Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie Directie Beleidsontwikkeling Cluster Bouwkwaliteit Rijnstraat 8 Postbus 30941 2500 GX Den Haag
Colleges van B&W Besturen van Toegelaten Instellingen
Interne postcode 220 Telefoon 070-3393939 Fax 070-3391255 www.vrom.nl
Implementatie Europese Richtlijn Energieprestatie van gebouwen
Datum
Kenmerk
Bijlage(n)
3 oktober 2007
MG 2007-05
4
Strekking
Relatie met andere circulaire(s)
Informatie Ingangsdatum
Geldig tot
Op grond van wettelijk voorschrift
Geachte colleges en besturen, De Europese Richtlijn Energieprestatie van gebouwen (2002/91/EG) heeft tot doel, te stimuleren tot een verbeterde energieprestatie van gebouwen in de Europese Gemeenschap, teneinde te voldoen aan het Kyoto-protocol en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. De richtlijn is omgezet in Nederlandse regelgeving door vaststelling en publicatie van het Besluit energieprestatie gebouwen (Besluit van 24 november 2006 tot implementatie van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen Staatsblad 2006, 608) en de op dat besluit gebaseerde Regeling energieprestatie gebouwen (vastgesteld op 29 december 2006, Staatscourant 2006, 253). In deze circulaire wordt kortweg gesproken over ‘het besluit’ en ‘de regeling’. Op 29 mei 2007 is de regeling enigszins gewijzigd (vastgesteld op 8 juni 2007, Staatscourant 2007, 108). Het besluit van 6 juni 2007 waarmee de voorgaande regelgeving in werking treedt, is gepubliceerd op 19 juni 2007 (Staatsblad 2007, 216). Het besluit en de regeling treden in werking op 1 januari 2008. Vanaf die datum bestaat de verplichting tot het hebben respectievelijk verstrekken van een energieprestatiecertificaat. Voor woningcorporaties die hun hele woningbezit (laten) certificeren geldt de certificatieplicht pas vanaf 1 januari 2009. Het voorschrift om een zichtbaar energieprestatiecertificaat te hebben aangebracht in grote voor het publiek toegankelijke gebouwen zal op 1 januari 2009 in werking treden. Deze circulaire gaat met name in op het energieprestatiecertificaat. De keuring van cvketels/verwarmingsinstallaties (artikel 8 van de richtlijn) wordt in Nederland via een systeem van voorlichting en stimulering gerealiseerd. Overigens is het verplicht keuren en onderhouden van grote ketels in Nederland sedert jaar en dag voorgeschreven op grond van de Wet milieubeheer. De keuring van airconditioningsystemen (artikel 9 van de richtlijn) is nog niet volledig in de Nederlandse regelgeving vastgelegd. Dit zal op zo kort mogelijke termijn wel gebeuren.
Om de inwerkingtreding voor te bereiden belicht deze circulaire de hoofdpunten van het besluit en de regeling. Deze circulaire treedt niet in de plaats van het besluit en de regeling. Voor meer informatie zie www.vrom.nl/energielabel. De communicatie over het energieprestatiecertificaat wordt met extra zorg omkleed, gezien het belang dat VROM hecht aan de acceptatie van dit beleidsinstrument. In dat verband zal VROM voorlichtingsmateriaal ontwikkelen dat door gemeenten en andere betrokken partijen gebruikt kan worden. Op www.vrom.nl/energielabel zal bekend worden gemaakt wanneer dit voorlichtingsmateriaal beschikbaar wordt gesteld. Aan de colleges wordt verzocht richting hun burgers te communiceren over het besluit en de regeling. VROM zal van 15 oktober 2007 tot 1 januari 2008 voor de doelgroep burgers een massamediale Postbus 51 campagne voeren over het energieprestatiecertificaat, dan betiteld als ‘energielabel’. 1. Begripsbepalingen Het energieprestatiecertificaat geeft inzicht in de hoeveelheid energie die nodig wordt geacht voor de behoeften die verband houden met een gestandaardiseerd gebruik van het gebouw. Deze behoeften betreffen verwarming, warmwatervoorziening, koeling, ventilatie en verlichting. Het energiegebruik van niet-gebouwgebonden apparatuur wordt hierbij niet in aanmerking genomen. Het energiegebruik wordt weergegeven in een energie-index. Het energieprestatiecertificaat geeft ook enkele mogelijkheden aan om de energieprestatie te verbeteren. Het energieprestatiecertificaat mag op het moment van verkoop en verhuur van het gebouw niet ouder zijn dan tien jaar. Deze periode sluit aan bij de economische levensduur van de installaties die van invloed kunnen zijn op de energieprestatie van het gebouw. Het begrip gebouw is gedefinieerd in de Woningwet. Onder gebouw worden ook delen van een gebouw verstaan die zijn ontworpen of aangepast om afzonderlijk te worden gebruikt. Het besluit heeft alleen betrekking op gebouwen en niet op ‘bouwwerken geen gebouw zijnde’, zoals bruggen en tunnels. 2. Wanneer is een energieprestatiecertificaat verplicht Het besluit en de regeling bevatten de volgende verplichtingen: 1. Bij de bouw van een gebouw heeft de eigenaar een energieprestatiecertificaat voor dat gebouw. Toelichting: dit betreft gebouwen waarvoor een bouwvergunning is afgegeven op of na de datum van inwerkingtreding van het besluit, 1 januari 2008. 2. Bij de verhuur van een gebouw verstrekt de eigenaar afschrift van een energieprestatiecertificaat voor dat gebouw aan de huurder. 3. Bij de verkoop van een gebouw verstrekt de eigenaar afschrift van een energieprestatiecertificaat voor dat gebouw aan de koper. Dit geldt ook bij de verkoop van een deelnemings- of lidmaatschapsrecht dat recht geeft op het gebruik van een gebouw (dit is bijvoorbeeld het geval bij een coöperatieve vereniging). Het energieprestatiecertificaat is verplicht. In een aantal gevallen kan de gebouweigenaar echter aan zijn verplichting voldoen door middel van de EPC-berekening bij de bouwaanvraag. Deze gevallen worden hieronder nader omschreven. Bij de bouw van een gebouw kan de eigenaar aan zijn verplichting voldoen door het hebben van de bij de bouwaanvraag gevoegde berekening of een gewaarmerkt afschrift van die berekening waaruit blijkt dat het gebouw wordt gebouwd met inachtneming van een EPC als bedoeld in het Bouwbesluit 2003. Het waarmerken van een dergelijk afschrift moet plaatsvinden door een partij die kan beoordelen of het
Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie 3 oktober 2007 MG 2007-05
Pagina 2/10
afschrift gelijk is aan het origineel. Dit kan bijvoorbeeld de aannemer/projectontwikkelaar zijn of de gemeente die de bouwvergunning heeft verleend. Bij verhuur of verkoop van een gebouw kan de eigenaar aan zijn verplichting voldoen door het overleggen van de bij de bouwaanvraag gevoegde berekening van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) of een gewaarmerkt afschrift daarvan. Uit deze berekening moet blijken dat is voldaan aan de verplichtingen uit de ten tijde van de bouwaanvraag geldende regelgeving (Bouwbesluit 2003 dan wel Bouwbesluit). De berekening mag maximaal tien jaar oud zijn. Voor Bouwbesluit 2003 zie www.bouwbesluit-online.nl. Een voorbeeld: bij verkoop of verhuur op 1 februari 2008 kan de gebouweigenaar volstaan met het overleggen van een EPC-berekening die is opgesteld na 1 februari 1998. Formeel moet bij verkoop de eigenaar bij het sluiten van de koopovereenkomst het originele energieprestatiecertificaat verstrekken aan de koper. In de praktijk kan dit echter op problemen stuiten: als de verkoop niet doorgaat, kan het voor de eigenaar lastig zijn het origineel terug te krijgen. Daarom wordt geadviseerd bij het sluiten van de koopovereenkomst een kopie van het certificaat aan de koper te verstrekken. Uiterlijk bij de overdracht van het gebouw moet de koper het origineel ontvangen. Bij verhuur kan de eigenaar volstaan met het verstrekken van een kopie van het originele energieprestatiecertificaat aan de nieuwe huurder bij het sluiten van de huurovereenkomst. Het verdient overigens aanbeveling dat een energieprestatiecertificaat opgesteld wordt op het moment dat een gebouw in de verkoop of verhuur gaat. De aspirant-koper/huurder is erbij gebaat om in een zo vroeg mogelijk stadium informatie te krijgen over de energiezuinigheid van het gebouw. Deze informatie kan namelijk van invloed zijn op de beslissing om het pand al dan niet tegen een bepaalde prijs te kopen/huren. Woningcorporaties die op 1 januari 2008 het voornemen hebben hun hele bezit te (laten) certificeren vóór 1 januari 2009, krijgen uitstel van de certificatieplicht tot 1 januari 2009. Via monitoring in het kader van de implementatie van de EPBD zal VROM de voortgang van de certificering volgen. Door hun hele bezit in de loop van 2008 te (laten) certificeren krijgen corporaties inzicht in de energetische kwaliteit van hun voorraad. Dit inzicht is essentieel voor het voeren van strategisch voorraadbeleid en geeft de betrokken corporatie een handvat om haar ambities op energiegebied vast te leggen. Verder zal naar verwachting in 2009 de energie-index van woningen opgenomen worden in het Woningwaarderingsstelsel. De maximale huur zal dan mede bepaald worden door de energieprestatie van de desbetreffende woning. Het (laten) certificeren van het hele bezit kan - zeker in combinatie met het representativiteitsbeginsel (zie onder ‘Eisen aan het energieprestatiecertificaat’) - tot kostenbesparing leiden. De certificaten hebben een geldigheid van maximaal tien jaar. Bij een transactie na deze geldigheidsduur is de eigenaar verplicht een nieuw certificaat over te leggen. Overigens staat het de eigenaar van een gebouw uiteraard vrij om los van bouw, verkoop of verhuur een energieprestatiecertificaat te laten opstellen, om inzicht te verkrijgen in de actuele energetische kwaliteit van het gebouw en daarmee – los van het gebruikersgedrag - in het energiedeel van de woonlasten. Door verbetering van de energetische kwaliteit kunnen de energielasten dalen en kan het gebouw in waarde stijgen. 3. Voor welke gebouwcategorieën is een energieprestatiecertificaat verplicht De certificatieplicht zoals hierboven beschreven geldt alleen voor nieuwe en bestaande gebouwen waarop bij nieuwbouw een EPC van toepassing is of zou zijn op grond van artikel 5.12 van het Bouwbesluit 2003. Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie 3 oktober 2007 MG 2007-05
Pagina 3/10
Laatstgenoemd artikel is van toepassing op gebouwen die energie gebruiken om het binnenklimaat te regelen. Voor een aantal categorieën gebouwen is daarmee geen energieprestatiecertificaat nodig, te weten onverwarmde logiesgebouwen, gebouwen met een industriefunctie en gebouwen met een overige gebruiksfunctie (zoals schuurtjes en garages). Dit geldt ook voor tijdelijke bouwwerken zoals bouwketen, noodwinkels, noodlokalen bij scholen, directie- en schaftlokalen op bouwplaatsen. Nederland maakt verder gebruik van de mogelijkheid die de richtlijn biedt om voor enkele categorieën gebouwen geen certificatieplicht te stellen, te weten voor monumenten, voor gebouwen die worden gebruikt voor eredienst en religieuze activiteiten en voor alleenstaande gebouwen met een gebruiksoppervlakte van minder dan 50 m2. De gebruiksoppervlakte komt bij benadering overeen met de netto bruikbare vloeroppervlakte. Voor kleine wooneenheden in een appartementengebouw of geschakeld aan een rij eengezinswoningen geldt wèl een certificatieplicht. Als een gebouw verschillende gebruiksfuncties omvat, is een energieprestatiecertificaat alleen vereist voor die delen van het gebouw waarop de energieprestatiecoëfficiënt van toepassing is. Voor een gebouw waarin bijvoorbeeld een kantoor en een werkplaats aanwezig zijn, geldt de certificatieplicht alleen voor het kantoorgedeelte aangezien voor de werkplaats geen EPC geldt. 4. Uitzonderingen voor gebouwen met meerdere voor afzonderlijk gebruik ontwikkelde gedeelten Afwijkende voorschriften voor de certificatieplicht gelden voor enkele categorieën gebouwen die meerdere voor afzonderlijk gebruik ontwikkelde of aangepaste gedeelten bevatten, bijvoorbeeld appartementen- en bedrijfsverzamelgebouwen. Voor deze gebouwen kan de eigenaar volstaan met een energieprestatiecertificaat voor het gehele gebouw, als dat gebouw een gemeenschappelijk verwarmingssysteem heeft. Een energieprestatiecertificaat kan worden afgegeven op basis van het energieprestatiecertificaat voor een ander representatief gedeelte van het gebouw. Dat houdt in dat bijvoorbeeld voor een appartementengebouw zonder gemeenschappelijk verwarmingssysteem weliswaar voor elk appartement bij transactie een energieprestatiecertificaat moet worden opgesteld, maar dat de adviseur gebruik kan maken van gegevens van een representatief appartement. Dat kan de kosten van het nieuwe certificaat aanzienlijk drukken. De adviseur dient de representativiteit van een gebouwdeel te beoordelen aan de hand van bouw- en installatietechnische gegevens zoals oppervlakte, ligging, isolatiewaarde en type verwarmingssysteem. De adviseur hoeft vervolgens bij het verstrekken van een energieprestatiecertificaat de rekenmethodiek niet toe te passen, als sprake is van een gebouwdeel met een energie-index die hoogstens vijf procent afwijkt van die van vergelijkbare gebouwdelen met een energie-index die is bepaald met bedoelde rekenmethodiek. Hierbij wordt er van uitgegaan dat een ervaren adviseur over de hoogte van de afwijking een uitspraak kan doen. De adviseur kan het gebouwdeel in kwestie dan de energie-index van het vergelijkbare gebouwdeel toekennen. De adviseur tekent dit aan op het energieprestatiecertificaat. Zie voor details de publicaties ISSO 75 voor bestaande utiliteitsgebouwen en ISSO 82 voor bestaande woningen en woongebouwen. Deze geven onder meer informatie over het opnemen van de relevante gebouwgegevens en over de berekeningsmethode van de energie-index. Zij bevatten ook voorbeelden van representativiteit. Zie www.isso.nl/producten/isso-winkel. Een andere vorm van representativiteit betreft bijvoorbeeld eengezinswoningen in eenvormige (nieuwbouw)wijken. Ook in zo’n geval kan een energieprestatiecertificaat afgegeven worden op basis van representativiteit. De adviseur kan dan gebruik maken van de opnamegegevens van een representatieve Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie 3 oktober 2007 MG 2007-05
Pagina 4/10
woning. Zo is ook kostenbesparing mogelijk voor de gebouweigenaar. Wel moet voor elke woning bij transactie een eigen certificaat opgesteld worden. Uiteraard moet ook bij afgifte op basis van representativiteit het certificaat voldoen aan alle verder geldende eisen. Bij het toepassen van representativiteit mag niet worden uitgegaan van een vergelijkbaar gebouwdeel dat zelf een certificaat op basis van representativiteit heeft verkregen. 5. Eisen aan het energieprestatiecertificaat 5.1 Vorm van het certificaat Een energieprestatiecertificaat moet worden opgesteld door een adviseur, werkzaam bij een gecertificeerd bedrijf, volgens het model in bijlage I bij de regeling en moet voorzien zijn van een NL-EPBD woord- en beeldmerk volgens het model in bijlage II van de regeling. Het energieprestatiecertificaat bestaat uit twee bladen. Het eerste blad vermeldt de energie-index van het gebouw op een vergelijkbare manier zoals dat nu bij wasmachines en auto’s wordt gedaan. Voor de indeling in de klassen A (zeer energiezuinig) tot en met G (zeer energie-onzuinig) zijn voor woningbouw en utiliteitsbouw aparte tabellen beschikbaar. Naast de energie-index vermeldt het certificaat ook het gestandaardiseerde energiegebruik per m2 in MJ/m2. Verder vermeldt het eerste blad het NL-EPBD woord- en beeldmerk, de naam van het adviesbedrijf met certificeringsnummer en de handtekening van het bedrijf dat de energie-index heeft vastgesteld. Ook moet worden aangegeven of bij het vaststellen van de energie-index gebruik gemaakt is van de gegevens van een vergelijkbaar gebouw of gebouwdeel. Op het eerste blad staat ook een uniek registratienummer dat wordt toegekend op basis van de afmelding. Zie verder onder 6. Afmelding. Het tweede blad vermeldt de gehanteerde berekeningsmethode en enkele mogelijke energiebesparende maatregelen. 5.2 Adviseur Een energieprestatiecertificaat wordt afgegeven door een adviseur met een geldig NL-EPBDprocescertificaat als bedoeld in BRL 9500, delen 1 en 3, zoals vastgesteld op 6 december 2006. Een BRL is een door de Raad voor Accreditatie vastgestelde Beoordelingsrichtlijn. De BRL 9500 is op 20 december 2006 aanvaard door de HCB (Harmonisatiecommissie Bouw) en is aldus een Nationale Beoordelingsrichtlijn geworden. Volgens de beoordelingsrichtlijn BRL 9500 worden eisen gesteld aan het proces van advisering, aan het gebruik van de laatste basismethode en aan het opleidingsniveau en daarmee de vakbekwaamheid van adviseurs. Op deze wijze wordt de kwaliteit van het adviserende bedrijf gewaarborgd. Op http://www.senternovem.nl/energieprestatiecertificaat/Adviseur/Wat_zijn_de_eisen/Eisen_van_vakbekwaa mheid_Energieprestatiecertificaat.asp staan de eisen van vakbekwaamheid opgenomen. De BRL 9500 is ontwikkeld door de Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector (KBI) en is verkrijgbaar via http://www.isso.nl/certificering/brl/. De BRL 9500 verwijst naar twee ISSO-publicaties: ISSO 75 voor bestaande utiliteitsgebouwen en ISSO 82 voor bestaande woningen en woongebouwen. Deze ISSO publicaties geven onder meer informatie over het opnemen van de relevante gebouwgegevens en over de berekeningsmethode van de energie-index. Zij bevatten ook voorbeelden van representativiteit. Zie
Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie 3 oktober 2007 MG 2007-05
Pagina 5/10
www.isso.nl/producten/publicaties. ISSO is een kennisinstituut voor de installatiesector. ISSO geeft ook een handboek voor de adviseur uit; zie www.isso.nl. Op grond van genoemde BRL wordt het bedrijf gecertificeerd en niet de individuele werknemer van het bedrijf. Met deze BRL wordt de kwaliteit van het adviserende bedrijf gewaarborgd. Ook een zelfstandig gevestigd adviseur die voldoet aan genoemde BRL kan energieprestatiecertificaten afgeven. Op www.kbi.nl is na te gaan welke certificerende instellingen geaccrediteerd zijn door de Raad voor Accreditatie en daarmee gemachtigd zijn om NL-EPBD procescertificaten te verstrekken aan bedrijven. Medio 2007 is de accreditatie van certificerende instellingen begonnen. Vanaf 1 september 2007 zijn deze instellingen begonnen met het certificeren van bedrijven. Uit de aanwezigheid van een zogeheten adviseurscode op het energieprestatiecertificaat blijkt dat het bedrijf gecertificeerd is. Bedrijven die zich hebben aangemeld om zich te laten certificeren, kunnen aan de slag met voorbereidende werkzaamheden voor het opstellen van energieprestatiecertificaten, maar kunnen nog geen rechtsgeldige certificaten afgeven. Gecertificeerde bedrijven worden geregistreerd op www.kbi.nl/zoek-een-certificaathouder/ en mogen het NL-EPBD woord- en beeldmerk gebruiken, energieprestatiecertificaten afmelden en vervolgens rechtsgeldige certificaten afgeven. Zie verder onder 6. Afmelding. Energieprestatiecertificaten kunnen ook afgegeven worden door een adviseur uit een ander land. Dit land kan zijn een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een andere staat die partij is bij een (mede) daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt. Deze adviseur moet desgevraagd kunnen aantonen dat hij in eigen land gekwalificeerd is en voldoet aan beroepseisen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in Nederland gestelde eisen. De adviseur kan op basis van een vereenvoudigde/verkorte procedure een beeldmerk krijgen. Deze procedure is beschreven in BRL 9500, delen 1 en 3. Zie http://www.isso.nl/certificering/brl/. 5.3 Verbetermaatregelen Op het tweede blad van het energieprestatiecertificaat staan enkele mogelijkheden genoemd voor verbetering van de energieprestatie van het desbetreffende gebouw. Deze mogelijkheden worden automatisch gegenereerd aan de hand van een aantal parameters zoals bouwjaar, oppervlakte, technische details en maatregelen, en – voor de utiliteitsbouw – gebruikscategorieën. De mogelijkheden worden in het energieprestatiecertificaat gepresenteerd als maatregelen die overwogen kunnen worden ter verbetering van de energieprestatie. Het zijn maatregelen die op het moment van afgifte van het energieprestatiecertificaat in de meeste gevallen kosteneffectief zijn of binnen de geldigheidsduur van het certificaat eventueel kosteneffectief kunnen worden. Mogelijkerwijs zijn een aantal maatregelen in specifieke gevallen niet geschikt. Verder kunnen bij uitvoering aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn met betrekking tot behoud en verbetering van de kwaliteit van het binnenmilieu of het comfort, bijvoorbeeld op het punt van kierdichtheid of ventilatie. Soms worden meerdere alternatieven als maatregel voorgesteld, in dat geval moet gekozen worden. Indien de gebouweigenaar een maatwerkadvies wenst waarbij meer in detail advies wordt gegeven over mogelijk te treffen maatregelen, de bijbehorende investeringen en terugverdientijden en de gezondheidsaspecten, kan hij bijvoorbeeld een EPA laten opstellen. Dit advies is dan te zien als een aanvulling op het energieprestatiecertificaat. Adressen van gecertificeerde EPA-adviseurs zijn te vinden op www.milieucentraal.nl/pagina?onderwerp=Gecertificeerde%20EPA-adviseurs (voor consumenten) en op www.senternovem.nl/energieprestatiecertificaat/EPA_Maatwerk/index.asp (voor professionals).
Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie 3 oktober 2007 MG 2007-05
Pagina 6/10
5.4 Rekenmethodiek energie-index Om de energie-index van een gebouw te kunnen bepalen, moet een bedrijf beschikken over geattesteerde software conform BRL 9501 “Methoden voor het berekenen van het energiegebruik van gebouwen”, zoals vastgesteld op 6 december 2006 en aanvaard door de Harmonisatiecommissie Bouw. Zie www.isso.nl/producten/isso-winkel/publicatie-info/publicatie/118/. Op www.isso.nl worden de leveranciers van deze software vermeld. 5.5 Omzetting energie-index in energieklasse De energie-index moet met behulp van een tabel (zie bijlage III bij de regeling) omgezet worden in een energieklasse die onderdeel uitmaakt van het energieprestatiecertificaat. 5.6 Kosten en pluspunten van het energieprestatiecertificaat Door de Nederlandse invulling van de certificatieplicht zullen de kosten van het energieprestatiecertificaat beperkt kunnen blijven. De kostprijsontwikkeling is afhankelijk van de ontwikkelingen in de markt. Het certificaat geeft direct inzicht in de energiezuinigheid van het gebouw en daarmee in de te verwachten gebouwgebonden energielasten (los van het gebruikersgedrag). Het label maakt onderlinge vergelijking mogelijk van gebouwen dan wel gebouwdelen. Gebouwen met een 'beter' label zullen bij verkoop of verhuur aantrekkelijker zijn. Zeker bij hoge energieprijzen zal de energieprestatie van een gebouw een rol kunnen spelen bij de beslissing tot koop of huur. Verder kan de eigenaar, door energiebesparende maatregelen voor het gebouw te treffen, bij een nieuwe opname wellicht ook een 'beter' label krijgen. Dat maakt het gebouw aantrekkelijker op de markt. Voor huurders is ook relevant dat Nederland de incorporatie van de energie-index in het woningwaarderingsstelsel voorbereidt. Voor huurwoningen zal naar verwachting in 2009 de energie-index op het energieprestatiecertificaat worden gebruikt in het woningwaarderingsstelsel als basis voor de waardering van de energetische kwaliteit van de woning. Dit stelsel dient als instrument om de maximale huurprijs van woningen te bepalen. 6. Afmelding De adviseur geeft een energieprestatiecertificaat pas af als hij dit heeft afgemeld bij SenterNovem. De procedure is als volgt. Na de berekening van de energie-index en de bepaling van de energieklasse (dus vóór afgifte) meldt de adviseur het certificaat af bij SenterNovem. Dit afmelden is bedoeld om kwaliteitscontrole van het certificaat mogelijk te maken en om registratie bij het Kadaster te laten plaatsvinden. Er vindt een kwaliteitscontrole plaats via steekproefsgewijze toetsing. Op basis van deze afmelding krijgt het certificaat een uniek registratienummer. Dit nummer wordt ook opgenomen in het certificaat. Aldus kan fraude worden tegengegaan. Gebouweigenaren dienen erop toe te zien dat het hun overhandigde certificaat bedoeld registratienummer bevat. Indien dit nummer ontbreekt, is het certificaat niet rechtsgeldig. Gecertificeerde bedrijven kunnen energieprestatiecertificaten afmelden bij de database van SenterNovem. Na afmelding kunnen zij deze als rechtsgeldige certificaten afgeven. Nadere informatie over de afmeldprocedure is te vinden op www.senternovem.nl/energieprestatiecertificaat/afmelden_energielabel/index.asp.
Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie 3 oktober 2007 MG 2007-05
Pagina 7/10
7. Gebouwen waarin overheidsdiensten zijn gevestigd Een speciale verplichting geldt voor gebouwen (niet zijnde monumenten) met een totale gebruiksoppervlakte groter dan 1000 m2, waarin een overheidsdienst of overheidsinstelling diensten aan het publiek verleent en die met het oog daarop door een groot aantal personen worden bezocht. Hiertoe worden onder meer gerekend ministeries, provincies, gemeenten, rechtbanken en waterschappen. Onderwijs- en gezondheidszorggebouwen vallen niet onder deze verplichting, daar onderwijs en gezondheidszorg in Nederland geen rechtstreekse overheidsdiensten zijn. Onder diensten wordt elke vorm van dienstverlening verstaan. Het begrip ‘een groot aantal personen’ is niet gedefinieerd. Het moet in elk geval gaan om meer dan incidenteel bezoek. De eigenaar van een dergelijk gebouw is verplicht met ingang van 1 januari 2009 permanent een geldig energieprestatiecertificaat te hebben en dit te hebben aangebracht op een voor het publiek duidelijk zichtbare plaats in het gebouw. Dit geldt ook voor gebouwen waarvoor een EPC-berekening in het kader van de bouwaanvraag voorhanden is; vergelijk paragraaf 2 van deze circulaire. Het certificaat moet in een algemene ruimte van het gebouw zonder moeite zichtbaar zijn, bijvoorbeeld bij of naast de receptie of de uitgang. Wanneer de betrokken overheidsdienst/-instelling het gebouw huurt of least, kan deze dienst of instelling vanuit de voorbeeldrol van de overheid indien nodig uiteraard de gebouweigenaar stimuleren tijdig aan zijn verplichting in dezen te voldoen. In afstemming met de gebouweigenaar kan de dienst of instelling in deze situatie ook zelf de nodige initiatieven ontplooien om ervoor te zorgen dat in het gebouw een energieprestatiecertificaat zichtbaar aangebracht wordt. De eigenaar van een dergelijk gebouw wordt overigens de keuze geboden om niet het gehele energieprestatiecertificaat op een voor het publiek duidelijk zichtbare plaats in het gebouw aan te brengen maar alleen het voorblad van het certificaat waarop de energieklasse van het gebouw is vermeld. Bij verkoop of verhuur van een gebouw zoals hierboven bedoeld dient de eigenaar (een afschrift van) het energieprestatiecertificaat te verstrekken aan de koper of huurder. 8. Overgangsbepalingen Woningeigenaren die voor hun woning beschikken over een energieprestatieadvies (EPA) van een volgens BRL 9502 gecertificeerd adviseur, kunnen aan hun certificatieplicht voldoen door het verstrekken van dit energieprestatieadvies (EPA). Het advies mag maximaal tien jaar oud zijn en het moet zijn afgegeven tussen 1 juli 2002 en het moment van inwerkingtreding van het besluit (1 januari 2008). Het EPA moet voldoen aan de Tijdelijke regeling energiepremies zoals deze laatstelijk luidde voor haar intrekking, zie www.senternovem.nl/mmfiles/33255_regeling_energiepremie_2003_tcm24-70669.pdf. Met een EPA dat is uitgebracht na inwerkingtreding van het besluit kan de woningeigenaar dus niet aan zijn certificatieplicht voldoen. 9. Inwerkingtreding De verplichting om een energieprestatiecertificaat te hebben c.q. verstrekken gaat in op 1 januari 2008. Als de koopovereenkomst voor een gebouw is gesloten vóór 1 januari 2008, is de eigenaar niet verplicht een energieprestatiecertificaat te overhandigen aan de koper, ook al vindt de overdracht plaats op of na 1 januari 2008. Uiteraard staat het de eigenaar vrij om dit wél te doen.
Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie 3 oktober 2007 MG 2007-05
Pagina 8/10
Voor woningcorporaties die hun hele bezit (laten) certificeren geldt de certificatieplicht pas vanaf 1 januari 2009. De verplichting om een certificaat aan te brengen op een voor het publiek duidelijk zichtbare plaats in grote voor publiek toegankelijke gebouwen gaat in op 1 januari 2009. 10. Handhaving Rond de verstrekking van een energieprestatiecertificaat is een belangrijke rol weggelegd voor de leden van diverse brancheorganisaties, zoals notarissen en makelaars, om het certificaat onder de aandacht van hun cliënten te brengen. Zo zal in diverse modelaktes voor de aankoop van een gebouw, zoals de modelaktes van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, de certificatieplicht als vast aandachtspunt opgenomen worden. Als de notaris betrokken is bij het tot stand komen van de koopovereenkomst, zal hij de verkoper wijzen op zijn plicht een certificaat af te geven en de koper wijzen op zijn recht daarop. Het verdient hoe dan ook aanbeveling dat partijen de afspraak over het certificaat vastleggen in de koopovereenkomst. Is de koopovereenkomst buiten de notaris om gesloten, dan zal hij bij de overdracht partijen vragen of het certificaat is overhandigd en - zo niet - partijen alsnog wijzen op deze verplichting. Ook in diverse model-huurovereenkomsten zal de aanwezigheid van het certificaat een aandachtspunt vormen. Voor huurwoningen zal naar verwachting in 2009 de energie-index op het energieprestatiecertificaat worden gebruikt in het woningwaarderingsstelsel als basis voor de waardering van de energetische kwaliteit van de woning. Dit stelsel dient als instrument om de maximale huurprijs van woningen te bepalen. In het besluit zijn geen expliciete bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingssancties opgenomen. Partijen kunnen een eventueel geschil over het verstrekken van een energieprestatiecertificaat zo nodig voorleggen aan de burgerlijke rechter. Het publiekrechtelijke toezicht op de naleving van de voorschriften van het besluit zal beperkt zijn. In voorkomende gevallen kan de gemeente op basis van de Woningwet de overtreder er op wijzen dat hij in strijd met het besluit en/of de regeling heeft gehandeld. Verder kan de gemeente een derdebelanghebbende informeren over de privaatrechtelijke mogelijkheden in dezen. VROM volgt de ontwikkelingen ten aanzien van de handhaving. Als mocht blijken dat verdergaande bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke handhavingssancties nodig zijn voor een goede werking van het besluit, dan zal VROM nagaan hoe de regelgeving met het oog op de handhaving moet worden aangepast. VROM bereidt momenteel ook andere instrumenten voor om energiebesparing te bevorderen. Ook hiermee wordt het hebben en verstrekken van het energieprestatiecertificaat op transactiemomenten bevorderd. 11. Meer informatie Meer informatie is te verkrijgen via: www.vrom.nl/energielabel www.energielabelgebouw.nl
[email protected] of 030 2393 533 (helpdesk voor professionals, maandag-vrijdag 9.00-12.00 en 14.00-16.00 uur) Verder kunt u de volgende documenten downloaden: Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie 3 oktober 2007 MG 2007-05
Pagina 9/10
•
• • • •
•
Besluit energieprestatie gebouwen: http://www.vrom.nl/Docs/milieu/besluit_energieprestatie_gebouwen.pdf en de toelichting via http://www.vrom.nl/Docs/milieu/beg_nota_van_toelichting.pdf Regeling energieprestatie gebouwen (inclusief toelichting): http://www.vrom.nl/Docs/milieu/regeling_energieprestatie_gebouwen.pdf Wijziging Regeling energieprestatie gebouwen (Staatscourant 8 juni 2007, nr. 108) Besluit houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit energieprestatie gebouwen (Staatsblad 2007, 216) Nederlandse tekst van de EPBD: http://europa.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdoc=320 02L0091&model=guichett Nederlandse brochure over de EPBD: http://ec.europa.eu/energy/action_plan_energy_efficiency/doc/buildings_nl.pdf.
12. Vindplaatsen in besluit en regeling 1. Begripsbepalingen: Artikel 1.1 besluit + Artikel 1 regeling 2. Wanneer is een energieprestatiecertificaat verplicht: Artikel 2.1 besluit + Artikel 6 regeling (Gelijkwaardigheid) 3. Voor welke gebouwcategorieën is een energieprestatiecertificaat verplicht: Artikel 2.2 besluit 4. Uitzonderingen voor gebouwen met meerdere voor afzonderlijk gebruik ontwikkelde gedeelten: Artikel 2.3 besluit, artikel 5 regeling 5. Eisen aan het energieprestatiecertificaat: Artikelen 2, 5 en 7 regeling 6. Afmelding: Artikel 3 regeling 7. Gebouwen waarin overheidsdiensten zijn gevestigd: Artikel 2.4 besluit + Artikel 4 regeling 8. Overgangsbepalingen: Artikel 4.1 besluit 9. Inwerkingtreding: Artikel 4.2 besluit + Artikel 9 regeling 10. Handhaving: zie Nota van Toelichting bij het besluit Hoogachtend, de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
drs. Ella Vogelaar
Bijlagen Bijlage 1: Besluit energieprestatie gebouwen (Besluit van 24 november 2006 tot implementatie van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen, Stb. 2006, 608) Bijlage 2: Regeling energieprestatie gebouwen (vastgesteld op 29 december 2006, Stcrt. 2006, 253) Bijlage 3: Wijziging van de regeling van 29 mei 2007 (vastgesteld op 8 juni 2007, Stcrt. 2007, 108) Bijlage 4: Besluit van 6 juni 2007, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit energieprestatie gebouwen (Stb. 2007, 216)
Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie 3 oktober 2007 MG 2007-05
Pagina 10/10