FUNDAMENTELE WAARHEDEN
De Bijbel is ons enig richtsnoer voor geloof en beleven. Deze opsomming van fundamentele waarheden is bedoeld als basis van onze geestelijke gemeenschap, dat wil zeggen dat wij vast aaneengesloten zijn, één van zin, en één van gevoelens (1 Cor. 1:10). Deze verklaring willen wij niet op één lijn stellen met het Woord van God, doch de waarheden, welke hierin naar voren worden gebracht, zijn zeer belangrijk voor de Evangelieverkondiging. De verklaring is ook niet geschreven met het doel alle bijbelse waarheden die er zijn weer te geven, doch slechts om een opsomming van fundamentele waarheden met betrekking tot het bovenomschreven doel te bevatten. De inspiratie van de schriften De Bijbel (zowel het oude als het nieuwe testament) is het door God geïnspireerde Woord en de openbaring van God aan de mens, de onfeilbare en gezaghebbende regel voor geloof, leer en beleven (2 Tim.3:15-17, 1 Thess.2:13, 1 Petr.1:23-25, Hebr.4:12, 2 Petr.1:1921). De enige ware God De enige ware God heeft Zichzelf geopenbaard als de eeuwige, in Zichzelf bestaande ‘IK BEN’, de Schepper en Onderhouder van hemel en aarde en de Verlosser van de mensheid. Hij heeft zich bovendien geopenbaard als Vader, Zoon en Heilige Geest (Deut.6:4, Marc.12:19, Jes.43:10-11, Matth.28:19, Luc.3:22). De Godheid van de Here Jezus Christus en zijn leven De Here Jezus Christus is de eeuwige, eniggeboren Zoon van God, de volkomen Openbaring van de volheid van God (Col.1:19, 2:9). De schriften verklaren: Zijn pre-existentie (Gen.1:26, Col1:15-17) - Zijn maagdelijke geboorte (Matth.1:20, 23, Luc.1:31, 35) - Zijn zondeloos leven (Hebr.7:26, 1 Petr.2:22) - Zijn wonderen (Hand.2:22, 10:38) - Zijn plaatsvervangend sterven (1 Cor.15:3, 2 Cor.5:21, Col.1:20) - Zijn opstanding uit de dood met Zijn verheerlijkt lichaam (Matth. 28:6, Luc.24:39, 1 Cor.15:4) - Zijn verhoging aan de rechterhand van God (Hand.1:9, 11, 2:33, fil.2:9-11, Hebr.1:3) - Zijn alomtegenwoordigheid (Matth. 18:20, Joh. 14:19) - Zijn onbeperkte kracht (Fil.3:21, Openb.1:8, Matth.28:18, 1 Petr.3:22) - Zijn alwetendheid (Joh.16:30, Joh.21:17) De val van de mens De mens werd goed en volkomen geschapen; want God zeide: “Laat Ons mensen maken naar Ons beeld en Onze gelijkenis”. Maar de mens is door vrijwillige overtreding gevallen en werd daardoor onderworpen niet alleen aan de lichamelijke -, maar ook aan de geestelijke dood, de eeuwige scheiding van God (Gen.1:26-27, 2:17, 3:6, Rom.5:12-19). De redding van de mens De enige mogelijkheid om tot een volkomen verlossing voor de mens te komen, is deze te ontvangen op grond van het vergoten bloed van Jezus Christus, de Zoon van God (Rom.3:23-26). Voorwaarden voor de redding De redding wordt ontvangen door berouwvolle bekering tot God, tot vergeving van zonden en persoonlijk geloof in de Here Jezus Christus. Door het bad der wedergeboorte en vernieuwing door de Heilige Geest, gerechtvaardigd door genade, door het geloof wordt de mens erfgenaam van God, overeenkomstig de hoop van het eeuwige leven (Luc.24:27, Joh.3:3, Rom.8:17, 10:13-15, Ef.2:8, Tit.2:11, 3:5-7). F UNDAM ENT EL E W AARHEDEN PINKST ERG EM EENT E F IL ADEL F IA DEVENT ER 1 u i t g e we r k t e v e r s i e j u l i 2 0 0 2
De bewijzen van de redding Het innerlijke bewijs van de redding is het directe getuigenis van de Geest (Rom.8:16). Het uiterlijke, zichtbaar voor de mensen, is een leven van gerechtigheid en ware heiligheid (Ef.4:24). De instellingen van de Here voor zijn gemeente: de doop in water: De doop door onderdompeling wordt in de schriften bevolen. Allen, die zich werkelijk bekeren en geloven in Christus als Heiland en Heer, behoren in gehoorzaamheid aan het bevel van de Heer, en in navolging van Hemzelf, gedoopt te worden. Door dit te doen, verklaren zij dat zij met Christus gestorven zijn en dat zij ook met Hem zijn opgewekt om in nieuwheid des levens te wandelen (Matth.3:16, 28:19, Marc.16:16, Hand.8:36-37, 10:47-48, Rom.6:4). Het Heilig Avondmaal: bestaande uit brood en de vrucht van de wijnstok, is het symbool, dat onze deelgenootschap aan de goddelijke natuur van onze Here Jezus Christus uitdrukt, aan zijn lichaam en zijn bloed (2 Petr.1:4). Een gedachtenis aan zijn lijden en dood ter verkondiging hiervan (1 Cor.11:26). Alle gelovigen nemen na zelfonderzoek er aan deel, “totdat Hij komt”. De doop in de Heilige Geest. Alle gelovigen mogen aanspraak maken op de belofte van de Vader en behoren haar vurig te verwachten en ernstig te zoeken, namelijk de doop in de Heilige Geest en met vuur, overeenkomstig het bevel van onze Here Jezus Christus en van Hemzelf te verwachten (Matth.3:12). Dit was de normale ervaring van de gehele oorspronkelijke christelijke gemeente. Daardoor wordt de gelovige bekleed met de kracht uit de hoge voor een leven met God en voor de dienst van de Heer en ontvangt men uitingen van de Geest tot opbouw van de gemeente (Luc.24:49, Hand1:4, 8, 1 Cor.12:1-31, 14:1-40). Deze wonderbare ervaring wordt onderscheiden van en volgt op de ervaring van de wedergeboorte (Hand.8:12-17, 10:44-46, 15:7-9, 19:1-7). Met de doop en de Heilige Geest komen nieuwe, geestelijke ervaringen, zoals: een overvloeiende volheid van de Geest (Joh.7:37-39, Hand.4:8), een diepere eerbied voor God (Hand.2:43, Hebr.12:2-8), een diepere toewijding aan God en zijn werk (Hand.2:42) en een grotere werkzame liefde voor Christus en zijn gemeente, voor zijn woord en voor de verlorenen (Marc.16:20). Het waarneembare teken van de doop in de Heilige Geest De volkomen voltrekking van deze doop in de Heilige Geest wordt onder andere bewezen door het teken van het spreken in nieuwe tongen, zoals de Heilige Geest geeft uit te spreken, en de daaropvolgende openbaring van kracht in het getuigenis en in de dienst van de Heer (Hand.1:8, 2:4, 42-43, 10:44-46, 11:14-16, 15:7-9, 19:2, 6). De heiliging des levens De weg der heiliging is een voortdurende afscheiding van datgene dat zondig en onrein is en een voortdurende toewijding aan God en is niet identiek aan de doop in Gods Geest (Rom.12:1-2, 1 Thess.4:3-8, 5:23, Hebr.13:12). De heilige schrift leert een leven van “heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien” (Hebr.12:14). Door de kracht van de Heilige Geest zijn wij in staat het bevel te gehoorzamen: “Weest heilig, want Ik ben heilig” (1 Petr.1:15-16). Heiligmaking is de wil van God voor alle gelovigen en moet ernstig gezocht worden door te wandelen in gehoorzaamheid aan Gods Woord. De heiliging wordt in de gelovige tot werkelijkheid, doordat hij zich één weet met Christus in zijn dood en opstanding en dagelijks F UNDAM ENT EL E W AARHEDEN PINKST ERG EM EENT E F IL ADEL F IA DEVENT ER 2 u i t g e we r k t e v e r s i e j u l i 2 0 0 2
leeft vanuit deze eenheid, terwijl hij zich in alles voortdurend laat beheersen door de Heilige Geest (Rom.6:11-13, 8: 1, 2, 13, Gal.2:20, 5:22-24, Fil.2:12-13). De gemeente De gemeente is het lichaam van Christus (waarvan Hij zelf het hoofd is), een woonstede Gods in de Geest met goddelijke bepalingen voor de vervulling van haar grote opdracht. Elke gelovige, geboren uit de Geest, is ten volle een deel van de feestelijke en plechtige vergadering, de gemeente der eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen (Ef.1:22-23, 2:19-22, 3:10, Hebr.12:22-23).
F UNDAM ENT EL E W AARHEDEN PINKST ERG EM EENT E F IL ADEL F IA DEVENT ER 3 u i t g e we r k t e v e r s i e j u l i 2 0 0 2
Ambten, bedieningen en de geestelijke gaven De nieuwe testamentische ambten van apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars (Ef.4:11, 1 Cor.12:28) zijn door God zelf ingesteld om de gelovigen tot volmaaktheid te leiden door het werk der bedieningen en de opbouw van het lichaam van Christus. Een door God geroepen en schriftuurlijk bevestigde bediening is door de Heer geschonken voor het tweeledig doel: de evangelisatie van de wereld en de opbouw van het lichaam van Christus, zichtbaar gemaakt in de plaatselijke gemeenten. De opdracht tot evangelisatie van de wereld door de prediking van Jezus Christus en het koninkrijk van God aan de ganse mensheid is ons gegeven met de zekere belofte dat de Here zal medewerken en het woord zal bevestigen met tekenen en wonderen die daarop zullen volgen, als zijnde de kracht van de toekomende eeuw, bestaande uit het uitwerpen van demonen, genezing van zieken door handoplegging, het spreken in nieuwe tongen en vele andere krachten (Marc. 16:17-20, Joh.14:12, Hand.3:6, 4:30, 5:12-16, 8:5-7, 14:3, Hebr.6:5). De opdracht tot opbouw van het lichaam van Christus kan niet geschieden buiten de zichtbare gestalte van een plaatselijke gemeente om. De plaatselijke gemeenten worden door haar ambten (in het bijzonder door oudsten en diakenen), bedieningen en uitingen des Geestes: gesticht, geordend, verbeterd, uitgebreid, bevestigd en in gereedheid gebracht voor de wederkomst van haar opperherder Jezus Christus (1 Petr.5:1-4, Hand.14:22-23, 20:28-32, Tit.1:5-9, 2 Tim.2:2, Ef.5:27). De geestelijke gaven, toebedeeld door de Heilige Geest gelijk Hij wil, hebben haar belangrijke plaats in het lichaam van Christus - de gemeente - om tot de vervulling van beide bovengenoemde opdrachten te komen (1 Cor.12:1-11, 14:12). Goddelijke genezing Goddelijke genezing is een belangrijk deel van het evangelie. De genezing van ziekten en de bevrijding uit de macht van satan wordt verkregen door de verzoening en is het voorrecht voor alle gelovigen (Jes.53:4-5, Matth.8:16-17, Marc.16:17-18, Joh.5:14, Ex.15:26b). De gezegende hoop De lichamelijke opstanding van hen die in Jezus Christus reeds ontslapen zijn en nu de tegenwoordigheid van de Heer smaken, tezamen met de lichamelijke verandering van hen die leven en overblijven tot de wederkomst van Jezus Christus, is de heerlijke en gezegende hoop van de gemeente (1 Thess.4:14-18, Rom.8:23, Tit.2:13, 1 Cor.15:51-52, Fil.1:23, 2 Cor.5:1, 8). De duizendjarige regering van Jezus Christus De tweede komst van Christus houdt de opname van de heiligen in, onze zalige hoop, gevolgd door de zichtbare wederkomst van Christus met zijn heiligen om duizend jaren op aarde te regeren (Zach.14:5, Matth.24:27, 30, Openb.1:7, 19:11-14, 20:1-6). De duizendjarige regering zal de redding zijn van het nationale Israël en de totstandkoming van algehele wereldvrede (Ezech.37:21-22, Zef.3:19-20, Rom.11:25-27, Jes.11:6-9, Psalm 72:38, Micha 4:3-4). Het laatste oordeel Er zal een eindoordeel plaatsvinden, waarvoor voor de ongeredde doden tot opstanding zullen komen en naar hun werken beoordeeld worden. Degenen die niet bevonden worden geschreven te zijn in het Boek des Levens, zullen tezamen met de duivel en zijn engelen, het beest en de valse profeet worden overgegeven aan de eeuwige straf in de poel van vuur en zwavel, de tweede dood (Matth.25:46, Marc.9:43, Openb.19:20, 20:11-15, 21:8). De nieuwe hemelen en de nieuwe aarde F UNDAM ENT EL E W AARHEDEN PINKST ERG EM EENT E F IL ADEL F IA DEVENT ER 4 u i t g e we r k t e v e r s i e j u l i 2 0 0 2
“Wij verwachten, naar zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont” (2 Petr.3:13, Openb.21:1).
F UNDAM ENT EL E W AARHEDEN PINKST ERG EM EENT E F IL ADEL F IA DEVENT ER 5 u i t g e we r k t e v e r s i e j u l i 2 0 0 2