Gaat reshoring trend zorgen dat industrie terug naar Nederland komt? Kunnen partijen zoals de sociale werkvoorziening van deze reshoring trend profiteren? Om mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt weer aan het werk te helpen, zou het kunnen helpen om productiewerk uit lagelonenlanden terug te halen. Het terughalen van productiewerk kent ook andere voordelen, zoals: • • • •
de mogelijkheid te sturen op duurzamere productie; lagere logistieke en transportkosten; kortere reactietijden; directere kwaliteitscontrole.
Elektrische scooters worden bijvoorbeeld nu in Rotterdam geassembleerd. Start van een nieuwe industriële trend? De vraag is actueel omdat de productie van deze scooters gebeurt met inzet van personeel uit de sociale werkvoorziening. En er hangt een wet boven de markt waarin bedrijven worden verplicht om 5 % van het personeel te laten bestaan uit mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt.
De indiening van die participatiewet is uitgesteld, omdat in het sociaal akkoord van afgelopen voorjaar de partijen hebben afgesproken op vrijwillige basis naar een hogere inzet te streven. De vraag is of er een reshoring trend zichtbaar is en of die partijen gaat helpen bij het realiseren van hun doelen. Om die openingsvraag te beantwoorden, kijken we eerst even naar de ontwikkelingen in reshoring land.
Hoe ziet de reshoring en resourcing trend eruit? Reshoring is vooral in de USA een onderwerp dat sterk in belangstelling staat. Niet in het minst door de aandacht die de Obama-regering aan dit onderwerp heeft gegeven. De resourcing trend (tegenovergestelde beweging van outsourcing) en reshoring trend (werk uit lagelonenlanden terughalen) is in de USA sterker waarneembaar dan in Nederland. Een spectaculair voorbeeld hiervan is General Motors, dat 3000 IT-medewerkers van HP overneemt en intern gaat inzetten en aansturen. De drijvende kracht achter deze beweging is het gebruik van nieuwe technologie die het voor GM mogelijk moet maken om sneller op nieuwe ontwikkelingen in te spelen.
Randy Mott, CIO van GM zegt daarover: "Bedrijven die de concurrentieslag winnen, zijn bezig uit te vinden hoe ze meer kunnen bijdragen, hoe ze dat sneller kunnen doen en hoe de IT ontvankelijker kan worden zodat productielijnen sneller kunnen veranderen." Zoals we al eerder schreven in een artikel over reshoring en insourcing is de reshoring trend ook in de ICT-wereld in Nederland waarneembaar en wordt die trend mede gedreven door enerzijds lagere tarieven van flexibele werkkrachten (zzp’ers) en anderzijds stijgende loonkosten in lagelonenlanden. Betekent dit het einde van offshoring? Zeker niet. Voor arbeidsintensieve projecten blijven de lagelonenlanden nog voor lange tijd concurrerend. Maar als je snel en flexibel wilt veranderen en gebruik weet te maken van recente arbeidsmarktontwikkelingen, kan reshoring een aantrekkelijke optie zijn.
Reshoring trend in de industrie De reshoring trend in de industrie is minder spectaculair dan in de IT. Zelfs in Amerika is slechts sprake van ongeveer 5000 banen die in de afgelopen drie jaar daadwerkelijk zijn teruggehaald. Zuid-Europese landen zoals Spanje, Italië en Portugal onderscheiden zich in dit perspectief op positieve wijze. Een belangrijke driver is hier de textielindustrie. Modeketens zoals ZARA wisselen hun collectie in de winkel bijna iedere maand. Een winkel in Amsterdam heeft bovendien meestal een andere collectie dan de ZARA-winkel in Breda en die wijkt ook weer af van de collectie in de ZARA-winkel in Deventer. Dat verschijnsel in de winkel is alleen mogelijk dankzij nieuwe productiemethoden die dicht bij de verkooppunten worden toegepast en waarmee collecties in kleine aantallen heel snel kunnen worden ontworpen, gefabriceerd en verkocht. Het economische succes van ZARA is voor een belangrijk deel gebaseerd op de afwezigheid van zogenaamde ‘winkeldochters’ (winkeldochters zijn voorraden van slecht verkopende artikelen). ‘Uitverkoop’ kent men eigenlijk ook niet. In Nederland is de textielindustrie in de vorige eeuw volledig weggevaagd en verplaatst naar lagelonenlanden. Hetzelfde geldt op een enkele kleine uitzondering na voor de leerindustrie. In de metaalindustrie geldt dit in mindere mate, omdat hier de logistieke kosten vaak doorslaggevend zijn. In de genoemde Zuid-Europese landen is altijd een lokale textielindustrie (en leerindustrie) blijven bestaan. Er is daar altijd een industriële infrastructuur aanwezig gebleven en er waren vakmensen en opleidingsfaciliteiten beschikbaar. ZARA heeft hiervan geprofiteerd door haar productie in die landen sterk uit te breiden en daardoor haar collectiestrategie mogelijk te maken. In Nederland is die infrastructuur voor textiel en leer verdwenen en dat maakt dat het zeer moeilijk is om de voorbeelden uit Zuid-Europa na te bootsen. Over het algemeen zijn ook de arbeidskosten voor industrieel werk in Nederland minder concurrerend dan in Zuid-Europese landen.
Signalen van een mogelijk ontwikkelende reshoring trend in de metaalindustrie In Rotterdam staat een fabriek die elektrische scooters assembleert. Deze ESFA-fabriek doet dit voor een belangrijk deel door medewerkers van de sociale werkvoorziening op te leiden en in te zetten. De assemblage van deze scooters is teruggehaald uit China. En met succes. Alle partijen zijn lovend over de resultaten van dit project. Je zou dit dus een reshoring beweging kunnen noemen, ware het niet dat Nederland nooit een scooterindustrie binnen onze landsgrenzen heeft gekend. Belangrijker is het echter om naar het businessmodel van ESFA te kijken. Is dit een levensvatbare beweging die daarom veel navolging gaat krijgen?
De business case van ESFA ESFA is een initiatief van de gemeente Rotterdam. Rotterdam heeft jaarlijks een subsidiepotje van ongeveer 15 miljoen euro beschikbaar voor het stimuleren van zogenaamde ‘groene’ technologie en voor het productief maken van mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt. De ESFA-fabriek wordt daarnaast nog gesteund door Europese subsidiefondsen. Ook de afnemers van deze elektrische scooters worden fors gesubsidieerd. Bedrijven die zo’n scooter aanschaffen kunnen tot 50 % investeringssubsidie krijgen. Daarnaast kunnen afnemers voor het installeren van oplaadpunten forse subsidies opstrijken. Duidelijk is dat dit soort projecten geen massale navolging kan krijgen, al was het maar omdat de daarvoor beschikbare subsidiepotjes ontoereikend zijn. En zonder subsidie is een in China vervaardigde scooter ondanks de transportkosten toch nog aanmerkelijk goedkoper dan een in Nederland vervaardigde scooter. We zien hier geen ontluikende reshoring trend. Als de reshoring trend geen structureel perspectief biedt, wat zijn dan alternatieven?
Alternatieven voor de inzet van mensen uit de sociale werkvoorziening Een voorbeeld van een metaalbedrijf dat massaal medewerkers van de sociale werkvoorziening inzet.
Ferro-Fix
Ik word gebeld door Radio 1. De NOS wil mijn mening horen over reshoring, welke kansen hier liggen en hoe ik aankijk tegen de quotumverplichtingen in de participatiewet en de praktijk van Ferro-Fix in Rotterdam. Het beeld dat wij van de resourcing en reshoring trend hebben en dat ik de NOS-mensen heb voorgehouden, heeft u nu gelezen. Vervolgens vraagt de verslaggever mij aan de hand van de Ferro-Fix case: “Wat betekent invoering van de participatiewet voor het Nederlandse bedrijfsleven?”
Reshoring uit Polen: De Ferro-Fix business case Ook Ferro-Fix draait om gesubsidieerd werk. De gemeenten Rotterdam en Groningen hebben een belangrijke productieorder (ondergrondse containers voor huishoudelijk afval) gegund aan een metaalondernemer onder de conditie dat die gebruik zou maken van medewerkers van de sociale werkvoorziening. De containers die Ferro-Fix produceert werden tot voor kort in Polen geproduceerd en ook hier is dus sprake van terughalen van werk naar Nederland (reshoring). Dit werk is in mei 2012 in het kader van de wet ‘Werken naar Vermogen’ ondergebracht bij Ferro-Fix. Met deze beweging zijn ook 125 medewerkers overgegaan van de sociale werkvoorziening naar Ferro Fix. Ferro-FIX levert kwalitatief en kostenprijstechnisch een marktconform product. Als Nederlandse gemeenschap betalen we wel een iets hogere prijs voor de Ferro-Fix producten via een landelijke subsidieregeling gericht op het drukken van de loonkosten. Dit laatste is noodzakelijk omdat de productiviteit van de betrokken ex-sociale werkvoorziening medewerkers lager ligt dan gebruikelijk is in de metaalindustrie. Er lijkt veel voor te zeggen om op die manier mensen vanuit de sociale werkplaatsen over te hevelen naar het bedrijfsleven. Die subsidiestroom vanuit de regering in Den Haag dreigt echter weg te gaan vallen. De vraag is wat dan? Als de participatiewet werkelijk wet wordt betekent dit dat ondernemingen een personeelsbestand moeten onderhouden dat voor vijf procent bestaat uit personeel dat nu bij de sociale werkvoorziening participeert. Het gevolg is dat ieder bedrijf met een dalende productiviteit wordt geconfronteerd en dat dus onze concurrentiepositie verslechtert. In plaats van een reshoring trend zou dan wel een versterkte offshoring trend kunnen ontstaan.
Hoe verder
De wereldwijde reshoring trend zal geen oplossing bieden. IT-werk dat wel terugkomt naar Nederland biedt weinig soelaas voor de doorsnee medewerker van de sociale werkvoorziening. Het beleid van de gemeente Rotterdam in relatie met ESFA en Ferro-Fix is zo gek nog niet. Werk terughalen naar Nederland en dat werk gesubsidieerd uit laten voeren door medewerkers van de sociale werkvoorziening. De participatiewet vormt een oplossing voor de medewerkers van de sociale werkvoorziening die daardoor in het bedrijfsleven kunnen worden ingezet en voor het rijk dat op subsidie wil bezuinigen. Maar zonder loonkostensubsidie stijgen de productiekosten in Nederland en daalt onze productiviteit. Een participatie wet die een daling van onze productiviteit veroorzaakt zal eerder offshoring een boost geven dan een reshoring trend versterken. Koos