Future Proof for Cure & Care: de inspanningen vanuit de Nederlandse partners Inhoud 1.
Inleiding
2
2.
Toelichting op de verschillende actielijnen
3
3.
Conclusies en aanbevelingen
1
1. Inleiding De zorgsector is een belangrijke economische factor in de Euregio Maas-Rijn. Zeventien procent van de totale werkgelegenheid in de regio wordt in deze sector gecreëerd. Door de demografische evolutie in Europa verwachten we een toenemende behoefte aan zorgverleners. Om de kloof tussen vraag en aanbod te dichten, is er niet alleen instroom van mensen in de sector nodig, maar ook een vlotte doorstroom van medewerkers. Bij de uitvoering van het project ‘Future Proof for Cure and Care’ (FPCC) werd deze uitdaging grensoverschrijdend aangepakt in de regio’s Belgisch-Limburg, Vlaams-Brabant, NederlandsLimburg, Luik, de Duitstalige Gemeenschap en Aken. Op meerdere vlakken werden actielijnen uitgezet, onder meer rond motivatie, werkgeversimago en opleidingen. Het stimuleren van arbeidsmarktmobiliteit is een belangrijk aandachtspunt in de Euregio Maas-Rijn. Die mobiliteit is er steeds geweest, maar per deelregio zijn er grote verschillen daar waar het gaat over de inzet van competenties en de erkenning van kennis en ervaring. Ook de opleidingen zijn verschillend. Zo worden jarenlange buitenlandse ervaring en opleidingen in de eigen regio soms niet erkend of onjuist ingeschaald. De hele Euregio Maas-Rijn staat voor dezelfde uitdagingen. Het heeft dan ook geen zin om in één regio vooruitgang te boeken als die ten koste gaat van de andere regio’s. Om die reden lag een overkoepelende aanpak voor de verdere realisatie van opleidings- en loopbaanmobiliteit voor de hand. Om het project maximale slaagkansen te bieden, werd zowel regionaal als sectoraal te werk gegaan. Nederlands Limburg werd vertegenwoordigd door: Zorg aan Zet, de werkgeversvereniging voor de zorg- en welzijnssector in Limburg Calibris, Kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport Zuyd Hogeschool UWV Werkbedrijf Parkstad Limburg, regionale samenwerking van 8 gemeenten in het zuidoosten van Limburg Vanuit andere regio’s participeerden overheden, opleidingsinstellingen, ziekenhuizen, verplegings- en verzorgingshuizen en de thuiszorg. Hierdoor telde het project in totaal 27 partners. Deze partners hebben elk hun eigen expertise gedeeld in de voor hen relevante actielijnen. Die kruisbestuiving biedt het project een grote meerwaarde. Samen de toekomst creëren in de zorgsector, dat was en is nog steeds de opzet! Doelstellingen De hoofddoelstelling van het project Future Proof for Cure and Care was het realiseren van een Euregionale arbeidsmarktwerking en competentiecampus voor een leven-lang-leren in het kader van zorgopleidingen. In een overkoepelend platform maakte men daarbij gebruik van de bestaande structuren om deze verder te verbeteren. Dit moest leiden tot een broedplaats voor future skills binnen de zorgfuncties en een betere arbeidsmarktwerking die steunt op een positief imago van de zorgsector. Meer concreet zijn de doelstellingen: Realisatie van een grensoverschrijdend samenwerkingsverband tussen diverse partners met een gemeenschappelijke problematiek. Komen tot een leerproces voor de verbetering en aanpassing van zorgopleidingen en de uitoefening van zorgberoepen door de huidige activiteiten te vergelijken (benchmark). Positief positioneren van het imago van zorgberoepen binnen de Euregio. Door een benchmark van de inzet van de verschillende types van zorgfuncties komen tot een effectievere inzet van competenties van zorgverleners in functie van hun taken. Creëren van een Euregionale aanpak voor arbeidsmarktwerking in functie van de knelpunten binnen de zorgberoepen door beroep te doen op elkaars ervaringen en ontwikkelde methodieken. Maar ook door gezamenlijk nieuwe initiatieven te nemen die een meerwaarde zijn in elke regio en door middelen efficiënter in te zetten in een bredere regio. Het vermijden van concurrentie tussen de regio’s en op die manier vermijden van ongelijkheden door een Euregionale aanpak. Stimuleren en mogelijk maken van opleidings- en loopbaanmobiliteit voor zorgfuncties, rekening houdend met het maximaal inzetten op werkgelegenheid binnen de Euregio en hierdoor de reeds bestaande kennis en vaardigheden borgen (kennisbescherming). Omdat de vraag te groot werd geacht om in één keer te beantwoorden, is deze uitgesplitst in een aantal deelvragen. Sommige van deze deelvragen waren voorwaardelijk voor andere deelvragen, met andere woorden: de antwoorden van de ene vraag dienden als basis voor de volgende onderzoeksgroep. Gedurende de looptijd van het project, bleek ook dat sommige vragen
2
elkaar overlapten of dat uitkomsten anders waren dan van tevoren gedacht. Om die reden zijn de oorspronkelijke vragen soms aangepast. De vragen zijn uitgewerkt en onderzocht in de verschillende actielijnen: Actielijn 1: Verdieping partnerschap Actielijn 2: Euregionale monitoringstabel, overzicht van de arbeidsmarktwerking zorgfuncties Actielijn 3: Euregionaal samenwerkingsverband van de opleidingsinstellingen in kader van leven-lang- leren binnen de zorg Actielijn 4: Verhogen van het procentueel aandeel gekwalificeerde beroepskrachten in de zorg Actielijn 5: Creëren van een Euregionaal aanbod van masterclasses Actielijn 6: Marketing en imagobuilding in de zorgberoepen in de Euregio Actielijn 7: Sensibilisering en scholing in de Euregionale opleidingsomgevingen In december 2014 is het project afgerond en zijn de resultaten van de verschillende actielijnen onderling vergeleken en afgewogen. In de conclusie wordt hier nader op ingegaan. Ook wordt in de conclusie teruggekeken op de belangrijkste ervaringen van het totale project. Algemene conclusies Vanuit de Nederlandse regio is een goede kennisuitwisseling geweest m.b.t. een aantal thema’s die voor de duurzaamheid van de zorgsector euregionaal van belang zijn. Het betrof: verbinding zorg en techniek onderwijs, duurzame inzetbaarheid, strategisch leren en opleiden. Uit de samenwerking met de euregionale partners blijkt dat op het gebied van imago van de zorgberoepen Nederland een forse voorsprong heeft op de andere regio’s. Er zijn vooral kennis en best practices overgedragen naar de euregionale partners. Eenzelfde strategische voorsprong geldt ook voor het thema sensibilisering van scholen. 2.
Toelichting op de verschillende actielijnen
Actielijn 1: Verdieping partnerschap Hoewel was besloten met vijf regio’s en 27 partners een project op te starten, ontbrak het aan een duidelijk overzicht met daarin de stand van zaken van kennis van bestaande projecten of acties, regionale beleidsplannen, de situatie op de arbeidsmarkt en de ontwikkelingen binnen de zorgsector. Daarom zijn in iedere regio studiedagen en kennismakingsdagen georganiseerd. Zowel voor de verschillende partners binnen de eigen regio, als voor de regio’s onderling. Tijdens deze dagen zijn kennis en ervaringen uitgewisseld op het gebied van mobiliteit en (cultuur)verschillen tussen regio’s onderling. Actielijn 2: Euregionale monitoringstabel, overzicht van de arbeidsmarktwerking zorgfuncties en Actielijn 3: Euregionaal samenwerkingsverband van de opleidingsinstellingen in kader van leven-lang- leren binnen de zorg Aanleiding Het is voor Nederlandse werkgevers in de zorg- en welzijnssector van groot belang om inzicht te hebben in een vergelijking van zowel functies als opleidingen binnen de euregio om de mobiliteit te kunnen vergroten. Voor de actielijnen 2 en 3 is een overzicht van functies en opleidingen opgeleverd. Deze vergelijkingen zijn overzichtelijk gepresenteerd (zie bijlage 1 en 2) en in de formele project eindrapportage zijn op detailniveau de verschillen in de regio’s beschreven. Voor een grensoverschrijdende arbeidsmarkt is gedegen onderzoek naar de verschillen tussen functies en opleidingen noodzakelijk als basis. Hierbij wordt opgemerkt dat functies en opleidingen snel wijzigen in de tijd waardoor bepaalde gedetailleerde informatie snel verouderd (bijvoorbeeld informatie uit de CAO’s). De houdbaarheid van de (detail-)informatie is daarom beperkt. Bij de initiatie van het project Future Proof for Cure and Care was de verwachting dat er grote tekorten op de arbeidsmarkt zouden ontstaan. De huidige Nederlandse situatie op de arbeidsmarkt laat zien dat de vraag naar zorgpersoneel op lagere niveaus is afgenomen, op hogere niveaus blijft er een behoefte en is instroom ook aanzienlijk toegenomen (+/- 30 %). Tegelijkertijd wordt zittend personeel vanuit de instellingen, waar mogelijk, doorgeschoold naar hogere niveaus. Proces Het proces van samenwerken binnen de werkgroepen van de actielijnen kende een lange aanlooptijd, door cultuur- en taalbarrières. Ook personele wisselingen op sleutelposities droegen niet bij aan een vlekkeloos proces. Toch is er een duidelijke meerwaarde van het project op het gebied van netwerkvorming over de grenzen heen. Ook binnen de ZuidLimburgse regio is de samenwerking tussen de deelnemende partners verbeterd. Duurzaamheid van de inhoudelijke informatie is geborgd door in de einddocumenten linken op te nemen met verwijzingen naar CAO-teksten en opleidingssites (ROC’s, Calibris/SBB en Zuyd).
3
Actielijn 2 In actielijn 2 zijn de functies euregionaal vergeleken. In deze actielijn is een document opgeleverd waarin tot in detail informatie is uitgewisseld. Conclusies: In Nederland en België is functioneel géén verschil tussen de verpleegkundige niveau 4 en niveau 5/6. De primaire arbeidsvoorwaarden in Nederland zijn aantrekkelijk voor verpleegkundigen. Dat blijkt ook uit de positieve cijfers over de grenspendel. De Nederlandse functie verpleegkundig specialist is uniek in de euregio. Het is een extreme doorvoering van functiedifferentiatie maar euregionale arbeidsmobiliteit is bijna niet mogelijk. Binnen de functie van verzorgende hebben de Nederlandse profielen voor deze functie meer technische bevoegdheden dan vergelijkbare functies in de euregio. Deze conclusie heeft consequenties voor de euregionale arbeidsmarkt voor de functie van verzorgende. De behoefte om te pendelen blijkt bij de lagere niveaus niet aanwezig en bij de hogere niveaus slechts in beperkte mate. Actielijn 3 De gedetailleerde vergelijking van de verschillende opleidingsniveaus in EQF (European Qualification Framework = Europees Kwalificatieraamwerk) is nog niet volledig betrouwbaar. Het framework biedt een kapstok maar op nationaal niveau is in alle EMR-landen nog geen duidelijkheid over de precieze indeling. De vergelijking levert wel een schema op waaruit in één oogopslag duidelijk is welke opleidingen op ongeveer welk niveau beschikbaar en uitwisselbaar zijn (zie bijlage1) Voor de opleiding van verpleegkundige bestaat een automatische erkenning, in die zin is er geen formele restrictie ten aanzien van de euregionale mobiliteit. Conclusies: Uit de vergelijkingsdocumenten blijkt dat verpleegkundigen in België en Duitsland meer specifieke verpleegtechnische handelingen in de opleiding leren, die in Nederland juist in de beroepspraktijk of in vervolgopleidingen aan bod komen. In het algemeen wordt bij Nederlandse opleidingen er van uit gegaan dat verpleegtechnische vaardigheden het best aangeleerd worden in de praktijk. Zowel de opleiding op niveau 4 als op niveau 5-6 zorgt ervoor dat de student theoretisch en technisch weet waarom en hoe een handeling uitgevoerd moet worden. Met andere woorden de student is bevoegd na de opleiding om handelingen uit te voeren maar heeft een eigen verantwoordelijkheid om te bepalen of hij ook bekwaam is. De MBO verpleegkundige niveau 4 wordt gelijkgesteld met de opleidingen Altenpflege, Gesundheits- und Krankenpflege en Gesundheits- und Kinderkrankepflege en gebreveteerde. In alle regio’s bestaan opleidingen tot ‘verpleegkundige’ die sterk verschillen in opleidingsduur en in opleidingsinhoud maar die voor de betrokkenen uiteindelijk tot één functie leiden! Zowel in België als in Nederland is er eigenlijk geen verschil tussen de functies die de bachelors en de lager opgeleide verpleegkundigen uitvoeren. Met betrekking tot de bachelor opleidingen is in de analyse vastgesteld dat alle Belgische opleidingen eenzelfde niveau hebben als de Nederlandse Bachelor opleiding. In Noord-Rijn Westfalen heeft de Katholische Fachhochschule Aachen nog maar zeer kort ervaring met de bachelor Verpleegkunde. De professionele masters in Nederland kennen geen vergelijkbare opleidingen in de euregio. In Nederland leren studenten in de opleiding Verzorgende IG niveau 3 meer verpleegtechnische handelingen dan in de euregio. Een gedetailleerde vergelijking van de competenties en handelingen voor de opleidingen verzorgende IG laat zien dat die opleiding een iets hoger niveau inhoudt dan de Belgische opleidingen aide soignant, zorgkundige en Pflegehelfer. Anders dan in de ons omringende regio’s is de afstand tussen de opleidingen Helpende Zorg en Welzijn en de Verzorgende IG groot. De helpende die alleen assisteert en niet zelfstandig taken mag uitvoeren (bijvoorbeeld het toedienen van medicatie) wordt lager opgeleid dan in de ons omringende regio’s. In de drie regio’s in België worden de opleidingen aide familial, verzorgende en Familien- und Senioren Helfer beschouwd als opleidingen met een hoger niveau dan EQF 2. Daarom zijn die opleidingen in bijgevoegd schema door de projectpartners hoger ingeschaald dan de opleiding Helpende zorg & welzijn. Anders dan in Nederland worden de opleidingen van de lagere niveaus in het volwassenonderwijs bijna altijd door de zorginstellingen gegeven. Voor niveau 2 Helpende zorg en welzijn gaat men in Nederland uit van een EQF niveau 2 opleiding. Voor de regio Aachen geldt dat het niveau van de opleidingen Gesundheits- und Pflegenassistent en Altenpflegenhelfer niet zijn vastgelegd in dit project.
4
Erkenning van stagebedrijven Nederland is in de euregio uniek wat betreft de erkenning van stageverlening. Voor MBO beroepsopleidingen is kenniscentrum Calibris verantwoordelijk voor de kwaliteit van de stageplaatsen binnen zorg, welzijn en sport; alleen in een door Calibris erkend leerbedrijf mogen MBO studenten tot en met niveau 4 worden opgeleid. In het project is de kennis die Calibris heeft op dit gebied gedeeld met de euregionale partners. Wijkleerbedrijf Maastricht – Daalhof In Maastricht zijn de voorbereidingen om in de wijk Daalhof een innovatief concept van alternatieve stages op te zetten in volle gang. Het stageconcept WijkLeerbedrijf is een systeem van wijkgerichte stages voor MBO leerlingen niveau 1 en 2. Deze zijn erop gericht om leerlingen vanuit een fysieke locatie in de wijk, begeleid door onderwijs en zorginstelling(en), praktijkervaring in de informele, niet geïndiceerde zorg te laten opdoen. Doel voor de leerlingen is het behalen van een diploma, doorleren of een betaalde baan. Dit concept biedt een oplossing voor: De toenemende vraag naar informele zorg (persoonlijke zorg, huishoudelijke hulp en het gezelschap houden van mensen met beperkingen en mensen die oud, ziek of eenzaam zijn). Hiervoor wordt nu een groot beroep gedaan op mantelzorgers (familie en vrijwilligers), die steeds minder in staat zijn om dit te doen, moeten schipperen met tijd of niet in de buurt wonen. Terugdringen aantal voortijdige schoolverlaters in het MBO door alternatieve, zingevende stageplaatsen waar jongeren ervaring op kunnen doen. Binnen het wijkleerbedrijf zal zorgtechniek geïntegreerd worden in samenwerking met het Centrum voor Innovatief Vakmanschap Zorgtechniek Limburg. De komende jaren wordt techniek in de zorg steeds belangrijker. Enerzijds leidt dit tot een efficiëntere zorgverlening anderzijds bevordert het de zelfstandigheid van mensen. De doelstellingen binnen het wijkleerbedrijf Maastricht zijn: Deelnemers van de opleiding Helpende Zorg en Welzijn in onderwijs en praktijk kennis laten maken met zorgtechnologie. Onderzoek naar de meerwaarde van de inzet van technologie in de thuissituatie (domotica, zorg en monitoring op afstand) om langer zelfstandig functioneren in de eigen woonomgeving te bevorderen. Bezoek studenten Leopoldsburg In het kader van het Euregionale project ‘Future Proof for Cure and Care’ hebben zes Belgische studenten in maart 2014 de Limburgse zorginstelling Sevagram bezocht. De studenten volgen de opleiding Zorgkundige aan het Beroeps Secundair Onderwijs en kregen deze dag inzicht in: De werkwijze van verzorgenden en verpleegkundigen binnen een Nederlandse zorginstelling. De organisatiestructuur van de instelling. De werktijden van een Verzorgende IG en verpleegkundige. De salarissen van een Verzorgende IG en verpleegkundige Welke disciplines er werken binnen de ouderenzorg. Naast theoretische informatie over Competentie Gericht Onderwijs werden de afdeling paramedische dienst en het skillsslab bezocht en waren de studenten aanwezig bij een reflectiemoment van leerlingen op een leerafdeling. EVC Het project FPCC is onder meer opgezet om snellere en slimmere wegen voor zij-instromers en herintreders euregionaal met elkaar te vergelijken. Uit het project blijkt dat met name in België vele verschillende manieren van opleiden bestaan om deze doelgroep te kwalificeren voor de zorgberoepen. Niet alleen vele verschillende manieren maar ook veel verschillende regelgeving. Nederland valt op door een uniforme aanpak in de erkenning van eerder verworven competenties. Nergens in de Euregio zijn procedures voor de erkenning van competenties geformaliseerd. Alleen erkende EVC aanbieders mogen deze trajecten uitvoeren. Aan de partners is de Nederlandse aanpak rondom EVC gepresenteerd. Studentonderzoek naar mobiliteit in de zorgberoepen in de Euregio Onder verantwoordelijkheid en begeleiding van het lectoraat Employability, heeft Zuyd Hogeschool, Faculteit Management en Recht, opleiding People and Business Management, afstudeerrichting Human Resource Management (HRM) met acht groepen studenten in een tijdsperiode van twee keer 10 weken de volgende hoofdvraag geëxploreerd: “Wat zijn voor zorgorganisaties in de Euregio, voor wat mobiliteit betreft, belemmerende en bevorderende factoren op individueel, organisatorisch en Euregionaal niveau?”
5
Deelvragen: Wat zijn belemmerende en bevorderende factoren voor medewerkers in de zorg, om wat werk betreft, Euregionaal mobiel te zijn? Wat zijn belemmerende en bevorderende factoren voor zorgorganisaties om Euregionale mobiliteit te genereren? Wat zijn binnen de Euregio bevorderende en belemmerende factoren om mobiliteit te gaan genereren? De voornaamste overall resultaten naar aanleiding van het explorerend onderzoek zijn: Zorgorganisaties twijfelen over de noodzaak tot euregionale mobiliteit; Zorgorganisaties voeren nauwelijks beleid gericht op euregionale mobiliteit; Voor wat de groep verpleegkundigen betreft blijkt dat de niveaus 4, 5 en 6 in enigerlei mate behoefte lijken te hebben aan euregionale mobiliteit; Euregionale mobiliteit wordt in belangrijke mate beïnvloed door vraagstukken aangaande sociale zekerheid; Zorgorganisaties hebben een gering urgentiebesef voor wat betreft de ontwikkelingen op de euregionale arbeidsmarkt in relatie tot euregionale mobiliteit. De voornaamste overall resultaten naar aanleiding van het toetsend onderzoek zijn: Naar analogie van de resultaten van het eerste onderzoek werd wederom bevestigd dat zorgorganisaties géén urgentiebesef hebben en nauwelijks knelpunten ervaren voor wat betreft het vraagstuk van de personeelsvoorziening; Euregionale diploma-erkenning is een problematisch vraagstuk; Taalbarrières belemmeren euregionale mobiliteit en er is geen aanbod om Euregionale ervaring op te doen tijdens de opleiding; De onderzoeksgroep (verpleegkundigen niveau 4, 5 en 6) is nauwelijks bekend met de invloed op de arbeidsvoorwaarden en wet- en regelgeving in het geval van grensoverschrijdend werken. Opleiden en Leven-lang-leren In de zorg zijn verschillende doelgroepen te benoemen voor een leven-lang-leren. Enerzijds de zorgprofessionals die voortdurend actueel geschoold moeten zijn in het gebruik van innovatieve zorgconcepten en nieuwe technieken en apparaten in de uitvoering van de zorg. Anderzijds zij-instromers die uit een heel ander domein, bijvoorbeeld het technische domein afkomstig kunnen zijn. Toekomstbestendige zorg en een gezonde en duurzame arbeidsmarkt betekent in het kader van dit project voor de Nederlandse partners ook het verkennen van mogelijkheden voor nieuwe opleidingen op het snijvlak van technologie en zorg. Het project biedt het platform om de kennisontwikkeling Euregionaal te delen. Gezien de grote inbreng van technologie in de zorg in de toekomst, is het nu het moment om de technologische componenten in de zorgcurricula en de zorgcomponenten in de technische curricula te ontwikkelen. En ook nu moet onderzocht worden of er een markt is voor een geheel nieuwe opleiding op het snijvlak van technologie en zorg. Zuyd Hogeschool heeft het laatste projectjaar van Future Proof for Cure and Care onder meer gebruikt om met haar partners in de zorg en het onderwijs, een belangrijke eerste stap te zetten naar de integratie van techniek en zorgonderwijs. Deze integratie is uitgezet in twee richtingen namelijk enerzijds naar de bouw van een kennisinfrastructuur en anderzijds naar de inhoud. Doelen voor leven-lang-leren die beoogd worden bij de opbouw van de kennisinfrastructuur zijn: Bijdragen aan een toename van het aantal zorgprofessionals die in staat zijn om nieuwe zorgconcepten, met techniek ondersteund, te ontwikkelen en uit te voeren. Netwerkvorming in de beroepskolom van EQF-niveau 4 tot en met 7, gericht op zorginnovatie en technologie. Inrichten expertgroepen op het gebied van zorgtechnologie in de verschillende opleidingen. Bieden van een platform voor kennisuitwisseling op het gebied van geslaagde, geïmplementeerde vernieuwingen in de zorg. De doelen die beoogd worden met betrekking tot de inhoud van de integratie van techniek- en zorgonderwijs zijn de volgende: Identificatie van het beroeps- en competentieprofiel en van beroepstaken. Vaststelling onderwijskundige en didactische uitgangspunten voor een opleiding zorgtechnicus. Identificatie van nieuwe curriculumonderdelen op het gebied van technologie in de zorg in bestaande opleidingen. Thema-afstemming op gebied van zorgtechnologie en niveaubepaling binnen de thema’s voor alle (zorgtechnologie) opleidingen in de beroepskolom. Blauwdruk ontwikkelen van een nieuwe opleiding “techniek in de zorg” en hiervan afgeleid onderdelen voor om- en bijscholing.
6
Actielijn 4: Verhogen van het procentueel aandeel gekwalificeerde beroepskrachten in de zorg Aanleiding Een gezonde arbeidsmarkt voor de Euregionale zorgsector heeft, door vergrijzing en ontgroening naast “groene instroom” ook behoefte aan zij-instroom. Naast de initiatieven om jongeren te stimuleren om te kiezen voor de zorg, wordt in actielijn 4 juist ingezet op het bevorderen van het instromen, het kwalificeren van zij-instromers en behoud van zittend personeel. Inhoud 1. Leven-lang-leren- doorstroommotivatie: Er zijn in de Euregio reeds tools ontwikkeld om mensen te motiveren tot leven-lang- leren binnen de zorgsector, bijvoorbeeld verkorte trajecten voor mensen die reeds in de zorgsector werken . De Nederlandse partners hebben de andere regio’s bekend gemaakt met verkorte studietrajecten die gericht zijn op zij-instromers zoals de HBOV-VIP opleiding (verkort, innovatief en praktijkgericht) die Zuyd Hogeschool aanbiedt en er is een presentatie van stageconcepten en BBL-varianten verzorgd door kenniscentrum Calibris. Er is een overzicht van de opleidingsstelsels in de verschillende partnerregio’s gemaakt. Op basis van het Nederlandse onderwijssysteem is er een model opgesteld dat conform het Europese Kwalificatiemodel de zorgopleidingen en de toelatingseisen inzichtelijk maakt. Alle regionale modellen zijn aaneen gekoppeld zodat er een totaal model ontstaat waarbij meer inzicht ontstaat voor recruiters van buitenlandse medewerkers als inzicht voor de medewerkers in hun kansen in de Euregio. Naast het Nederlandse zalmmodel en de integratie van de regionale zalmmodellen is er een brochure opgesteld die gebruikt zal worden om kandidaten te informeren over hun mogelijkheden in de Euregio. (bijlagen 3 en 4) Inventarisatie van good practices betreffende campagnes die het leven-lang-leren binnen de zorgsector stimuleren. Voor Nederlands Limburg is de casus ingebracht van de bacheloropleiding Verpleegkunde-duaal VIP van Zuyd Hogeschool. Deze bij uitstek voor volwassenen geschikte HBO-opleiding is verder toegelicht in bijlage 5. 2. •
Zij-instroom stimuleren: Inventarisatie van good practices betreffende campagnes die zij-instroom in de zorgsector stimuleren. Een best practice vanuit Nederland is het behouden van pedagogisch medewerkers in de kinderopvang door begeleiding naar Duitse vacatures (bijlage 6). In het verlengde hiervan is euregionale mobiliteit gestimuleerd door een 20tal stageplaatsen voor studenten pedagogisch werk te werven in de regio Aken. Laatstejaars studenten van de Nederlandse opleidingen Pedagogisch Werk kunnen in deze regio stage- en werkervaring opdoen, waardoor ze na hun opleiding minder belemmeringen ervaren om in de euregio te gaan werken en dus werkeloosheid voorkomen kan worden.
3.
Behoud van personeel in de zorgsector: Overzicht van de redenen waarom werknemers de zorgsector vroegtijdig verlaten in de verschillende partnerregio’s Wat kunnen we hieraan doen?
Op dit vlak is per regio een metastudie uitgevoerd naar publicaties over vertrekredenen van mensen om uit een zorgberoep te stappen. De metastudies van alle regio’s zijn verwerkt naar een document dat inzage geeft in de totale hoofdredenen van vertrek, de regionale verschillen en de oorzaken van deze vertrekredenen. Vanuit regionaal perspectief zijn er vervolgens beleidsadviezen geformuleerd om lokale partners te stimuleren om drempels weg te nemen voor mensen om in de sector te gaan werken en leren. Actielijn 5: Master classes binnen de Euregio Aanleiding Deze actielijn is ingericht om zo de methodiek van masterclasses (een korte cursus gegeven door een expert in een bepaald vakdomein) uit te diepen, naar leervormen (blended learning), naar gewenste huidige en toekomstige onderwerpen en naar de doelgroep van op te leiden professionals in de zorg.
7
Bij de start van het project werd duidelijk dat het niet eenvoudig zou worden om een gezamenlijke visie te ontwikkelen op masterclasses in relatie tot de Euregionale arbeidsmarkt, vanwege het grote aantal partners en de verschillende achtergronden van de partners. Waar de ene partner op zoek was naar kennisuitwisseling over de nieuwste ‘comforttechnieken’, een ander naar ‘Interculturele samenwerking’, bleek de derde juist kennis te willen laten circuleren over de ‘Ethiek in de verpleging’ of ‘Strategisch Leren en Opleiden’. De insteek vanuit de verschillende deelnemers kon ofwel sterk strategisch zijn ingezet ofwel heel operationeel. Inhoud Het aanbod van bestaande masterclasses is in beeld gebracht en gedurende de projectperiode zijn nieuwe masterclasses ontwikkeld. Er worden criteria vastgelegd vanuit het project waaraan masterclasses moeten voldoen binnen de Euregio. De regio Limburg heeft de actielijn masterclasses op twee manieren versterkt. Vanuit het HR-domein met een Masterclass Duurzame Inzetbaarheid (bijlage 7). Vanuit de zorginhoud zijn inleidende colleges en een Masterclass Technologie in de Zorg georganiseerd (bijlage 8). Verder is op nadrukkelijk verzoek van de partners ook nog een Masterclass Evidence Based Practice in het curriculum ontwikkeld. Alle masterclasses zijn afzonderlijk geëvalueerd en hebben dikke voldoendes gescoord.
Actielijn 6: Marketing en imagobuilding in de zorgberoepen in de Euregio en Actielijn 7: Sensibilisering en scholing in de Euregionale opleidingsomgevingen Aanleiding Met deze actielijnen worden leerlingen en werknemers tijdig bewust gemaakt van alle richtingen in het (middelbaar)onderwijs, van de mogelijke tewerkstellingskansen of jobs via diverse kanalen. Hierbij wordt rekening gehouden met de employer branding, de diversiteit aan werkgevers en types van tewerkstelling in de Euregio. Gedurende de overleggen is gebleken dat de regionale verschillen groot zijn. Waar de ene regio met het enthousiasmeren van leren en werken in de zorg nog in de kinderschoenen staat, is in de andere regio reeds een imagocampagne voor studenten operationeel. Inhoud In samenwerking met alle regio’s heeft op 15 mei 2014 een studentuitwisseling plaats gevonden, de zogeheten Euregional Care Experience. Elke regio heeft twee studenten en eventueel een begeleider kennis laten maken met werken in de zorg bij een zorgorganisatie in een andere regio. Tijdens deze activiteit hebben we de doelgroep bewust gemaakt van de Euregionale mogelijkheden en hebben ze kennis gemaakt met de verschillen en de overeenkomsten. Het concept is succesvol gebleken en zeker voor herhaling vatbaar. Deze activiteit werd gezien als een pilot om in de toekomst als terugkomend event meerdere malen per jaar te organiseren. Reactie vanuit de werkgroep Aken: Twee studenten uit Aken hebben een studiebezoek gebracht aan het ZOL in Genk. Ze waren erg enthousiast! Ze spraken de hoop uit dat dit ook na het project nog mogelijk is voor andere studenten. Het was een geslaagde dag en een mooi projectresultaat. Reactie vanuit de werkgroep Vlaanderen: De uitwisseling is zeer goed bevallen en was goed geregeld. De studenten hadden echter meer interactie verwacht met de Nederlandse studenten. Door echt dingen te doen zou deze uitwisseling nog meer toegevoegde waarde krijgen. Reactie vanuit de werkgroep Nederlands Limburg: Het was geweldig, de Nederlandse studenten waren al helemaal enthousiast dat ze op de kinder- en neonatologie-afdelingen mochten meekijken. De leerlingen hebben ook van afdeling gewisseld. De ene student was vooral gericht op allerlei verpleegkundige handelingen terwijl de andere student veel interesse had in het opleidingssysteem in Duitsland. Ook mochten lessen worden bijgewoond zoals pijn(ervaring) en lymfefuncties. De leerlingen gaven aan dat dit een kans was die ze in Nederland niet hadden gekregen omdat de plekken op een kinderafdeling te beperkt zijn voor stage. In Duitsland is het verplicht minimaal een blok van 10 weken op deze afdelingen stage te lopen. Zij vonden m.n. de opbouw van stages en de opleiding interessant en ook een aanrader voor Nederland om hiernaar te kijken. Als verbetervoorstel gaven de leerlingen: een rondleiding door meerdere afdelingen zou mooi geweest zijn; de zorgmomenten/-overdrachten zijn gemist doordat de studenten toch laat op de afdeling begonnen; niet iedereen wist dat de studenten kwamen.
8
3.
Conclusies en aanbevelingen uit de regio Nederlands Limburg
Bij de start van het project werd duidelijk dat het niet eenvoudig zou worden om een gezamenlijke visie te ontwikkelen op de verschillende actielijnen in relatie tot de Euregionale arbeidsmarkt. Dit had te maken met het grote aantal partners en met de verschillende achtergronden van de partners. Aangezien de Limburgse regio onder meer vertegenwoordigd was door de verenigde werkgevers (Zorg aan Zet) was de inzet vanuit Nederlands Limburg meer gericht op het strategisch niveau. In het algemeen heeft, ondanks de grote diversiteit van de deelnemers, het project voor een goede netwerkuitbreiding gezorgd. Daarnaast is er veel meer begrip voor elkaars arbeidsmarktwerking ontstaan. De mate van formele organisatie van strategische allianties verschilt in de Euregio. In Nederlands Limburg worden bijvoorbeeld ten aanzien van thema’s als imagobuilding, gezamenlijke werving voor de sector en afstemming beroepskwalificaties de allianties georganiseerd vanuit de werkgevers of vanuit de ministeries OC&W en VWS. Met andere woorden het publieke domein faciliteert een meer gecoördineerde aanpak op genoemde thema’s. De regio Nederlands Limburg heeft veel kennis kunnen brengen op genoemde thema’s. Future Proof for Cure and Care heeft vanuit haar netwerk een stap in de richting van Euregionale mobiliteit gezorgd voor pedagogisch werkers niveau 3 en 4 tussen de regio’s Zuid Limburg en Aken. Arbeidsmarktontsluiting wordt op basis van deze ervaringen nu ook voorzien voor zorgprofessionals niveau 2 en 3. Het project FPCC heeft echter ook aangetoond dat met name voor de lagere niveaus de diversiteit in opleidingen enorm groot is. Het vergelijken van functie-inhouden en opleidingseisen heeft verschillen in de Euregio zichtbaar gemaakt. Het resultaat geeft de werkgever en werknemer een tool om omissies inzichtelijk te krijgen. Vervolgens kan gerepareerd worden door een extra scholing of training. Theoretisch klopt de geschetste aanpak. De veranderingen in de zorg in de komende decennia zullen echter zo snel gaan dat een Euregionale competentiecampus moeilijk up to date te houden is. De regio Nederlands Limburg beveelt aan om Euregionale mobiliteit te integreren in de beroepshouding en in de opleiding. De studentuitwisseling in de Euregio tijdens het project FPFCC was een groot succes. De kans op natuurlijke arbeidsmobiliteit wordt vergroot door studenten al tijdens hun opleiding stage te laten lopen over de grens en kennis te laten maken met andere culturen. Het verdient aanbeveling om het nu ontstane netwerk in stand te houden. Om zodoende • de reeds opgedane kennis verder te verspreiden, te verdiepen en toe te passen, • structureel studentuitwisselingen te organiseren, • te leren van en geïnspireerd te raken door evenementen in het kader van imagoverbetering van de sector zorg, • ambassadeurspools (voor zover nog niet aanwezig) op te richten en actief te begeleiden, • een overleg in te richten om de werking van het European Qualification Framework te verbeteren, • aan masterclasses/opleidingen/trainingen deel te nemen die kennis en kunde overdragen die van belang zijn voor toekomstbestendige zorg, • deze kennis te borgen in de curricula van onderwijs- en kennisinstituten, • in voldoende stageplaatsen te voorzien en deze ook te accrediteren, • de toegang tot informatie over (het ontwikkelen van) competenties te verbeteren en uit te breiden, • kennis te delen ten aanzien van andere vormen van leren (bijvoorbeeld afstandleren/e-learning, werkplekleren). In het algemeen kan gesteld worden dat kennis van elkaars taal en van elkaars cultuur een vereiste is om over de grens te kunnen werken. Stimuleer daarom taalonderwijs in het zorg- en welzijnsonderwijs. Contactgegevens deelnemende Nederlandse partners: Zorg aan Zet, de werkgeversvereniging voor de zorg- en welzijnssector Limburg: Mevrouw Ina van Haeff Projectcoördinator Email:
[email protected] Telefoon 0475-577555 Calibris, Kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport Mevrouw Mariël Goffin Unitmanager Email:
[email protected] Telefoon 06-20543678
9
Zuyd Hogeschool Mevrouw Sioe li Liem Faculteit Gezondheidszorg Email:
[email protected] Telefoon 06-51663816 UWV Werkbedrijf Mevrouw Danielle Lodder Senior adviseur werkgeversdiensten Email:
[email protected] Telefoon 06-11182546 Parkstad Limburg Mevrouw Bertine Jongerius Bestuursadviseur Email:
[email protected] Telefoon 045-5604717
10