Thema 7
Mensen bouwen, besturen en beschermen
Oriëntatie op thema 7 Onderwerp
■ Verkenning van het thema
Doelen
1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis activeren bij het beantwoorden van enkele oriënterende vragen over het komende thema. 3 De kinderen kunnen zelfstandig op hun niveau materiaal verzamelen en selecteren dat hen kan helpen bij het uitvoeren van de opdrachten in dit thema. 4 De kinderen kunnen bepaalde elementen van zelfkennis verwoorden en noteren. 5 De kinderen kunnen kiezen of ze zelfstandig of met een klasgenoot een opdracht afwerken.
Activiteit 1 Onderwerp Doelen
■ Bouwen op Eigenland: waar en hoe? 1
De kinderen kunnen de kaart en de legende van een fictief eiland correct interpreteren.
2
De kinderen kunnen een windroos hanteren om op een kaart bepaalde punten te lokaliseren.
3
De kinderen kunnen met coördinaten een plaats op een kaart aanduiden.
4
De kinderen kunnen vanuit hun eigen voorkennis en op basis van een natuurkundige kaart een geschikte locatie voor een woning aanduiden die voldoet aan enkele eenvoudige criteria.
5
De kinderen kunnen vanuit hun eigen voorkennis met beperkte middelen een ontwerp van een woning maken dat voldoet aan enkele eenvoudige criteria.
6
De kinderen kennen de materialen en de gereedschappen op een lijst en kunnen hieruit een geschikte keuze maken in functie van hun opdracht en ontwerp.
7
De kinderen kennen de beroepen op een lijst en kunnen hieruit een geschikte keuze maken in functie van hun opdracht en ontwerp.
8
De kinderen kunnen in hun eigen groep en in de klas een eigen voorstel verwoorden en verdedigen.
9
De kinderen maken in overleg een synthese van de individuele voorstellen en kunnen het groepsvoorstel naar voren brengen.
10
De kinderen raadplegen in functie van de gegeven opdrachten passende informatie over ‘bouwen en gebouwen’.
11
De kinderen kunnen zich inleven in een volledig fictieve context en zijn bereid hierbij opdrachten te vervullen.
Activiteit 2 Onderwerp Doelen
■ Bouwen vroeger en nu, hier en elders 1
De kinderen kennen een beperkte, historische evolutie van de woning.
2
De kinderen kunnen de evolutie van de woning weergeven door de chronologische periodes op de tijdsbalk met de passende titels te linken.
3
De kinderen kunnen verschillende functies van bouwwerken met eigen woorden omschrijven en illustreren.
4
De kinderen kunnen voorbeelden geven van relaties tussen de functie, het uitzicht en de locatie van een gebouw.
5
De kinderen kunnen met eigen voorbeelden aantonen dat bouwwerken zowel nu als vroeger een maatschappelijke context weerspiegelen.
6
De kinderen ontdekken de esthetische waarde van bepaalde gebouwen en kunnen hun eigen voorkeur verwoorden en argumenteren.
7
De kinderen kunnen in tekstgehelen de belangrijkste woorden en woordgroepen markeren.
8
De kinderen kunnen in groep een vrij uitgebreide en complexe opdracht afwerken en maken daarbij onderscheid tussen moet- en mag-opdrachten.
Activiteit 3 Onderwerp Doelen
■ Bouwen op Eigenland: ons voorstel 1
De kinderen kunnen nieuw verworven kennis en inzichten in verband met de maatschappelijke, historische, geografische en technische aspecten van bouwen in een fictieve context toepassen.
2
De kinderen kunnen in overleg een groepsvoorstel kritisch evalueren en indien nodig bijsturen.
3
De kinderen zijn bereid om hun idee en ontwerp bij te sturen op basis van nieuw verworven informatie.
4
De kinderen durven en kunnen hun ontwerp aan de klas voorstellen.
Activiteit 4 Onderwerp
Doelen
■ Eigenland besturen: hoe? ■ Besturen vroeger en nu, hier en elders 1 De kinderen kunnen op basis van hun voorkennis en enkele richtinggevende vragen een eenvoudige bestuursvorm uitwerken en op papier zetten. 2 De kinderen weten dat politiek of besturen een vast element is van het maatschappelijk bestel dat vroeger, maar ook nu verschillende varianten inhoudt. 3 De kinderen kunnen in hun eigen woorden de volgende begrippen omschrijven: politiek, wet, democratie, dictator, eenpartijstaat, parlement en regering. 4 De kinderen begrijpen op hun niveau ons democratisch systeem en weten dat dit slechts in de loop van de 20ste eeuw een verworvenheid geworden is voor alle Belgen. 5 De kinderen weten dat er ook nu nog vele landen op een ondemocratische manier bestuurd worden. 6 De kinderen begrijpen dat er in ons land een taakverdeling is tussen de verschillende bestuursniveaus en kunnen dit illustreren. 7 De kinderen kunnen op hun niveau het nut van de scheiding der machten illustreren. 8 De kinderen kunnen met enkele voorbeelden de taak van onze koning illustreren en kunnen het verschil met een president aangeven. 9 De kinderen kennen de kleuren en de betekenis van enkele verkeerstekens. 10 De kinderen kunnen in hun eigen groep en in de klas een eigen voorstel verwoorden en verdedigen. 11 De kinderen maken in overleg een synthese van de individuele voorstellen en kunnen dit groepsvoorstel naar voren brengen. 12 De kinderen raadplegen in functie van de gegeven opdracht passende informatie over ‘besturen’. 13 De kinderen kunnen zich inleven in een volledig fictieve context en zijn bereid hierbij opdrachten te vervullen.
Activiteit 5 Onderwerp Doelen
■ Eigenland besturen: ons voorstel 1
De kinderen kunnen nieuw verworven kennis en inzichten in verband met de maatschappelijke, historische, geografische en technische aspecten van besturen in een fictieve context toepassen.
2
De kinderen kunnen in overleg een groepsvoorstel kritisch evalueren en indien nodig bijsturen.
3
De kinderen zijn bereid om hun idee en ontwerp bij te sturen op basis van nieuw verworven informatie.
4
De kinderen durven en kunnen hun ontwerp aan de klas voorstellen.
Activiteit 6 Onderwerp
Doelen
■ Eigenland beschermen: hoe? ■ Beschermen vroeger en nu, hier en elders 1
De kinderen kunnen op basis van hun voorkennis en enkele richtinggevende vragen een eenvoudig plan bedenken om Eigenland te beschermen.
2
De kinderen zien in dat verdedigen een natuurlijke reflex is die bij de mens door verschillende factoren is geëvolueerd tot een zeer belangrijke, maatschappelijke taak.
3
De kinderen weten dat er twee manieren zijn om een conflict op te lossen: een gewelddadige en een geweldloze.
4
De kinderen kunnen op hun niveau eventuele gevolgen van beide keuzes verwoorden en kunnen argumenteren waarom een geweldloze oplossing in de meeste gevallen de duurzaamste oplossing is.
5
De kinderen kunnen met enkele simpele voorbeelden aantonen dat onze westerse maatschappij voortdurend waakzaam moet zijn voor diverse gevaren.
6
De kinderen kunnen in hun eigen groep en in de klas een eigen voorstel verwoorden en verdedigen.
7
De kinderen maken in overleg een synthese van de individuele voorstellen en kunnen dit groepsvoorstel naar voren brengen.
8
De kinderen raadplegen in functie van de gegeven opdracht passende informatie over ‘beschermen’.
9
De kinderen kunnen zich inleven in een volledig fictieve context en zijn bereid hierbij opdrachten te vervullen.
Activiteit 7 Onderwerp Doelen
■ Eigenland beschermen: ons voorstel 1
De kinderen kunnen nieuw verworven kennis en inzichten in verband met de maatschappelijke, historische, geografische en technische aspecten van beschermen van een entiteit in een fictieve context toepassen.
2
De kinderen zijn bereid om in hun fictieve beschermingsplan de geweldloze manier te integreren.
3
De kinderen kunnen in overleg een groepsvoorstel kritisch evalueren en indien nodig bijsturen.
4
De kinderen zijn bereid om hun idee en ontwerp bij te sturen op basis van nieuw verworven informatie.
5
De kinderen durven en kunnen hun ontwerp aan de klas voorstellen.
Activiteit 8 Onderwerp Doelen
■ Een maquette van Eigenland of van de woning bouwen 1
De kinderen kunnen op basis van een plattegrond een maquette van Eigenland uittekenen en realiseren of kunnen op basis van een eigen ontwerp een maquette van een woning maken.
2
De kinderen kunnen verschillende materialen en gereedschappen gebruiken om een maquette driedimensionaal op te bouwen.
3
De kinderen leggen voor het materiaal en het gereedschap de nodige zorg en eerbied aan de dag.
4
De kinderen plannen hun werk en werken het product correct en volledig af.
5
De kinderen genieten van de knutselopdracht en van het eindresultaat.
6
De kinderen kunnen hun waardering voor het werk van klasgenoten uitdrukken en kunnen samen een tentoonstelling opbouwen.
7
De kinderen kunnen de verschillende groepsvoorstellen synthetiseren tot een klasvoorstel.
Activiteit 9 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 7
Doelen
1 De kinderen kunnen en durven in groep een werkstuk voorstellen en daar elementen van leerwinst uit het voorbije thema aan linken. 2 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 3 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en kunnen verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 5 De kinderen kunnen correcte voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 6 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
2de cursorische periode
Activiteit 1 Onderwerp
■ Pesten? Wij hebben er de pest aan!
Doelen
1 De kinderen kunnen een onderscheid maken tussen ‘pesten’ en ‘plagen’ en kunnen dit met voorbeelden illustreren. 2 De kinderen kunnen anoniem neerschrijven wanneer ze eens gepest werden of zelf iemand pestten. 3 De kinderen kunnen na het beluisteren van twee verhalen de pester, de gepeste en de middengroep aanduiden en kunnen van elk een aantal kenmerken geven. 4 De kinderen kunnen reflecteren over hun eigen gedrag en dat van een ander. 5 De kinderen kunnen samen een aantal afspraken bedenken voor het ‘pestcontract’. 6 De kinderen kunnen een syntheseblad over ‘pesten’ aanvullen met oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen. 7 De kinderen zijn bereid om een aantal initiatieven te nemen om de klassfeer optimaal te houden. 8 De kinderen kunnen in groep een opdracht uitvoeren en hebben hierbij bijzondere aandacht voor het positief benaderen van de andere.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Wielen om je tanden in te zetten
Doelen
1 De kinderen kunnen tandwielen op een karton kleven en nauwkeurig uitknippen. 2 De kinderen kunnen gelijkenissen en verschillen i.v.m. de werking van tandwielen herkennen door vergelijkende observaties. 3 De kinderen kunnen de opdrachten met tandwielen uitvoeren en hun bevindingen noteren. 4 De kinderen kunnen informatie opzoeken om opdrachten i.v.m. tandwielen uit te voeren. 5 De kinderen kunnen uit hun eigen ervaringen en voorkennis putten voor het uitvoeren van opdrachten i.v.m. tandwielen. 6 De kinderen kunnen met een klasgenoot samenwerken.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Alles op zijn tijd?
Doelen
1 De kinderen kunnen historische gegevens (foto’s, tekeningen en teksten) rubriceren bij de passende historische periode. 2 De kinderen kunnen informatie i.v.m. historische gebeurtenissen en figuren zo verwerken dat ze die op een persoonlijke manier aan de hele klasgroep kunnen voorstellen. 3 De kinderen kunnen de tijdsbalk interpreteren en functioneel gebruiken. 4 De kinderen kunnen met voorbeelden illustreren dat objecten of toestanden al dan niet grondig evolueren met de tijd. 5 De kinderen kunnen in groep samenwerken en kunnen een afgelijnde opdracht grondig en volledig uitvoeren.
Activiteit 4 Onderwerp
■ De dieren verdeeld
Doelen
1 De kinderen kennen enkele specifieke eigenschappen van de volgende diergroepen: zoogdieren, vogels, vissen, reptielen, amfibieën, insecten, spinnen, schaaldieren en weekdieren. 2 De kinderen kunnen voorbeelden geven van deze diergroepen. 3 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken.
Activiteit 5 Onderwerp
■ Ik onderhoud mijn fiets
Doelen
1 De kinderen kunnen met een checklist nagaan of een fiets in orde is. 2 De kinderen kunnen met een checklist nagaan of een fiets veilig is. 3 De kinderen kunnen aan de hand van schriftelijke informatie de noodzakelijke herstellingen aan een fiets aanduiden. 4 De kinderen kunnen eenvoudige herstellingen aan een fiets zelf uitvoeren. 5 De kinderen zijn bereid om in de toekomst hun fiets degelijk te onderhouden.
Activiteit 6 Onderwerp
■ België: land met (zeer) veel gezichten
Doelen
1 De kinderen weten dat een landschap wordt bepaald door natuurlijke en menselijke elementen en kunnen dit illustreren. 2 De kinderen kennen vier landschapstypes: het natuurlijke, het landelijke, het stedelijke en het industriële landschap en kunnen die op hun niveau beschrijven. 3 De kinderen weten dat de landschappen in eigen land vooral gemengde types zijn waarin bepaalde kenmerken overheersen en kunnen dit illustreren. 4 De kinderen weten dat de verschillende kaarten in hun atlas verschillende landschapskenmerken weergeven en kunnen die kaarten gebruiken. 5 De kinderen kunnen landschappen op basis van de overheersende kenmerken typeren en kunnen aanduiden of die kenmerken al dan niet uitgesproken zijn. 6 De kinderen kunnen het aandeel van de mens of de natuur in de vorming van een landschap aanduiden op een eenvoudige schaal. 7 De kinderen begrijpen eenvoudige thematische kaarten uit hun atlas en kunnen die gebruiken. 8 De kinderen kunnen hun eigen streek vergelijken met twee andere streken op basis van landschapskenmerken. 9 De kinderen kunnen streken situeren op de kaart van België. 10 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Dansen door de tijd
Doelen
1 De kinderen kunnen een opgegeven begrip bewegend en dansend vorm geven. 2 De kinderen kunnen deeltjes tekstinformatie i.v.m. de evolutie van de dans op hun manier aan de hele klas voorstellen. 3 De kinderen kunnen foto’s van dansers interpreteren en kunnen hun interpretatie verantwoorden. 4 De kinderen kunnen per twee een opdracht uitvoeren. 5 De kinderen kunnen hun eigen mening verwoorden en de mening van anderen waarderen.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit 2de cursorische periode
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
Thema 8
Water anders bekeken
Oriëntatie op thema 8 Onderwerp
■ Verkenning van het thema
Doelen
1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste doelen en onderwerpen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis activeren bij het beantwoorden van enkele oriënterende vragen over het komende thema. 3 De kinderen kunnen als voorbereiding van een activiteit enkele gegevens vaststellen over het waterverbruik thuis. 4 De kinderen kunnen in samenspraak elke activiteit in dit thema afsluiten met een synthetiserende zin of een opvallende vaststelling.
Activiteit 1 Onderwerp
■ Water: wat doen we ermee en waar halen we het?
Doelen
1 De kinderen weten dat water wordt verbruikt, vervuild en verspild door de huishoudens, de landbouw en de industrie en kunnen hiervan voorbeelden geven. 2 De kinderen kennen voorbeelden van waterzuivering en -vervuiling in hun buurt. 3 De kinderen kennen enkele waterbesparende tips die zij zelf kunnen toepassen. 4 De kinderen kennen de weg naar een glas drinkwater en kunnen die reconstrueren. 5 De kinderen kunnen het principe ‘de vervuiler betaalt’ verklaren en illustreren met voorbeelden uit de eigen omgeving. 6 De kinderen kunnen de begrippen ‘verspillen’, ‘vervuilen’, ‘zuivere energie’, ‘biologisch afbreekbaar’, ‘biologische landbouw’, ‘oppervlaktewater’ en ‘grondwater’ met eigen woorden verklaren. 7 De kinderen kunnen informatie ordenen in een schema waarvan de structuur is gegeven. 8 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken. 9 De kinderen beseffen dat water een kostbaar en onmisbaar goedje is en zijn bereid om zuinig met water om te gaan.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Water in ons land
Doelen
1 De kinderen kennen de rivier(en) in hun buurt en enkele belangrijke Belgische waterlopen en kunnen die situeren. 2 De kinderen kennen enkele natuurlijke kenmerken van een rivier en kunnen die verduidelijken aan de hand van waterlopen in hun buurt. 3 De kinderen kennen enkele kenmerken van menselijke ingrepen in rivieren en kunnen die verduidelijken aan de hand van waterlopen in hun buurt. 4 De kinderen kunnen op hun niveau verklaren waarom watervervuiling een internationaal probleem is dat een internationale aanpak vraagt. 5 De kinderen weten in welk stroombekken zij wonen en kunnen dit begrip vanuit de eigen context verklaren. 6 De kinderen kunnen de waterkwaliteit in Vlaanderen en in de eigen streek aflezen op een kaart. 7 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen dat water direct en indirect voor veel werkgelegenheid zorgt. 8 De kinderen kunnen over bepaalde items i.v.m. ‘water in ons land’ een mening vormen en verwoorden.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Wereld van water
Doelen
1 De kinderen weten dat 1 op 4 mensen op de wereld niet over drinkbaar water beschikt. 2 De kinderen weten dat watervervuiling om uiteenlopende redenen een wereldprobleem is en kunnen dit illustreren. 3 De kinderen weten dat vervuild drinkwater jaarlijks miljoenen mensen doodt. 4 De kinderen weten dat organisaties zoals Artsen Zonder Grenzen het drinkwaterprobleem willen oplossen en kunnen dit illustreren. 5 De kinderen kunnen enkele uitspraken over water in de wereld beoordelen op basis van twee thematische wereldkaarten. 6 De kinderen kunnen enkele werelddelen en landen situeren op de wereldkaart. 7 De kinderen zijn bereid na te gaan hoe zij water kunnen besparen om hun steentje bij te dragen tot het oplossen van het waterprobleem in de wereld.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Waar komt de regen vandaan?
Doelen
1 De kinderen kennen de begrippen ‘smelten’, ‘bevriezen’, ‘verdampen’, ‘condenseren’, ‘vloeibaar’, ‘vast’, ‘gasvormig’ en ‘zure regen’ en kunnen die op hun niveau verklaren en illustreren. 2 De kinderen kunnen in een proefje vaststellen dat water verdampt door opwarming en condenseert door afkoeling. 3 De kinderen kunnen de kringloop van het water reconstrueren en verklaren. 4 De kinderen kunnen op hun niveau de oorzaak van, een gevolg van en een maatregel tegen zure regen verwoorden. 5 De kinderen kunnen een proef in verschillende stappen volgen. 6 De kinderen kunnen de link leggen tussen een proef en de kringloop van het water en kunnen dit verwoorden.
Activiteit 5 Onderwerp
■ Water heeft vele gezichten
Doelen
1 De kinderen weten dat water zowel een positieve als een negatieve bijdrage kan leveren aan het leven en welzijn van mens, dier en plant. 2 De kinderen kunnen situaties waarin water een rol speelt, ordenen, rubriceren en categoriseren op basis van dit criterium. 3 De kinderen kunnen verwoorden in welke situaties water hen aantrekt of afstoot. 4 De kinderen kunnen uit een reeks foto’s deze selecteren die hen het meest aanspreken en kunnen verwoorden waarom.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Proeven met water
Doelen
1 De kinderen kennen enkele eigenschappen van water en kunnen die op hun niveau verklaren. 2 De kinderen kunnen eenvoudige proefjes met water volgens een bepaald stappenplan correct en veilig uitvoeren: - ze stellen zichzelf een vraag - ze formuleren vooraf een eigen antwoord - ze voeren een proef uit - ze noteren wat ze hebben gezien - ze selecteren een verklaring uit een gekregen reeks - ze selecteren een toepassing uit een gekregen reeks 3 De kinderen kunnen een afgelijnde opdracht in groep afwerken.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Met je voeten in het water (leeruitstap)
Doelen
1 De kinderen kennen vooraf enkele doelen van een leeruitstap en kunnen de eigen verwachting omschrijven. 2 De kinderen kunnen samen met de leerkracht praktische afspraken maken voor de leeruitstap, ze kunnen die tijdens de leeruitstap opvolgen en achteraf evalueren voor zichzelf en de groep. 3 De kinderen kunnen tijdens de leeruitstap aandachtig en taakgericht luisteren en kijken. 4 De kinderen kunnen in het thema verworven inzichten toepassen op elementen uit de leeruitstap. 5 De kinderen durven tijdens een leeruitstap vragen stellen.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 8
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet bevestigd of gewijzigd hebben in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
Thema 9
Kijk verder dan je neus
Oriëntatie op thema 9 Onderwerp
■ Verkenning van het thema
Doelen
1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste doelen en onderwerpen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis activeren bij het beantwoorden van enkele oriënterende vragen over het komende thema. 3 De kinderen kunnen over een langere periode weergegevens (aard en hoeveelheid, neerslag, bewolking, windrichting en -sterkte, temperatuur en luchtdruk) observeren, meten en noteren. 4 De kinderen kunnen hun weergegevens en -waarnemingen vergelijken met de weersvoorspelling in de krant. 5 De kinderen kunnen samen afspraken maken over een kleine, dagelijkse taak gedurende het thema.
Activiteit 1 Onderwerp
■ Onze blauwe planeet aarde
Doelen
1 De kinderen weten dat de aardmantel bestaat uit een hete, deels taaivloeibare massa. 2 De kinderen weten dat er rond de planeet aarde een atmosfeer of dampkring zit en kunnen er twee, voor de mens belangrijke, eigenschappen van beschrijven. 3 De kinderen weten dat de aarde rond de zon draait en de maan rond de aarde en kunnen dit illustreren. 4 De kinderen weten dat hemellichamen krachten uitoefenen op elkaar en kunnen van de gevolgen een voorbeeld geven. 5 De kinderen weten dat de energie van de zon de bron van leven op aarde is. 6 De kinderen kunnen in een grote ruimte de baan van de aarde rond de zon en de baan van de maan rond de aarde in een concrete opstelling uitbeelden. 7 De kinderen kunnen verwonderd zijn over de oneindigheid van het heelal. 8 De kinderen kunnen zelfstandig tot een bepaalde groepsindeling komen en kunnen deze verantwoorden.
Activiteit 2 Onderwerp
■ We oriënteren ons in de ruimte
Doelen
1 De kinderen weten dat de aarde een magneet is waarvan de polen zich in het noorden en het zuiden bevinden. 2 De kinderen weten dat een gemagnetiseerde naald altijd met een kant naar de noordpool en met de andere kant naar de zuidpool wijst. 3 De kinderen kunnen op basis van hun kennis van de zonnestanden de windstreken aanduiden op een zelfgemaakt kompas. 4 De kinderen kunnen de werking van een zelfgemaakt kompas controleren met een echt kompas. 5 De kinderen kunnen op een bepaalde plaats met behulp van een kompas de windstreken aanduiden. 6 De kinderen kunnen een kaart oriënteren met behulp van een kompas. 7 De kinderen kunnen strikte afspraken naleven wanneer ze zich verplaatsen op het schoolterrein.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Barstensvol energie!
Doelen
1 De kinderen weten dat energie de motor is achter alle vormen van verandering en kunnen dit met passende voorbeelden illustreren. 2 De kinderen weten en kunnen illustreren dat - energie wordt doorgegeven onder verschillende vormen. - energie kan worden opgeslagen. - energie zelden voor de volle 100 % wordt aangewend voor de activiteit waarvoor ze bedoeld was. 3 De kinderen weten dat de zon direct of indirect de bron is van bijna alle energie op aarde. 4 De kinderen kennen het verschil tussen fossiele brandstoffen, kernbrandstoffen en alternatieve energiebronnen. Ze kennen de nadelen van energie uit fossiele brandstoffen en kernbrandstoffen en de voordelen van alternatieve energiebronnen en ze kunnen dit alles illustreren. 5 De kinderen kunnen het begrip ‘schone’, duurzame of zuivere energie verklaren. 6 De kinderen weten dat de energiebehoeften zo groot zijn dat alternatieve energiebronnen hier voorlopig onmogelijk kunnen aan voldoen. 7 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde taak afwerken.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Energie maakt het verschil
Doelen
1 De kinderen weten dat het energieverbruik rond 1800 sterk is beginnen stijgen en kunnen dit op hun niveau verklaren. 2 De kinderen kennen enkele energiebesparende tips en zijn bereid die toe te passen. 3 De kinderen kennen de dichtstbijzijnde elektriciteitscentrale in hun buurt en weten welk type het is. 4 De kinderen weten dat in ons land vooral kernenergie en fossiele brandstoffen in de elektriciteitsproductie voorzien. 5 De kinderen kennen de problematiek rond kernenergie en kunnen hierover hun mening formuleren. 6 De kinderen weten dat er een verschil is in energieverbruik tussen het rijke noorden en de ontwikkelingslanden, zowel qua hoeveelheid als qua aanwending, en kunnen dit verklaren. 7 De kinderen beseffen dat onze energieverslindende consumptiemaatschappij zich deels zal moeten heroriënteren om nog een toekomst te hebben en kunnen dit illustreren.
Activiteit 5 Onderwerp
■ Begin toch niet weer over het weer!
Doelen
1 De kinderen kennen enkele weerselementen en kunnen die op hun niveau beschrijven: luchtdruk, windsterkte, windrichting, bewolking, neerslag en temperatuur. 2 De kinderen kunnen op hun niveau enkele weerselementen in een bepaald weertype beschrijven. 3 De kinderen kennen enkele instrumenten waarmee weerselementen worden gemeten en kunnen enkele daarvan correct hanteren. 4 De kinderen kunnen illustreren voor wie of waarvoor weersvoorspellingen belangrijk en nuttig zijn. 5 De kinderen kunnen hun mening over weerfenomenen en -berichten uitdrukken. 6 De kinderen kunnen bepalen of ze alleen of in duo willen werken.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Met het weer leer je leven
Doelen
1 De kinderen weten dat wij in een gematigd klimaat leven en dat de vegetatie hoofdzakelijk bestaat uit gemengd woud. 2 De kinderen kunnen op hun niveau enkele klimatologische omstandigheden van Noord-, Midden- en Zuid-Europa beschrijven op basis van themakaarten. 3 De kinderen kunnen op basis van themakaarten een Europees land selecteren dat beantwoordt aan specifieke klimatologische omstandigheden. 4 De kinderen kunnen illustreren hoe het klimaat verschillende facetten van het dagelijkse leven beïnvloedt. 5 De kinderen kunnen uit thematische kaarten gegevens over het Europees klimaat en de Europese vegetatie afleiden. 6 De kinderen kunnen verwoorden welk klimaat en welk landschap hen het meest aanspreekt. 7 De kinderen kunnen bepalen of ze alleen of in duo willen werken.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Proeven met lucht en elektriciteit
Doelen
1 De kinderen kunnen enkele eigenschappen van lucht en elektriciteit op hun niveau verklaren. 2 De kinderen kunnen eenvoudige proefjes met lucht en elektriciteit volgens een bepaald stappenplan correct en veilig uitvoeren: - ze stellen zichzelf een vraag - ze formuleren vooraf een eigen veronderstelling - ze voeren een proef uit - ze noteren wat ze gezien hebben - ze selecteren een verklaring uit een gekregen reeks - ze selecteren een toepassing uit een gekregen reeks 3 De kinderen kunnen een afgelijnde opdracht in groep afwerken.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Onze waarnemingen besproken
Doelen
1 De kinderen kunnen zinvolle relaties tussen weerselementen toetsen aan eigen waarnemingen. 2 De kinderen kunnen op hun niveau, uit vastgestelde weerwaarnemingen op langere termijn, enkele zinvolle conclusies trekken op basis van in het voorbije thema verworven inzichten.
Activiteit 9 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 9
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet bevestigd of gewijzigd hebben in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
3de cursorische periode
Activiteit 1 Onderwerp
■ Alleen ben je nergens!
Doelen
1 De kinderen weten dat we in onze samenleving binnen een model van onderlinge afhankelijkheid voortdurend een beroep doen op elkaar. 2 De kinderen kennen de mogelijkheid om via de kinder- en jongerentelefoon een antwoord te krijgen op eventuele vragen. 3 De kinderen kunnen vanuit de eigen situatie voorbeelden geven van onderlinge en wederzijdse afhankelijkheid op familiaal, sociaal en economisch vlak. 4 De kinderen weten dat er verschillende gezinsvormen zijn en kunnen vanuit hun eigen ervaringen een reactie formuleren op enkele concrete voorbeelden. 5 De kinderen durven in een kringgesprek hun mening over of gevoelens bij een concrete situatie verwoorden. 6 De kinderen kunnen respect opbrengen voor de mening van anderen.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Alles op zijn tijd?
Doelen
1 De kinderen kunnen historische gegevens (foto’s, tekeningen en teksten) rubriceren bij de passende historische periode. 2 De kinderen kunnen informatie i.v.m. historische gebeurtenissen en figuren zo verwerken dat ze die op een persoonlijke manier aan de hele klas kunnen voorstellen. 3 De kinderen kunnen de tijdsbalk interpreteren en functioneel gebruiken. 4 De kinderen kunnen omschrijven hoe situaties en toestanden al dan niet grondig evolueren doorheen de tijd. 5 De kinderen kunnen samen met een partner een opdracht afwerken.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Reizen met het openbaar vervoer
Doelen
1 De kinderen kennen de mogelijkheden van het openbaar vervoer. 2 De kinderen weten waar ze informatie over het openbaar vervoer kunnen vinden. 3 De kinderen kunnen enkele troeven van het openbaar vervoer opnoemen. 4 De kinderen kunnen met behulp van een dienstregeling een reisroute met het openbaar vervoer uitstippelen.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Gebruik je hersenen!
Doelen
1 De kinderen kunnen de hersenen en de zenuwen situeren in het menselijk lichaam. 2 De kinderen kunnen de taak van de hersenen en de zenuwen op hun niveau omschrijven. 3 De kinderen kunnen verwonderd zijn over de wonderbaarlijke complexiteit en de mogelijkheden van het menselijk brein.
Activiteit 5 Onderwerp
■ Hout, suiker en kunststof
Doelen
1 De kinderen kunnen van voorwerpen uit hun omgeving aangeven uit welke grondstof ze gemaakt zijn (ijzer, hout, glas, papier, textiel, kunststof...). 2 De kinderen ervaren en verwoorden op welke wijze een aantal grondstoffen worden verwerkt tot afgewerkte producten. 3 De kinderen ervaren en verwoorden dat er energie nodig is om materialen te verwerken, te vervormen en te produceren. 4 De kinderen kunnen aantonen dat een constructie (cd-rekje) met behulp van verschillende onderdelen wordt samengesteld. 5 De kinderen kunnen aantonen wat de functie van elk onderdeel van de constructie is. 6 De kinderen kunnen in groep een taak uitvoeren en gegevens uitwisselen met andere groepen.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Soorten verkeersborden
Doelen
1 De kinderen kunnen van verschillende verkeersborden de betekenis omschrijven en toelichten. 2 De kinderen kunnen de verschillende soorten verkeersborden herkennen, benoemen en hun betekenis toelichten. 3 De kinderen kunnen verkeersborden in een plaatselijke omgeving situeren en hun bedoeling en betekenis toelichten. 4 De kinderen kunnen foto’s van verkeerssituaties beoordelen en de ontbrekende verkeersborden aanvullen. 5 De kinderen kunnen hun werkwijze bij het oplossen van een probleem aan de hele klas kenbaar maken.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Het theater achterna
Doelen
1 De kinderen kunnen deeltjes historische tekstinformatie i.v.m. de evolutie van het theater op hun manier aan de klas voorstellen. 2 De kinderen kunnen in groep een opdracht uitvoeren en afwerken. 3 De kinderen kunnen in groep een vermaaksituatie voorbereiden en nadien opvoeren voor de hele klas. 4 De kinderen kunnen kritiek van anderen aanvaarden en waarderen. 5 De kinderen kunnen hun eigen opvoering beoordelen en daaruit besluiten trekken voor de toekomst.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit 3de cursorische periode
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet bevestigd of gewijzigd hebben in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.