebied beknopt weergegeven en per beoordelingsaspect (zie voor de ligging van de deelgebieden, kaart 1). Dal van de Bosbeek: ■
trend 1989-2003: stabiel tot wellicht vernat;
■
verdrogingstoestand 2003: niet verdroogd;
■
probleemindicatie: vernat, nagenoeg volledig herstel (GGOR); geen grondwaterkwaliteitsprobleem;
■
afstand tot doeltype: actuele vegetatie benadert eindbeeld-doeltype.
2 Beëindigd in 1995
Meinweg
11
Dal van de Rode beek: ■
trend 1989-2003: stabiel;
■
verdrogingstoestand 2003: niet verdroogd;
■
probleemindicatie: vernat, nagenoeg volledig herstel (GGOR); geen grondwaterkwaliteitsprobleem;
■
afstand tot doeltype: actuele vegetatie benadert eindbeeld-doeltype.
Drie Vennen/Gagelveld: ■
trend 1989-2003: stabiel;
■
verdrogingstoestand 2003: verdroogd;
■
probleemindicatie: vernat, maar grondwaterstand c.q. -regime nog problematisch (daardoor kwaliteit niet te beoordelen); één van de locaties lijkt te snel uit te drogen;
■
afstand tot doeltype: actuele vegetatie benadert droogvalfase-doeltype.
Elversmersven of Eendenpoel: ■
trend 1989-2003: stabiel;
■
verdrogingstoestand 2003: verdroogd;
■
probleemindicatie: vernat, maar grondwaterstand c.q. -regime nog problematisch (daardoor kwaliteit niet te beoordelen);
■
afstand tot doeltype: actuele vegetatie benadert droogvalfase-doeltype.
Vossekop: ■
trend 1989-2003: stabiel;
■
verdrogingstoestand 2003: mogelijk niet verdroogd;
■
probleemindicatie: vernat, maar grondwaterkwaliteitsprobleem;
■
afstand tot doeltype: actuele vegetatie benadert eindbeeld-doeltype.
Zandbergslenk (meerdere delen): ■
trend 1989-2003: stabiel;
■
verdrogingstoestand 2003: mogelijk deels verdroogd, andere delen mogelijk niet verdroogd;
■
probleemindicatie: deels vernat, nagenoeg volledig herstel (GGOR) en geen kwaliteitsprobleem, andere delen deels vernat, maar grondwaterstand c.q. –regime nog problematisch (daardoor kwaliteit niet te beoordelen). Beoordeling is mede afhankelijk van positie in terrein: lagere delen zijn oké;
■
afstand tot doeltype: deels actuele vegetatie benadert eindbeeld-doeltype. Deels vernat, maar staat nog ver af van eindbeeld-doeltype.
De waterlelies in het Elfenmeer, onderdeel Zandbergslenk. Foto LNV.
12
Meinweg
EFFECTIVITEIT VAN MAATREGELEN In de IK2000 (Jonkman et al. 2000) worden met betrekking tot het aspect verdroging de volgende resultaten gemeld: ■
subsidiëring en uitvoering van anti-verdrogingsmaatregelen,
■
duidelijke provinciale en duitse aandacht voor de Meinweg in het kader van bruinkoolwinning,
■
nog geen stopzetting van waterwinning Herkenbosch (wel begin 2004),
■
lokale duidelijke winstpunten in de vochtige vegetaties en in de vennen.
De belangrijkste resultaten voor wat betreft de anti-verdrogingsbestrijding zijn behaald in de deelgebieden Zandbergslenk en Dal van de Rode beek: ■
Zandbergslenk (deelgebied 2): het afdammen van de sloot heeft een duidelijke gunstige invloed gehad op de waterhuishouding. Het waterpeil is nu tamelijk stabiel; in de nazomer is slechts een beperkte verlaging merkbaar. Sinds 1995 zijn de poelen niet meer drooggevallen (informatie terreinopzichter). De vegetatie heeft hiervan geprofiteerd en ook van de (andere) beheersmaatregelen (plaggen). De betere natte heide-gemeenschappen (Dopheide-verbond) zijn in oppervlakte toegenomen. Weliswaar geholpen door enkele jaren met veel neerslag, hebben zich veelbelovende vestigingen van bijzondere soorten voorgedaan: Dwergzegge, Pilvaren, Moeraswolfsklauw, Ronde en Kleine zonnedauw, Klokjesgentiaan, Witte en Bruine snavelbies.
■
Bossen in dal Rode beek (deelgebieden 15 en 16): het dichten van de sloten heeft een positief effect gehad. De waterhuishouding in het broekbos is verbeterd, maar tot veranderingen in de vegetatie heeft dit nog niet geleid.
■
Ook de overige deelgebieden geven over de periode 1988-2000 weinig veranderingen te zien als men de invloed van neerslagrijke en neerslagarme jaren uitsluit. De Mars (In prep.) concludeert: ‘Hoewel op sommige locaties vooruitgangsverschijnselen in de vorm van uitbreiding van de freatofyten te constateren valt, is de ecohydrologische ontwikkeling van vrijwel het gehele Meinweg gebied stabiel te noemen.’
■
Niet alle in de verdrogingsstudie (Meuleman et al. 1994) aangegeven te plaggen delen kunnen worden aangepakt. Dit in verband met aanwezige adderpopulaties of omdat de locatie is begroeid met bos. Staatsbosbeheer laat hier bijvoorbeeld begrazen in plaats van plaggen.
■
Een aantal maatregelen kan niet of slechts gedeeltelijk worden uitgevoerd, vanwege het grensoverschrijdende karakter.
■
Een aantal als op te schonen water aangegeven poelen hoeft niet te worden opgeschoond. Ter vervanging van deze maatregel worden nieuwe poelen gecreëerd in laagtes van het terrein.
Overige resultaten (bron: Stroomgebiedsvisie) Eind 1995 is de lozing van de vliegbasis Wildenrath in Duitsland op de Rode Beek beëindigd. Sindsdien is sprake van een verbetering van de fysisch-chemische waterkwaliteit; met name de gehalten aan fosfaat zijn verminderd. Met betrekking tot enkele kenmerkende, van vochtige omstandigheden afhankelijke soorten is waargenomen (IK2000): ■
Dodaars: er is sprake van een neerwaartse trend. Het oppervlak aan water en drassige gebieden bedraagt op de Meinweg slechts 4 ha. Het oppervlak waarin deze en verwante soorten (ook soorten van de zogenaamde Rietgorsgroep) worden aangetroffen is dermate klein dat bij een verdergaande verdroging deze soorten snel zullen verdwijnen.
Meinweg
13
■
De biotoop van de Adder neemt nog steeds in kwantitatieve en kwalitatieve zin af. Verdroging is waarschijnlijk één van de oorzaken. Iets soortgelijks geldt voor de Knoflookpad, al is hier vooral de matige kwaliteit van de poelen de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang.
■
Het Meinweggebied is van groot belang voor de libellenfauna. Bijzondere soorten als Koraaljuffer, Venwitsnuitlibel en Noordse witsnuitlibel zijn in aantal achteruitgegaan. Bestrijding van verdroging dient een belangrijk uitgangspunt te zijn.
VOORGENOMEN ACTIES EN KANSEN, AANBEVELINGEN In het gesprek met de terreinopzichter en het waterschap zijn de volgende zaken naar voren gekomen: ■
Een uitgesproken kans vormt het gegeven dat er over grote oppervlakten sprake is van een aaneengesloten natuurgebied.
■
De drinkwaterwinning Herkenbosch (tweede watervoerend pakket) is per 31.1.2004 gestopt met pompen (bron: WML).
■
Er zijn nog steeds diverse landbouwenclaves, vooral in het zuidelijk deel; hierdoor kunnen een aantal anti-verdrogingsmaatregelen nog niet optimaal worden uitgevoerd.
■
Niet alle gronden, die vanuit hydrologisch oogpunt zouden moeten worden verworven, hebben een aankooptitel (zie kaart 3).
■
Verder is grondverwerving gewenst in Melickerven en Flinke Ven.
In de Stroomgebiedsvisie wordt naar voren gebracht dat in het dal van de Bosbeek een stijging van de grondwaterstand te realiseren is door het verwijderen van naaldbos in de Meinweg. Hierdoor zal de kwel naar het dal van de Bosbeek toenemen. Aanvulling: het naaldbos bevindt zich met name aan de Duitse zijde. SYNTHESE EN SAMENVATTING Het Nationaal Park De Meinweg, onderdeel van een grensoverschrijdend bos- en heidegebied, vormt een voor Nederland uniek natuurgebied met een hydrologisch gezien zeer complexe situatie. De drie (geologische) breuken in het gebied hebben geleid tot een hoogteverschil van zo’n 50 m en tot de aanwezigheid van bron- en kwelsituaties in een tweetal beekdalen, Bosbeek en Rode beek en in een slenk (de Zandbergslenk). Voor met name de herpetofauna geldt de Meinweg als een uniek gebied. Daarmee is tevens de kwetsbaarheid uitgedrukt. Bijvoorbeeld staat de adderpopulatie onder druk van de verdroging, maar ook de Knoflookpad, Heikikker en Kamsalamander worden door verdroging (en verzuring) bedreigd. In de Zandbergslenk werden in de afgelopen decennia dalingen tot ca. 1 m van het freatische grondwater gemeten. Eveneens aanzienlijke dalingen in de diepere watervoerende pakketten zijn opgetreden als gevolg van grondwaterwinning (op Nederlandse zijde inmiddels beëindigd), met negatieve gevolgen voor kwelstromen en voeding van de beken. Een gedetailleerde verdrogingsstudie door de KIWA begin negentiger jaren leidde tot een uitgebreid maatregelenpakket. Het terugdringen c.q. opheffen van de detailontwatering in landbouwenclaves, plaggen en opschonen van vennen, kappen van naaldbomen en berken nemen een belangrijke plaats innemen. Een aantal maatregelen zijn inmiddels uitgevoerd, met name het aanpakken van de vergrassing en de spontane bosvorming, alsmede het plaatselijk verwijderen van de bouwvoor en de aanleg van poelen. Met name in de beide beekdalen is de situatie inmiddels verbeterd en gestabiliseerd. Hier kan zelfs van een volledig herstel van het grondwaterregime (GGOR) gesproken worden met vegetaties, die het eindbeelddoeltype benaderen. Maar in de Zandbergslenk is, afgezien van de lage delen, nog niet sprake van algeheel herstel. En in de belangrijkste vennen is nog steeds sprake van een verdroogde situatie (snel droogvallen), waarbij de vegetatie het droogvalfase-doeltype benadert.
14
Meinweg
BELANGRIJKE INFORMATIEBRONNEN ■
Bossenbroek, Ph. & J. Hermans (1999). Nationaal Park de Meinweg, Natuurgebied van formaat. Themanummer Natuurhistorisch Genootschap december 1999, jaargang 88.
■
IWACO (2000). Vennen in Limburg: waarden, ontwikkeling en herstel. IWACO-rapport 3367870. ’sHertogenbosch.
■
Jonkman, G. et al. (2000). Interne kwaliteitsbeoordeling op terreincondities en doelcomponenten (eindbeoordeling). 6. Eindrapport. Staatsbosbeheer. Roermond.
■
Mars, H. de (2003). Actualisatie ecohydrologische atlas. Provincie Limburg, Maastricht.
■
Meuleman, A.F.M. et al. (1994). Verdrogingsproject Meinweg. Systeemanalyse en plan van aanpak. In opdracht van Provincie Limburg. KIWA N.V. Onderzoek en Advies. Nieuwegein.
■
Provincie Limburg 1997. Uitvoering verdrogingsbestrijding. Voortgangsrapportage Meinweg 1997.
■
Royal Haskoning. 2001. Stroomgebiedsvisie Roer en Maasnielderbeek. Eindrapport. In opdracht van Waterschap Roer en Overmaas, Zuiveringschap Limburg en Provincie Limburg. Maastricht.
■
Royal Haskoning. 2003. Ontwerp en implementatie GGOR-meetnetten Limburg. Prioritair verdrogingsgebied De Meinweg. In opdracht van Provincie Limburg. ’s-Hertogenbosch.
■
Zuiveringschap Limburg. Meerjarenrapportages Limburgse oppervlaktewater.
■
Aggenbach, C e.a. Monitoring Verdrogingsprojecten Limburg Monitoringssysteem de Meinweg (1996) KIWA i.o.v. Provincie Limburg.
■
Bloemendaal, S. en Rdf (1988) Geohydrologisch Interimrapport Verdrogingsonderz`oek Nationaal Park Meinweg. I.o.v. Staatsbosbeheer, door Dienst Grondwaterverkenning TNO, Delft.
■
Geo-electrisch en Electromagnetisch onderzoek Nationaal Park Meinweg (1986) i.o.v. Staatsbosbeheer, door Ritsema, TNO-Delft.
■
Verdroging in de Meynweg; samenvattende notitie van de resultaten van 7 jaar geohydrologisch onderzoek (1990) Ph. Bossenbroek (red.) Technische Werkgroep Verdroging Meynweg. DGV-TNO: Daling van de diepe grondwaterstijghoogte bij de waterwinplaats Herkenbosch (1990). Nationaal Park de Meinweg (publieksfolder) (1995) uitgave LNV (bron voor meedere foto’s)
■
De Geologie van het Meinweggebied en omgeving (1986) Rijks Geologische Dienst, Heerlen.
■
Offerte Rigiwa-project Melickerven. Oranjewoud (1993)
■
Verandering van de vegetatie in de Meynweg als gevolg van verdroging (1988) Staatsbosbeheer, Ph. Bossenbroek.
■
Bestek en voorwaarden uitvoeren effectgerichte maatregelen in natuurreservaat de Meinweg (1996) i.o.v. Zuiveringschap Limburg Bureau Oranjewoud.,
Eenarig wollegras Foto: W. Willems
Meinweg
15
16
Meinweg
4. Dal Bosbeek
3. Scherpenzeel
Elfenmeer
2. Zandbergslenk
Verondiepen watergangen om de afwatering naar de
1.2.
Schonen vennen Herstel natuurlijke afvoer Scher-penzeel naar
3.3.
Plaggen (0,5 ha) Terugzetten en plaggen (1ha)
Verschralingsbeheer
3.6.
4.2.
Verwerven
3.5.
4.1.
Verwijderen puin
3.4
Zandbergslenk
Plaggen (0,5ha)
3.2.
Inrasteren en begrazing
2.6.
3.1.
Omvorming donker naaldbos
2.5.
Schonen vennen (0,3ha)
2.3. Verondiepen voormalige ontwateringssloot
Terugzetten en plaggen (0,5ha)
2.2.
2.4.
Plaggen (6,5ha)
Lokaal herstellen van het reliëf
1.4.
2.1.
Beëindigen bemesting
1.3.
Bosbeek in natte perioden te vertragen
Verwerving landbouwgronden
1.1.
1. Wolfsplateau
Omschrijving
Nr.
Deelgebied
wordt dat expliciet aangegeven (IK1993 of IK2000)
1994
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
1995-1997
1994, 1997
1995
1997
1995
1995 3,2 ha
Nee
Ged.
Nee
1996
1991-1997
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ged.
Ged.
1998-2003
Kappen van berken
Gebied is begroeid met bomen
Zie 3.5
Landbouwenclave is nog niet verworven
Nog niet ingepland
Nog niet ingepland
Duitsland
Liggen gedeeltelijk op particulier eigendom en in
Nog niet ingepland
begrazing met Limousins en IJslandse paarden
begrazing met schapen uitgebreid; vanaf 1997 jaarrond-
Raster 1995 met lengte 1680m geplaatst; vanaf 1996 is
en takken verwijderd
Een perceel in 1994 en een perceel in 1997; strooisel
Dichtgemaakt over een totale lengte van 1425m
Niet de locaties van KIWA-rapport, maar nabij
Verspreid berken gekapt
grootte van 0,185ha
Verdeeld over 17 perceeltjes met een gemiddelde
Zie 1.3.
Alleen op verworven gronden mogelijk
Alleen op verworven gronden mogelijk; SBB wacht
14,5 ha landbouwgrond
Opmerkingen
De nummering 1-16 volgt die van de vorige Voortgangsrapportage (Provincie Limburg, 1997); indien maatregelen overeenkomen met die genoemd in de Interne Kwaliteitsbeoordeling,
Tabel 3. Maatregelen Meinweg, per deelgebied.
Meinweg
17
Verwerven
10.3.
Verwijderen toplaag
Gronden zonder aankooptitel aan laten wijzen als reservaatsgebied
11.4.
11.5.
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Eén van de randen is opgeschoond
Op kaart 2 aangeduid als ‘met voorrang te
Zal pas op langere termijn plaatsvinden.
gedeeltelijk verwijderd
In 1995 is begonnen met begrazing; bouwvoor is slechts
REGIWA-project
(mond. meded. P. Bossenbroek)
Zou worden uitgevoerd door WML, maar is nooit
aangebracht (ca. 1998)
project start; daartoe is onder de Meinweg een tunnel
Wordt gefaseerd omgevormd, waarna een begrazings-
100m gedicht met plagmateriaal
0,25ha; de sloot langs de weg is over een lengte van
0,75ha geplagd, verdeeld over 3 percelen van gem.
Deel van venrand is opgeschoond (zie IK2000)
Enkele delen worden jaarlijks met schapen begraasd
Nee
Zie 11.2
Zie 11.2
Wacht op verwerving
Dempen watergangen of stuwbeheer
11.3.
Nee
Verschralingsbeheer
11.2.
Nee
Nee
Nee
Nee
Ged.
Ca. 1998
Zie opm.
Nee
Zie 5.5
Zie 5.2
Zie 5.1
550m gedicht
In deelgeb. 5 en 6 zijn de sloten over een lengte van
Er zijn natuurlijke drempels in de beek geplaatst
In het kader van Bijdrageregeling Bodembescherming
Massale kap van berk
gem. 0,27ha en 9 van gem. 0,018ha
Deelgebieden 5 en 6: 0,6 ha verdeeld over 3 stukken
n
Nee
Nee
v.a. 1995
1995
Nee
v.a. 1996
1995 ged.
Zie opm.
1994 ged.
Nee
1995
1994
1995 ged.
1995
1994 (?)
1994
1994
1995 ged.
verwerven’
Verwerven
Verschralingsbeheer
10.2.
11.1.
Schonen Melickerven
Stopproef waterwinning Herkenbosch
10.1.
9.1.
Omvormen donker naaldbos (ca. 3ha)
Opschonen vennen
7.4.
8.2.
Inrasteren en begrazing
7.3. Plaggen (1ha)
Terugzetten struweel
7.2.
8.1.
Plaggen (0,5ha)
Dempen greppels
7.1.
Terugzetten en plaggen (<0,5ha)
6.3.
Dempen greppels
5.5.
6.2.
Verondiepen Bosbeek
5.4.
Plaggen (0,5ha)
Schonen Vossekop
5.3.
6.1.
Terugzetten en plaggen (<0,5ha)
Plaggen (5ha)
5.2.
5.1.
Venbeek/Flinke Ve
11. Graslanden
10. Melickerven
gebeurd
9. Dal Bosbeek
8. Paardegat
7. Rolvennen
6. Dal Bosbeek
van
5. Dal Bosbeek
18
Meinweg
1
Rode beek
Crayhof, dal
15. Gradiënt
14. Nartheciumbeek
13. Rode beek
ha
12. Gagelveld
Terugzetten en plaggen Kappen struweel Dempen greppels Verwerven en inrichten van ’t Loom Herstel oorspronkelijke afwatering Herstel van het natuurlijk reliëf (terrein is deels
14.2.
14.3.
14.4.
14.5.
14.6.
14.7.
Omvormen donker naaldbos (ca. 6,5ha) Vervolgbeheer Beëindigen lozing RWZI
15.2.
15.3.
15.4.
Dempen greppels
Nee
Nee
1997
1996
Nee
Dempen greppels
14.9.
15.1.
Verwijderen van de aarden wal evenwijdig aan de Rode beek
Nee
Nee
Nee
Nee
1996
Nee
Nee
1995
Nee
-
1996-1997
1996
Nee
Nee
14.8.
vergraven)
Plaggen
14.1.
Overleg sanering RWZI-Dalheim
Afdammen van afwateringssloten
12.5
13.2.
Omvormen donker naaldbos (ca. 3,5 à 4ha)
12.4.
Verwijderen aanplant
Dempen greppel
12.3.
13.1.
Terugzetten en plaggen
Plaggen
12.2.
12.1.
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Va. 2000
Nee
Ja
Zie 13.2
Onbekend
Zie 14.6
Nee
Zie 14.6 Zie 14.6
Wacht op verwerving
In kaart 2 aangeduid als ‘met voorrang te verwerven’
Zie 14.1
Berkbestrijding
Zie 14.1
Niet in de planning opgenomen
voorgesteld
‘verdere aanpak effluent RWZI Duitsland’ als maatregel
stikstofverwijdering. In de Stroomgebiedsvisie wordt een
Installatie is in 1996/1997 voorzien van fosfor- en
Nog niet ingepland
Zie IK2000
Sloot is op 4 plaatsen afgedamd
Zie 12.2
geplagd
Adderpop. aanwezig; zie bij knelpunten; IK2000: ca. 1
Meinweg
19
IK1993
ALGEMEEN
6. Dal R. beek
B.
A.
16.1. Zie opm.
1996
de oostkant van het plateau om daarmee het grondwater
door SBB, komt dit tot stand
behartiging van de provincie Limburg, mede ondersteund
voor de Meinweg. Door onderzoek en door belangen-
kan leiden tot zelfs een iets betere hydrologische situatie
weer aan te vullen. Berekeningen hebben geleerd dat het
maatregel een systeem aan van waterinfiltratieputten aan
Dit wordt uitgevoerd. Rheinbraun legt als compensatie-
Zie tekstkader
kwel
Zie opm.
Zie opm.
naar het Beatrixplateau ter vergroting van inzijging en
Ondersteunen en eventueel initiëren van wateraanvoer -
Grondverwerving
Dempen greppels