Gebed op Paasmorgen Vanmorgen scheen de zon al vroeg, Ze kwam bedeesd mijn kamer binnen, alsof ze zich nog moest bezinnen: Wordt het vandaag wel licht genoeg? Want, God, dit is uw feest van opstanding, van overwinnen, van elke dag opnieuw beginnen, van niet meer schreien om wat is geweest. Nel Benschop.
Even bijpraten Ofschoon het volgens de kalender pas sinds kort lente is, raast buiten een heuse voorjaarsstorm. Ook komt de regen met bakken uit de hemel. We zijn in de goede week beland en dat is vanouds een drukke week in Vrijland. De voorbereidingen op Pasen zijn immers in volle gang. De overgang van de getijden blijft een vreemde gewaarwording, elk jaar weer. Opeens lijkt het erop dat de natuur een knop heeft omgedraaid (behalve vandaag). Het wordt warmer, groener en een stuk kleuriger buiten. Vooral dat het warmer wordt, daar snakken we volgens mij massaal naar. Het was geen strenge winter maar hij duurde wel weer lang: er leek geen einde aan te komen. En om dat te vieren, heb ik dit keer een gedicht bijgevoegd: een fijne lente allemaal! When the cold, harsh winter has given its last breath, When the sky above shows life instead of death, When the claws reaching to the frozen sky become decorated with leaves, When the animals -long in hiding- scurry from trees, We know winter has ended. When the frost on grass is replaced with sweet dew, When the fields become dotted with flowers, reminding me of you, When the lonely silence becomes filled with melodies, When you feel warm air, erasing bad memories We know winter has ended. When the hard, bare ground becomes painted with green, When the frost-bitten air becomes fresh and clean, When the coats and boots are all stored away, When the playgrounds become occupied again with child's play, We know winter has ended. 1
When you hear the pleasant sound of children's laughter, When the air is filled with joy - long sought after, When the world is filled with sunlight, brighter and longer, When the song of Mother Nature becomes stronger and stranger, Spring has begun. René Berendsen, lokatiemanager
Gevoelens Gevoelens komen steeds weer in ons op. Ze schijnen nooit eens weg te gaan. Ze sterken onze vreugde en verdriet. En laten ons geen ogenblik alleen. Soms zijn ze uitdrukking van pijn. Soms zijn ze tekenen van blijdschap. Soms zijn ze één groot vraagteken. En brengen ze verwarring aan. Wat doen ze in ons alledaagse leven? Waarom brengen ze zorgen in de nacht? Wat moeten wij met al deze gevoelens? Komen wij er dan nooit meer vanaf? Ze kunnen nuttig zijn bij het vinden van onszelf Door ons te wijzen op harmonie en heelheid. Vooral door ons te leren luisteren met het hart En ons te tonen dat er meer is dan verstand. Misschien ook kunnen zij ons laten zien Dat falen meer voldoening geeft aan ons succes Dat kennis van de pijn de vreugde kan vergroten Dat tranen ook tekenen van liefde kunnen zijn.
Gevoelens helpen in ons streven naar ware integratie Naar eenheid met de mensen, de natuur en God Naar samensmelten van gevoelens en gedachten Om één geheel te zijn, volledig en compleet. Henk Riesthuis
2
Hart-ablatie Een hart-ablatie wordt toegepast om de hartritmestoornissen die iemand vaak heeft uit te schakelen of op zijn minst te beperken. Zo heet de behandeling die ik 20 februari j.l heb ondergaan. Om 7.00 uur moest ik me melden bij de spoedeisende hulp omdat er die dag nog geen plaats was op de eerste harthulp. Ineens brak er paniek uit en stroomden er aan alle kanten verplegend personeel binnen. Zij waren opgeroepen omdat er brand was uitgebroken in een woon-zorgcomplex in Nijmegen. Er zouden 22 mensen met klachten binnen worden gebracht. Even rees toen de vraag of mijn behandeling nog wel door zou gaan. Gelukkig was dit wel het geval. Om uit te leggen wat de behandeling inhoudt, zal ik een stukje overnemen uit de folder die ik van de cardioloog heb gekregen. Hart-ablatie is het maken van littekentjes door bevriezing rondom de longaders. De ingreep wordt onder narcose uitgevoerd. Omdat de longaders aan de linkerkant van het hart liggen moet door het schot tussen de boezems worden geprikt. Men brengt een katheter met een ballon in tot in de longader die men daarna bevriest. Hierdoor worden littekens gemaakt. Deze littekens maken het onmogelijk om de hartritmestoornissen via de longaders door te geven aan de boezem. De behandeling is goed gegaan en heeft bijna drie uur geduurd. Het is wonderlijk om mee te maken hoeveel mensen er met zo veel aandacht, liefde en geduld met jou bezig zijn geweest. Vanaf de infuus die ingebracht werd tot het moment dat hij er weer uitgehaald werd, zijn er 20 verpleegsters, broeders, dokters aan het bed geweest. En ik heb niet eens gebruik gemaakt van het belletje. De volgende morgen mocht ik weer naar huis. Bij thuiskomst merk ik hoe gezegend ik ben met mijn lieve familie en vrienden. Ik wil iedereen dan ook heel hartelijk bedanken voor alle kaarten, bloemen, chocolaatjes, telefoontjes en lieve berichtjes die ik heb mogen ontvangen tijdens mijn herstel. Het herstel heeft langer geduurd dan ik had gehoopt. Qua energie heb ik behoorlijk in moeten leveren. Mijn hoofd wil wel maar mijn lichaam werkt even niet mee. Gelukkig heelt tijd alle wonden en kan ik binnenkort weer volledig aan het werk. Ik vind het héél fijn om weer terug te zijn op Vrijland. Simone van der Wardt
Afrikaanse natuurwetenschappen : Een man met drie vrouwen is :
een paradijsvogel
Een man met twee vrouwen is : een geluksvogel Een man met één vrouw is :
een pechvogel
Een man zonder vrouw is :
een trekvogel
3
Mijn roeping tot Mill Hill Broeder was Fr. J. Mous. De geestelijke leidsman was Bernard Roes. Het leek allemaal geweldig, alles pico bello. Maar al gauw ontdek ik dat wij, broeders, ook maar gewone mensen zijn met ook verschillen in onze opvoeding. Want wij komen van alle streken van Nederland en ook van Ierland, Engeland, de Tirol en Oostenrijk en enkelen uit Duitsland.
Ik liep al jaren met de gedachten om missiebroeder te worden. We verkochten thuis missiekalenders voor de S.V.D. paters en broeders van het St. Johannes seminarie in Soesterberg. Zij worden ook de paters van Steijl genoemd. Die orde had ook twee zustercongregaties: de ene orde had missiezusters, de ander bestond uit de eeuwige aanbidding zusters van het Cenakel in Soesterberg.
Onze behuizing bestond uit eenvoudige gebouwen. Er waren niet veel gebouwen overgebleven na de oorlog. Wel stond er een mooie villa, een gedeelte van de oude boerderij, de grote schuur en een silo. Een klein gebouw van drie verdiepingen deed dienst als juvenaat. Op de begane grond
P.S. De kalenders verkochten we ook aan onze protestante buren! In Leusden hadden we de Salesianen van Don Bosco. Zij beheerden de technische school voor alle soorten ambachten. Onze familie ondersteunde hen veel. In de zomertijd gaven de studenten openluchttoneel. Om weer terug te komen op mijn roeping: onze pastoor C. van Wee vond dat ik naar de Fraters van Utrecht moest gaan. Maar daar had ik geen zin in. Ook ben ik een weekend bij de Trappisten geweest in hun klooster Sion. Zelfs nog een weekend bij de S.V.D. in Teteringen, maar die zeiden tegen mij: ‘Geen sprake van.’ Ik was zeer teleurgesteld, want zo kwam ik niet verder. Maar mijn neef Father Dirk Tolboom werd gewijd en werd ’s avonds ingehaald voor hij ’s morgens de eerste H. Mis in zijn geboorteplaats Hoogland zou opdragen. Dat was de eerste keer dat ik over de Mill Hill Fathers hoorde. En zo kwam ik in contact met St. Jozef Broederhuis in Arnhem. Fr. Landman en Broeder Herman Dobbelman kwamen mij in Leusden opzoeken. Na een gesprek met hen, zagen zij geen moeilijkheden om mij aan te nemen. Ik keek verwonderd, want S.V.D. had nee gezegd tegen mij.
bevonden zich de keuken en de eetzaal. De eerste verdieping deed dienst als opslagruimte en de bovenste etage was kapel.
Daar heb ik mijn toog ontvangen. We noemden dat gebouw het juvenaat. Dit laatste gebouw staat er nog en wordt door de zusters Trappistinnen gebruikt als winkel. In de loop van de jaren hebben de broeders veel bijgebouwd, ook een prachtige kapel, waar we later elke dag de kerkdienst hielden. Daar heb ik mijn eeuwige eed afgelegd samen met Anton Gerardts en
In april 1953 ben ik naar het broederhuis in Arnhem gegaan. De rector van het Broederhuis was Fr. Hegge en de prefect 4
Fons Borgman. Maar eerst even enkele voorvallen die ik in de zeven jaar meegemaakt heb toen ik in het broederhuis woonde. Ik was nog maar kort in de opleiding in het broederhuis toen op een avond de nieuwe broeders in de keuken en in de eetzaal moesten helpen. Enkele dagen later riep de kok, Broeder Venantius (Arnold Roozendaal), mij. Hij vertelde me
we werden niet ontslagen. Op een andere dag, toen ik pas in de keuken werkte, hadden we bezoekers. Ik ging met een groot dienblad met serviesgoed naar de bezoekerskamer toe. De keuken bevond zich nog in het juvenaat. Toen ik dus het hoofdgebouw in liep, kwamen de
broeders net uit de kapel. Ik werd zodoende even afgeleid. Ik liet het dienblad vallen en al het serviesgoed was kapot. Ik stond daar met een rood gezicht. Voor mij was dat een heel nare ervaring. In de oude vastentijd waren we allen, fathers en broeders, heel blij als we de lezing hoorden van Susanna die in de vijver een bad nam. We wisten dan dat het einde van de vastentijd in zicht kwam. Op Paaszaterdag luisterden we allen om twaalf uur ’s middags naar de radio. Dan werden de klokken geluid en het Ave Maria van Mozart werd gespeeld. Ik herinner me dat Father Hegge en Broeder Pius van de Sande hun hoofd om de deur van de keuken staken. Ze waren blij als kinderen. Ze mochten een stuk ham of ander vlees aan de vleesmolen afsnijden. We waren allen zo blij dat de vasten voorbij was. Het was een tijd van moeilijke regels. Velen gingen er gebukt onder. Dus je kunt je nu wel indenken hoe blij we waren om de klokken en het alleluja weer te horen.
dat ik volledig in de keuken zou komen werken. Zo is een heel ander leven voor mij begonnen. Het was geweldig wennen om elke dag maar binnenshuis te zijn, vooral omdat ik in Leusden gewend geweest was buiten op de boerderij te werken. Toch was ik blij om kok te worden. Wij, de vier broeders in de keuken, hadden een heel ander leven en andere regels dan de rest van de broeders . Op een dag slachtten we een varken. We maakten bloedworst. De worst moest eerst een paar uur gekookt worden en dan een paar dagen worden opgehangen. Maar het wilde dat er een paar worsten openbarstten. Om de worsten te redden, hebben we voor het avondeten de worsten met aardappelen vermengd en dus stamppot gemaakt. Iedereen heeft er lekker van gesmuld. Wij in de keuken aten er niet van. Maar de volgende morgen kwam bijna niemand in de kapel opdagen. En zij die er waren, renden af en toe de kapel uit. Dus iedereen was aan de diarree. Wij in de keuken voelden ons beroerd, want de andere broeders maakten ons uit voor moordenaars. Maar
Op het eind van de zeven jaar mocht ik voor een half jaar naar Mill Hill, Engeland. Ik kwam in Londen aan in december 1959. We waren daar met een grote groep broeders die het huis moesten verbouwen. Bijna alle broeders waren Nederlanders. We spraken dus altijd Nederlands onder elkaar. We mochten geen contact met de fathers en de zusters hebben. Dus we leerden praktisch geen Engels. Op 15 juni 1960 keerde ik weer terug in het 5
In een restaurant Een bejaard echtpaar bestelt in een bekend restaurant één hamburger, één portie friet en één drankje. De bejaarde man pakt de hamburger uit en snijdt die keurig in tweeën. De helft geeft hij aan zijn vrouw. Hij telt de frietjes en geeft ook daarvan de helft aan zijn vrouw. Ook het drankje wordt keurig gedeeld. De man begint te eten en laat het zich lekker smaken. Zijn vrouw neemt af en toe een slokje terwijl zij haar man observeert. De gasten in het restaurant beginnen te smoezen en vinden het allemaal maar raar. Onze edelmoedige Theo Beemster staat op en spreekt de man aan en zegt: ‘Zou u misschien nog zo’n maaltijd willen hebben? Dan bestel ik die voor u.’ Maar de man zegt: ‘Nee, hoor, het is goed zo. Wij zijn gewend alles met elkaar te delen.’ Theo gaat weer zitten. De man eet verder. Zijn vrouw kijkt toe en gaat door met slechts af en toe een slokje van haar drankje te nemen. Theo kan het niet langer uitzweten en gaat nu naar de dame toe en vraagt haar of ze echt niet een volle maaltijd wil hebben. ‘Nee, hoor’, zegt ook zij, ‘we zijn eenmaal gewend alles te delen.’ Theo gaat weer terug naar zijn tafeltje. Als de man zijn maaltijd op heeft en met zijn servet zijn mond en lippen afveegt, gaat Theo nogmaals naar hun tafeltje toe en vraagt aan de dame. ‘Neem me niet kwalijk. U lijkt maar te wachten. Mag ik u vragen waar u op wacht?’ ‘Ja, hoor’, zegt de dame, ‘ik wacht op ons gebit!’
Benoemd voor Kongo Op 10 juli 1960 ben ik gewijd, tien dagen na de onafhankelijkheidsverklaring van Kongo. De pater die onze zevendaagse retraite predikte ter voorbereiding op onze wijding, zei dat we maar goed moesten bidden voor de Kongo en voor hen die daar naartoe benoemd zouden worden. Er waren daar namelijk overal onlusten uitgebroken. Ik heb dat toen plichtmatig en niets vermoedend gedaan. Na mijn wijding en na de bekendmaking van onze benoemingen, trof ik even later mijn zus aan onder het aanplakbord. Zij was in tranen. ‘Jij gaat naar de Kongo. Maar we hebben gehoord dat het daar helemaal niet pluis is. Missionarissen zijn dat land uit gevlucht.’ Opeens was de hele familie bedrukt. Maar het liep zo’n vaart niet. Ik moest eerst in Antwerpen een cursus volgen om in Kongo erkend les te geven. Ik slaagde daarvoor na twee jaar, maar kende nog geen Frans. In Jambes bij Namen volgde ik bij de Paters Scheutisten samen met hun studenten de theologie cursus. Zij kregen namelijk alle lessen in het Frans. Zo pikte ik wat Frans op. Op 11 januari 1963 vloog ik naar Kongo samen met bisschop van Kester, de bisschop van 6
Basankusu. Hij had net deelgenomen aan de eerste zitting van het tweede Vaticaans Concilie. Toen we in Brussel opstegen, voelde ik mijn maag al. We daalden alweer in Geneve. Toen begon mijn maag echt op te spelen. Even later weer hup de lucht in. Dat werd voor mijn maag te veel. Ik moest overgeven. Er kwam zelfs wat vuiligheid op de witte toog van de bisschop terecht. Een mooi begin! Maar ik kon het later altijd goed met hem vinden. De stewardess gaf de bisschop een andere plaats, zodat ik languit op de bank kon liggen. Zo lag ik daar tot Léopoldville aan toe. ’s Morgens vroeg kwamen we op de procuur aan. Na het middagdutje trok ik voor het eerst mijn witte toog aan. Zo liep ik de stad in. Overal zeiden de mensen vriendelijk: ‘Mbote, Sango.’ Het klonk als: goede middag! Toen ik een oud vrouwtje tegenkwam die dat ook zei, antwoordde ik haar ook met ‘Mbote, Sango. Ze keek me aan alsof ik gek was. En terecht, want ‘mbote, sango’ betekent ‘dag, pater.’ De volgende morgen vlogen we verder naar Basankusu. Na het eten en het middagdutje, zei de bisschop: ‘Je gaat voorlopig maar naar Bokakata om op de kweekschool les te geven. (Dat ‘voorlopig’ zou achttien jaar lang worden). Maar kom eerst even mee naar de kapel om de anti-modernistische eed af te leggen.’ Ik vroeg me af of ik soms een verdacht type was. Die middag bracht Frans de Vrught, onze Mill Hill overste en pastoor van Bokakata, mij door naar mijn bestemming. Plots stond ergens een auto midden op de weg door het oerwoud. Op de motorkap lagen paperassen uitgespreid. ‘Ja,’ zei Frans, ‘ze zijn de salarissen van de onderwijzers aan het uitbetalen. Wel zes maanden te laat.’ Zo ging dat toen al in Kongo. Zonder moeilijkheden kwamen we in Bokakata aan. Cas Sommeling en Jaap Kroon zaten op de veranda van de missie een kopje koffie te drinken. In het donker reed ik met hen mee naar de kweekschool. De volgende morgen kreeg ik van Cas een stapeltje boeken en het lesrooster. ‘Je kunt alvast beginnen om je lessen voor te bereiden.’ Anderhalf jaar later kwam men vanuit Basankusu ons roepen om geëvacueerd te worden. Ik voelde me als een herder die zijn schapen in de steek liet.
Ben Jorna.
Een man mailt het volgende naar zijn vriend: ”In onze buurt is altijd om de andere dag een inbraak of een beroving. Ik was dat 7
MISSIONARIS OUDE STIJL In onze studententijd kwamen er dikwijls missionarissen die op verlof waren, praten over hun missie. Het waren uiteraard geen bedelpreken, maar wel vaak sterke verhalen, waardoor onze roeping versterkt werd. Wij werden zo aangewakkerd om ook naar die missiegebieden te gaan. De mooiste verhalen kwamen uit Kameroen. En dus kwam bij mij het verlangen naar boven ook ooit naar Kameroen benoemd te worden. Uit de verhalen van die missionarissen kon ik wel opmaken dat het er tamelijk primitief was en niet gemakkelijk, vooral de medische verzorging stond er nog op een laag pitje.
meenemen aan kleding ? Uit verhalen van missionarissen in mijn studenten tijd had ik gehoord dat er weinig medische verzorging was en dat ziekenhuizen en polyklinieken wijd en zijd verspreid waren, maar zelden dichtbij. Dus besloot ik een kist vol te pakken met allerlei medicijnen zoals aspirine, zinkzalf, wonderolie, trekzalf, jodium, pleisters, verband, en noem maar op. Bepakt en bezakt vertrok ik in november 1958 per boot naar Kameroen. De bananenboot bracht me naar Victoria. Via Buea, Kumba, Mamfe en Bamenda ging het richting Babanki Tungo, waar ik benoemd was. Het was 10 dagen voor kerstmis.
Een uur na onze wijding in 1958 werd de hele klas naar boven geroepen om te verschijnen voor de generaal overste, die ons een benoeming zou geven. Er was geen sprake van overleg in die tijd. Namen en benoemingen werden afgeroepen, en ik hoorde: Father Stockmann naar het diocees Buea. Ik wist wel dat dit bisdom niet in China of Japan lag, want daar had Mill Hill geen missies. Maar welke missie het wel was ? Gelukkig stond Father Figl dicht bij mij. Hij merkte dat ik niet wist waarheen ik benoemd was. Hij zei: “Je treft het, je gaat naar hetzelfde gebied waar ik geweest ben”. Natuurlijk sprong ik een gat in de lucht, want mijn heimelijke verlangen was bewaarheid geworden: Ik was benoemd naar Kameroen.
De pastoor van de parochie, Father Nicholas Bilderbeek -- de mensen noemden hem Father Bill – vervoerde mij en later ook mijn bagage achter op zijn motorfiets over de laatste kilometers. Een ander voertuig kon de missiepost niet bereiken. Het eerste wat hij vroeg was: “ Heb je het geld voor de salarissen van de onderwijzers bij je ?” Ik kon hem blij maken, want in Bamenda had men mij het geld toevertrouwd. Father Bill begon met het uitbetalen van de onderwijzers. Daarna was er tijd voor nadere kennismaking. Het werd me al gauw duidelijk, dat naast sacramenten toedienen en catechismusles geven ook meer zakelijk werk aan mij zou worden toevertrouwd. Zo werd ik direct benoemd als manager van de tien lagere scholen binnen de parochie. Ik kreeg direct 2000 pond sterling om vier klaslokalen te bouwen in een grote buitenstatie. Maar het geestelijke bleef ook belangrijk: zo diende ik op kerstmis, 10 dagen na mijn aankomst, aan negenennegentig personen het doopsel toe ! Ik vond al heel gauw uit, dat een missionaris een manusje van alles moest zijn. Iemand moet gezien hebben dat een van mijn kisten vol met medicijnen zat. Zo gebeurde het – toen ik daar een paar maanden was en het Pidgin English wat machtig begon te worden -- dat mensen naar mij toekwamen met hun steenpuisten,
Na alle festiviteiten rond mijn eerste Heilige Mis kwamen de vragen. Wat moet je als jong missionaris zoal meenemen naar een gebied en een volk, dat je nog totaal vreemd is ? Een missiekruis had ik uiteraard al, maar daar ging het niet om. Wat moet je 8
wormen, huidziektes en afschuwelijke tropische wonden enz. enz. De inhoud van mijn
van de schrik het kind ter wereld kwam. Helaas was het dood. Het duurde uiteraard een tijdje voor de vrouwen die ik naar buiten gestuurd
medicijnenkist kwam toen uitstekend van pas. En ik kreeg de naam van “wonderdokter”.
had, weer naar binnenkwamen. Ze gingen naar de vrouw en pakten het dode kindje op. Toen zei ik: ”Gaan jullie eindelijk eens zorgen voor het levende kind. Jullie hebben het nog niet eens gewassen.” Een paar vrouwen namen het levende kind om het te verzorgen. De andere vrouwen zeiden: “Kunt u de nageboorte er ook uit schreeuwen ?” “Dat zullen jullie zelf moeten doen zoals altijd.” Toen kwam er een oudere man naar binnen met in zijn handen wat wel leek op wat bladeren. Die wreef hij tussen zijn handen fijn, en stopte dat spul in de mond van de vrouw. En prompt kwam de nageboorte er uit.
Toen ik een klein jaar in Kameroen was, ging Father Bill op vakantie naar Nederland. Ik was voor 9 maanden de enige priester in de parochie. Dan sta je er echt alleen voor. Zo gebeurde het dat er op een goede avond op mijn deur geklopt werd. Of de wonderdokter vlug wou komen. Een vrouw die met een takkenbos op haar rug op weg was van haar stukje land naar haar huis, was langs het pad van een kind bevallen. Ze hadden haar een hutje ingedragen daar vlak bij, en toen bleek dat er een tweede baby op komst was. Nu, drie uur later was de baby nog niet geboren. Kom, asjeblieft, kom gauw ! Ik ging op pad met een stallantaarn. Onderweg bad ik tot de Heilige Geest om mij te laten zien hoe een vroedvrouw onder deze omstandigheden te werk zou gaan.
Kort daarna ben ik teruggelopen naar de pastorie. Ik vond dat de wonderdokter wel een pilsje verdiend had. Wat smaakte dat heerlijk ! Ik kan me niet herinneren, dat ik de vrouw en haar baby ooit weer gezien heb. Ze hoorde blijkbaar niet tot de katholieke gemeenschap, en kwam wellicht van een dorp dat ver weg lag, waar ze misschien haar dode kindje wilde begraven. Wie weet ? Maar als je zoiets meemaakt als jong missionaris, blijft dat altijd in je geheugen leven. Dat wilde ik met u delen, ik de kersverse missionaris van toen, en ook de missionaris oude stijl.
Aangekomen bij het hutje dat eigenlijk het keukentje was, vond ik dat vol vrouwen en vol rook. Er hing een ondraaglijke stank. Het eerste wat ik deed was de vrouwen naar buiten sturen. Door hun haastige spoed namen ze ook veel van de rook en veel van de stank mee. Ik ging naar binnen, en bij het zwakke licht van mijn stallantaarn, de enige lichtbron, zag ik de vrouw liggen. Ze zag er doodmoe uit en leek wel buiten kennis. Ik boog me over haar gezicht om haar beter te kunnen zien. Waarom ik toen deed wat ik deed, weet ik niet, maar ik ben er toch wel bijna zeker van dat het een ingeving van de Heilige Geest was. Die had ik onderweg immers aangeroepen. Met mijn gezicht vlak boven haar gezicht, in het zwakke schijnsel van de stallantaarn, gaf ik een luide brul. Zo luid dat ik er zelf van schrok en de vrouw ook. Zij schrok zo verschrikkelijk van die schreeuw, en van het zien van een vreemd wit gezicht zo vlak boven haar hoofd, dat
Huub Stockmann
De postbodes staken. Ze willen zien wat er uit de bus komt. Jarig zijn is gezond. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen die meer verjaardagen vieren, langer leven. Als je snel wilt lopen, loop dan alleen; wil je ver lopen, loop dan samen met 9
Hulde aan de koster Soms staan we helemaal niet stil bij de diensten die bepaalde mensen in onze gemeenschap verlenen. Zij doen hun werk zonder enige ophef. Ze gaan gewoon met hun hulpverlening door. Eén van die mensen is onze koster, Leo Melchers. Hij bereidt alle vieringen in onze kapel voor, zorgt voor het aansteken van lampen, kaarsen en geluidsinstallatie. Ook brengt hij de communie rond voor zieken en gezonden. Hij is er altijd, zodat de vieringen, wat hem betreft, smetteloos verlopen. Hulde daarom aan onze koster, Leo Melchers!
Maria in het bos: Bijna alle dagen liep de Oosterbeekse een ochtendrondje door ons bos. Vaak kwam ze even mijn vogeltjes bewonderen en dan liep ze weer door. Ik had haar man een keer uitgebreid gesproken op de stoelen bij de volière. Daarna was het een hele tijd stil. Op een dag stopte een auto op de parkeerplaats vlak bij m’n volière. Ik besteedde er geen aandacht aan. Ik liep richting Maria. Een man haalde me in. Ik zag dat hij de man was van de Oosterbeekse. Hij zei dat zijn vrouw zeer ernstig ziek was. Ik zei: ‘Ja, ik heb haar al een tijd niet gezien.’ Toen we bij Maria aankwamen, vroeg hij om stilte, want, zo zei hij, ‘ik moet contact zoeken met hierboven. Anders gaat het niet goed.’ De hele winter ging voorbij. Enkele dagen geleden stond ineens de Oosterbeekse met tranen in haar ogen voor me in levende lijve. ‘Ja’, zei ze, ‘ik ben een half jaar zeer ziek geweest. Maar ik ben er weer.’ Zal het Maria geweest zijn die haar er door gesleurd heeft? Piet Korse
Wist U dat:
Marjo in onze keuken de lekkerste oliebollen en frites van heel Oosterbeek bakt?
op 16 maart het eerste koppeltje kwikstaartjes op Vrijland gesignaleerd werd?
iemand het apart ingezamelde plastic toch weer geregeld in de grote container stopt?
de naam Natasja cadeautje van God betekent net als Theodora en Donata?
de gemeente Renkum Piet Korse en vier anderen op 23 maart in het zonnetje gezet heeft voor het opruimen van zwerfvuil langs gemeentewegen?
Cor Schilder zwerfvuil op een grootschalige manier aanpakt , in zijn aanhangkarretje stopt en vervolgens afvoert?
Christa en Ted voor ons een kaarsje in Lourdes op gaan steken?
volgens Huub Stockmann een harteloos iemand nooit hartproblemen heeft?
10
Nico Konings schrijft verder over:
PERIODE VAN BEZETTING MEI 1940 2. Tilburg en Aldenghoor.
hebben we een herfststorm. De rector komt naar de kapel voor de meditatie en zegt: ‘Vannacht is er een erge storm over ons huis geraasd, want de Duitsers hebben ons huis geconfisqueerd om er een kazerne van te maken. Vandaag al moeten we onze koffers pakken en gaat ieder per trein naar huis’. Zodoende gaan we bepakt en bezakt lopende naar het station en trachten we over de boomstammen te klimmen, die dwars over de weg liggen. Toch voelen wij ons na die 2 maanden in Tilburg al thuis. Maar thuisgekomen leren we dat nog veel meer artikelen op de bon zijn geraakt. Het bonnensysteem was in Nederland al in 1939 ingevoerd en werd geleid door ambtenaren. Tijdens de bezetting blijven zij verantwoordelijk opdat de bevolking voldoende eten zou krijgen. De geschiedschrijvers beschreven dat vanaf mei 1940 tot september 1944 er beslist geen honger werd geleden, ofschoon de maaltijd geen vetpot was. Over deze Hongerwinter zal ik later schrijven. Tijdens de bezetting gaan de meeste etenswaren naar Duitsland. Daardoor gaan elk jaar weer andere artikelen op de bon, netjes geregeld door Nederlandse ambtenaren. In 1940 betreft dat brood, koffie en thee. In september 1941 gaan boter, vet, maïzena, vlees en kaas ook op de bon. Wij krijgen voedsel toegereikt via het bonnensysteem: bonnen voor brood en rijst, voor suiker en snoep, voor aardappelen en zelfs
Na eerst bijna vier jaar in het missiehuis van Hoorn doorgebracht te hebben, ga ik eindelijk begin september 1940 met de trein naar Tilburg, vol verwachting hoe we daar zouden worden ontvangen. Onze rector is F. Vlasveld en zijn assistent (de toezichthouder) Father Jaap Zuidervliet. De studenten van Tilburg noemen ons ‘mensen van boven de rivieren’ alsof we van een andere planeet zijn en neerkijken op het zuiden. Daarom organiseren we voetbalwedstrijden tussen noord en zuid, waardoor de onderlinge verhouding heel wat beter wordt. De rector wil ons als volhardende missionarissen opleiden. In de koudere maanden mogen we geen sjaal omdoen of een jasje aantrekken. Mooie voorbereiding op de tropen! Op de cour staat een rij WC ’s met open latrines waar veel van de studenten stiekem een sigaretje roken. De surveillant is zeer streng. Hij controleert of wij op tijd opstaan en naar de klas gaan. Hij gebruikt een kijkraampje boven achterin de zaal. Bovendien houdt hij in de gaten of wij wel alles schoon houden. Wij moeten zelf onze nachtspiegel en wasbak ledigen en ook schoonhouden. Als de toezichthouder ziet dat er nog enige vuile plekjes in zitten, trekt hij met een aannemers potlood er grote zwarte strepen in. Hij weet dan zeker dat, als we die eruit poetsen, ook het vuil weg is. Als wij gaan wandelen, moeten we, net zoals in Hoorn, altijd in één groep onder leiding van een leraar samen lopen. We vinden dit wel leuk, want in het zuiden lopen we tussen de knollenvelden in. Zo nu en dan schieten we in zo’n veld om wat knolletjes te pikken. We zijn net een beetje aan dit andere leven gewend, als we het verschrikkelijke nieuws horen dat de Duitsers het missiehuis willen inpikken. In de nacht van 31 oktober en 1 november 11
Intussen krijgen wij een bericht dat we pas in januari 1941 naar Aldenghoor in Haelen moeten gaan. Er rijden nog weinig treinen. Maar gelukkig moet de trein naar Roermond die dag in Haelen wachten. We kunnen daar uitstappen en zo met onze koffers en kisten over de rails het missiehuis bereiken. Daar worden we met open armen ontvangen. Ze hadden ons ook gevraagd om dekens in onze kisten mee te brengen. ’s Avonds voor het eten komt de rector naar de refter en gaat daar midden in de refter op het spreekgestoelte staan. Hij vraagt dat allen van wie de kist met dekens nog niet aangekomen is om hun naam op te geven. Wanneer hij mijn naam roept, zeg ik heel beleefd: ‘Nico Konings, Father’. Dan zegt hij: ‘Ik heb je niet goed verstaan’ en ik antwoord goed articulerend: ‘Nico… Konings… Father’ met als gevolg dat alle studenten in een lach uitbarsten. We zitten lekker aan ons avondeten, als er plotseling iemand achter mij staat en tegen mij zegt: ‘Als je maar niet denkt dat wij je nodig hebben. Je kunt anders zo weer vertrekken’. Als ik omkijk zie ik dat het de rector is. In mijn volgende schrijven wil ik verder gaan hoe het allemaal is afgelopen, en hoe iedereen heel blij was zoals we daar werden behandeld door de lerarenstaf. Nico Konings.
Hoe kom je van de hik af? Hier volgen een aantal huismiddeltjes: Houd je adem zo lang mogelijk in of adem snel in en uit. Adem in een papieren zak. De uitgeademde lucht bevat meer koolzuur dan normale lucht. Zuig tien tot vijftien minuten op een ijsje. Zuig op een stukje citroen. Laat een lepel suiker smelten in je mond en slik het door. Neem een lepel suiker en slik drie keer. Drink 10 slokken water achter elkaar zonder adem te halen. Laat iemand je pink vasthouden. Drink kleine slokjes thee met suiker. Laat iemand anders je aan het schrikken brengen. Of reciteer een van de volgende versjes: In Westfriesland zeggen ze het volgende versje op, indien mogelijk in één adem en mogelijkerwijs enkele malen herhalen. Ik heb de hik, ik heb de sprik, ik heb de sprouw, ik geef hem aan jou, ik geef hem aan de kat ik heb ‘m nooit meer had’ In Twente: Ik heb de hik, ik heb de slik, ik heb ze nu, ik heb ze dan, ik geef ze aan een anderman die de hik wel dragen kan (heel vlug en drie keer reciteren). 12
De Joodse stropdassen verkoper. Een Taliban terrorist was op de vlucht. Hij stierf van de dorst. Terwijl hij zo door de Afghaanse woestijn ploeterde, zag hij tenslotte toch iets in de verte. Hopende daar water te vinden, maakte hij haast om bij de luchtspiegeling te geraken. Hij vond daar een armzalig marktstalletje van een oude Jood die stropdassen verkocht. De Taliban terrorist vroeg hem: ‘Heb je wat water voor me?’ De Jood antwoordde hem: ‘Nee, ik heb geen water. Maar wil je soms een stropdas kopen? Voor vijf dollar ben je de man!’ De taliban man werd hysterisch en schreeuwde het uit: ’Jij, idiote ongelovige! Ik heb helemaal jouw dure westerse versiering niet nodig. Ik spuug op je stropdassen. Ik heb water nodig!’ ‘Neem me niet kwalijk, ik heb geen water, alleen maar stropdassen, van zijde nog wel, en dat voor vijf dollar.’ ‘Verrek jij met je stropdassen! Ik zou er eigenlijk eentje om je pezige nek moeten binden en je ermee verstikken. Maar ik moet mijn energie bewaren om water te zoeken.’ ‘Goed’, zei de Jood, ‘het geeft niets dat je geen stropdas van me wilt kopen, of dat je me haat, me bedreigt of me voor ongelovige uitscheldt. Ik zal je aantonen dat ik edelmoediger ben dan jij. Als je twee kilometer verder over die heuvel doorloopt naar het oosten, zul je een restaurant vinden. Het heeft heerlijk eten en net zoveel koud water als je maar kunt drinken. Ga in vrede!’ Na hem nog een keer vervloekt te hebben, stapte de wanhopige Taliban op en verdween over de heuvel. Na enkele uren kwam de Taliban man weer terug gestrompeld, op sterven na dood. Hij kon nog net zeggen: ‘Ze laten me niet binnen zonder stropdas!’
Het opa en oma verschijnsel ‘Oma’s
zijn eigenlijk oudere kleine meisjes,’ vond het grietje eigenwijs. Met oma aan de hand trok ze het goede mensje naar alle mooie dingen waarvan ze vond dat: of oma dat beslist moest zien, of, ingeval die dingen lekker waren, ze er één van mocht van oma.. Want, moet je weten, bij een echte oma of opa mag je altijd meer dan je thuis mag. Grootouders staan ergens boven de wetten die thuis voor kleine kinderen gelden. Zo mag je vaak langer opblijven, mag je ergens mee naartoe en mag je soms zeggen wat je graag lust voor het eten. Dat is zo, denk ik, niet alleen omdat grootouders meer tijd hebben dan vader en moeder met hun drukke bezigheden, maar ook omdat grootouders misschien in hun kleinkinderen weerspiegeld zien waarin zij vroeger hun eigen kinderen tekortdeden. Dan zijn ze, bewust of onbewust, bezig aan een soort compensatie voor wat er vroeger bij inschoot. Goed beschouwd zijn grootouders een wonderlijke aanvulling op het opvoedmilieu. Met liefde en begrip voor wat zij zien als de mooiste en liefste kinderen ter wereld, zetten zij, zonder de ouders tekort te doen, dingen recht die anders misschien scheef bleven staan. Zij vullen lacunes op die anders openbleven. Zij geven een bijna onmisbaar inzicht over vroeger ‘toen je vader/moeder nog klein was!’ Eigenlijk zijn grootouders een beetje zoals God: ze zijn altijd aanspreekbaar, hebben altijd tijd en zijn verguld als er een beroep op hen gedaan wordt. Bij hen is je geheim veilig en mag je ervan uitgaan dat het allemaal in orde komt. Geen wonder dat de bijbel (Daniël 7) God ziet als de ‘oudere van dagen die alles recht zet.’ En zo zou ik Hem willen zien. Jaap van Bleisem 13
Aandacht Op zekere dag kreeg meester Nan-in bezoek van Tenno die na zijn leertijd ook meester was geworden. Er werd regen verwacht en daarom droeg Tenno klompen en had hij een paraplu bij zich. Na de begroeting zei Nan-in: ‘Ik neem aan dat je je klompen in de hal hebt gelaten. Ik zou graag willen weten of je de paraplu links of rechts van je klompen hebt neergezet?’ Daarop kon de in de war gebrachte Tenno zo gauw geen antwoord geven. Hij moest toegeven dat hij nog niet in staat was iedere minuut zijn Zen vast te houden. Hij werd opnieuw leerling en leerde nog zes jaar bij Nan-in om beter te leren het ‘Zen-van-iedereminuut te beoefenen.’ In Zen gaat het om iedere minuut. Pater Lassalle keek in het voorbijgaan naar de schoenen van de deelnemers, die buiten de meditatieruimte in lange rijen waren neergezet. Daaraan kon hij de aandacht van de mensen aflezen, of ze er goed in zaten of nog niet doorhadden dat het netjes neerzetten van de schoenen ermee te maken kon hebben. De aandacht van het mediteren moet steeds worden meegenomen. Voor het dagelijkse leven kun je heel wat oefeningen praktiseren: - Wijd je steeds met je hele hart en volkomen aandacht aan wat je nu moet of wilt doen. Volkomen aandacht wil zeggen: onverdeelde aandacht, zodat de eenheid-van-geest bewaard blijft. Aandacht is niet hetzelfde als erbij denken. Aandacht is juist stilstaand denken, aandacht is eerder: liefdevol kijken, er helemaal zijn. - Spring daarbij over je ‘ik’ heen. Het ‘ik’ is voor de psyché wat het instinct is voor het lichaam. Het uit zich in gevoelens van voorkeur of tegenzin, sympathie of antipathie. ‘Daar moet je overheen springen’ zei Lassalle dan. Het gekke is dat dan de voorkeur of de tegenzin verdwijnt: elk werk wordt gelijkwaardig. De hekel aan de afwas verdwijnt, waardoor de onnozele afwas boven de ik-dimensie wordt uitgetild en even belangrijk wordt als welk groot werk dan ook. Confucius zei al: ‘De morele groei, de morele grootheid van de mens is niet gelegen in het realiseren van grote daden of dingen. Zij hangt af van de wijze waarop de mens zijn dagelijkse werk verricht.’ Elisabeth Dinnissen (uit Wegen naar Helende Aandacht
Mijn tweede periode (1956-1964) in Kenia Aan het begin van mijn tweede periode ging ik niet meteen naar Mukumu, maar naar Asumbi in het land van de Luo’s. Ik nam daar waar voor Father Brouwer die met verlof was. Ik woonde er samen met Father Tinus (Marinus) van den Bosch. Ik hield me voornamelijk bezig met het toezicht houden op scholen. Toen Father Brouwer van verlof terugkwam, kon ik naar Mukumu waar Father Keegan nog steeds pastoor was. De parochie breidde zich flink uit. Einde 1958 was het nodig om na Shikoti opnieuw een parochie af te splitsen: deze keer Shibuye. Ik
was toen niet te jong meer en werd er benoemd tot de eerste pastoor. Maar ik zat er wel alleen. Shibuye (1959-1964): Het was in Shibuye echt van voren af aan beginnen. Ik woonde in het begin in een van de klaslokalen van de lagere school waarvan een deel ook als kapel dienst deed. Omdat deze ruimte veel te klein was, waren de missen op de veranda van de school. Iedereen die de mis wilde bijwonen, zelfs mr. 14
Ormis-
oktober 1961. Bij zo’n ingrijpend bericht staat de tijd even stil. Herinneringen aan de tijd dat je thuis in het gezin leefde, komen vanzelf weer naar boven. Ik herdacht mijn vader in mijn gebeden. Hij was thuis en in de gemeenschap waarin hij leefde, een bijzondere man geweest.
ton, een boswachter die oorspronkelijk uit Engeland kwam, moest met vrouw en kinderen buiten op het grasveld zitten. Ik begon er met het bouwen van een klein
Het waren spannende tijden voor Kenia want het Engelse koloniale tijdperk liep ten einde. Op 12 december 1963 werd het land onafhankelijk. Dit bracht meteen ook verandering mee in onze situatie in het onderwijs. Tot dan toe waren de missionarissen en zendelingen de managers van de door hen gestichte scholen. Omdat de regering meer grip op het onderwijs wilde hebben, werden in onze plaats ambtenaren aangesteld als de managers. Wij mochten als sponsor optreden. Wel wisten we te bedingen dat we het recht behielden om in de katholieke scholen Gezondheidswerker Violet van Shibuye
te bepalen dat het hoofd van de school katholiek moest zijn. Eindelijk kreeg ik een assistent: Father Fons Rutten. Hij was vlak voor zijn komst priester gewijd. Ik was er blij mee en ook een beetje opgelucht. Er was in de tijd dat ik alleen zat, al twee keer ingebroken. Ik had de boeven wel weten te verjagen door vanuit het gedeelte waar ik sliep, een geweldige schreeuw te geven. Maar of dat een derde keer weer zou lukken was nog maar de vraag. Bij het bouwen van de kerk werden we geholpen door een Duitse leraar van de lokale technische school die voor ons een bouwtekening maakte. We begonnen met het graven van sleuven voor de fundamenten. Stenen werden door de parochianen aangedragen. Natuursteen was overal te vinden. Als ze zondags naar de kerk kwamen, brachten ze stenen mee die ze in de week verzameld hadden. Het was inmiddels 1964. Ik mocht voor de tweede keer met verlof. Mijn opvolger was Father Alwin Meijer, die op zijn beurt opgevolgd zou worden door Father Arie Linsen, die vele jaren in Shibuye werkzaam zou blijven.
huisje, waarin ik eind februari 1959 kon gaan wonen.
Uit Nederland kreeg ik te horen dat het met de gezondheid van mijn vader niet goed ging. Hij moest in april een zware darmoperatie ondergaan. Twee jaar later moest hij opnieuw in het ziekenhuis worden opgenomen. De behandeling had deze keer geen resultaat. Hij overleed op dinsdag 3
2de verlof (1964-1965)
15
Tante’s Testament Lieve nichten, lieve neven, Dit is tante’s testament. Tante kan niet eeuwig leven. Ook aan tante komt een end.
Thans vermaak ik aan neef Arie Die zo van Mozart houdt Mijn bekroonde kunstkanarie Met een pakje havermout.
Nooit kon mij een man behagen, Nooit werd mij wat raars gevraagd. Daarom sterf ik zonder klagen, Als een hoogbejaarde maagd.
Dominee schenk ik mijn poesjes Met hun mandje en hun bak Voor die twee gestreepte snoetjes Had hij allang een zwak.
Om het afscheid te verlichten Laat ik als gedachtenis Aan mijn neven en mijn nichten Alles wat hun dierbaar is.
Aan mijn nichtje Mietekeetje Laat ik al mijn valse haar, Mijn gescheurde dejeunertje, Want dat kreeg ik zo van haar.
Heel mijn leven was ik gierig. Dikwijls at ik korstjes brood. Zo te leven is plezierig Want dan ga je schatrijk dood.
Aan mijn meid met grijze haren Die samen met mij heeft geleefd Schenk ik wat zij al die jaren Uit mijn huis gestolen heeft.
Voor mijn neef, de apotheker, Zijn de restjes medicijn, Want die drankjes zullen zeker Na mijn dood hem nuttig zijn.
Iedereen heeft nu het zijne. Iedereen is ruim bedacht. Tante kan gerust verdwijnen. Tante heeft haar taak volbracht.
Laat zijn vrouw zich daaraan laven. Ik gun haar die restjes graag, Want haar tante wordt begraven Met een gans bedorven maag.
Doch mijn geld heb ik vergeten. Och, wat maal ik om dat slijk: Mijn familie heeft te eten. Ik maak er dus de kerk mee rijk.
************** ++++++++++ *************** +++++++++++ **************
Het loopt de zeegaten uit. De meeste computerfouten komen voor tussen het toetsenbord en de leuning van de stoel. Alleen een kluns struikelt over draadloos internet. Op de digitale snelweg kun je ook verongelukken. Beter een muisarm dan een apenstaartje. Hij werpt de handschoen in de ring.
16
Theo Beemster vertelt verder over zijn gevangenschap. Een van de volgende dagen kwam Jan Appelman weer bij mij op bezoek. Hij wilde blijkbaar zien of alle spullen goed aangekomen waren. Maar zijn bezoek was deze keer meer geestelijk. Hij had alles bij zich wat nodig was om Mis te lezen. Daar heb je niet veel voor nodig. Eigenlijk alleen brood en wijn. Maar hij had ook een gebedenboekje meegebracht.
benedenverdieping, en via de trappen naar het kantoor van de commissaris, zo vertelde hij me later, tot boven in het stadhuis ! Natuurlijk mocht iedereen te communie gaan, oecumene van de eerste orde. Het was alles zeer indrukwekkend van het begin tot het einde. Voor de mannen misschien nog wel meer dan voor mij. Ook de mevrouw uit Nairobi mocht zich voor dat uurtje aansluiten bij de mannen. Mag ik nog een keer zeggen, dat ik die dagen meer priester was dan ik ooit geweest was en misschien
We zaten naast elkaar op de rand van het bed. Jan was de voorganger, ik concelebreerde. Heel intiem, heel indrukwekkend. Het was misschien wel de kortste mis die ik ooit heb “meegemaakt”. Maar misschien ook wel de allermooiste ! Jan had genoeg hosties en wijn meegenomen om nog een paar keer een viering te kunnen doen als het mogelijk was. Die gelegenheid kwam op zondag 3 juni, feest van de martelaren van Oeganda, in Oeganda een nationale feestdag. Ik ging nogal eens op bezoek in de mannen cel om met de gearresteerden te praten, tien tot vijftien man ongeveer. Ik stelde voor dat ik op de feestdag de heilige mis zou opdragen bij hen in de cel. Ze waren direct enthousiast. Voor 3 juni maakten ze de cel grondig schoon en zetten al hun spullen netjes aan de kant. Een tafel werd naar binnengebracht. Hosties en wijn en het gebedenboekje had ik nog. Een afgedragen kleed dekte de tafel, of was het een sprei? Een drinkglas diende als kelk, en een schoteltje vormde een pateen voor de hosties. Men vroeg of er gelegenheid tot biechten was. Daartoe werd er een hoekje in de cel ingeruimd. Ik zat op de stoel van de balie. De mannen knielden naast me, de meesten leunden op mijn knieën. Ze wilden allemaal biechten. De protestanten vroegen of ze er ook aan deel mochten nemen. Natuurlijk, maar eerst een korte catechese over de betekenis van de biecht, en “hoe het moest”. Men zong bekende liederen uit het hoofd. De vaste gezangen waren van de achtste mis. Het klonk, denk ik, door de hele
nooit meer zal zijn ? Later die dag, of was het de volgende morgen, arriveerde er een Indiër. Aan alles was te merken dat hij doodzenuwachtig was. Zijn naam was P.J. Kotecha, zo lees ik in mijn visitors’ book. Hij was de man, die de leiding had gehad van de geldzaken in de grote suikerplantage in Kakira, dicht bij Jinja. Net als bijna alle Indiërs waren de eigenaren van de plantage, de Madvahni familie, Oeganda uitgezet. Het bedrijf was in Afrikaanse handen gekomen, maar ze hadden de heer Kotecha gevraagd achter te blijven om de geldzaken te blijven regelen. Een tijdje geleden had hij zijn kans schoon gezien heel wat geld te sturen naar zijn verdreven familieleden en zakenrelaties, die nu in Engeland verbleven. Maar een tweede poging was hem noodlottig geworden. Hij werd gearresteerd en wachtte nu zijn lot af. Op maandagmorgen wist hij twee politiemannen te overtuigen om aan de 17
commissaris permissie te vragen hem naar zijn huis in Jinja te mogen begeleiden. Een uur of wat later kwam hij weer terug nog net zo zenuwachtig als daarvoor. Gauw na zijn terugkeer gaf hij mij een envelop met geld, Amerikaanse dollars, hoeveel weet ik niet. Of ik kon zorgen dat voor dit geld een kerkje gebouwd kon worden? Ik stopte dat geld in het kussensloop op mijn bed.
alleen maar voor het feit dat ze de moeite namen bij mij op bezoek te gaan. Sr. Lucia, Nsambya convent, P.O. Box 7146, Kampala, Sister Mary Fisher, Paul Olowo, Central Police Station, P.O .Box 7064,Kampala, P.J Damani, P.O. Mittala Maria, Mawokola c/o Mpigi Sebastiano Felix Alimendo, Central Police Station.
De heer Kotecha werd nog diezelfde dag voor de rechtbank geleid. Hij werd veroordeeld om uitgezet te worden. Dat hoorde ik van mensen die langs het raam liepen en vaak even stil bleven staan voor een praatje. P.J. Kotecha heeft zijn naam in mijn visitors’ book geschreven op diezelfde dag, maandag 4 juni met als adres: 27 Newton Road, Sparkhill, Birmingham. U.K.
Op welke dag precies ik “naar boven “ geroepen werd om te horen wanneer ik Oeganda uitgezet zou worden, weet ik niet. De “Belgian acting consul”, - zo beschrijft Jean Cornil zichzelf in mijn visitors’ book -, is op maandag 4 juni bij mij op bezoek geweest. De handtekening van de heer Kotecha is gedateerd 4 juni. De handtekening van Fons Welsing staat op 5 juni. Ik denk dat ik na verschillende plichtplegingen en mijn “handtekening” vertrokken ben op woensdag 6 juni.
Op dinsdag 5 juni lees ik de handtekeningen van Father Alfons Welsing, pastoor in Amuria, en Paula Namakula, P. O. Box 20163. Fons zou Alfons Welsing niet zijn als hij het buitenkansje niet zou benutten om bij mij in de cel op bezoek te gaan en daarover later in zijn preken uitgebreid te vertellen. Ik zag dit als een goede gelegenheid om de dollar envelop kwijt te raken. De heer Kotecha had mij gewaarschuwd, dat er mogelijk enkele valse dollarbiljetten in de envelop konden zitten. Om zeker te zijn ging Fons dus na thuiskomst op bezoek bij zijn vriend de bankmanager van Barcleys in Soroti en niet rechtstreeks naar de bank. Het bleek dat ALLE dollarbiljetten vals waren. Wou de heer Kotecha ze graag kwijt om niet betrapt te worden ? Was hij naar Jinja gegaan enkel en alleen om dat valse geld uit de handen van de politie te houden, die zeker zijn huis zou doorzoeken ? Hij had mij grote moeilijkheden kunnen geven ! Dank je wel, Mr Kotecha. Dank je wel Fons Welsing !!! Er staan enkele namen in mijn visitors’ book van personen, waarvan ik mij niet herinner dat ze bij mij op bezoek geweest zijn. Maar ik vind dat hun namen hier wel opgeschreven moeten worden, al was het
Woordspelingen: Wil je nog een thee, muts? Nee, liever koffie, Dick. En graag met een heel klein beetje suiker, oom. Je drinkt je koffie verkeerd. Doe je dat expres? Karin, wat heb je toch een lekker bekje. Nou, je bent anders een beauty, Kees. Eet pa radijs?
18
TER KENNISNEMING!! Na opgravingen in de Russische bodem tot een diepte van 100 meter hebben Russische wetenschappers resten gevonden van koperdraden, met een geschatte leeftijd van zo'n 1000 jaar. De Russen hebben hieruit de conclusie getrokken dat hun voorouders reeds 1000 jaar geleden beschikten over een koper netwerk! Om niet achter te blijven zijn Amerikaanse wetenschappers ook hun bodem gaan afgraven, waarbij zij op een diepte van 200 meter resten van glasvezels aantroffen. Deze vezels bleken na onderzoek zo'n 2000 jaar oud te zijn, waaruit de Amerikanen concludeerden dat hun voorouders reeds 2000 jaar geleden al een zeer geavanceerd digitaal glasvezel netwerk in hun bezit hadden! En dat zo'n 1000 jaar voor de Russen... Éne weke loater hebt leu uut De Achterhoek 't volgende rapport publiseerd: Bie opgroavingen in de Achterhoekse bodem, tot op een diepte van 5000 meter, hebt wetenschappers totoal niks veunden. De leu uit de Achterhoek concludeert hieruut dat 5000 jaar geleen de Achterhoekers reeds beschikten over een droadloos netwerk!!!
God loopt tussen ons. God loopt tussen ons door als een mens, Een heel gewoon mens, of als twee mensen Met een windjek en warme laarzen als het sneeuwt Of met een hanenkam. Kijk maar… Hij is de moeder achter een kinderwagen. Hij ligt in de wagen als haar baby, En huppelt aan haar hand als een kleuter. In zijn mondhoek bungelt soms een sigaret. Hij zet een blikje bier aan de lippen En gooit het later leeg, in die prachtige Dommel Die uit zijn eigen hand voortkomt. God loopt als de pastoor met priesterboord Hij rijdt in een auto als de paus. Hij is de vrouw die demonstreert op een kerkplein. Hij ligt in een ziekenhuisbed en is de verpleegster Hij loopt met emmer en dweil in de gang. Hij is de directeur met de vette bonus, Hij is de oude man die het niet meer weet. Hij is de zwerver zonder huis en thuis, Want alle mensen zijn aangezicht van God. Maar ik kom God tegen en vrijwel nooit zeg ik: “Dag God, jij hier zomaar? Mooi weertje, he, of wat een hondenweer! Of hoe maak je het eigenlijk?” Naar Theresia Saers, in de Zelfkrant, december 2014. 19
Pardon Wanneer ik loop in Oldenzaal of Middelburg of Stadskanaal, dan komt er altijd iemand aan die vraagt: ‘Weet u de Lindenlaan?’ Zo iemand vraagt dat met een blik Vol blij vertrouwen. Dan zeg ik: ‘Pardon, ik ben hier zelf vreemd.’ En zo ontmoet ik alle dagen Figuren die maar blijven vragen: ‘Waar gaan wij heen met de cultuur En waarom is de jam zo duur? Is er nog hoop in deze tijd?’ Dan moet ik zeggen tot mijn spijt: ‘Pardon, ik ben hier zelf vreemd.’ ‘Komt er weer oorlog?’ vragen zij, ‘Komt er nog eens een tiende mei, En heeft het leven dan wel zin? Zo ja, waar zit die zin dan in?’ Waarop ik altijd treurig zeg: ‘Pardon, ik ben hier zelf vreemd. Maar om u heen zijn mensen zat Die altijd weten hoe en wat. Zij weten waar – in dit bestaan – De weg is naar de Lindenlaan. Annie M.G. Schmidt. Het gebroken beeld is gelijmd. Je ziet er geen barst van. De etaleur struikelde en viel in de prijzen. Een man maakt je eerst het hof en leid je dan om de tuin De cursus lassen voor beginners is afgelast Toen ik de prijs van de sla zag, kreeg ik een krop in mijn keel Van mensen die nooit wat geven, daar krijg ik wat van. Ze heeft dikke billen, maar ze zit er niet mee. Tip voor vakantiegangers: Span je niet in. Wat doen weekdieren in het weekend ? Beroepskeuzeadvies: Word bokser, meer kans op slagen. 20
Tekenen van de tijd Het is niet gemakkelijk om de werking van Gods Geest in de tegenwoordige tijd te onderkennen. Daarom beschouwen leiders van de katholieke kerk zoals ook leiders van andere kerken zich liever als bewaarders van een heilige overlevering. Zij beschouwen het als een hun Godgegeven-opdracht om de Schriften en de Overlevering door te geven zoals dat al eeuwenlang door hun voorgangers gedaan werd. Zo belijden en zingen we nog steeds de geloofsbelijdenis van Nicea (van het jaar 250), ook al snappen we het allemaal niet precies.
slechteriken maar de stilte van de goede mensen tegenover hen.’ Vele bisschoppen moeten beter geweten en anders gewild hebben. Maar we hebben hun stem niet gehoord! De indruk bestaat dat zij niet wisten wat ze met de ontdekkingen van de wetenschappen aan moesten. Zij traden terug binnen de grachten van hun kasteel, trokken de ophaalbruggen op en beriepen zich op de pauselijke onfeilbaarheid en lieten het lekenvolk in de kou staan. De anti-modernistische eed moest door alle priesters afgelegd worden. Ik heb ook nog voor mijn priesterwijding in 1963 die eed tegen heug en meug afgelegd, hoewel het
Paus Johannes XXIII verliet dit exclusief en zorgvuldig bewandeld pad door ons te vragen zoals Jezus dat ook deed (Mt 16, 3) om naar de tekenen van de tijd te kijken. Hij wees erop dat Gods Geest niet alleen door de Schrift en de Overlevering tot ons spreekt maar ook door wat huidige mensen aanvoelen en denken wat goed en recht is. Die pauselijke aanmoediging gaf vele christenen hoop op een nieuwe toekomst waar ruimte zou zijn voor Gods Geest niet alleen in de leiders van de kerk maar ook in het Volk Gods als geheel. Mensen hadden jaar in jaar uit gebeden om de komst van de Geest om het aanschijn van de aarde te vernieuwen. Zij hoopten dat dat nu zou gebeuren. Gods Geest zou weer over de aarde blazen en leiders en leken gelijkelijk inspireren. Ja, hele naties zouden God prijzen en verheerlijken om die nieuwe wind na zoveel jaren van internationale oorlogen, spanningen en ijzeren gordijnen.
Vaticaans Concilie toen al begonnen was.
Maar werden de bewaarders van de traditie, paus en bisschoppen, daarna bang om de controle over de kerk te verliezen? Waren genoemde leiders misschien overtuigd dat de heilige overlevering weg zou spoelen door een grote vloedgolf als ze de sluizen die eeuwenlang op slot zaten, zouden openen? De bisschoppen volgden trouw de leiding van Rome. Martin Luther King zei eens: ‘De grootste tragedie van onze tijd is niet de handelwijze van de
Deze houding van paus en bisschoppen laat zien hoe moeilijk het is om nieuwe wijn 21
in oude zakken te bewaren (Mt 9, 17). Het verbod op moderne geboortebeperkingsmiddelen in de encycliek ‘Humanae Vitae’ was de laatste druppel die de emmer van de onderdanige leek deed overlopen. De encycliek toonde aan dat de kerkelijke leiders niet geloofden dat ook het Volk Gods een aandeel heeft in de gave van Gods Geest. De leken hebben even de tijd gehad om de frisse lucht op te snuiven die door de oude kerkdeur naar binnen mocht, voordat die deur weer met een klap in het slot viel. De leken beseften toen dat de deur van het tijdperk van het gesprek, van het recht op eigen geweten en zelfstandig beslissen dichtviel en dat de sleutel veilig in het Vaticaan opgeborgen werd. Massaal
magere inkomsten aan uitgaan en drank. Nog een ander voorbeeld van vrees voor het onbekende is de pauselijke weigering om het verplichte celibaat te bespreken. Het wereldepiscopaat onderwierp zich steeds stilzwijgend aan de pauselijke richtlijnen. Na Vaticaan II moesten duizenden priesters, waaronder ook velen van mijn klasgenoten, het ambt verlaten omdat zij wilden trouwen. Vaak betrof het heel betrokken en pastoraal bewogen priesters. Er bleek geen dialoog mogelijk tussen hen en de kerkelijke autoriteiten en zij ondervonden geen mededogen in hun pijn om ‘noodgedwongen’ het ambt vaarwel te zeggen. De kerkelijke wet ging vóór alles en allen. Ook dit nieuwe teken van de tijd werd genegeerd.
verlieten de goedgelovige Europeanen de kerk. Een ander voorbeeld van deze onheilige vrees bij de leiders van de katholieke kerk is de evolutie van de plaats van de vrouw in de maatschappij. In de politiek, in de zakenwereld, in de wetenschap, in het verkeer en ook in het gezin is de plaats van de vrouw enorm veranderd en verbeterd. Zij wordt meer en meer door de mannenwereld gezien als gelijke. Maar de bewaarders van de kerkelijke traditie schijnen nog vast te houden aan het oude patroon waar de vrouw het liefst gezien werd op de achtergrond en wel als de moeder van vele kinderen of als maagd in een klooster. In de Afrikaanse maatschappij daarentegen bevonden zich altijd al vrouwen onder de traditionele genezers, helderzienden en hen die het contact met de voorouders onderhielden. Sommige vrouwen zijn gespecialiseerd in de genezing van zieke kinderen of bezeten meisjes. Vrouwen in Afrika beheren de markten waar zij de meeste kraampjes alsook de informele economie in handen hebben. In de gezinseconomie beheren vrouwen van oudsher het geld dat ze verdienen met de verkoop van de overtollige producten van hun tuinen en velden. In vele gevallen zorgen de moeders voor het schoolgeld en het eten onder de middag van hun kinderen. De vaders besteden helaas vaak hun
Zelfs nu zenden bisschoppen hun intelligentste priesters naar Rome om moraal theologie of kerkelijk recht te studeren. Is er eigenlijk in Rome een faculteit waar deze jonge mannen de tekenen van de tijd kunnen bestuderen? Dit soort studie immers was voor Jezus zeer belangrijk: ‘De aanblik van de hemel weet u wel te duiden, en de tekenen van de tijd niet? Dit is een verdorven en trouweloze generatie’ (Mt 16, 3). Dit zijn harde woorden aan ons gericht als we geen moeite doen om de tekenen van de tijd te verstaan. Waarom zoveel geld en energie verspillen aan het bestuderen van kerkelijke wetten die gericht zijn op de in standhouding van een status quo die heel vaak door de gelovigen niet meer begrepen en dus ook niet gewaardeerd wordt. Ik vraag openheid voor en aanvaarding van
22
bestond uit 7 lessen. Verder moest je literatuur Ab Cloostermans heeft al elf keer in Vrijland een boeiende instuif gegeven over het ontstaan van en eerbied voor moeder aarde en het heelal. Hij schrijft uitgebreid op het internet over zijn studies in een toegankelijke taal. Hoort zegt het voort.
bestuderen en enkele opdrachten uitvoeren. Na elk college volgde een tentamen en de 8 colleges tezamen omvatte 60 vragen. Ik ben geslaagd met een 9,3 als score.
Astronomie en Klimaatverandering:
De overdracht van kennis gebeurt door het geven van lezingen voor gezelschappen of verenigingen met behulp van PowerPoint presentaties. De duur van een lezing is ongeveer 1½ uur. De lezingen kunnen zowel ’s morgens, ’s middags als ook ’s avonds worden gegeven. De gastheer zorgt voor de accommodatie. Als een bijdrage in de kosten wordt er voor een lezing € 50,berekend met daarnaast € 0,25 per km aan reiskosten. In totaal zijn er inmiddels meer dan 100 lezingen gegeven aan diverse clubs (Probus, Rotary, Volksuniversiteiten, gepensioneerde ROC leraren, gepensioneerde specialisten van het Jansdal Ziekenhuis, IVN, etc.) Er blijkt ook belangstelling te zijn vanuit basisscholen en dan met name voor de plusgroepen 7 en 8 (begaafde kinderen). Inmiddels zijn er lezingen gegeven op de basisschool 't Blokhuus in Hoevelaken, de Katholieke Montessorischool in Bussum en de basisschool Elckerlyc te Hilversum. Zowel in het basisonderwijs alsook in het voortgezet onderwijs wordt er geen onderricht gegeven in Astronomie/ Kosmologie, terwijl dit een wetenschap/ technologie is met veel toekomst en waar de ontwikkelingen met een raketvaart voortschrijden. Mijn ervaring met de plusgroepen is, dat de kinderen enorm veel belangstelling hebben, zij maken aantekeningen tijdens de lezing, stellen veel vragen en vertellen thuis met veel enthousiasme over hun opgedane kennis. Meer aandacht voor dit vak op de scholen zou de toeloop naar de faculteit Natuurkunde/Sterrenkunde ook bevorderen en was het wellicht niet nodig geweest om de afdeling Sterrenkunde aan de Universiteit Utrecht te sluiten.
Een toegevoegde waarde voor uw Algemene Ontwikkeling Al op de HBS en later op de HTS was er bij mij veel belangstelling voor resp. Kosmografie en Kernfysica. Tijdens mijn werkzame leven is er nooit meer enige connectie met deze takken van wetenschap geweest. Op 68 jarige leeftijd (2005) heb ik een punt gezet achter mijn werkzame leven en zag toen de kans schoon om mij in de Astronomie/Kosmologie te verdiepen en dit is gebeurd (en gebeurt nog steeds) door hierover veel te lezen, door cursussen en lezingen bij te wonen en HOVO colleges te volgen op verschillende universiteiten. Kosmologie is een onderdeel van de wetenschap Astronomie en houdt zich bezig met het ontstaan en de ontwikkeling van het Heelal. Hoewel Astronomie verre van eenvoudig is, werd ik gegrepen door de grootheid en pracht van het Heelal en heb mij voorgenomen om de verworven kennis zodanig te populariseren, dat het ook voor de leek te begrijpen moet zijn en dat deze kennis, over wat zich boven ons afspeelt, ook hem of haar in vervoering mag brengen. De Aarde is essentieel in ons leven, vandaar dat er ook onderwerpen aan klimaatverandering en duurzame energie zijn gewijd. Op het gebied van klimaatverandering heb ik twee HOVO cursussen gevolgd op de universiteit van Utrecht. Begin 2014 heb ik gedurende twee maanden op de universiteit van Exeter (GB) de cursus Climate Change gevolgd. De colleges werden via web video’s gegeven. In totaal waren het 8 colleges en elk college 23
In Oosterbeek bevindt zich het klooster van de paters van Mill Hill. Paters en broeders die hun hele leven in de missie hebben gewerkt en daar scholen en zie-
(Nederlandse Club Wallis) heb ik drie lezingen (nr. 1, 7 en 12) verzorgd in Agarn en Susten. De NCW is een club van +/- 180 Nederlanders, die permanent of semipermanent in Zwitserland wonen. Zij organiseren bijeenkomsten en nodigen hiervoor sprekers uit.
kenhuizen hebben gebouwd. Zij brengen hier hun oude dag door. Meer dan een AOW uitkering staat hen niet ter beschikking. Er was duidelijk behoefte aan recreatie en ik heb daar inmiddels al 11 Pro Deo lezingen gegeven. De belangstelling is groot! Een totaal andere ervaring met het geven van een lezing was de vraag van een mevrouw, die met haar (volwassen) kinderen en schoolgaande kleinkinderen nu niet eens een uitje wilde organiseren naar een pretpark, maar thuis een lezing over astronomie aan haar kinderen en kleinkinderen wilde aanbieden. De lezing werd enkele keren onderbroken voor een hapje en een drankje en het is bijzonder plezierig als je binnen de familiekring vragen en meningen kunt ontwikkelen en ventileren over een onderwerp, waar de meeste mensen nog weinig weet van hebben. In juni 2013 heb ik lezingen mogen geven in Zwitserland. Op uitnodiging van de NCW (Nederlandse Club Wallis) heb ik drie lezingen (nrs. 1, 7 en 12) verzorgd in Agarn en Susten. De NCW is een club van +/- 180 Nederlanders, die permanent of semipermanent in Zwitserland wonen.
Voor verdere informatie kunt u terecht bij:
Wat heb ik nou fout gezegd? Zit ik in een restaurant met m'n vrouw en m'n schoonmoeder te eten. Op een gegeven moment snijdt m'n schoonmoeder een stuk vlees af, prikt het aan haar vork en houdt het voor zich. Ze vraagt me: "Is dit nou rundvlees of varkensvlees?" Waarop ik vroeg: "Welke kant van de vork bedoelt u?" Het was nog lang onrustig in het restaurant.
Overval Komt een gemaskerde man binnen gerend bij de bank en roept: "Dit is een overval!" en hij schiet een keer met zijn geweer in de lucht. Toen hij dat deed viel zijn masker af en hij raapte het zo snel mogelijk weer op en zette het weer op. Hij vroeg aan de eerste de beste: "Heb je mijn gezicht gezien?!" "Ja," antwoordde de man. KNAL, hij schoot de man recht door het hoofd. Bij de tweede vroeg hij hetzelfde en de man zij ook ja. KNAL, ook hem schoot hij door het hoofd. Toen hij bij de derde man aankwam vroeg hij weer of hij zijn gezicht had gezien. "Nee," antwoordde de man, "maar mijn vrouw wel."
Een totaal andere ervaring met het geven van een lezing was de vraag van een mevrouw, die met haar (volwassen) kinderen en schoolgaande kleinkinderen nu niet eens een uitje wilde organiseren naar een pretpark, maar thuis een lezing over astronomie aan haar kinderen en kleinkinderen wilde aanbieden. De lezing werd enkele keren onderbroken voor een hapje en een drankje en het is bijzonder plezierig als je binnen de familiekring vragen en meningen kunt ontwikkelen en ventileren over een onderwerp, waar de meeste mensen nog weinig weet van hebben. In juni 2013 heb ik lezingen mogen geven in Zwitserland. Op uitnodiging van de NCW 24