TOEGANGSNUMMER 33 GEMEENTEARCHIEF SCHIEDAM
INVENTARIS VAN HET ARCHIEF
VAN HET
DEPARTEMENT SCHIEDAM
DER MAATSCHAPPIJ TOT NUT VAN ’T ALGEMEEN
1797-1940
DOOR J.M.M. JANSEN
SCHIEDAM 1985
TOEGANGSNUMMER 33 INHOUDSOPGAVE INLEIDING ...................................................................................................................................2 1. Geschiedenis .........................................................................................................................2 2. Departementsinstellingen......................................................................................................3 3. Het archief ............................................................................................................................6 4. Bronnen.................................................................................................................................6 5. Literatuur ..............................................................................................................................6 INVENTARIS ................................................................................................................................8 I. Archief ..................................................................................................................................8 1. Algemeen ...................................................................................................................8 2. Ledenadministratie ....................................................................................................8 3. Financiën ...................................................................................................................8 4. Bezittingen .................................................................................................................9 5. Departementsinstellingen ..........................................................................................9 II. Bibliotheek ............................................................................................................................9 1. Uitgaven van het departement Schiedam ..................................................................9 2. Uitgaven van het hoofdbestuur ................................................................................10 3. Overige Nutsuitgaven ..............................................................................................11 4. Overige uitgaven .....................................................................................................11 BIJLAGE .....................................................................................................................................12 Overgedragen titels uit de handbibliotheek van het departement Schiedam................................12
TOEGANGSNUMMER 33 INLEIDING 1. Geschiedenis Het Genootschap van Kunsten en Wetenschappen tot Nut van ‟t Algemeen werd in 1784 te Edam opgericht door Jan en Martinus Nieuwenhuyzen met als doel “het algemeen volksgeluk te bevorderen door de verbetering van de verstandelijken zedelijken en maatschappelijken toestand” van de “gemeenen man”. In 1787 werd dit genootschap opgeheven en onder de naam Maatschappij tot Nut van ‟t Algemeen te Amsterdam heropgericht. Van oudsher was een van de voornaamste middelen om deze doelstelling te verwezenlijken de verbetering van het schoolwezen en de opvoeding der jeugd. Reeds kort na de instelling van het genootschap werd besloten plaatselijke afdelingen op te richten die onder de naam departementen een autonoom bestaan zouden leiden. Als oprichtingsdatum van het Schiedams departement wordt 30 november 1797 aangenomen, hoewel er slechts een bron is die deze datum bevestigt, namelijk de oudste ledenlijst. Op deze datum verenigden zich zo‟n zeventig personen die zich aan de wetten van de maatschappij verbonden verklaarden. Wie tot de initiatiefnemers van de oprichting van het departement behoorden is niet meer na te gaan. De eerste maal, voor zover bekend, dat het departement naar buiten trad was in april 1798, toen aan de municipaliteit toestemming werd gevraagd om een der bovenzalen van het Sint JacobsGasthuis te mogen gebruiken voor het houden van vergaderingen. Reeds spoedig hierna, in oktober 1800, ontstond de eerste departementinstelling, toen het bestuur van het Schiedamse departement “der Bataafsche Maatschappij tot Nut van ‟t Algemeen” aan het stadsbestuur verzocht om voor “het plaatsen van de te erigeren leesbibliotheek, mitsgaders tot het afgeeven van boeken uit dezelve” gebruik te mogen maken van een lokaal boven de koopmansbeurs. Dit verzoek werd toegestaan en voor het beheer van de bibliotheek werd een commissie uit het departement benoemd, die al in 1801 de eerste catalogus kon laten drukken. Hierna zouden nog vele departementsinstellingen volgen, die hieronder worden beschreven. Het bestuur van het departement bestond uit zes leden, waaronder een secretaris en een penningmeester. Behalve laatstgenoemden, traden twee leden jaarlijks af. Het voorzittersschap wisselde om de drie maanden. De bestuursleden werden uit en door de departements(leden)vergadering gekozen. Sinds 1867 rouleerde het voorzittersschap een per jaar en vanaf 1883 was de voorzitter ook herkiesbaar. In 1896 werd het aantal bestuursleden op vijf gesteld die onderling de functies verdeelden en waarvan alleen de voorzitter door de ledenvergadering werd aangewezen. Tot de taken van het bestuur behoorde met name het uitvoeren der wetten van de maatschappij en van de besluiten van de departementsvergadering, het overwegen van gedane voorstellen en het uitbrengen van adviezen daarover aan de departementsvergadering. De departements- of ledenvergadering nam de besluiten over alle zaken het departement betreffende, nam nieuwe leden aan, benoemde de bestuursleden, keurde de jaarverslagen en rekeningen van de departementale instellingen goed, koos uit haar midden commissarissen daarvoor, zond afgevaardigden naar de algemene vergadering der maatschappij en stemde over de “punten van beschrijving” van deze vergadering. De leden van het hoofdbestuur werden door de departementen benoemd. Lid van het departement werd men wanneer men de Christelijke godsdienst was toegedaan, minstens 22 jaar oud was en van ”een onergerlijk gedrag en zeden”. In 1827 werd de minimumleeftijd verlaagd tot achttien. In welk jaar de bepaling over de “Christelijke godsdienst”is vervallen is niet bekend, wel dat deze in het reglement van 1916 niet meer 2
TOEGANGSNUMMER 33 voorkomt. Toen in 1892 het departement Dordrecht het voorstel deed ook minder gegoede leden toe te laten, werd dit door Schiedam verworpen, aangezien men vreesde dat men “vele van de tegenwoordige leden (zou) verliezen” en dat “vooral de dames er sterk tegen zullen zijn”. De departementsvergaderingen werden om de twee maanden gehouden, oorspronkelijk in het Gasthuis, vanaf 1800 in een lokaal boven de koopmansbeurs, na de brand hiervan tijdelijk in de Sint Joris Doelen en vanaf 1842 in Musis Sacrum. In 1914 werd het bestuur toegestaan te vergaderen in de nieuwe bestuurskamer van de Spaarbank. Hoewel de departementsvergadering het belangrijkste orgaan was, werd deze zelden druk bezocht, reden waarom verschillende malen werd overwogen het departement op te heffen. Zo bijvoorbeeld in 1906 toen geconcludeerd werd dat “al is de agenda nog zoo rijk van inhoud, er komt niemand”. Het ledental liep aan het eind van de vorige en het begin van deze eeuw geleidelijk terug. Zo waren er in 1862 honderdtweeënzestig leden, in 1900 honderdvijf en in 1936 zevenenveertig leden. In 1934 besloot het bestuur dan ook de toen enig overgebleven instellingen van het departement, de Spaarbank, de commissie tot beheer van de fondsen der voormalige Nutsbewaarscholen en de cursus in handenarbeid in afzonderlijke stichtingen onder te brengen en het departement op te heffen. Op de laatste departementsvergadering op 22 februari 1940, waar behalve het bestuur drie leden aanwezig waren, werd het bestuursvoorstel tot opheffing goedgekeurd en werd aan de bezittingen van het departement een bestemming gegeven, zodat na honderddrieënveertig jaar een einde aan het Schiedamse departement kwam. 2. Departementsinstellingen Als eerste departementsinstelling werd de bibliotheek opgericht die in 1800 in een lokaal boven de koopmansbeurs werd geplaatst en gedurende de zes wintermaanden om de drie weken was geopend. Hier waren zowel algemene werken als die van de maatschappij ter inzage, de laatste alleen voor minvermogenden. In september 1840 werd de beurs getroffen door een felle brand, waardoor de bibliotheek geheel in de as werd gelegd. Reeds dadelijk werd met de opbouw van een nieuwe bibliotheek begonnen die al in november van hetzelfde jaar kon worden geopend. In 1863 werd besloten de bestaande bibliotheek op te heffen en een “volksleesinrichting” in de plaats hiervan op te richten. Aangezien het aantal lezers zeer verminderde werd in 1903 besloten de boekerij met die van het Volkshuis te verenigen onder de naam Volksbibliotheek. Toen het Volkshuis in 1917 werd opgeheven, werd de Nutsbibliotheek in bruikleen afgestaan aan een te stichten openbare leeszaal die in 1919 tot stand kwam. De tweede nutsinstelling betrof een tekenschool, die in 1801 werd opgericht toen aan het departement een zaal boven de koopmansbeurs werd afgestaan. Hier werden twaalf minvermogenden en achtentwintig meergegoeden in de tekenkunst onderwezen. De tekencolleges die op 1 december van dat jaar begonnen, werden alleen in de handtekenkunde en het tekenen naar pleisterbeeld gegeven. Deze school werd vóór 1817 “door gebrek aan gelden” wederom opgeheven. In 1818 verzocht het departement aan het stadsbestuur om voor rekening van de stad een college in de teken- en bouwkunde op te richten. Enkele maanden later stelde het departement voor om voorlopig met de handtekenkunde te beginnen, het departementsbestuur als beheerder van de tekenschool aan te stellen en gedurende zes maanden 40 leerlingen tweemaal per week onderwijs te geven. Het stadsbestuur verleende hiervoor een subsidie van f 3000,-. In 1819 slaagde het departement erin ook een tweede tekenmeester, die voor de bouwtekenkunde, aan te trekken, waarna de stad besloot de school per 1 januari 1820 te openen. Ook deze tekenschool was in de beurs gehuisvest. Blijkens het reglement was deze school door de stad opgericht, maar 3
TOEGANGSNUMMER 33 was het beheer gedelegeerd aan het departement. In 1845 verzocht het departement van het toezicht op de school te worden ontslagen, waarna het beheer aan de stad kwam. In 1818 verzocht het stadsbestuur het departement om consideratie en advies over een schrijven van de gouverneur van Zuid-Holland betreffende de oprichting van spaarbanken. Het departement antwoordde hierop dat een dergelijke instelling in Schiedam nauwelijks tot stand gebracht zou kunnen worden, aangezien de inlagen niet groot genoeg zouden zijn en er reeds verschillende “bussen” voor ambachtslieden bestonden. Enige tijd later echter, bij departementsbesluit van 4 januari 1820, werd toch tot de oprichting van en spaarbank besloten. Als bestuur werd een commissie van acht leden benoemd, die samen met een secretaris en een boekhouder het beheer van deze instelling voerden. De spaarbank handelde vanaf het begin als een zelfstandig rechtspersoon. De enige bemoeienissen van het departement betroffen de benoeming van commissarissen uit een voordracht van het spaarbankbestuur, de goedkeuring van de driemaandelijkse rekening van de bank en het wijzigen van het reglement. In 1934 werd de band tussen het departement en de bank geheel losgemaakt. In 1829 werd besloten voor de leden van het departement jaarlijks een aantal lezingen te houden. Deze zouden eens per maand in de zes wintermaanden worden gehouden. Hiervoor werden hetzij sprekers van buiten hetzij van binnen de stad aangetrokken. In de loop van de negentiende eeuw werden vele sprekers naar Schiedam gehaald zoals Prof. Dr. J.H. van der Palm, J.F. Bodel Nijenhuis, Cd. Busken Huet, J.J. Cremer, A. Pierson, Nicolaas Beets etc. Ook het bestuurslid F. Haverschmidt hield regelmatig lezingen. Aangezien de leesvergaderingen in het begin van deze eeuw steeds slechter werden bezocht, werd eerst het aantal lezingen verminderd, waarna in 1931 werd besloten geen leesvergaderingen meer te houden. Waren deze lezingen uitsluitend bestemd voor de leden, in 1860 werd besloten ook voor de “handwerksman” jaarlijks zes lezingen te houden en wel zogenaamde “volksvoorlezingen”. Hoewel de belangstelling voor deze lezingen aanvankelijk groot was, werden ze in 1875 wegens gebrek daaraan voorlopig gestaakt, terwijl in 1888 moest worden geconstateerd dat ze door “een geheel andere klasse van personen” werden bezocht die ook hun vrouwen meebrachten, als gevolg waarvan er nauwelijks meer sprekers waren te vinden.In 1890 werden de lezingen voorgoed gestaakt. Op voorstel van het hoofdbestuur der maatschappij werd in 1842 besloten tot de oprichting van een bewaarschool, waarvoor in het daarop volgende jaar een gebouw in de Nieuwstraat werd afgestaan door mej. C.M. Loopuyt. Het bestuur van deze school, die op 1 november kon worden geopend, bestond uit een commissie van zeven leden uit het departement. In 1863 werd een tweede bewaarschool opgericht, waarvan de bouw werd gefinancierd door mej. Alida Loopuyt. Uit dankbaarheid werd aan deze school, die was gevestigd in de Leliestraat, de naam gegeven van Alida-Bewaarschool. Het bestuur van de bewaarschool werd aangevuld tot tien leden en benoemd tot directie der beide bewaarscholen. Toen in 1883 het gebouw van de bewaarschool in de Nieuwstraat door J. Loopuyt aan het departement werd geschonken, werd deze, ter herinnering aan mej. C.M. Loopuyt, de naam gegeven van Maria-Bewaarschool. Aangezien de beide scholen in steeds grotere financiële moeilijkheden raakten, de gebouwen ondoelmatig werden en het departement niet bij machte was de steeds grotere tekorten te dekken, werden deze in 1918 in huur genomen door de gemeente en werd het onderwijs van gemeentewege voortgezet. Het bestuur der scholen bleef nog slechts verantwoordelijk voor de financiële afwikkeling en voor het beheer der fondsen. In 1934 werd voor dit beheer een aparte stichting in het leven geroepen. Een andere instelling op onderwijsgebied werd gesticht in 1844 toen een zangschool werd geopend met als hoofdonderwijzer Wouter Hutschenruyter. In 1855 werd deze school wegens 4
TOEGANGSNUMMER 33 “den ongunstigen staat”opgeheven en werd haar taak overgenomen door een particuliere zangschool. In 1874 echter werd er opnieuw een zangschool opgericht, waaraan in het daarop volgende jaar een pianoklasse werd toegevoegd. Sindsdien werd gesproken van de muziekschool. Toen in 1880 de afdeling Schiedam der Maatschappij voor Toonkunst werd opgericht, besloot het departement het beheer van de school over te dragen aan genoemde maatschappij. Toen in 1853 een beroep werd gedaan op het departement om te komen tot de oprichting van een gymnastiekschool, besloot het om zestig aandelen uit te geven à f 10,-, waarna voor het beheer van deze school een geheel van het departement onafhankelijke vereniging werd opgericht. In 1886, toen deze school in moeilijkheden verkeerde, was het weer dankzij het departement dat deze school behouden kon blijven. Op dezelfde wijze was het departement betrokken bij de oprichting van een zweminrichting. Op 4 juli 1879 organiseerde het een bijeenkomst voor belangstellenden in de oprichting van een zwem- of badinrichting, waarna een commissie tot oprichting van deze instelling werd benoemd die geheel zelfstandig zou optreden. In 1882 werd besloten tot de oprichting van een cursus in handenarbeid, die zou worden bestuurd door een commissie van vijf leden en zou worden gegeven door een gediplomeerd onderwijzer. Hoewel deze instelling regelmatig door het departement ondersteund moest worden, kon deze tot 1934 in stand blijven als onderdeel van het Nut, waarna het beheer ervan werd overgedragen aan de stichting tot beheer der fondsen van de voormalige Nutsbewaarscholen. Op initiatief van de leden M.C.M. de Groot en W.A. Lehman de Lehnsfeld besloot het departement in 1893 fondsen bijeen te brengen voor de stichting van een volkshuis als instelling tot ontwikkeling van de “vierden stand”, hoewel een aantal leden tegenstemden, aangezien het “de uithuizigheid (zou) bevorderen”. In 1896 kon het Volkshuis, dat als afzonderlijk lichaam zou functioneren, worden geopend in het pand Lange Haven 131. Toen in 1917 deze instelling een groot tekort had en men moest concluderen dat de “mingegoeden” de cursussen niet meer bezochten, werd het Volkshuis opgeheven en werd de verdere exploitatie voorlopig aan het departement opgedragen. In 1919 werd het gebouw aan de gemeente Schiedam geschonken ter vestiging van een openbare bibliotheek. In 1894 verzocht mej. Maas het departement om geldelijke steun voor de door haar reeds vroeger begonnen kookcursus. Het departement ging hiermee akkoord en adopteerde deze cursus als een nutsinstelling. In 1896 werden hieraan de cursussen wassen, strijken en knippen toegevoegd. In 1900 werd het beheer van deze cursussen overgedragen aan de in dat jaar opgerichte Vereniging Schiedamsche Huishoudschool. Als laatste Nutsinstelling werd in 1908 besloten tot de oprichting van een vakbibliotheek ten behoeve van leerlingen van ambachtsscholen in en buiten Schiedam. In september 1909 kon deze instelling worden geopend. In welk jaar deze instelling is opgeheven is niet bekend, slechts dat dit tussen 1922 en 1924 moet zijn gebeurd. Wellicht is deze bibliotheek opgegaan in de gemeentelijke openbare bibliotheek. Behalve al deze instellingen kende het departement een aantal meer incidentele commissies ten behoeve van de werkverschaffing (1843), de hygiëne (commissie voor gezuiverd drinkwaterleiding (1881), de werkloosheidsbestrijding (1893) etc., werden op haar voordracht redders van drenkelingen door het hoofdbestuur beloond (“Commissie van onderzoek naar zeker edelmoedig bedrijf”), en beloonde men werknemers voor langdurige trouwe dienst. 5
TOEGANGSNUMMER 33 3. Het archief Het departementsarchief werd oorspronkelijk bewaard in het lokaal boven de koopmansbeurs, hoewel dit daarvoor in 1828 niet geschikt werd geacht. Bij de brand in 1840 van dit gebouw gingen alle het departement toebehorende eigendommen verloren, met inbegrip van het daar aanwezige deel van het archief. Een ander deel met name het toen in gebruik zijnde notulenboek vanaf 1822 en de oudste ledenlijst, berustte blijkbaar bij de secretaris. In latere jaren bestond er kennelijk geen centrale bewaarplaatsvoor het departementsarchief. In 1892 althans blijkt het in drie gedeelten, twee bij oud-secretarissen en het derde bij de toenmalige secretaris, bewaard te worden. Daarom ook werd aan de directie van de Spaarbank verzocht in een lokaal van de bank een kast te mogen plaatsen om het archief in zijn geheel te bergen. Toen in 1940 het departement werd opgeheven werd besloten het archief af staan aan het Gemeentearchief, waaraan het in hetzelfde jaar werd overgedragen, met uitzondering echter van de notulen van de departementsvergaderingen van 1822-1884, van de bestuursvergaderingen van 1844-1870, van de oudste ledenlijst en van de twee oudste brievenboeken. Laatstgenoemde stukken werden in 1966 overgedragen door de directie der Spaarbank anno 1820 (voormalige Nutsspaarbank). Het overgeleverde archief vertoont alle kenmerken van onvolledigheid. Voor een deel is dit te wijten aan de brand in 1840 van de koopmansbeurs, waarbij onder andere de oudste twee notulenboeken der departementsvergaderingen verloren zijn gegaan. Uit later tijd echter ontbreken eveneens vele stukken, onder andere de bijlagen van de notulen, een groot deel van de financiële administratie etc. De notulen van de bestuursvergaderingen beginnen pas in 1844, lopen tot 1870, en worden vanaf 1876 tussen de notulen van de departementsvergaderingen genotuleerd. Bij de overdracht in 1940 werd het archief beschreven in een lijst waarin de in 1966 overgedragen stukken ontbreken, waaruit blijkt dat de eerstgenoemde stukken slechts dat gedeelte was dat nog door de secretaris onder handen werd gehouden. Van de departementsinstellingen is geen enkel archief bewaard gebleven. Behalve het archief is een deel van de handbibliotheek van het departement overgedragen. Deze zijn opgenomen in de bibliotheekcollectie van het Gemeentearchief Schiedam. De beschrijvingen van de titels zijn in een bijlage bij deze inventaris opgenomen. 4. Bronnen -
-
Inv. nrs. 1-6, 16, 21, boeknrs. O 3-1/26 uit deze inventaris. Stadsbestuur van 1795 tot 1803, inv. nrs. 2813 fo 77, 2815 fo 144, 2816 fo 159. Stadsbestuur van 1803 tot 1808, inv.nr. 3177 (ingekomen stukken raad exh. 1 nov. 1804). Stads-, respectievelijk gemeentebestuur van Schiedam, 1816-1953, notulen en ingekomen stukken Burgemeesteren, respectievelijk: - inv.nrs. 188-189 (16 juli en 29 oktober 1818) - inv.nr. 748 (nrs. 271-272), inv.nr. 750 (nr. 397), inv.nr. 763 (nr.6), inv.nr. 764, (nrs. 63 en 84) Stads-, respectievelijk gemeentebestuur van Schiedam, 1816-1953, notulen en ingekomen stukken B&W, respectievelijk: - inv.nr. 212 (18 juni en 1 oktober 1845) - inv.nr. 1056 (nr. 302)
5. Literatuur -
“Naamlijst der boeken in de Leesbibliotheek van het Departement Schiedam der 6
TOEGANGSNUMMER 33 Maatschappij Tot nut van ‟t Algemeen”, Schiedam, 1858. -
A.A. Beekman: “Toespraak ter gelegenheid der feestelijke viering van het honderdjarig bestaan van het departement Schiedam der Maatschappij Tot Nut van ‟t Algemeen”, Schiedam, 1898.
-
J.H. Welcker: “Spaarbank te Schiedam 1820-1920”, (Schiedam, 1920).
-
J. Huizinga et al. ”Gedenkboek Maatschappij tot Nut van ‟t Algemeen”, Amsterdam, 1934.
-
B. Kedde: “Herinneringen aan een groot Schiedammer, M.C.M. de Groot”, Schiedam, 1972
-
E.B. Lottman: “De bijdrage van de Rotterdamse en Schiedamse „tekenscholen‟ aan het bouwkundig onderwijs”, in Rotterdams Jaarboekje 1983, pag. 259 e.v.
-
A. van der Poest Clement: Uit het verleden van Schiedam”, Schiedam, 1985, pag. 119122.
7
TOEGANGSNUMMER 33 INVENTARIS I. Archief 1. Algemeen 1.
Wetten en reglementen van het departement Schiedam, 1805, 1827, 1835, 1855, 1916. Gedrukt. 5 katernen
2-6.
Notulen van departements-, bestuurs- en leesvergaderingen, 1822-1940. 5 delen 2. 1822-1862. 3. 1844-1870; bestuursvergaderingen. 4. 1863-1884. 5. 1884-1935. 6. 1936-1940.
7.
Presentielijsten van departementsvergaderingen, 1931-1940. 1 omslag
8-10.
Bijlagen van de notulen, 1904-1940. 3 pakken 8. 1904-1930. 9. 1931-1937. 10. 1938-1940.
11-14.
Brievenboeken, 1862-1929. 4 delen 11. 1862-1884. 12. 1884-1907. 13. 1907-1924. 14. 1927-1929.
15.
Jaarverslagen van het departement, 1912-1932. 1 omslag
2. Ledenadministratie 16-18.
Ledenlijsten van het departement, ca. 1797 - ca. 1934. 1 band, 1 deel en 1 omslag 16. 1797-1879. 17. 1899-1900, 1913-1924 en z.d. Met enkele ingekomen brieven, 1928-1940. 18. ca. 1925-ca. 1934.
3. Financiën 19.
Rekeningen van het departement, 1886-1935. 1 deel
20.
Bijlagen bij de rekening, 1929-1940. 1 omslag 8
TOEGANGSNUMMER 33 4. Bezittingen 21.
Inventarissen van de meubelen, boeken en archivalia toebehorend aan het departement, 1862 en z.d. 2 stukken
22.
Acte van schenking, verleden voor notaris K.A. Poortman, van de bewaarschool aan de Leliestraat, van Alida Loopuyt aan het departement, 1864; authentiek afschrift, 1922. 1 stuk
23.
Acte van verhuring van een lokaal boven de koopmansbeurs van de gemeente Schiedam aan het departement, afschrift 1911. 1 stuk
24.
Akten van verhuring van de bewaarschool aan de Leliestraat van het departement aan de gemeente Schiedam, afschriften, 1918, 1922. 2 stukken
5. Departementsinstellingen 25.
Statuten en reglementen van de Spaarbank te Schiedam, 1907, 1920 Gedrukt. 2 katernen
26.
Jaarverslagen van de Spaarbank te Schiedam over 1930 en 1933. Gedrukt. 2 delen
II. Bibliotheek 1. Uitgaven van het departement Schiedam 27.
“De slag van Algiers, uitgesproken in de gasthuiskerk te Schiedam op den 26 November 1816 bij gelegenheid der opentlijke feestviering door het Schiedamsch departement der Maatschappij tot Nut van ‟t Algemeen wegens de behaalde zege, door A.N. van Pellecom v.d.m., medebestuurder van het zelve departement”, Schiedam, 1817. 1 deel
28.
“Aan mijne medebestuurders van het Schiedamsch departement der Maatschappij tot Nut van ‟t Algemeen etc.” door A.N. van Pellecom, Schiedam, 1817. In viervoud. 4 stukken
29.
“Zangen bij gelegenheid der feestviering van het vijftigjarig bestaan der Maatschappij tot Nut van ‟t Algemeen op Maandag den 24 November 1834 in de gasthuiskerk te Schiedam door de leerlingen der Stadsarmenschool te zingen”, 1834. 1 katern
30.
“Toespraak ter gelegenheid der feestelijke viering van het honderdjarig bestaan van het departement Schiedam der Maatschappij tot Nut van „t Algemeen”, gehouden 9
TOEGANGSNUMMER 33 door A.A. Beekman, Schiedam, 1898. 1 deel 31.
Gedenkboek van de Spaarbank te Schiedam, 1820-1920, z.p., z.j. 1 deel
32.
Almanak over 1934 van de Spaarbank te Schiedam, 1934. 1 katern
2. Uitgaven van het hoofdbestuur 33.
Wet en huishoudelijk reglement van de Maatschappij, 1915; met alteraties, 1918, 1932, 1938.
34.
Jaarverslagen van het hoofdbestuur, 1922-1939. 1 omslag
35.
Jaarrekeningen en balans van de Maatschappij, 1927-1939. 1 omslag
36.
Verslagen van de Nutscommissie voor onderwijs over 1923-1933. 2 katernen
80.
“Lijst van de departementen der Maatschappij en hunne instellingen”, z.d. 1 katern
81.
Sprekerslijsten voor de jaren 1923-1939. 1 omslag
83.
“Het voorbereidend onderwijs en de kleinkinderbewaarplaatsen in Nederland, bewerkt door de Gemengde Commissie voor Onderwijsbelangen”, Utrecht, 1906. 1 deel
86-89.
“Tot geluk geboren, de opvoeding van het kind van de geboorte tot den schoolleeftijd”, 1927-1937. 4 delen 86. 1927, 1e-5e duizendtal 87. 1931, 36e-40e duizendtal 88. 1929, deel II 89. 1937, deel III
90.
“Na 150 jaar, het Nut nu”, door J. Hovens Greve, (1934). 1 katern
92.
Cursusboekje van de Maatschappij, 1939. 1 deel
93.
“Wat weet gij van het werk der Maatschappij tot Nut van het Algemeen”, Amsterdam, z.d. 1 katern
94.
Tijdschrift “Nutswerk”, 1919-1940. 10
TOEGANGSNUMMER 33 1 pak N.B:
Met hiaten
95-97.
Tijdschrift “Volksontwikkeling”, maandblad van het Nutsinstituut voor Volksontwikkeling, 1924-1936. 3 pakken N.B.: Met Hiaten 95. 1924-1928. 96. 1929-1931. 97. 1932-1936.
98.
Rapporten betreffende de toekomst van het volksonderwijs en het dilettantentoneel (Nutsboekerij nrs. 13, 13a, 15, 17), 1929, 1931, 1938. 1 omslag
3. Overige Nutsuitgaven 99.
Rapport over de stand der volkstuinen in Nederland, opgemaakt door het departement ‟s-Gravenhage, 1914. 1 katern
100.
Huishoudelijk reglement van het district zuidelijk deel van Zuid-Holland, 1916. 1 katern
4. Overige uitgaven 101.
Beschrijving van de film “Naar tropisch Nederland”, uitgegeven door de Polygoon Filmfabriek, (1927). 1 katern
104.
Beschikking van de minister van financiën betreffende de fiscale recherche, 1945. 1 katern
11
TOEGANGSNUMMER 33 BIJLAGE Overgedragen titels uit de handbibliotheek van het departement Schiedam N.B.: Deze titels zijn opgenomen in de bibliotheekcollectie van het Gemeentearchief Schiedam. Aanvragen middels de boeknummers. Volksalmanakken 1859-1892 en Jaarboekjes 1892-1936 van de Maatschappij tot Nut van ‟t Algemeen (1 doos) Boeknummer O 3-1 / 26 J.R. van Harderwijk, “Leerrijk keur uit Benjamin Franklin‟s zedekundige schriften”, Amsterdam, 1843. Boeknummer O 2-5 / 46 A.A. Beekman, “afsluiting en droogmaking der Zuiderzee”, Amsterdam, 1914. Boeknummer O 3-1 / 18 J.H.W. Leliman, “De ontsiering van stad en land en hare bestrijding”, Amsterdam, 1915. Boeknummer O 3-1 / 17 “Gedenkboek Maatschappij tot Nut van ‟t Algemeen, 1784-1934”, Amsterdam, 1934. Boeknummer 11.38 (Studiezaal) Winterboek 1934-1935 - van het Comité voor Arbeid aan Werklooze Intellectuelen, Haarlem 1934. Boeknummer O 3-1 / 2 J. Hovens Greve, “De vrijwillige arbeidsdienst in Duitschland”, overdruk, Amsterdam 1933. Boeknummer O 3-1 / 15 Catalogus van de Gemeentelijke Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Schiedam; geschiedenis en aardrijkskunde, 1954. Boeknummer N 8-3 /23
12