Het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal
Postadres Postbus 93122
T.a.v. de contactpersoon Nationale ombudsman
2509 A C Den Haag
De heer mr. J.P. Foppe
Bezoekadres
Postbus 201
Bezuidenhoutseweg 151
2050 AE OVERVEEN
2594 A G Den Haag Tel: (070) 356 35 63 Fax: (070) 360 75 72
[email protected] www.nationaleombudsman.nl Doorkiesnummer (070) 356 35 34 JP/rka
Geacht college,
Datum
1 6 OKT 2013 O n s nummer
Op 31 mei 2013 ontving de Nationale ombudsman een klacht van de heer
2013.05605 007
R. Slewe over de gemeente Bloemendaal. Op 2 juli 2013 is u en de
Uw brief
gemeenteraad meegedeeld dat de ombudsman deze klacht in behandeling heeft genomen en in beginsel alle klachten omvat die door de heer R. Slewe over de
Uw kenmerk
gemeente Bloemendaal zijn ingediend. Daarnaast is u meegedeeld dat de focus van de ombudsman gericht zal zijn op de toekomst en een verbetering van de relatie tussen betrokken partijen.
Bijlagen div Behandelend medewerker mr. J.A. Prins
Op donderdag 25 juli 2013 heeft de heer mr. J.A. Prins, die met de behandeling
Onderwerp
van de klacht is belast, een bezoek gebracht aan de gemeente Bloemendaal en
Tussenrapportage klacht van de
de dossiers over de klachtbehandeling in 2010 en 2013 ingezien. Aansluitend is
heer Slewe
met de heer Slewe gesproken en aangegeven dat een tussenrapportage wordt opgesteld op basis van de informatie zoals de ombudsman die nu heeft. Gelet op de zeer grote hoeveelheid informatie heb ik volstaan met het opstellen van een globaal overzicht in de bijgevoegde tussenrapportage. Deze rapportage treft u bijgaand aan. Ik stel vast dat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie. Dit is ook al geconstateerd bij de interne klachtbehandeling in 2010, in de rapportage van de Onderzoekscommissie Elswoutshoek Gemeente Bloemendaal, in de 'overall visie' Landgoed Elswoutshoek en wederom bij de klachtbehandeling in 2013. Voor mij is het daarom de vraag wat klachtbehandeling door de Nationale ombudsman nog zou kunnen toevoegen aan alles wat inmiddels geschreven is. Mi O ; I- : 1
De focus van de ombudsman bij klachtbehandeling is gericht op de toekomst en het bevorderen van een werkbare relatie tussen betrokken partijen. Wat de klachtenadviescommissie daarover schrijft in haar (tweede) advies van 11 april 2013 onderschrijf ik. De klachtenadviescommissie, noch de Nationale ombudsman kan partijen in deze een pasklare oplossing bieden.
W; O : ui: 1/1 : CTií w:
de Nationale ombudsman
Ons nummer 2013.05605 007
2
De sleutel voor een oplossing ligt bij partijen zelf. Net als de klachtenadviescommissie adviseer ik partijen om zelf een weg naar werkbaar overleg te vinden. Bijgaand treft u tevens aan mijn reactie naar de heer R. Slewe. Daarin vraag ik hem of hij bereid is een toekomstgericht gesprek aan te gaan over het vinden van oplossingen voor de verschillende belangen die spelen aan zijn kant en aan de kant van de gemeente. Een zelfde verzoek richt ik hierbij aan het college van burgemeester en wethouders. Graag hoor ik uw reactie op mijn voorstel tot een gesprek. Bij een positieve reactie ben ik bereid om mee te denken over de wijze waarop dat gesprek het beste georganiseerd kan worden. Voor de overwegingen van de ombudsman, verwijs ik u naar bijgaande brief aan de heer R. Slewe. Wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat in deze reactie ook ingegaan wordt op een vermeend 'klachtverboď en daarover eventueel tussen de gemeente en de Nationale ombudsman gemaak te afsprak en.
Met vriendelijkesgrofe groet, mbuös
de Nationale ombudsman Tussenrapportage
Dossier:
2013.05605.
Verzoeker:
De heer R. Slewe.
Bestuursorgaan:
College van burgemeester en wethouders van Bloemendaal
Opmerking vooraf: Deze tussenrapportage is bedoeld om een beetje orde te scheppen in een groot aantal kwesties en procedures. De heer Slewe en de gemeente Bloemendaal zijn in een conflict verstrikt geraakt en kenmerkend voor een dergelijk conflict is dat over feiten uit het verleden vrijwel eindeloos gebakkeleid kan worden. Dus ook deze tussenrapportage zou kunnen leiden tot min of meer uitvoerige reacties van partijen. De Nationale ombudsman raadt partijen echter aan om hier geen energie in te steken. De ervaring leert dat die energie veelal verspilde moeite is. Beide partijen zullen hun eigen kijk hebben op het verleden. Het zij zo.
Aanleiding Op 31 mei 2013 ontvangt de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer R. Slewe te Bloemendaal, naar aanleiding van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal van 28 mei 2013 op de door hem ingediende klachten. De heer Slewe verwijst tevens naar een eerder door hem in 2010 bij de Nationale ombudsman ingediende klacht over de gemeente en stelt dat nu een aantal van zijn klachten gegrond zijn verklaard, maar dat het college meerdere klachten onbehandeld heeft gelaten en ook niet alle adviezen van de externe klachtenadviescommissie heeft overgenomen. Hij merkt op dat de adviescommissie vaststelt dat er sprake is van vooringenomenheid jegens hem en vraagt de ombudsman zijn klacht in behandeling te nemen. Naar aanleiding van dit verzoek brengt de heer mr. J.A. Prins, die met de behandeling van de klacht is belast, op 17 juni 2013 een bezoek aan de heer Slewe. Op 2 juli 2013 deelde de ombudsman de heer Slewe, het college van B&W en de gemeenteraad mee dat de klacht in behandeling is genomen en getracht wordt nog dezelfde maand kennis te nemen van de stukken die zowel de gemeente als verzoeker heeft. Over de inhoud van de klachtbehandeling schrijft de ombudsman dat deze in beginsel al de klachten omvat die de heer Slewe over de gemeente Bloemendaal heeft ingediend en dat daarbij ook de behandeling van de door hem in 2010 bij de ombudsman over de gemeente ingediende klachten betrokken worden. Daarnaast is opgemerkt dat de focus van de ombudsman bij klachtbehandeling gericht zal zijn op de toekomst en een verbetering van de relatie tussen betrokken partijen. Op donderdag 25 juli 2013 brengt de heer Prins een bezoek aan de gemeente en krijgt hij inzage in de dossiers over de klachtbehandeling in 2010 en 2013. Aansluitend brengt hij een bezoek aan verzoeker en geeft daarbij aan dat een tussenrapportage opgesteld wordt op basis van de informatie zoals de ombudsman die heeft. Deze rapportage wordt aan betrokkenen toegestuurd, met het verzoek deze zo nodig aan te vullen of te corrigeren. In onderstaande rapportage wordt ingegaan op hetgeen naar het oordeel van de Nationale ombudsman de kernpunten zijn van de klachtbehandeling 2010 en 2013.
1
Gelet op de relevantie wordt tevens - kort - ingegaan op de resultaten van het vooronderzoek van de Onderzoekscommissie Elswoutshoek Gemeente Bloemendaal en op de Overall visie Landgoed Elswoutshoek van bureau ruimtewerk
1. Klachtbehandeling periode 2010 - 2011 Op 9 september 2010 wendt de heer R. Slewe zich met een klacht over de gemeente Bloemendaal tot de Nationale ombudsman. Uit de ontvangen stukken blijkt dat hij zich hierover ook al bij de gemeente zelf heeft beklaagd en dat de klachtencommissie op 21 en 27 juli 2010 hoorzittingen heeft gehouden. Uit het verslag van die hoorzittingen en het advies van de commissie valt op te maken dat de heer Slewe, samen met zijn broer (H. Slewe), het landgoed en rijksmonument Elswoutshoek te Overveen heeft gekocht om te renoveren en vervolgens te gebruiken voor kantoor aan huis. In de gemeente Haarlem heeft hij eerder, zonder enig probleem, een rijksmonument gerenoveerd. Bij de gemeente Bloemendaal ondervindt hij echter alleen maar tegenwerking. Naar zijn mening houdt die mede verband met het feit dat het merendeel van de gemeenteambtenaren 'ernstige bezwaren' zou hebben tegen zijn broer, vanwege problemen met diens strandtent Parnassia. Tijdens de (tweede) hoorzitting is namens de gemeente aangegeven dat men kan voorstellen dat verzoeker het gevoel heeft te worden tegengewerkt, maar dat dit ook komt omdat hij telkens snel wil handelen, terwijl de gemeente vergunningen zorgvuldig moet behandelen. De commissie adviseert de klachten ongegrond te verklaren, met uitzondering van de klacht dat de gemeente eenzijdig heeft opgelegd dat vrijwel alle communicatie uitsluitend schriftelijk dient plaats te vinden. De commissie onderkent dat deze maatregel kan helpen bij het ondervangen van gebrekkige communicatie, maar stelt dat de motivering voor die maatregel ontbreekt. De commissie stelt tevens: "groot voorstander (te zijn) van het beleggen van een overleg op bestuurlijk niveau op zo kort mogelijke termijn, in welk gesprek enerzijds begrip van de zijde van de gemeente wordt getoond voor de grote investering van klager en de urgentie voor klager om snel tot renovatie van het onroerend goed over te gaan en waarbij anderzijds draagvlak bij klager wordt gecreëerd voor de omstandigheid dat het een monument betreft waardoor iedere wijziging zeer zorgvuldig dient te worden getoetst. Die gelegenheid kan dan tevens te baat worden genomen om heldere procesafspraken te maken, opdat de nodige vaart met betrekking tot de beoordeling van de aanvragen kan worden betracht." Het college van burgemeester en wethouders neemt het advies van de commissie onverkort over en informeert verzoeker daarover bij brief van 25 augustus 2010. Op 2 november 2010 deelt het college verzoeker schriftelijk mee dat de gemeente een niet aflatende stroom klachten over hetzelfde onderwerp ('tegenwerking bij procedures') ontvangt en het behandelen van deze herhaalde klachten een onevenredige inspanning van de organisatie vergt. Daarom heeft het college besloten niet meer te reageren op deze klachten over hetzelfde onderwerp. Tevens wordt verzoeker verplicht voortaan over alle procedures uitsluitend schriftelijk (per brief) te communiceren met de door de gemeente aangewezen accountmanager. Ook schrijft het college van de Nationale ombudsman bij monde van de behandelend medewerker, de heer mr. F. Romijn, te hebben begrepen dat deze bereid is over de relationele kant van de zaak een gesprek te voeren met verzoeker en - als verzoeker dat wenst - de burgemeester. In een email aan verzoeker geeft de heer Romijn aan dat er ofwel een bemiddelend gesprek gevoerd kan worden tussen twee partijen waarbij de ombudsman van beide zijden een constructieve bijdrage verwacht, ofwel een onderzoek kan worden ingesteld naar de beslissing van het college om geen klachten meer te behandelen die gaan over de handelwijze van ambtenaren in relatie tot Elswoutshoek.
2
Op 2 december 2010 vindt het gesprek plaats tussen verzoeker, de burgemeester en de heer Portanger (gemeenteambtenaar) in aanwezigheid van de heer Romijn. Voorafgaande aan dit gesprek geeft verzoeker aan dat het wat hem betreft gaat om 'ongelijke behandeling'. In zijn ogen wordt hij anders behandeld dan andere inwoners van Bloemendaal. Zo is hij bijvoorbeeld al een jaar bezig met een vergunning voor de aanvulling van een paardenbak, terwijl op nog geen 50 meter afstand een buurman allerlei bouwactiviteiten heeft kunnen uitvoeren met een lichte bouwvergunning. Aansluitend op dit gesprek schrijft de burgemeester op 27 december 2010 dat verzoeker, ter onderbouwing van zijn hoofdklacht dat hij door de gemeente wordt tegengewerkt, de volgende drie onderwerpen aanvoert: De vergunningsplicht rond het herstel van het dak; Het handhavingsverzoek inzake de hekwerken van het landgoed en Het handhavingsverzoek voor de garage en steiger van de buurman. Daarnaast acht verzoeker de beperking van zijn communicatiemogelijkheden onjuist. De burgemeester merkt op geen signalen ten hebben ontvangen waaruit blijkt dat de gemeente ten opzichte van verzoeker andere normen oplegt. De klachten over de vergunningsplicht en het handhavingsverzoek inzake de hekwerken zouden beter door de ombudsman kunnen worden onderzocht, omdat de gemeente hierover reeds een uitspraak heeft gedaan. Omtrent het andere handhavingsverzoek loopt inmiddels een juridische procedure. De burgemeester merkt ten slotte op vast te willen houden aan de coördinerende rol van één contactambtenaar. Ook wil hij vasthouden aan
het uitgangspunt dat de communicatie
over
Elswoutshoek uitsluitend schriftelijk plaatsvindt, zij het dat het wel mogelijk is via de email te corresponderen. Op herhaalde klachten die in de kern identiek zijn en geen nieuwe aspecten bevatten zal het college niet meer reageren. Over de aan een buurman verleende bouwvergunning schrijft het college op 2 februari 2011 dat in 2005 een (lichte bouw-) vergunning is verleend, zonder dat men zich heeft gerealiseerd dat het perceel deel uitmaakt van het rijksmonument. De bouwvergunning is onjuist verleend, maar kan niet meer worden ingetrokken. Verzoeker ziet hierin een onderbouwing van zijn stelling dat hij anders wordt behandeld. Het bevreemdt hem dat de ambtenaar die het hem en zijn broer zo moeilijk maakt, dit indertijd 'vergeten' is. Uiteindelijk is de heer Slewe op 8 maart 2011 meegedeeld dat de ombudsman geen aanleiding ziet voor verder onderzoek. Over de beoordeling van het verzoek tot herstel van het dak schrijft de ombudsman: "De gemeente bevestigde u dat met de brief van 6 september 2010, waarin verder is opgemerkt dat herhaaldelijk bij u is aangedrongen op een uitgebreide specificatie van de werkzaamheden en dat de gemeente de vertraging in het onderhoudswerk niet valt te verwijten. Dat standpunt valt te billijken. Toen u op 25 juni 2010 is gevraagd om een specificatie van de noodzakelijke werkzaamheden had u, of een ander namens u, daar toen op kunnen reageren met het verstrekken van een kopie van de offerte van 27 november 2009." Tegen de beslissing van het college op het handhavingsverzoek over het hekwerk van het landgoed kon een bezwaarschrift worden ingediend. Als een klacht gaat over een kwestie die in een bezwaarof beroepsprocedure aan de orde kan worden gesteld, stelt de ombudsman geen onderzoek in. Over de aan de buurman verleende bouwvergunning, merkt de ombudsman op:
3
"Op uw verzoek (...) heeft de gemeente gereageerd met de brief van 2 februari 2011, waarin is uiteen gezet dat de in 2005 verleende bouwvergunning onherroepelijk is en slechts onder uitzonderlijke, in de wet vastgelegde omstandigheden kan worden ingetrokken. Van deze, in de brief van de gemeente vermelde, omstandigheden is hier echter geen sprake. De gemeente geeft in de brief ook toe, dat destijds over het hoofd is gezien dat de in dit geval vereiste Monumentenvergunning ten onrechte ontbrak. Deze brief geeft mij verder geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Van een verband tussen deze volgens u twijfelachtige gang van zaken en uw relatie met de gemeente kan mijns inziens overigens ook geen sprake zijn. Die vergunning is al in 2005 afgegeven, dat wil zeggen jaren voordat u eigenaar werd van een pand op het landgoed. Op 24 februari 2011 zond u mij nog een kopie van de aanvraag om een bouwvergunning van 19 april 2005, waaruit volgens u kan worden opgemaakt dat er niet correct is gehandeld. Mijns inziens kan dat uit dit aanvraagformulier niet worden afgeleid. Het gaat hier om de aanvraag voor een lichte bouwvergunning, waarvoor veel minder zware eisen gelden. De beoordeling is in belangrijke mate gebaseerd op gegevens van de bouwtekening, in dit geval van de aannemer, en die is niet bijgevoegd. Het is ook niet zo, dat een ambtenaar een vergunning als deze kan "regelen". Over de vergunningverlening beslist het college van burgemeester en wethouders. Een beslissing als deze moet ook worden gepubliceerd in een lokaal blad en degene die het niet eens is met de vergunningverlening kan daartegen een bezwaarschrift indienen." De aantekening van de burgemeester dat op klachten over een onderwerp waarover al eerder een klacht is ingediend niet meer inhoudelijk wordt gereageerd, acht de ombudsman alleszins redelijk, op voorwaarde dat de eerste klacht op behoorlijke wijze is behandeld. In de brief van 8 maart 2011 plaatst de ombudsman overigens geen verdere opmerkingen over (eventuele) beperkingen in het telefonisch en mondeling contact tussen verzoeker en de gemeente.
2.
Klachtbehandeling periode 2012 - 2013
Op 31 mei 2013 wendt verzoeker zich opnieuw tot de Nationale ombudsman. Hij merkt op dat deze in 2011 onvoldoende aanleiding zag voor verder onderzoek, maar dat de klachten die hij destijds niet mocht indienen nu wel door de gemeente zijn behandeld. Het college heeft echter meerdere klachten onbehandeld gelaten en ook niet alle adviezen overgenomen. Verzoeker merkt op dat de adviescommissie vaststelt dat er sprake is van vooringenomenheid van ambtenaren en vraagt de ombudsman zijn klacht in behandeling te nemen. Uit de beslissing op de klacht valt op te maken dat het college is teruggekomen op zijn beslissing om klachten van de heer R. Slewe niet meer in behandeling te nemen en hem voor de behandeling daarvan te verwijzen naar de Nationale ombudsman. Aanleiding hiervoor was de inhoud van de aan verzoeker verstrekte interne e-mails. De heer Slewe is vervolgens alsnog in de gelegenheid gesteld zijn belangrijkste klachten in te dienen, waarna deze ter advisering zijn voorgelegd aan de, speciaal hiervoor ingestelde, externe klachtenadviescommissie. Op 28 mei 2013 besluit het college overeenkomstig de adviezen van de klachtenadviescommissie drie klachten gegrond te verklaren en hiervoor excuses aan te bieden, drie klachten deels gegrond te verklaren en excuses aan te bieden voor zover deze klachten gegrond zijn, acht klachten ongegrond te verklaren en een klacht niet in behandeling te nemen, omdat die al is afgedaan.
4
Daarnaast besluit het college om in afwijking van de adviezen de door de klachtenadviescommissie gedestilleerde klacht dat er sprake is van vooringenomenheid en de klacht over de 'asbestaffaire', ongegrond te verklaren en één klacht niet in behandeling te nemen, omdat die al is afgedaan. Tevens besluit het college om andere door de heer R. Slewe ingediende klachten en nieuwe klachten van hem niet meer in behandeling te nemen en hem voor de behandeling daarvan te verwijzen naar de Nationale ombudsman en om op bestuurlijk niveau een gesprek met de heer Slewe te beleggen om de excuses mondeling over te brengen en te bespreken hoe de communicatie tussen de gemeente en hem in de toekomst beter te organiseren.
Onderbouwing van het collegebesluit Over de door de klachtenadviescommissie gedestilleerde klacht dat er sprake is van vooringenomenheid schrijft het college: "Ten aanzien van de klacht over vooringenomenheid stellen wij vast dat de commissie in het advies d.d. 30 januari 2013 aangeeft dat het zich niet aan de indruk kan onttrekken dat er sprake is van vooringenomenheid en dat de commissie in het advies d.d. 11 april 2013 betreffende de hoorzitting van 4 maart 2013 vaststelt dat dit niet impliceert dat de besluitvorming daarmee onrechtmatig is. Wij stellen vast dat het begrip vooringenomenheid is vastgelegd in artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling bestuursrechtspraak neemt pas een schending aan als aan de hand van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de uitkomst van de besluitvorming daadwerkelijk oneigenlijk is beïnvloed. In onderhavig geval blijkt dit juist niet uit de gevolgde procedures. Reeds hierom is de klacht ongegrond. Daarbij komt dat de commissie het advies ten aanzien van deze klacht heeft gebaseerd op de verstrekte interne e-mails, waarvoor - voor zover daarin emoties en kwalificaties voorkomen - reeds excuses is aangeboden in onze brief van 12 september 2012. Wel kunnen wij ons voorstellen dat er naar aanleiding van de inhoud van de interne e-mails bij u de indruk van schijn van vooringenomenheid is ontstaan. Voor zover dit het geval is bieden wij u hiervoor andermaal onze excuses aan, maar benadrukken dat dit de besluitvorming niet heeft beïnvloed. Zoals in de meergenoemde brief aangegeven hebben wij maatregelen getroffen om het ontstaan van deze schijn te voorkomen." In reactie op de klacht over de 'asbestaffaire' schrijft het college dat de rechtbank op 20 oktober 2011 het door verzoeker ingestelde beroep tegen de beslissing op zijn bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard. De beslissing van het college is derhalve getoetst door de rechter en in orde bevonden en het college ziet dan ook niet in waarom de klacht gegrond zou zijn. Over de buiten behandeling gelaten klacht schrijft het college dat de externe klachtencommissie over die klacht al eerder, op 26 augustus 2010, had geadviseerd. Toen is geadviseerd en besloten deze klacht ongegrond te verklaren, zodat deze niet opnieuw hoeft te worden behandeld. Over zijn beslissing om andere klachten van de heer R. Slewe niet meer in behandeling te nemen, en hem voor de behandeling van die klachten te verwijzen naar de Nationale ombudsman, merkt het college op dat verzoeker in 2012 in de gelegenheid is gesteld zijn belangrijkste klachten alsnog in te dienen waarna deze ter advisering zijn voorgelegd aan de, speciaal ingestelde, klachtenadviescommissie. Nadien heeft verzoeker echter meer klachten ingediend en ook nog andere klachten in het vooruitzicht gesteld. Het college stelt vervolgens dat de klachtbehandeling de verstandhouding eerder heeft verslechterd dan verbeterd. Ook legt de behandeling een onevenredig beslag op de organisatie en dit gaat ten koste van de gemeentelijke dienstverlening in bredere zin.
5
Daarnaast is het college van mening dat verzoekers' klachten voorbeelden zijn van incidenten. Deze zijn terug te voeren op een niet effectieve wijze van communiceren en de daardoor ontstane verstoorde relatie tussen partijen. Klachtbehandeling van andere, afzonderlijke incidenten voegt naar de mening van het college niets meer toe. Mede daarom is besloten om - in overeenstemming met de uitgangspunten die de Nationale ombudsman hanteert - kennis te nemen van de overige klachten 1
maar die niet verder zelf te behandelen. Wel kan verzoeker zich hierover wenden tot de ombudsman.
Voorbereiding klachtbehandeling door de Nationale ombudsman Tijdens het bezoek dat de behandelend medewerker van de ombudsman op 17 juni 2013 aan de heer Slewe bracht, is ingegaan op de (on-)mogelijkheden van een onderzoek van de ombudsman. De heer Slewe gaf aan dat de gemeente hem niet gelijk als anderen behandelt en dat door het gedrag of de houding van het college de gehele ambtelijke organisatie wordt beïnvloed. Er wordt op oneigenlijke wijze alles aan gedaan om het hem (en zijn broer) zo moeilijk mogelijk te maken. Hij merkt daarbij op dat er al een raadsonderzoek is uitgevoerd en er ook een rapportage door een interim-hoofd (mevrouw Schuttebelt) is opgesteld, maar dat er met beide rapporten niets is gedaan. Tevens verwijst verzoeker naar eerdere contacten met de ombudsman en een door de toenmalig medewerker, de heer Romijn, ingesteld klachtverbod. Het is hem nog steeds niet duidelijk wat er toen tussen de gemeente en de ombudsman is gewisseld. Dit is voor hem mede van belang, omdat hij in het bezit is gekomen van een interne e-mail waarin een gemeenteambtenaar schrijft: "Ik heb net gebeld met de rechtbank om te vragen of er een beroepschrift was binnengekomen tegen onze bob van 18 oktober: itt wat Slewe aankondigde in zijn mail (2011054215) is er geen beroep ingesteld tegen de afhandeling van zijn klacht (beslissing op bezwaar van 18 oktober: nietontvankelijk geen bezwaar mogelijk)! Misschien bij de ombudsman, maar dat verwacht ik eigenlijk niet, want die zitten bij ons op schoot." Op 2 juli 2013 schrijft de ombudsman verzoeker, het college van B&W en de gemeenteraad, dat de klacht in is behandeling genomen. De klachtbehandeling omvat in beginsel al de klachten die zijn ingediend, waarbij de focus van de ombudsman gericht zal zijn op de toekomst en een verbetering van de relatie tussen betrokken partijen. Daarom worden partijen verzocht zich gedurende de klachtbehandeling door de Nationale ombudsman te onthouden van activiteiten of handelingen die een toekomstgerichte oplossing in de weg kunnen staan. Vervolgens brengt de behandelend medewerker op 25 juli 2013 een bezoek aan de gemeente en krijgt hij inzage in de dossiers over de klachtbehandeling. Aansluitend brengt hij een bezoek aan verzoeker. Daarbij is aangegeven dat een tussenrapportage wordt opgesteld op basis van de informatie zoals de ombudsman die nu heeft. Deze rapportage wordt aan betrokkenen toegestuurd, met het verzoek deze zo nodig aan te vullen of te corrigeren. Voorafgaande aan en aansluitend op deze bezoeken ontvangt de ombudsman van diverse zijden aanvullende
informatie over onder andere
een eventueel
in 2010
aan verzoeker
opgelegd
'klachtverbod' en daarover door een raadslid ingediende schriftelijke vragen, door of namens verzoeker ingediende WOB-verzoeken en de besluitvorming daaromtrent, de uitspraak van de Raad van State van 23 juli 2013 inzake de aanleg van een paardenbak, door of namens de broer van verzoeker, de heer H. Slewe, ingediende klachten en de behandeling daarvan, de beslissing op
De uitgangspunten die de Nationale ombudsman hanteert zijn geformuleerd in het rapport van 30 januari 2007, getiteld 'Burgerbrieven gemeenten. Hebt u even?' met rapportnummer 2007/015 en in de rapportage van 20 november 2008, getiteld 'Het verhaal achter de klacht. Effectief omgaan met lastig klaaggedrag; een praktische handreiking.'
6
bezwaar inzake het al dan niet beschikbaar zijn van interne e-mails van gemeenteambtenaren, een aanzegging toepassing bestuursdwang en het - zonder medeweten van verzoeker - opnemen van diens gesprekken met de gemeente door de gemeente. Tevens heeft de ombudsman begrepen dat er, naast de klachtenprocedure van verzoeker, een bemiddeling onder leiding van de heren Borghouts en Revermann loopt over de mogelijkheden van de ruimtelijke ontwikkelingen op het landgoed.
Omtrent de interne klachtbehandeling 2012 - 2013 Verzoeker dient in de tweede helft van 2012 een zeventiental klachten in, welke alle betrekking hebben op de handelwijze van ambtenaren van de gemeente ten aanzien van het landgoed Elswoutshoek.
Deze
klachten
zijn
door
de
klachtenadviescommissie
behandeld
tijdens
drie
hoorzittingen.
De eerste hoorzitting Tijdens de hoorzitting van 17 december 2012 zijn zeven klachten behandeld. Uit het verslag blijkt dat voorafgaande aan de behandeling nader is ingegaan op de achtergronden van de ingediende klacht. Hierover staat in het verslag onder meer het volgende: "De voorzitter geeft aan dat de commissie, voordat zij overgaat tot een inhoudelijke behandeling van de klachten, eerst wil achterhalen wat de achterliggende oorzaak is van de reeks klachten. (...) De voorzitter vraagt wat de aanleiding is voor de klachten. De heer R. Slewe geeft aan dat de heer Portanger hem ten tijde van de koop van het landgoed in oktober 2009 erop wees dat de broer van de heer R. Slewe een slechte naam had binnen de gemeente vanwege zijn kerststal. De heer R. Slewe zegt desondanks vanaf het begin open kaart te hebben gespeeld ten aanzien van hun plannen met het landgoed. Zo is de heer Kokke samen met een aantal raadsleden en ambtenaren uitgenodigd voor een rondleiding op het landgoed en hebben zij gezien welke plannen er lagen voor de restauratie. De heer R. Slewe geeft aan daarna verzand te zijn geraakt in tegenwerking door de gemeente. Zo mocht hij de lekkage in het dak niet zonder wijzigingsvergunning repareren. Hij heeft medewerkers van de buitendienst gevraagd langs te komen maar deze kwamen niet. De lekkage heeft geresulteerd in een schadepost van C100.000,-. De aangetekende brief waarin hij de gemeente aansprakelijk stelt voor de schade is meer dan een maand blijven liggen. Hij heeft een communicatieverbod opgelegd gekregen omdat hij te lastig zou zijn; eerst mocht hij enkel per brief met de gemeente communiceren, later ook per e-mail. De heer R. Slewe heeft destijds een klacht ingediend die als bejegeningsklacht werd afgedaan en zodoende niet werd behandeld. Er heeft inmiddels een raadsonderzoek plaatsgevonden waaruit blijkt dat er sprake is van een verstoorde verhouding welke effect heeft op de besluitvorming. In datzelfde onderzoek is aanbevolen een extern onderzoek te laten doen, dit is nog steeds niet gebeurd. De heer R. Slewe heeft inmiddels een reeks van klachten ingediend omwille van zijn rechtvaardigheidsgevoel. Hij wil een eerlijke kans voor hem en het landgoed. Er liggen inmiddels drie onafhankelijke rapporten die aangeven dat er sprake is van een onjuiste dienstverlening jegens de gebroeders Slewe. De voorzitter vat samen dat partijen al drie jaar met elkaar in de clinch liggen, en dat de heer R. Slewe niet gedaan krijgt wat hij graag zou willen. De heer R. Slewe voegt daaraan toe dat de machtsverhouding hem dwars zit. Er is hem een communicatieverbod opgelegd en er is politie naar zijn landgoed gestuurd.
7
De heer Jansen vraagt of, stel dat de commissie adviseert de klachten gegrond te verklaren, partijen in dat geval samen verder kunnen. De heer R. Slewe merkt op dat mevrouw Schuttenbeld in haar rapport beschrijft dat de ambtenaren er alles aan hebben gedaan het de gebroeders Slewe onmogelijk te maken. Zij hebben daarvoor nooit hun verantwoordelijkheid genomen, De heer H. Slewe geeft aan ook als ondernemer nadeel te ondervinden van het feit dat hij binnen de gemeente een slechte naam heen. De heer Van der Wees en de heer Portanger hebben daaraan bijgedragen door allerlei zaken over hem te verkondigen. Als hij bij het loket staat, staat hij nu bij wijze van spreken 3-0 achter. De heer R. Slewe geeft aan dat de heer Van der Wees pas nu, mede door de publiciteit, het dossier is gaan uitzoeken. De voorzitter vraagt nogmaals wat het klager, in het geval dat hij in het gelijk zou worden gesteld, zou opleveren. De heer R. Slewe antwoordt dat het hem een gevoel van rechtvaardigheid zou opleveren. De voorzitter vraagt of er dan nog steeds een verstoorde verhouding zou zijn. De heer R. Slewe antwoordt dat hij vindt dat een ieder gelijk zou moeten worden behandeld, en dat het erg frustrerend is dat dit in deze zaak niet het geval is. De heer H. Slewe merkt op dat hij genegeerd wordt wanneer hij in de Brouwerskolk is en dat de heer Schaapman hem geen hand meer wil schudden. Dat moet ophouden. De voorzitter geeft verweerders gelegenheid te reageren en vraagt wat naar hun oordeel nodig is om tot een werkbare situatie te komen. Mevrouw Lever geeft aan dat door de manier van communiceren, waaronder de grote hoeveelheid brieven en e-mails, een verstoorde verhouding is ontstaan. Vanuit de gemeente is geprobeerd tot een werkbare situatie te komen. Zo hebben onder meer de burgemeester en medewerkers van de Nationale ombudsman gesprekken gevoerd met klager. Het kost de ambtenaren veel tijd. Gelet op de reeds gevoerde overleggen vraagt de gemeente zich af wat de volgende stap moet zijn: weer een gesprek met de burgemeester of medewerkers van de ombudsman. De ambtenaren proberen zakelijk te communiceren, maar door de niet aflatende stroom e-mails wordt het onderdrukken van emoties steeds moeilijker. De voorzitter vraagt hoe een nieuwe start kan worden gemaakt. De heer R. Slewe antwoordt dat er wat hem betreft een onafhankelijke monumentenmedewerker moet komen die niet werkzaam is in de Brouwerskolk. De heer Heule vraagt of mevrouw Schuttenbeld deze rol op zich zou moeten nemen. De heer Slewe antwoordt dat dat mogelijk is, maar dat ook een medewerker uit Heemstede of vanuit monumentenzorg een optie is. Mevrouw Roosebeek geeft aan eerder met hen samen gewerkt te hebben, hetgeen altijd soepel verlopen is. De heer H. Slewe vult aan dat hij als ondernemer vooral last heeft van de vooringenomenheid jegens hem. Hem is verweten dat er te weinig overleg is gevoerd. Het eerste gesprek dat hij voerde was juist met de heer Kokke en de heer Portanger. Zij ontkennen opdracht te hebben gegeven tot handhaving maar uit het Wob-dossier blijkt het tegendeel. Daarnaast heeft de heer van Heyst gezien dat ze hem geen hand wilden schudden. De voorzitter vraagt waarom een extern onderzoek naar de dienstverlening op de Brouwerskolk niet heeft plaatsgevonden. De heer Van der Wees geeft aan dat de onderzoeksopdracht is aangenomen door het college en dat een eerstvolgend onderzoek zal plaatsvinden in 2013. Mevrouw Lever zegt het jammer te vinden dat de klachten erg beschuldigend zijn richting de ambtenaren. De gebroeders Slewe zouden net zo goed de hand in eigen boezem moeten steken. Zij hebben zelf ook fouten gemaakt in de communicatie. De ambtenaren voelen zich emotioneel gekwetst. De heer R. Slewe voert aan dat de gemeente in dezen de professionele partij is die de touwtjes in handen heeft. De heer H Slewe merkt op dat hij bewust buiten de Brouwerskolk blijft omdat hij niet wil dat hij daarbinnen allerlei verwijten krijgt.
8
De voorzitter merkt op dat zoals uit de rapporten blijkt, partijen in feite hetzelfde voor hebben met het landgoed, maar dat er veel fout is gegaan en partijen samen in een negatieve spiraal zijn geraakt. De heer R. Slewe vraagt hoe de gemeente denkt over de suggestie van mevrouw Schuttenbeld om een externe monumentenmedewerker aan te stellen. Mevrouw Lever geeft aan daar nog niet over gesproken te hebben. De heer Van Heyst zegt te zijn overvallen door het rapport van mevrouw Schuttenbeld. Het daarin geschetste beeld is niet compleet: er is ook nog een juridische werkelijkheid. De suggestie is wel genoteerd en gaat mee naar het college. De voorzitter vraagt mevrouw Roosebeek om haar visie op de zaak. Mevrouw Roosebeek geeft aan als restauratiearchitect vanaf het begin betrokken te zijn geweest bij de besprekingen tussen partijen. De belangen zijn groot, er is door de gebroeders Slewe veel geïnvesteerd. Zij heeft nog nooit meegemaakt dat een opdrachtgever niet mee mocht naar een bespreking. Zij heeft persoonlijk geen problemen met de betreffende ambtenaren, maar zij heeft het gevoel dat het lijkt of het voor de gemeente een uitdaging is om alles op de laatste dag of later in orde te maken. Mevrouw Lever geeft aan dat voor aanvragen wettelijke procedures gelden, en dat de gemeente zich hier aan houdt. Er zijn geen aanwijzingen dat gewacht wordt tot de laatste dag. De voorzitter geeft aan over te gaan tot inhoudelijke behandeling van de klachten." In haar advies van 30 januari 2013 schrijft de klachtenadviescommissie onder andere het volgende: "Ten aanzien van het geheel van klachten: Alvorens afzonderlijk op de klachten in te gaan, hecht de commissie eraan ten aanzien van het totaalbeeld van de klachten enkele opmerkingen te maken. De commissie stelt vast dat tussen partijen sprake is van een verstoorde verhouding, hetgeen eerder geconstateerd is in het raadsonderzoek d.d. 20 april 2012 en de 'overall visie' van Bureau Ruimtewerk d.d. 14 november 2012. De verstoorde verhouding komt voort uit een ongelukkige samenloop van omstandigheden: een moeizaam verlopende communicatie tussen partijen, een tegenstrijdige beleving over eikaars intenties en de bijkomende frustraties daarover aan beide kanten. De commissie heeft er op zich begrip voor dat het feit dat door klager een grote hoeveelheid e-mails en aanvragen is gestuurd bij de gemeente tot verwarring heeft geleld. Hierdoor is een complexe situatie ontstaan, waaraan klager zelf ook mede debet is. Door de gemeente zijn diverse pogingen gedaan om orde op zaken te stellen. Zo heeft de gemeente meerdere overleggen gehad met klager, waarbij ook de burgemeester persoonlijk betrokken is geweest. Tevens heeft de gemeente een accountmanager aangesteld. Tot slot heeft de gemeente een neutrale partij in de persoon van mevrouw Schuttenbeld aangesteld om uit de impasse te komen. Naar het oordeel van de commissie heeft de gemeente zich hiermee als professionele partij gedragen. Dit betekent volgens de commissie echter niet dat de gemeente geen enkel verwijt kan worden gemaakt. In de communicatie, en in de niet voortvarende aanpak zijn naar het oordeel van de commissie ook door de gemeente fouten gemaakt. Zo vindt de commissie dat de gemeente eerder had moeten ingrijpen ten einde orde op zaken te stellen. Daarbij zij opgemerkt dat het best even kan duren voordat het geheel aan aanvragen in kaart is gebracht en het overzicht terug is. In een poging hiertoe is weliswaar in juli 2010 een accountmanager aangesteld. Dit is echter te laat geweest en heeft achteraf bezien geen de-escalerend effect gehad. Bovendien bestaat er onenigheid over de rol en taken van de accountmanager. Wat daar verder ook van zij: partijen zijn in een neerwaartse spiraal terechtgekomen.
9
De situatie is steeds complexer geworden, de frustratie aan beide kanten is enkel toegenomen en van enig uitzicht op een werkbare situatie lijkt vooralsnog geen sprake. De commissie acht het aannemelijk dat de gebroeders Slewe geen goede naam hebben binnen het gemeentelijk apparaat. Daarbij sluit zij niet uit dat de broers daar zelf deels aan bijgedragen hebben, echter zij ziet ook dat hun slechte naam gecultiveerd is binnen de gemeentelijke organisatie en er jegens hen vooringenomenheid bestaat. Uit de door klager overlegde e-mails blijkt dat door enkele medewerkers negatief over klager wordt geschreven. Dat medewerkers zich ook door emoties laten meevoeren is begrijpelijk, maar dit past niet bij een klantgerichte benadering die van de gemeente verwacht wordt. Klager merkt dat terecht op. Alles overziend kan de commissie zich niet aan de indruk onttrekken dat en hier sluit de commissie zich aan bij de overweging uit het raadsonderzoek - 'de verstoorde verhouding de loop van het vergunningverleningsproces heeft beïnvloed'. De commissie adviseert zodoende de klachten, voor zover gericht tegen het bestaan van vooringenomenheid jegens de gebroeders Slewe, gegrond te verklaren. De commissie ziet geen aanleiding om aan te nemen dat sprake zou zijn van opzettelijk traineren of doelbewust dwars zitten door de betrokken ambtenaren, en adviseert derhalve de klachten, voor zover zij hierop betrekking hebben, ongegrond te verklaren."
De tweede hoorzitting Tijdens de hoorzitting van 5 februari 2013 zijn vijf klachten behandeld. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat voorafgaande aan de behandeling van de klachten nader is ingegaan op verzoeken van zowel verzoeker als de gemeente. Hierover staat in het verslag onder meer: "Door klager is verzocht om een openbare zitting. Dit verzoek is afgewezen. Door de gemeente is verzocht om bepaalde personen apart te horen. Ook dit verzoek heeft de commissie afgewezen. De voorzitter legt uit dat de commissie het belangrijk vindt dat beide partijen vrijelijk moeten en kunnen zeggen wat zij zouden willen zeggen, maar dat de commissie in dit geval het belang van hoor en wederhoor wil laten prevaleren. De terugkoppeling van hetgeen tijdens het separaat horen gezegd is gaat immers vaak gepaard met de nodige ruis en dat wil de commissie juist voorkomen. Dit is echter op voorwaarde dat er door geen van de aanwezigen opnames worden gemaakt. De voorzitter vraagt of partijen expliciet willen aangeven dat zij geen opnames zullen maken. Mevrouw Lever antwoordt namens de gemeente dat er geen opnames worden gemaakt. De heer Slewe merkt op dat hij wel graag een opname zou willen maken, nu eerder is gebleken dat zaken anders gerapporteerd zijn. De opname van het gesprek met de heer Van Heyst bewijst dat hij hier heel anders had gezeten dan wanneer hij de opname niet had gemaakt. Mevrouw Lever vraagt of hieromtrent niet inmiddels een beslissing is genomen. De voorzitter vraagt de heer Slewe of hij zich er bij neer kan leggen dat er geen opnames worden gemaakt. Indien dat niet het geval is zullen partijen separaat moeten worden gehoord. De heer Slewe zegt het een vreemde beslissing te vinden om de hoorzitting besloten te houden, nu alle ambtenaren hier zitten namens de gemeente. De heer Jansen merkt op dat het evenwel om personen gaat die met naam en toenaam worden genoemd. De voorzitter vraagt de heer Slewe nogmaals of hij ermee kan instemmen dat er geen opnames worden gemaakt. De heer Slewe antwoordt dat hij zich erbij neerlegt, maar dat hij officieel protest aantekent omdat het naar zijn mening juridisch niet in orde Is. Hij geeft aan slechts beperkte middelen te hebben om op te komen voor zijn rechten. Hij zit hier dankzij de publiciteit. Nu er geen opnames mogen worden gemaakt wordt hij beperkt in zijn mogelijkheden. (•••) Mevrouw Lever merkt op graag in zijn algemeenheid een aantal punten te willen bespreken en daarover advies te willen vragen aan de commissie.
10
De heer Van der Wees geeft aan dat het college eraan hecht hierover een verklaring te kunnen afleggen. De heer Slewe merkt op dat de gemeente al drie jaar lang in zijn algemeenheid iets heeft kunnen zeggen over de klachten. Het verweerschrift is een herhaling van zetten waarin niet wordt ingegaan op de vorige hoorzitting. Dan is er de uitspraak van de commissie, waarvan het college zegt deze voorlopig niet inhoudelijk te zullen behandelen. Volgens de gemeente moet hij weer contact opnemen met de heer Van Heyst, terwijl de commissie heeft erkend dat hij vooringenomen is. De voorzitter geeft aan dat zodra de commissie advies heeft uitgebracht, het advies in handen is van de gemeente. De heer Slewe merkt op dat hij het advies betreffende de zitting van 17 december 2012 van de heer Foppe gekregen heeft. De voorzitter geeft aan dat dit aldus namens de gemeente is verstrekt. De commissie beschouwt het stuk als vertrouwelijk en wat er verder mee gebeurt, is aan het college. Het college mag zelf beslissen wat zij wel en niet overneemt. Het advies zal hier verder niet inhoudelijk besproken worden. De heer Slewe merkt op dat de heer Van der Wees daarover wel een verklaring wil afleggen. Mevrouw Lever zegt dat het college zich nog zal beraden over de beslissing op de klachten en dat het college In dat kader graag nader advies van de commissie wenst. Het heeft ook betrekking op de nieuwe klachten die zijn binnengekomen. De voorzitter merkt op dat de commissie deze vraag niet had verwacht. De heer Van Weeren vraagt om welk advies het gaat. De heer Heule antwoordt dat dat advies dan nog moet worden opgesteld. De heer Van Weeren geeft aan dat de commissie in haar advies betreffende de zitting van 17 december 2012 heeft geconstateerd dat er sprake is van vooringenomenheid. Dat betekent dat de vragen van de heer Slewe door een andere ambtenaar behandeld moeten worden. De gemeente zou consequenties moeten trekken, de heer Slewe moet door kunnen. De voorzitter benadrukt dat het van belang is dat partijen er uiteindelijk uit komen, zoals ook tijdens de vorige zitting is aangegeven. Het zou een herhaling van zetten zijn de klachten opnieuw in zijn algemeenheid te bespreken. De vraag is of partijen bereid zijn ook naar hun eigen handelen te kijken zonder met de vinger te wijzen. De heer Van Weeren zegt dat als de gemeente niet iemand aanwijst die de zaak overneemt, de huidige situatie niet verandert. De heer Slewe kan niet weer terecht bij de huidige accountmanager. De heer Jansen constateert dat de heer Van Weeren bedoelt dat er een externe monumentenmedewerker moet worden aangesteld. Mevrouw Lever geeft aan dat zij hier in zijn algemeenheid nog op ingaat. De heer Slewe merkt op dat de commissie heeft vastgesteld dat de accountmanager vooringenomen is. Mevrouw Lever merkt op dat de gemeente zich afvraagt wat het voor zin heeft dat er steeds weer nieuwe klachten binnenkomen. Daarover zou zij graag advies vragen aan de commissie. Klager kan immers ook nog terecht bij de Nationale ombudsman. De heer Van der Wees geeft aan dat de gemeente bezig is met een plan van aanpak. Het college heeft ten aanzien daarvan fiat verleend, maar de heer Slewe nog niet. Door de gemeente worden diverse pogingen gedaan om de zaak vlot te trekken, die door de heer Slewe worden afgewezen. Dat klager het verslag van de vorige zitting zomaar heeft doorgestuurd naar de pers is respectloos. Het college betwist of de heer Slewe eruit wil komen. De heer Portanger merkt op dat er een extern voorzitterschap komt, mede op verzoek van de raad en mede op verzoek van de heer Slewe. De heer Van Weeren stelt dat het hier de broer van de heer Slewe betreft. De heer Slewe geeft aan dat hij niets met het plan van aanpak te maken heeft maar dat zijn broer hier mee bezig is. De broers worden weer door elkaar gehaald. De heer Van Weeren merkt op dat het om een principeaanvraag van de heer Hans Slewe gaat.
11
De heer Slewe geeft aan dat de interim projectmanager naar huis is gestuurd. Tijdens een raadsvergadering stelde de W D dat mevrouw Schuttenbeld partijdig zou zijn. Mevrouw Schuttenbeld volgde de vergadering online en heeft de heer Slewe daarover ingelicht. Twee weken later belde zij de heer Slewe op met het bericht dat zij op non-actief is gezet omdat zij partijdig zou zijn. De heer Van der Wees geeft aan dat dit onjuist is. De heer Heule zegt dat in het midden kan blijven wat hiervan waar is, aangezien deze discussie geen onderdeel is van de ingediende klachten. De heer Slewe merkt op dat hij nog steeds niet weet of mevrouw Schuttenbeld nog interim manager is. De voorzitter vraagt of al is geprobeerd er met mediation uit te komen. Mevrouw Lever antwoordt dat dit al is geprobeerd maar niet is gelukt. De heer Van Weeren geeft aan dat dit wel lukt met de broer van klager, de heer Hans Slewe. De heer Portanger merkt op dat het jammer is dat de heer Slewe niet van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt want dan hadden toekomstgerichte plannen kunnen worden gemaakt. De heer Van Weeren geeft aan hier niets van te weten. De heer Heule merkt op dat ook de commissie hiervan niet op de hoogte is. De heer Van der Wees merkt op dat de gemeente soepel mag zijn in het benaderen van de beide broers, maar dat wanneer zij hier strikt mee omgaan het ook niet goed is. De heer Van Weeren stelt dat naar aanleiding van de principeaanvraag van de heer Hans Slewe twee externe voorzitters zijn aangesteld. Dit speelt hier heel duidelijk niet. De voorzitter vraagt mevrouw Lever naar haar aanvullende vraag, en vraagt de heer Slewe deze aan te horen en daarna hierop te reageren. Mevrouw Lever voert vervolgens het woord overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen, welke aan het dossier zijn toegevoegd en hier als herhaald en ingelast worden beschouwd. De heer Van Weeren stelt dat het verzoek van mevrouw Lever lijkt op een verkapt appel. De heer Slewe zegt hier niet op te kunnen reageren. Hij heeft niet voor niets vooraf gereageerd op het verweerschrift. De heer Van Weeren zegt het ongepast te vinden dat mevrouw Lever tijdens de hoorzitting stukken indient van de gemeente. De voorzitter geeft aan dat de commissie zich hierover zal beraden. De heer Van Weeren merkt op dat de commissie het verzoek moet afwijzen. Het is een reactie op het vorige advies, daar gaat deze zitting niet over. De bijgevoegde brief van het college is vandaag gedagtekend, deze moet buiten behandeling blijven. De geagendeerde klachten moeten vandaag behandeld worden. Om een en ander te vergemakkelijken is op voorhand gereageerd op het verweerschrift. Mevrouw Lever wijst op het belang van een nader advies. Het college is op dit moment voornemens om de klachten inzake vooringenomenheid ongegrond te verklaren. Een concrete onderbouwing ontbreekt. (...) De voorzitter geeft aan dat de commissie zich heeft beraden over het verzoek van mevrouw Lever. Het verzoek heeft de commissie overvallen: zij was hiervan niet op de hoogte. De commissie zal hierover op dit moment geen besluit nemen maar het verzoek aanhouden. In de tussentijd zullen de heer Van Weeren en de heer Slewe de gelegenheid krijgen hierop te reageren, zowel op het verzoek als inhoudelijk."
In haar advies van 11 april 2013 schrijft de klachtenadviescommissie onder andere: "Ten aanzien van het verzoek om een nader standpunt over het advies van 30 januari 2013: De gemeente heeft de commissie verzocht om een nader advies te geven over het door haar in het advies van 30 januari 2013 ingenomen standpunt ten aanzien van de vooringenomenheid van de gemeente jegens klager. De gemachtigde van klager heeft bij email van 12 februari 2013 gereageerd op het verzoek.
12
De commissie heeft zich voorts beraden en heeft besloten het verzoek af te wijzen. Hieraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag. Op grond van artikel 9:14 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de klachtenadviescommissie als taak de klachten te behandelen en daarover een advies uit te brengen. Het advies van de klachtenadviescommissie is geen definitief oordeel, dit is voorbehouden aan het bestuursorgaan zelf. Het staat de gemeente zodoende vrij om - zij het gemotiveerd - af te wijken van het advies in de beslissing op de klachten. Het staat de gemeente tevens vrij om extern advies in te winnen over de beslissing op de klachten. Indien het standpunt ten aanzien van de vooringenomenheid nader zou moeten worden bezien, dan betekent dit dat de klachten op dit punt opnieuw in behandeling moeten worden genomen. Partijen moeten dan ook opnieuw worden gehoord. Dat terwijl naar het oordeel van de commissie beide partijen tijdens de hoorzitting op 17 december 2012 voldoende in de gelegenheid zijn geweest hun standpunt naar voren te brengen, te onderbouwen en toe te lichten. De commissie heeft zich voldoende geïnformeerd geacht en heeft op basis daarvan weloverwogen advies uitgebracht. De commissie ziet zodoende geen aanleiding het gegeven advies van 30 januari 2013 opnieuw te bezien."
De derde hoorzitting Op 4 maart 2013 zijn de vier resterende klachten behandeld. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat voorafgaande aan de behandeling van de klachten nader is ingegaan op enkele verzoeken. Hierover staat in het verslag onder meer het volgende: "De heer Van Weeren merkt op dat hij eerder op de dag gebeld is door de heer Heukels, raadslid, die bij de zitting aanwezig wilde zijn. Hij heeft dat neergelegd bij de heer Foppe maar die heeft vervolgens geen uitsluitsel gegeven. De heer Jansen zegt dat de heer Foppe heeft aangegeven dat het om een besloten zitting gaat. De heer Jansen heeft zojuist telefonisch contact gehad met de heer Heukels waarin hij dit nogmaals heeft aangegeven. Het verzoek is afkomstig van de heer Heukels en mevrouw Wolf (eveneens raadslid). De voorzitter merkt op dat het verzoek pas een dag voor de zitting is ingediend. De heer Slewe geeft aan dat het tijdens de laatste raadsvergadering is besproken. De heer Jansen vraagt of de raadsleden op deze manier toezicht willen houden. De heer Slewe benadrukt dat zij willen toehoren. De regels of statuten zijn blijkbaar niet geheel duidelijk, zo blijkt mede uit het verkapt beroep van de gemeente tijdens de vorige hoorzitting. De ambtenaren hebben een publieke functie. Hij heeft er geen bezwaar tegen dat zijn privézaken hier worden besproken maar vindt het wel raar dat daar geen raadsleden bij aanwezig mogen zijn. De voorzitter geeft aan dat de commissie al eerder heeft aangegeven dat het een besloten zitting betreft en houdt het daarbij. Het verzoek van de raadsleden kwam bovendien erg laat. Als het verzoek op tijd was ingediend had het nog aan mevrouw Lever kunnen worden voorgelegd. Mevrouw Lever zegt niet op het verzoek in te gaan. De heer Slewe zegt het een typisch geval te vinden van de overheid tegenover de burger, zoals ook de beïnvloeding van de agenda en het verkapte beroep. Er zitten nu tien man tegenover hem. De voorzitter merkt op dat de aanwezige ambtenaren genoemd zijn in de klachten. De heer Van Weeren stelt voor om de betrokken ambtenaren per klacht te horen. De voorzitter antwoordt dat dat kan. De heer Slewe merkt op dat de heer Van der Wees aanwezig is, terwijl hij de klachten welke tegen hem zijn gericht van de agenda heeft gehaald. De heer Van Weeren vraagt of de commissie dit vernomen heeft. De voorzitter antwoordt dat dit punt dadelijk aan de orde komt. De heer Van Weeren vraagt of genoteerd is dat de gemeente geen antwoord wil geven op het verzoek. De voorzitter antwoordt dat dat genoteerd is en stelt vast dat de heer Slewe onder protest akkoord gaat dat er geen opnames worden gemaakt.
13
De heer Slewe geeft aan dat hij nog meer verzoeken heeft. Toen na het eerste advies van de commissie gebleken is dat er vooringenomenheid is, heeft hij aangegeven dat hij nog wel twintig klachten heeft. Het had zijn voorkeur de klachten bij elkaar te voegen en in één keer te behandelen, desnoods in één zitting tot 3 uur 's nachts. Hij heeft dit overlegd maar hij zit er niet op te wachten. Het bestaan van vooringenomenheid is al aangetoond. De heer Jansen vraagt met wie hij dit overlegd heeft. De heer Slewe antwoordt dat hij overleg heeft gehad met Sacha Loeffen en Hans Foppe. Hij heeft al tijdens de tweede zitting laten weten dat hij nog meer klachten heeft. Er is toegezegd dat de voor hem belangrijkste klachten geagendeerd zouden worden, mits deze goed gedocumenteerd en op tijd werden aangeleverd. Nu zijn de voorliggende klachten geagendeerd om te laten zien wat voor klachtjes hij allemaal indient. De voorzitter benadrukt dat de commissie gevraagd is te adviseren over een pakket van zeventien klachten. De commissie is niet bevoegd klachten ter agendering voor te leggen, de rol van de commissie daarin is lijdelijk. De heer Van Weeren stelt dat de commissie evenwel advies kan uitbrengen en aanbevelingen kan doen. De voorzitter antwoordt dat dat klopt. De voorzitter geeft aan dat de commissie advies zal uitbrengen over het verzoek van mevrouw Lever. Maar de overige klachten kent de commissie niet, behalve datgene wat ter onderbouwing van de vandaag te behandelen klachten is overgelegd. Daarnaast wil de commissie het verzoek om advies over de verdere klachtenbehandeling bespreken. Tijdens de eerste hoorzitting heeft de commissie daar ook aandacht aan besteed. De commissie heeft toen gevraagd wat klager wenst te bereiken, los van het gezamenlijke doel. De rode draad is het gevoel dat er vooringenomenheid bestaat en het gebrek aan vertrouwen over en weer. De voorzitter vraagt wat klager na vanavond nog dringend besproken zou willen hebben en waarover hij advies zou willen, en vraagt mevrouw Lever hoe zij de verdere klachtenbehandeling ziet. Mevrouw Lever antwoordt dat zij in haar pleitnota ingaat op de nieuwe klachten. Zij heeft daarnaast enkele opmerkingen over het voortraject. De voorzitter geeft aan dat de vraag ziet op de klachtenbehandeling in de toekomst. Mevrouw Lever antwoordt dat destijds is besloten de klachten welke in de periode oktober-november 2012 zijn binnengekomen te behandelen en hiervoor een commissie in te schakelen. Over de nieuw binnengekomen klachten moet het college nog besluiten. De gemeente zal herhaalde klachten niet opnieuw in behandeling nemen. Kern van de vraag is nu, gezien de verstoorde verhoudingen, of het zin heeft nieuwe klachten daarover te behandelen. De voorzitter vraagt wat daarin het standpunt van mevrouw Lever is. Mevrouw Lever antwoordt zich daar nog niet over uit te kunnen laten. De heer Jansen vraagt of het college daar geen mening over heeft. Mevrouw Lever antwoordt dat de klachten een grote inspanning betekenen voor de gemeente. Veel klachten komen op hetzelfde neer. Een besluit daarover is er nog niet. De heer Van der Wees vraagt of hij ten aanzien hiervan een reactie mag geven. De heer Slewe stelt dat de heer Van der Wees hier zit in opdracht van de raad, terwijl raadsleden niet aanwezig mogen zijn. Hij mag niemand meenemen. De voorzitter geeft aan dat de heer Van der Wees heel kort mag reageren. De heer Van der Wees zegt in dienst te staan van het college. In 2010 is de gemeente gestopt met behandeling van de toen lopende klachten. Toen de heer Slewe in bezit kwam van de interne e-mails is gezegd: we zetten een streep onder het verleden. Inzet van het proces was om de heer Slewe eenmaal de gelegenheid te geven al zijn klachten te formuleren. Daar zijn zeventien klachten uit voortgekomen. Dit was een eenmalige actie en dat is het dan ook. In opdracht van het college is door de raad een externe voorzitter aangesteld om tot een oplossing te komen voor het dossier Elswoutshoek. De heer Slewe zegt nu in te moeten grijpen. De voorzitter geeft het woord aan de heer Slewe en de heer Van Weeren. De heer Van Weeren zegt dat de klachten niet zijn gelimiteerd. Er was wel een lijst van onderwerpen waarover de klachten zouden gaan. Het verhaal dat er geen klachten meer mogen worden ingediend, de doofpotcultuur, dat is verwerpelijk.
14
Het is een teken van bestuurlijke armoede. Waarom is er een klachtenadviescommissie ingesteld als de gemeente niet weet wat zij daar vervolgens mee moet. De voorzitter vraagt hoe de heer Van Weeren daar tegen aan kijkt. De heer Van Weeren antwoordt dat het eerdere advies, waarin een aantal klachten gegrond wordt verklaard, gelijk onderuit wordt gehaald. Hij gaat ervan uit dat de gemeente weet dat zij iets moet doen met de gegrondverklaring. Een bepaald aantal klachten betreft substantiële klachten. Twee daarvan zijn nog niet behandeld. De heer Slewe geeft aan dat hij heeft voorgesteld deze twee klachten voor vanavond op de agenda te zetten. De klachtencoördinator was het daarmee eens, maar ze zijn door de heer Van der Wees van de agenda geschrapt. De voorzitter vraagt de heer Slewe wat er nog bij hem leeft dat zodanig ernstig is dat dit nog moet worden behandeld, en noemt als voorwaarde dat behandeling daarvan wel ergens toe moet leiden. De heer Van Weeren stelt dat ook voor de gemeente geldt dat het ergens toe moet leiden. De voorzitter merkt op dat ook voor klager geldt dat er een oplossing moet komen zodat deze procedure kan worden beëindigd. De heer Van Weeren vraagt waarom dit punt besproken wordt als de commissie hier niet over gaat adviseren. De voorzitter antwoordt dat de commissie wel advies zal uitbrengen over een vervolg. De heer Van Weeren geeft aan dat hij vindt dat dit rijkelijk laat wordt medegedeeld. De heer Slewe merkt op dat hij de vorige keer al heeft aangegeven dat hij niet de voorliggende kleine klachten behandeld wil hebben, terwijl de gemeente na de eerste ronde zegt zo door te zullen gaan. De voorzitter vraagt klager wat hij ermee wil. De heer Slewe antwoordt dat hij geen zin heeft kleine klachten te behandelen. Hij wil zich richten op de bovenkant van de gemeentelijke organisatie. De klachten hiertegen hadden hier beter behandeld kunnen worden. De heer Van der Wees, die er dan wel bij mag zijn, heeft het hem onmogelijk gemaakt klachten in te dienen. De andere klacht gaat erover dat het tot op de dag van vandaag zo doorgaat. Hij heeft beide klachten op tijd ingeleverd, gedocumenteerd en al. Mevrouw Lever geeft aan dat men in 2010 gestopt is met de behandeling van klachten. Daarna is er incidenteel op teruggekomen naar aanleiding van de interne e-mails. Toen is de gelegenheid gegeven klachten in te dienen. Dat er nu geklaagd wordt dat er klachten van de agenda worden gehaald is niet terecht. De heer Van Weeren stelt dat mevrouw Loeffen heeft bevestigd dat de twee klachten op de agenda konden worden gezet, maar dit is later ingetrokken. De heer Heule merkt op dat de agenda nu is zoals die is. De commissie houdt zich daaraan. De heer Slewe zegt dat hij de commissie niets verwijt, maar dat het niet klopt. Er werd een termijn van zes weken gegeven waarin hij alle klachten mocht indienen. Hij heeft toen aangegeven dat hij dat niet zou redden. Toen is er de afspraak gemaakt dat hij niet alles binnen zes weken hoefde in te dienen, maar dat iedere keer na afloop van een zitting zou worden bekeken welke klachten er op de agenda zouden worden gezet. Mevrouw Lever stelt dat er nu drie hoorzittingen hebben plaatsgevonden waarin de klachten zijn behandeld. Na de tweede hoorzitting is klager in de gelegenheid gesteld om aan te geven welke klachten hij behandeld wilde zien. Daarbij ging het niet om nieuwe klachten. De heer Slewe zegt dat het gaat om klachten uit het dossier. Er is een lijst van zeventien onderwerpen gegeven, er geldt geen maximum aantal klachten. Al die kleine klachten zouden er niet zijn geweest als de klachten gericht tegen de heer Van der Wees behandeld zouden zijn. De voorzitter vraagt of, indien de twee overige klachten nu nog behandeld worden, het belangrijkste dan is behandeld. De heer Slewe zegt dat hij dan voorlopig klaar is. Maar er komen dingen naar voren. Zo is hij bijvoorbeeld niet genoemd bij de politie Kennemerland, terwijl dat hier wel is gezegd. De voorzitter vraagt wat de heer Slewe precies bedoelt. De heer Slewe zegt dat het advies na de eerste klachtenronde heel duidelijk Is, maar dat de gemeente gewoon maar doorgaat. Tot op heden is er geen greintje verandering.
15
Dat verwacht hij wel. De heer Van Weeren merkt op dat nu vooral oplossingsgerichtheid wordt gevraagd van klager, terwijl juist ook de gemeente hieraan moet werken. Mevrouw Lever zegt dat de gemeente al veel maatregelen heeft genomen. De meest recente is de aanstelling van de twee externe heren. De heer Slewe zegt dat dat om zijn broer gaat, niet om hem. Hij vreest dat het spel zo gespeeld wordt dat eerst zijn klachten van tafel moeten en dat dan pas de mediation van zijn broer doorgaat. Hij geeft aan dat de onderhandelingen tussen de familie Slewe met de mediator volkomen vertrouwelijk zijn, maar dat het hier wordt ingebracht door mevrouw Lever. Volgens hem wil de heer Van der Wees dat alle klachten worden ingetrokken en wil hij dan pas naar een oplossing kijken. De heer Van der Wees geeft aan te willen wijzen op de stukken. De heer Van Weeren zegt genoteerd te willen zien dat er uitlatingen worden gedaan over de besloten onderhandelingen. De voorzitter geeft aan dat dit genoteerd Is. De voorzitter geeft aan dat, alvorens over te gaan tot de inhoudelijke behandeling van de klachten, er een beslissing moet worden genomen over de aanwezigheid van de heer Van der Wees. De heer Heule vraagt of de heer Van der Wees aanwezig is namens het college. De heer Van der Wees antwoordt dat hij aanwezig is namens het college, ter ondersteuning van de medewerkers. De heer Heule vraagt of hij als gemachtigde van het college aanwezig is. De heer Van der Wees geeft aan dat hij uit hoofde van zijn functie, zijnde gemeentesecretaris, gemachtigd is. De heer Slewe vraagt waar de machtiging is. Hij wil ook graag mensen bij de zitting aanwezig hebben. De heer Van Weeren vraagt of dit zo in de taakomschrijving van de gemeentesecretaris staat. De voorzitter schorst de hoorzitting voor een korte beraadslaging over de aanwezigheid van de ambtenaren bij de inhoudelijke klachtenbehandeling. (...) De voorzitter heropent even later de hoorzitting en deelt mee dat per klacht alleen de daarbij betrokken ambtenaren aanwezig zijn." In haar advies van, eveneens, 11 april 2013 schrijft de klachtenadviescommissie onder andere: "Ten aanzien van het geheel van klachten: Nu tijdens de hoorzitting op 4 maart 2013 door partijen opnieuw gerefereerd is aan de in het advies van 30 januari 2013 genoemde rode draad in deze klachtenprocedure - zijnde het gevoel van klager dat er vooringenomenheid jegens hem bestaat en het gebrek aan vertrouwen over en weer - ziet de commissie zich genoodzaakt hier nogmaals op in te gaan, zonder daarbij overigens terug te komen op of wijzigingen aan te brengen in het daarin opgenomen standpunt van de commissie ten aanzien van de vooringenomenheid. Uit de door klager ter onderbouwing van de voorliggende klachten overgelegde e-mails blijkt naar het oordeel van de commissie wederom de aanwezigheid van vooringenomenheid van de betrokken ambtenaren jegens klager en diens broer. Opmerkingen als: 'Het beminnelijke, opgeruimde en altijd beheerste karakter van Slewe kennende verwacht ik niet dat hij zomaar na een eerste aansporing de snoeischaar ter hand zal nemen. Het zal wat meer moeite en energie kosten dan bij de gemiddelde Bloemendaalse klant vrees ik' (uit de email van mevrouw Storm van 24 augustus 2012), 'Gna gna, maakt mijn dag weer helemaal goed' (uit de e-mail van de heer Van Hooft aan de heer Van Heyst van onbekende datum), en 'Dit alles In de verwachting van een soepele samenwerking met de familie Slewe' (uit de e-mail van mevrouw Storm van 10 januari 2011) bevestigen het beeld dat klager en diens broer een slechte naam hebben binnen de gemeentelijke organisatie, en dat deze binnen de organisatie is gecultiveerd.
16
Medewerkers nemen dit negatieve beeld over en dragen dit uit in hun correspondentie naar buiten toe, zoals gebleken in de e-mail aan het baggerbedrijf. Daarin is te lezen: 'Deze inwoner heeft in de regel nogal wat noten op zijn zang. (...) Hij zal niet schromen rechtszaken te beginnen als we iets in zijn ogen niet goed doen. Wij hebben nogal wat te stellen met deze inwoner (en zijn broer die naast hem woont).' Los van de vraag of deze uitlating op zichzelf staand voldoende klachtwaardig is, toont het volgens de commissie aan dat het negatieve beeld van de broers ook naar derden buiten de gemeentelijke organisatie wordt gecommuniceerd. Dat blijkt ook uit de e-mail van de heer Schaapman van 30 maart 2011 aan de Rijksdienst cultureel erfgoed waarin wordt gesteld dat 'de ervaring is dat bij opstallen van de familie Slewe het omringende terrein nogal verrommeľt'. Het is de commissie niet geblek en dat dergelijk e opmerk ingen ergens op zijn gebaseerd, noch dat dit verk la ringen uit eigen waarneming betreffen. De commissie wil benadruk k en dat het bestaan van vooringenomenheid niet impliceert dat de besluitvorming onrechtmatig is. Wel merk t zij op dat een bestuursorgaan te allen tijde vooringeno menheid dient te voork omen, als ook het wek k en van de schijn van vooringenomenheid. Daar is de gemeente naar het oordeel van de commissie niet in geslaagd. Ook tijdens de derde ronde van de klachtenbehandeling ziet de commissie voorbeelden van vooringenomenheid of voorbeelden waarin de schijn van vooringenomenheid wordt gewek t. Daarbij laten meerdere betrok k en ambtenaren zich vaak onzorgvuldig en soms zelfs cynisch uit over k lager. Dat de toon in interne emailberichten soms wat k ort door de bocht is, k an de commissie begrijpen. Dat neemt echter niet weg dat de gemeente haar burgers respectvol en met fatsoen moet behandelen. Dat het negatieve beeld over k lager ook naar derden van buiten de gemeentelijk e organisatie is gecommuniceerd, zoals aan het bagger bedrijf en de Rijk sdienst voor cultureel erfgoed, acht de commissie zeer ongepast en onfatsoenlijk . Dit getuigt niet van een professionele en respectvolle houding jegens k lager." Tenslotte concludeert de commissie: "Alles overziend stelt de commissie vast dat, los van het feit dat er weliswaar verschillende maat regelen zijn genomen om de situatie beheersbaar te houden en k lager zelf ook aandeel heeft gehad in de verslechterde relatie, de gemeente wel degelijk stek en heeft laten vallen. De commissie k an partijen echter geen oplossing bieden. De sleutel tot de oplossing ligt bij partijen zelf. Partijen zijn genoodzaakt om er samen uit te k omen. In dit k ader adviseert de commissie om wederom in gesprek te gaan met elk aar. De commissie overweegt dat dit overleg door een extern adviseur geleid zou kunnen worden, maar dat dit zou ook heel goed door de heer Nederveen k unnen gebeuren. Daarbij merkt de commissie op dat volharden in het niet erk ennen van gemaak te fouten geen deescalerend effect heeft. Het is zodoende van belang dat de gemeente erk ent dat er fouten zijn gemaak t en hier ook gevolgen aan verbindt. Anderzijds acht de commissie het van belang dat k lager een dergelijk e erkenning aanvaardt, ten einde een streep te k unnen zetten onder hetgeen zich In het verleden heeft afgespeeld."
17
3.
De Onderzoekscommissie Elswoutshoek Gemeente Bloemendaal.
In de raadsvergadering van 29 maart 2012 is unaniem de door alle in de raad vertegenwoordigde fracties ingediende motie 'Raadsonderzoek omgang eigenaren Elswoutshoek en gemeente' aanvaard. In deze motie constateert de raad onder andere dat een raadsonderzoek naar de handelwijze van de gemeente met betrekking tot de eigenaren van Elswoutshoek van belang is en dat de raad daarom besluit een ad hoc-onderzoekscommissie in te stellen die de besluitvorming en omgang van de gemeente met de eigenaren van Elswoutshoek (vice versa) onderzoekt. Op 20 april 2012 maakt de commissie de resultaten van haar vooronderzoek bekend. De commissie heeft via een quick scan c.q. vooronderzoek zicht gekregen op meer specifieke vragen en een eerste oriëntatie gedaan naar het dossier Elswoutshoek. Na afloop besloot de commissie dat nader onderzoek niet noodzakelijk is, omdat zij verwacht dat dit geen nieuwe inzichten zal geven. Ook is gebleken dat het voor iedereen van belang is om op korte termijn maatregelen te nemen. De bevindingen van de commissie zijn dat als eerste indruk naar voren komt dat er sprake is van een moeizaam traject, zowel ten aanzien van vergunningverlening als informatievoorziening en planvorming. Het dossier is doorspekt met situaties waarin het ontbreekt aan duidelijkheid over eisen en verwachtingen wederzijds. Voorbeelden hiervan zijn de aanvraag voor een paardenbak, het vervangen van hekwerken, het verwijderen van asbest, de reparatie van de lekkage in het hoofdgebouw, het vaststellen van de status en wijzigingen van het totaalplan en de wijze van handhaving. Het is de commissie gebleken dat er veelal sprake is van onduidelijkheid over nut en noodzaak van vergunningen, extra onderzoeken en rapportages van deskundigen en over de controle van werkzaamheden. Ook is er met regelmaat onduidelijkheid over de status van aanvragen en wijzigingen daarin en daaropvolgend verwarring of discussie over benodigde informatie. Uit de door haar gevoerde gesprekken is het de commissie gebleken dat er zeer duidelijk twee visies op de zaak zijn. Enerzijds die van de gemeente en anderzijds die van de eigenaren en hun adviseurs. Zowel ambtenaren als de wethouder beschouwen de eigenaren als lastiger dan gemiddeld. Ze hanteren voor de gemeente ongebruikelijke methoden, zijn emotioneel in hun verbaliteit en hebben weinig geduld. Daarnaast zijn alle betrokkenen van mening dat het dossier de ambtelijke organisatie veel meer tijd kost dan acceptabel en gebruikelijk is. De eigenaren en hun adviseurs zijn van mening dat zij nog nooit een gemeente hebben meegemaakt die zo bureaucratisch en weinig coöperatief is als Bloemendaal. Voor alles lijkt een vergunning nodig te zijn voorzien van veel technische details, terwijl veel van die zaken normaliter vergunningvrij zijn. Zaken duren lang, gaan schriftelijk en een meer gebruikelijk contact en informatieuitwisseling via de telefoon is, vanuit de gemeente, niet vanzelfsprekend. De commissie concludeert dat: er sinds begin maart 2010 sprake is van danig verstoorde verhoudingen tussen de gemeente en de eigenaren van Elswoutshoek; er tegenstrijdige belevingen zijn over de intenties van de betrokkenen vanuit de gemeente en de betrokkenen vanuit Elswoutshoek bij de behandeling van de aanvragen EWH; zowel de ambtenaren als de eigenaren van Elswoutshoek zeer ongelukkig zijn met deze situatie; men zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de verstoorde verhouding de loop van het vergunningverleningproces heeft beïnvloed en wellicht de besluitvorming; de maatregelen die getroffen zijn sinds juni 2010 geen de-escalerend effect gehad hebben en het besluitvormingstraject slechts een objectief vervolg kan krijgen als er een derde partij bij betrokken wordt.
18
De commissie doet de volgende vier aanbevelingen om het proces vlot te trekken en de besluitvorming te bespoedigen. Aanbeveling 1 luidt: "De commissie beveelt aan om per direct een projectmanager in te huren die veel ervaring heeft op het gebied van monumenten, landgoederen, boswet, vergunningen, etc. Deze projectmanager zou organisatorisch centraal aan de directeur/gemeentesecretaris toegevoegd moeten worden. De taak van deze projectmanager is de besluitvorming rond Elswoutshoek vlot te trekken en op korte termijn weer in goede banen te leiden en af te ronden." Aanbeveling 2 luidt: "De commissie beveelt aan om het integrale plan voor Elswoutshoek (revitalisering Elswoutshoek) per direct voor te leggen aan de Adviesraad Ruimtelijke Ontwikkeling van de Provincie NoordHolland en in het vervolgtraject ook de adviezen van de Rijksdienst Cultureel erfgoed en Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Bloemendaal te betrekken." Aanbeveling 3 luidt: "De commissie beveelt aan om een extern bureau in te huren dat een onderzoek instelt naar de dienstverlening op de Brouwerskolk ten aanzien van vergunningbehandelingen." Aanbeveling 4 luidt: "De
commissie
beveelt
de
eigenaren
van
Elswoutshoek
aan
om
één
gezamenlijke
vertegenwoordiger in te zetten voor contacten met de gemeente, ook al beseft zij dat er sprake is van twee eigenaren." De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 26 april 2012 kennis genomen van het rapport en, overeenkomstig het verzoek van de commissie, het college van burgemeester en wethouders opdracht gegeven de aanbevelingen een tot en met drie op zeer korte termijn uit te voeren en aan de gemeenteraad de resultaten en voortgang terug te koppelen heeft. De fractie van de VVD stemde tegen.
4. Overall visie Landgoed Elswoutshoek Overeenkomstig het raadsbesluit en de aanbevelingen van de onderzoekscommissie is mevrouw M. Schuttenbeld als procesmanager voor het landgoed Elswoutshoek (in de rapportage aangeduid als 'EWH') gevraagd een 'overall visie' op te stellen. Aanleiding hiervoor is de wens duidelijkheid te creëren rondom het omvangrijke dossier. De visie dient als ondersteuning voor de politieke besluitvorming en is erop gericht de situatie te bekijken vanuit meerdere invalshoeken, zowel van de kant van de eigenaren als van de kant van de gemeente. Mevrouw Schuttenbeld schrijft in haar rapportage onder andere: "De initiatiefnemers willen graag met twee gezinnen op het landgoed wonen en ze willen gezamenlijk het landgoed in ere herstellen en beheren. Om met twee gezinnen de totale revitalisering op zich te nemen is het haalbaar door financiën en tijdinspanning te verdelen. Daarvoor hebben ze een revitaliseringplan ingediend waarin o.a. opgenomen een nieuw te bouwen woning in plaats van de twee woon-bestemmingen van de huidige dienstwoningen. Deze twee dienstwoningen worden gerenoveerd ten behoeve van ondersteunende functies. Deze ondersteunende functies welke nodig zijn voor het beheer en onderhoud van het landgoed zijn planologisch niet mogelijk. De gemeente heeft het principeverzoek wat is ingediend hiervoor afgewezen op grond van haar gemeentelijk beleid en het provinciaal beleid.
19
Daarbij is de kern van de afwijzing dat er geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd op een landgoed en het ontbreken van de Nut en Noodzaak welke door de provincie wordt vereist. De gemeente onderschrijft de Nut en Noodzaak ook niet. De gemeente
heeft vervolgens
wel
aangegeven dat er mogelijkheden zijn om te bouwen, maar dan dienen de plannen te worden bekeken vanuit de bestaande bebouwing en de bebouwing welke er in het verleden heeft gestaan. De kern van de problematiek is volgens mij dat het integrale revitaliseringplan niet is meegenomen in de overwegingen van het principe besluit. De overwegingen welke in het principe besluit zijn gemaakt, zijn éénzijdig bekeken. De behandeling van het principeverzoek is gericht op de wens van de nieuwe woning zonder de totale revitaliseringvisie hierbij te betrekken. Er is geen standpunt ingenomen ten aanzien van de onderbouwing van de initiatiefnemers. Hierdoor is Nut en Noodzaak van de totale revitalisering niet door de gemeente erkend. De gemeente heeft aangegeven dat er geen Nut en Noodzaak is voor de nieuw te bouwen woning. Dit heeft vervolgens de gewenste dialoog geblokkeerd. (...) Door het niet erkennen van de Nut en Noodzaak in dit dossier en de verdere behandeling van het revitaliseringplan is de dialoog niet tot stand gekomen en zijn er veel frustraties voor beide partijen ontstaan. Door het ontbreken van deze dialoog en vervolgens onvoldoende afstemming is het besluitvormingsproces niet optimaal ingericht. Om tot de kern te komen van de tegenstellingen tussen initiatiefnemers en gemeente heb ik de wensen van de initiatiefnemers voorgelegd aan de gemeente zonder dat er invulling wordt gegeven aan hoe deze wensen worden vertaald in een plek. Dus zonder dat aan het RO beleid wordt getoetst. Tijdens de besprekingen is gevraagd of de gemeente wil meewerken aan de mogelijkheid dat beide initiatiefnemers met hun gezinnen op het landgoed EWH kunnen wonen. Aangegeven is door de gemeente dat zij mee willen werken aan een oplossing dat beide gezinnen op het landgoed EWH kunnen wonen. Dit standpunt is van belang voor het vervolg en kan aan het gezamenlijke doel worden toegevoegd. (-) Gelopen proces, rolverdeling, onduidelijkheid Om uiteindelijk tot een goed proces te komen, blijkt samenwerking tussen partijen essentieel. Voor de samenwerking is vertrouwen nodig tussen partijen. Binnen het proces van EWH ontbreekt het vertrouwen tussen de partijen en is de relatie erg verstoord. Er is een duidelijk verschil tussen de rol van de initiatiefnemers als aanvrager en de rol van de gemeente. Een initiatiefnemer/aanvrager is verantwoordelijk voor het indienen van ontvankelijke aanvragen. De gemeente heeft vooral een toetsende rol waarbij vooraf kan worden aangegeven hoe de toetsing plaatsvindt en op basis van welk beleid en wet- en regelgeving. Wat opvalt is dat de revitalisering van een landgoed met de verschillende deelaspecten en deelaanvragen om een goede procesinrichting vraagt. Welke volgorde is wenselijk en hoe verhouden de verschillende wensen en alternatieven zich tot elkaar? Een dergelijke afstemming vraagt om vertrouwen en samenwerking tussen aanvrager, adviseurs en gemeente. Naarmate de complexiteit toeneemt laten aanvragers zich veelal vertegenwoordigen door een adviseur. Zonder deskundigheid en ervaring is afstemming en overleg erg lastig. Dit is in dit proces ook duidelijk gebleken. Het verschil van standpunten en de onduidelijkheid hierover en het ontbreken van het wederzijds vertrouwen heeft de ontstane situatie veroorzaakt. Vooral bij een blijvend verschil van inzicht is het wenselijk om duidelijkheid te creëren. Dit is niet gebeurd. Dit had kunnen gebeuren met een bezwaar- en beroepsprocedure nadat er een besluit op het raadsvoorstel zou zijn genomen. Of op het moment dat het totale revitaliseringplan inhoudelijk behandeld zou zijn bij de ARO. Dan waren de initiatiefnemers al lang in de gelegenheid geweest om in beroep te gaan tegen een eventueel voor hen ongunstige beslissing."
20
Mevrouw Schuttenbeld concludeert onder andere dat de bebouwingsmogelijkheden van het vigerende en het voorontwerpbestemmingsplan (nog) niet zijn afgestemd op de doelstelling van de gewenste bestemming, dat het revitaliseringplan niet in de besluitvorming is meegenomen en daardoor Nut en Noodzaak niet goed is overwogen en dat de second opinion aangeeft dat het revitaliseringplan met de voorgestelde ontwikkeling goed mogelijk is. Ten slotte stelt zij voor de 'Overall visie' te bespreken met de initiatiefnemers, hun schriftelijke reactie met de visie en ambtelijk advies voor te leggen aan het college van B&W om vervolgens de Commissie grondgebied op 13 december 2012 kennis te laten nemen van de visie en daarbij de opstellers van het plan de mogelijkheid te bieden het totale plan te presenteren om uiteindelijk de gemeenteraad op 20 december 2012 kennis te laten nemen van de 'Overall visie', met de conclusies en aanbevelingen. Tevens doet zij de aanbeveling de gemeenteraad een beslissing te vragen over de Nut en Noodzaak van de revitalisering van Elswoutshoek en de raad voor te stellen het integrale revitaliseringplan opnieuw voor te leggen aan de provincie als prealabele vraag en het advies van de ARO vervolgens te betrekken bij het definitieve besluit. Afhankelijk van het advies kan dan eventueel het formele ontheffingsverzoek voor bouwen buiten bestaand bebouwd gebied en bouwen in de Ecologische Hoofdstructuur bij het college van gedeputeerde staten worden ingediend. Overeenkomstig het voorstel is de 'Overall visie' behandeld in de raadsvergadering van 20 december 2012. Het college stelde de raad voor kennis te nemen van de visie en de aanbevelingen over te nemen. In het bijbehorende raadsvoorstel staat onder andere: "De overall visie in nu gereed. In de overall visie wordt geconcludeerd dat het principebesluit van het college d.d. 25 oktober 2011 over de bouw van de woning op Elswoutshoek niet compleet is. (...) Daardoor is er geen duidelijk standpunt ingenomen ten aanzien van de onderbouwing van de initiatiefnemers. Wij zullen, conform aanbeveling 1 van de procesmanager, het raadsvoorstel over het verzoek om herziening van het bestemmingsplan op dit punt aanvullen, zodat uw raad een beslissing kan nemen over de nut en noodzaak van de revitalisering van Elswoutshoek. Wij zullen daarbij tevens een ruimtelijke kwaliteitstoets uitvoeren ten aanzien van de voorgestelde locatie voor de bouw van de woning. Bij die ruimtelijke kwaliteitstoets wordt op grond van stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische overwegingen beoordeeld of de bouw van een woning op het landgoed tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering leidt en zo ja, welke locatie binnen het landgoed zich daar dan het beste voor leent. Effecten Het effect is dat uw raad een besluit kan nemen over het verzoek om herziening van het bestemmingsplan voor de bouw van een woning. Indien uw raad besluit om mee te werken aan de bouw van een woning, kari uitvoering worden gegeven aan aanbeveling 2 van de procesmanager: het integrale revitaliseringplan opnieuw voorleggen aan de ARO als prealabele vraag met een voor behandeling gereed voorstel voorzien van een onderbouwing van Nut en Noodzaak. Indien uw raad besluit om niet mee te werken aan de bouw van een woning, krijgt de initiatiefnemer een voor beroep vatbare beslissing en kan hij het standpunt van de gemeente laten toetsen door de Raad van State." Tijdens de behandeling van dit onderwerp is een, door de fracties VVD, D66, GroenLinks en CDA ingediend, amendement aangenomen, op grond waarvan de raad besluit:
21
" 1 . Met waardering kennis te nemen van de Overall Visie Elswouthoek 21 -11 -2012; 2. Het College de opdracht te geven om a. aanbeveling 1 (de gemeenteraad een beslissing vragen over de Nut en Noodzaak van de revitalisering van Elswoutshoek; N.o.) uit te werken tot een gemotiveerd afwijzend voorstel voor plan A en te behandelen in januari 2013; b. met de initiatiefnemers een oplossing te vinden voor het in stand houden van het landgoed inclusief een gezinswoning; c. de oplossingsrichting te bespreken en vast te stellen door overleg op bestuurlijk niveau met initiatiefnemers, architect(en), bestuur onder leiding van een door beide partijen aanvaardbaar geachte externe voorzitter en bij voorkeur vanuit een nieuwe nul-situatie van de samenwerking; d. een plan van aanpak voor de oplossingsrichting in januari 2013 voor te leggen aan de gemeenteraad en de besluitvorming vanuit de gemeente z.s.m. begin 2013 en in elk geval in het eerste kwartaal van 2013 af te ronden." Tevens is onderstaande motie aangenomen, ingediend door VVD, D66, GroenLinks en CDA: "De raad van de gemeente Bloemendaal, in vergadering bijeen op 20 december 2012, Overweegt dat, » Instandhouding van landgoederen en de daarin voorkomende natuur- en landschappelijke waarden in Bloemendaal van algemeen belang is; » Elke bouwVomgevingsaanvraag voor een landgoed getoetst moet worden aan de geldende beleidskaders; » De Overall Visie Elswouthoek van 21-11-2012 een goed overzicht geeft van alle onderliggende beleidsstukken en vraagstukken, maar onvoldoende uitweg biedt om de onderhandelingen tussen gemeente Bloemendaal en initiatiefnemers vlot te trekken; » Binnen de bestaande beleidskaders van zowel de provincie Noord Holland als die van de gemeente Bloemendaal medewerking aan plan A niet goed mogelijk is; » Alleen vanuit hernieuwde samenwerking tussen initiatiefnemers en gemeente een maatwerk oplossing bereikt kan worden; » Overigens geldt dat de eigenaren van een rijksmonument de verplichting hebben hun monumenten te onderhouden; Verzoekt het college onderstaande kaders te gebruiken bij het zoeken naar een oplossing voor het dossier Elswoutshoek: « De instandhouding van de twee kleine dienstwoningen Elswoutlaan 4 en 6 belangrijk is vanwege hun status als (rijks)monument; » Het separaat willen wonen met twee families op een landgoed op zich geen argument is om aan een verzoek tot partiële herziening van het bestemmingsplan medewerking te verlenen; » De betreffende dienstwoningen door plaats en omvang minder geschikt zijn voor een woonfunctie; » Er in de Noord-Oosthoek van het Landgoed - bijvoorbeeld naast of nabij de betreffende dienstwoningen wel een moderne gezinswoning gerealiseerd zou kunnen worden binnen de volgende kaders: o De gebouwen moeten qua bouwmassa en verschijningsvorm ondergeschikt blijven aan het hoofdhuis. o Ongebruikte bouwmogelijkheden bij het hoofdhuis kunnen gebruikt worden voor uitbreiding bij de dienstwoningen, ook al hebben deze nu een andere functie in het bestemmingsplan dan 'wonen'; o Wijziging van het bestemmingsplan zal leiden tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
22
» In of nabij de dienstwoningen kan berg- en eventueel stalruimte worden gerealiseerd ten behoeve van beheer van het landgoed; het grondoppervlak moet in overeenstemming zijn met de ruimte die het bestemmingsplan en de relevante beleidskaders hiervoor bieden. »Verder gelden de volgende uitgangspunten: o Bestemming en omvang van alle bouwvlakken voor het gehele landgoed worden bepaald en dan definitief vastgelegd; o De totale bebouwingsoppervlakte neemt niet of nauwelijks toe ten opzichte van wat in het huidige bestemmingsplan is toegestaan. Aanpassing van de precieze locaties en bestemmingen voor bouwvlakken is mogelijk; o De nokhoogte van de bebouwing blijft beperkt tot de huidige dienstwoningen dan wel de huidige bijgebouwen; o De plannen worden ingediend conform gebruikelijke procedures, waarbij de gemeente de kaders en mogelijkheden definieert en de initiatiefnemers proactief daarover informeert; o Een partiële herziening van het bestemmingsplan die voortvloeit uit bovengenoemde kaders vervalt op het moment dat initiatiefnemers het landgoed (deels) vervreemden terwijl de nieuwe gebouwen nog niet zijn voltooid. En gaat over tot de orde van de dag." In het verslag van de vergadering is het raadsbesluit als volgt omschreven: 'De raad neemt met waardering kennis van de overall visie Elswoutshoek en de aanbevelingen met inachtneming van amendement A en neemt als richting voor de toekomst motie 1 aan.' Uit raadpleging van de gemeentelijke website is het de Nationale ombudsman gebleken dat de raad van Bloemendaal
op 28 februari 2013 heeft besloten
het verzoek
om herziening van
het
bestemmingsplan Landelijk gebied voor de bouw van een woning op de voorgestelde locatie op landgoed Elswoutshoek af te wijzen. De PvdA (twee zetels) stemde tegen. Tevens is het de ombudsman gebleken dat de fractie van GroenLinks voor de raadsvergadering van 30 mei 2013 om een interpellatiedebat heeft gevraagd in verband met de uitwerking van de motie van 20 december 20102 inzake de ontwikkelingsmogelijkheden van Elswoutshoek. Daarbij zijn ook enkele vragen gesteld over de beslissing van het college van B&W op de klachten van de heer R. Slewe.
Tot zover de tussenrapportage, behorend bij dossier 2013.05605 De Nationale ombudsman,
mr. F.J.W.M. van Dooren, substituut-ombudsman
23
Scheidingspagina Bijlage
Deze pagina is door Div toegevoegd aan het digitale exemplaar en maakt geen deel uit van originele stuk. Team DIV, Gemeente Bloemendaal
De heer R. Slewe
Postadres
Elswoutslaan 2
Postbus 93122
2051 AE OVERVEEN
2509 A C De n Haag Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 151 2594 A G De n Haag Tel: (070) 356 35 63 Fax: (070) 360 75 72
[email protected]
Geachte heer Slewe,
www.nationaleombudsman.nl Doorkiesnummer
Op 31 mei 2013 ontving ik uw verzoek om uw kla cht over de gemeente Bloemen daal in beha ndeling te nemen. U verwees da a rvoor na a r het besluit va n het college va n burgemeester en wethouders va n 28 mei 2013 op de eerder door u
(070) 356 35 34 J P / r k a Datum
1 6 OKĨ 2013 O n s numme r
bij de gemeente ingediende kla chten. Bij brief van 2 juli 2013 is u, het college va n
2013.05605 007
burgemeester en wethouders en de gemeentera a d meegedeeld da t uw kla cht in
Uw brie f
behandeling is genomen en da t dit in beginsel a lle kla chten omva t die door u over
Uw ke nme rk
de gemeente zijn ingediend. Da a rna a st is u daarbij meegedeeld da t de focus va n de ombudsma n gericht za l zijn op de toekomst en op een verbetering va n de
Bijlagen
relatie tussen betrokken pa rtijen.
2 Behandelend m e d e w e r k e r
Op donderda g 25 juli 2013 heeft de heer mr. J.A. Prins, die met de beha ndeling van uw kla chten is bela st, een bezoek gebra cht a a n de gemeente en de dossiers over de kla chtbeha ndeling in 2010 en 2013 ingezien. Aansluitend is met u ge sproken en a a ngegeven da t een tussenra pporta ge wordt opgesteld op ba sis va n de informa tie zoa ls de ombudsma n die nu heeft. Gelet op de zeer grote hoeveel heid informa tie heb ik volsta a n met het opstellen va n een globa a l overzicht in de bijgevoegde tussenra pporta ge. Ik stel vast da t er sprake is va n een ernstig verstoorde rela tie. Dit is ook a l gecon stateerd bij de interne kla chtbeha ndeling in 2010, in de ra pporta ge va n de Onder zoekscommissie Elswoutshoek Gemeente Bloemenda a l, in de 'overa ll visie' Landgoed Elswoutshoek en wederom bij de kla chtbeha ndeling in 2013. Voor mij is het daarom de vraag wa t kla chtbeha ndeling door de Na tiona le ombudsma n nog zou kunnen toevoegen a a n a lles wat inmiddels geschreven is. De focus va n de ombudsma n bij kla chtbeha ndeling is gericht op de toekomst en het bevorderen va n een werkba re rela tie tussen betrokken pa rtijen. Wat de klachtenadviescommissie da a rover schrijft in ha a r (tweede) a dvies va n 11 april 2013 onderschrijf ik. De kla chtena dviescommissie, noch de Na tiona le ombudsman ka n pa rtijen in deze een pa skla re oplossing bieden. De sleutel voor een oplossing ligt bij pa rtijen zelf. Net a ls de kla chtena dviescommissie a dviseer ik partijen om zelf een weg na a r werkba a r overleg te vinden.
mr. J.A. Prins Onderwerp Tussenrapportage
Ons nummer
2013.05605 007
2
De kern van uw klacht is gelegen in uw - gerechtvaardigde - wens om op dezelfde wijze te worden behandeld als andere inwoners van de gemeente Bloemendaal. Als uitgangspunt hanteer ik als Nationale ombudsman: het maakt niet uit wie u bent of wie u kent, iedereen is gelijk voor de wet. Daarom mag iedere inwoner van ongeacht welke gemeente verwachten dat hij op dezelfde wijze wordt behandeld als andere inwoners. U heeft de afgelopen jaren het gevoel gekregen, en door diverse gedragingen van bestuurders en ambtenaren van de gemeente de overtuiging, dat de gemeente Bloemendaal uw plannen (en die van uw broer) met het landgoed geen eerlijke kans wil geven. U bent afhankelijk van onder andere vergunningen. De kern van vergunnen is "gunnen". U twijfelt eraan of de gemeente bereid is om binnen de grenzen van wet en beleid u iets te gunnen. Voordat ik inga op de handelwijze van de gemeente Bloemendaal, wil ik eerst orde scheppen in een aantal andere zaken die spelen. Over het 'klachtverbod'. Van een 'klachtverbod' of daarover eventueel gemaakte afspraken tussen de gemeente Bloemendaal
en de Nationale ombudsman is geen sprake.
Mij is gebleken dat - nadat ik uw klacht heb ontvangen - er binnen de gemeente en in de pers melding is gemaakt van een 'klachtverbod' en over afspraken daarover met de Nationale ombudsman. U heeft zich op 9 september 2010 met een klacht over tegenwerking door de gemeente Bloemendaal tot de Nationale ombudsman gewend. Nadat het college u op 2 november 2010 onder andere meedeelde dat niet meer wordt gereageerd op van u ontvangen klachten over hetzelfde onderwerp ('tegenwerking bij procedures') en u verplicht bent uitsluitend schriftelijk (per brief) met de gemeente te communiceren is dezerzijds ingezet op een bemiddelend gesprek tussen u en de gemeente. Op 2 december 2010 vindt dit gesprek plaats, waarna de burgemeester u op 27 december 2010 onder andere schrijft vast te willen houden aan de coördinerende rol van één contactambtenaar, de eenzijdig gemaakte afspraken over de wijze van corresponderen, zij het dat het wel mogelijk is dit via de email te doen, en aan het uitgangspunt dat op herhaalde klachten die in de kern identiek zijn en geen nieuwe aspecten bevatten niet meer zal worden gereageerd.
Ons nummer
2013.05605 007
3
Bij brief van 8 maart 2011 deelde de Nationale ombudsman u mee dat de ombudsman geen aanleiding ziet voor verder onderzoek. Het college kan worden gevolgd in zijn standpunt over de beoordeling van uw verzoek tot herstel van het dak en over de afgifte van een lichte bouwvergunning aan een van uw buren. Naar de beslissing op uw handhavingsverzoek kan de ombudsman geen onderzoek instellen. De aantekening van de burgemeester dat niet meer inhoudelijk wordt gereageerd op klachten over een onderwerp waarover al eerder een klacht is ingediend, acht de ombudsman alleszins redelijk, op voorwaarde dat de eerste klacht op behoorlijke wijze is behandeld. Dit uitgangspunt is in overeenstemming met de wettelijke eisen voor klachtbehandeling. Een van die uitgangspunten is dat de overheidsinstantie niet verplicht is een klacht te behandelen die betrekking heeft op een gedraging waarover al eerder een klacht is ingediend en die overeenkomstig de regels voor klachtrecht is behandeld. Als een overheidsinstantie besluit een klacht op deze grond buiten behandeling te laten, kan men zich over die beslissing altijd tot de ombudsman wenden. Over beperkingen die overheidsinstanties opleggen aan de correspondentie en overige contacten tussen burgers en de instantie zijn door de Nationale ombudsman al eerder uitgangspunten geformuleerd, zoals in het rapport van 30 januari 2007, getiteld 'Burgerbrieven gemeenten. Hebt u even?' met rapportnummer 2007/015 en in de rapportage van 20 november 2008, getiteld 'Het verhaal achter de klacht. Effectief omgaan met lastig klaaggedrag; een praktische handreiking.' In de geraadpleegde dossiers zijn geen stukken aangetroffen waaruit blijkt dat er indertijd tussen de gemeente en de Nationale ombudsman, bij monde van de toenmalig behandelend medewerker, afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop de gemeente Bloemendaal met u zou moeten omgaan. Het is gebruikelijk dat in contacten tussen (medewerkers van) de Nationale ombudsman en gemeenten informatie gegeven wordt over de uitgangspunten die de Nationale ombudsman hanteert en ongetwijfeld zullen de in de hiervoor genoemde rapportages geformuleerde uitgangspunten aan de orde zijn gekomen. Van een 'klachtverbod' of daarover eventueel gemaakte afspraken is geen sprake. Dergelijke afspraken worden niet gemaakt, omdat er voor de wijze van klachtbehandeling wettelijke regels gelden.
Ons nummer
2013.05605 007
4
Eén van die regels is dat het in beginsel niet in de rede ligt nogmaals tot onderzoek over te gaan naar een gedraging waarover reeds eerder is geklaagd. Van een herhaalde klacht is geen sprake indien nieuwe feiten of omstandigheden worden aangedragen, die een nieuw licht op de klacht werpen. Over de s a m e n l o o p t u s s e n klachtbehandeling en andere procedures. Er loopt een veelheid aan procedures en het is niet goed mogelijk om een eindoordeel te geven over alles wat speelt. Ik constateer dat de procedure rond de behandeling van uw klachten niet op zichzelf staat. Zo bent u verwikkeld in WOB-procedures, terwijl uw broer geconfronteerd wordt met handhavingsprocedures en over de ruimtelijke ontwikkeling van het landgoed Elswoutshoek er een 'mediation-achtige' procedure doorlopen wordt om besluitvorming door de gemeenteraad mogelijk te maken. Daarnaast verschijnen er regelmatig publicaties in de lokale pers en heeft een raadslid schriftelijke vragen gesteld aan het college van burgemeester en wethouders. Voorafgaande aan de klachtbehandeling heeft de gemeenteraad een vooronderzoek verricht en daarover gerapporteerd en heeft er, op basis van de 'overall-visie' Landgoed Elswoutshoek eind vorig jaar en begin dit jaar besluitvorming plaatsgevonden over de ruimtelijke ontwikkeling en mogelijkheden van dit landgoed. In hoeverre deze procedures, rapportages of publicaties direct gerelateerd zijn aan uw klacht, helemaal niet of slechts gedeeltelijk, dan wel alleen betrekking hebben op uw broer is mij op dit moment nog niet duidelijk. Zonder goed op de hoogte te zijn van hetgeen zich in die parallelle procedures afspeelt of voordoet, is het voor de ombudsman lastig een definitief oordeel te geven. Dit hangt enerzijds samen met de taak en de bevoegdheid van de Nationale ombudsman, vastgelegd in de wet. Zo geeft de ombudsman geen oordeel over zaken die aan het oordeel van de bestuursrechter hadden kunnen worden voorgelegd. Ook geeft de Nationale ombudsman geen oordeel over de inhoud van politiekbestuurlijke besluitvorming en treedt hij terug bij een samenloop met een bemiddeling of mediation. Dit betekent dat hetgeen hieronder over de door u gestelde ongelijke behandeling wordt opgemerkt geen definitief oordeel van de Nationale ombudsman kan zijn.
Ons nummer
2013.05605 007
5
Over de ongelijke behandeling door de gemeente De gemeente heeft zich partijdig tegenover u opgesteld Door u is in meerdere procedures opgemerkt dat u zich ongelijk behandeld voelt of dat u door de gemeente Bloemendaal wordt tegengewerkt. In het verslag van de hoorzitting van de klachtenadviescommissie van 17 december 2012 staat onder andere dat u inmiddels een reeks van klachten hebt ingediend omwille van uw rechtvaardigheidsgevoel. Dat u een eerlijke kans wilt voor uzelf en voor het landgoed en er inmiddels drie onafhankelijke rapporten liggen die aangeven dat er sprake is van een onjuiste dienstverlening jegens u en uw broer. Ook merkt u op dat de machtsverhouding u dwars zit en ambtenaren nimmer voor hun handelwijze hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Als oplossing voor de toekomst stelt u voor een onafhankelijke monumentenmedewerker in te huren. Ik hecht er aan op te merken dat de Nationale ombudsman het belangrijk vindt dat overheden bij de uitvoering van hun taken op een behoorlijke manier omgaan met burgers en hun belangen. De overheid moet de burger serieus nemen, met respect behandelen en van haar mag verwacht worden dat zij problemen met een burger voorkomt of oplost door goede communicatie. Uitgangspunt is dat overheid en burgers op een gelijkwaardige wijze met elkaar omgaan, waarbij het ook van belang is dat de burger zich constructief opstelt. De essentie van behoorlijk overheidsoptreden vat de ombudsman onder andere samen in de kernwaarde 'eerlijk en betrouwbaar.' Deze kernwaarde is uitgewerkt in een aantal behoorlijkheidsvereisten. Allereerst is er het vereiste van integriteit: burgers mogen verwachten dat de overheid haar taken op een gewetensvolle wijze uitvoert en van de overheid en haar medewerkers mag verwacht worden dat zij hun positie, hun bevoegdheden, hun tijd en middelen niet misbruiken. Ook het vereiste van onpartijdigheid behoort tot deze kernwaarde: de overheid dient zich onpartijdig op te stellen en te handelen zonder vooroordelen Ten slotte kan genoemd worden het vereiste van professionaliteit: de overheid dient er voor te zorgen dat haar medewerkers volgens hun professionele normen en richtlijnen werken en dat hun opstelling in alle situaties gepast en deskundig is.
Ons nummer
2013.05605 007
6
In haar advies van 30 januari 2013 schrijft de klachtenadviescommissie dat u en de gemeente in een neerwaartse spiraal terecht bent gekomen en dat de situatie steeds complexer is geworden, waarbij de frustratie aan beide kanten enkel is toegenomen en van enig uitzicht op een werkbare situatie vooralsnog geen sprake lijkt. De commissie acht het aannemelijk dat u en uw broer geen goede naam hebben binnen het gemeentelijk apparaat en sluit niet uit dat u beiden daar zelf deels aan hebt bijgedragen, maar zij ziet ook dat deze slechte naam gecultiveerd is binnen de gemeentelijke organisatie en er jegens u en uw broer vooringenomenheid bestaat. Tegelijkertijd ziet de commissie geen aanleiding om aan te nemen dat sprake zou zijn van opzettelijk traineren of doelbewust dwars zitten door de betrokken ambtenaren. In haar (tweede) advies van 11 april 2013 gaat de commissie nogmaals in op de rode draad in de klachtenprocedure; uw gevoel dat er vooringenomenheid jegens u bestaat en het gebrek aan vertrouwen over en weer. De commissie benadrukt dat - naar haar oordeel - uit de inhoud van de overgelegde interne e-mails de aanwezigheid van vooringenomenheid blijkt, maar dat dit niet impliceert dat de besluitvorming onrechtmatig is. Wel merkt de commissie op dat een bestuursorgaan te allen tijde vooringenomenheid, of het wekken van de schijn daarvan, dient te voorkomen. Daar is de gemeente naar het oordeel van de commissie niet in geslaagd. Daarbij geeft de commissie aan dat de gemeente haar burgers respectvol en met fatsoen moet behandelen. Dat het negatieve beeld ook naar derden van buiten de gemeentelijke organisatie is gecommuniceerd, acht de commissie dan ook zeer ongepast en onfatsoenlijk en niet getuigen van een professionele en respectvolle houding jegens u. Het college van burgemeester en wethouders schrijft in zijn beslissing op uw klacht dat het begrip 'vooringenomenheid' is vastgelegd in artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht en dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State pas een schending aanneemt als aan de hand van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de uitkomst van de besluitvorming daadwerkelijk oneigenlijk is beïnvloed. Omdat dit in onderhavig geval juist niet is gebleken, wijkt het college af van het advies van de commissie en verklaart het uw klacht ongegrond. Wel erkent het college dat bij u de indruk van schijn van vooringenomenheid is ontstaan.
de N a t i o n a l e ombudsman
Ons nummer
2013.05605 007
Naar het oordeel van de Nationale ombudsman heeft het college van burgemeester en wethouders onjuist gehandeld door het advies van de klachtencommissie niet over te nemen. De klachtencommissie heeft goed gemotiveerd dat er bij medewerkers van de gemeente van vooringenomenheid (dat wil zeggen partijdigheid) jegens u is gebleken. Aan de conclusie dat de klachtcommissie terecht geoordeeld heeft dat u partijdig behandeld bent en dat het College van B&W die conclusie ten onrechte niet heeft overgenomen zal nader onderzoek door de Nationale ombudsman naar alles wat zich in het verleden tussen u en de gemeente heeft afgespeeld weinig kunnen toevoegen. Dus een onderzoek van de Nationale ombudsman zal niet plaatsvinden en ik volsta daarom met een globaal overzicht in onze bijgevoegde tussenrapportage. De vraag is daarom hoe nu verder
ÍSţ,"
Enerzijds is uitgangspunt dat de overheid en burgers op een gelijk waardige wijze met elk aar omgaan. Daarbij is het van belang dat de overheid niet partijdig is in zijn beoordeling en oplossingsgericht meewerk t aan het realiseren van plannen van burgers, maar ook dat de burger zich constructief opstelt. De verhouding tussen u en de gemeente is vertroebeld door een spiraal van irritatie en conflict, waardoor het vertrouwen over en weer is verdwenen en het vinden van werk bare oplossingen uit het zicht is verdwenen. Herstel van vertrouwen gaat in deze situatie niet alleen om het herstel van uw vertrouwen in de gemeente Bloemen daal, maar ook om vertrouwen van de gemeente in u. Het is de vraag of de benoeming van een onafhank elijk e monumentenmedewerk er of, zoals door u mondeling geopperd, het overdragen van deze casus aan een aangrenzende gemeente, tot een bestendige oplossing leidt. U blijft inwoner van Bloemendaal en u blijft over en weer van elk aar afhank elijk . Om verder te k unnen k omen zult u samen aan de slag moeten. Wat de k lachten adviescommissie daarover opmerk t, onderschrijft de Nationale ombudsman:
Ons nummer 2013.05605 007
t "Alles overziend stelt de commissie vast dat, los van het feit dat er weliswaar verschillende maatregelen zijn genomen om de situatie beheersbaar te houden en klager zelf ook aandeel heeft gehad in de verslechterde relatie, de gemeente wel degelijk steken heeft laten vallen. De commissie kan partijen echter geen oplossing bieden. De sleutel tot de oplossing ligt bij partijen zelf. Partijen zijn genoodzaakt om er samen uit te komen. In dit kader adviseert de commissie om wederom in gesprek te gaan met elkaar. De commissie overweegt dat dit overleg door een extern adviseur geleid zou kunnen worden, maar dat dit zou ook heel goed door de heer Nederveen kunnen gebeuren. Daarbij merkt de commissie op dat volharden in het niet erkennen van gemaakte fouten geen deescalerend effect heeft. Het is zodoende van belang dat de gemeente erkent dat er fouten zijn gemaakt en hier ook gevolgen aan verbindt. Anderzijds acht de commissie het van belang dat klager een dergelijke erkenning aanvaardt, ten einde een streep te kunnen zetten onder hetgeen zich In het verleden heeft afgespeeld." Graag hoor ik van u of u bereid bent een toekomstgericht gesprek aan te gaan over het vinden van oplossingen voor de verschillende belangen die spelen aan uw kant en aan de kant van de gemeente. Een zelfde verzoek heb ik vandaag ook gedaan aan het college van burgemeester en wethouders. Een afschrift van mijn brief aan het college sluit ik bij. Graag hoor ik uw reactie op mijn voorstel tot een gesprek. Bij een positieve reactie ben ik bereid om mee te denken over de wijze waarop dat gesprek het beste georganiseerd kan worden.
Met vriendelijke delijke groet, de Nőmonale ombudsman, Ie o
dr.yA^&wl. Brenninkmeijer