Een hele of halve knieprothese
Deze uitgebreide informatiefolder wordt u aangeboden door de Maatschap Chirurgen & Orthopeden Arnhem. Deze maatschap maakt deel uit van de Alysis Zorggroep.
Een hele of halve knieprothese Auteur: Dr. C.J.M. van Loon 1. De anatomie Het kniegewricht is het grootste en meest complexe gewricht van het menselijk lichaam. De natuurlijke knie bestaat uit drie botstukken: het dijbeen (femur), het scheenbeen (tibia) en de knieschijf (patella). In het kniegewricht zijn de uiteinden van het dijbeen, het scheenbeen en de achterkant van de knieschijf bedekt met glad kraakbeen. Door dit kraakbeen is er een soepele beweging tussen de twee botuiteinden mogelijk. Als een gezonde knie een beweging maakt, bewegen de twee gewrichtsvlakken gemakkelijk en zonder pijn ten opzichte van elkaar. Tussen de twee uiteinden van het dijbeen en het scheenbeen bevindt zich een andere kraakbenige structuur, meniscus genaamd, die als demper fungeert. Het kniegewricht wordt afgesloten door een gewrichtskapsel, dat een slijmvlies bevat. Dit produceert een vloeistof. De vloeistof en de meniscus werken als schokbreker. Ze absorberen de krachten die op het gewricht komen tijdens een activiteit. Sterke gewrichtsbanden verbinden het dijbeen met het scheenbeen, bedekken het gewricht en stabiliseren het. De bewegingen van de knie worden aangestuurd en gecontroleerd door de sterke dijbeenspieren en de spieren van het onderbeen. Een gezonde knie laat het been vrij bewegen binnen zijn bewegingsbereik en absorbeert schokken die ontstaan door activiteiten zoals lopen en rennen (zie figuur 1).
Figuur 1: Anatomie van de knie.
© Maatschap Chirurgen & Orthopeden Arnhem - 23 april 2010
1/7
Een hele of halve knieprothese
2. De aandoening Bij slijtage (arthrose) in de knie is het kraakbeen in het kniegewricht beschadigd. Door de afname van het kraakbeen kan het gewricht minder goed de schokken van een beweging opvangen. Uiteindelijk kan het kraakbeen geheel verdwijnen en bewegen de ruwe botuiteinden tegen elkaar (zie figuren 2a en 2b). De gewrichtsvlakken kunnen daardoor niet meer soepel langs elkaar glijden. Bewegen doet dan pijn en gaat gepaard met kraken en bewegingsbeperking. Het bot probeert de belasting anders over het gewricht te verdelen. Hierdoor wordt het gewricht breder. Aan de rand van het bot kunnen benige uitsteeksels ontstaan. Als gevolg van de irritatie wordt ook meer gewrichtsvocht aangemaakt waardoor het gewricht dik wordt. Ook kan zich een X- of O-beenstand ontwikkelen, waarbij de knie steeds pijnlijker, vermoeider en instabieler kan aanvoelen.
Figuur 2a: Een knie met artrose.
Figuur 2b: Röntgenfoto van kniegewricht met artrose aan de binnenkant van de knie.
© Maatschap Chirurgen & Orthopeden Arnhem - 23 april 2010
2/7
Een hele of halve knieprothese
3. Oorzaak en klachten Als het kraakbeen versleten is, kan het gewricht niet meer soepel bewegen. Dit veroorzaakt pijn en stijfheid. Als gevolg van de irritatie wordt ook meer gewrichtsvocht aangemaakt waardoor het gewricht dik wordt. Arthrose komt voornamelijk op oudere leeftijd voor. Arthrose kan ontstaan als gevolg van: - een oud letsel, bijvoorbeeld beschadiging na breuken of ontstekingen in de knie; - aangeboren afwijkingen; - langdurige overbelasting (bijvoorbeeld door zwaar werk of overgewicht); - reumatoïde artritis. 4. Diagnose en onderzoek Tijdens het bezoek aan de poli wordt de patiënt onderzocht door de orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg stelt de diagnose aan de hand van de aard van de klachten, het lichamelijk onderzoek en een röntgenfoto. Soms wordt er nog meer aanvullend onderzoek aangevraagd, bijvoorbeeld een MRI van de knie. Een MRI kan nodig zijn als de orthopedisch chirurg overweegt een halve knieprothese te plaatsen. Voor het plaatsen van een halve knieprothese is het noodzakelijk dat de voorstekruisband niet beschadigd is en goed functioneert, bij twijfel hierover kan een MRI scan uitsluitsel geven. 5. De opname Voor de opname, ongeveer 1 tot 2 weken na het gesprek met de arts, wordt de patiënt mede gezien door de anesthesist op een preoperatief spreekuur. Op dezelfde dag aansluitend aan het bezoek aan de anesthesist, heeft de patiënt op de poli een gesprek met de orthopedisch consulent. Tijdens dit spreekuur geeft de orthopedisch consulent informatie over de opname, de operatie en de revalidatie. Tevens spreekt de orthopedisch consulent samen met de patiënt een operatiedatum af en plant deze meteen in. De operatiedatum is ongeveer 4 weken na het gesprek met de orthopedisch consulent. Als de anesthesist nog aanvullend onderzoek wil kan de operatiedatum pas later – na ongeveer 6 tot 8 weken - door de orthopedisch consulent ingepland worden. 6. De operatie In principe wordt de patiënt de ochtend van de operatie opgenomen. Er kan echter een medische reden zijn, die extra voorbereidingen vragen waardoor het noodzakelijk is dat de patiënt een dag of meerdere dagen voor de operatie opgenomen wordt op de verpleegafdeling. Op de dag van de operatie krijgt de patiënt een speciaal OK-hemd aan en wordt naar de operatieafdeling gebracht. De orthopedisch chirurg voert de operatie uit, meestal samen met een orthopedisch chirurg in opleiding. Tijdens de operatie is de patiënt onder voortdurende controle van de anesthesioloog. Deze bewaakt onder meer de ademhaling, hartslag en bloeddruk. De orthopedisch chirurg maakt een verticale snee over de knie en opent het gewrichtskapsel. Bij een totale knieprothese is de snee ongeveer twintig centimeter lang en bij een halve knieprothese is dit ongeveer tien centimeter. Bij het plaatsen van de totale knieprothese wordt de strekpees gedeeltelijk ingesneden om de knieschijf tijdens de operatie te kunnen omklappen. Later wordt deze teruggehecht. De spieren worden niet beschadigd. Het versleten oppervlak van het kniegewricht en de menisci worden verwijderd waarna de arts de versleten botdelen van het scheenbeen en bovenbeen zodanig bewerkt, dat de prothese erop past. De prothese wordt vastgezet met speciaal botcement. Om het been soepel te laten scharnieren, krijgen de uiteinden van het bovenbeen en scheenbeen een metalen glijvlak bestaande uit cobalt/chroom waartussen een kunststofschijf (polyethyleen) geplaatst wordt (zie figuren 3a en 3b). Bij een halve knieprothese wordt ofwel de binnenzijde of de buitenzijde van de knie vervangen door metalen glijvlakken en een kunststof schijf. Zie figuur 3c. Soms is de knieschijf aangetast en wordt hier ook een prothesecomponent tegenaan geplaatst. De wond wordt gehecht met ‘nietjes’. Veertien dagen na de operatie worden deze nietjes verwijderd. De operatie duurt ongeveer één tot anderhalf uur.
© Maatschap Chirurgen & Orthopeden Arnhem - 23 april 2010
3/7
Een hele of halve knieprothese
Figuur 3a: Totale knieprothese.
Figuur 3b: Röntgenfoto van een totale knieprothese.
© Maatschap Chirurgen & Orthopeden Arnhem - 23 april 2010
4/7
Een hele of halve knieprothese
Figuur 3c: Halve knieprothese.
Na de operatie wordt de patiënt bewaakt op de uitslaapkamer en gaat daarna pas retour naar de verpleegafdeling of medium care afdeling. Via een infuus wordt er extra vocht toegediend, verder wordt er een slangetje (drain) in het operatiegebied achtergelaten om een bloeduitstorting tegen te gaan. Bij de totale knieprothese wordt in de meeste gevallen het opgevangen bloed via een infuus weer aan de patiënt teruggegeven. Dit bevordert het herstel van de patiënt. Ook heeft de patiënt een katheter voor het afvoeren van de urine. Binnen een dag of twee worden alle slangen verwijderd. In principe kan de patiënt na een dag of vijf weer naar huis, mits er geen complicaties zijn of de arts anders beslist. 7. Mogelijke complicaties Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Ook bij deze operatie zijn er de normale risico’s op complicaties van een operatie, zoals trombose, longontsteking, nabloeding en wondinfectie. Gelukkig treden deze na het implanteren van een knieprothese zeer zelden op. -
Een infectie is een vervelende complicatie, dit kan een oppervlakkige of diepe infectie zijn. Behandeling van een infectie kan plaatsvinden door het toedienen van antibiotica, maar ook een operatieve ingreep kan nodig zijn om de wond te reinigen. De kans op een infectie na een knieoperatie is erg klein en komt in ongeveer 2% van de gevallen voor. Als er een halve knieprothese is geplaatst is de kans op infectie nog lager.
-
Omdat de patiënt tijdens en vlak na de operatie veel stil ligt in bed, kan er een verstopping van een bloedvat in het been (trombose) ontstaan. Wanneer dit niet behandeld wordt, kan er een stolsel naar de longvaten of hersenvaten schieten. Dit kan zeer ernstige gevolgen hebben. Om dit te voorkomen is het belangrijk om vroeg na de operatie te beginnen met uit bed komen. Een andere voorzorgsmaatregel is het toedienen van bloedverdunnende medicijnen.
-
Bij de knieoperatie wordt een snee in de huid gemaakt. Daardoor is het mogelijk dat er een huidzenuw wordt beschadigd. De huid eromheen kan daarna wat doof aanvoelen of juist extra gevoelig. Meestal verdwijnen deze klachten in de loop van de tijd of geven geen last meer.
© Maatschap Chirurgen & Orthopeden Arnhem - 23 april 2010
5/7
Een hele of halve knieprothese
-
Bloeduitstorting/zwelling/nabloeding: omdat de operatie onder bloedleegte wordt uitgevoerd, is het mogelijk dat na de operatie een bloeduitstorting met zwelling van het been ontstaat. Dit is een normaal verschijnsel na een knieprothese en verdwijnt in de loop van enkele weken tot maanden weer. Na de operatie krijgt de patiënt een steunkous, wat de zwelling zoveel mogelijk tegengaat. Er kan ook ineens een hoeveelheid bloed uit de wond komen, een zogenaamde nabloeding. De wond wordt in dit geval opnieuw verbonden met een drukverband.
-
Complicaties van de anesthesie: problemen door de vorm van de verdoving, meestal een ruggenprik, kunnen zijn: hoofdpijn, lage bloeddruk en misselijkheid. Deze klachten verdwijnen over het algemeen binnen enkele dagen.
8. Resultaten Het doel van de operatie was het verminderen van pijn en het verbeteren van de kwaliteit van leven. Na plaatsing van een totale knieprothese is de oude gewrichtspijn meestal verdwenen en kan de patiënt weer veel beter lopen. Meestal kan de knie na de OK 110 graden buigen met een spreiding van 90-125 graden. Fietsen is doorgaans weer mogelijk. Door de stevige fixatie van de prothese aan het bot is de nieuwe knie direct na de operatie volledig te belasten. Het herstel van de spieren en het weefsel rondom het gewricht kan echter een aantal maanden tot een jaar duren. Meer dan 90% van de patiënten is tevreden over de resultaten. Knieprothesen zijn tegenwoordig van hoogwaardige kwaliteit. De orthopedisch chirurgen van Alysis plaatsen "A-merk-prothesen" met een bewezen staat van dienst. Over het algemeen blijven knieprothesen langer dan vijftien jaar goed functioneren. De kwaliteit van een kunstgewricht is echter altijd minder dan die van een natuurlijk gewricht. 9. Leefregels Het is niet raadzaam de nieuwe knie in werk en sport zwaar te belasten: de kans op beschadiging of voortijdige slijtage is dan groter. De orthopedisch chirurg of nurse practitioner kan hierover adviseren. Wanneer men weer begint met werken is volledig afhankelijk van het soort werk dat men doet en de mate van herstel. De orthopedisch chirurg of nurse practitioner kan hierover adviseren. 10. Fysiotherapie Ongeveer drie weken vóór de operatie wordt de patiënt uitgenodigd voor een anderhalf uur durende groepsbijeenkomst bij een fysiotherapeut van het ziekenhuis. Tijdens de bijeenkomst informeert de fysiotherapeut de patiënten over de behandeling en bespreekt de oefeningen en activiteiten die het herstel na de operatie bevorderen. Verder wordt het lopen met elleboogkrukken of een ander passend loophulpmiddel geoefend. Tijdens de opname komt de eerste dag na de operatie de fysiotherapeut bij de patiënt. Hij/zij informeert de patiënt over de behandeling en leert de patiënt zelf de knie te buigen en te strekken. De dag na de operatie gaat de patiënt met hulp van een verpleegkundige vanuit bed in een stoel zitten en start de patiënt onder begeleiding van de fysiotherapeut met lopen. Dit wordt in de dagen daarna uitgebreid totdat de patiënt weer zelfstandig met een loophulpmiddel kan lopen. De fysiotherapeut oefent de beweeglijkheid, de kracht en het op de juiste wijze gebruiken van de knie tijdens dagelijkse activiteiten. Het is belangrijk dat in bed de knie zoveel mogelijk gestrekt ligt. Na ontslag voert de patiënt thuis zelfstandig de oefeningen uit die de fysiotherapeut in het ziekenhuis heeft geleerd. De revalidatie wordt voortgezet onder begeleiding van een fysiotherapeut bij de patiënt in de buurt. De patiënt krijgt hiervoor een machtiging en overdracht mee en neemt zelf contact op met een fysiotherapiepraktijk in de eigen woonomgeving, bij voorkeur al vóór opname. Patiënten die gaan revalideren in een verpleeghuis of zorghotel krijgen begeleiding van een fysiotherapeut vanuit deze instelling. De fysiotherapeut daar bespreekt met de patiënt of het nodig is dat bij ontslag naar huis de fysiotherapie voortgezet wordt. Het accent van de fysiotherapeutische nabehandeling ligt in de eerste weken op de kwaliteit van het looppatroon. Het lopen met krukken wordt onder begeleiding van uw fysiotherapeut zo snel mogelijk afgebouwd van het afwisselend (in kruispas) lopen met twee krukken, naar lopen met één kruk en tenslotte lopen zonder krukken. Voorwaarde hierbij is dat de patiënt in staat is het geopereerde been goed rechtop te belasten en niet meer mank loopt. Hierdoor worden de spieren die de knie moeten © Maatschap Chirurgen & Orthopeden Arnhem - 23 april 2010
6/7
Een hele of halve knieprothese
stabiliseren beter geactiveerd. Het is verstandig om de eerste weken trap te lopen met aansluitpas. Wanneer de patiënt zelfstandig dagelijkse activiteiten (lopen, traplopen) kan uitvoeren en zonder krukken kan lopen, betekent dit niet dat de kniestabilisatoren al optimaal hersteld zijn. Verder trainen onder begeleiding van een fysiotherapeut is ook nu nog nodig om aan de individuele fysieke activiteitseisen te kunnen voldoen. 11. Dagelijks leven en werk Als men zonder loophulpmiddel kan lopen, mag de patiënt over het algemeen zes weken na de operatie weer zelf autorijden, fietsen en zwemmen. De patiënt moet wel voldoende controle over het been hebben en de knie 95 tot 100 graden kunnen buigen. De nurse practitioner of orthopedisch chirurg adviseert de patiënt hierin. Voordat men weer begint met fietsen, is het raadzaam om eerst op een hometrainer te oefenen. In verband met de lage instap is in eerste instantie een damesfiets aan te raden. Werkhervatting is afhankelijk van het soort werk van de patiënt en de mate van revalidatie. Ook hierin kan de nurse practitioner of orthopedisch chirurg adviseren.
© Maatschap Chirurgen & Orthopeden Arnhem - 23 april 2010
7/7