College van Burgemeester & Wethouders Postbus 35 2350 AA Leiderdorp
BEZWAARSCHRIFT
Inzake: besluit 8 augustus 2014., verzonden 11 augustus 2014 kenmerk: Z/14/001693/8763
Geacht College,
Leiden, 22 september 2014.
De Stichting Voedselbank Leiden e.o., nader de Voedselbank, gevestigd in Leiden aan de Willem Barentszstraat 37 maakt hierbij bezwaar tegen boven vermeld besluit van 8 augustus 2014. Daarin is de aanvraag voor een meerjarige huisvesting subsidie van € 6.000= per jaar afgewezen. Een afschrift van het besluit is bijgesloten. De aanvraag is afgewezen op de volgende grond: De Voedselbank is een stichting die door particulier initiatief in het leven is geroepen en de ondersteuning biedt op een gebied dat buiten het kader van de gemeentelijke dienstverlening en ondersteuning aan minima valt. De stichting heeft de mogelijkheid tot het verwerven van particuliere giften en fondsen. De dienstverlening geeft geen invulling aan de maatschappelijke doelstellingen binnen het gemeentelijk subsidie beleid. De Voedselbank kan zich niet verenigen met deze afwijzing. Zij is van mening dat het besluit ondermeer -
onzorgvuldig is genomen
-
in strijd is met het vertrouwensbeginsel
-
en dat de motivering de afwijzing niet kan dragen
Hierna zal de Voedselbank, na een inleiding, haar bezwaren toelichten.
INLEIDING 1. De Voedselbank is in 2005 opgericht. Zij heeft een dubbele doelstelling, het tegengaan van verspilling van voedsel door dat wat over is in te zamelen en te verdelen onder hen die dat nodig hebben. Anders gezegd de Voedselbank houdt zich bezig met armoede bestrijding en het tegengaan van verspilling. 2. Voor een wekelijks voedselpakket komen alleen die huishoudens in aanmerking die per maand erg weinig te besteden hebben voor eten, drinken, kleding, calamiteiten als tandarts kosten, kosten voor een bril, een kapotte of gestolen fiets etc. De oorzaken voor een beroep op de Voedselbank zijn velerlei, schuldenproblematiek, schuldsanering, onder bewindstelling, geen inkomen, opschorting of stopzetting uitkering WWB, psychische en verslavingsproblemen etc. Allemaal situaties waarin een WWB uitkering en het minima beleid van uw gemeente niet toereikend is. 3. Een alleenstaande komt voor een voedselpakket in aanmerking wanneer hij of zij per maand € 180= of minder te besteden heeft voor eten drinken, kleding en andere hiervoor vermelde kosten. Voor een huishouding van 2 volwassenen is het normbedrag € 240=. Zijn er kinderen jonger dan 18 jaar, dan wordt er per kind bij het normbedrag € 50= opgeteld. Zo is voor een eenoudergezin met 2 kinderen het normbedrag € 280=. 4. Veel klanten die schulden hebben doen een beroep op de Voedselbank. Zij proberen deze op te lossen o.a. via de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, een vrijwillige schuldensanering en/of budgetbeheer. De praktijk leert dat de termijn van 3 jaar die veelal wordt gehanteerd vaak een aanloop tijd hebben van ongeveer een jaar en daarna nog eens een uitlooptijd van ongeveer een jaar. Hierdoor zijn zij al gauw 4 à 5 jaar aangewezen op een leefgeld per maand dat is afgestemd op de normbedragen die door de Voedselbank gehanteerd worden. 5. Op dit moment komen ca 450 huishoudens wekelijks een voedselpakket ophalen. Hiervan komen uit Leiderdorp 30 huishoudens van in totaal 73 personen. Dat is ca 10 % van het huidige aantal bijstandsgerechtigden in Leiderdorp. Gedurende 50 weken wordt een voedselpakket verstrekt. Per jaar worden er dus 1.500 pakketten aan Leiderdorpse huishoudens die op of beneden de armoedegrens leven. Voor hen vraagt de Voedselbank met de subsidie aanvraag een bijdrage van € 4= per pakket in de vorm van de huursubsidie.
TOELICHTING BEZWAREN
onzorgvuldig genomen besluit 6. Met de invoering van de ABW in 1965 is de armoedebestrijding een overheidstaak geworden. Op dit moment vertaalt zich dat in de WMO in welk kader door uw
2
gemeente op 4 februari 2013 is vastgesteld de “ Verordening Voorziening Maatschappelijk Ondersteuning Gemeente Leiderdorp 2013 ”. Artikel 4 WMO geeft ondermeer aan dat burgers in staat gesteld moeten worden een huishouden te voeren. Meer in het bijzonder wijst de Voedselbank op artikel 11 dat gaat over het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. 7. In de inleiding daarbij wordt vermeld dat uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat maatwerk geleverd dient te worden. Er dient onderzocht te worden of een bepaalde voorziening voldoende compenseert en of de persoon in kwestie in voldoende mate in staat wordt gesteld maatschappelijk te participeren. 8. Hiervoor is in de inleiding vermeld al vermeld dat voor ca 10 % van de bijstandsgerechtigden de voorziening via de overheid, in casu van uw gemeente, ontoereikend is om op een normale manier een huishouding te voeren. Het is om die reden dat 30 Leiderdorpse huishoudens wekelijks een beroep op de Voedselbank doen. Het is vanwege deze ontoereikendheid dat de Voedselbank bij uw College een subsidie verzoek heeft ingediend. 9. Uit de afwijzing blijkt dat uw College een onjuist beeld heeft van de positie van de Voedselbank in het maatschappelijke veld. De Voedselbanken vormen tegenwoordig een onmisbare schakel zijn in het lokale armoedebeleid (zie dossier armoede debat op www.socialevraagstukken.nl/site/2013/10/17/) Uit de site van het Ministerie van SWZ blijkt dat gemeenten door samen te werken met andere partijen hun armoedebeleid effectiever en efficiënter kunnen vormgeven (zie www.effectiefarmoedebeleid.nl/thema/samenwerking-privaatpubliek ) 10. Ook wordt verwezen naar de brief van de Sociale Alliantie van 20 september 2013 over de bestemming van de extra gelden die via het gemeentefonds aan de gemeenten worden verstrekt. In het kader van de armoede bestrijding is dat 20 miljoen euro in 2013 en vermoedelijk 80 miljoen in 2014. 11. Tot slot wijst de Voedselbank op de motie die Groen Links op 7 november 2013 heeft ingediend bij de behandeling van de begroting 2014-2017. Daarin wordt uw College opgeroepen om binnen de gemeentelijke organisatie na te gaan of er tot nu toe onbenutte kansen liggen om de Voedselbank Leiden e.o. facilitair of in natura te ondersteunen. Deze motie toen is aangehouden. 12. Op grond van hetgeen hiervoor is vermeld is de Voedselbank van oordeel dat bij een zorgvuldige afweging, waarbij rekening wordt gehouden met de laatste maatschappelijke ontwikkelingen over de positie van de Voedselbank, de gevraagde subsidie niet had mogen weigeren of althans niet op de gehanteerde weigeringsgrond.
vertrouwensbeginsel en motivering afwijzing 13. Op de Algemene Ledenvergadering van de vereniging Voedselbanken Nederland van 12 april 2014 (zie bijlage Nieuwsflits 15 april 2014) hield Staatssecretaris Klijnsma een inleiding over armoede bestrijding. Zij vertelde toen dat er structureel 100 miljoen aan de gemeenten zal worden uitgekeerd voor armoede bestrijding.
3
Daarbij wees zij er met klem op dat het de bedoeling is dat deze gelden ook benut kunnen worden door de Voedselbanken. Zij adviseerde nadrukkelijk wethouders en raadsleden daarop te wijzen. De Voedselbank heeft dat in de subsidieaanvraag ook gedaan. 14. Na een kennismakingsbezoek op 15 november 2013 wethouder Maat heeft de Voedselbank op 22 november 2013 een subsidieaanvraag ingediend voor verhuisen inrichtingskosten. Daarvan is op 20 december 2013 aan de Voedselbank een bedrag van € 2.800= toegekend als een eenmalige subsidie. 15. De wethouder adviseerde voor een structurele subsidie een afzonderlijke aanvraag in te dienen. Dit is op 22 april 2014 ingediend, nadat duidelijk was dat er een nog een jaarlijks tekort van € 6.000= was voor de exploitatiekosten, doordat de huur van het nieuwe pand € 12.000= hoger was. 16. Voor zover de Voedselbank bekend heeft de gemeente Leiderdorp in 2013 van deze gelden € 15.837= ontvangen, waarvan een groot gedeelte naar de algemene middelen is gegaan. Hierover heeft wethouder Maat op 20 januari 2014 tijdens de vragenronde van de Commissie Bestuur en Maatschappij toegezegd dat deze vanuit de algemene middelen voor armoede bestrijding alsnog kunnen worden aangewend. Naar aanleiding daarvan hebben een aantal raadsfracties te kennen gegeven daarop later terug te willen komen, wat voor zover de Voedselbank bekend nog niet is gebeurd. 17. Gezien hetgeen hiervoor onder 10, 11 en 12 over de zorgvuldigheid is vermeld over de positie van de Voedselbanken kan de Voedselbank het standpunt van uw College dat De Voedselbank een stichting is die door particulier initiatief in het leven is geroepen en de ondersteuning biedt op een gebied dat buiten het kader van de gemeentelijke dienstverlening en ondersteuning aan minima valt in het geheel niet plaatsen. 18. De Voedselbank is van oordeel dat dit standpunt onjuist is. Het is in strijd met de positie van de Voedselbanken bij de armoede bestrijding in de laatste jaren toebedeeld heeft gekregen. Voorts is het in strijd met de opmerkingen van Staatssecretaris Klijnsma op de ALV van 12 april 2014 over de bestemming van de gelden die ook aan gemeente zijn verstrekt voor armoede bestrijding. Als bijlage wordt overgelegd de Nieuwsflits voor de Voedselbanken van 15 april 2014, waaruit e.e.a. blijkt. 19. Deze opmerkingen sluiten aan op het armoede- en schuldenbeleid van de Staatssecretaris waarbij de publiek-private samenwerking wordt geïntensiveerd. Als bijlage worden overgelegd de relevante bladzijden van de brief van de Staatssecretaris aan de Voorzitter van de Twee Kamer van 3 juli 2013. Daarin staat o.m. vermeld dat private organisaties een belangrijke bijdrage leveren aan de bestrijding van armoede en schuldenproblematiek. Bundeling van publiek-private samenwerking kan een enorme meerwaarde leveren. 20. Voorts de relevante bladzijden van de brief aan de Colleges van Burgemeester en Wethouders van 19 december 2013. Daarin is een uitwerking te lezen van voorgaande brief. Onder 10 worden de gemeenten opgeroepen na te gaan in
4
hoeverre een Fonds voor Urgente Noden (een private organisatie ) toegevoegde waarde heeft en als dit het geval is te faciliteren. 21. Met het standpunt van uw College dat De stichting de mogelijkheid heeft tot het verwerven van particuliere giften en fondsen miskent de werkelijkheid. Natuurlijk verwerft de Voedselbank giften en fondsen van particulieren en ontvangt zij deze, alleen zijn die niet toereikend en niet structureel. Zo is de aanschaf van een nieuwe koel- en vriesinstallatie ten bedrage van ruim € 32.000= gefinancierd door fondsen die door de Voedselbank zijn aangeschreven. Het is om die reden dat de Voedselbank bij de gemeente Leiden subsidie heeft gevraagd (en al jaren krijgt). 22. Om dezelfde reden en in aansluiting op voormeld beleid van de Staatssecretaris van SZW heeft de Voedselbank op 22 april 2014 ook bij uw College een subsidieverzoek heeft ingediend. Mede gezien het substantiële aantal huishoudens uit Leiderdorp dat wekelijks een beroep op de Voedselbank doet. 23. In de samenvatting van het subsidieverzoek van de Voedselbank ten behoeve van de Collegevergadering van 22 juli 2014, agendapunt 8, staat vermeld dat dit verzoek is ingediend op aanraden van de gemeente Leiden. ( “Sinds 2014 draagt de gemeente Leiden niet meer volledig bij in de (hogere) huurkosten en heeft de Voedselbank aangeraden elders inkomsten te genereren, waaronder subsidie van de buurgemeenten”) 24. De Voedselbank wijst erop dat het subsidieverzoek niet om die reden is ingediend. De enige reden is dat zij van oordeel is dat, gezien het aantal huishoudens uit Leiderdorp dat al vele jaren een beroep op de Voedselbank doet en in toenemende mate zal blijven doen, een structurele bijdrage van uw gemeente alleszins gerechtvaardigd is. Gezien het beperkte aantal huishoudens uit Oegstgeest en Zoeterwoude, dat een beroep doet op de Voedselbank, is aan die gemeentes geen structurele bijdrage gevraagd. 25. De Voedselbank is van oordeel dat zij op grond van het vorenstaande erop mocht vertrouwen dat haar verzoek niet buiten het kader van de gemeentelijke dienstverlening en ondersteuning aan minima valt. Voorts dat de gelden die aan de gemeenten voor armoedebestrijding worden verstrekt aangewend kunnen worden voor verzoeken als door de Voedselbank is ingediend en dat dit voor uw gemeente ook mogelijk en gerechtvaardigd is.
hardheidsclausule 26. Artikel 19 van de Algemene Subsidieverordening Leiderdorp 2014 kent een hardheidsclausule. Daarin is bepaald dat uw College de bevoegdheid heeft een artikel of meerdere artikelen van de Subsidieverordening buiten toepassing te laten indien toepassing daarvan voor, in dit geval, de Voedselbank tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Voor zoveel nodig doet De Voedselbank een beroep op deze clausule. 27. Zoals hiervoor is aangetoond blijkt dat voor ca 10 % van de bijstandsgerechtigden de voorziening via de overheid, van uw gemeente dus, ontoereikend is om op een
5
normale manier een huishouding te voeren. Het is vanwege deze ontoereikendheid en de maatschappelijke positie van de Voedselbank bij de armoedebestrijding dat het subsidieverzoek is ingediend. Zij is van oordeel dat deze op grond van deze hardheidsclausule gehonoreerd dient te worden. CONCLUSIE De Voedselbank is van oordeel dat uw College haar bezwaren gegrond dient te ve5rklaren en dat alsnog de subsidie zoals gevraagd toegekend dient te worden.
Met vriendelijke groet
Stichting Voedselbank Leiden e.o. Gerrit Nieuwenhuis Secretaris
Bijlagen -
besluit College van Burgemeester en Wethouders 8 augustus 2014
-
Nieuwsflits voor de Voedselbanken 15 april 2014
-
brief Staatssecretaris SZW aan Voorzitter Tweede Kamer 3 juli 2013
-
brief Staatssecretaris SZW aan Colleges Burgemeester en Wethouders 19 december 2013
6
15 april 2014
Nieuwsflits voor de Voedselbanken Jetta Klijnsma vol lof over voedselbanken Staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is vol lof over de voedselbanken. Dat verzekerde ze zaterdag 12 maart tijdens de Algemene Ledenvergadering van Voedselbanken Nederland in Doorwerth. Maar ondanks haar lovende woorden houdt de staatssecretaris de hand op de knip. Er komt geen extra geld voor de voedselbanken om voedsel te kopen voor het snel stijgende aantal klanten. Wel beloofde ze in gesprek te gaan met collega Sharon Dijksma, staatssecretaris economische zaken, of er niet iets gedaan kan worden met de regels betreffende de uitgifte van versproducten die tegen de houdbaarheidsdatum aanzitten. Staatssecretaris Klijnsma (‘Zeg maar Jetta’) was zaterdag te gast tijdens de Algemene Ledenvergadering in Doorwerth om, zoals ze zelf zei: “Ik ben vooral gekomen om te luisteren. Om te horen of er ideeën zijn waarvoor ik iets kan regelen.” Want geld om voedsel te kopen, dat heeft ze niet, ook niet voor de Voedselbank waarvoor ze zoveel sympathie heeft. Wat de bestuurders van Voedselbanken Nederland ook probeerden, een toezegging van de staatssecretaris voor extra financiële hulp zat en zit er niet in. Het bleef bij toezeggingen om samen met collega’s Fred Teeven (staatssecretaris Veiligheid en Justitie) en Dijksma te bekijken of regels en wetten aangepast kunnen worden, waardoor sommige mensen minder snel in financiële problemen kunnen komen door bijvoorbeeld het stapelen van boetes, makkelijk geld lenen of ‘op de pof kopen’. De staartsecretaris riep de aanwezige voedselbank bestuurders op contact te zoeken met de nieuwe wethouders en raadslieden in hun gemeente. Er is immers veel geld voor armoedebestrijding naar de gemeentebesturen gegaan. Ondanks de hand op de knip werd haar komst beloond met een daverend applaus na haar slotopmerking: “Als ik ergens blij mee ben, is het dat jullie bestaan. Ondanks alles leven we in een mooi land, waar mensen om elkaar geven en elkaar helpen.”
Leo Wijnbelt (links) verwelkomt staatsecretaris Jetta Kleinsma op de Algemene Ledenvergadering in Doorwerth.
Diverse besluiten genomen door de ALV Voorafgaand aan het bezoek van de staatssecretaris stemden de leden tijdens de Algemene Ledenvergadering in met een aantal voorstellen. De bestemmingsreserve voor projecten om voedsel-veiligheid te verbeteren werd verhoogd naar € 750.000. Voedselbanken kunnen voorstellen indienen tot een maximaal bedrag van € 25.000. Distributiecentra kunnen een voorstel tot een maximum van €50.000 indienen. Hierbij geldt dat wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Meer informatie over de voorwaarden etc. is beschikbaar op het VBServicecentrum. De ALV ging ook akkoord met het voorstel voedselverwerving. De komende weken zal in het team voedselverwerving een aantal bedrijven worden genomineerd die aan de lijst landelijke accounts kunnen worden toegevoegd. De voedselbanken zullen per mail of brief worden gevraagd hier mee in te stemmen. De notulen van de vergadering volgen zeer binnenkort. Voedselveiligheid goed in de aandacht Jaap Sala en zijn team hadden een stand ingericht waar voedselbanken vragen konden stellen over voedselveiligheid. Ook meldden voedselbanken zich aan voor het certificeringstraject. Inmiddels hebben 105 voedselbanken zich ingeschreven en zijn al 20 voedselbanken ‘groen’ verklaard.
De volgende ALV vindt plaats op 30 augustus.
Klanten van de voedselbank mogen gratis naar de tandarts in Tandarts Controleweek Tandarts Controleweek is onderdeel van NMT Fonds Mondgezondheid. Ter gelegenheid van haar 100 jarig bestaan richt de NMT, de beroepsorganisatie van de tandartsen, het NMT Fonds Mondgezondheid op. Dit Fonds is een cadeau aan de Nederlandse samenleving namens tandartsen en tandarts-specialisten. Het Fonds wil het belang van goede mondgezondheid onder de aandacht brengen en richt zich op bewustwording, voorlichting en kennisoverdracht. Het NMT Fonds Mondgezondheid wil ook concrete en tastbare hulp bieden en dat doen ze via een Landelijke Tandarts Controleweek. Het idee is eenvoudig: in de week van 16-24 mei bieden ze een kosteloze periodieke controle aan: de tandarts doet een eerste “onderzoek” en geeft een poetsadvies. Het fonds selecteert hiervoor ieder jaar een specifieke doelgroep. In 2014 zijn dit de klanten van de voedselbanken. Hoe werkt het? Deelnemende tandartsen in Nederland stellen in de week hun praktijk een dag(deel) open om kosteloos patiënten te controleren voor wie toegang tot de mondzorg geen automatisme is, bijvoorbeeld als gevolg van beperkte financiële middelen, van angst voor de tandarts of van onwetendheid over het belang van de gezonde mond. Voedselbanken delen consultkaarten uit Via de voedselbanken in Nederland worden ansichtkaarten (zie bijlage voorbeeld van de Fokke & Sukke ansichtkaart) verspreid. Met een kaart kan een volwassene met zijn of haar kinderen gratis een consult krijgen bij een tandarts die meedoet met dit project. De kaarten zullen vanaf 16 april afgeleverd worden bij de 8 Distributie Centra met de vraag of u de kaarten zou willen verdelen over de desbetreffende afgiftepunten binnen uw regio. In ieder voedselpakket mag 1 Fokke & Sukke kaart gestopt worden. Het streven is dan om vóór 1 mei 2014 de kaarten mee te leveren in de voedselpakketten. Deelnemende tandartsen Momenteel melden de tandartsen zich aan via een webwww.voedselbankennederland.nl Bezoek en like ook onze Facebook pagina: https://www.facebook.com/
twitter: @VoedselbankenNL
site, waarna ze op de kaart van Nederland verschijnen: www.nmt.nl/fonds-kaart. Op deze site kan men zien welke tandartsen aan de Landelijke Tandarts Controleweek meedoen. De mensen die via de voedselbank een kaart hebben gekregen kunnen op de site een tandarts bij hen in de buurt zoeken en direct een afspraak maken. De tandartsen geven zelf aan wanneer hun praktijk volgeboekt is. Ze mogen een afspraak maken voor zichzelf maar het is ook mogelijk de kaart weg te geven. Aan iemand die wellicht een steuntje in de rug nodig heeft om een afspraak te maken en deze kaart heel goed kan gebruiken! De kaart dient meegenomen te worden naar de afspraak, deze dient ook als betalingsbewijs. Heel veel dank voor uw medewerking aan de Landelijke Tandarts Controleweek, waarbij wij hopen heel veel mensen die afhankelijk zijn van de voedselbank ook verder te kunnen helpen. Voor vragen over deze actie, kunt u contact opnemen met Organisatiebureau Caos, die deze actie voor NMT organiseert. Organisatiebureau CAOS WG Plein 475, 1054 SH Amsterdam T: 020 589 3232, E:
[email protected]
Voedselbanken medeondertekenaar oproep aan alle gemeente bestuurders Op de ALV sprak Jette Klijnsma ook over de oproep van diverse organisaties in Nederland aan haar en alle gemeentebestuurders om aandacht te besteden aan armoede- en schuldenproblematiek. Onderstaand treft u deze brief aan. U kunt deze brief meenemen naar uw gesprekken met gemeentebestuurders.
Aan: Gemeenteraden van de Nederlandse gemeenten Betreft: Aanpak armoede- en schuldenproblematiek 8 april 2014 Geachte leden van de gemeenteraad, Nederland maakt een economisch moeilijke periode door. Steeds meer mensen komen in financiële problemen of hebben te maken met een erg kleine portemonnee. In 2012 behoorden ruim 1,3 miljoen (8,4%) mensen tot een huishouden met een laag inkomen, waaronder 391.000 (11,8%) kinderen1. Datzelfde jaar liep iets meer dan één op de zes Nederlandse huishoudens (17,2%) een risico op problematische schulden, had problematische schulden of zat in een schuldhulpverleningstraject. Mensen die te maken hebben met armoede- en schuldenproblematiek bevinden zich in een kwetsbare positie. Vanwege een laag inkomen of schulden worstelen zij dagelijks met de vraag hoe zij rond kunnen komen en hoe zij mee kunnen blijven doen in de samenleving. Het lukt hen lang niet altijd om gezonde voeding of kleding te kopen, te sporten of mee te doen aan sociale activiteiten. Soms dreigen mensen zelfs een dak boven het hoofd te verliezen. Wij vinden dat niemand als gevolg van zijn financiële situatie buiten spel mag staan, zeker kinderen niet. U bent allen onlangs toegetreden tot de nieuwe gemeenteraden en heeft daarmee een belangrijke rol in de aanpak en preventie van armoede- en schuldenproblematiek in uw gemeente. Gemeenten zijn hiervoor immers primair verantwoordelijk en krijgen hiervoor van het kabinet gelukkig ook meer middelen tot hun beschikking. U bent als raadsleden betrokken bij de totstandkoming van de collegeprogramma’s. Wij vragen u daarom of u ervoor wilt zorgen dat in de collegeprogramma’s armoede- en schuldenaanpak een prominente plaats krijgt! Maatschappelijke organisaties kunnen uw gemeente helpen bij een effectieve en doelmatige armoede- en schuldenaanpak. Onlangs wees ook de Kinderombudsman in zijn handreiking voor gemeenten over o.a. een ‘kindpakket’ op de rol die maatschappelijke organisaties hierin kunnen spelen. Als landelijke organisaties ondersteunen wij een groot aantal lokale of regionale organisaties die op lokaal niveau veel feitelijke hulp verlenen aan mensen die dit nodig hebben. Deze organisaties werken graag met gemeenten samen en bieden veel toegevoegde waarde: - groot bereik onder de doelgroep; ook mensen die buiten de formele toekenningskaders van gemeenten vallen (bijvoorbeeld mensen met schulden); - goede kennis van de lokale sociale kaart, waardoor mensen tijdig en juist worden doorverwezen naar (gemeentelijke) voorzieningen; - een laagdrempelige en efficiënte uitvoering, waarbij ondersteuning veelal in natura (sportkleding, fiets, computer, voedsel) plaatsvindt en waar nodig noodhulp kan worden geboden als wettelijke voorzieningen niet (tijdig) kunnen worden benut; - inbreng van particuliere financiële middelen uit het bedrijfsleven, private fondsen en donateurs; - versterken sociale samenhang: breed draagvlak in de lokale samenleving door het betrekken van talloze vrijwilligers, ervaringsdeskundigen en intermediairs. Daarom roepen wij u op uw nieuwe college te vragen om de mogelijkheden van samenwerking met maatschappelijke organisaties te benutten. Als u meer wilt weten kunt u contact opnemen met één of meer afzenders van deze brief. In de bijlage treft u per organisatie een contactpersoon aan. Wij zullen u zoveel mogelijk in contact brengen met een lokale contactpersoon.
1
Armoedesignalement 2013 (2013). SCP en CBS; isbn 978 90 377 0689 5
1
Wij horen graag van u! Hoogachtend, Cordaid
Humanitas
Joep van Zijl Manager Cordaid Nederland
Eva Scholte Directeur
IederIn
Jeugdcultuurfonds Nederland
Gert Rebergen Interim Directeur
Bertien Minco Directeur
Jeugdsportfonds Nederland
Kerk in Actie
Monique Maks Directeur
Carla van der Vlist Teamleider Binnenland
Leergeld Nederland
Leger des Heils
Gaby van den Biggelaar Directeur
Envoy drs. C. Vader Directeur
LOM Samenwerkingsverbanden
Nationaal Fonds Kinderhulp
Dhr. mr. A. (Ahmed) Charifi Coördinerend voorzitter Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
Gerjoke Wilmink Directeur
Jan Wezendonk Directeur/bestuurder NVVK Vereniging voor Schuldhulpverlening en Sociaal Bankieren
Joke de Kock Voorzitter
2
Resto VanHarte
Fred Beekers Oprichter
Schuldhulpmaatje
Carla van der Vlist Voorzitter Projectalliantie
Sociale Alliantie
Stichting Jarige Job
Raf Janssen Secretaris
Huib Lloyd Directeur
Stichting Urgente Noden Nederland
Voedselbanken Nederland
Andries de Jong Directeur
Leo Wijnbelt Voorzitter
3
Bijlage
Contactpersonen
Cordaid Kristel Ashra T 070 3136 253
[email protected] Humanitas Rebecca Gerritse, Landelijk projectleider Thuisadministratie T 020 523 11 00 | 06 35130742
[email protected] IederIn Marijke Hempenius T 030 7200000
[email protected] Jeugdcultuurfonds Bertien Minco, directeur T 020-6202069
[email protected]
www.jeugdcultuurfonds.nl Jeugdsportfonds Monique Maks, directeur T 020 6957848
[email protected] Kerk in Actie Meta Floor, projectmanager Binnenlands Diaconaat T 030 8801456
[email protected] Leergeld Nederland Gaby van den Biggelaar, directeur
T 013 545 16 56
[email protected] Leger des Heils Envoy drs. C. Vader, directeur T 036 5398250
[email protected] Landelijk overleg minderheden – samenwerkingsverbanden dhr. mr. A. (Ahmed) Charifi, coördinerend voorzitter T 030-2367327
[email protected] Nationaal Fonds Kinderhulp Jan Wezendonk, directeur/bestuurder T 0570 6111899
[email protected]
4
Nibud Gerjoke Wilmink, directeur T 030 2391360
[email protected] NVVK Yvon van Houdt, directeur T 085 4895741
[email protected] Resto VanHarte Fred Beekers, oprichter T 06 52 49 84 06
www.restovanharte.nl SchuldHulpMaatje Peter Rijsdijk, projectmanager T 071 2 000 100
[email protected] Sociale Alliantie Ger Ramaekers T 06 42092030
[email protected] Stichting Jarige Job Amber Merkus T 010 7370348
[email protected] Stichting Urgente Noden Andries de Jong, directeur T 06 20010507
[email protected] Voedselbanken Nederland Secretariaat T 088 543 543 5
[email protected]
5
> Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE
2513AA22XA
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 T 070 333 44 44 F 070 333 40 33 www.rijksoverheid.nl Onze referentie 2013-0000090830
Datum 3 juli 2013 Betreft Intensivering armoede- en schuldenbeleid Overeenkomstig mijn eerdere toezeggingen1 en het recente AO (19 juni jongstleden) stuur ik uw Kamer hierbij de informatie over de inzet van het kabinet ten aanzien van het armoede- en schuldenbeleid. Daarbij geef ik inzicht in de manier waarop de dit voorjaar voor 2013 vrijgemaakte extra middelen voor de bestrijding van armoede en schulden worden ingezet, de specifieke aandacht daarbij voor kinderen en ik ga in op de aanpak rond preventie en vroegsignalering van schulden. Tot slot informeer ik u, conform mijn toezegging2, over de stand van zaken rond het moratorium. De bijlagen bij deze brief gaan uitvoeriger in op de inzet van de extra middelen en de aanpak rond preventie en vroegsignalering. Daarbij geef ik ook aan hoe ik uitvoering geef aan de motie Schouten-Kuzu3. In de bijlage informeer ik u eveneens, zoals toegezegd4, over de samenwerking tussen de Stichting Voedselbanken Nederland en de Alliantie Verduurzaming Voedsel.
Missie en doel Nederland heeft een gedegen sociale zekerheid. De kans op armoede is in Nederland relatief gezien laag. Het kabinet wil, ook in deze economisch moeilijke tijden, die verworvenheden behouden. Niemand mag door armoede buiten de boot vallen. Zeker kinderen niet. Problematische schulden kunnen een opmaat naar armoede zijn. Zij moeten vroeg worden gesignaleerd en zoveel mogelijk worden voorkomen. Werk blijft de beste weg uit armoede en schulden. Nederland heeft te maken met een recessie die al een aantal jaren duurt. Het is hard voor mensen als ze daardoor getroffen worden. Om uit de recessie te komen zijn pijnlijke maatregelen nodig die aan geen enkele voordeur voorbij gaan. Bij al deze maatregelen houdt het kabinet oog voor de gevolgen voor de koopkracht en worden de laagste inkomens zoveel mogelijk ontzien. Dit kan allemaal niet voorkomen dat op dit moment veel Nederlanders dagelijks worstelen met de vraag hoe zij de eindjes aan elkaar moeten knopen.
1 2 3 4
Kamerstukken II, 2012-2013, 24515, nr. 254 Aan het lid Schouten tijdens het vragenuur van 21 mei jl. Kamerstukken II, 2012-2013, 24515, nr. 263 Kamerstukken II, 2012-2013, 24515, nr. 254 Pagina 1 van 18
De armoedecijfers laten zien dat er sinds de eeuwwisseling eerst sprake is geweest van een sterke verbetering en dat we nu in een fase komen waarin het aandeel huishoudens dat onder de lage-inkomensgrens zit, toeneemt. De cijfers uit het Armoedesignalement 2012 van CBS en SCP laten zien dat circa 604.000 huishoudens moeten rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Het gaat daarbij om mensen met een (bijstand)uitkering, maar ook om andere groepen. Bijvoorbeeld zelfstandigen zonder personeel die hun inkomsten zien teruglopen of mensen met een modaal inkomen met te hoge schulden.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Het vorige week verschenen rapport van de Kinderombudsman beklemtoont dat zonder gerichte actie, de kans groot is dat kinderen van deze ontwikkeling extra de dupe worden5. Het rapport van de Kinderombudsman bevat een aantal behartigenswaardige aanbevelingen, waaronder het advies aan gemeenten om een kindpakket samen te stellen waarvan de onderdelen rechtstreeks ten goede komen aan de kinderen zelf. Een kindpakket voorziet ten minste in de meest noodzakelijke behoeften, aangevuld met zaken om mee te kunnen doen in de samenleving. Nu al, na 1 week, hebben 26 gemeenten aan de Kinderombudsman laten weten in een dergelijk pakket te willen voorzien. Het Unicef-rapport ‘Koninkrijkskinderen: Kinderrechten op de Nederlandse Cariben’6, laat zien dat armoedebestrijding zeker ook voor kinderen in Caribisch Nederland van groot belang is. Ten aanzien van problematische schulden bestaat eenzelfde beeld. Eén op de zes huishoudens in Nederland loopt een risico op problematische schulden, heeft problematische schulden of zit in een schuldhulpverleningstraject. De Nationale ombudsman7 en het onderzoek ‘Paritas passé’8 lieten bovendien zien dat zich in de praktijk problemen voordoen met handhaving van de beslagvrije voet. Mensen kunnen hierdoor in de situatie terechtkomen dat zij niet kunnen voorzien in de kosten van levensonderhoud. Gelukkig hebben we een goed vangnet in Nederland. We hebben in Nederland de algemene bijstand waardoor mensen met een te laag inkomen een uitkering kunnen krijgen. We hebben daarnaast de bijzondere bijstand voor als er noodzakelijke kosten zijn die mensen niet kunnen dragen. Dat geldt zowel voor mensen met een algemene bijstandsuitkering, als voor andere mensen die met bijzondere kosten worden geconfronteerd. Nederland heeft internationaal gezien een relatief hoog wettelijk minimumloon. Ook op het terrein van het voorkomen van armoede doet Nederland het relatief goed. Uit de meest recente cijfers van Eurostat wordt duidelijk dat Nederland in een vergelijking van de EU-lidstaten op de tweede plaats staat met betrekking tot het percentage mensen dat risico loopt op armoede en sociale uitsluiting. Unicef
5
“Kinderen in armoede in Nederland”: http://www.dekinderombudsman.nl/ul/cms/fckuploaded/KOM0042013KindereninArmoede.pdf 6 http://www.unicef.nl/wat-doet-unicef/koninkrijkskinderen 7 Het rapport «In het krijt bij de overheid, verstandig invorderen met oog voor maatschappelijke kosten» is op 17 januari 2013 verschenen (rapportnummer: 2013/003). 8 Het rapport Paritas Passé is gepubliceerd in maart 2012, door dr. N. Jungmann, mr. A.J. Moerman, mr. H.D.L.M. Schruer en mr. I. van den Berg. Pagina 2 van 18
concludeert in haar rapport ‘Het welzijn van kinderen in ontwikkelde landen’9 dat Nederland van de 29 meest ontwikkelde landen in de wereld het hoogst scoort als het gaat om welzijn van kinderen. Sinds vorig jaar is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van kracht. Hierdoor kunnen mensen een beroep doen op ondersteuning van de gemeente om het hoofd te bieden aan schuldensituaties waar ze zelf niet meer uitkomen. Schuldpreventie en vroegsignalering maken steeds nadrukkelijker onderdeel uit van de integrale schuldhulpverlening door gemeenten.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Deze voorzieningen bestaan naast andere regelingen en instrumenten die met name mensen met een smalle beurs ondersteunen, zoals huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag, sociale woningbouw, persoonlijke ondersteuning en voorzieningen, buurtsportcoaches, stadspassen, etc. Het is essentieel dat we een goed vangnet en een palet aan instrumenten voor ondersteuning houden. Ook als er een noodzaak is om de overheidsfinanciën op orde te houden. Daar staat het kabinet voor. Het doel van het kabinet is dat mensen - waar nodig - geholpen en ondersteund worden om zo snel mogelijk op eigen benen te staan, terug te veren, werk te zoeken en te vinden en dat er geen mensen door het vangnet heen glijden. Het kabinet wil voorkomen dat kinderen de dupe worden van de financiële problemen van hun ouders. Kinderen moeten zich kunnen ontplooien, hun eigen mogelijkheden ontdekken en ontwikkelen en volop mee kunnen doen in de samenleving. Belangrijk is dat zij perspectief houden op een gelukkig leven. Elk kind moet niet alleen kunnen beschikken over voedsel, kleding en andere basisbehoeften, maar moet ook mee kunnen op schoolreis, lid van de bibliotheek kunnen worden en bijvoorbeeld wekelijks kunnen sporten of muziek maken. Nederland kent, zo laat onderzoek van het SCP10 zien geen massale armoedecultuur, in de zin dat armoede overerft van generatie op generatie. De overgrote meerderheid van de arme kinderen (93%) is later als volwassene niet arm. Dat is mooi en dat moeten we zo houden, want het onderzoek laat ook zien dat een arme jeugd wel de kans vergroot op armoede als volwassene. We weten allemaal dat het gevaar van zo’n negatieve spiraal in individuele gevallen nooit geweken is. Dus waakzaamheid is geboden en we moeten voorkomen dat het verkeerd gaat. Natuurlijk dient het doel altijd te zijn, dat geen enkel kind in ons koninkrijk door armoede buiten de boot valt. Kwantitatief inzicht helpt daarbij. De cijfers over de economie, de koopkracht en de verschillende maatstaven die zicht geven op armoede- en schuldenproblematiek, op uitsluiting en afhaken, bieden ons inzicht in wat er gebeurt en waar extra aandacht nodig is. Kaders voor het Rijksbeleid -
Preventie en vroegsignalering. Het is belangrijk mensen te helpen niet in de armoede te belanden. Hierbij is de eigen verantwoordelijkheid in eerste
9
http://www.kidsenjongeren.nl/wp-content/uploads/2013/04/Welzijn-van-kinderen-inontwikkelde-landen.pdf Pagina 3 van 18
instantie leidend. Investeren in het vroeg signaleren van schulden is erg belangrijk. Voorkomen van problemen kan veel effect opleveren. Hoe vervelend ook, in een recessie is er minder geld. Iedereen moet zich erop instellen om zijn uitgaven aan te passen als zijn inkomsten wijzigen. Schulden beperken of terugbrengen tot een houdbaar niveau. Tijdig de bakens verzetten, helpt problemen voorkomen. Recent onderzoek11 en projecten als ‘De kunst van het rondkomen’12 tonen dat veel mensen dit ook doen als het nodig is, door hun inkomsten te verhogen en/of hun uitgavenpatroon te versoberen. -
Werk. Werk blijft de beste weg uit armoede en schulden. Ook in een recessie draait de arbeidsmarkt door. Er komen weliswaar per saldo geen banen bij, maar er blijven honderdduizenden wisselingen per jaar optreden waarmee ook mensen die geen werk hebben, hun voordeel kunnen doen. Tijdelijk werk, deeltijdwerk, zelfstandig ondernemerschap en ook stages en vrijwilligerswerk zijn nuttig om actief te blijven en noodzakelijke vereisten en vaardigheden niet te verliezen.
-
Regierol gemeenten. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het armoede- en schuldenbeleid. Op lokaal niveau zijn zij in staat om via een integrale aanpak maatwerk te leveren en hun beleid zo vorm te geven dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de aanwezige kracht van de samenleving. Zij hebben daarbij binnen het sociale domein een regiefunctie. Gemeenten kunnen als in de lokale samenleving gewortelde overheidsorganisaties bovendien een laagdrempelige toegang bieden en dat is erg belangrijk. Veel mensen die te maken hebben met armoede of schuldenproblematiek vinden het namelijk moeilijk om hulp te zoeken, terwijl vroeg hulp zoeken juist erger voorkomt. Initiatieven die de drempels verlagen, de negatieve gevolgen voor kinderen bespreekbaar maken en daarmee helpen voorkomen, zijn zeer waardevol. Initiatieven als ‘geld en ik’13, de informatie over omgaan met geld van het Nibud14 en financiële educatie voor scholieren15 zijn op dat vlak heel erg belangrijk.
-
Publiek-private samenwerking. Ik ben zeer onder de indruk van de inzet van veel maatschappelijke organisaties en de daarbij betrokken vrijwilligers. Zij bieden enorm veel hulp aan mensen met financiële problemen. Ook andere private partijen nemen hun verantwoordelijkheid. Of het nu gaat om werkgevers die zich bekommeren om hun werknemers die kampen met schulden of vermogende partijen die willen investeren in de samenleving. Deze partijen leveren een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van armoede en schuldenproblematiek. Ik vind het daarom erg belangrijk de krachten uit de publieke en private sector te bundelen. Dit kan een enorme meerwaarde leveren.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
10
SCP-publicatie 2011/23, Voorbestemd tot achterstand? Armoede en sociale uitsluiting in de kindertijd en 25 jaar later. 11 http://www.motivaction.nl/content/nederlanders-leiden-steeds-soberder-leven 12 13 14 15
http://www.dekunstvanhetrondkomen.nl http://www.geldenik.nl http://www.nibud.nl Zoals door het geldmuseum, zie: http://www.geldmuseum.nl Pagina 4 van 18
-
Kennisdeling. Bij mijn werkbezoeken en overleggen met betrokken partijen blijkt elke keer weer dat er al zeer veel acties zijn die vruchten afwerpen. Ik vind het van groot belang dat de kennis over deze aanpakken gedeeld wordt tussen betrokken partijen. Ik wil aansluiten bij wat al is gedaan. Zo hebben in 2010 bijvoorbeeld 23 gemeenten zich in het kader van het Europees Jaar ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting aangesloten bij een estafette. Deze estafette is in maart 2011 afgesloten met een vergelijkende studie van het Verwey-Jonker Instituut waarbij goede voorbeelden zijn opgesteld16.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Intensivering van het beleid In lijn met het geschetste kader intensiveer ik het beleid als volgt: -
Tegen de noodzaak in om te bezuinigen, heeft het kabinet dit voorjaar 20 miljoen extra vrijgemaakt voor bestrijding van armoede en schuldenproblematiek in 2013. o In lijn met de regierol van gemeenten stel ik het leeuwendeel van de middelen via het gemeentefonds beschikbaar aan gemeenten. Daarbij wil ik me met name richten op de aandacht van gemeenten voor kinderen zodat we gezamenlijk alles op alles zetten om hen te laten meedoen en kansen te bieden. Ik zal daarbij de goede voorbeelden die ik aantref doorgeven en beschikbaar stellen. Met de Kinderombudsman ben ik van mening dat een duidelijke visie en samenhangend beleid op lokaal niveau essentieel is, zeker waar het om kinderen gaat. o Via de route van het gemeentefonds kunnen de middelen ook ingezet worden voor lokale private initiatieven, waar de motie Schouten-Kuzu17 om vraagt. Gelet op de belangrijke bijdrage die vrijwilligers in de schuldhulpverlening leveren, ga ik, ter uitvoering van de motie, ook in gesprek met een aantal landelijke organisaties om te bezien hoe dit werk bevorderd kan worden. Op landelijk niveau wil ik in ieder geval aan de Vereniging Leergeld Nederland een financiële bijdrage leveren. o Een deel van de extra middelen wil ik voor Caribisch Nederland bestemmen. o Daarnaast zet ik deze middelen in voor de ontwikkeling van instrumenten voor preventie en vroegsignalering van schulden. In bijlage 1 bij deze brief wordt de inzet van deze middelen nader toegelicht.
-
Ik zal gemeenten vragen in het najaar van 2014 inzicht te geven in de versterking van het armoede- en schuldenbeleid sinds juli 2013, met specifieke aandacht voor hun ondersteuning van kinderen die in armoede opgroeien.
-
In vervolg op de beslissing van de partijen betrokken bij het Landelijk Informatiesysteem Schulden (LIS) om hun initiatief te beëindigen, heb ik in mijn brief van 2 april 201318 aangekondigd voor preventie en
16
Sterk en samen tegen armoede – gemeenten en maatschappelijke middenveld in het
Europese Jaar ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, maart 2011, Verwey-Jonker Instituut 17 Kamerstukken II, 2012-2013k 24515, nr. 263 18
Kamerstukken II, 2012-2013, 24515, nr. 254 Pagina 5 van 18
vroegsignalering in te zetten op twee vervolgsporen. Ten eerste wil ik de rol van gemeenten bij vroegsignalering versterken, waarbij ik aan zal sluiten bij bestaande initiatieven. Ten tweede wil ik de gegevens die zijn opgenomen in de kredietregistratie van het Bureau Krediet Registratie (BKR) uitbreiden. Deze twee sporen werk ik als volgt uit: o Het ontwikkelen van businesscases integrale aanpak schuldhulpverlening. Deze businesscases moeten er toe leiden, dat gemeenten en andere betrokken (keten)partijen nog meer gaan investeren in preventie en vroegsignalering van schulden. o Het onderzoeken en ontwikkelen van (aanvullende) instrumenten: uitbreiding gegevensuitwisseling, digitale Sociale Kaart en screeningsinstrument Mesis. Deze verschillende instrumenten kunnen gemeenten helpen om hun rol bij vroegsignalering te versterken. o Het organiseren van regionale bijeenkomsten om ervaringen van gemeenten met preventie en vroegsignalering uit te wisselen en de (nog te ontwikkelen) instrumenten te bespreken en aan te scherpen. o Het uitwerken van het voorstel BKR als ‘vindplaats van schulden’ te laten fungeren. Hierdoor kan BKR worden gebruikt als instrument voor vroegsignalering. Bijlage 2 gaat nader in op preventie en vroegsignalering van schulden. -
Om de invoering van het moratorium mogelijk te maken ga ik in het najaar met de VNG en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in overleg of een structurele kostendekking kan worden gevonden en zo ja hoe die eruit zou moeten zien. Ik zal u over de uitkomsten van dat overleg informeren.
-
In reactie op het rapport ‘Paritas Passé’19 en een onderzoek van de Nationale ombudsman20 treft het kabinet maatregelen om een betere waarborg van het bestaansminimum (beslagvrije voet) te bewerkstelligen. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie21 op voornoemd rapport, wordt in dat kader gewerkt aan de inrichting van een beslagregister en wordt er een rijksincassovisie ontwikkeld. De overheid als (preferente) schuldeiser zal onderdeel van de rijksincassovisie zijn. De overheid heeft een voorbeeldfunctie en dient als schuldeiser meer met één gezicht op te treden.
-
Bij de ontwikkeling van mijn plannen voor verdere intensivering van het beleid vind ik het essentieel om zoveel mogelijk spelers te betrekken. Daartoe spreek ik regelmatig met belangrijke stakeholders uit het veld en met mensen die in de schulden zitten of van een laag inkomen leven. Op 10 juni jl. heb ik met een groot aantal partijen (VNG, gemeenten, NVVK, de Sociale Alliantie, Leger des Heils, Humanitas, Voedselbanken Nederland, Jeugdsportfonds, Jeugdcultuurfonds en Vereniging Leergeld) het bestaande armoede- en schuldenbeleid besproken en de wijze waarop dit geïntensiveerd zou kunnen worden. Ik wil het overleg met deze organisaties een periodiek karakter geven. Ook de Kinderombudsman was, vanwege zijn recente
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
19
Het rapport Paritas Passé is gepubliceerd in maart 2012, door dr. N. Jungmann, mr. A.J. Moerman, mr. H.D.L.M. Schruer en mr. I. van den Berg. 20 Het rapport «In het krijt bij de overheid, verstandig invorderen met oog voor maatschappelijke kosten» is op 17 januari 2013 verschenen (rapportnummer: 2013/003). 21 Kamerstukken II, 2012-2013, 24515, nr. 255 Pagina 6 van 18
onderzoek naar de situatie van kinderen die opgroeien in armoede, bij het overleg op 10 juni vertegenwoordigd. Ondanks de moeilijke budgettaire situatie van de rijksoverheid heeft het kabinet de afweging gemaakt om juist voor de bestrijding van armoede en schulden extra middelen beschikbaar te stellen. Juist nu komt het erop aan om er in de samenleving voor te zorgen dat mensen mee kunnen blijven doen. De instrumenten zijn er, laten we zorgen dat we ze nóg steviger inzetten.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Jetta Klijnsma
Pagina 7 van 18
Bijlage 1 Inzet extra middelen armoede- en schuldenbeleid Het kabinet heeft voor dit jaar € 20 miljoen extra vrijgemaakt voor armoede- en schuldenbeleid. In deze bijlage ga ik in meer detail in op hoe ik deze middelen wil inzetten. Over de inzet van de in het Regeerakkoord opgenomen structurele intensivering voor armoede- en schuldenbeleid zal ik u, zoals aangegeven bij het AO armoede- en schuldenbeleid van 19 juni, bij Prinsjesdag nader informeren. Tot slot informeer ik u in deze bijlage, zoals toegezegd, over de voortgang rondom de samenwerking tussen de Alliantie Verduurzaming Voedsel en Voedselbanken Nederland.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Gemeenten financieel in staat stellen Met de door dit Kabinet voorgenomen decentralisaties op het vlak van zorg, jeugd en participatie worden gemeenten in steeds grotere mate verantwoordelijk voor het sociale domein. Armoede- en schuldenproblematiek vergt bij uitstek een aanpak die zich richt op alle levensdomeinen. Een versnipperde aanpak is tot mislukken gedoemd. Doordat gemeenten zich richten op meerdere belangrijke levensdomeinen (werk, onderwijs, wonen, zorg) zijn zij in staat door middel van een integrale aanpak tot maatwerkoplossingen te komen. Een dergelijke integrale aanpak vereist wel dat gemeenten de regie pakken en de ruimte hebben om datgene te doen dat nodig is. Veel gemeenten zijn – mede met oog op deze decentralisaties – al bezig om deze integrale aanpak tot standaard te verheffen. In combinatie met de wijkgerichte aanpak die in steeds meer gemeenten opgang maakt, sluit dit goed aan bij de wens om te komen tot meer vroegsignalering en preventie en een laagdrempelige overheid. Ik wil gemeenten hiertoe verder stimuleren en ze ook financieel meer mogelijkheden geven om het armoede- en schuldenbeleid te intensiveren. Daartoe zal ik dit jaar € 19 miljoen extra via het gemeentefonds beschikbaar stellen, de rest komt ten goede aan Caribisch Nederland en een aantal landelijke initiatieven. Ik zal deze extra middelen niet oormerken, omdat dit een integrale aanpak zou bemoeilijken en tot veel extra uitvoeringslasten zou leiden. Armoede is niet voor iedereen gelijk. Door dit te kwantificeren, in regels of geld, doen we af aan de menselijke kant van het verhaal. Ik wil gemeenten daarom zo min mogelijk binden aan potjes, zodat de burger leidend is en integraal maatwerk wordt geboden. Bovendien past oormerken niet bij de bestuurlijke verhoudingen. Wél ben ik het met de Kinderombudsman eens dat een duidelijke visie en samenhangend beleid op lokaal niveau essentieel is. Zeker waar het gaat om het voorkomen dat kinderen als gevolg van armoede niet voldoende kunnen participeren is een stevige en robuuste aanpak gewenst. Ik zal gemeenteraden en colleges hier onder andere tijdens de karavaan die ik organiseer, toe oproepen. Verder zal ik gemeenten ondersteunen door het bieden van handvatten en het verspreiden van goede voorbeelden. Het belang van landelijk netwerken voor maatschappelijke organisaties Veel maatschappelijke organisaties en de daarbij betrokken vrijwilligers trekken zich het lot aan van de minderbedeelden en hebben zeer veel kennis over hoe gezorgd kan worden dat volwassenen en kinderen toch mee kunnen doen in de maatschappij. Gelet op de belangrijke bijdrage die vrijwilligers in de schuldhulpverlening leveren, ga ik in gesprek met een aantal landelijke organisaties om te bezien hoe dit werk bevorderd kan worden. Ook andere private partijen nemen hun verantwoordelijkheid. Of het nu gaat om werkgevers die zich bekommeren om hun werknemers die kampen met schulden of vermogende Pagina 8 van 18
partijen die maatschappelijk willen investeren. Deze partijen kunnen allen een belangrijk bijdrage leveren aan de armoede- of schuldenbestrijding. Het kan daarbij gaan om de inzet van mensen, kennis of geld. De bijdrage die veel lokale maatschappelijke organisaties leveren aan de bestrijding van armoede- en schuldenproblematiek kan niet overschat worden. Veel van deze organisaties zijn aangesloten bij een landelijk netwerk, zoals het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Vereniging Leergeld. Een dergelijk netwerk is van vitaal belang omdat het de slagkracht en efficiency van de lokale organisaties versterkt, onderlinge kennisdeling stimuleert en er voor zorgt dat de kwaliteit van aangesloten lokale organisaties goed geborgd is. Ik wil dan ook voorkomen dat deze landelijke paraplu’s in deze economische moeilijke tijden in financiële problemen komen en zal indien nodig deze organisaties tijdelijk vanuit het rijk financieel ondersteunen. Het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds ontvangen in 2013 nog een bijdrage van het rijk. Dit geldt niet voor de Vereniging Leergeld Nederland en dus heb ik besloten om ook aan deze organisatie in 2013 een financiële bijdrage te verstrekken.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Samenwerking Er zijn al zeer veel aanpakken en instrumenten ontwikkeld om armoede- en schuldenproblematiek tegen te gaan. Afspraken tussen partijen om krachten te bundelen, hulpaanbod te coördineren en uitvoering te stroomlijnen draagt bij aan een integrale, effectieve en efficiënte aanpak. Het is belangrijk om te blijven innoveren en na te gaan hoe het nog beter kan. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om met elkaar te wisselen wat wel en wat minder goed werkt. Met samenwerking en kennisdeling tussen gemeenten, tussen publieke en private partijen en tussen private partijen onderling is veel winst te behalen. Dit wil ik stimuleren. Partijen hebben tijdens het overleg van 10 juni aangegeven graag deel te willen nemen aan bijeenkomsten in het land, waar concrete afspraken gemaakt kunnen worden over samenwerking op lokaal of regionaal niveau en kennis gedeeld kan worden. Ik zal de organisatie van deze bijeenkomsten financieel ondersteunen, waarbij ik het belangrijk vind dat ook kennisuitwisseling tussen de regio’s plaatsvindt. Landelijke projecten Een klein deel van de extra middelen voor armoede- en schuldenbeleid zal ik inzetten om een aantal landelijke projecten te financieren. Hierbij gaat het onder andere om het opzetten van een digitale sociale kaart schuldhulpverlening en het vervolmaken van het screeningsinstrument Mesis: Om burgers, werkgevers en ondernemers te laten weten waar zij terecht kunnen bij vragen, ondersteuning en advies over schulden, zal ik een digitale Sociale Kaart laten uitwerken. Het screeningsinstrument Mesis maakt het voor gemeenten mogelijk - door middel van klantprofielen over motivatie, gedrag en vaardigheden - al bij de aanvraag schuldhulpverlening te beoordelen waartoe een individuele schuldenaar in staat is. Dit geeft in een vroeg stadium inzicht in welke interventies passend zijn voor de betreffende cliënt. Caribisch Nederland Zoals uit het door Unicef opgestelde rapport “Koninkrijkskinderen22” blijkt, vereist ook de situatie in Caribisch Nederland extra aandacht. Een deel van de extra middelen voor armoede- en schuldenbeleid wil ik hiervoor bestemmen. Ik zal de 22
UNICEF (2013) Child Rights within the Caribbean Countries and Dutch Caribbean public
entities in the Kingdom of the Netherlands. Pagina 9 van 18
openbare lichamen van de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba vragen om hiervoor plannen in te dienen. Gezien de situatie van Caribisch Nederland zou hierbij gedacht kunnen worden aan plannen die een bijdrage leveren aan het verbeteren van de positie van kinderen en jongeren of het tegengaan van schuldenproblematiek. Dat is vooral ter beoordeling aan de eilanden. Ik zal dit onderwerp ook betrekken bij mijn a.s. werkbezoek aan Caribisch Nederland, na ommekomst waarvan ik de Tweede Kamer over mijn bevindingen zal informeren.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Voedselbanken In mijn brief over preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting23 heb ik u gemeld dat staatssecretaris Dijksma en ik een gesprek zouden faciliteren tussen de Stichting Voedselbanken Nederland en de Alliantie Verduurzaming Voedsel. Dit gesprek heeft op 13 juni jl. plaatsgevonden. Tijdens dit vruchtbare gesprek hebben beide partijen de intentie uitgesproken om nauwer samen te werken. Verder hebben partijen afgesproken om gezamenlijk te bekijken op welke wijze de distributie geoptimaliseerd kan worden en hoe expertise en goede praktijkvoorbeelden kunnen worden uitgewisseld. De komende maanden zullen deze afspraken nader worden uitgewerkt. De ministeries van EZ en SZW zullen waar nodig een ondersteunende rol in dit proces spelen. Afgesproken is om na de zomer opnieuw bij elkaar te komen zodat staatssecretaris Dijksma en ik kunnen zien wat deze samenwerking in de praktijk oplevert en waar nog eventuele knelpunten zitten. Dit is natuurlijk een mooi voorbeeld van samenwerking tussen partijen, het vinden van raakvlakken en bundeling van krachten voor een gedeeld belang, namelijk minder verspilling en extra voedsel voor de voedselbanken. In de komende verzamelbrief zal ik gemeenten oproepen om samenwerking tussen voedselbanken en het bedrijfsleven te faciliteren zodat er ook op lokaal niveau bruggen kunnen worden geslagen.
23
II 2012-2013, 24515, nr. 254 Pagina 10 van 18
Bijlage 2 Aanpak preventie en vroegsignalering schulden De komende jaren zal steeds meer nadruk op preventie en vroegsignalering komen te liggen. Verantwoordelijke partijen zoals gemeenten en schuldeisers zullen daar meer dan nu het geval is hun verantwoordelijkheid in moeten nemen. Dat is belangrijk en daarom heb ik gekeken op welke wijze ik hen kan ondersteunen om een extra impuls te geven aan preventie en vroegsignalering. Dit laat onverlet dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun financiële beslissingen en het uitgangspunt van financiële zelfredzaamheid.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
In mijn brief van 2 april 201324 heb ik u geïnformeerd over de beslissing van de partijen betrokken bij het Landelijk Informatiesysteem Schulden (LIS) om hun initiatief te beëindigen. Ik heb daarbij opgemerkt dat dit niet wegneemt dat het voorkomen van problematische schulden zeer belangrijk is en dat ik de komende periode daarom inzet op 2 sporen: Mogelijkheden om de rol van gemeenten bij vroegsignalering te versterken, aansluiting bij bestaande initiatieven, Uitbreiding van de gegevens die zijn opgenomen in kredietregistratie van het Bureau Krediet Registratie (BKR). In deze bijlage informeer ik u over mijn verkenning van deze sporen en over de concrete voorstellen die daaruit voortvloeien: Ook maak ik van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de stand van zaken van het moratorium zoals opgenomen in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Eerste spoor: versterking rol gemeenten bij vroegsignalering Uit werkbezoeken en interviews25 blijkt dat gemeenten vrijwel allemaal het belang van preventie inzien en vroegsignalering onderschrijven. Gemeenten investeren in meer of in mindere mate in preventieactiviteiten. De informatie steunt mij in de gedachte dat er op dit terrein nog veel winst is te behalen. Zonder andere gemeenten te kort te willen doen, geef ik u onderstaand enkele voorbeelden.
Gemeente Amsterdam: ´Vroeg Eropaf´ Amsterdam heeft ervaren dat meer dan 50% van de debiteuren met ruime en vaak meerdere betalingsachterstanden, veel te laat hulp zoekt. Daarom zet Amsterdam naast preventie en schuldhulpverlening, de ‘Vroeg Eropaf-aanpak’ in waarmee de gemeente schulden in een vroeg stadium kan signaleren. Kern van deze aanpak is dat woningcorporaties, energieleveranciers, zorgverzekeraars en de Dienst Gemeentelijke Belastingen Amsterdam, betalingsachterstanden in een vroeg stadium melden aan de gemeente. Een melding of signaal is voor de Amsterdamse instellingen voor maatschappelijke dienstverlening aanleiding contact te zoeken met de schuldenaar in de vorm van een huisbezoek. Vervolgens stelt de dienstverlener samen met de schuldenaar een plan op om de problemen op te lossen. De oplossing kan hulp zijn in de vorm van adviesverlening of hulp van een vrijwilliger die de administratie ordent of 24 25
II, 2012–2013, 24 515, nr. 254
In het kader van deze verkenning zijn werkbezoeken afgelegd aan Almere, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Tilburg en Utrecht. Er zijn telefonische interviews afgenomen met Arnhem, ‘s-Hertogenbosch, Doetinchem, Dordrecht, Enschede en Leusden. Ook zijn bestaande netwerken (o.a. VNG, Divosa en NVVK) en platforms benut voor de verkenning. Pagina 11 van 18
schuldhulpverlening. Door er vroeg bij te zijn kunnen problemen eerder en dus op termijn ook goedkoper oplossen. Van belang is daarbij dat de burger zo snel mogelijk weer terug kan naar het regelmatig betalen van zijn verplichtingen. De resultaten van de ‘Vroeg Eropaf- aanpak’ zijn positief en Amsterdam meent dat de aanpak op langere termijn (meer) geld gaat opleveren en maatschappelijke meerwaarde heeft.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Gemeente Enschede: versterken positie kwetsbare mensen Met een Solidariteitspact (uitvoerderspanel)– een samenwerkingsverband van verschillende maatschappelijke partijen en kerken – wordt samengewerkt op het terrein van vroegsignalering van schulden en armoede. Juist deze particuliere en vertrouwde organisaties, zoals Stichting Leergeld, de Voedselbank en kerken, komen relatief gemakkelijker achter de voordeur en fungeren uiterst effectief op terrein van vroegsignalering. Door het organiseren van solidariteitsconferenties praktisch te faciliteren, investeert de gemeente in dit netwerk zodat partijen ook weten naar wie ze kunnen doorverwijzen, zoals de Stadsbank Oost Nederland of de bijzondere bijstand. Met toestemming van de betreffende persoon worden signalen doorgegeven maar in veel gevallen voldoet doorverwijzing. Dit draagt ook bij aan het versterken van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Naast samenwerking met maatschappelijk organisaties, heeft Enschede afspraken met woningbouwcorporaties en zorgverzekeraar Menzis. Woningcorporaties geven om huisuitzetting te voorkomen bij een huurschuld van 2 maanden een signaal af bij de Stadsbank Oost Nederland. Indien sprake is van een aangekondigde huisuitzetting, dan is binnen 24 uur een crisisintake bij de Stadsbank Oost Nederland mogelijk. De woningcorporatie gaat – indien nodig- ook op huisbezoek. Om te voorkomen dat mensen vanwege het niet betalen van de premie ziektekostenverzekering in het bestuursrechtelijke premieregime terechtkomen, verwijst Menzis, in het kader van de pilot die de gemeente samen met de Stadsbank Oost Nederland en Menzis is gestart, bij een betalingsachterstand van 2 maanden iemand ook actief door naar de kredietbank. Als iemand zich dan meldt voor schuldhulpverlening, en afspraken worden gemaakt over de aflossing van de schuld en de betaling van de premie, houdt Menzis de desbetreffende persoon toch in de aanvullende zorgverzekering. De Stadsbank kijkt, in het kader van de pilot, naar de bredere financiële positie van iemand (‘financiële scan’). Doel is het vroegtijdig grip krijgen op financiële verplichtingen, betalingsproblemen voorkomen, terwijl de verzekeringspositie van de burger gehandhaafd blijft. Gemeente Arnhem: vroegsignalering Arnhem heeft een convenant gesloten met de GGD en 3 woningcorporaties. Afgesproken is dat de woningcorporaties bij het bestaande digitale Meldpunt, onder regie van de GGD, melding maken wanneer er sprake is van een problematische huurachterstand. Het Meldpunt heeft als doel inzicht te geven in de ernst en mogelijke overlap van problemen. Afgesproken is dat woningcorporaties eerst zelf actie ondernemen om huisuitzetting te voorkomen. Zij gaan daarvoor op huisbezoek. Door de gemeente echter tijdig op de hoogte te stellen, kan een gezamenlijke aanpak voorkomen dat huisuitzetting ook daadwerkelijk plaatsvindt. Het Meldpunt biedt potentie voor uitbreiding. Andere partijen, zoals Vitens, hebben zich geïnteresseerd getoond hier ook mee te willen werken. Als waterbedrijf heeft Vitens in feite alle huishoudens in Arnhem als klant. Door de aansluiting van meer partijen bij het Meldpunt breidt de gemeente het bereik aan mogelijke signalen uit over de totale populatie. De partijen hebben het voornemen om in het najaar van start te gaan met een pilot. Pagina 12 van 18
Gemeente Tilburg: preventie, vroegsignalering en integraal beleid Tilburg heeft preventie, vroegsignalering en integraal beleid hoog in het vaandel staan. Tilburg heeft hiervoor een apart preventieplan opgesteld waarin alle activiteiten staan omschreven. Naast een aantal generieke preventieactiviteiten heeft de gemeente acht preventieactiviteiten die zich specifiek richten op de risicogroepen: jongeren, werkende armen en ZZP-ers. Ten aanzien van vroegsignalering heeft Tilburg lokale convenanten afgesloten met woningcorporaties. Ten aanzien van energieleveranciers, en zorgverzekeraars wordt gebruik gemaakt van koepelconvenanten die de NVVK met desbetreffende partijen heeft afgesloten. Tilburg benut ook de werkpleinen voor signalering en advies. Een integraal sociaal domein staat in Tilburg centraal. Zowel de interne keten, externe partijen als ook werkgevers zijn nauw betrokken en krijgen voorlichting om de coördinatie en samenwerking te bevorderen. Partijen waarmee Tilburg samenwerkt variëren van werkgevers, (school)maatschappelijk werk, welzijnswerk, huisartsen, informele zorg en vrijwilligersorganisaties. De betrokken partijen ervaren de integrale visie en brede samenwerking aan de voorkant als effectief, efficiënt en waardevol.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Gemeente Almere: kaart voor integraal en gecoördineerd beleid Almere werkt met de Straatkubus/Early Warning. De Straatkubus/Early Warning is een door de gemeente Almere en haar partners zelf ontwikkeld geografisch informatie systeem. De Straatkubus/Early Warning toont op straatniveau op een kaart informatie zoals huurachterstanden, armoedecijfers, demografische informatie en voortijdig schoolverlaters. De kaart wordt dus niet alleen voor het signaleren van schulden gebruikt maar werkt integraal en preventief: risico’s worden snel in kaart gebracht en verbindingen worden makkelijk gelegd. De informatie in de Straatkubus/Early Warning biedt daarmee waardevolle input voor analyse, beleid en interventies. Ook kunnen ontwikkelingen in een vroeg stadium worden opgemerkt. Zo wordt invulling gegeven aan de uitdaging om met ‘dubbeltjes beheergeld euro’s vernieuwingsgeld' te besparen; de angel te halen uit mogelijke vervalprocessen en kostbare hersteloperaties te voorkomen. Zowel de gemeente als maatschappelijke organisaties kunnen dankzij de Straatkubus integraal, gecoördineerd en gerichter te werk gaan. Komende jaren gaan de lokale partners in Almere en een aantal andere gemeenten verder met de ontwikkeling van de Straatkubus/Early Warning. Hierbij zal aandacht worden gegeven aan de bescherming van de privacy van mensen. Concrete voorstellen Bovenstaande voorbeelden zijn een greep uit alle initiatieven die partijen nu al ondernemen. Ze bewijzen dat partijen (creatief) op zoek zijn naar oplossingen en instrumenten om preventie en vroegsignalering nader vorm te geven. Gemeenten zoeken daarbij de samenwerking met maatschappelijke organisaties en andere private partijen. Uit onderzoek naar de maatschappelijke kosten en baten blijkt dat de inzet van vrijwilligers in de schuldhulpverlening geld oplevert26. Volgens mij is er voldoende aanleiding en belang bij gemeenten en andere partijen om preventie en vroegsignalering verder vorm te geven en uit te bouwen. Ik zal hen in de komende periode daarin ondersteunen met de volgende concrete activiteiten.
26
Regioplan (2011) Maatschappelijk rendement van vrijwilligersprojecten in de schuldhulpverlening. Pagina 13 van 18
Business cases integrale aanpak In overleg met in ieder geval de gemeenten Almere, Amsterdam Enschede en Tilburg laat ik een aantal business cases ‘integrale aanpak’ ontwikkelen waarin meerdere partijen participeren (waaronder woningcorporaties, energieleveranciers en schuldhulpverlening). Elke business case zal een eigen focus hebben. Daarbij is in ieder geval aandacht voor: - Vroegsignalering door de verschillende organisaties zoals woningcorporaties en zorgverzekeraars - Brede integrale aanpak - Benadering (risicovolle) doelgroepen.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Ik wil op deze wijze voor gemeenten en andere betrokken (keten)partijen inzichtelijk maken waarom het voor hen van belang is (nader) te investeren in preventie en vroegsignalering. De business cases moeten weergeven wat binnen de bestaande wettelijke kaders mogelijk is en wat het (maatschappelijke) rendement is. Daarbij zal uiteraard aandacht worden besteed aan het privacyvraagstuk; wat kan en wat niet. Ook zal goed gekeken worden naar de belemmeringen die partijen ervaren, hoe deze opgelost kunnen worden en welke instrumenten en partijen nodig hebben in de uitvoering. De verschillende business cases moeten handvatten bieden voor gemeenten en hun lokale partners om een eigen aanpak te ontwikkelen. Ik ga er vanuit dat uit de business cases een zodanige toegevoegde waarde spreekt dat de discussie niet gaat over de vraag of er ingezet moet worden op preventie en vroegsignalering maar over hoe groot de inzet moet zijn en welke samenwerkingsverbanden hier goed invulling aan geven. Vanwege het toenemende aantal verzekerden dat zijn premie ziektekosten niet meer kan betalen of betaalt, zal in een van de business cases in ieder geval aandacht zijn voor de samenwerking tussen zorgverzekeraars en gemeenten (zie bijvoorbeeld het initiatief van de gemeente Enschede). Het kabinet roept deze partijen op om gezamenlijk meer te doen aan preventie wanbetaling van zorgkosten, waarbij de gemeenten vanuit hun verantwoordelijkheid voor (integrale) schuldhulpverlening de problematiek bezien. Doel is om het aantal verzekerden dat door wanbetaling premie ziektekostenverzekering instroomt in het bestuursrechtelijk premieregime, en dus een hogere premie moet betalen (130% van de standaardpremie) te beperken. Die beperking is in het belang van alle partijen: verzekerden, zorgverzekeraars en gemeenten. Aanvullende instrumenten: uitbreiding gegevensuitwisseling schuldhulpverlening, digitale Sociale Kaart en screeningsinstrument Mesis Gegevensuitwisseling is een noodzakelijk onderdeel van vroegsignalering en raakt daarmee ook direct het privacyvraagstuk. Gemeenten geven aan knelpunten te ervaren, maar tegelijkertijd hebben zij daar in de praktijk oplossingen voor gevonden. Een mogelijk instrument dat gemeenten in hun aanpak vroegsignalering kan ondersteunen, is uitbreiding van de gegevensuitwisseling zonder voorafgaande toestemming van de schuldenaar. Gegevensuitwisseling in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is nu beperkt tot het moment waarop de schuldenaar een aanvraag schuldhulpverlening doet. Door dit moment te vervroegen, kan het gemeenten bijvoorbeeld helpen om voordat een aanvraag aan de orde is snel Pagina 14 van 18
na te gaan of er sprake is van een bredere problematiek, om inzicht te bieden in de (globale) financiële positie van iemand, om risicogroepen in beeld te brengen of om de prioritering van hulpvragen te ondersteunen. Gemeenten zijn verdeeld over de wenselijkheid van een dergelijk instrument en vragen zich af of de privacy van mensen niet in het geding komt. Daarom ga ik in de komende periode de wenselijkheid en de haalbaarheid in samenhang met de privacy onderzoeken.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
Een digitale sociale kaart schuldhulpverlening brengt in beeld welke organisaties (gemeente, intermediairs, vrijwilligers) zich binnen een gemeente of een regio bezighouden met schuldhulpverlening. Een dergelijke kaart helpt inwoners, werkgevers en ondernemers om te weten waar zij terecht kunnen bij vragen, ondersteuning en advies over schulden. Er bestaan al verschillende initiatieven. Deze moeten in verbinding en ontwikkeling geoptimaliseerd worden om de effectiviteit en meerwaarde te vergroten. Het screeningsinstrument Mesis maakt het voor gemeenten mogelijk om al in een vroeg stadium inzicht te krijgen in welke interventies passend zijn voor de betreffende klant. Ik ben voornemens de vervolmaking van dit instrument financieel te ondersteunen. Toepasbaarheid voorbeelden, uitwisseling ervaringen Gemeenten zijn zeer geïnteresseerd in ervaringen van anderen, en daarnaast merk ik dat gemeenten grote bereidheid hebben om hun kennis en ervaringen te delen. Dit vind ik positief, want het voorkomt dat het wiel steeds opnieuw moet worden uitgevonden. Ook kunnen we preventie en vroegsignalering zo op een hoger plan brengen. Daarom wil ik hen daarin faciliteren. Enerzijds door het thema via bestaande netwerken en bijeenkomsten van organisaties als de VNG, Divosa en NVVK aan de orde te stellen, anderzijds zullen de business cases tijdens regionale bijeenkomsten worden toegelicht en besproken (zodat aanscherping mogelijk is). Rol en verantwoordelijkheid schuldeisers en incasso-ondernemingen Ook de grotere commerciële schuldeisers als telecombedrijven, en incassoondernemingen zien het belang van preventie en vroegsignalering. Zij geven aan dat niemand gebaat is bij financiële verplichtingen die niet kunnen worden voldaan. Ik zal bezien of en zo ja op welke wijze deze schuldeisers bij preventie en vroegsignalering een rol kunnen gaan spelen. Zoals ik in het Algemeen Overleg armoede- en schuldenbeleid van 19 juni 2013 heb toegezegd ga ik in gesprek met de telecombedrijven. Preventie en vroegsignalering van (problematische) schulden en de (maatschappelijke) verantwoordelijkheid van deze bedrijven wordt dan zeker een onderwerp van gesprek. Tweede spoor: uitbreiding gegevens die zijn opgenomen in de kredietregistratie van het BKR Uit mijn gesprekken met de partijen die betrokken waren bij het initiatief Landelijk Informatiesysteem Schulden (LIS)27 komt naar voren dat zij behoefte hebben aan een uitbreiding van gegevens die zijn opgenomen in de kredietregistratie van het BKR. De partijen zien daar een meerwaarde in. Om die reden heb ik aan de minister van Financiën gevraagd of hij mogelijkheden ziet tot uitbreiding van BKR. Wettelijk gezien zijn er volgens hem geen belemmeringen 27
20 maart, 2 april en 20 juni 2013 Pagina 15 van 18
om de registratie van het BKR uit te breiden met (bepaalde) gegevens. Het initiatief om BKR uit te breiden moet wel gewenst zijn door de partijen zelf. Partijen die aanvullende gegevens leveren voor BKR zouden daarnaast beperkt inzicht in de geregistreerde gegevens kunnen krijgen. Op 20 juni jongstleden heb ik deze manier van werken besproken met de voormalige LIS-partijen: de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN), de Nederlandse Thuiswinkelorganisatie, (NTO), de Nederlandse Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Leger des Heils, Bureau Krediet Registratie (BKR) en Energie Nederland. Aedes (vereniging van woningcorporaties) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) waren helaas verhinderd.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
De voormalige LIS-partijen zien kansen en mogelijkheden. Zij gaan onderzoeken of zij zich (direct) bij het BKR kunnen aansluiten. Ik ben blij met deze positieve grondhouding van de partijen. Ik vind het van belang dat partijen hun krachten en ervaringen op dit terrein bundelen. Ook ik zal uiteraard mijn bijdrage daaraan leveren en partijen waar mogelijk proactief faciliteren. BKR als ‘vindplaats van schulden’ Het BKR heeft tijdens het gesprek van 20 juni jl. het voorstel gedaan om de kredietregistratie van het BKR meer te laten fungeren als een vindplaats van schulden. Daarvoor is het wel nodig de huidige informatie over afgesloten kredietovereenkomsten en eventuele betalingsachterstanden in het Centraal krediet Informatiesysteem (CKI) aan te vullen met informatie over (specifieke) betalingsachterstanden. De informatie over betalingsachterstanden is privacygevoelig. Het BKR wil de betalingsachterstanden daarom registreren in aparte afgeschermde ‘kamers’, die alleen voor aangewezen partijen toegankelijk zijn. De kredietverstrekkers, die thans het CKI kunnen inzien, krijgen inzage in de betalingsachterstanden omdat deze informatie relevant kan zijn voor de beoordeling van een kredietaanvraag. De overige bij BKR aangesloten partijen hebben slechts een beperkte inzage in de geregistreerde gegevens. Partijen die gegevens voor de ´kamers´ aanleveren, hebben alleen inzage voor zover zij leverancier zijn van aanvullende informatie. Gemeenten moeten zich ook kunnen aansluiten bij de ´kamers’. Zij kunnen de registratie van het BKR dan gebruiken als instrument voor vroegsignalering. Dit kan gemeenten helpen bij de uitvoering van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Ik realiseer me dat dit systeem zorgvuldig moet worden opgezet, want privacyaspecten zullen hierbij een belangrijke rol spelen. Om die reden is het belangrijk om stapsgewijs, bijvoorbeeld met 1 of 2 kamers te beginnen en vervolgens per stap te bekijken of en hoe het de toets op de privacy kan doorstaan. Om een gedegen basis te leggen voor een toekomstbestendig systeem is het van belang het College Bescherming Persoonsgegevens in een vroeg stadium goed te betrekken bij de opzet van het systeem. Dat is mede in het kader van een toekomstige Europese verordening op het terrein van privacybescherming van belang (hierbij wordt vereist dat de consument veel meer controle heeft dan nu het geval is). Het slagen van het hierboven geschetste systeem is afhankelijk van de bereidheid van partijen, zoals energiebedrijven en andere relevante schuldeisers om mee te werken aan de ontwikkeling van het systeem en het aanleveren van gegevens. De meerwaarde van het systeem zal naar verloop van tijd blijken. Niemand is gebaat Pagina 16 van 18
bij een toenemende schuldenproblematiek en daarom doe ik ook een dringend appel op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van partijen (schuldeisers) om deel te nemen aan het systeem. Hoewel het initiatief bij de (markt) partijen moet liggen, zie ik voor mijzelf ook een belangrijke rol weggelegd; met name om partijen bij elkaar te brengen en waar nodig te ondersteunen. Ik wil allereerst een overleg initiëren met de meest betrokken partijen om het voorstel verder uit te werken en daar ook acties en een tijdpad aan te verbinden. Voorkomen moet worden dat wij gezamenlijk weer in een proces van jaren terechtkomen.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
3 maanden termijn Tijdens het Algemeen Overleg armoede en schuldenbeleid van 19 juni jl. hebben de fracties van het CDA en de ChristenUnie gevraagd of een signaal over een betalingsachterstand na 3 maanden niet te laat is. Ook de NVVK en Aedes hebben dit punt onder mijn aandacht gebracht. In het kader van vroegsignalering is het van belang dat de betrokken partijen (belangrijke schuldeisers) signalen over betalingsachterstanden tijdig afgeven. Het BKR hanteert verschillende registratiemomenten voor betalingsachterstanden van verschillende vormen van kredietverstrekking. Deze varieert van 2 tot 4 maanden. De gehanteerde termijnen berusten op zowel wetgeving als afspraken tussen BKR en de aangesloten financiële instellingen. Partijen kunnen zelf andere registratietermijnen overeenkomen met BKR. Het preventieve karakter van vroegsignalering neemt toe op het moment dat partijen de betalingsachterstanden op een zo vroeg mogelijk moment registreren. Echter, niet elke betalingsachterstand duidt op een (risico op) een problematische schuld. Mensen kunnen bijvoorbeeld een rekening vergeten zijn te betalen of reeds afspraken over terugbetaling hebben gemaakt. Ik kan niet op voorhand zeggen welk moment van vroegsignalering mijn voorkeur heeft. Daarom heeft het mijn voorkeur in de praktijk te zoeken naar het meest verantwoorde moment. Dit kan door dit in het door het BKR voorgestelde systeem op zorgvuldige wijze te beproeven, in combinatie met de ervaringen vanuit de branche. Stand van zaken invoering moratorium In reactie op een vraag van mevrouw Schouten (ChristenUnie) tijdens het vragenuur van 21 mei 2013 over de stand van zaken van invoering van het moratorium, kan ik u het volgende berichten. In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is een artikel opgenomen dat bepaalt dat het college van Burgemeester en Wethouders de rechter om een moratorium kan verzoeken. Dit is een afkoelingsperiode van maximaal 6 maanden waarin schuldeisers geen invorderingsmaatregelen op de schuldenaar mogen nemen. Dit artikel is nog niet in werking getreden. De voornaamste reden daarvoor is het feit dat adequate dekking van de kosten voor de rechterlijke macht ontbreekt. De Wet verhoging griffierechten was door de Tweede Kamer expliciet aangewezen als financieringsbron28. De inwerkingtreding van het artikel over het moratorium was gekoppeld aan de inwerkingtreding van voornoemde wet. Daarmee zouden 28
Zie toelichting op amendement van de leden Sterk en Spekman, Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 291, nr. 49 Pagina 17 van 18
uitsluitend de gemeenten die van het instrument gebruikmaken de kosten daarvan betalen. Daarvan zou een financiële prikkel uitgaan om terughoudend met de inzet van het instrument om te gaan. Dat is wenselijk omdat de inzet van het moratorium immers een uiterste middel is om in de ‘minnelijke’ fase een oplossing te forceren. Terughoudendheid is gewenst omdat inbreuk wordt gemaakt op rechten van crediteuren. Vervolgens hebben partijen29 in het Lenteakkoord afgesproken om de Wet verhoging griffierechten geen doorgang te laten vinden. Daarmee verviel de beoogde kostendekking en de daarmee verbonden prikkel tot terughoudendheid. Een alternatieve financieringswijze die tot terughoudendheid aanzet, is nog niet voorhanden. Daarom ga ik in het najaar met de VNG en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in overleg of een structurele kostendekking kan worden gevonden en zo ja, hoe die eruit zou moeten zien.
Datum 3 juli 2013 Onze referentie 2013-0000090830
29
Akkoord van 26 april 2012 tussen de VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie. Pagina 18 van 18
> Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag
Colleges van Burgemeester en Wethouders I.a.a. Directeuren/Hoofden Sociale Zaken UWV SVB Sw-bedrijven
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI
Onze referentie 2013-0000146313
Datum 19 december 2013 Betreft Verzamelbrief gemeenten 2013 - 3
In deze Verzamelbrief informeer ik u over ontwikkelingen en actualiteiten op het gebied van het SZW-beleid. Met haar rapport ‘De burger bediend in 2013’ signaleert de Inspectie SZW een ernstig tekort in de beveiliging van Suwinet bij gemeenten. In deze Verzamelbrief ga ik in op de maatregelen die ik hierin neem. Daarnaast is informatie opgenomen naar aanleiding van het signaal door de Inspectie SZW over bestuurskracht gemeenten werk en inkomen. In overeenstemming met de al eerder uitgezonderde eenmalige uitkering ingevolge de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen van de middelentoets in de Wwb, heb ik besloten ook de Regeling Ereschulden met terugwerkende kracht uit te zonderen van de middelentoets in de Wwb. De Regeling Wwb zal hierop zo spoedig mogelijk worden aangepast. Over de stand van zaken omtrent het wetsvoorstel Participatiewet vindt u informatie in paragraaf 1. Omtrent armoede en schuldhulpverlening zijn diverse paragrafen opgenomen, met informatie over de armoede- en schuldenestafette, het Fonds voor Urgente Noden, een toelichting op het begrip notoire wanbetalers en bijzondere bijstand en kosten bewindvoering. Het wetsvoorstel wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap is op 15 oktober jl. door de Eerste Kamer aanvaard en kan daarmee op 1 januari 2014 in werking treden. Voor een volledig overzicht verwijs ik u naar de inhoudsopgave bij deze Verzamelbrief. Langs deze weg wil ik u fijne feestdagen toewensen en ik wil graag onze goede samenwerking in 2014 voortzetten! Met hartelijke groet, De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Jetta Klijnsma Pagina 1 van 17
Inhoudsopgave 1. Participatiewet, stand van zaken 2. Rapport Inspectie SZW over Regierol gemeenten bij regionaal arbeidsmarktbeleid 3. Rapport over signaal sanctie en incasso 4. Ministeriële regeling verrekening boete bij recidive 5. Terugwerkende kracht bij verlening van langdurigheidstoeslag 6. Toelichting begrip ‘notoire wanbetalers’ uit de Invorderingswet 1990 7. Bijzondere bijstand en kosten bewindvoering 8. 'Armoede- en schuldenestafette'; leren van elkaar 9. Woningbezitters versus huurders bij de schuldhulpverlening 10. Fonds voor Urgente Noden 11. Tegemoetkoming slachtoffers seksueel misbruik 12. Taalonderwijs en arbeidsmigranten 13. Brochure “Nieuw in Nederland Europese arbeidsmigranten” 14. IJkpunten voor gemeenten 15. Kansen onderkant arbeidsmarkt door terughalen productiewerk 16. Ontheffing van arbeids- en re-integratieverplichtingen 17. Regionale aanpak jeugdwerkloosheid 18. Bijdrage in voorbereidingskosten ESF-programma 2014-2020 19. Programma Effectiviteit & Vakmanschap 20. Stage of werk (met bijlage) 21. Eenmalige uitkering regeling ereschulden en middelentoets WWB 22. Bestuurskracht gemeenten werk en inkomen 23. Beveiliging Suwinet gemeenten
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
1. Stand van zaken Participatiewet Op 2 december is de wetgeving voor de Participatiewet naar de Tweede Kamer toegestuurd. Het wetsvoorstel invoering Participatiewet vindt u hier. Op het Gemeenteloket SZW staat een infoblad met de hoofdpunten van de Participatiewet. Deze vindt u hier. Tegelijk met de wetgeving is ook een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin de Tweede Kamer wordt geïnformeerd over een aantal andere onderwerpen die met de Participatiewet en het quotum te maken hebben. Deze brief aan de Tweede Kamer vindt u hier. Deze brief is een invulling van een aantal toezeggingen aan de Tweede Kamer die tijdens het Algemeen Overleg van 10 oktober 2013 zijn gedaan. Het verslag van dit overleg vindt u hier. Andere stukken die inmiddels beschikbaar zijn, zijn de brief van 30 augustus met de antwoorden op Kamervragen en de brief van 13 september over de uitvoering van het sociaal akkoord. Deze stukken vindt u respectievelijk hier en hier. 2. Rapport Inspectie SZW over Regierol gemeenten bij regionaal arbeidsmarktbeleid Deze zomer is het door de Inspectie SZW opgestelde rapport “Regierol gemeenten bij regionaal arbeidsmarktbeleid” aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer. De inspectie heeft aan de hand van netwerkanalyses in drie van de 35 arbeidsmarktregio’s (Zuid-Limburg, West-Brabant en Midden-Gelderland) en door middel van literatuuronderzoek onderzocht hoe gemeenten invulling geven aan de regierol op de regionale arbeidsmarkt. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in 2012. Doel van het onderzoek was om betrokken partijen, van landelijk tot lokaal niveau, Pagina 2 van 17
handvatten te verschaffen waarmee regionaal arbeidsmarktbeleid, en de uitvoering ervan, kan worden bevorderd. De inspectie constateert dat er beperkte vooruitgang is geboekt in de regionale samenwerking. Economische zaken en sociale zaken opereren gescheiden en hebben contact met verschillende partners in de regio. Dit is volgens de inspectie een belangrijke oorzaak van de relatief beperkte voortgang in de samenwerking op het gebied van regionaal arbeidsmarktbeleid. Gemeenten werken volgens de inspectie vooral samen met de partijen binnen de keten van werk en inkomen en niet met werkgevers en onderwijsinstellingen. De inspectie constateert dat de centrumgemeenten in de 35 arbeidsmarktregio’s de regierol inmiddels wel hebben opgepakt. De Participatiewet stelt gemeenten in staat een samenhangende aanpak te ontwikkelen voor mensen die niet zonder ondersteuning op de arbeidsmarkt kunnen participeren. Een dergelijke integrale aanpak veronderstelt samenwerking en afstemming met de daarvoor benodigde partijen, natuurlijk met UWV maar ook het onderwijs, (leer)bedrijven en omliggende gemeenten en sociale partners. De regionale aanpak wordt ook via andere initiatieven gestimuleerd. Er zijn extra middelen ingezet voor de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid en voor verdere samenwerking in de arbeidsmarktregio’s tussen gemeenten, UWV en de uitzendbranche. Ook wordt samen met het ministerie van Economische Zaken bezien hoe de regionale werkpleinen van werk en inkomen verbonden kunnen worden met de ondernemerspleinen. Het rapport van de inspectie is uitdagend voor alle betrokken partijen. Diverse belemmeringen zullen aangepakt moeten worden om tot een beter functionerend regionaal arbeidsmarktbeleid te komen. Alle partijen dienen hieraan hun steentje bij te dragen. Naast de toenemende intergemeentelijke samenwerking in het sociaal domein vind ik juist ook de samenwerking binnen gemeenten tussen sociale zaken en economische zaken van belang, want daar zijn vele contacten met bedrijven en dus kansen voor werkgelegenheid. Ik ga ervan uit dat gemeenten alles in het werk stellen om te komen tot een meer adequaat regionaal arbeidsmarktbeleid. Niet omdat regionale samenwerking als zodanig het doel is, maar omdat we alleen door samen te werken echt iets kunnen betekenen voor diegenen die momenteel nog aan de kant staan.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
3. Rapport Inspectie SZW “Over signaal, sanctie en incasso” Op 8 juli jl. is het rapport van de Inspectie SZW “Over signaal, sanctie en incasso” aangeboden aan het parlement. Het onderzoek geeft een beeld van de uitvoeringspraktijk met betrekking tot de handhaving van de inlichtingenplicht, zoals deze in 2012 (vóór invoering van de Fraudewet) bij UWV, SVB en gemeenten bestond. De inspectie zal het onderzoek in 2014 herhalen om vast te stellen of de uitvoeringsorganisaties de door de Fraudewet tot doel gestelde aanscherping van het sanctiebeleid hebben gerealiseerd. Bij de onderzochte twaalf gemeenten constateert de Inspectie onderlinge verschillen op de onderzochte onderdelen, vooral waar het incasso van verwijtbare bijstandsvorderingen betreft. Gezien de bevindingen van de inspectie en de invoering van de Fraudewet is het opportuun om te wijzen op het belang van het incasseren van Pagina 3 van 17
fraudevorderingen. Er is op dit punt ruimte om de effectiviteit van de handhavingsinspanningen te vergroten. Naast een snelle reactie op gesignaleerde overtreding en sanctionering draagt een optimale incasso als integraal deel van de handhaving bij aan een betere naleving. Terugvordering is een lastig en arbeidsintensief proces. Voor optimalisering van de mogelijkheden van een gerichte aanpak is in samenwerking met een aantal gemeenten de handreiking voor een effectiever en efficiënter terugvorderingsbeleid “Terugvordering op Maat” gemaakt (2011). Deze handreiking biedt gemeenten handvatten om het terugvorderingsbeleid per doelgroep in te richten. Deze handreiking vindt u hier.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
4. Ministeriële regeling verrekening boete bij recidive De ministeriële regeling verrekening boete bij recidive, die de vrijlating regelt van een deel van de uitkering in geval de recidiveboete volledig met de uitkering wordt verrekend, is gepubliceerd in de Staatscourant. De vrijlating is bedoeld ter compensatie van het verlies van inkomensafhankelijke toeslagen. Als een uitkeringsgerechtigde voor de tweede keer in vijf jaar tijd een boete heeft gekregen, dan wordt deze boete verrekend met zijn/haar uitkering. Dat kan betekenen dat er een bepaalde periode geen uitkering meer door UWV/SVB wordt betaald. Als een uitkeringsgerechtigde (en zijn/haar partner) onvoldoende eigen inkomsten of eigen vermogen heeft, dan kan deze persoon in die periode in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. Ontvangt de uitkeringsgerechtigde naast zijn/haar uitkering ook huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget, dan is er tijdens de periode in de bijstand veelal geen recht op deze toeslagen of het kindgebonden budget. Als hierdoor de kosten van zorg, wonen of kinderen niet meer betaald kunnen worden, dan kan betrokkene UWV/SVB verzoeken de boete op een andere manier met de uitkering te verrekenen. UWV/SVB zal dan niet de uitkering verlagen tot nul euro, maar zorgen dat naast de bijstandsuitkering een aanvullend bedrag ter beschikking wordt gesteld voor zorg, wonen of de kinderen. Op deze manier vindt er compensatie plaats voor het wegvallen van het recht op huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget. De boete wordt nog wel volledig verrekend, alleen over een langere periode. UWV/SVB bepaalt op basis van de situatie of betrokkene hiervoor in aanmerking komt. Uitkeringsgerechtigden kunnen contact opnemen met het UWV/SVB om te informeren of ze hiervoor in aanmerking komen. Bovenstaande kan ook gelden voor mensen met een IOAW of IOAZ uitkering. In dat geval loopt de vrijlating via de gemeente. 5. Terugwerkende kracht bij verlening van langdurigheidstoeslag Per 1 juli 2013 heeft er een wijziging plaatsgevonden van de wettelijke regeling van de langdurigheidstoeslag. De wijziging houdt in dat bij het verlenen van de langdurigheidstoeslag als hoofdregel geldt dat de langdurigheidstoeslag niet eerder ingaat dan vanaf de datum dat deze is aangevraagd. Vóór deze wijziging gold als ingangsdatum van de langdurigheidstoeslag de peildatum waarop de betreffende persoon langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft. Deze wijziging is opgenomen in de Verzamelwet 2013, kamerstuk 33556. Pagina 4 van 17
Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd aan gemeenten. Daarmee is de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van categoriale bijzondere bijstand geworden. Met de genoemde wetswijziging van de langdurigheidstoeslag sluit de hoofdregel inzake de ingangsdatum van deze toeslag naadloos aan bij die voor de overige vormen van (algemene en bijzondere) bijstand. In dit kader is het van belang dat de gemeenten - volgens vaste rechtspraak - de bevoegdheid hebben om van de genoemde hoofdregel af te wijken wanneer de individuele omstandigheden van de belanghebbende dat rechtvaardigen.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
6. Toelichting begrip ‘notoire wanbetalers’ uit de Invorderingswet 1990 Volgens signalen ontvangen door de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden (LOSR) passen gemeenten en waterschappen hun bevoegdheid vanuit de Invorderingswet 1990, om een lagere beslagvrije voet toe te passen voor ‘notoire wanbetalers’, standaard en onterecht toe. In reactie hierop is in de antwoorden op Kamervragen van het lid Karabulut toegezegd gemeenten te wijzen op de juiste interpretatie van het in de wet opgenomen begrip notoire wanbetalers. De Invorderingswet 1990 stelt dat mensen die niet willen betalen, maar dat wel zouden kunnen of wie het niet betalen anderszins kan worden verweten, aangemerkt worden als ‘notoire wanbetaler’. Belastingadministraties mogen bij de notoire wanbetalers invorderen tot een beslagvrije voet van 81% van de bijstandnorm. Het begrip ‘notoire wanbetalers’ verwijst nadrukkelijk niet naar mensen die wel willen, maar niet kunnen betalen. Bij deze mensen mag geen lagere beslagvrije voet gehanteerd worden. Overigens blijkt uit een uitgebreide inventarisatie onder 68 gemeenten dat de door de LOSR geschetste situatie geen gemeengoed is. Gemeenten geven aan dat er maar beperkt gebruik gemaakt wordt van het toepassen van een lagere beslagvrije voet voor ‘notoire wanbetalers’. Wanneer er dan toch gebruik van gemaakt wordt, dan wordt dat per individueel geval bekeken. Het kabinet vindt handhaving van de wettelijke beslagvrije voet noodzakelijk. De beslagvrije voet stelt mensen met schulden immers in staat om in hun levensonderhoud te voorzien. Gemeenten worden daarom opgeroepen de criteria binnen de Invorderingswet 1990 (art. 19, tweede lid, Invorderingswet 1990, uit te voeren volgens de beleidsregels als vermeld in de art. 19.1.6. en 19.1.7. van de Leidraad Invordering 2008) goed te hanteren en te voorkomen dat iemand onterecht geconfronteerd wordt met een lagere beslagvrije voet. 7. Bijzondere bijstand en kosten bewindvoering Naar aanleiding van het debat d.d.12 maart 2013 dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie met de Tweede Kamer over de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap1, en naar aanleiding van de vragen over bewindvoering en bijzondere bijstand van Kamerleden Kerstens en Kuzu (PvdA)2 en Van Weyenberg (D66)3 wordt de problematiek inzake de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten van onderbewindstelling nogmaals onder uw aandacht gebracht. 1 2 3
Handelingen, TK 2012-2013, 60. Aanhangsel Handelingen, TK 2012-2013, nr. 2640. Aanhangsel Handelingen, TK 2012-2013, nr. 2639. Pagina 5 van 17
Onderbewindstelling houdt in dat de goederen van een persoon die niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, worden beheerd door een door de kantonrechter benoemde bewindvoerder. De kantonrechter stelt tevens de beloning van de bewindvoerder vast. In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 9 november 2010, LJN: BO4439, 08/6936 Wwb, heeft de CRvB geoordeeld dat met de goedkeuring door de kantonrechter van de tarieven van de bewindvoerder, de beloning van de bewindvoerder is vastgesteld conform de wet. Gelet op de onderbewindstelling zijn de kosten van de beloning voor de bewindvoering noodzakelijk en vloeien deze voort uit de bijzondere individuele omstandigheden van betrokkene. Dit laat onverlet dat bij twijfel door de gemeente een onderzoek kan worden ingesteld om te verifiëren of de bij de bewindvoering betrokken werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd daadwerkelijk zijn gemaakt. U wordt verzocht om met het voorgaande rekening te houden bij de aanpak van de schuldenproblematiek en de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
Het wetsvoorstel wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap, dat wijzigingen bevat die voor gemeenten van belang kunnen zijn, is op 15 oktober jl. door de Eerste Kamer aanvaard. De Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap kan daarmee op 1 januari 2014 in werking treden. Naast een bewind dat wordt ingesteld wegens de geestelijke of lichamelijke toestand van de betrokkene, zal ook een bewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden kunnen worden ingesteld. Deze ‘schuldenbewinden’ zullen in het curatele- en bewindregister worden aangetekend. Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat een beschermingsmaatregel passend is. Dat wil zeggen niet verder ingrijpt dan noodzakelijk is, en de zelfredzaamheid van personen zoveel mogelijk bevordert. Wanneer een persoon met problematische schulden zich meldt bij de gemeente, kan de gemeente er voor zorgen dat de vraag naar beschermingsbewind wordt beperkt door een goede uitvoering van haar integrale schuldhulpverleningbeleid. Indien de minnelijke schuldhulpverlening niet het aangewezen instrument is kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokken persoon woont op basis van het eerdergenoemde wetsvoorstel een verzoek indienen tot instelling van een beschermingsbewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. Het college kan ook een verzoek indienen tot opheffing van het bewind. Dit leidt ertoe dat de gemeente het gemeentelijke beleid op dit terrein deel kan laten uitmaken van het integrale beleid op andere beleidsterreinen, zoals met betrekking tot re-integratie, schuldhulpverlening en de Wwb. Het afgelopen half jaar zijn veel signalen binnengekomen van partijen waaronder de VNG en Divosa, alsmede van afzonderlijke gemeenten, dat het beroep op de bijzondere bijstand voor de vergoeding van beschermingsbewind in de afgelopen jaren is gestegen. Naar aanleiding hiervan zal Stimulansz in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de ontwikkeling van de kosten voor beschermingsbewind uit de bijzondere bijstand in de periode 2008 t/m 2012 (zo mogelijk 2013) analyseren. De resultaten van het onderzoek brengen de situatie omtrent dit onderwerp in Nederland in kaart, zodat Pagina 6 van 17
inzicht in de feiten wordt verkregen. Het onderzoek wordt rond het einde van dit jaar afgerond. 8. 'Armoede- en schuldenestafette' 14-21 oktober; leren van elkaar Van 14 tot en met zaterdag 19 oktober heb ik tal van initiatieven in het land bezocht tijdens een 'armoede- en schuldenestafette'. De estafette had tot doel om door ‘leren van elkaar’ te komen tot een verdere versterking van de samenwerking bij de armoede- en schuldenaanpak. Ik wil dat het taboe rond armoede wordt doorbroken en dat mensen bij dreigende schulden direct hulp zoeken. Het kabinet heeft extra geld uitgetrokken om armoede- en schuldenproblematiek aan te pakken. Dit jaar gaat het om € 20 miljoen, volgend jaar om € 80 miljoen en vanaf 2015 is € 100 miljoen extra beschikbaar. Ik heb gemeenten en maatschappelijke organisaties gevraagd mij te laten weten waar ik tijdens de estafette zeker niet aan voorbij mocht gaan. De initiatieven beslaan een breed spectrum van de strijd tegen armoede en schulden: preventie van armoede, het vergroten van de maatschappelijke participatie van kinderen (bijvoorbeeld dat elk kind kan sporten) en het tegengaan van schulden onder bijvoorbeeld jongeren. De initiatieven en goede voorbeelden staan op www.effectiefarmoedebeleid.nl. Met eventuele vragen over de estafette kunt u contact opnemen met Mark van den Einde van het ministerie van SZW (
[email protected]).
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
9. Woningbezitters versus huurders bij de schuldhulpverlening De woningbezitter is een doelgroep die aanvankelijk slechts in beperkte mate in beeld kwam bij de schuldhulpverlening. Maar dit is veranderd, ook zij vragen nu hulp bij schuldsituaties. Tijdens het AO Armoede en Schulden van 19 juni 2013 heeft Kamerlid Potters (VVD) mij gevraagd welke verschillen er bestaan in de schuldhulpverlening tussen mensen met een huurwoning en woningbezitters. Met zowel de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (de NVVK) als de Vereniging Eigen Huis is hier inmiddels over gesproken. Schuldhulpverlening is erop gericht om binnen een afzienbare termijn een financieel stabiele situatie te creëren. Woningbezitters verlangen specifieke advisering op financieel vlak, met kennis van zaken over de diverse facetten van het bezit van een eigen woning. Van de schuldhulpverlener vraagt dit om verdieping van de reeds aanwezige kennis. De woningbezitter kan daarnaast minder flexibel en daardoor kwetsbaarder zijn, in vergelijking met de huurder. Huurders hebben meerdere mogelijkheden om op korte termijn de tering naar de nering te zetten, zoals verhuizen naar een goedkopere woning of huurtoeslag aanvragen wanneer zij daar recht op hebben. Voor woningbezitters is verkoop binnen de huidige woningmarkt vaak niet snel te realiseren en de kans op een restschuld is reëel. Andere veranderingen, zoals een echtscheiding of een inkomstendaling, zijn hierdoor voor een woningbezitter moeilijker op te vangen. Gelukkig heeft deze problematiek volop de aandacht in het veld. Van oudsher bestaan er contacten tussen schuldhulpverlening en woningbouwcorporaties. Met hypotheekverstrekkers moet deze verbinding nog groeien. Zowel landelijk als lokaal zijn er reeds verschillende initiatieven ontwikkeld om de samenwerking tussen betrokken partijen ten aanzien van eigenwoningbezit in deze problematiek te verbeteren. Ik wijs in dat kader ook op het mede door Pagina 7 van 17
mij gefinancierde Schakel!-project waarin de branchevereniging NVVK en de grootste hypotheekverstrekkers samenwerken om de hulpverlening aan de groep huizenbezitters te verbeteren. Daarnaast ben ik ook van plan subsidie te verlenen aan de NVVK om een brede aanpak voor huizenbezitters met financiële problemen te ontwikkelen. Het is van belang dat, ondanks de complexiteit, gemeenten zich inzetten om de groeiende groep woningbezitters die zich melden bij schuldhulpverlening te helpen. De eerste resultaten van de samenwerking tussen schuldhulpverlening en hypotheekverstrekkers in het Schakel! project tonen aan dat via maatwerk goede resultaten voor woningbezitters kunnen worden bereikt. Ook andere hypotheekverstrekkers hebben belangstelling hiervoor getoond. Het project is dan ook een eerste stap om gemeenten te helpen de schuldhulpverlening aan woningbezitters beter vorm te geven.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
10. Fonds voor Urgente Noden Veel maatschappelijke organisaties leveren een belangrijke bijdrage aan het voorkomen en tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. Door samen te werken met deze partijen kunnen gemeenten komen tot een effectievere aanpak van deze problematiek. Een mooi voorbeeld hiervan is de Stichting Urgente Noden, een Noodfonds (een samenwerkingsorganisatie van gemeenten, professionele hulpverleners en fondsen/donateurs) dat op verzoek van hulpverleners in urgente situaties door middel van maatwerk noodhulp biedt aan mensen. Het gaat daarbij om incidentele financiële hulp waarvoor geen voorliggende voorziening beschikbaar is. In verschillende gemeenten is een dergelijk noodhulpbureau/fonds reeds actief, zoals bijvoorbeeld in Amsterdam, Den Haag, Uithoorn als ook in de provincie Friesland. Zo’n Noodfonds wordt grotendeels privaat (uit fondsen en giften) gefinancierd, waarbij de gemeente de bureaukosten voor haar rekening neemt. Gemeenten worden opgeroepen na te gaan of een Noodfonds van toegevoegde waarde zou kunnen zijn voor hun huidige armoede- en schuldeninstrumentarium en dit dan ook te faciliteren. De Stichting Urgente Noden Nederland (SUN Nederland; www.urgentenoden.nl) heeft veel expertise en helpt lokale overheden en andere partijen bij het oprichten van een Noodfonds. 11. Tegemoetkoming schade slachtoffers seksueel misbruik Jeugdzorg en middelentoets Wet werk en bijstand (WWB) 4 Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft namens de regering twee regelingen opgesteld voor financiële tegemoetkoming in de geleden schade aan slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugdzorg. 5 Dit betreft het ‘Statuut voor de buitengerechtelijke afhandeling van civiele vorderingen tot schadevergoeding in verband met seksueel misbruik in instellingen en pleeggezinnen’ (het Statuut) en de ‘Tijdelijke regeling uitkeringen seksueel misbruik minderjarigen in instellingen en pleeggezinnen’ (de Tijdelijke regeling). Bij het Statuut stelt het slachtoffer de instelling of de pleegzorgorganisatie aansprakelijk onder wiens verantwoordelijkheid het 4
In de verzamelbrief van april 2013 was reeds een kort bericht hieromtrent opgenomen. De regelingen zijn opgesteld naar aanleiding van de bevindingen van commissie-Samson die onafhankelijk onderzoek heeft gedaan naar seksueel misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen of pleeggezinnen zijn geplaatst over de periode van 1945 tot 2012. 5
Pagina 8 van 17
misbruik heeft plaatsgevonden. De hoogte van de schadevergoeding hangt af van de ernst van het misbruik. De vijf categorieën van schadevergoeding zijn: € 5.000, € 7.500, tussen de € 10.000 en € 20.000, € 25.000 en maximaal € 100.000. De Tijdelijke regeling is voor slachtoffers die niemand kunnen of willen aanspreken op de geleden schade. De beschuldigde persoon en de instelling of pleegzorgorganisatie blijven bij deze regeling geheel buiten beeld. De uitkering wordt bepaald aan de hand van de aard en ernst van het misbruik en is een tegemoetkoming in de schade van het slachtoffer. De bedragen in deze regeling kunnen variëren van € 1.000 tot maximaal € 35.000 in zeer uitzonderlijke gevallen. Gezien de aard van de schade en het karakter van de tegemoetkoming is besloten deze uit te zonderen van de middelentoets in de Wwb door de tegemoetkomingen op te nemen in de Regeling Wwb. Met deze wijziging wordt geregeld dat uniform met de tegemoetkoming wordt omgegaan en wordt elke bijstandsgerechtigde die een dergelijke tegemoetkoming ontvangt door gemeenten op dezelfde wijze behandeld. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven voert de regelingen vanaf september 2013 uit. Wanneer een financiële tegemoetkoming in de geleden schade is toegekend, ontvangt betrokkene hierover schriftelijk bericht van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
12. Taalonderwijs en arbeidsmigranten Een deel van de arbeidsmigranten komt hier tijdelijk werken en keert daarna weer terug naar het land van herkomst. Een ander deel blijft hier langer of vestigt zich permanent. Vanuit zelfredzaamheid en participeren in de Nederlandse samenleving is het van belang dat zeker arbeidsmigranten die hier (langer) blijven, de Nederlandse taal leren. Verschillende gemeenten bieden (specifiek op EU arbeidsmigranten gerichte) taalprogramma’s aan tegen geen of lage kosten. Voorbeelden vindt u hier. Vanuit werkperspectief is het belangrijk dat alle arbeidsmigranten tot op zekere hoogte de Nederlandse taal beheersen. Alleen al vanwege veiligheid. Een betere taalbeheersing biedt voordelen voor werknemer én werkgever, foutenreductie, inzetbaarheid op andere plekken in het bedrijf, contacten binnen en buiten het bedrijf, lager ziekteverzuim en de mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen (zoals een vakopleiding). Meer informatie over taal op de werkvloer vindt u hier. 13. Brochure “Nieuw in Nederland Europese arbeidsmigranten” De brochure “Nieuw in Nederland Europese arbeidsmigranten” is geactualiseerd. Het is van belang dat nieuwkomers snel hun weg vinden in de Nederlandse samenleving. Deze brochure helpt hen hierbij. In de brochure is brede basisinformatie voor arbeidsmigranten opgenomen voor de eerste maanden in Nederland. Hierbij moet u denken aan informatie over rechten en plichten, wonen, werken, belastingen, inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA), gezondheidszorg en instroom in scholen. In de brochure wordt voor meer gedetailleerde informatie verwezen naar de websites van de diverse departementen en uitvoeringsorganisaties. De brochure is beschikbaar in verschillende Europese talen en kan gedownload worden vanaf de sites www.nieuwinnl.nl en www.newinthenetherlands.nl. Arbeidsmigranten krijgen deze brochure Pagina 9 van 17
uitgereikt bij aanvraag van een sofinummer bij de Belastingdienst, of bij inschrijving als niet-ingezetene (vanaf 2014). De brochure vindt u hier. 14. IJkpunten voor gemeenten In juli 2013 is de vernieuwde Kernkaart Werk en Bijstand door BKWI van start gegaan op www.kernkaart.nl. De vernieuwde Kernkaart is de invulling van de toezegging van voormalig staatssecretaris De Krom om een ijkpunt/benchmark voor gemeenten te verbeteren, waardoor er meer openheid en transparantie ontstaat ten aanzien van de prestaties van gemeenten bij het terugdringen van hun bijstandsbestand. De vernieuwde Kernkaart fungeert als ijkpunt voor gemeenten, omdat de prestaties van gemeenten als relatieve indicator worden gepresenteerd. Tevens worden standaard relevante referentiegemeenten getoond. Een begeleidingsgroep waaraan Divosa en individuele gemeenten deelnemen heeft de bouw van de applicatie begeleid en zal ieder jaar adviseren over de indicatorenset. De kernkaart is gevuld met indicatoren voor de bijstand, re-integratie, Wsw en budgettaire gegevens. De Kernkaart bevat alleen zogenaamde output- en outcome-indicatoren. Het is belangrijk dat gemeenten ook hun bedrijfsvoering kunnen vergelijken. Dat kan bijvoorbeeld door deelname aan de Benchmark Werk en Inkomen van Divosa, die sinds april jl. de oude benchmarks Wwb en Re-integratie vervangt.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
15. Kansen onderkant arbeidsmarkt door terughalen productiewerk Onlangs zijn er in de media diverse voorbeelden verschenen van ‘reshoring’, oftewel terughalen van productiewerk, meestal uit lagelonenlanden. Hogere transportkosten door een hogere olieprijs en stijgende lonen in lagelonenlanden zijn veel genoemde redenen om werk terug te halen. Maar werkgevers spreken ook vaak van moeizaam management door taal- en cultuurverschillen en te weinig grip op kwaliteit. Reshoring biedt kansen voor personen met een afstand tot de arbeidsmarkt, omdat deze vaak zijn aangewezen op laaggeschoold werk. Gemeenten kunnen een bijdrage leveren aan deze nieuwe trend, o.a. door werkgevers te wijzen op de mogelijkheden om arbeidsgehandicapten tegen lagere loonkosten in dienst te nemen. Daarnaast verdient het aanbeveling om bedrijven te adviseren om breder te denken dan louter de loonkosten in een land, als het gaat om de keuze voor een vestigingsplaats. Er lopen initiatieven in Nederland om een ‘total costs of ownership’-model te ontwikkelen, waarin niet alleen de loonkosten, maar ook de indirecte en verborgen kosten, zoals transportkosten, nalevingskosten, de wisselkoers, economische stabiliteit, arbeidsomstandigheden en de mate van arbeidsrust worden betrokken. Bedrijven kunnen voor advies over investeringen in Nederland of plannen om bedrijfsactiviteit terug te halen naar Nederland terecht bij het Agentschap NL (www.antwoordvoorbedrijven.nl). Ook gemeenten en ideële organisaties kunnen in voorkomende gevallen nagaan of de overwegingen om productiewerk naar het buitenland te verplaatsen nog steeds gelden.
Pagina 10 van 17
16. Ontheffing van arbeids- en re-integratieverplichtingen De Inspectie SZW heeft onderzoek verricht naar het ontheffingsbeleid van gemeenten ten aanzien van de arbeids- en/of re-integratieverplichting in de Wwb. De bevindingen van de Inspectie zijn gepresenteerd in het rapport “De invloed van ontheffingen op de arbeidsparticipatie van Wwb’ers”. Het onderzoek is in september aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer. Het rapport van de Inspectie SZW vindt u hier. Informele ontheffingen zijn niet wenselijk In het onderzoek van Inspectie SZW kwam naar voren dat er sprake is van ‘informele ontheffingen’ van de arbeids- en/of reintegratieverplichting. Bij een dergelijke ontheffing wordt geen beschikking afgegeven en vindt geen registratie plaats. Betrokkenen worden “met rust” gelaten. Dit is een zorgelijke constatering. Gemeenten nemen in deze situaties onvoldoende hun verantwoordelijkheid, hetzij om deze mensen te begeleiden naar en te stimuleren tot werk, hetzij om te onderzoeken of er sprake is van een reden om deze mensen in individuele gevallen tijdelijk te ontheffen van de arbeidsplicht en/of van reintegratieverplichtingen. Het is belangrijk dat een gemeente zorgvuldig onderzoekt of er in een individueel geval sprake is van een dringende reden om te besluiten tot een ontheffing van de arbeidsverplichting in het kader van de Wwb. Verder is het belangrijk dat betrokkene over het besluit een beschikking ontvangt en dat daarbij ook beoordeeld wordt of betrokkene een ontheffing van de re-integratieverplichting moet krijgen. Mocht de betrokkene het met de beslissing niet eens zijn dan geeft deze procedure hem/haar de mogelijkheid bezwaar aan te tekenen en eventueel in beroep te gaan. Formele ontheffingen worden geregistreerd, waardoor de ontwikkeling kan worden gevolgd en bijgestuurd. Daartoe is het van belang dat aan ontheffingen formele besluitvorming ten grondslag ligt.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
Vastleggen van het gemeentelijk beleid en kwaliteitscontroles zijn hard nodig Waar het gaat om het verlenen van een ontheffing van de arbeids- en/of re-integratieverplichting moet worden geconstateerd dat de meeste gemeenten geen beleid hebben ontwikkeld op dit punt. Bij de gemeenten die wel beleid hebben ontwikkeld, ontbreekt diepgang. Klantmanagers krijgen onvoldoende sturing. Inhoudelijke kwaliteitscontroles ontbreken. Het is van belang, dat gemeenten hun beleid vastleggen en dat zij beschikken over een kwaliteitssysteem om de eenduidigheid en kwaliteit van de uitvoering te bewaken. Aanscherping ontheffing arbeids- en re-integratieplicht in Regeerakkoord Er blijken gemeenten te zijn met als beleid dat ontheffingen worden verleend aan mensen vanaf 57½ jaar die tevens een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Gemeenten merken daarover op dat zij gedwongen zijn strategische keuzes te maken als gevolg van het oplopend aantal bijstandsgerechtigden, schaarser wordende middelen en een moeilijke arbeidmarkt. Het categoriaal uitzonderen van de arbeids- en/of reintegratieverplichtingen van groepen bijstandsgerechtigden op basis van leeftijd is in strijd met de wet, die alleen tijdelijke ontheffingen toestaat in individuele gevallen om dringende redenen. Gemeenten dienen hun beleid aan te passen en te handelen binnen de huidige wettelijke kaders. Pagina 11 van 17
In het Regeerakkoord is daarnaast afgesproken het activerende karakter van de bijstand te vergroten. Besloten is dit te doen door middel van het afschaffen van de mogelijkheid tot categoriale ontheffingen. Een uitzondering is gemaakt voor de categorie mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Voor het overige zullen alleen nog individuele en tijdelijke ontheffingen van de arbeidsplicht mogelijk zijn. Gemeenten kunnen binnen het huidige wettelijk kader al inspelen op deze voornemens.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
17. Regionale aanpak jeugdwerkloosheid De regionale aanpak van jeugdwerkloosheid is van start gegaan na bestuurlijke afstemming van de plannen van aanpak van de 35 arbeidsmarktregio’s en bekrachtiging in een convenant tussen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de verantwoordelijke wethouders van de centrumgemeenten. De arbeidsmarktregio’s hadden deze plannen ingediend om in aanmerking te komen voor een deel van de beschikbare € 25 miljoen voor het voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid in de regio. De middelen zijn aan de centrumgemeenten beschikbaar gesteld via een decentralisatie-uitkering; zie de Septembercirculaire van 17 september 2013. Meer informatie over de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid is te vinden op de website van de Programmaraad. Daarnaast wordt € 30 miljoen extra beschikbaar gesteld aan de centrumgemeenten van de 35 arbeidsmarktregio’s voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Dit geld is vrijgemaakt uit het Europees Sociaal Fonds (ESF 2007-2013). Het besluit is 22 oktober gepubliceerd in de Staatscourant. Gemeenten kunnen van 2 december 2013 tot 17 januari 2014, 17.00 uur een aanvraag indienen bij het Agentschap SZW. Meer informatie over de regeling is te vinden op de website van het Agentschap SZW. 18. Bijdrage in voorbereidingskosten ESF-programma 2014-2020 In het kader van de nieuwe ESF-programmaperiode 2014-2020 zullen centrumgemeenten namens de arbeidsmarktregio’s optreden als aanvrager van ESF-projecten. Deze centrumgemeente draagt namens de arbeidsmarktregio de eindverantwoordelijkheid voor het project. Deze coördinerende rol brengt opstart- en voorbereidingskosten met zich mee. Het ministerie van SZW stelt daarom eenmalig via de decembercirculaire gemeentefonds 2013 een bedrag van € 3,5 miljoen ter beschikking als bijdrage in deze kosten (€ 100.000 per centrumgemeente in de vorm van een decentralisatie-uitkering). 19. Programma Effectiviteit & Vakmanschap In het programma Effectiviteit & Vakmanschap werken Divosa en VNG, ondersteund door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, samen aan vakmanschap bij sociale diensten ten aanzien van reintegratieactiviteiten. Vanuit dit programma biedt Divosa een ambulant HR-Advies team. Deze kan ingeroepen worden als je wilt sparren met professionals over een specifiek lokaal vraagstuk op het gebied van personeel en organisatie, zoals veranderen, mobiliteit of andere HRthema's. Ons doel is het vakmanschap en de positie van de HRD'er binnen de sociale dienst en het sw-bedrijf te versterken. Het team komt naar u toe. Informatie bij Chris Goosen, procesmanager bij Divosa:
[email protected] en op de website van Divosa hier. Pagina 12 van 17
20 . Stage of werk
De Tweede Kamer heeft recentelijk vragen gesteld over de minimaal vereiste beloning van jongeren die na afronding van hun studie als stagiair in een bedrijf aan de slag gaan. Deze vragen zijn op 28 oktober 2013 beantwoord (Kamervragen (Aanhangsel), 2013-2014, 339, dd 28-10-2013). Kernpunt is de vraag of daadwerkelijk sprake is van een stage of dat het in feite gaat om werken (op basis van een arbeidsovereenkomst waarbij de Wet minimumloon en vakantiebijslag van toepassing is). Het is uiteindelijk de feitelijke situatie die bepalend is voor de vraag of sprake is van een stage of niet. Gemeenten hebben in het kader van hun re-integratie-instrumenten Wwb en ook bij de aanpak van jeugdwerkloosheid (bijvoorbeeld de Startersbeurs) regelmatig te maken met dit vraagstuk. Het is belangrijk dat gemeenten de belanghebbende en het bedrijf waar de persoon stage gaat lopen of werken hierover goed informeert en aangeeft wat wel en wat niet kan. De bijlage bij deze verzamelbrief biedt daarvoor een nuttig overzicht.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
21. Eenmalige uitkering regeling ereschulden en middelentoets Wwb Het Ministerie van Defensie is eind 2012 gestart met het uitkeren van een bijzondere uitkering op grond van de Regeling Ereschulden. Deze regeling voorziet in een eenmalige bijzondere uitkering aan veteranen bij wie ten gevolge van de inzet tijdens oorlogsomstandigheden of een crisisbeheersingsoperatie invaliditeit met diensverband is vastgesteld. De bijzondere uitkering geldt als erkenning van hetgeen de militair is overkomen en tevens als een manier om (deels) compensatie te bieden voor schade en letsel. Ongeveer 2500 personen krijgen recht op de eenmalige uitkering, die minimaal € 6.250 en maximaal € 125.000 kan bedragen. In overeenstemming met de al eerder uitgezonderde eenmalige uitkering ingevolge Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen van de middelentoets in de Wwb, heb ik besloten de Regeling Ereschulden met terugwerkende kracht ook uit te zonderen van de middelentoets in de Wwb. De Regeling Wwb zal hierop zo spoedig mogelijk worden aangepast. Zodra de Regeling Wwb is aangepast, zal dit op het Gemeenteloket en via de Verzamelbrief kenbaar worden gemaakt. Dan zal ook duidelijk zijn vanaf welke datum de bijzondere uitkering met terugwerkende kracht is uitgezonderd van de middelentoets. 22. Bestuurskracht gemeenten werk en inkomen De toezichtsbevindingen over de laatste twee en een half jaar zijn voor de Inspectie SZW aanleiding om een signaal af te geven over de wijze waarop gemeenten invulling geven aan hun verantwoordelijkheid op het terrein van werk en inkomen. Dit signaal, dat is afgegeven mede in het licht van de komende decentralisaties, vindt u hier. De Inspectie SZW stelt vast dat veel gemeenten niet de prestaties leveren die van ze mogen worden verwacht. Er is op de werkvloer sprake van een grote mate van autonomie, vaak zonder aansturing of verantwoording op inhoud en resultaat. Dit zijn stevige constateringen. Zoals ook gesteld in mijn brief van 8 november jl. aan de Eerste- en Tweede Kamer acht ik het van zeer groot belang dat gemeenten dit signaal met grote inzet oppakken. Pagina 13 van 17
Beleidsvrijheid komt pas goed tot haar recht als gemeentebesturen beschikken over de noodzakelijke informatie om aan te sturen en gemeenteraden invulling geven aan hun controlerende rol. Voor gemeenteraden is het van belang dat zij zich voorbereiden op (uitbreiding van) hun controlerende taak. Gemeenten worden daartoe gefaciliteerd, zowel door het Rijk als door ondermeer VNG, Divosa en Cedris. Zowel onze aanjagers van de Programmaraad als de ambassadeurs van collega minister Plasterk trekken het land in om de problemen te signaleren teneinde het mogelijk te maken de ondersteuning hierop aan te passen. De invoering van de Participatiewet krijgt een eigen ondersteuningstraject van VNG, Divosa, Cedris en UWV, gefaciliteerd door mijn ministerie. SZW ondersteunt daarnaast het programma van Divosa om het bereik van benchmarking en benchlearning te vergroten.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
Dit alles laat onverlet dat er al heel veel gebeurt bij gemeenten. Maar juist omdat er zoveel afkomt op gemeenten is het van groot belang dat gemeenten de kritische signalen oppakken en er alles aan doen om goed voorbereid 2015 in te gaan. Juist dan is er een beroep op managers en bestuurders dat zij een goede aansturing realiseren en aansturen op een professionele uitvoering met innovatieve vakmensen die van elkaar leren en hun handelen baseren op breed gedeelde inzichten in effectieve werkwijzen. Derhalve verzoek ik u het signaal goed te lezen, de noodzakelijke maatregelen te nemen en daarbij de geboden ondersteuning te benutten. 23. Beveiliging Suwinet Gemeenten In het rapport ‘De burger bediend in 2013’ gaat de Inspectie SZW in op de uitkomsten van onderzoek naar de beveiliging van Suwinet bij gemeenten. De uitkomsten van dit onderzoek zijn ernstig. De Inspectie SZW heeft geconstateerd dat slechts 4% van de gemeenten bij het gebruik van Suwinet voldoende maatregelen heeft getroffen om de vertrouwelijkheid van uitgewisselde gegevens te waarborgen. 13% van de gemeenten voldoet aan geen van de onderzochte normen. Door 16% van de onderzochte gemeenten zijn gegevens van bekende Nederlanders geraadpleegd. Het rapport ‘De burger bediend in 2013’ vindt u hier. De individuele scores van de 80 onderzochte gemeenten vindt u hier.[1] Met de VNG heb ik inmiddels afgesproken dat wordt toegewerkt naar een zorgvuldig gebruik van de via Suwinet uitgewisselde gegevens door gemeenten en dat uiterlijk eind 2014 de informatiebeveiliging van Suwinet structureel op orde is. De VNG is inmiddels een campagne gestart om gemeenten te ondersteunen. Meer informatie daarover vindt u hier. Ik zal alle colleges van burgemeester en wethouders in Nederland aanschrijven en hen vragen om direct na te gaan of zij voldoen aan de zeven normen waar de Inspectie SZW het oordeel op heeft gebaseerd. Indien niet wordt voldaan aan één of meerdere normen dan verwacht ik
[1]
Omdat de door de Inspectie aselect getrokken steekproef uit het totaal van gemeenten representatief is voor het geheel, mag dit cijfer worden doorvertaald naar het geheel van alle gemeenten.
Pagina 14 van 17
dat er direct maatregelen worden getroffen. In een brief aan de gemeenteraden roep ik hen op om transparantie over de stand van zaken beveiliging Suwinet van het college van B&W te eisen. Een aantal gemeenten pleit voor het uitbreiden van het gebruik van Suwinet. Gezien de bevindingen van de Inspectie SZW is dat voorlopig niet aan de orde. Gezien de ernst van de conclusies van de Inspectie SZW heb ik het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) geïnformeerd over de resultaten. Het CBP heeft de mogelijkheid handhavend op te treden indien gemeenten niet voldoen aan de vereisten van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Tot slot laat ik onderzoeken of een escalatieprotocol naar een tijdelijke opschorting van het leveren van gegevens aan gemeenten via Suwinet een passende maatregel kan zijn om een zorgvuldig gegevensgebruik af te dwingen. Aan de Inspectie SZW heb ik gevraagd om in de eerste helft van 2015 te onderzoeken of de informatiebeveiliging van Suwinet bij gemeenten daadwerkelijk structureel is verbeterd.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
Pagina 15 van 17
Bijlage: Stage of werk Wanneer is sprake van een stage? Er is sprake van een stage als men binnen een werkomgeving activiteiten verricht waarbij het leeraspect centraal staat. Voor het verrichten van een stage is het van essentieel belang dat de werkzaamheden van een stagiair zich duidelijk onderscheiden ten opzichte van die van een ‘gewone werknemer’. De werkzaamheden van een gewone werknemer zijn hoofdzakelijk van productieve aard, gericht op het maken van omzet, winst of het behalen van doelen (etc.). Een aantal kenmerkende criteria van een stage zijn: - er is sprake van een schriftelijke stage overeenkomst met begin- en einddatum; - er is een duidelijk leerplan waarin de beoogde leerdoelen concreet benoemd zijn; - inzichtelijk kan worden gemaakt of en hoe de leerdoelen zijn of worden bereikt; - de begeleiding van de stagiair moet gericht zijn op het leeraspect en niet op het behalen van productie. Er is voorzien in evaluatiemomenten; - de stagiair bezet een additionele plaats en neemt dus geen plaats in die normaliter door een werknemer wordt bezet; Van belang is dat de feitelijke situatie en de daadwerkelijk uitgevoerde taken bepalend zijn voor het oordeel of sprake is van een stage.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
Welke beloning is minimaal vereist bij een stage? Voor een stage geldt geen wettelijk vereiste minimumbeloning. Wel kan een cao afspraken bevatten over de beloning van stagiairs. Als de werkgever aangesloten is bij een van de cao-partijen of als de cao algemeen verbindend is verklaard, is de werkgever aan een eventueel in de cao opgenomen beloningsafspraak voor stagiairs gebonden. Wanneer is geen sprake van een stage maar van werk? Er is geen sprake van een stage als niet aan voormelde criteria wordt voldaan. Dan immers staat niet het leeraspect centraal, maar gaat het om werken. Juridisch gezien is dan sprake van een arbeidsovereenkomst en heeft betrokkene aanspraak op het wettelijk minimumloon en de wettelijke minimumvakantiebijslag Ook het ‘opdoen van werkervaring’ of een inwerkperiode worden beschouwd als werk. Welke beloning is minimaal vereist bij werk? Als sprake is van werk (juridisch gelijk te stellen aan het aanwezig zijn van een arbeidsovereenkomst) is de Wml van toepassing en heeft betrokkene jegens zijn werkgever aanspraak op het wettelijk minimumloon en de wettelijke minimumvakantiebijslag. Als de werkgever aangesloten is bij een van de cao-partijen of als de cao algemeen verbindend is verklaard, is de werkgever aan een in de cao opgenomen beloningsafspraak gebonden. Handhaving De Inspectie SZW handhaaft de arbeidswetgeving waaronder de Wml. Voormelde criteria bieden voor de Inspectie een leidraad om te beoordelen of sprake is van een stage of niet. Het gaat daarbij om de feitelijk aangetroffen omstandigheden en de daadwerkelijk uitgevoerde Pagina 16 van 17
taken en niet om hetgeen vooraf overeengekomen is met de werkgever. Is de Inspectie van oordeel dat het om een stage gaat, dan geldt geen wettelijke beloningsvereiste. Als géén sprake is van een stage zal de Inspectie nagaan of de beloning ten minste het wettelijk minimumloon bedraagt. Als dat niet het geval is krijgt de werkgever een waarschuwing of een boete wegens onderbetaling en moet hij de achterstallige beloning binnen 4 weken nabetalen op straffe van een dwangsom. Het boetebedrag is afhankelijk van de mate en duur van onderbetaling en kan oplopen tot € 12.000 per werknemer.
Directie Uitvoeringsbeleid en Naleving Afdeling Ontwikkeling en Samenwerking SUWI Datum 19 december 2013 Onze referentie 2013-0000146313
Pagina 17 van 17