HALVE
HALVE EN HELE EN HELEWAARHEDEN
WAARHEDEN
over veilig voedsel
Verantwoordelijke uitgever: Marc Vandercammen, OIVO, Stichting van openbaar nut, Riddersstraat 18 te 1050 BRUSSEL Depotnummer: 2004-2492-88 © OIVO De meeste foto's zijn eigendom van het Voedselagentschap
2005 Gerealiseerd met de steun van de Koning Boudewijnstichting
INLEIDING
INLEIDING
n grapjes zit altijd wel een grond van waarheid. Wie zei dat "het leven een dodelijke ziekte is", sloeg eveneens een nagel op de kop. Elke dag brengen we onszelf in gevaar: vrijwillig met extreme sporten, tabak, alcohol... of onvrijwillig in het verkeer, met ongevallen, met stress... De risico's die aan de voeding verbonden zijn, vallen in die tweede categorie. Ze zijn dan wel zeldzaam geworden in onze contreien, maar het is nog niet zolang geleden dat ze courant voorkwamen. De levensstandaard had indertijd zelfs weinig invloed op deze ongevallen. Gewoon volk, rijke burgers en zelfs hooggeplaatste personen (tot koningen van Frankrijk toe!) zijn ten onder gegaan aan voedselvergiftigingen. Natuurlijk bestond er toen ook al een begin van reglementering en controle, maar dat was niet zeer efficiënt. Begrijpelijk: men wist van niets; de risico's die aan voedsel verbonden zijn, waren niet bekend. Het was wachten op Pasteur en zijn ontdekkingen met betrekking tot de
I
Werkten mee aan het schrijven van de teksten • Vanwege het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties - OIVO : Ingrid VANHAEVRE, Bernadette PIRSOUL, Monique VAN PEER; • Vanwege het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen FAVV : Pierre CASSART, Pascal HOUBAERT; • Vanwege de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu : Laurence DOUGHAN; • Vanwege de Federatie Voedingsindustrie - Fevia : Siska POTTIE; • Vanwege de Beroepsvereniging van Mengvoederfabrikanten - BEMEFA : Karlien KELGTERMANS
microben alvorens stilaan een specifieke theorie over voedselhygiëne vorm begon te krijgen. Maar de vooruitgang die toen in anderhalve eeuw tijd werd geboekt, was enorm: denk maar aan het pasteuriseren, het steriliseren, het koel bewaren, enz. Al die technieken waar we vandaag zo mee vertrouwd zijn, bestaan nog niet zo bijzonder lang. Nu mogen we veralgemenen en beweren dat onze voeding in haar geheel gezond is, dat de producenten grote inspanningen leveren en dat de burgers over het algemeen vertrouwen mogen hebben in wat op hun bord terechtkomt. Er blijven echter soms nog ongevallen mogelijk, maar die zijn veeleer het resultaat van vergissingen of fouten dan van opzettelijke fraude of vervalsingen. Hier bij ons houden de ernstigste risico's meer verband met de overconsumptie van voeding (in tegenstelling tot de derdewereldlanden) en zijn gevaren in verband met slechte bewaarpraktijken of het verkeerd gebruik van voedingsmiddelen eerder zeldzaam.
3
INHOUD
Het doel van deze gids in 47 vragen bestaat erin het onvoorspelbare gedeelte van de aspecten van de voedselconsumptie nog verder terug te schroeven. Met dat doel voor ogen stellen de vorsers elke dag nieuwe hulpinstrumenten op punt: de controles gebeuren hoe langer hoe frequenter en gerichter; de laboratoria sporen de bacteriën, smetstoffen, vervuilende stoffen... op; kwaliteitsorganismen waarborgen de oorsprong van de bestanddelen;... Maar hoe komt het dan dat er nog zoveel crisissituaties zijn? De allereerste reden is: hoe meer men zoekt, hoe meer men vindt! Het is dus normaal dat er anomalieën ont-
dekt worden waarvan men tot voor kort nog niets afwist. En een andere reden is dat nu het voorzorgsprincipe wordt toegepast. Dit principe vertrekt steeds vanuit de bescherming van de consument: de bescherming van de volksgezondheid zal altijd meer doorwegen dan de economische en andere wetmatigheden. Beklemtonen dat alles perfect is op het vlak van voedselveiligheid zou een leugen zijn. De schrijvers van deze brochure kunnen bevestigen dat er heel wat menselijke en materiële middelen worden ingezet om de bevolking een veilige en kwaliteitsvolle voeding te verzekeren.
INHOUD INLEIDING
3
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Alle E-nummers zijn gevaarlijk. Bewaarmiddelen zijn ongezond. Groenten en fruit bevatten te veel resten van pesticiden. Het hormonenprobleem is nog steeds niet onder controle Vis eten is niet meer gezond. Pistachenoten kunnen gevaarlijk zijn. Nitraten zijn gevaarlijk voor de gezondheid.
7 7 8 9 9 11 11
8. 9. 10. 11.
Wij eten toch zieke dieren op. De gekkekoeienziekte bij runderen zal nooit worden opgelost Als een dier besmet is met BSE, dan maakt men de hele veestapel af Er worden maximale inspanningen geleverd om de kans op de ziekte van Creutzfeldt-Jakob te beperken. Waarom vaccineert men niet gewoon alle gevogelte tegen vogelpest!? Van rauw vlees krijg je een lintworm (taenia). Ik zou het vlees van varkens met varkenspest kunnen eten zonder risico. Ik kan vogelgriep krijgen door kippenvlees te eten.
12 13 14
12. 13. 14. 15.
16. 17. 18. 19. 20.
4
14 15 16 17 18
Het eten van orgaanvlees is te vermijden. Als voedsel onveilig is, zie en ruik je dat. Een salmonellabesmetting kan mij niet overkomen. Kip is het gevaarlijkste vlees. Kinderen en zwangere vrouwen mogen geen rauwmelkse kazen eten. 21. Het is af te raden om rauwe eieren te eten.
19 19 20 21
22. Biologische voeding is even veilig als niet-biologische. 23. De industrialisering van onze voedselproductie zorgt voor onveiligheid. 24. Rechtstreeks kopen bij de producent is veiliger!
24
22 22
25 25
5
25. Genetisch gemanipuleerde levensmiddelen zijn gevaarlijk voor onze gezondheid. 26. Er wordt van alles en nog wat verwerkt in voeders voor kippen, varkens, runderen en andere landbouwdieren. 27. In de verwerking van grondstoffen tot mengvoeder mag en kan blijkbaar alles, ze worden toch niet gecontroleerd. 28. Voedselbestraling zou moeten worden verboden want dat is gevaarlijk voor de mens. 29. De gelabelde voedingsproducten zijn veiliger dan die zonder label. 30. 31. 32. 33. 34. 35.
De overheid is verantwoordelijk voor de voedselveiligheid Er zijn niet voldoende controles. De autocontroles verzekeren meer veiligheid dan de wettelijke norm Voedselveiligheid tegen elke prijs. De producten afkomstig van derde landen zijn minder veilig. Wanneer de normen overschreden worden, is een product gevaarlijk voor de volksgezondheid. 36. Wild wordt minder gecontroleerd dan ander vlees.
26 27
1. Alle E-nummers zijn gevaarlijk.
28
Vooraleer ze worden toegelaten, hebben alle additieven (E-nummers) een wetenschappelijke beoordelingsprocedure doorlopen. Als ze veilig blijken te zijn, krijgen ze een E-nummer en wordt besloten in welke voedingsmiddelen en in welke concentratie ze gebruikt mogen worden. Naast voedselveiligheid wordt ook gekeken of het gebruik niet kan leiden tot misleiding van de consument en of het gebruik echt wel nuttig/nodig is. Bijvoorbeeld bij het inblikken van voedsel een bewaarmiddel toevoegen zonder dat dit vereist is omdat inblikken samengaat met sterilisatie. Alleen dan worden ze opgenomen in de positieve lijst van toegelaten additieven. Er zijn vele additieven die geïsoleerd worden uit natuurlijke producten. Het zijn additieven omdat ze zo puur geïso-
29 30 31 31 33 33 34 34 36
37. Beschadigde blikken kopen we best niet. 37 38. De optimale temperatuur in de koelkast is 4°C. 37 39. Producten die een hele nacht op kamertemperatuur hebben gestaan, kunnen zonder risico de volgende dag worden opgegeten. 38 40. Een product moet zo snel mogelijk ontdooid worden. 39 41. Een goede keukenhygiëne betekent af en toe de koelkast uitwassen, geregeld handen wassen. 39 42. Kruisbesmetting komt door contact van rauw vlees met reeds bereide waren of koude gerechten. 40 43. De meeste voedselvergiftigingen ontstaan in de keuken thuis. 41 44. Als ik voedsel maar goed genoeg opwarm, gaan alle bacteriën dood. 42 45. Een voedingsproduct dat op de barbecue gebakken is, is niet goed voor de gezondheid. 42 46. Wanneer een levensmiddel over zijn vervaldatum is, is het een gevaar voor mijn gezondheid. 43 47. Een ontdooid product mag nooit opnieuw ingevroren worden. 44
VROEGER ATEN WE BETER NUTTIGE ADRESSEN 6
45 46
leerd of geconcentreerd zijn, speciaal om meer effect te hebben; daarom kunnen ze niet meer als gewone ingrediënten beschouwd worden. Daarnaast zijn er ook synthetische additieven die ofwel natuuridentiek ofwel artificieel zijn. De natuuridentieke zijn chemisch gelijk aan stoffen uit de natuur en de synthetische zijn gebaseerd op nieuwe moleculen die niet in de natuur voorkomen. Alle additieven moeten dezelfde veiligheidsbeoordeling doorlopen, ongeacht of ze natuurlijk, synthetisch of artificieel zijn. Er wordt geen onderscheid gemaakt vanuit wetenschappelijk oogpunt. Het feit dat er een E-nummer is toegekend, garandeert dat het additief mag gebruikt worden en veilig bevonden werd.
2. Bewaarmiddelen zijn ongezond. Bewaarmiddelen werden altijd al gebruikt (denk maar aan zout, suiker, azijn...). Deze maken dat levensmiddelen langer houdbaar zijn. Ons huidig leefpatroon (minder vaak aankopen doen, een langere voedingsproductieketen...) leidt tot het gebruik van meer bewaarmiddelen van de nieuwe
generatie.(Bijv. in fijne vleeswaren wordt altijd nitriethoudend zout gebruikt om te pekelen. Natrium- en kaliumnitraten (E 249 tot E 252) worden toegevoegd. Deze bewaarmiddelen zijn nuttig omdat ze de ontwikkeling afremmen van ziekmakende
7
bacteriën zoals stafylokokken en de botulisme bacterie.) De bewaarmiddelen helpen om voedselvergiftigingen te voorkomen. Ze zijn geen vervangmiddel voor een hygiënische productie, maar een hulp om de voedselveiligheid langer te garanderen. Een grotere variatie in voedselaanbod is mogelijk dankzij het
gebruik van bewaarmiddelen. Hierdoor kunnen immers levensmiddelen van over de helel wereld in theorie overal worden verhandeld.
2002. Het gaat om levensmiddelen die op de Belgische markt te vinden zijn en die zowel van Belgische oorsprong als van andere Europese en niet-Europese landen afkomstig zijn.
Er worden ook andere bewaarmethodes gebruikt die geen toevoeging van bewaarmiddelen vergen (diepvriezen, drogen, bewaring in blik,...).
Op de 1.250 stalen werden 52 overschrijdingen van het maximaal toegelaten residugehalte gevonden (4,2%). De belangrijkste vastgestelde overtredingen betroffen selder, druiven, veldsla, Spaanse peper, mandarijnen en bonen.
4. Het hormonenprobleem is nog steeds niet onder controle. 3. Groenten en fruit bevatten te veel resten van pesticiden. Pesticiden worden ingezet om parasieten en plantenziekten te bestrijden en dragen zo bij aan de voedselbevoorrading. Soms gebeurt de behandeling nadat de producten zijn geoogst, zoals voor het bewaren van groenten of om het kiemen van aardappelen te voorkomen. Een keerzijde van de medaille is de mogelijkheid dat ze residuen in de voeding achterlaten. Er worden dan ook grenzen (normen) vastgelegd voor de maximale hoeveelheid residuen (MRL, Maximum Residu Level) die mag worden aangetroffen. Deze limieten worden in de eerste plaats vastgesteld in functie van de onschadelijkheid voor de veiligheid van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen en doorgaans strenger gemaakt rekening houdend met het nuttig gebruik van de pesticiden. Bij het opstellen van de normen wordt er 8
nagegaan of ze geen enkel risico inhouden voor de consument, zowel op korte als op lange termijn. Er worden dus normen opgesteld om de volksgezondheid te vrijwaren, maar ook om goede landbouwpraktijken te doen nastreven. Wanneer een norm wordt overschreden, betekent dat nog niet automatisch dat er een gevaar is voor de consument. In de Code voor de Goede Landbouwpraktijken (CGLP) is het terugdringen van de chemische middelen één van de streefdoelen. En dat moet gebeuren op vrijwillige basis door de producent (autocontrole). In het jaarrapport 2003 van het Voedselagentschap staan de resultaten van de overheidscontroles op residuen van pesticiden in groenten en fruit voor
België heeft een lange en pijnlijke strijd tegen het illegaal gebruik van hormonen en groeistimulatoren achter de rug. Onze wetgeving inzake hormonen is streng, mogelijk zelfs de strengste in Europa. Sinds midden de jaren ’90 wordt deze strijd gecoördineerd door de Interdepartementale Cel Residuen, waarin verschillende secties van meerdere overheidsdiensten vertegenwoordigd zijn. De Multidisciplinaire Hormonencel is belast met de coördinatie van de verschillende bevoegde inspectie- en politiediensten.
De voorbije jaren deed zich een zichtbare daling voor in de positieve resultaten op het vlak van bevestigd gebruik of bevestigde aanwezigheid van verboden producten. De overheid zit echter niet stil, in het besef dat de verleiding om te frauderen blijft bestaan. Daarom blijft ze zeer waakzaam en stelt ze nieuwe opsporingsmethodes op punt die gesofisticeerder zijn en meer gericht werken, teneinde de criminele circuits te ontmantelen.
5. Vis eten is niet meer gezond. Vis is een gezonde bron van eiwit. Magere vis is bovendien vetarm. Vette vis bevat wel vet, maar dit is nog altijd heel wat minder in vergelijking met andere levensmiddelen zoals bijvoorbeeld vlees.
Ze bevatten bovendien weinig verzadigde vetzuren en wel veel van de goede omega-3-vetzuren EPA en DHA. Deze vetzuren zijn essentieel voor onze gezondheid. De Hoge Gezondheidsraad beveelt aan tweemaal per 9
week vis te eten en te variëren naar soort vis en herkomst. Vis kan echter kwik en dioxines bevatten. Daarom is het voor zwangere vrouwen en kleine kinderen belangrijk niet te overdrijven met bijvoorbeeld zwaardvis, tonijnsteak, haring of paling. Wanneer men gevarieerd eet, is er ook voor de risicogroepen geen probleem. Uiteraard wordt vis ook gecontroleerd: het maximumgehalte voor kwik, PCB’s en dioxines mag niet overschreden worden. En dat gebeurt maar uiterst zelden. Mensen die desondanks toch ongerust zijn of moeite hebben om tweemaal per week vis te eten en toch genoeg omega-3-vetzuren willen in-
10
nemen, kunnen kiezen voor voedingsmiddelen die van nature (of indirect via het veevoeder) rijk zijn aan vetzuren (zoals koolzaadolie, sojaolie, sommige eieren en melksoorten...) of voor verrijkte levensmiddelen (zoals sommige margarines) of nog voor gezuiverde voedingssupplementen (capsules met visolie of met olie van plantaardige oorsprong). Consumententip: eet tweemaal per week vis en kies voor afwisseling tussen vette en magere vis, tussen vissoorten en herkomst van de vis. In het algemeen is het risico dat men loopt door te weinig vis te eten groter dan het risico door de ongewenste stoffen in de vis.
6. Pistachenoten kunnen gevaarlijk zijn. Juist. In tropische of subtropische klimaten kan de schimmel Aspergillus flavus pistachenoten of pinda's aantasten en de kankerverwekkende aflatoxine produceren. Deze gevaarlijke natuurlijke stof wordt niet vernietigd tijdens het roosteren van deze droge vruchten. Voorbeeld bij uitstek zijn de pistachenoten, die niet altijd veilig zijn (wellicht omdat het zo
vochtig is in de opslagplaatsen in de havens van export). Aan de buitengrenzen van de Europese Unie gebeuren grondige controles van elke risicopartij noten. Deze problematiek is een voorbeeld van risico’s van natuurlijke oorsprong. Zo zijn er nog voorbeelden te noemen, vaak verbonden met schimmels.
7. Nitraten zijn gevaarlijk voor de gezondheid. Nitraat is voor planten het belangrijkste voedingselement dat ze opnemen uit de bodem om te groeien. De plant zet nitraat om in eiwitten, die mens en dier dan weer nodig hebben om zich te voeden en te groeien. Nitraten zijn dus niet gevaarlijk voor de mens. Daar komt nog bij dat een groot deel via de nieren met de urine uitgescheiden wordt. Maar wanneer men groenten eet die niet meer vers zijn, kan het nitraat ondertussen zijn omgezet in nitriet, dat wel gevaarlijk is. Nitraten zijn geen probleem voor wie gevarieerd groenten eet. Zoals altijd ligt de tolerantiegrens anders bij gezonde mensen dan bij andere die aandoeningen hebben zoals maagproblemen. De rechtstreekse inname van nitriet uit voeding is laag. Normaal bevatten
groenten en fruit geen nitriet, maar door rotting kan het nitraat in nitriet worden omgezet. In tegenstelling tot nitraat wordt nitriet nauwelijks uitgescheiden. Bij een volwassene wordt nitriet slechts gevaarlijk als het zich met eventueel in de maag aanwezige aminozuren verbindt en zo nitrosamines vormt, waarvan proeven hebben aangetoond dat ze kankerverwekkend zijn. In sommige vleesbereidingen wordt nitriet toegevoegd ter voorkoming van bacteriën en om het gevaar voor botulisme (een vergiftiging door het eten van geïnfecteerde spijzen) te bezweren. De reglementering is voldoende streng om risico’s voor de volksgezondheid uit te sluiten.
11
8. Wij eten toch zieke dieren op Neen, wanneer een dier ziek is, mag het niet geslacht worden voor consumptie en wordt het vlees ervan dus niet verkocht. In het slachthuis worden zieke dieren wel geslacht, maar er wordt beslag op gelegd en ze worden vernietigd in een verbrandingsoven. Het vlees komt dus niet in de voedselketen. Elk dier wordt in het slachthuis onderzocht vóór het slachten (ante mortem onderzoek) en het karkas wordt door een dierenarts getest (post mortem onderzoek). Elk dier kan uiteraard ziek worden en mag daartegen behandeld worden. De lijst van geneesmiddelen die voor
dierenziekten gebruikt mogen worden, zijn niet dezelfde als in de humane geneeskunde. Ze zijn bij wet omschreven. De verantwoordelijke voor de dieren, of het nu de landbouwer of vetmester of handelaar is, moet een wachttijd respecteren als het dier met geneesmiddelen behandeld wordt. Deze wachttijd ligt vast voor elk product. Wanneer in het slachthuis een vermoeden bestaat dat een dier is behandeld geweest, dan wordt een analyse uitgevoerd naar residuen van de geneesmiddelen. Positieve analyses leiden tot extra controles. Elk landbouwbedrijf moet trouwens een
geneesmiddelenregister bijhouden, waarin dagelijks genoteerd moet worden wat er met de geneesmiddelen in voorraad gebeurd is.
9. De gekkekoeienziekte bij runderen zal nooit worden opgelost. Na de eerste ontdekking van de gekkekoeienziekte in Groot-Brittannië in 1986 brak in dat land een ware epidemie uit. Het totaal aantal besmette dieren steeg voortdurend tot in 1992 (zowat 37.000 stuks in Groot-Brittannië), maar gaat sindsdien in dalende lijn. Sinds de systematische opsporing in ons land bestaat, werden 46 gevallen bij runderen geregistreerd in 2001, maar sedertdien neemt het aantal besmette dieren continu af. In 2003 werden in België nog 15 dieren positief bevonden. Er werden maatregelen getroffen om de BSE-epidemie in Europa in te dijken. Jammer genoeg worden die maatregelen niet in alle landen van de wereld toegepast. • Het voederen van alle landbouw- en huisdieren met beendermeel werd totaal verboden. • Bepaalde weefsels die een risico kunnen vormen voor BSE-besmetting bij de mens (gespecificeerd risi-
12
Ook moet elk bedrijf een vaste dierenarts hebben die belast is met het toezicht op de gezondheidstoestand van het landbouwbedrijf.
comateriaal genoemd), moeten verwijderd worden uit de voedselketen. Het gaat bijvoorbeeld om hersenen van volwassen herkauwers, ruggenmerg (niet te verwarren met beendermerg, zie ook vraag 11),... • Sinds begin 2001 worden de risicorunderen, onder meer alle dieren die ouder zijn dan 30 maanden, bij de slacht verplicht getest op BSE. Een gelijkaardig actief bewakingssysteem werd opgezet voor scrapie bij schapen. • Elke BSE-verdenking moet gemeld en geregistreerd worden zodat het verloop van het aantal besmettingen kan worden in kaart gebracht en bestudeerd. Al deze maatregelen hebben ervoor gezorgd dat het aantal besmette dieren sterk is teruggelopen en dat het vlees van besmette dieren niet meer in de voedselketen kan terechtkomen. We moeten echter betreuren dat spontane gevallen van BSE nog altijd sporadisch kunnen blijven opduiken. 13
10. Als een dier besmet is met BSE, dan maakt men de hele veestapel af. Neen, nu niet meer. Enkel de runderen die behoren tot dezelfde cohorte als een besmet dier, worden geslacht en vernietigd in een erkend beluik. Tot de cohorte van het besmette dier behoren alle runderen die dezelfde geboorte- en leefomstandigheden hebben gekend. Het is de bedoeling dat elk dier dat besmet is of waarvan vermoed wordt dat het besmet is met BSE, uit de voedselketen wordt genomen en vernietigd. Daarom worden, als de diagnose BSE bij een dier of kadaver gesteld is, alle dieren opgespoord die mogelijk op dezelfde manier of op
hetzelfde tijdstip besmet kunnen geraakt zijn. Bij een besmet vrouwelijk dier worden ook de afstammelingen opgespoord. De inventarisatie van runderen is in België compleet. Elk rund wordt geïdentificeerd door oormerken en heeft een paspoort. De levensloop van elk rund wordt opgevolgd in het nationaal registratiesysteem Sanitel. Om niets aan het toeval over te laten, worden alle betrokken dieren bestudeerd.
land 14 bevestigde gevallen geregistreerd. Meestal zijn het mensen ouder dan 60 jaar die erdoor getroffen worden. Het risico om de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob op te lopen is op dit ogenblik moeilijk in te schatten. In België is tot dusver geen enkel geval opgetekend. Het staat vast dat er een verband is tussen BSE en vCJZ bij de mens. Het risico schijnt voornamelijk verband te houden met het eten van bepaalde runderdelen (gespecificeerd risicomateriaal genoemd, systematisch vernietigd). De bedoeling is om de consument af te schermen door de blootstelling aan
eventuele risico’s zoveel mogelijk te beperken. De belangrijkste maatregelen zijn er daarom op gericht om de verspreiding van BSE terug te dringen en om ervoor te zorgen dat er geen besmette dieren in de voedselketen terechtkomen (zie vraag 8). Bij een preventieve aanpak horen trouwens ook goede productiepraktijken met een optimale autocontrole (zie vraag 28) en maximale traceerbaarheid. Bovendien wordt elk geval van vCJZ van nabij opgevolgd en in kaart gebracht en wordt er permanent wetenschappelijk onderzoek gevoerd naar de oorsprong van de besmetting en het verloop van de ziekte.
11. Er worden maximale inspanningen geleverd om de kans op de ziekte van Creutzfeldt-Jakob te beperken.
12. Waarom vaccineert men niet gewoon alle gevogelte tegen vogelpest!?
Omstreeks 1996 heeft men ontdekt dat BSE een hersenziekte was, die zou kunnen worden overgedragen op de mens. De symptomen leken te wijzen op de klassieke en zeldzame vorm van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, die bij de mens ‘de variant van CreutzfeldtJakob Ziekte’ (vCJZ) heet. Men probeert via allerlei maatregelen het risico voor vCJZ bij de mens te beperken.
Alhoewel de term ‘vogelpest’ courant wordt gebruikt, is het beter te spreken van de vogelgriep. De ziekte heeft immers niets te zien met de klassieke pest (veroorzaakt door een bacterie). Het gaat om een (griep) virus dat een virale infectieziekte veroorzaakt die erg dodelijk is bij dieren. In theorie zou totale vaccinatie van al het pluimvee mogelijk zijn, maar dat heeft weinig zin en in de praktijk is het
14
De klassieke vorm van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJZ) is op heden een ongeneeslijke ziekte die overal ter wereld voorkomt. Het aantal gevallen van de klassieke vorm van de ziekte wordt geschat op 1,66 gevallen per miljoen inwoners per jaar (en dus op 18 gevallen voor België). In 2001 heeft het WIV (Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid) in ons
quasi onmogelijk en heel moeilijk uitvoerbaar. Het uitroeien van de vogelgriep blijkt zeer moeilijk doordat veel wilde vogels besmet zijn met griepvirussen. Het virus is zeer besmettelijk en er bestaat geen medische behandeling tegen. Bovendien kan het griepvirus gemakkelijk muteren. Vaak zijn wilde watervogels virusdragers zonder dat zij zichtbaar ziek 15
zijn. Hierdoor kan ongemerkt besmetting bij pluimvee plaatsvinden. Er zijn bijgevolg heel uiteenlopende redenen om kippen niet preventief te vaccineren, ook al is het virus bij die dieren zeer besmettelijk. • Het is niet mogelijk om gelijktijdig te vaccineren tegen alle virussen die vogelgriep veroorzaken, en bovendien bieden de bestaande vaccins geen volledige bescherming. Voor elke nieuwe soort griep moet een nieuw vaccin gemaakt worden en het duurt een half jaar vooraleer het vaccin beschikbaar is. • Ingeënte dieren worden zelf niet ziek, maar ze kunnen wel drager worden van het virus en andere vogels besmetten. • Vaccineren is een groot werk omdat grote aantallen kippen individueel
geïnjecteerd moeten worden, en dat zou een erg dure operatie worden. • De exportmogelijkheden zijn economisch beter bij niet-vaccinatie: nogal wat landen wantrouwen ingeënte dieren. Tot hiertoe hebben enkel dierentuinen en bepaalde regio’s van Europa een toelating gekregen om te vaccineren. De belangrijkste maatregel die getroffen moet worden als vogelgriep uitbreekt, is de verspreiding van het virus zoveel mogelijk verhinderen. Het besmet gebied wordt onder quarantaine gesteld: de besmette dieren (de haard) en de dieren in de omgeving die (nog) niet besmet zijn (de schutkring), worden opgeruimd. Verder weg van de haard zijn er meestal vervoersbeperkingen (stand still).
worm nestelt zich in rundvlees (tussengastheer), waar ze geduldig wacht om via eten door een mens (of ander wezen voor andere wormen) of een definitieve gastheer/gastvrouw opgenomen te worden. De experts in slachthuizen zoeken systematisch naar die larven in alle rundvlees dat voor consumptie bestemd is. De cijfers wijzen uit dat ongeveer 0,5% van alle runderen drager is... soms met maar 1 enkele larve in 400 kilo vlees: het is dus vaak zoeken naar een speld in een hooiberg. Gelukkig is die larve van de lintworm niet erg resistent: koken of diepvriezen (10 dagen bij –10°C) doodt de larve zonder problemen. Besmetting bij de mens gebeurt dan ook voornamelijk door het eten van onbereid of onvoldoende bereid rundvlees. In Europa wordt verondersteld dat de varkenslintworm niet meer voorkomt, wat niet het geval is buiten Europa.
Sommige vissen die rauw worden gegeten, zoals haring, kunnen ook parasieten herbergen. De reglementering verplicht bijgevolg de producenten van deze voedingswaren om de vissen te diepvriezen teneinde de parasieten onschadelijk te maken vóór hun verwerking: salami, gerookt vlees enzovoort. Consumententip: Vlees kan ook binnenin besmet zijn met verschillende parasieten of bacteriën. Vlees moet dus bij voorkeur goed doorbakken worden. Zeker gehakt, dat niet enkel aan de oppervlakte kan besmet zijn met bacteriën, moet met de meeste omzichtigheid behandeld worden. Wacht niet tot de uiterste consumptiedatum om vlees en erg bederfbare levensmiddelen op te eten. En een goede keukenhygiëne is natuurlijk ook erg belangrijk! Regelmatig de handen wassen is een absolute must en kruisbesmetting vermijden is de stelregel.
13. Van rauw vlees krijg je een lintworm (taenia). Een lintworm hebben in je darmen is niet erg aangenaam en nog minder hygiënisch, maar er is evenmin reden tot paniek, want er bestaan nog ergere dingen. Een medisch onderzoek, gevolgd door inname van geschikte medicatie, zal de darmen snel verlossen van deze lastige 16
parasiet, die alles bij elkaar genomen eerder kleine lasten (zoals diarree, buikdarmkramp,...) veroorzaakt. Maar wat is dat nu precies: die lintworm? In tegenstelling tot andere parasieten koloniseert de lintworm op zijn eentje de darm van mensen (bij dieren vind je andere wormen). De larve van een lint-
14. Ik zou het vlees van varkens met varkenspest kunnen eten zonder risico. Het varkenspestvirus is niet gevaarlijk voor de mens, maar heel besmettelijk voor varkens. De ziekte is niet overdraagbaar op de mens. Niettegenstaande het eten van besmet vlees
geen risico inhoudt voor de consument, worden de besmette dieren geweerd uit de voedselketen omdat ze de verspreiding van de ziekte in de hand werken. Daarom wordt het ook 17
16. Het eten van orgaanvlees is te vermijden.
niet toegelaten om keukenresten aan dieren te voederen. Hoe dan ook worden de zieke dieren afgekeurd en vernietigd (zie vraag 8).
Deze voedingsproducten moeten met mate gegeten worden, onder meer omdat residuen (van zware metalen, geneesmiddelen,...) zich opstapelen in sommige organen (lever, nieren,...). De consument doet er best aan enkel orgaanvlees van jonge dieren te eten, want bij oude dieren is het risico voor residuen immers groter.
Consumententip: U mag "gerust" al het vlees eten dat in het gewone verkoopcircuit wordt aangeboden. Elk dier wordt immers bij het slachten gecontroleerd (zie ook vraag 27) en de verdachte dieren krijgen extra aandacht.
15. Ik kan vogelgriep krijgen door kippenvlees te eten. Vogelgriep (aviaire influenza) en griep bij de mens worden allebei veroorzaakt door virussen van dezelfde familie. Van sommige virusstammen is bekend dat ze kunnen overslaan op de mens, waar ze een (soms dodelijke) griep of oogontsteking kunnen veroorzaken. De besmetting gebeurt via de ademhalingswegen, na intensief contact met besmette dieren. Via het eten van besmet vlees of besmette eieren is er, voor zover bekend bij het schrijven van deze brochure, geen gevaar voor besmetting omdat het virus niet opgewassen is tegen de neutraliserende 18
Bepaalde soorten orgaanvlees, zoals lever en nieren, bevatten echter zeer veel vitamine A en D.
werking van het menselijke maagdarmkanaal (zie ook vraag 12). Vlees en producten van gevogelte op de Europese markt stellen momenteel geen problemen met betrekking tot de vogelgriep. In Europa werd immers gekozen voor de grootste voorzichtigheid en een totaalverbod op de invoer van gevogelte en hun afgeleide producten uit de besmette gebieden. Vogelgriep enkel associëren met kippenvlees is verkeerd, want alle gevogelte is vatbaar voor de ziekte. Boven staande redenering geldt voor alle gevogelte (ook kalkoen, struisvogel,...).
Consumententip: Orgaanvlees is niet categoriek te vermijden, maar het is aan te raden om het met mate te verbruiken: maximaal 1 maal om de 2 weken. Zoals steeds is gevarieerd eten de boodschap. Ook moeten alle bijzondere bewaarvoorschriften in acht worden genomen. Het zijn immers gevoelige levensmiddelen waarbij het respecteren van de koudeketen extra belangrijk is om de ontwikkeling van ziektekiemen te voorkomen.
17. Als voedsel onveilig is, zie en ruik je dat. Neen, levensmiddelen kunnen er nog zeer smakelijk uitzien en toch ziekmakende micro-organismen bevatten en dus een risico inhouden voor de gezondheid. Zwaar besmet voedsel kan leiden tot een voedselinfectie of een voedselvergiftiging. De nog levende ziektekiemen worden met het voedsel mee opgenomen. Een deel van deze kiemen zal door het maagzuur gedood worden, maar een ander deel zal de darm kunnen
bereiken, waar ze zich kunnen vermenigvuldigen. Wanneer die kiemen eenmaal in grote aantallen aanwezig zijn, zullen ze de darmwand infecteren en zullen de symptomen van een voedselinfectie optreden. Dit gebeurt na een incubatietijd van ongeveer een halve dag tot enkele weken en de infectie gaat gepaard met koorts, misselijkheid, braken en eventueel een bloederige diarree, of zelfs een gastro-enteritis. 19
Enkele consumententips (zie ook vragen 38 e.v.): • Zorg altijd voor een goede keukenhygiëne: handen wassen, groenten en fruit wassen, voedsel goed gaar opdienen en goed koken, propere hand- en vaatdoeken. • Bewaar risicovolle levensmiddelen altijd koel: in de koelkast bij ongeveer 4°C.
• Voorkom kruisbesmetting (bijvoorbeeld rauwe kip snijden en nadien groenten op dezelfde snijplank versnijden zonder de plank te reinigen, geeft als risico dat de groenten besmet kunnen worden met eventuele kiemen op de kip). • Huisdieren horen niet in de keuken en/of aan tafel.
18. Een salmonellabesmetting kan mij niet overkomen. Neen, niemand kan er zeker van zijn dat hij geen salmonella-infectie zal oplopen. Een salmonellabesmetting bij de mens treedt overwegend op door het eten van besmette levensmiddelen. Risicovolle levensmiddelen zijn gehakt rauw vlees van varkens, niet verhitte vleesbereidingen of onvoldoende verwarmd vlees, rauwe eieren of producten die door vlees zijn besmet (kruisbesmetting). Ook rauwe zuivelproducten, zoals melk of kaas, en visen schaaldieren - vooral rauw - kunnen aanleiding geven tot een infectie. Er zijn doorgaans veel bacteriën nodig om ziektever20
schijnselen te veroorzaken. Salmonellakiemen kunnen overleven in de koelkast, maar daar vermenigvuldigen ze zich niet. Bij kamertemperatuur vermenigvuldigen ze zich echter razendsnel. Salmonellakiemen worden pas vernietigd bij een temperatuur die hoger ligt dan 65°C.
19. Kip is het gevaarlijkste vlees. Neen, kip is een levensmiddel dat net als alle andere voedingswaren aan veiligheidscriteria moet voldoen. Maar het is om diverse redenen (leefwijze, lichaamsbouw...) een delicaat product. Deze diersoort kan bijvoorbeeld drager zijn van salmonellakiemen. Elk levensmiddel boven een bepaalde graad van besmetting met ziekteverwekkende bacteriën kan een gevaar inhouden voor de menselijke gezondheid. Het aantal kiemen dat mag aanwezig zijn, is dan ook beperkt door normen en dit wordt gecontroleerd. Vleesproducten of bereidingen op basis van gevogelte worden eveneens ontleed op zoek naar Salmonella, Campylobacter, Listeria, Escherichia coli...
ren worden sowieso vernietigd om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan (zie ook vraag 12). Het is echter tot op het moment van het schrijven van deze brochure niet bewezen dat de ziekte wordt overgedragen via de voeding (zie vraag 15). Besmetting gebeurt via de ademhalingswegen. Het zou daarom niet gevaarlijk zijn om kippenvlees, eieren of producten waarin kippenvlees of eieren verwerkt zijn, te eten. Het vogelgriepvirus is trouwens niet opgewassen tegen de neutraliserende werking van het menselijke maagdarmkanaal.
Kippen die besmet zijn met het vogelgriepvirus of vermoedelijk zieke dieConsumententip: Het is verstandig om het algemene advies te volgen om kippenvlees, net zoals ander vlees, altijd goed te verhitten (>70°C) en hygiënisch te behandelen. Dat laatste wil zeggen: hou rauw en bereid voedsel gescheiden en reinig zorgvuldig alles wat in contact komt met rauw vlees..
21
staande de producenten en de overheid nieuwe initiatieven nemen om dit risico te beperken, zullen ze er waarschijnlijk nooit in slagen om het tot nul te herleiden.
20. Kinderen en zwangere vrouwen mogen geen rauwmelkse kazen eten. Ja, risicogroepen (kinderen, zwangere vrouwen, bejaarden, zieken) vermijden dit best. De melk kan ziekteverwekkende bacteriën (bijvoorbeeld listeria) bevatten. Aangezien hij geen warmtebehandeling krijgt, kunnen deze bacteriën erin overleven en zich in de melk vermenigvuldigen. Daarom wordt de meeste melk gepasteuriseerd of gesteriliseerd. Dit doodt de eventueel aanwezige kiemen. Het risico dat kaas, boter of andere producten die bereid zijn met rauwe melk schadelijke bacteriën bevatten, is ook groter voor producten die bereid zijn met gepasteuriseerde melk. Ten gevolge van strenge con-
trolemaatregelen in de productie van zuivelproducten op basis van rauwe melk wordt het risico voor Listeria in deze producten steeds kleiner. Op de etiketten van producten die bereid zijn op basis van melk die geen warmtebehandeling kreeg, moet 'met rauwe melk' vermeld staan.
Consumententip: Dit voorbeeld onderstreept eens te meer hoe belangrijk het is om de etiketten correct te lezen.
21. Het is af te raden om rauwe eieren te eten. Ja, zeker voor personen die gevoelig zijn voor infecties, zoals kinderen, zwangere vrouwen, zieken en ouderen. Eieren kunnen besmet zijn met salmonella. Als de eieren of de ermee bereide gerechten op een niet optimale wijze worden bewaard, bijvoorbeeld op kamertemperatuur, kunnen deze kiemen zich ontwikkelen en in 22
Consumententip: Hoe verser een ei is, hoe kleiner de kans dat eventuele bacteriën zich vermenigvuldigd zouden hebben. Ook eenden- of ganzeneieren houden hetzelfde risico in. De grootste voorzichtigheid wordt aangeraden. Wanneer gezegd wordt dat eieren beter niet in de koelkast bewaard worden, heeft dit meer te zien met een eventuele kruisbesmetting in uw koelkast.
grote hoeveelheden gezondheidsproblemen veroorzaken (zie ook vragen 18 en 39). Temperatuur-schommelingen kunnen ook condensatie op eieren veroorzaken, waardoor penetratie van bacteriën door de schaal heen bevorderd wordt. Door verhitting worden salmonellakiemen vernietigd, wat niet het geval
is wanneer we de eieren rauw consumeren. En dat doen we vaker dan we denken want wie eet al niet eens af en toe chocolademousse, tiramisu of bavarois? Zelfs aardappelpuree wordt vaak afgewerkt met een rauw ei. De ervaring leert ons dat een groot deel van de voedselvergiftigingen te wijten is aan dergelijke gerechten. Niettegen-
Om dezelfde redenen moet u heel voorzichtig zijn met eieren die u moet breken voor bepaalde bereidingen. Vermijd ook temperatuurschommelingen, die de condensatie op de eieren veroorzaken. Het is belangrijk dat u de eieren voorzichtig schoonmaakt, indien nodig, voordat u ze breekt (let goed op, want de schaal is zeer poreus).
23
22. Biologische voeding is even veilig als niet-biologische. Alle voedingsmiddelen moeten voldoen aan dezelfde eisen inzake voedselveiligheid, ongeacht de productiemethode (biologisch of conventioneel).
alleszins beter voor de gezondheid van de bodem en dus op lange termijn ook voor de gezondheid van de consumenten.
De term “biologisch” verwijst naar een productiemethode die op Europees niveau gereglementeerd is. Een product wordt dus niet zomaar biologisch. Er mogen bijvoorbeeld slechts een beperkt aantal pesticiden in welbepaalde hoeveelheden gebruikt worden. Maar opgelet: er is geen enkele bijkomende garantie inzake veiligheid of voedingswaarde. Ongeacht de productiemethode moeten alle voedingsproducten dezelfde gezondheidsnormen respecteren. Met andere woorden: de biologische landbouw is
Consumententip: De aankoop van biologische producten is een bewuste keuze van consumenten voor een bepaalde productiewijze. Deze producten zijn daarom niet automatisch gezonder of veiliger voor de mens, maar ze zijn wel milieuvriendelijker. U kan deze producten herkennen dankzij het ‘biogarantielabel’, dat in België door de onafhankelijke organismen Ecocert en Blik gecontroleerd wordt.
23. De industrialisering van onze voedselproductie zorgt voor onveiligheid. Er is geen verband tussen het niveau van veiligheid van levensmiddelen en de gehanteerde productiemethode (industrieel of artisanaal). Groot- en kleinschalig geproduceerde voedingsmiddelen moeten aan dezelfde minimale veiligheidseisen voldoen. Maar er kunnen wel verschillende modaliteiten zijn inzake de fabricageprocedures zolang de eindproducten maar aan dezelfde normen voldoen. Zo kan ook de autocontrole verschillen. De voedingsproducenten zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten. Om die voedselveiligheid aan de consument te kunnen garanderen, passen zij - zoals voorzien in de Europese reglementering - een procedure voor autocontrole toe die
gebaseerd is op de principes van HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points). Een dergelijke procedure identificeert de verschillende mogelijke gevaren in elk productiestadium en de producent neemt de gepaste maatregelen om de risico’s onder controle te houden (zie ook vraag 32). Het autocontrolesysteem is aangepast aan de schaal en de aard van de activiteit. Traceersystemen brengen de herkomst van de ingrediënten en de bestemming van de afgewerkte producten in kaart, zodat bij een incident snel achterhaald kan worden welke producten/grondstoffen bij het incident betrokken zijn en wat de oorzaak van dit incident is.
24. Rechtstreeks kopen bij de producent is veiliger! Ongeacht de verkoop methode (via klein- of groothandel, ambulante handel, op de hoeve,...) moeten alle levensmiddelen beantwoorden aan dezelfde normen qua voedselveiligheid. Voor sommige mensen levert producten kopen op de boerderij of op 24
de markt een garantie van authenticiteit, van terugkeer naar de bron, van het “natuurlijke” (alhoewel de term "natuurlijk" niets te zien heeft met het veiligheidspeil voor de gezondheid). Een kortere keten heeft niets te maken met de voedselveiligheid. Hoe eenvou25
diger de keten, hoe gemakkelijker hij beheerd, gecontroleerd en voor de consument gevisualiseerd kan worden, maar dat biedt geen enkele bijkomen-
de garantie. Kiezen voor een korte keten heeft eerder met een maatschappelijke visie te maken.
Consumententip: Let op de herkomst bij alle producten en stel dezelfde eisen aan elke verkoper: wordt de koudeketen gerespecteerd, is de hygiëne in orde, zijn verpakkingen intact, is de nodige informatie aanwezig en duidelijk,...?
25. Genetisch gemanipuleerde levensmiddelen zijn gevaarlijk voor onze gezondheid. De GGO (genetisch gemodificeerde organismen) bekomt men door verschillende technieken (genetisch genie) waarmee welbepaalde eigenschappen (door genen gedragen) van één organisme op een ander overgebracht kunnen worden. Bijgevolg kan elk genetisch gemodificeerd organisme verschillende genen bevatten die op verschillende manieren ingebracht zijn. Daardoor moet de veiligheid van elk genetisch gemodificeerd voedingsmiddel geval per geval geëvalueerd worden. De te evalueren aspecten zijn voornamelijk: de rechtstreekse effecten op de gezondheid (toxiciteit), het allergeen karakter, de effecten op de voedingswaarde, de stabiliteit van het ingebrachte gen of de ingebrachte genen, de ongewenste effecten die 26
uit het inbrengen van een gen zouden kunnen voortvloeien... Om te verzekeren dat alle genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen veilig zijn, is een toelating voor hun commercialisering vereist. Deze toelating wordt op Europees niveau enkel gegeven wanneer de wetenschappelijke evaluatie uitwijst dat het voedingsproduct even veilig is als het vergelijkbaar niet genetisch gemodificeerd product. Evengoed is een toelating vereist met het oog op de milieugebonden risico's. Om er zeker van te zijn dat de consument geïnformeerd wordt over de aard van het voedingsproduct dat hij consumeert, moeten alle producten die GGO’s of afgeleide producten bevatten, op hun etiket de vermelding
"genetisch gemodificeerd" dragen. Die vermelding bevindt zich ofwel vlakbij de verkoopbenaming van het product ofwel in de ingrediëntenlijst, vlak na het betrokken ingrediënt. De op Europees niveau ingevoerde reglementaire maatregelen helpen dus om de veiligheid van de genetisch gemodificeerde organismen te verzekeren. Bovendien helpen de etiketteringsregels de consument om een
keuze te maken en om - indien hij dat wenst - de consumptie van dit type van voedingsmiddelen te vermijden. Consumententip: Lees het etiket: wanneer levens-middelen genetisch gemodificeerde organismen bevatten, moet dit op het etiket worden aangeduid. Aan u de keuze.
26. Er wordt van alles en nog wat verwerkt in voeders voor kippen, varkens, runderen en andere landbouwdieren. Het voederen van dieren is een wetenschap op zich. Voedingsdeskundigen stellen een menu samen voor elke diersoort, aangepast aan de levensfase.
Dat verzekert de juiste dagelijkse dosis eiwitten, koolhydraten, vetten, vezels, vitaminen en mineralen, aangeleverd door tientallen grondstoffen. Alle grondstoffen worden gewikt en gewogen. Granen zoals tarwe, gerst, maïs en rogge zijn dé energieleveranciers voor het vee. Ze maken bijna de helft uit van het mengvoeder. Voor de andere helft bevat het mengvoeder grotendeels bijproducten uit de voedingsindustrie. Bij heel wat productieprocessen van producten bestemd voor menselijke consumptie blijven er restproducten over. Wist u bijvoorbeeld dat er voor 1 kg suiker, 7 kg bieten nodig is en dat er tijdens de verwerking 1,5 kg bietenpulp overblijft? Ook tijdens de productie van 27
sojaolie ontstaat er naast olie ook heel wat sojaschroot als restproduct. In beide voorbeelden is het restproduct niet geschikt voor menselijke voeding, maar vormt het wel een waardevolle voeding voor dieren. Het gebruiken van het restafval vermijdt ook dat de afvalberg nog verder toeneemt. Naast de basisvereisten die de wetgeving betreffende de traceerbaarheid voorschrijft, leveren alle actoren in de diervoederketen bijkomende
inspanningen om de traceerbaarheid te garanderen. Zo wordt er bijvoorbeeld een monster genomen van alle partijen grondstoffen die in de productie worden aangewend. De actoren maken gebruik van richtlijnen voor goede praktijken en elke stap in het verloop van de keten wordt nauwkeurig geregistreerd. De doelstellingen die daarbij worden beoogd, zijn: een betere traceerbaarheid, een snellere en nauwkeurigere opsporing en een efficiënte recall.
27. In de verwerking van grondstoffen tot mengvoeder mag en kan blijkbaar alles, ze worden toch niet gecontroleerd. Het voeder voor dieren staat aan het begin van een lange keten en heeft invloed op de kwaliteit van de dierlijke producten: vlees, melk en eieren. Fabrikanten van dierenvoeder willen veilig dierenvoeder tot bij de veehouder brengen. Van elke grondstof die tot mengvoeder wordt verwerkt, worden de risico’s geanalyseerd. Zowel van de grondstoffen als van het mengvoeder worden stalen genomen en die worden door labo’s onderzocht op de aanwezigheid van contaminanten. Door controles toe te spitsen op het niveau van de grondstoffen worden mogelijke contaminaties vroeger opgespoord. Als de aanwezigheid van 28
een bepaalde contaminant wordt vastgesteld, wordt er via een traceersysteem snel gepeild naar de oorsprong van de verontreiniging. Er is echter geen enkel kwaliteitssysteem dat een nulrisico kan garanderen! Voor de productie van mengvoeder is een vergunning van het Voedselagentschap noodzakelijk. Deze erkenning gaat gekoppeld met strenge productievoorwaarden. Voor het produceren van gemedicineerd dierenvoeder is een bijkomende erkenning nodig van het Voedselagentschap. De fabrikanten worden heel frequent gecontroleerd op de naleving van de produc-
tievoorwaarden en de inbreuken worden streng bestraft. Het Voedselagentschap is van plan om alle operatoren van de diervoederketen
minstens een toelating te doen aanvragen in het kader van het Koninklijk Besluit “autocontrole”.
28. Voedselbestraling zou moeten worden verboden want dat is gevaarlijk voor de mens. De voedselbestraling heeft tot doel de micro-organismen te vernietigen die ziekten veroorzaken of voedingsmiddelen veranderen, zonder evenwel de veiligheid noch de voedingswaarde of organoleptische kwaliteiten van die voedingsmiddelen aan te tasten. Het is een behandeling die de bewaarduur verlengt en die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) erkend werd als zonder gevaar voor de mens. Het gebruik van deze behandeling is bijgevolg toegelaten in België alsook in tal van andere landen. Er gelden evenwel strikte regels met betrekking tot bestraling: enkel bepaalde categorieën van voedingsmiddelen mogen bestraald worden, de toegelaten doses zijn wettelijk vastgelegd en op producten die de behandeling hebben ondergaan, moet de vermelding "met bestraling behandeld" of "bestraald"
op de etikettering staan. In België is bestraling toegelaten voor aardappelen, groenten, aardbeien, uien, look, sjalotten, kruiden en aromaten, de producten die bestemd zijn voor het maken van kruidenthee, garnalen, kikkerbillen, eiwit en bevroren mechanisch ontbeend vlees van gevogelte. Het Federaal Voedselagentschap en het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle zijn belast met het toezien op de naleving van de wetgeving door de fabrikanten van voedingsmiddelen. Zij kunnen, bijvoorbeeld, de voedingsproducten testen om na te gaan of ze al dan niet bestraald werden en eventueel een inbreuk vaststellen als de fabrikant zijn waren heeft bestraald, maar dit niet op zijn etiketten vermeldt.
Consumententip: Lees het etiket!
29
29. De gelabelde voedingsproducten zijn veiliger dan die zonder label.
30. De overheid is verantwoordelijk voor de voedselveiligheid.
Zowel gelabelde als niet gelabelde producten moeten aan dezelfde veiligheidsvereisten voldoen die voorzien zijn in de wet. De labeling kan dus enkel slaan op de kwaliteiten van het product. Om voor de consument interessant te zijn, moeten de gelabelde producten beantwoorden aan hogere dan de wettelijke eisen. Deze worden in een duidelijk lastenkohier beschreven. Het label waarborgt dat er effectief een verschil is tussen producten met en producten zonder label. De toekenningsvoorwaarden voor het label zijn dan ook meestal streng en de naleving ervan maakt het voorwerp uit van betrouwbare controles, d.w.z. door onafhankelijke organismen, in alle stadia van de productie tot aan het op de markt brengen. Vandaag de dag zijn de meeste voedingslabels terug te vinden in de vleessector, bij de zuivelproducten, en bij groenten en fruit.
Het zijn de producenten zelf die, in elke schakel van de voedselketen, verantwoordelijk zijn voor de producten die ze op de markt brengen. Ze moeten binnen hun bedrijven efficiënte en actuele traceer- en kwaliteitssystemen ontwikkelen. Dit is de zogenaamde autocontrole (zie vraag 32). In België is het FAVV (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen), of kortweg het Voedselagentschap, belast met het toezicht op de sanitaire kwaliteit van de voeding van mens en dier. Het Voedselagentschap is een organisme dat onder de bevoegdheid valt van de Minister van Volksgezondheid.
De certificatielabels hebben betrekking op de sectoren van de productie. Ze slaan voornamelijk op de teelt- en productieprocessen als dusdanig. De labels van (geografische) oorsprong gaan, zoals de naam al aangeeft, over de plaats van oorsprong 30
van het product, eventueel gecombineerd met kwaliteitscriteria. De biologische labels verwijzen naar ecologische productiemethoden die het gebruik van pesticiden, chemische meststoffen, preventief gebruikte antibiotica, enzovoort bannen. Om volledig te zijn, vermelden we nog de ethische labels, die bijvoorbeeld een eerlijke prijs willen garanderen voor de producenten uit de derde wereld. Momenteel kunnen niet alle labels op gelijke voet geplaatst worden omdat de spelregels voor hun toekenning niet altijd duidelijk omschreven zijn. Sommige labels bieden niet de minste meerwaarde in vergelijking met de normale productiemethodes; andere leggen de nadruk op criteria die voor de consument interessant zijn. Dat zaait verwarring. Daarom zouden de labels uitsluitend voorbehouden moeten worden voor de producten die een reëel voordeel voor de consument garanderen. Consumententip: Er bestaan maar weinig officiële, erkende labels die onafhankelijk gecontroleerd worden. Leer ze kennen en van de andere labels onderscheiden.
Het Voedselagentschap houdt toezicht op de ingevoerde procedures en controleert (zie vraag 31), via inspecties, audits en analyses, de overeenkomst van het systeem met een optimale voedselveiligheid. In geval van niet conforme producten worden deze uit de handel gehaald, in beslag genomen en vernietigd, en worden processen-verbaal opgesteld. Indien nodig kan er zelfs overgegaan worden tot het sluiten van de inrichting. Het Voedselagentschap vertrouwt de analyses toe aan haar eigen officiële laboratoria of doet een beroep op geaccrediteerde laboratoria.
31. Er zijn niet voldoende controles. Naast de controles door de sectoren zelf (zie vraag 32) ziet de overheid toe op de veiligheid van de voedselketen. Ze heeft deze missie toevertrouwd aan het Voedselagentschap (zie ook vraag 30). Het Voedselagentschap zet zowat 60% (800 personen) van het personeel in voor controles, waarvan er 90 % op het terrein werken. Daarnaast zijn er nog twee
bijzondere cellen die het personeel vervolledigen: een antifraudecel en een cel die toezicht houdt op de toepassing van de controleprocedures in de PCE’s (provinciale controle eenheid). Iedere provincie beschikt over een PCE, een echte centrale voor de inspecties op dat niveau. De volledige voedselketen is onderworpen aan controles: de veevoeders, de boerderijen, 31
slachthuizen, de voedselindustrie, handelaars, supermarkten, horeca, grootkeukens (scholen, ziekenhuizen, gevangenissen), de ambulante handel (markten, openbare evenementen…), enzovoort. Het Voedselagentschap voert 3 grote soorten controles uit: • de controleplannen: deze worden jaarlijks opgesteld, hebben een numerieke doelstelling en voldoen aan vastgestelde programma’s (EU, België) of aan precieze behoeften. Zoals bijvoorbeeld: radioactiviteit, dioxines… • de systematische controles: hebben een procentuele doelstelling in functie van het risico; de BSE tests, de keuring in het slachthuis, bacteriologische bemonsteringen, controles op het dierenwelzijn, de grensinspectieposten (GIP’s) (zie ook vraag 34)… vallen onder deze categorie • de opvolgingscontroles: geven gevolg aan klachten, vaststellingen, processen-verbaal en diverse informatie… Een voorbeeld: jaarlijks ondergaan ongeveer 20.000 restaurants en 20.000 kleinhandelszaken, 2.000 slagerijen, 6.000 grootkeukens, 600 groenstroken... minstens één controle. 32
Alle boerderijen worden elk jaar bezocht in het kader van één van hun producties. Vissersboten worden jaarlijks gecontroleerd, melkerijen twee keer per jaar, de uitsnijderijen voor vlees verschillende keren per week, en de hygiëne in de slachthuizen elke dag…
Consumententip: hebt u een klacht of een vraag over de veiligheid van ons voedsel? Het meldpunt van het Voedselagentschap is er voor u: op het gratis nummer 0800/13 550.
32. De autocontroles verzekeren meer veiligheid dan de wettelijke norm. In de eerste plaats zijn het de producenten zelf die, in elke schakel van de voedselketen, verantwoordelijk zijn voor de producten die ze op de markt brengen. Dit geldt evengoed voor verkoopklare producten als voor een product in een bepaald tussenstadium van de productie (bijvoorbeeld veevoeders). De voedselsectoren moeten zelf binnen hun bedrijven, in alle stadia van de productie, efficiënte en actuele traceer- en kwaliteitssystemen ontwikkelen. Dit heet autocontrole. Ongevallen kunnen nooit voor 100% uitgesloten worden, maar het bedrijf moet erop voorzien zijn om elk incident onder controle te kunnen houden.
De jongste jaren investeerden heel wat bedrijven in dergelijke systemen. Zo groeiden tal van systemen naast elkaar uit. Het is belangrijk dat deze op termijn in elkaar samenvloeien tot wat sectorgidsen genoemd worden. Deze moeten worden goedgekeurd door de overheid. Daarnaast laten heel wat bedrijven en distributieketens controles uitvoeren door onafhankelijke, officieel erkende controleorganismen. Dit past in het kader van hun eigen lastenboeken, waarin ze kwaliteitscriteria opleggen aan hun leveranciers. Niets belet een producent of verkoper om strengere eisen op te leggen dan de wetgever.
33. Voedselveiligheid tegen elke prijs. De overheid waakt via officiële controles over de veiligheid van de voedselketen en gaat na of de wetgeving gerespecteerd wordt. Dit geeft geen 100% zekerheid dat alle voedsel veilig is. Het nulrisico bestaat niet. Dit betekent evenwel niet dat elke producent permanent een controleur naast zich heeft staan (zie vraag 31). Voor
alle 250.000 controlepunten in België zouden we dan minstens evenveel controleurs moeten hebben. Het is weinig realistisch om overal en permanent controles van de overheid te verwachten. Elke controle, of deze nu door de overheid of de ondernemingen zelf wordt uitgevoerd, heeft technologische en budgettaire implicaties. 33
34. De producten afkomstig van derde landen zijn minder veilig. Ongeacht de herkomst moet elk levensmiddel dat in Europa op de markt gebracht wordt, beantwoorden aan dezelfde veiligheidseisen. Het is allesbehalve gemakkelijk om een voedselproduct, een levend dier of een plant op de Europese markt te brengen: • De nieuwe lidstaten werden vóór hun toetreding gecontroleerd op de garanties die zij konden bieden op het vlak van voedselveiligheid. Ze moeten immers dezelfde veiligheidsnormen respecteren nu ze tot de EU behoren. Net als elk ander Europees land zijn ze ook in de toekomst onderhevig aan dezelfde Europese controles op hun nationale officiële controlesystemen. • Een niet-Europees producerend land moet erkend worden als uitvoerend land naar de EU. Deze erkenning gaat gepaard met onderzoeken en inspecties door Europese ambtenaren.
• Het exporterend bedrijf moet eveneens controles van een speciale commissie van de EU ondergaan om een erkenning te bekomen. • Tenslotte, om ingevoerd te worden op de Europese markt, moeten producten afkomstig van derde landen tests en controles ondergaan die identiek zijn aan deze voor voedingsmiddelen die in Europa geproduceerd zijn. • Deze inspecties gebeuren bij het binnenkomen van de producten op Europese bodem: GIP’s (grensinspectieposten) werden opgericht op elke invoerplaats (luchthavens, havens, grensposten).
zijn gevoeliger dan andere. Het risico is ook afhankelijk van het agens: een stafylokok zal slechts een hinderlijke maagdarmontsteking veroorzaken, terwijl een clostridium vaak dodelijk afloopt.
Daardoor komt het dat de normen, die misschien ultrastreng lijken, zo uitgewerkt worden dat ze een maximale veiligheid bieden aan de kwetsbaarste consumenten.
Het is onmogelijk om voor iedereen verschillende normen op te stellen! Daarom wordt voor levensmiddelen één en dezelfde norm gehanteerd voor alle verbruikerscategorieën. Soms wordt een indicatie gegeven voor speciale groepen. Voor babyvoeding gelden strengere normen.
Consumententip: Wees waakzaam als het om voedsel voor risicogroepen gaat. Kleine kinderen, zieken, zwangere vrouwen of oudere mensen zijn kwetsbaar en gevoeliger voor stoffen die onze gezondheid kunnen schaden. Let bijvoorbeeld zeer goed op wat betreft de hygiëne in de keuken en uw persoonlijke hygiëne.
Ingenieurs, dierenartsen, technische medewerkers, enz., bijgestaan door moderne laboratoria, kennen na fysieke, microbiologische, chemische en documentencontrole, de vergunning toe voor het in de handel brengen in de EU.
35. Wanneer de normen overschreden worden, is een product gevaarlijk voor de volksgezondheid. Het is belangrijk erop te wijzen dat wij niet allemaal op dezelfde manier bestand zijn tegen stoffen en microorganismen die onze gezondheid aan34
tasten, ook niet tegen die welke afkomstig zijn van de voeding. Bepaalde bevolkingsgroepen (o.a. kinderen, zwangere vrouwen, ouderen, zieken) 35
36. Wild wordt minder gecontroleerd dan ander vlees.
37. Beschadigde blikken kopen we best niet.
Op het gebied van de keuring van vlees kan het vlees van wild in twee categorieën opgedeeld worden : • Het gekweekt wild: het principe van de keuring van dit vlees is gebaseerd op hetzelfde model als dit van de gewone nutsdieren: onderzoek van het levende dier (ante-mortem), onderzoek van het karkas en de verschillende producten (post-mortem), de keuring wordt bevestigd door het aanbrengen van een keuringsmerk. • Het vrij wild: in dit geval is het antemortem onderzoek door een dierenarts natuurlijk niet mogelijk. Eens het wild geschoten is, wordt het zo vlug mogelijk (binnen de 12 uren) vervoerd, onder goede hygiënische
voorwaarden, naar een inrichting waar wild verwerkt wordt. In deze inrichting zal het schoonmaken en de post-mortem keuring door een dierenarts-keurder plaatsvinden. Indien het vlees geschikt wordt bevonden voor menselijke consumptie, brengt de keurder vijfhoekige stempels aan op het karkas en kunnen de producten overgebracht worden naar de verschillende distributiecircuits.
Hoe dan ook mogen beschadigde blikken niet verkocht worden: eens een verpakking beschadigd is, is de bewaringstijd niet meer gegarandeerd. Bovendien kan de beschermlaag binnenin beschadigd zijn en kunnen ongewenste stoffen in het levensmiddel terechtgekomen zijn. Er bestaan hier
Wild is vlees dat normaal “goed gebakken” wordt gegeten, het is dus uitzonderlijk dat er problemen zijn, maar blijf toch waakzaam want volgens de nieuwe culinaire gewoontes, “la nouvelle cuisine”, wordt het vlees meer en meer “rood” opgediend. De onderzoeken die aan het consumeren voorafgaan, worden dus steeds strenger. Een jager mag zijn jachttrofeeën rechtstreeks aan de consument verkopen, maar de koper moet beseffen dat dit vlees niet gecontroleerd werd.
Voor erg bederfbare levensmiddelen, zoals vis en vlees, is 4°C de beste bewaartemperatuur. De temperatuur in de koelkast moet bij voorkeur tussen 1 en 5°C liggen.
Consumententip: Het is belangrijk dat elke vleessoort, en vooral gehakte biefstuk, goed koel bewaard en daarna goed gebakken wordt.
36
normen voor en de overheid controleert of die gerespecteerd worden. Consumententip: Koop nooit levensmiddelen in beschadigde verpakkingen. De bewaartijd is niet langer gewaarborgd en het risico op problemen vergroot enorm.
38. De optimale temperatuur in de koelkast is 4°C. Consumententip: Regelmatig de temperatuur controleren in uw koelkast is geen overbodige luxe: ze moet best steeds tussen 1 en 5°C liggen. Open uw koelkast zo weinig mogelijk en laat de deur niet te lang openstaan. Als u etensresten hebt, plaats ze in de koelkast. Laat ze wel eerst voldoende afkoelen en let erop dat de temperatuur in uw koelkast niet stijgt. Verdeel de restjes in kleine porties en bewaar de ingrediënten (vlees, groenten,...) van elkaar gescheiden. Bewaar uw restjes ook niet te lang en ruim uw koelkast regelmatig op. Maak hiervan een gewoonte, bijv. de avond vóór de wekelijkse vuilnisophaling.
37
39. Producten die een hele nacht op kamertemperatuur hebben gestaan, kunnen zonder risico de volgende dag worden opgegeten. Bederfbare levensmiddelen (bereid of niet) die gedurende meer dan twee uren op kamertemperatuur in een schaal hebben gelegen, zijn een geliefkoosd terrein voor de ontwikkeling van bacteriën, vooral in de zomer. Ongeveer na twee uren kunnen zich zoveel bacteriën gevormd hebben dat het levensmiddel niet langer als veilig mag beschouwd worden. Vandaar dat we spreken van een 'twee uren regel'. Bacteriën ontwikkelen zich uitstekend tussen 30 en 40°C. Sommige bacteriën verdubbelen zich bij deze temperatuur elke 20 minuten. Ze kunnen zich echter ook vermenigvuldigen op lagere temperaturen. Daarom moet bederfbare voeding in de koelkast bewaard worden, want daar kunnen er nog wel bacteriën aanwezig zijn, maar ze vermenigvuldigen zich niet meer optimaal omdat het te koud is. Maar ook op één nacht buiten de koelkast kunnen de bacteriën in een gerecht zich zo explosief ontwikkelen dat ze de ochtend erop veel te talrijk zijn en zo een vergiftiging veroorzaken.
38
Door snel bederfbare producten in de koelkast te plaatsen, verminderen de risico's voor vermenigvuldiging van de ziekmakende bacteriën en neemt dus het risico voor ongemakken vanwege een voedselvergiftiging (in de vorm van diarree, braken...) af.
Consumententip: Bereide gerechten die u niet direct opeet, moeten steeds in de koelkast worden bewaard. Controleer regelmatig de temperatuur van uw koelkast (moet tussen 1 en 5°C zijn). Respecteer de 2 uren regel: zorg ervoor dat bederfbare voedingswaren (dus ook restjes) niet langer dan 2 uren in de gevaarlijke temperatuurzone (waar de ziekmakende bacteriën snel tot ontwikkeling komen, t.t.z. tussen 7 en 65°C) blijven.
40. Een product moet zo snel mogelijk ontdooid worden. Niet noodzakelijk. De buitenste laag van een voedingsproduct ontdooit het eerst. In die laag beginnen de aanwezige bacteriën zich te delen, wat kan leiden tot een gevaarlijke hoeveelheid bacteriën. Dit moet vermeden worden. Daarom is het beter om producten te laten ontdooien in de koelkast, ook al duurt dat langer. Een andere oplossing is het ontdooiprogramma van de microgolfoven gebruiken, als u daarover beschikt.
Er zijn levensmiddelen die zelfs helemaal niet ontdooid moeten worden voor de bereiding. Lees het etiket! Consumententip: Ontdooi diepvriesproducten in correcte omstandigheden, hetzij in de koelkast hetzij in de microgolfoven. Doe dit dus niet op de verwarming en zeker niet in warm water. Dat zou de ontwikkeling van de bacteriën alleen maar stimuleren.
41. Een goede keukenhygiëne betekent af en toe de koelkast uitwassen, geregeld handen wassen,... . Ja, hygiënisch werken vermindert het aantal aanwezige bacteriën in voedsel. Alle hygiënische maatregelen zijn dus belangrijk: regelmatig handen wassen, reinigen van stockeringsruimtes, van huisraad en werkbladen, wassen van vaatdoeken, ... Ook moeten de koudeketen en de warmeketen gerespecteerd worden. Bijvoorbeeld moeten warme gerechten op een temperatuur boven 65°C gehouden worden om te vermijden dat bacteriën zich zouden vermenigvuldigen. In het andere geval moeten
ze zo snel mogelijk worden afgekoeld (denk aan de twee uren regel) en in de koelkast worden bewaard. Voorkom kruisbesmetting (zie vraag 42) enz. Broeihaarden voor bacteriën zijn: gebruikte vaatdoeken en handdoeken, vuile plekjes in de koelkast, vuilnisemmers, etensresten bewaard op kamertemperatuur (zie vraag 39).
39
Consumententip: Was uw handen voordat u voedingswaren aanraakt, nadat u voedingswaren hebt aangeraakt en ook nadat u uw huisdier hebt gestreeld. (Het optimale aantal keren dat handenwassen nodig is, is minstens 10 keer per dag). Reinig regelmatig uw koelkast (bij voorkeur maandelijks, met een reukloos product). Gebruik niet te lang dezelfde keukenhanddoek, vaatdoek of spons. Was ze en vervang ze regelmatig! Huisdieren horen niet in de keuken. Vermijd absoluut dat huisdieren in contact kunnen komen met uw eten en was telkens uw handen nadat u ze hebt aangeraakt.
42. Kruisbesmetting komt door contact van rauw vlees met reeds bereide waren of koude gerechten. Bepaalde levensmiddelen zijn zeer risicovol. Het betreft in de eerste plaats rauw vlees (waaronder kip). Maar ook plantaardig voedsel kan besmet zijn met bacteriën. Kruisbesmetting van gekookte en klaargemaakte gerechten door rauwe voedingswaren is dus een reëel risico en moet vermeden worden. Met andere woorden: vermijd contact tussen beide. Snij vlees bijv. niet op dezelfde snijplank als groenten die niet meer gekookt moeten worden. Maar let er ook op dat bijv. ontdooivocht van kip niet op andere levensmiddelen kan lopen. Gooi het weg!
Consumententip: Vermijd elk contact tussen rauwe voedingsmiddelen en gekookte of bereide gerechten.
40
43. De meeste voedselvergiftigingen ontstaan in de keuken thuis. De meeste voedselvergiftigingen vinden hun oorsprong in de laatste schakel. Al te vaak wordt vastgesteld dat hier het schoentje wringt. Als consument moeten we ervoor zorgen dat een levensmiddel na aankoop gezond blijft. Dit betekent: correcte bewaring en behandeling. Er zijn immers een aantal factoren die de vermenigvuldiging van bacteriën in besmette levensmiddelen bevorderen, zoals de temperatuur en de vochtigheid. In onze keuken kunnen bacteriën zich ook ontwikkelen als we enkele basisregels niet respecteren (zie vragen 37 e.v.).
Consumententip: Bewust aankopen, de koudeketen respecteren zowel in de keuken als tussen de winkel en thuis, de keuken netjes houden, hygiënisch werken en kruisbesmetting vermijden, bereidingen goed opwarmen en correct afkoelen,...: het zijn simpele regels, maar ze moeten nauwkeurig in acht worden genomen!
41
44. Als ik voedsel maar goed genoeg opwarm, gaan alle bacteriën dood. Alle bacteriën uitroeien is een onbereikbaar ideaal. Noch onze keuken, noch de levensmiddelen zijn steriel. Maar het aantal bacteriën kan binnen veilige grenzen worden gehouden. Een aantal levensmiddelen, zoals vlees, dienen voldoende te worden verhit vooraleer u ze consumeert. Het idee dat u de levensmiddelen toch zult verhitten, mag echter geen voorwendsel zijn om levensmiddelen niet correct te bewaren. Bepaalde bacteriën kunnen echter ook toxines (gif) produceren die
warmtebestendig zijn. Met andere woorden: het verhitte voedsel kan in dit geval gevaarlijk blijven. Consumententip: Bereid gerechten op de juiste manier. Volg hiertoe de instructies op betreffende temperatuur en bereidingstijden die zijn aangeduid op het etiket. Maak gerechten vlug klaar en laat ze grondig koken of bakken. Warm restjes altijd op tot ze voldoende warm zijn (liefst opnieuw laten koken).
45. Een voedingsproduct dat op de barbecue gebakken is, is niet goed voor de gezondheid. Op zich is roosteren een heel gezonde bereidingswijze, want er komt weinig vetstof aan te pas. Voorwaarde is
42
wel dat de vorming van benzopyrenen wordt voorkomen. Dit zijn bestanddelen die gevormd worden wanneer een organische stof verkoolt. Deze stoffen komen vrij als olie en vet in de vlammen terechtkomen. Maar als u vlees onvoldoende van binnen laat gaar koken kunnen zich binnenin nog schadelijke bacteriën bevinden. De gulden middenweg is dus de veiligste: neem uw tijd om te barbecuen en bak het vlees niet in de vlammen.
Let ook op wanneer u een koud buffet serveert. Probeer zo mogelijk de meest gevoelige gerechten van uw koud buffet koel te houden bijvoorbeeld met een onderlaag van ijs of koelblokken die normaal gezien gebruikt worden in koelboxen. Uw buffet zal niet alleen een stuk veiliger zijn, maar ook frisser smaken!
Laat de gerechten zeker niet langer dan twee uren buiten de koeling. Consumententip: Laat vlees goed doorbakken, maar bak het niet te zwart. Koud buffet of andere gerechten mogen niet langer dan twee uren op kamertemperatuur blijven staan. Berg ze op in de koelkast en eet ze snel op (binnen één dag).
46. Wanneer een levensmiddel over zijn vervaldatum is, is het een gevaar voor mijn gezondheid. De maximale houdbaarheidsdatum is een indicatieve datum die de fabrikant op zijn etiket plaatst om voor de consumenten een periode aan te duiden gedurende dewelke hij garandeert dat zijn product hygiënisch en organoleptisch (qua smaak, geur, textuur,...) in orde is. Wanneer die datum verstreken is, mogen de producten nog verkocht worden, maar dan wel op verantwoordelijkheid van de verkoper en niet van de fabrikant.
producten beschouwd als potentieel gevaarlijk voor de gezondheid en moeten ze verplicht uit de handel genomen worden. Consumententip: Let op het etiket en hou altijd de datum die erop aangegeven is in het oog. Consumeer geen producten waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum voorbij is.
Wanneer daarentegen de uiterste verbruiksdatum (die we vinden op zeer bederfbare producten, zoals vlees, zuivelproducten, vis... achter de vermelding ”te gebruiken tot’) verstreken is, worden de voedings43
47. Een ontdooid product mag nooit opnieuw ingevroren worden. Wanneer een product ontdooid is, of met andere woorden op een temperatuur tot +6°C is gebracht, dan gaan de bacteriën, die dankzij het bevriezingsproces in slaap werden gebracht, ontwaken en zich snel vermenigvuldigen door gebruik te maken van de voedingsstoffen die in het dooiwater aanwezig zijn. Dat veroorzaakt een groter risico voor voedselvergiftiging of -infecties.
De eetwaar zal er dus nog eetbaar uitzien, maar er zullen wel degelijk bacteriën in aanwezig zijn. Door het product opnieuw te bevriezen, zal het niet opnieuw "veilig" worden. Een tweede reden om iets niet terug te bevriezen heeft met de smaak te maken: bij sommige voedselproducten heeft het ontdooien en opnieuw bevriezen tot gevolg dat de vezels breken en de textuur van het product verandert. Dat is de reden (bovenop de vorige) waarom slagers aanbevelen om vlees nooit opnieuw in te vriezen. Wanneer het ontdooid product werd bereid (gekookt), dan mag het wel opnieuw bevroren worden.
Consumententip: Een ontdooid product mag u nooit opnieuw invriezen!
44
VROEGER ATEN VROEGER ATENWE BETER
WE BETER
ot een nog niet zo lang vervlogen verleden, leden de mensen in onze contreien soms honger. Denken we maar aan Ierland tussen 1846 en 1850: meeldauw vernielde de hele aardappelteelt en veroorzaakte een enorme hongersnood. Vandaag de dag is de voedselbevoorrading meer verzekerd en kan bijna iedereen gevogelte of zalm consumeren. Die democratisering vloeit voort uit een massale industrialisatie van de productie en meer bepaald van de primaire productie. Maar de complexiteit van de moderne landbouw is dermate groot, dat wij ons nog moeilijk de verschillende etappen kunnen voorstellen die voorafgaan aan het moment waarop de producten in de winkelrekken belanden. Dit gebrek aan inzicht in het productiesysteem bij de consument komt bovenop de gevolgen van recente crises, maar ook bovenop de vorderingen op het gebied van evaluatie en opsporing van de risico's, en versterkt zo het gevoel dat de voeding ernstige gevaren inhoudt. We mogen echter niet vergeten dat de voedselrisico's in onze contreien uiterst beperkt zijn en dat onze voeding aan hoge criteria beantwoordt inzake sanitaire veiligheid en kwaliteit.
T
Op de vraag of de mensen vroeger beter aten, moeten we antwoorden met te zeggen dat deze vraag niet van gisteren dateert. Sinds jaar en dag wantrouwt de mensheid elk nieuw voedingsmiddel en voedt ze de nostalgische herinnering aan vervlogen gouden tijden, toen de voeding nog gezond was en de mensheid in goede doen verkeerde. Kortom, iedereen vindt altijd dat het vroeger beter was... In deze brochure hebben we een aantal mythes willen doorprikken en een aantal actuele feiten op een rijtje willen zetten. Want misschien ontbreekt het daar nog wel het meeste aan: dat de hele voedselketen, van grond tot mond, op een volwassen manier met elkaar praat. Als we met deze brochure het minste steentje aan deze doelstelling hebben kunnen bijdragen, dan mogen we hopen dat we met een geruster oog tegen onze voeding zullen durven aankijken. We hebben wellicht geen antwoord kunnen geven op al uw vragen. Maar er zijn verschillende instanties die u daar vandaag, maar ook in de toekomst, willen mee helpen. U vindt hun adressen op het einde van de brochure. 45
NUTTIGE ADRESSEN
NUTTIGE ADRESSEN
Gezinsbond Troonstraat 125 - 1050 BRUSSEL Tel. 02/507.88.11 - fax. 02/511.90.65 E-post:
[email protected] • Webstek: www.gezinsbond.be
Groep Arco
DE VERBRUIKERSORGANISATIES Algemeen Belgisch Vakverbond - A.B.V.V. Hoogstraat 42 - 1000 BRUSSEL Tel. 02/506.82.11 - fax. 02/506.82.29 E-post:
[email protected] • Webstek: www.abvv.be
Algemene Centrale van Liberale Vakbonden van België - A.C.L.V.B. Koning Albertlaan 95 - 9000 GENT Tel. 09/222.57.51 - fax. 09/221.04.74 E-post:
[email protected] • Webstek: www.aclvb.be
Algemeen Christelijk Vakverbond - A.C.V. Haachtstesteenweg 579 - 1031 BRUSSEL Tel. 02/246.31.11 - fax. 02/246.30.10 E-post:
[email protected] • Webstek: www.acv-csc.be
Alliance Nationale des Mutualités Chrétiennes - ANMC Chaussée de Haecht 579, B.P. 40, 1031 BRUXELLES Tel. : 02/246.41.11 - fax: 02/246.48.21 • Webstek: www.mc.be
Centre Coopératif de l'Education Permanente
Livingstonelaan 6 - 1000 BRUSSEL Tel.: 02/283.41.00 - fax: 02/285.41.10 E-post:
[email protected] • Webstek: www.groeparco.be
Kristelijke Arbeidersvrouwenbeweging - K.A.V. Poststraat 111 - 1210 BRUSSEL Tel. 02/220.30.11 - fax. 02/220.30.81 E-post:
[email protected] • Webstek: www.kav.be
Kristelijke Werknemersbeweging - K.W.B. Lakensestraat 76 - 1000 BRUSSEL Tel. 02/210.88.11 - fax. 02/210.88.00 E-post:
[email protected] • Webstek: www.kwb.be
Landsbond der Christelijke Mutualiteiten - LCM Haachtsesteenweg 579 - Postbus 40 - 1031 BRUSSEL Tel. 02/246.41.11 - fax. 02/246.48.21 • Webstek: http://www.cm.be
Ligue des Familles Troonstraat 127 - 1050 BRUSSEL Tel. 02/507.72.11 - fax. 02/507.72.00 E-post:
[email protected] • Webstek: www.liguedesfamilles.be
Nationaal Verbond van Socialistiche Mutualiteiten
Hoogstraat 28 - 1000 BRUSSEL Tel. 02/500.53.12 - fax. 02/500.53.99
Sint-Jansstraat 32-38, 1000 BRUSSEL Tel. 02/515.02.11 Webstek: http://www.socmut.be
Belgische federatie van de sociale en coöperatieve economie - Febecoop
Socialistische Vooruitziende Vrouwen - S.V.V.
Hoogstraat 28 - 1000 BRUSSEL Tel. 02/500.53.00 - fax 02/500.53.99 E-post:
[email protected] • Webstek: www.febecoop.be
Femmes Prévoyantes Socialistes - F.P.S. Sint-Jansplein 1-2 - 1000 BRUSSEL Tel. 02/515.04.01 - fax. 02/511.49.96 E-post:
[email protected] • Webstek: www.fps.be
46
Sint-Jansstraat 32 - 1000 BRUSSEL Tel. 02/515.04.11 - fax. 02/515.03.08 E-post:
[email protected] • Webstek: www.svv.be
Verbraucherschutzzentrale - VSZ Neustraße 119 - 4700 EUPEN Tel. 087/59.18.50 - fax. 087/59.18.51 E-post:
[email protected] • Webstek: www.vsz.be
47
Algemene Directie Controle en Bemiddeling Verbruikersateljee Agoragalerij, Grasmarkt 105, bus 51 - 1000 BRUSSEL Tel. 02/552.02.48 - fax. 02/552.02.55 E-post:
[email protected] • Webstek: www.verbruikersateljee.be
WTC III, Simon Bolivarlaan 30 - 1000 BRUSSEL Tel. : 02/208.36.11 - fax: 02/208.39.15 E-post:
[email protected] • Webstek: http://mineco.fgov.be
Verbruikersunie - Test-Aankoop
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Land- en Tuinbouw, Afdeling Duurzame Landbouw
Hollandstraat 13 - 1060 BRUSSEL Tel. 02/542.35.55 - fax. 02/542.32.50 E-post:
[email protected] • Webstek: www.test-aankoop.be
Leuvenseplein 4 - 1000 BRUSSEL Tel.: 02/553.63.54 - fax: 02/553.63.60 Webstek: www.vlaanderen.be/landbouw
Vereniging der Coöperatieve Apotheken van België - OPHACO Lenniksebaan 900 - 1070 Brussel Tel. 02/529.92.41 - fax. 02/529.93.76 E-post:
[email protected] • Webstek: www.ophaco.org
Vie Féminine Poststraat 111 - 1040 BRUSSEL Tel. 02/227.13.00 - fax. 02/223.04.42 E-post:
[email protected] • Webstek: www.viefeminine.be
OVERHEID Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen - FAVV WTC III, Simon Bolivarlaan 30 - 1000 BRUSSEL Meldpunt Tel. : 0800.13.550 - fax : 0800.13.455 E-post:
[email protected] • Webstek: www.favv.be
FOD - Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Dienst Voeding, Plant en Dier Victor Hortaplein, 40 bus 10 - 1060 BRUSSEL Tel.: 02/524.73.51 - fax: 02/524.73.99 E-post:
[email protected] - Webstek: www.health.fgov.be FOD - Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie Algemene Directie Economisch Potentieel - Sectorenbeleid, Landbouw- en voedingsbeleid Vooruitgangstraat 50 - City Atrium C - 1210 BRUSSEL Tel.: 02/206.58.11 - fax.: 02/230.00.50
48
VOEDINGSINDUSTRIE Federatie Voedingsindustrie - Fevia Kunstlaan 43 - 1040 BRUSSEL Tel.: 02/550.17.40 - Fax: 02/550.17.54 E-post:
[email protected] • Websek: www.fevia.be
DISTRIBUTIE Belgische federatie van de distributieondernemingen - Fedis St.-Bernardusstraat 60 - 1060 BRUSSEL Tel.: 02/537.30.60 - Fax: 02/539.40.26 E-post:
[email protected] • Webstek: www.fedis.be
Organisatie voor de Zelfstandige Voedingswinkeliers - VDV Tweekerkenstraat 29 - 1000 BRUSSEL Tel.: 02/ 238 06 22 - Fax: 02/ 230 09 15 E-post:
[email protected]
LANDBOUWSECTOR Boerenbond Minderbroederstraat 8 - 3000 LEUVEN Tel.: 016/24.20.02 - Fax:016/24.21.75 Webstek: www.boerenbond.be
Féderation Wallonne de l’Agriculture – FWA Chaussée de Namur, 47 - 5030 GEMBLOUX Tel: 081/60.00.60 - Fax: 081/60.04.46 E-post:
[email protected] • Webstek: www.fwa.be 49
TOELEVERANCIERS Beroepsvereniging van Mengvoederfabrikanten – BEMEFA Gasthuisstraat 31 - 1000 BRUSSEL Tel: 02/512.09.55 - Fax: 02/514.03.51 E-post:
[email protected] • Webstek: www.bemefa.be
ANDERE PARTNERS Nutriënten België (Belgische Voedingsmiddelentabel) - Nubel EUROSTATION Victor Hortaplein 40 bus 10 Lokaal 7D13, 7de Verdieping - 1060 BRUSSEL Tel: 02/524.72.20 - Fax: 02/524.73.98 E-post:
[email protected] • Webstek: www.nubel.be
Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie - VIG Gustave Schildknechtstraat 9 - 1020 BRUSSEL Tel.: 02/422 49 49 - Fax: 02/422 49 59 E-post:
[email protected] • Webstek: www.vig.be
COORDINATOR PROJECT OIVO Stichting van openbaar nut Riddersstraat 18 - 1050 BRUSSEL Tel.: 02/547.06.11 – Fax 02/547.06.01 E-post:
[email protected] • Webstek: www.oivo.be
50